EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 4.12.2008 C(2008) 7611 Betreft:
Steunmaatregelen van de staten / Nederland Steunmaatregel N 358/2008 Garantstelling landbouwondernemingen
Excellentie, De Commissie stelt Nederland ervan in kennis dat zij na onderzoek van de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie over bovengenoemde steunmaatregel, heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de betrokken steun omdat deze verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de onderstaande overwegingen. 1.
PROCEDURE
(1) Bij brief van 16 juli 2008, op dezelfde dag geregistreerd, heeft Nederland bovengenoemde maatregel bij de Commissie aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Bij brief van 16 oktober 2008, op dezelfde dag geregistreerd, werden aanvullende gegevens verstrekt. 2.
BESCHRIJVING VAN DE STEUNREGELING 2.1.
Titel
(2) Garantstelling landbouwondernemingen 2.2.
Begrotingsmiddelen
(3) De steun bedraagt maximaal 3,6 miljoen euro per jaar op basis van de looptijd van de regeling. 2.3.
Looptijd
(4) 1.1.2009 – 31.12.2013
Zijne Excellentie de Heer Maxime J.M. VERHAGEN Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061, NL-2500 EB Den Haag
Wetstraat 200, B-1049 Brussel (België) Tel.: centrale (+32-2)299.11.11. Telex: COMEU B 21877. Telegramadres: COMEUR Brussels.
2.4.
Begunstigden
(5) Kleine en middelgrote primaire producenten van producten opgenomen in bijlage I van het EG-Verdrag die specifieke investeringen ondernemen (tussen 100 en 500 per jaar). 2.5.
Aard van de steunmaatregel
(6) Garantie. 2.6.
Rechtsgrond
(7) Kaderwet LNV-subsidies inzake de verstrekking van subsidies door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en de verordening inzake subsidies van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. 2.7.
Beschrijving van de maatregel
(8) De maatregel betreft een algemene subsidie voor de landbouwsector in de vorm van een garantie tot ondersteuning van investeringen ten behoeve van de stichting, de overname, de instandhouding of de verbetering van een klein of middelgroot landbouwbedrijf. Om een garantie op een lening te ontvangen moet in verband met het krediet aan de kredietinstelling een eenmalige premie worden betaald wanneer de garantie wordt verstrekt. Deze premie wordt gestort in een bijzonder fonds. Met deze garantie wensen de Nederlandse autoriteiten maximaal 80% van de subsidiabele kosten in verband met de door de betrokken primaire producenten gedane investering te compenseren. (9) De lening moet een investering betreffen in de stichting, de overname, de instandhouding of de verbetering van een klein of middelgroot landbouwbedrijf. De investeringen moeten gericht zijn op de verlaging van de productiekosten voor in bijlage I van het EG-Verdrag opgenomen producten, de verbetering en omschakeling van de productie van deze producten, de verhoging van de kwaliteit van deze producten, de instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, of de verbetering van de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn. (10) De subsidiabele kosten die deel kunnen uitmaken van het gegarandeerde gedeelte van de lening zijn: de bouw, de verwerving of de verbetering van onroerende goederen, de koop of huurkoop van machines en materieel, algemene kosten in verband met deze uitgaven zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties. De aankoop van grond en tweedehands materieel kan deel uitmaken van de subsidiabele uitgaven. (11) De lening wordt verstrekt door een kredietmaatschappij die op de markt actief is en heeft een looptijd van 20 jaar, met de beperkte mogelijkheid tot een verlenging met maximaal twee jaar. De aflossingen dienen lineair te gebeuren. De kredietinstelling kan hoogstens 80% van de uitstaande schuld vorderen van het gedeelte van de lening waarvoor de garantie gold. (12) De lening moet volledig worden opgenomen in het eerste jaar na afsluiting ervan. De subsidiabele kosten die gegarandeerd kunnen worden, bedragen maximaal 1 200 000 euro per investering. Het gegarandeerde bedrag mag in totaal niet hoger zijn dan 2 500 000 euro per begunstigde. 2
