Faculteit Economie & Management Studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde Opleiding Master of Science handelsingenieur
Intern aangestuurde masterproef
Ethische rangschikking van vier Belgische fondsen die duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren
Masterproef aangeboden door Catherine De BONDT tot het behalen van de graad van Master of Science handelsingenieur
Promotor: Prof. dr. Lieven De Moor Academiejaar: 2010-2011
Executive summary 1. Probleemstelling In deze paragraaf belichten we de relevantie, de probleemstelling en de onderliggende onderzoeksdoelen van deze meesterproef. In de maatschappij van vandaag heerst er een groeiend duurzaamheidgevoel in alle sectoren van de samenleving. Ook de financiële sector zag hier enkele opportuniteiten ontstaan om mee te werken aan een duurzamere wereld. Of is het fundamenteel eerder een aanloop naar een soort ‘groen kapitalisme’? DMVI-fondsen zijn een voorbeeld van een dergelijk financieel duurzaamheidproduct. DMVIfondsen zijn beleggingsfondsen die duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren. Er bestaat hier geen algemene regelgeving voor. Fondsbeheerders stellen een ethisch of duurzaam portfolio samen met aandelen van bedrijven die beantwoorden aan door hen bepaalde criteria. Dit brengt met zich mee dat de ethische waarde van een DMVI-fonds nog moeilijk te achterhalen is. De twee belangrijkste onderliggende onderzoeksdoelen voor het bepalen van de ethische waarde van een DMVI-fonds zijn: •
Een aantal criteria onderscheiden die impact hebben op het ethisch gehalte van een DMVI-fonds.
•
Het evalueren van een aantal DMVI-fondsen aan de hand van deze criteria.
2. Omschrijving onderzoek
Deze meesterproef vergelijkt het ethisch gehalte van vier Belgische DMVI-fondsen. Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van primaire data. Met andere woorden er werd zelf informatie verzameld om tot een resultaat te komen. Uiteraard is de zoekactie begonnen met secundaire data waarvan de relevante gegevens later werden opgenomen in het primaire onderzoek. Zo werd allerlei bronnenmateriaal omtrent het screeningsproces en de transparantie van DMVI-fondsen geraadpleegd. Eenmaal alle data verzameld was, werd het Analytic Hierarchy Process (AHP) toegepast om een ethische rangschikking op te stellen. Deze multicriteriamethode is heel eenvoudig. Ze maakt het bovendien mogelijk om vertrekkende van enkele kwalitatieve criteria aan een aantal alternatieven een kwantitatieve score toe te kennen. Een cruciaal onderdeel van AHP is het bepalen van de criteria. De criteria dienen dus weloverwogen te worden aangezien ze de fundamenten van onderzoek zijn. Tenslotte werd een sensitiviteitsanalyse uitgevoerd om te kijken in hoever het resultaat gevoelig is aan veranderingen in de gewichten van enkele criteria.
