Armand Van Assche
EVEN BOVEN HET EVENWICHT
oOo
Als je een gedicht leest hoor je weer je eigen stem tegen jezelf praten je hoort ze als een naald op je bodem vallen.
Spelen, niet ik tegen jou maar samen tegen onszelf. * Een gedicht is een schaduwkabinet * Dat hi beclaghede zyn ghewin Daer hi was commen hongherich in, Ne conde sat niet commen huut. (over de wolf Ysingrijn in Van Den Vos Reynaerde: Vers : 1526-1528)
____________________________________________ 1978 N.V. Desclée De Brouwer, Uitgevers, Brugge
SNELWEGLEVEND
8
NACHTGLAS Liefde is de lichtste gedachte, een kind in schapenwol gehuld waarmee ik overdag lichtvoetig rondloop tussen vluchtheuvels en doorzichtige gewoontes dat ’s avonds door hart en merg huilt en donker als een kring rond de ogen trek en sluit. Hoe weerloos oud ben ik als ik zout op de staart strooi van elk uur, op de reigers van het lange leven en de kou al krimpt in het brandpunt waar het om draait in dit snel-weg-leven een kruk een as die niet verwaait in het donker als ik niets ben, versnipperd en versneden in mij ronddwaal in een blinde landkaart met de maan als een witte stok achter de deur en met liefde bezeerd als een kind dat door het nachtglas van zijn dromen valt.
9
DUIVELSE NACHTRIT Vluchtlijnen zijn dichtgelopen. Er blijft niets meer over buiten jezelf. En wat blijft er dan nog van jezelf over. Wie ben je in het donker anders dan de vrees voor het donker. Je bent verloren. Je tast en zoekt naar jezelf als naar een onvindbare lucifer.
10
MIST Zichtbaar is alleen de wens naar beweging en daarin een wenken naar rust. Mist – blauwe watten rond de verwachting, rond de huizen engelenhaar en onbestemd nog, rekbaar, mensen, onder hun verzen zoekend naar het gezicht dat ze verbergen. Mist houdt een hand voor het glas waaruit ’s morgens de bomen drinken. Sporen glanzen maar er is nog geen herinnering en elk denken is gedempt nog zonder nagels in het licht. Voor de mens dacht als een klauw leefde hij in de warmte van zijn pels.
11
EEN HAAS In het uur van de springende haas tijd van gisting en afschuw ontwijk ik mezelf wriemelende larve onder de steen. Toch kijk ik terwijl ik niet wil kijken en vreemd hoe ik bedwelmd raak, als bij een streling. Vergeeflijk en vergeefs zelfkwelling is een warme handgreep in de hals waaruit ik weg wil waarin ik vast zit als een haas in een koplamp.
12
PARKING De snelweg ruist als een suizend oor. Vijf uur in de morgen ik rij een enge zijweg op een parking, als een harde prop kauwgom tussen de bomen geplakt. Mijn lijmerige voeten trimmen er de slaapwandelaars in het rond en stellen het wel, in het uitstel : niemand vliegt uit de bocht. Mussen sjirpen als kniegewrichten en teren op braaksel en watten rond de slapende gezichten de dichtgeklapte schelen. Goedaardig groeit de lintworm van de snelweg verweg. Ik sta veilig op het beton, bovenop de verwarring van wortels onder het beton. Het vormeloze dat in voorgoed vaste vorm stijft en iedereen wacht, trappelt in de vrees voor het gezwel.
13
EN ALS – MEDITATIE En als ik nu eens zou weglopen als een geheim op witte voeten uit de drukte van mezelf, of dichtklappen als een boek, en naar buiten rennen, in volle snelheid mij voorbijrijden, dan nog blijf ik achter als een open plek, een verborgen zin waarnaar niemand dan ik zal weerkeren, alsof ik altijd aan mezelf vasthang, opgerold of languit reikend net met de tenen de grond niet raak – totdat ik in een helder moment zo klaar en ver over mijn schutting kijken kan alsof ik boven op mijn eigen schouders sta en opgelucht als een hemel door mijn lichaam reis.