(13) De premies en het maximaal gegarandeerde bedrag van de lening zijn als volgt bepaald: •
•
•
•
Algemene garantie: premie van 3%. Maximum: lening van 600 000 euro bij een totale subsidiabele investering van 900 000 euro, maximale garantie voor 80% van de lening: 480 000 euro. De lening wordt toegekend voor investeringen ten behoeve van de stichting, de overname, de instandhouding of de verbetering van een klein of middelgroot landbouwbedrijf. Garantie jonge landbouwer: premie van 1%. Maximum: lening van 1 200 000 euro bij een totale subsidiabele investering van 1 800 000 euro, maximale garantie voor 80% van de lening: 960 000 euro. De lening wordt toegekend voor investeringen ten behoeve van de stichting, de overname, de instandhouding of de verbetering van een klein of middelgroot landbouwbedrijf door een jonge landbouwer. Garantie plus: premie van 3%. Maximum: lening van 1 200 000 euro bij een totale subsidiabele investering van 1 800 000 euro, maximale garantie voor 80% van de lening: 960 000 euro. De lening wordt toegekend voor investeringen in een duurzame melkveestal, varkensstal of pluimveestal die voldoet aan de eisen van het certificatieschema "Maatlat Duurzame Veehouderij" en voor investeringen in een "Groen Label Kas" (ook de aankoop van grond kan in aanmerking worden genomen, zie punt 21). Garantie plus op niet-preferentiële leningen: premie van 3%. Maximum: lening van 1 200 000 euro bij een totale subsidiabele investering van 1 800 000 euro, maximale garantie voor 80% van de lening: 960 000 euro. De lening wordt toegekend voor investeringen in een duurzame melkveestal, varkensstal of pluimveestal die voldoet aan de eisen van het certificatieschema "Maatlat Duurzame Veehouderij" en voor investeringen in een "Groen Label Kas" (ook de aankoop van grond kan in aanmerking worden genomen, zie punt 21).
(14) De premie wordt door de landbouwer aan de kredietinstelling betaald zodra hij de lening opneemt (een eenmalig bedrag).Voor de berekening van de premie hebben de Nederlandse autoriteiten informatie en berekeningen verstrekt over de marktsituatie van de landbouwgarantie. Uit de specifieke informatie die werd verstrekt, blijkt dat de ervaring van de voorbije 20 jaar van het bestaande Nederlandse Landbouwgarantiefonds heeft uitgewezen dat er met betrekking tot deze garanties sprake is van een gemiddelde wanbetaling van 0,6%. Gedurende deze periode heeft dit fonds zichzelf kunnen bedruipen. De 0,6% omvat geen kapitaal- en administratiekosten. Deze worden berekend en bedragen maximaal ongeveer 600 000 euro per jaar, wat leidt tot een gemiddelde wanbetaling van 0,7%. Omdat de garanties plus voor preferentiële leningen mildere voorwaarden hebben, is het risico van wanbetaling hoger. Dit risico is berekend en bepaald op 1,2%, te vermeerderen met 0,1% voor kapitaal- en administratiekosten, zodat totale risicopercentage 1,3% bedraagt. (15) Uitgaande van deze informatie en volgens de berekening van voetnoot 29 van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88
3