3. Uitgebreide samenvatting van de resultaten, besluiten en aanbevelingen
In België groeit het aanbod van DMVI-fondsen sterk. Daarmee gaat een soort maatschappelijke druk gepaard die ervoor zorgt dat ondernemingen meer en meer maatregelen treffen wat betreft ethische en duurzame kwesties. Die maatschappelijke druk is afkomstig van allerlei stakeholders zoals werknemersorganisaties, omwonenden, consumenten, handelsorganisaties, milieubewegingen mensenrechtengroepen, ontwikkelingen hulporganisaties,… We kunnen besluiten dat er een algemeen groeiend ethisch en duurzaam bewustzijn heerst. Ook is er sprake van een duidelijke inhoudelijke evolutie met betrekking tot de kwaliteit en transparantie van DMVI-fondsen. Waar sommige DMVI-fondsen hun screeningsproces continu verbeteren blijven anderen stilstaan. Toch vallen ze beiden onder de noemer DMVIfondsen. Veel banken bieden tegenwoordig DMVI-fondsen aan. Soms lijkt echter louter het aanbieden van dergelijke fondsen belangrijker dan de inhoud ervan. In de ethische rangschikking staan KBC Eco Fund World en Dexia Sustainable World respectievelijk op de eerste en de tweede plaats. Hun resultaten liggen zeer dicht bij elkaar. Op de derde plaats volgt ING(L) Invest Sustainable Growth en de laatste plaats is voor Fortis L Fund Equity SRI World. Het verschil tussen de eerste twee DMVI-fondsen en de laatste twee DMVI fondsen is relatief groot. We kunnen algemeen besluiten dat er grote verschillen zijn in de ethische kwaliteit en het transparantieniveau van de vier Belgische DMVI-fondsen. In de toekomst zal het belangrijk zijn het kaf van het koren te scheiden. Indien dit niet gebeurd bestaat het gevaar dat we in een soort duurzaamheidluchtbel terechtkomen. Voor een bredere studie zou een soort representatief panel van experten ingeschakeld moeten worden voor het bepalen van de criteria en hun gewichten. Gezien de tijdspanne van deze meesterproef was dit niet mogelijk. Nog een aanbeveling voor verder onderzoek betreft de trade-off tussen risico en het aantal ethische en duurzame selectiecriteria. Dergelijke criteria doen de portfoliodiversificatie dalen maar ze kunnen ze ook doen stijgen doordat ze het specifieke risico van aandelen doen dalen. Verder kan het ook nog interessant zijn dieper in te gaan op de impact van een duurzaamheideconomie op de samenleving. Het kleven van een waarde op het milieu geeft een nieuwe dimensie aan de economie maar ook nieuwe gevaren…
Woord Vooraf Vooraleer over te gaan naar deze meesterproef zou ik graag enkele mensen willen bedanken. Eerst en vooral een grote dankuwel aan mijn promotor, Lieven De Moor, die me heeft bijgestaan in het succesvol beëindigen van deze meesterproef. Verder wil ik ook Chris Verschooten hartelijk bedanken voor de goede feedback omtrent de wetenschappelijke schrijfstijl en structuur van deze meesterproef. Ook wil ik Luc Van Liedekerke, Kurt Devooght en Herwig Peeters bedanken, die met hun expertise over ethisch investeren een grote bron van inspiratie waren. Tenslotte wil ik ook enkele mensen uit de bankwereld bedanken die mij geholpen hebben bij het invullen van de criterialijsten: Liesbeth Van Criekingen, Stijn Decock en Luc Blancquaert.
Inhoudstabel EXECUTIVE SUMMARY .................................................................................................................................... 2 WOORD VOORAF ........................................................................................................................................... 4 INHOUDSTABEL .............................................................................................................................................. 1 OVERZICHT TABELLEN .................................................................................................................................... 3 OVERZICHT FIGUREN ...................................................................................................................................... 4 OVERZICHT BIJLAGEN .......................................................................... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. LIJST VAN AFKORTINGEN ................................................................................................................................ 5 INLEIDING ...................................................................................................................................................... 6 1.
ONDERZOEKSDOEL ................................................................................................................................ 7 1.1 DE PROBLEEMSTELLING ....................................................................................................................................... 7 1.2 ONDERZOEKSDOEL EN ONDERLIGGENDE ONDERZOEKSDOELEN .................................................................................... 7 1.3 STATUS QUAESTIONIS ......................................................................................................................................... 8
2.
METHODE ............................................................................................................................................. 9 2.1 ACHTERGROND ............................................................................................................................................. 9 2.2 ETHIEK EN/OF WETENSCHAP? ............................................................................................................................ 10
3.
ETHISCH BELEGGEN IN BELGIË: WHAT’S IN A NAME? ........................................................................... 11 3.1 EVOLUTIE ETHISCH BELEGGEN ............................................................................................................................ 11 3.1.1 Evolutie ethische beleggingsmarkt ..................................................................................................... 12 3.1.2 Evolutie DMVI-‐fondsen ....................................................................................................................... 12 3.1.3 Evolutie kwaliteit, transparantie en indices van DMVI-‐fondsen ......................................................... 17 3.1.3.1 Kwaliteitslabels .............................................................................................................................................. 17 3.1.3.1.1 Ethibel ......................................................................................................................................................... 17 3.1.3.1.2 BEAMA ........................................................................................................................................................ 17 3.1.3.2 Transparantierichtlijnen ................................................................................................................................ 18 3.1.3.3 Ethische indices ............................................................................................................................................. 19
3.2 ETHISCH BELEGGEN IN DE TOEKOMST ................................................................................................................... 21 3.3 BESLUIT ......................................................................................................................................................... 22 4.