14
EEN DOEKJE VOOR HET BLOEDEN Met wilgen omgroeid hofstedeken een windel om het hoofd. Een koele druppel op het plaatijzer. Een zachtgroene handpalm tegen het gegeeuw dat openstaat bij een opstopping langs de weg. Onder het purperen draailicht meswitte stemmen en tegen het handspiegeltje alleen nog ademnood. Een speldekop een bloeddruppel is de wereld als ik gekwetst ben en het hofstedeken wordt vlug opgeblazen. Als een zuurstoftent.
15
OP HET PLATTELAND Het platteland de schemerlamp de kleine verlichting van de hoeve zoek je en de rust van de staande klok. Bij valavond als uit een holle boom hoor je de luidspreker van de stilte en het geruis aan het hart trillen tot in het merg. Toch ben je hier thuis onder het lage dak, tussen de zenuwtics van de memel maar niet in jezelf. Je loopt op enkele passen op een steenworp voor je uit. En iemand loopt achter je aan het kind met de brandende kaars in het doodshoofd uit mangelbiet.
16
AUTOKERKHOF De zitbanken nog in elkaar verstrengeld van toen ze jong waren, en bloedspatten op de zijspiegel. Zij leven nog. Ze blinken het koetswerk op, weren zich met rutex tegen roest. Er mag nu vlug gras groeien over de spiegel. Zij zijn niet meer zo jong. Ze rijden een beetje verder in splinternieuwe wagens op de autostrade naar de stille oceaan.
17
MORGEN Een dregnet haalt de zon op een rood vissenoog uit de rivier die verdrinkt in een plastic fles. Bomen omarmen vogels mond aan mond ademhaling. Een specht tokkelt tegen de vermolmde tak in mijn hoofd waarop ik slaap.
18
EVEN UITSTAPPEN Even rusten onderweg met de lichten uit, in mezelf, tot jij wenkt en je lach rinkelt als kontaktsleutels. Je lippen een lopend vuurtje rond mij en daar kan ik in komen, langzaam, als ’t water in je mond en als ik je vind is wat ik aanraak warmte in mezelf.
19
SNACKBAR Langzaam sijpelt de zon door de mist als door een papieren filter de lichte morgenkoffie druppelt. Gezichten beginnen te geuren als in een oud familiealbum. En leven, omgekeerde nevel, dringt binnen met lichte wijsjes en kleine begeerten die knisperen als vers brood en met een klontje suiker dat het donker opzuigt en zoet houdt.
20
SOMS DRAAIT DE TIJD Soms draait de tijd zo lenig rond mijn pols dat hij wel zingen kon uitzinnig en dan val ik stil, kwetsbaar op de weg als een kever op zijn rug maar van binnen lichtgevend Terwijl onder mij de weg voortsnelt zo duizelingwekkend dat ik even bang word. Op hoeveel meters vlieg ik aan de vangreels voorbij ? Op een veilige een gelukkige afstand die mij bewaart, in de vlucht aan de polsstok van een moment, even boven het evenwicht, beweeglijk en Zo snel en soepel draai ik dan wel rond dat ik voor altijd lijk stil te staan.
21
HET BUITENSPEL VAN DE LIEFDE
22
OMHELZINGEN 1 En het wordt duidelijk anders als ik in het licht kom van het wonder dat wij elkaar verstaan dat jij mij verstaat, verklaart dat ik met woorden jou kan aanraken en dat ik mezelf versta als ik iets zeg - hoe kon ik dat zolang vergeten – dat ik met lichtvoetig verstand niet ver van mij zo dicht bij jou sta.
23
2 Waar tederheid begint lossen woorden op in warmte. Ik omhels je. Hoe zou ik anders spreken. Woorden lossen niets op. Ik wil met je praten ook als ik niet wil praten met meer dan ogen of vingers onderhands en blind als vertrouwen. Jij betast mij als blindenschrift. Ik lees je lippen. Samen.
24
3 Als je slaapt, ben je nog volmaakt onderweg naar wat je wakker nooit kunt zijn en dat weet je te laat, als het al licht is en de weg terug is ver, is verlangen maar niets zeggen, alleen zijn en liggen in bed als de zon zo vanzelfsprekend is liefde dat wij strelen alsof wij spreken en luisteren. Vloeiend. Onderweg naar wat wij wakker nooit kunnen zijn.