van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties1 (Garantiemededeling) wordt de steunintensiteit berekend op basis van de volgende formule: Steunintensiteit = (gegarandeerd bedrag x risico) – betaalde premie. (16) Wanneer deze formule wordt gehanteerd en berekend voor de looptijd van de lening, kan de volgende steunintensiteit worden vastgesteld, volgens de verschillende mogelijke garanties in verband met de door de autoriteiten gevraagde premies: • Algemene garantie: 3,33% • Garantie jonge landbouwer: 5,83% • Garantie plus: 3,33% • Garantie plus op niet-preferentiële leningen: 3,15% (periode van 10 in plaats van 20 jaar) (17) Uit deze door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie blijkt dat de steunintensiteit per project niet hoger zou zijn dan 40% (of 50% voor jonge landbouwers binnen vijf jaar na hun vestiging) van de subsidiabele uitgaven van het investeringsproject dat aan de vereisten voldoet. (18) In het geval van de onvolledige betaling van een lening wordt de garantie betaald aan de kredietinstelling die de lening verstrekt. (19) De steun die in het kader van de huidige regeling wordt verstrekt, kan worden gecombineerd met overheidssteun in het kader van andere plaatselijke, regionale, nationale of communautaire regelingen ter dekking van dezelfde subsidiabele kosten. In de Nederlandse kaderwet subsidies is bepaald dat geen betalingen worden gedaan indien dit zou leiden tot overcompensatie; voorts is daarin voorzien in een regeling inzake controles en terugvordering. De specifieke wetgeving inzake garanties bevat bovendien voorwaarden waaraan door de aanvrager moet worden voldaan om te garanderen dat overcompensatie wordt vermeden. De Nederlandse autoriteiten hebben derhalve de verzekering gegeven en toegelicht dat deze regeling afdoende is om overcompensatie te vermijden en dat de verschillende fiscale maatregelen, garanties en subsidies samen niet meer kunnen bedragen dan 40% (of 50% voor jonge landbouwers binnen vijf jaar na hun vestiging) van de totale subsidiabele kosten van de investering. (20) De Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat de kosten voor tweedehands materieel subsidiabel zijn voor landbouwbedrijven met een beperkte technische startbasis die over weinig kapitaal beschikken. (21) De Nederlandse autoriteiten hebben informatie en berekeningen verstrekt waaruit blijkt dat de steun voor de aankoop van grond alleen kan worden verleend voor andere grond dan bouwgrond. Voorts zal de steun voor de aankoop van grond niet meer dan 10% van de totale subsidiabele kosten van de investering dekken. (22) Ondernemingen in moeilijkheden, zoals gedefinieerd in punt 2.1. van de Mededeling van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 1 oktober 2004 betreffende de communautaire richtsnoeren inzake reddingsen herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden2, zijn uitgesloten van een garantie op een lening.
1 2
PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10. PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2. 4
(23) De Nederlandse autoriteiten hebben aan de Commissie informatie verstrekt waaruit blijkt dat de steun is toegespitst op duidelijk omschreven doelstellingen die aansluiten bij onderkende structurele en territoriale behoeften en structurele nadelen. De autoriteiten hebben toegelicht dat de maatregel in overeenstemming is met de doelstellingen en criteria van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 voor Nederland, meer bepaald met as I: verbetering van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector. De garantie draagt bij aan de schaalvergroting, de modernisering en de innovatie van de landbouwsector. Deze maatregel draagt bij aan: • de verbetering van de fysieke en ruimtelijke structuur van de landbouwsector; • de aanpassing aan de voorwaarden die door de maatschappij worden gesteld op het gebied van het milieu, het waterbeheer, de voedselkwaliteit, de gezondheid en het welzijn van dieren; • het versterken van het ondernemerschap en het innoverende karakter van de landbouwsector; • het verbeteren van de kwaliteit van de producten en het productieproces. (24) Volgens de Nederlandse autoriteiten wordt geen steun verleend voor investeringen in producten waarvoor in het kader van een gemeenschappelijke marktordening (inclusief de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening) productiebeperkingen