ETHISCHE RANGSCHIKKING VAN VIER BELGISCHE MVI FONDSEN ......................................................... 23 4.1 CRITERIA ETHISCHE RANGSCHIKKING .................................................................................................................... 23 4.1.1 Screeningsproces en consistentie ....................................................................................................... 23 4.1.1.1 Prioriteit screeningsproces ............................................................................................................................ 23 4.1.1.2 Datavergaring en duurzaamheidsanalyse ..................................................................................................... 24 4.1.1.3 Positieve selectiecriteria ................................................................................................................................ 24 4.1.1.4 Negatieve selectiecriteria .............................................................................................................................. 24 4.1.1.5 Monitoring en updating ................................................................................................................................. 25 4.1.1.6 Dialoog ........................................................................................................................................................... 25
4.1.2 Transparantie, rapportering en controle ............................................................................................ 26 4.1.2.1 Screeningsproces ........................................................................................................................................... 26 4.1.2.2 Raad van experts ........................................................................................................................................... 26 4.1.2.3 Externe controle ............................................................................................................................................ 26
4.2 ANALYTIC HIERARCHY PROCESS (AHP) ................................................................................................................ 27 4.2.1 Hiërarchie ........................................................................................................................................... 27 4.2.2 Prioriteiten en gewichten ................................................................................................................... 30 4.2.3 Paarsgewijze vergelijkingen ............................................................................................................... 31 4.2.4 Rangschikking ..................................................................................................................................... 35 4.3 SENSITIVITEITSANALYSE ..................................................................................................................................... 37
4.4 BESLUIT ......................................................................................................................................................... 41 ALGEMEEN BESLUIT ...................................................................................................................................... 42 LITERATUURLIJST .......................................................................................................................................... 44
Overzicht tabellen TABEL 1: PAARSGEWIJZE VERGELIJKINGEN: GEWICHTEN TOEGEKEND DOOR EXPERT (KURT DEVOOGHT) ...... 30 TABEL 2: PAARSGEWIJZE VERGELIJKING CRITERIA MET BETREKKING TOT HET DOEL: ETHISCH GEHALTE ......... 31 TABEL 3: PAARSGEWIJZE VERGELIJKING SUBCRITERIA MET BETREKKING TOT HET CRITERIUM: TRANSPARANTIE, RAPPORTERING EN CONTROLE .................................................................................................................... 32 TABEL 4: PAARSGEWIJZE VERGELIJKING SUBCRITERIA MET BETREKKING TOT HET CRITERIUM: TRANSPARANTIE, RAPPORTERING EN CONTROLE .................................................................................................................... 32 TABEL 5: PAARSGEWIJZE VERGELIJKING SUB-SUBCRITERIA ............................................................................... 34 TABEL 6: RELATIEVE GEWICHTEN VAN VIER BELGISCHE DMVI-FONDSEN PER SUBCRITERIUM ......................... 35 TABEL 7: ETHISCHE RANGSCHIKKING VAN VIER BELGISCHE DMVI-FONDSEN PER CRITERIUM .......................... 35 TABEL 8: ETHISCHE RANGSCHIKKING VAN VIER BELGISCHE DMVI-FONDSEN .................................................... 36