25
4 Als iemand die koud over mijn rug loopt en stil water wordt in vele gezichten zo ben ik zóvelen en één die mij opvangt achter de spiegel uit de weg uit het licht om klaarte te zien en verder ik ken mij alleen als een ander gezicht dat ik binnenga over de drempel mijn gezicht is en de vrees.
26
5 Ik zoek jou alsof je buiten mij bent. Onvindbaar Tot je tegen me aanbotst mij anders verstaat en krast als een naald op een plaat Of, naast mij ligt, hoe helder ben ik dan verdoofd als ik van je hou elk moment vind ik mezelf uit en vind jou, weer buiten bereik geen raadsel maar gewoon het evenwicht dat ik verloor en zoek. Jij, de kortste afstand tussen ik en mij is de langste ter wereld.
27
EERSTE LIEFDE Je bent mooi in je schelp. Kom er niet uit. Mooi ben je dank zij je schelp. En jij weet het als je rood wordt, je voelt het aan de randen er is niets mooiers dan het onherstelbaar zoete breken van de schelp.
28
SCHERM Dat zwevend gevoel, het maakt mij zo onwerkelijk, gelukkig. Ik zie niets van de wereld en al wat gebeurt droom ik en wat ik droom vliegt nooit verder dan je ogen. Liefde lijkt wel een scherm. Waarop ikzelf zichtbaar word als jij erachter staat en mij lichter maakt. Zie hoe ik weer loop zonder voeten in de aarde, praat rechtaan met opvliegende revers zonder wind of schouderophalen en de zwaartekracht ruil tegen een lichter standpunt, een dartel middelpunt in de wolken, met dat zwevend gevoel van jij bent de lucht en ik bouw er een kasteel rond.
29
AFSCHEIDSBRIEF Deze brief is een wit blad ik die onder sneeuw lig. Wat ik voor je voel, is ook witter dan papier, uitgespaard wit dat ik vul met goede bedoelingen. Zeg niet dat het zwijgen is : het heeft de schittering van een planeet die nog niet is ontdekt. Wit is de wensdroom van alle kleuren het woordeloos gedicht Denk dat het vol witte woorden staat. Woorden, doorkijkgaatjes naar onze vrees voor het luchtledig. Deze brief is een wit blad ik losgewaaid, verscheurd. .............................. Van zoveel innerlijkheid het neergeslagen wit.
30
DEFINITIE Ik begrijp wat je zwijgend zegt. Is dat liefde ? Ach, liefde klinkt als een kerk lief zijn is lang genoeg als schietgebed. En waarom grijp ik nog naar woorden om liefde te begrijpen ? Liefde is altijd herhaling van wat je nooit zegt.
31
WEEKEND Je verwijdert zo kundig de vleugels van de borst en het zachte vlees leg je warm open in de avond. In de living is de tafel bloem gedekt en in de nevel van wijn fezelen wij als porcelein weer breekbaar aan het blokkenvuur weggedoken in het weekend als in een romantische ruïne. Zachte kussens muziek tegen onze oren en hoe licht wij stappen over alle drempels zonder te weten waarheen maar weg reizen willen wij onder de bedsprei of zuidelijker, in de roes van een razende Jaguar. Kijk, het houten wiel van de grote omwenteling hangt aan de muur, naast het hoefijzer en het bruidsboeket. Zijn onze dromen niet mooi opgehangen ? Wij zullen niet wakker worden. Wij zullen wakker schieten.
32
AVONDVULLENDE GEZELSCHAPSSPELEN
33
I-
EEN SEANCE
Ik zie je op de rand zitten van je waanzin, met ingekorte nagels en geknipte vleugels terwijl de toekomst wordt uitgebroed door kreeften en koningen in zondagsbladen. Jij leeft betrekkelijk welgesteld in honingraten tussen heerlijk stralende atoomcentrales die net als grijze hersencellen over een maanlandschap verspreid liggen. Jij brandt een kaars in je gedachten en went aan het diëet van kalk en ijzer. Op een weekend zie ik het gezin zitten vreedzaam onder een boom achter de uitlaat van de nieuwe wagen.