of beperkingen op uit het ELGF gefinancierde communautaire steun van toepassing zijn ten aanzien van individuele landbouwers, landbouwbedrijven of verwerkende bedrijven, indien die steun zou leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit tot boven het op grond van deze beperkingen toegestane niveau. Voorts hebben de Nederlandse autoriteiten aangetoond en verzekerd dat geen garantie wordt gegeven voor investeringen die worden gedaan om te voldoen aan bestaande communautaire regelgeving en nationale normen (Nederland maakt geen gebruik van artikel 22). (25) De Nederlandse autoriteiten garanderen dat de steun op grond van deze steunregeling uitsluitend zal worden toegekend voor activiteiten die plaatsvinden of diensten die worden verleend nadat die steunregeling is opgezet en door de Commissie in overeenstemming is verklaard met het EG-Verdrag. De investeringen kunnen steun voor draineerwerkzaamheden of irrigatiewerkzaamheden omvatten zoals vermeld in punt 29 van de richtsnoeren. (26) Er werd gegarandeerd dat er een stimulerend element is aangezien de steun niet zal worden verleend voor werkzaamheden die werden aangevat of activiteiten die werden ondernomen voordat bij de bevoegde autoriteiten naar behoren een steunaanvraag werd ingediend die door hen met bindend gevolg werd aanvaard, en die duidelijk het bedrag aangeeft van de te verlenen steun of de manier waarop dit bedrag wordt berekend. (27) De aankoop van productierechten, dieren en eenjarige gewassen, de aanplant van eenjarige gewassen en gewone vervangingsinvesteringen zijn uitgesloten van de regeling. Investeringen in draineerwerkzaamheden of irrigatieapparatuur en -werkzaamheden zijn subsidiabel. (28) De Nederlandse autoriteiten garanderen dat de subsidiabele kosten van de lening geen betrekking hebben op investeringen voor de vervaardiging van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen. (29) De Nederlandse autoriteiten zullen de op grond van punt 6 van de garantiemededeling vereiste verslagen overleggen aan de Commissie. 5
3.
ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE MEDEDINGINGSREGELS 3.1.
Is er sprake van steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EGVerdrag?
(30) Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. (31) Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie kan steun aan een onderneming het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden, wanneer die onderneming op een markt opereert die openstaat voor intracommunautair handelsverkeer3; producenten van primaire landbouwproducten zijn actief in een zeer concurrerende internationale markt. (32) De garantie van de overheid op door de kredietinstellingen verstrekte leningen vormt een maatregel die met staatsmiddelen is bekostigd. Zulke maatregel is selectief aangezien hij bepaalde ondernemingen in Nederland begunstigt en is derhalve steun in de zin van artikel 87 van het Verdrag voor zover de begunstigde daardoor een mededingingsvoordeel verwerft die hij in normale marktomstandigheden niet zou hebben verworven. (33) In dit geval staat de zelffinancieringscapaciteit van de garanties niet vast. De herfinanciering op basis van de aan het fonds betaalde premies zou lager kunnen zijn dan de op de algemene markt beschikbare herfinanciering. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de maatregel staatssteun is en dat voor de garanties die in de meegedeelde regeling worden voorgesteld niet volledig wordt vastgehouden aan het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie. (34) Wanneer een garantieregeling niet aan het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie voldoet, wordt deze geacht staatssteun te zijn. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de garantie een staatssteunbestanddeel kan bevatten in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. 3.2.