Overzicht figuren FIGUUR 1: EVOLUTIE VAN HET AANTAL DMVI-ICB’S ........................................................................................... 13 FIGUUR 2: NETTO ACTIEF VAN DMVI-ICB’S EN AANDEEL IN DE TOTALE BELGISCHE ICB-MARKT ..................... 13 FIGUUR 3: KERN EN BREDE MVI STRATEGIEËN IN BELGIË .................................................................................. 14 FIGUUR 4: ETHISCHE BELEGGINGSFONDSEN VOLGENS GENERATIE IN BELGIË ................................................... 16 FIGUUR 5: HIËRARCHIE: DOEL - CRITERIA - SUBCRITERIA .................................................................................. 28 FIGUUR 6: HIËRARCHIE: SUBCRITERIA - SUB-SUBCRITERIA ................................................................................ 29 FIGUUR 7: RELATIEVE GEWICHTEN SUBCRITERIA ................................................................................................ 32 FIGUUR 8: BRON: EXPERT CHOICE 11.5 ............................................................................................................. 36 FIGUUR 9: BRON: EXPERT CHOICE 11.5 ............................................................................................................. 36 FIGUUR 10: BRON: EXPERT CHOICE 11.5 ........................................................................................................... 36 FIGUUR 11: 2D GRAPH ........................................................................................................................................ 37 FIGUUR 12: SENSITIVITY-GRAPH: CRITERIA MET OORSPRONKELIJKE GEWICHTEN ............................................. 38 FIGUUR 13: SENSITIVITY-GRAPH: CRITERIA MET GEWIJZIGDE GEWICHTEN ........................................................ 38 FIGUUR 14: SENSITIVITY GRAPH: SUBCRITERIA ‘SCREENINGSPROCES EN CONSISTENTIE’ MET OORSPRONKELIJKE GEWICHTEN ................................................................................................................. 39 FIGUUR 15: SENSITIVITY GRAPH: SUBCRITERIA ‘SCREENINGSPROCES EN CONSISTENTIE’ MET GEWIJZIGDE GEWICHTEN ................................................................................................................................................. 39 FIGUUR 16: SENSITIVITY GRAPH: SUBCRITERIA ‘SCREENINGSPROCES EN CONSISTENTIE’ MET GEWIJZIGDE GEWICHTEN ................................................................................................................................................. 40 FIGUUR 17: SENSITIVITY GRAPH: SUBCRITERIA ‘TRANSPARANTIE, RAPPORTERING EN CONTROLE’ MET OORSPRONKELIJKE GEWICHTEN ................................................................................................................. 40 FIGUUR 18: SENSITIVITY GRAPH: SUBCRITERIA ‘TRANSPARANTIE, RAPPORTERING EN CONTROLE’ MET GEWIJZIGDE GEWICHTEN ............................................................................................................................. 41
Lijst van afkortingen Afkorting
Verklaring
AHP BEAMA BELSIF CCS DJSI DSI DMVI EIRiS ESI EUROSIF ICB NGO ORSE RFA SRI
Analytic Hierarchy Process Belgian Asset Managers Association Belgian Sustainable Investment Forum Carbon Capturing and Storage Dow Jones Sustainable Index Domini Social Index Duurzaam en Maatschappelijk Verantwoord Investeren Ethical Investment Research Services Ethibel Sustainable Index European Sustainable Investment Forum Instelling voor Collectieve Belegging Niet-Gouvernementele Organisatie Observatoire sur la Responsabilité Sociétale des Entreprises Réseau Financement Alternatif Socially Responsible Investment