34
II -
VARIATIES MET EEN VIDEOTAPE
Ik heb mij een video aangeschaft. Dan kan ik alles zien ook als ik er niet ben. Zoals God. Wat een triomf ! Hoe ik ronddraai op een cassetteband als vroeger op een kermismolen. Ik heb mij opgenomen en wandel verzilverd in het spoor van gisteren of rol mij snel op, ritsel in een blikje gerust op overleving, rust ik rond de spil, de kernmacht als in het paradijs de slang rond de stam. In een handomdraai kan ik mij vereeuwigen of uitvegen.
35
III – IN HET ERVARINGSINSTITUUT Na de stafvergadering wacht hem de massage in het ervaringsinstituut. Hij ontdooit en spreekt weer tegen tijdgenoten over dingen die men niet mist : volmaaktheid bijvoorbeeld of hartstocht. ‘Wie nu nog over leegte spreekt, is ziek en verbergt zich in supermarkten als vroeger onder de preekstoel.’ Maar niet hier. Hij voelt zich vrijer naarmate hij wordt uitgekleed, kosmisch vrij, ontdaan van elke druk. Als een hemdsknoopje verliest hij zichzelf onderweg en denkt ik heb mijzelf gevonden : zijn innerlijk drijft aan de oppervlakte als een verroest blikje. Er is geen reden voor ongerustheid zegt het speelmeisje. Ik ben o.k., jij bent o.k. En als je voeling verliest, druk je dan dicht tegen me aan, schrik niet als je niks hoort mijn hart is overgeplant maar ik heb een naam voor elk gevoel dat je mist. En ze weent niet als hij weggaat en weer dichtvriest.
36
IV - PIEPKENDUIK SPELEN Het lukt als hij de klik hoort in het slot, als het geklak van de tong. De hermetisch afgesloten dagschotel schuift in zijn handen. Hij eet niet hij laadt op. Even later haalt hij geld als adem uit een gleuf, warmer, geuriger dan een hand en loopt over straat blinkend als een seriemodel. Veertig met een hartinfarct, met een slooppremie op zak en al op de terugweg in de enkele rit. Op het perron staan in lange rijen namen uit de telefoongids. Hij betast zichzelf, van staal en prikkelbaar als een antenne. En is gerustgesteld : hij hoort er nog bij. En hoe zacht is het in de buik van de trein naar huis. De deuren gaan vanzelf open als vriendelijke mensen. De knipmachine knipoogt naar het coupongaatje en hij wordt door een roltrap bewogen, totaan zijn dromen, als vroeger door een vrouwebeen maar hij raakt niet meer opgewonden. Hij is een evenwichtig, een geslaagd man. Hij hoefde vandaag geen mens naar de ogen te zien.
37
V -
IEMANDS PORTRET TEKENEN B.V. VAN DE FIN-DE-SIECLE GEEST
Hij voelt zich zo echt als de pijn die verdoofd is. Ertussenuit geknepen, wiedt hij het gras tussen de stenen en is blij als hij weinig denkt. Hij noteert dat en zit terwijl te spelen met een elastiekje als met zelfmoordgedachten, met bijna sterven als in de opera. Ja, moeilijk zitten is het op het staartbeen van deze eeuw. Daarom schuift hij onderuit, als een dutje onder een parasol en houdt het, bij een oude liefde, ’s nachts ligt hij natuurlijk naakt tussen de lakens - met de bloemen bedrukt – en zo zelfingenomen als een vijver op zijn dooie eendje. Hij vloeit in lachen en wenen dooreen als waterverf in de regen.
38
VI -
EEN PUZZEL
Na een snipperdag, een dag op de barkruk waarbij de legstukken verloren raakten en de moed als brilleglas aan stukken viel, is een puzzel, met alle stukken binnen bereik het nog onvolmaakte geluk. Een ingekaderd kinderspel, een gelijmde Brueghel. Je wordt weer rustig als een achttiendeeuws inlegwerk. En nu is het een kwestie van rustig blijven, niet op de vuist gaan met je eis dat je zetel fluweliger dient opgewerkt maar je achterste harden, doorbijten op je gouden tanden. Of zul je, ten einde zenuwen jezelf verknipt van tafel vegen ?