Beoordeling
(35) Het staatssteunbestanddeel van de garantie voor de landbouwsector dient daarom te worden gekwantificeerd, om te kunnen nagaan of de steun op grond van de specifieke staatssteunvoorschriften voor agrariërs verenigbaar kan worden verklaard4. 3.2.1. Berekening van het steunbestanddeel (36)
In punt 4.1. van de garantiemededeling is het volgende bepaald:
3
Zie met name het Arrest van het Hof van 13 juli 1988, Zaak C-102/87, Frankrijk / de Commissie van de Europese Gemeenschappen, Jurispr. 1988, blz. 4067. 4 Verordening (EG) Nr.1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001, PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3, en de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007–2013, PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1. 6
a) In beginsel wordt het staatssteunbestanddeel geacht het verschil te zijn tussen de passende marktprijs van de individueel of via een regeling verstrekte garantie en de daadwerkelijk voor die maatregel betaalde prijs. b) De daaruit resulterende jaarlijkse subsidie-equivalenten in geld dienen aan de hand van het referentiepercentage tot hun actuele waarde te worden gedisconteerd en vervolgens te worden samengeteld om tot het totale subsidie-equivalent te komen. c) Bij het berekenen van het steunbestanddeel in een garantie besteedt de Commissie bijzondere aandacht aan de volgende elementen: • in het geval van garantieregelingen: of in de criteria om voor de regeling in aanmerking te komen, is bepaald dat ondernemingen in financiële moeilijkheden van de regeling zijn uitgesloten; • of de omvang van elke garantie behoorlijk te meten valt op het tijdstip van toekenning; • of de garantie meer dan 80% van de uitstaande lening of andere financiële verplichting dekt; • of met de specifieke kenmerken van de garantie en het krediet (of andere financiële verplichting) rekening is gehouden bij het bepalen van de marktprijsconforme garantiepremie op basis waarvan het steunbestanddeel wordt berekend door deze premie af te zetten tegen de feitelijk betaalde premie. (37) Volgens punt 4.4. van de garantiemededeling is het subsidie-equivalent in geld van elke garantie in het kader van een regeling het verschil tussen de daadwerkelijk in rekening gebrachte premie (als dat al het geval is) en de premie die in rekening had moeten worden gebracht in een gelijkwaardige regeling die geen steunregeling is. Voornoemde theoretische premies waarvoor het steunbestanddeel wordt berekend, dienen daarom de normale aan de garantie verbonden risico's te dekken, alsmede de beheers- en kapitaalkosten5. (38) Deze berekeningswijze van het subsidie-equivalent is bedoeld om ervoor te zorgen dat ook op middellange en lange termijn de totale in het kader van de regeling verleende steun gelijk is aan het bedrag dat door de overheden wordt geïnjecteerd om het tekort van de regeling te dekken. Aangezien bij staatsgarantieregelingen de specifieke kenmerken van de individuele gevallen op het tijdstip waarop de regeling moet worden beoordeeld, misschien niet bekend zijn, moet het steunbestanddeel worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de regeling. (39) Punt 4.5 van de garantiemededeling voorziet in twee vereenvoudigde mogelijkheden voor KMO-regelingen die kunnen worden gebruikt voor het berekenen van het steunbestanddeel: het gebruik van safe-harbourpremies en het gebruik van uniforme premies. (40) De huidige aanmelding geldt uitsluitend voor garanties ten behoeve van KMO's. De gegarandeerde steun blijft onder het plafond van 2,5 miljoen euro per onderneming (zie punt 12). Uitvoerige berekeningen werden verstrekt over de 5
Voor elke risicoklasse kan deze berekening worden samengevat als het verschil tussen: a) het uitstaande gegarandeerde bedrag, vermenigvuldigd met de risicofactor van de risicoklasse (waarbij het „risico” de kans op wanbetaling is, na verrekening van beheers- en kapitaalkosten), die de marktpremie vertegenwoordigt, en b) de premie die wordt betaald, dus (gegarandeerd bedrag × risico) – betaalde premie. 7