Inleiding In een wereld waar sustainability steeds meer aan populariteit wint, kon ook de financiële sector niet achterblijven. Nieuwe financiële producten en zelfs nieuwe financiële markten zijn volop hun intrede aan het maken. Denk maar aan de wereldwijde handel in CO2-credits of emissiehandel. Emissiehandel is de handel in emissierechten. Deze laatste geven bedrijven of landen het recht bepaalde schadelijke gassen uit te stoten. De emissierechten kunnen dan bijvoorbeeld op de Climate Exchange, op dit moment de grootste emissiebeurs van de wereld, verhandeld worden. Een ander fenomeen, waar eveneens deze meesterproef over gaat, zijn ethische of duurzame beleggingsfondsen. Ethische of duurzame beleggingsfondsen zijn fondsen waarbij winstmaximalisatie niet het hoogste doel is maar die hun beleggingen eveneens aan extensieve criteria van maatschappelijk verantwoord ondernemen onderwerpen. Het concept opent vele deuren naar een duurzamere samenleving. Maar wat houdt dergelijk concept in en welke criteria bepalen wat ethisch of duurzaam is en wat niet? Hoe ethisch of duurzaam zijn dergelijke fondsen? Deze meesterproef tracht deze vragen te beantwoorden. We beperkten ons in deze studie tot de Belgische banksector. Als methode gebruikten we het Analytic Hierarchy Process (AHP), een multicriteriamethode die het mogelijk maakt alternatieven te vergelijken op basis van moeilijk rechtstreeks kwantificeerbare criteria (Omey, 2006, p.7). Deze meesterproef is opgedeeld in vier hoofdstukken: een algemeen hoofdstuk met het onderzoeksdoel, een hoofdstuk waarin de methode uiteengezet wordt, een hoofdstuk die de evolutie van de inhoud achter het concept ethisch beleggen schetst en tenslotte een hoofdstuk met het eigenlijke onderzoek die de inzichten het derde hoofdstuk gebruikt om een ethische rangschikking van vier Belgische ethische fondsen op te stellen. In het eerste hoofdstuk ligt de nadruk op de relevantie van dit onderzoek en de verschillende onderzoeksdoelen. Eerst wordt de probleemstelling uitgebreid besproken, nadien volgt een overzicht van het onderzoeksdoel en de onderliggende onderzoeksdoelen en tenslotte eindigt dit hoofdstuk met de status quaestionis. In het tweede hoofdstuk beschrijven we de methode van dit onderzoek. Aansluitend wordt ook een paragraaf gewijd aan de beperkingen van het onderzoek. In het derde hoofdstuk willen we een invulling geven aan het concept ‘ethisch of duurzaam beleggen’. We onderzoeken de evolutie van de ethische beleggingsmarkt, van de ethische fondsen en van de kwaliteit, transparantie en indices van ethische fondsen. Tenslotte schetsen we een toekomstbeeld met enkele voorwaarden voor het positief evolueren van ethische of duurzame fondsen. In het vierde hoofdstuk gaan we over naar het eigenlijke onderzoek. Vier Belgische ethische fondsen werden gerangschikt volgens hun ethisch gehalte. Tenslotte worden de resultaten van het onderzoek geïnterpreteerd en aan een sensitiviteitsanalyse onderworpen.
1. Onderzoeksdoel 1.1 De probleemstelling BEAMA staat voor “Belgian Asset Managers Association”. BEAMA is een vereniging die de belangen van de aandeelhouders verdedigt in België. Ze stelt een lijst ter beschikking met een overzicht van DMVI-fondsen in België. DMVI-fondsen zijn beleggingsfondsen die duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren. Er bestaat geen algemene norm waaraan beleggingsfondsen moeten voldoen om als DMVI-fonds te worden beschouwd. Wel legt BEAMA enkele voorwaarden op waaraan fondsen moeten voldoen om opgenomen te worden in de lijst van DMVI-fondsen. Eens aan die voorwaarden voldaan, kunnen ethische fondsen vrij beslissen over de samenstelling van hun portefeuille. Dit is vaak verwarrend voor de belegger die ethisch wil beleggen en geconfronteerd wordt met verschillende methodologieën. Elk DMVI-fonds hanteert bepaalde criteria die dikwijls verder opgesplitst worden in subcriteria. Ook de kwaliteit van het screeningsproces en het transparantiegehalte verschillen van fonds tot fonds of van bank tot bank. Concreet kunnen we de probleemstelling als volgt formuleren: hoe kan een ethische belegger een verantwoorde keuze maken tussen de verschillende DMVI-fondsen? Zijn deze verschillende fondsen ‘ethisch’ evenwaardig? Zijn ze voldoende transparant? De BEAMA-lijst bestaat uit 136 DMVI-fondsen. Het zou onrealistisch zijn al deze fondsen te screenen, gezien de tijdspanne waarover dit werk loopt. Daarom beperkt het onderzoek zich tot het screenen van vier fondsen van verschillende banken die actief zijn op de Belgische markt. Hiervan werd een ethische rangschikking opgesteld.