39
VII - EEN BUSINESS SPEL Op je fitte namaakfiets in de badkamer om 6 uur ’s morgens je in het zweet rijden – om met onbezwaard geweten om 12 uur ’s middags in the ambassadors met malse zwezerik en roomtaart je in het zeet te eten.
40
DOODSMASKERS IN BLOEI
41
SCENE We liggen tegen elkaar aan, te kijk en doorschijnend in onze hoes en verzwijgen openhartig met miniem geruis het onzegbare. Wij denken aan het begin toen er geen woorden waren, nog niets was aangeraakt, en in elke hartkamer een geheim als een mond aan de stilte hing. Nu bewegen wij op een lege scène en maken een onberispelijke pirouette op het dode punt.
42
GROENE WEDUWE Ze voelt zich als een zeldzame sierplant gekweekt op zondag, in de schaduw. Als oordruppeltjes sijpelt de wereld bij haar binnen langs dunne romans en het bankgeheim van haar man. Nergens voelt ze een gemis aan weelde. Ze heeft een wagen een psychiater en een kind en elke dag een andere make-up maar zij verandert niet. Zij blijft voor altijd groen en intact. Als een schilderij in een safe. Ze leeft tussen vazen en vage relaties net, boven haar tranen.
43
OUDE MAN Hij is uit de boom gevallen uit de bloei van de dertiende maand recht in de eeuwige vrijetijd. Al wil hij zich vasthouden aan de gedachte dat de wereld ontworteld is maar het is windstil rond hem geworden. Weer is een dag voorbijgereden in de rolstoel, met watten in de oren, en nacht in de kruimelogen kijken, wakker zijn, wordt een zorg. Onbeweeglijk zit hij in het stoplicht van de avondzon. Zijn hartklep werkt nog nauwelijks bij gemis aan beweging en ook het gemis beweegt niet meer.
44
UITGEDOOFD Zij zitten zwijgend in de kamer kinderloos en krimpen als ijsblokjes in hun glas. Zij kijken in de droevige ogen van de hond en naar het verlicht akwarium een lege spreeklus die monddicht drijft. Rond het huis zwelt het donker als een blindedarm. Er is geen grapje meer voorhanden. Er is nog een hapje in de koelkast. Zij slikken een slaappil in en daarna zichzelf. Alle licht gaat uit. Alleen de wijzers op de wekker lichten nog even op, en tasten blind naar elkaar en schuiven over elkaar heen.
45
NA NACHTWERK Hij staat op straat als een stoel omgekeerd op een cafétafel en grinnikt naar de vensters : ‘In de tuinen van de sultan worden nachtegalen de ogen uitgebrand. Zij zingen nacht en dag.’ Blind tast hij naar het licht in een lange tunnel. Nog niet geboren nog met de tang te halen. En vlucht uit zijn ogen, zijn gedachten als een rat over een raster onder stroom en opgetrokken in een lift naar zijn slaap, keert hij zichzelf de rug toe en drijft vruchteloos rond in zijn dromen als een foetus op sterk water.
46
WONDERKRUIDEN Het laatste tochtscherm vandaag weggewuifd naar de zolder waarnaar wij morgen willen verhuizen als naar de eerste liefde en de verloren schroom die ons toen warm maakte. Wij zijn uit ons gezicht verdwenen en liggen achter de rug, doodsmaskers in bloei, Met een droog hart komen wij onszelf tegen weer op zoek onder oude gewelven naar wonderkruiden met bittere namen als god en ziel. Ergens moet er toch een luchtkamer zijn voor de wond achter het litteken en voor de pijn die wij bij regen voelen en die in de ziel zit als in een afgezet been.
47
BEELDEN VANUIT DE TWINTIGSTE VERDIEPING
48
BEELD 1 Het schemert al. Met een zwaar hoofd een dubbel gewicht kijkt hij vanuit de twintigste verdieping neer op de wereld – nog altijd een ei. De ene blaast erop de andere vliegt eruit. En niemand is tevreden. Ook hij niet alsof hij te hoog zit en alleen hoger kan soms duizelt alsof hij van binnen krimpt van buiten groeit onder hem alles zwart ziet. Hij verstopt zich en meet de kleine trillingen maar ’s nachts de onmetelijke visioenen die inslaan als meteoren op zijn hersens:
49
‘Uit het oosten kwamen er drie wijzen en toen ze het westen naderden met magen zonder oren met lege handen waren zij met allemaal, miljoenen gingen op het strodak staan van het oude werelddeel als op hun recht.’