waardering van de steunintensiteit als zodanig. Deze berekeningen werden gecontroleerd aan de hand van de informatie die is verstrekt met betrekking tot de ervaring die in de voorbije 20 jaar is opgedaan met het Nederlandse Landbouwgarantiefonds. De verschillende premies van de aangemelde garantieregelingen variëren tussen 1% en 3% en zijn bepaald in vergelijking met de verschillende gepaste marktprijzen voor vergelijkbare garanties (zie de punten 13 en 14). (41) In de huidige aanmelding zijn ondernemingen in financiële moeilijkheden van de regeling uitgesloten (zie punt 22), is het maximumbedrag van de garantie vooraf bepaald (zie punt 13), dekt de garantie hoogstens 80% van de onderliggende transactie (zie de punten 8 en 13) en is met de specifieke kenmerken van de garantie, lening en financiële leasing rekening gehouden bij de bepaling van de marktpremie van de garantie (zie punt 12). (42) Voor de berekening van het totale subsidie-equivalent is gebruik gemaakt van de in voetnoot 29 bij punt 4.5 (Steunbestanddeel in KMO-garantieregelingen) van de garantiemededeling vastgestelde berekening. Derhalve is aan de relevante voorwaarden van de punten 4.1, 4.4 en 4.5 van de garantiemededeling voldaan. 3.2.2. Verenigbaarheid met investeringssteun (43) De garantie wordt verstrekt voor leningen aan KMO's in de sector primaire productie. Daarom is punt IV.A. van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007–20136 (de richtsnoeren) van toepassing. Om als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te kunnen worden beschouwd, moeten steunmaatregelen een stimulerend element bevatten of een tegenprestatie van de begunstigde vergen (punt 15 van de richtsnoeren), mogen ze niet met terugwerkende kracht worden toegekend (punt 16 van de richtsnoeren) en moeten ze coherent zijn met de maatregelen voor plattelandsontwikkeling (punt 26 van de richtsnoeren). (44) De Nederlandse autoriteiten garanderen dat de aangemelde garantieregeling slechts van kracht wordt nadat de maatregel door de Europese Commissie is goedgekeurd (zie punt 25) en dat de regeling niet met terugwerkende kracht zal worden toegepast (zie punt 26). De lening en de bijbehorende garantie worden verstrekt voor investeringen in landbouwbedrijven (zie de punten 8 en 9). Uit de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie blijkt dat de maatregel coherent is met het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling (zie punt 23). (45) Krachtens punt 36 van de richtsnoeren moeten aanmeldingen van investeringssteun voor landbouwbedrijven bovendien vergezeld gaan van documentatie waarin wordt aangetoond dat de steun wordt toegespitst op duidelijk omschreven doelstellingen die aansluiten bij onderkende structurele en territoriale behoeften en structurele nadelen. De Nederlandse autoriteiten hebben de gevraagde informatie verstrekt (zie punt 23). Derhalve is aan deze voorwaarde voldaan. Bovendien zijn de kosten voor de aankoop van tweedehands materieel door KMO's slechts subsidiabel wanneer het gaat om landbouwbedrijven met een zeer beperkte technische startbasis en weinig kapitaal, wat in overeenstemming is met punt 28, onder h), van de richtsnoeren (zie punt 20).
6
PB C 319 van 27.12.2006, blz. 1. 8
(46) De Nederlandse autoriteiten hebben het stellen van een garantie op de lening beperkt overeenkomstig punt 35 van de richtsnoeren, zodat investeringen in verband met de naleving van bestaande communautaire regelgeving of nationale normen niet onder de aangemelde regeling vallen (zie punt 24). (47) Punt 39 van de richtsnoeren bepaalt voorts dat steun voor de aankoop van tweedehands materieel door grote ondernemingen door de Commissie niet als verenigbaar met het Verdrag wordt aangemerkt. Aangezien de besproken regeling beperkt is tot kleine en middelgrote bedrijven (zie de punten 9, 10 en 20), is aan deze voorwaarde voldaan. (48) Volgens punt 29 van de richtsnoeren wordt steun voor investeringen in landbouwbedrijven als verenigbaar met artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag aangemerkt, indien hij voldoet aan alle voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1857/20067 (groepsvrijstellingsverordening). Artikel 4, lid 2, van de groepsvrijstellingsverordening vermeldt de verschillende toegestane steunintensiteiten voor verschillende vormen van investeringen in de landbouw. De steunintensiteit van de verschillende garanties van deze regeling blijft onder het algemene maximum van 40% van de subsidiabele investeringen en het specifieke maximum van 50% voor investeringen die worden gedaan door jonge landbouwers binnen vijf jaar na hun vestiging. De Nederlandse autoriteiten hebben in hun aanmelding op afdoende