1.2 Onderzoeksdoel en onderliggende onderzoeksdoelen In dit onderzoek werden vier Belgische beleggingsfondsen die duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren (DMVI-fondsen) geëvalueerd op hun duurzaam en transparant gehalte. De strengheid en de transparantie van hun screeningsproces werd daarvoor beoordeeld aan de hand van een aantal criteria. Vervolgens werden de DMVI-fondsen aan deze criteria getoetst. Aan de hand van een multicriteriamethode werd dan een ethische rangschikking opgesteld. Het doel van het opstellen van zo een ethische rangschikking is een beeld krijgen van het ethisch gehalte van een DMVI-fonds. Een ethische rangschikking kan MVI-fondsen ook motiveren hun methodologie te verbeteren en transparanter te worden. Financiële managers kunnen hun ethische prestaties met elkaar vergelijken.
De onderliggende onderzoeksdoelen zijn: •
De evolutie en de inhoudelijke kenmerken van DMVI-fondsen op de Belgische markt onderzoeken.
•
Het bepalen van relevante criteria waaraan DMVI-fondsen getoetst kunnen worden in verband met hun duurzaam en maatschappelijk verantwoord karakter, in dit werk gedefinieerd door het begrip ‘ethisch gehalte’.
•
De relevante criteria opdelen in hoofdcriteria, subcriteria en sub-subcriteria.
•
Met behulp van het Analytical Hierarchy Process (AHP) een ethische rangschikking opstellen.
1.3 Status quaestionis De abstracte en onkwantificeerbare beschrijvingen van de notie ethiek en het ontbreken van een algemene norm maken dat er zoveel verschillende soorten ethische fondsen bestaan. Omwille van een inhoudelijke evolutie worden ethische fondsen meer en meer aangeduid met de term ‘duurzame en maatschappelijk verantwoordelijke fondsen’. Het fenomeen duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren (DMVI) werd reeds bestudeerd in vele wetenschappelijke artikels. Dit is duidelijk merkbaar in een overzichtspaper van Renneboog, Ter Horst en Zhang (2008) omtrent duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren. Bestaande studies focussen zich veelal op het financiële aspect van DMVI-fondsen en vergelijken dit met conventionele fondsen. De verschillen in duurzaamheid en transparantie van DMVI-fondsen werden echter nog niet zoveel bestudeerd. Enkele studies vergelijken het ethisch gehalte van DMVI-fondsen onderling of met die van conventionele fondsen. Kempf & Osthoff (2008) bijvoorbeeld tonen aan dat DMVI-fondsen ‘ethischer’ zijn dan conventionele fondsen. Door portfolios aan te passen aan ethische stock ratings werd een ethische rangschikking van fondsen opgesteld. Ethische stock ratings worden uitgevoerd door een rating agency. Een ethisch rating agency analyseert het duurzaamheidniveau van een bedrijf aan de hand van informatie die het bedrijf zelf verschaft. Hieruit is gebleken dat DMVI-fondsen een ethische meerwaarde bieden in vergelijking met conventionele fondsen. Barnett en Salomon (2006) vergelijken op hun beurt de financiële prestaties van ethische fondsen onderling. Hun onderzoeksresultaten tonen aan dat ethische fondsen die hun screeningsfrequentie opdrijven op korte termijn minder winstgevend zijn, maar op lange termijn een hogere winst boeken. De financiële prestatie zou afhangen van het screeningsproces en de screeningsfrequentie. Dus hoe kwalitatiever en consistenter het screeningsproces, hoe beter de prestatie op financieel vlak. Dit is de eerste studie die deze heterogeniteit in rekening brengt. In deze studie wordt wegens de complexiteit enkel op het kwalitatieve aspect van DMVI-fondsen ingegaan. Eenmaal de belangrijkste criteria bij de beoordeling van DMVI-fondsen bepaald zijn, zullen de fondsen worden gerangschikt op basis van het Analytic Hierarchy Process (AHP), een multicriterische methode. Saaty (2008) bestudeerde deze methode en geeft enkele bedenkingen die later in dit onderzoek aan bod zullen komen. Er bestaan enkele gelijkaardige studies die AHP reeds toepasten bij het oplossen van ethische kwesties. Millet (1998) maakte gebruik van AHP in zijn onderzoek om ethische beslissingen te evalueren en te verbeteren. In een recent onderzoek van Cañal, Pérez-Gladish en M’Zali (2009) werd eveneens gebruik gemaakt van AHP om een aantal ethische fondsen uit de VS te rangschikken met behulp van Expert Choice 11.5. Expert Choice is een software pakket dat AHP toepast. Ook in dit onderzoek werd gebruik gemaakt van Expert Choice 11.5.