50
TEGENBEELD 1 Van wat voorbij is, hoor je de slag in het water en van de spatten blijft allleen de spot die het leven drijft. Het water is weer rustig. Het vergeet zo vlug zijn rimpels.
51
BEELD 2 Vandaag ruiken gedichten vreemd als rozen rond crematoria. Zij verbranden geen beul, verschroeien geen aarde. Gedichten vegen geen gezichten uit. Zij roepen een gedicht in het leven zoals een plastisch chirurg dat kan. Ik kan alleen mijn woord houden als mijn mond, die verwond-erd geneest. Waarover ik niet kan spreken daarover schrijf ik.
52
TEGENBEELD 2 Ik kan niet meer dan spelen blind spelen met de gedachte sterven : de laatste steen leggen op leven. Even zonderling is het als schrijven : over de rand van mezelf kijken en hopen dat ik niet val en weten : leven duwt als een meiboom de metselaar uit.
53
ZO NATUURLIJK Hoe zacht kon het er vroeger in mijn hoofd aan toegaan toen elke gedachte met een valscherm openplooide en gruisloos neerzonk en oploste als een blad onder een boom. Vroeger toen ik zo natuurlijk kon sterven. Hoe zacht is de herinnering aan toen ik mij niets herinnerde.
54
CULTIVEZ VOTRE JARDIN Er was een tijd dat hij dichterlijk met verzen, met zorg zijn voeten in de grond plantte maar geen wortel schoot. Toen stak hij zijn hoofd in de lucht en verschoot naar grijs en weemoed en, was hij in de lucht blijven zweven, dan rook hij nu naar wierook. Na zijn val vulde hij zich opnieuw torenhoog met water en stof maar springen deed hij niet. Halverwege bleef hij steken in zijn welige tuintaal zijn verzetje tegen de wereld.
55
WAASMUNSTER Waasmunster wazig blinkend als een beduimeld nikkeltje. In twee gebeten maar nog groen lachend als een steenoude kabouter die op de aktentas mag zitten van de makelaar in groen, hij verkoopt verademing op plan, rinkelende imitaties van de eenvoud. Dat is het zichtbare leven een gelijmde kabouter. Maar het licht valt hier vroeg uit en dan zie je beter de barsten : de ruïne van het station, de rivier met krampen, addertongen in het schijnsel van de godslamp. En onder de knoet, de zoon die ongemerkt groeit in de kleren én in de vete met zijn vader. In de geringde rust van het dorp.
56
DA CAPO Er is haast – hoop – om echt te zijn, zuiver als een rechte lijn in een wit vlak zonder vermoeden van achter de lijn de haarfijne inbreuk van een nieuwe lijn, de zwarte de volmaakte lijn zonder denken aan achter deze lijn de breuklijn het opzwellen van hersenschimmen nevelvlekken waarachter alle lijnen samen verdwijnen in het muisstille veld.
57
58
INHOUD SNELWEGLEVEND
8
Nachtglas Duivelse nachtrit Mist Een haas Parking En als – meditatie Een doekje voor het bloeden Op het platteland Autokerkhof Even uitstappen Morgen Snackbar Soms draait de tijd HET BUITENSPEL VAN DE LIEFDE Omhelzingen Eerste liefde Scherm Afscheidsbrief Definitie Weekend
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 28 29 30 31 32
AVONDVULLENDE GEZELSCHAPSSPELEN Een scéance Variaties met een videotape In het ervaringsinstituut Piepkenduik spelen Iemands portret tekenen Een puzzle Een business spel
59
33 34 35 36 37 38 39 40
DOODSMASKERS IN BLOEI
41
Scène Groene weduwe Oude man Uitgedoofd Na nachtwerk Wonderkruiden
42 43 44 45 46 47
BEELDEN VANUIT DE TWINTIGSTE VERDIEPING Beeld 1 Tegenbeeld 1 Beeld 2 Tegenbeeld 2 Zo natuurlijk Cultivez votre jardin Waasmunster Da Capo
48 49 51 52 53 54 55 56 57
oOo
60
61