wijze aangetoond dat het steunbestanddeel van de verschillende garanties is berekend volgens de voorwaarden van de garantiemededeling, voetnoot 29, en voor de algemene garantie gelijk is aan 3,33%, voor de garantie voor jonge landbouwers aan 5,83%, voor de garantie plus aan 3,33% en voor de garantie plus op niet-preferentiële leningen aan 3,15% (periode van 10 jaar) (zie de punten 15 en 16). (49) In overeenstemming met artikel 4, lid 3, van de groepsvrijstellingsverordening wordt de garantie uitsluitend verstrekt voor investeringen met de volgende doelstellingen: verlaging van de productiekosten van in bijlage I van het EG-Verdrag opgenomen producten, verbetering en omschakeling van de productie van deze producten, verhoging van de kwaliteit van deze producten, instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, of verbetering van de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn (zie punt 9). (50) Artikel 4, lid 4, van de groepsvrijstellingsverordening bevat een opsomming van de subsidiabele kosten van investeringen in landbouwbedrijven: a) de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; b) de koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa; c) algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties. Het artikel bepaalt bovendien dat andere dan de in de eerste alinea, onder b), genoemde kosten in verband met een huurkoopcontract (belastingen, marge voor de verhuurder, kosten voor de herfinanciering van rente, overheadkosten, verzekeringspremies enz.) geen subsidiabele uitgaven zijn. De uitgaven waarvoor de steun in het kader van de aangemelde maatregel kan worden verstrekt (zie punt 10), zijn in overeenstemming met de richtsnoeren.
7
PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3. 9
(51) Bedrijven in moeilijkheden worden uitgesloten van het ontvangen van een garantie op een lening (zie punt 19), overeenkomstig artikel 4, lid 5, van de groepsvrijstellingsverordening. (52) In overeenstemming met artikel 4, lid 6, van de groepsvrijstellingsverordening mag de garantie op de lening niet worden toegekend in strijd met verbods- of beperkende bepalingen die zijn vastgesteld in verordeningen van de Raad houdende een gemeenschappelijke marktordening (zie punt 24). (53) De investering betreft geen producten en activiteiten zoals vermeld in artikel 4, lid 7, van de groepsvrijstellingsverordening in samenhang met punt 29 van de richtsnoeren (zie punt 25). (54) Voor de aankoop van andere grond dan bouwgrond mag steun worden toegekend tot ten hoogste 10% van de subsidiabele kosten van de investering in overeenstemming met artikel 4, lid 8, van de groepsvrijstellingsverordening (zie punt 21). (55) Overeenkomstig artikel 4, lid 10, van de groepsvrijstellingsverordening hebben de Nederlandse autoriteiten bevestigd dat geen steun mag worden toegekend voor de vervaardiging van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen (zie punt 28). (56) De Nederlandse autoriteiten hebben de Commissie gegarandeerd dat zij de op grond van punt 6 van de garantiemededeling vereiste verslagen zullen overleggen (zie punt 29). 3.2.3. Conclusie (57) Uitgaande van bovenstaande overwegingen beantwoordt de door de Nederlandse autoriteiten aangemelde garantieregeling voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven aan de voorwaarden van de garantiemededeling, de voorwaarden van punt IV.A. van de richtsnoeren en de algemene voorwaarden van de richtsnoeren. 4.
BESLUIT
(58) Na onderzoek van de aangemelde garantieregeling en in het licht van de geldende voorschriften inzake staatssteun concludeert de Commissie dat aan alle relevante voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag is voldaan. Gelet op het bovenstaande heb ik de eer u te melden dat de Commissie heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde maatregel. (59) Indien dit schrijven vertrouwelijke gegevens bevat die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op de volgende website: http://europa.eu.int/comm/sg/sgb/state_aids/.
10
Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of per faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling Directoraat M – Landbouwwetgeving Eenheid M.2 – Mededingingsvoorwaarden Kamer: L 130 – 5/128 B-1049 Brussel Fax.: 0032 2 29 67 672
Met de meeste hoogachting, Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL Lid van de Commissie
11