2. Methode 2.1
Achtergrond
Een eerste stap bij het bepalen van criteria voor het opstellen van een ethische of duurzaamheidrangschikking was een inhoudelijk inzicht krijgen in de bestaande screeningsprocessen en transparantieniveaus van DMVI-fondsen. Om de criteria goed te kunnen bepalen, werden brochures en websites van DMVI-fondsen van verschillende banken op de Belgische markt geanalyseerd. BEAMA definieert enkele strategieën inzake het beleggingsbeleid van DMVI-fondsen. Een aantal van deze strategieën werden als kapstok gebruik om van daaruit onderliggende criteria te onderscheiden. Via wetenschappelijke literatuur werden nog enkele algemene kenmerken van ethisch beleggen duidelijk. O’Rourke (2002) geeft bijvoorbeeld in haar studie een duidelijk overzicht van een aantal screeningsmethoden, hun toepassing en hun invloed op corporate sustainability. Wereldwijd zijn er enkele onderzoekscentra en onafhankelijke adviesbureaus die DMVIfondsen evalueren en controleren op basis van een aantal criteria. In België is er bijvoorbeeld het onafhankelijk internationaal erkend adviesbureau Ethibel. Ethibel geeft niet alleen een kwaliteitslabel aan bedrijven maar ook aan DMVI-fondsen. Een kwaliteitslabel garandeert de ethische belegger dat hij enkel in duurzame en maatschappelijk verantwoorde bedrijven belegt. Ook BELSIF, een vzw in België, onderzoekt, bestudeert en publiceert bevindingen over duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren. BELSIF introduceerde een vergelijkingsmatrix voor DMVI-producten. Een aantal van de criteria in deze matrix werden gebruikt voor dit onderzoek. Ook Réseau Financement Alternatif (RFA) is een Belgische onderzoeksinstelling die zich specialiseert in DMVI-producten. De websites van deze instellingen waren een grote hulp om een aantal relevante criteria voor een ethisch rangschikking te bepalen. Alle mogelijke criteria die verband houden met het screeningsproces en het transparantieniveau van DMVI-fondsen werden bijgehouden in een database. Nadien werden hieruit de relevante criteria geselecteerd om een hiërarchie van criteria op te stellen. Dit was nodig om vervolgens het Analytic Hierarchy Proces (AHP) toe te passen. AHP is een multicriteriamethode, ontwikkeld door Saaty in 1970, die gebruik maakt van paarsgewijze vergelijkingen om complexe beslissingen met meerdere criteria te maken. Eenmaal een hiërarchie van criteria is opgesteld, werden op basis van paarsgewijze vergelijkingen relatieve gewichten toegekend aan de voorafbepaalde criteria. De gewichten werden bepaald door Luc Van Liedekerke, een expert op het domein van ethisch beleggen. Zo kunnen ook ontastbare of onkwantificeerbare gegevens relatief gemeten worden, wat onze studie, gebaseerd op kwalitatieve gegevens, zeker ten goede kwam (Saaty, 2008). De vier Belgische beleggingsfondsen werden gekozen uit de BEAMA-lijst van DMVI-fondsen. Om goed te kunnen vergelijken zijn de te onderzoeken fondsen afkomstig van verschillende banken en hebben ze enkel aandelen in hun portefeuille. Er werd ook op toegezien dat deze vier aandelenfondsen uit dezelfde regio aandelen selecteren (bijvoorbeeld World). De vier geselecteerde Belgische fondsen werden vervolgens getoetst aan de vooropgestelde criteria. Dit gebeurde via brochures van de desbetreffende DMVI-fondsen en indien iets onduidelijk was, werd contact opgenomen met een contactpersoon van de financiële instelling die het fonds beheert. Zowel het screeningsproces als het transparantieniveau van vier Belgische DMVI-fondsen werden via de vooropgestelde criteria onderzocht. Door het
toepassen van het analytisch-hiërarchisch proces werden de DMVI-fondsen vervolgens gerangschikt op hun duurzaamheid- en transparantieniveau, in dit onderzoek aangeduid met de term ‘ethisch gehalte’. Tenslotte werd ook een sensitiviteitsanalyse uitgevoerd door de gewichten van enkele criteria te veranderen en te kijken naar de impact op het resultaat. Er bestaan enkele gelijkaardige studies die AHP toepasten bij het oplossen van ethische kwesties. Millet (1998) maakte in zijn onderzoek gebruik van AHP om ethische beslissingen te evalueren en te verbeteren. In een recent onderzoek van Cañal, Pérez-Gladish en M’Zali (2009) werd eveneens gebruik gemaakt van AHP om een aantal ethische fondsen uit de VS te rangschikken met behulp van Expert Choice 11.51. Ook in dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van Expert Choice 11.5. Het softwareprogramma Expert Choice 11.5 automatiseert AHP en wordt zowel door de bedrijven als door de overheid en de academische wereld meer en meer gebruikt.
2.2 Ethiek en/of wetenschap? De gebruikte multicriteriamethode AHP kan een hulp zijn bij het nemen van ethische beslissingen. Dit wil echter niet zeggen dat dit proces volledig objectief gebeurt: “The subjective nature of the modeling process in the AHP is a clear limitation, but it cannot be avoided” (Millet, 1998, p.1203). Dit is te wijten aan het feit dat ethiek zelf geen empirische wetenschap is en dus ook niet kan gemeten worden. Ethiek tracht geen waarnemingen te verklaren omdat ethiek niet altijd expliciet waar te nemen is en het eerder om een morele verantwoording van waarnemingen gaat. Ethiek is niet ‘precies’ en ook niet ‘controleerbaar’ zoals wiskunde. Bij het opstellen van een hiërarchie van criteria is het niet onmogelijk dat er inconsistenties in het hiërarchisch schema zitten. Dat komt onder andere omdat de invulling van de verschillende concepten ondanks een degelijke beschrijving toch nog vaag kan blijven en anders ingevuld wordt door verschillende mensen. Het opstellen van een ethische rangschikking via AHP veronderstelt ook de bepaling van de relatieve gewichten van de criteria. Het bepalen van de gewichten bij AHP brengt onvermijdelijk subjectiviteit met zich mee. Neem bijvoorbeeld milieuvervuiling en tabak. Fonds x neemt bedrijven schuldig aan milieuvervuiling niet op in zijn portfolio. Fonds y neemt bedrijven die direct of indirect tabak produceren niet op in zijn portfolio. Welk fonds is duurzamer? Sommige duurzame beleggers zullen fonds x kiezen, terwijl anderen fonds y kiezen. Kan men hier een objectieve uitspraak over doen? Milieuvervuiling druist in tegen de wet van duurzaam ondernemen, terwijl tabak de duurzaamheid van de menselijke gezondheid in gevaar brengt. Voor een bredere studie zou een soort representatief panel de gewichten kunnen bepalen, maar dan nog meen je wellicht meer de differentiatie in de notie ‘ethiek’ te meten dan wel MVI. Zoals reeds vermeld werden de gewichten in dit onderzoek zo rationeel mogelijk bepaald door één expert op het domein van duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren. Aangezien het niet evident is als student een panel van experten samen te krijgen en er gewerkt wordt met een trial version van Expert Choice, werd gekozen om de gewichten door één expert te laten bepalen. De software Expert Choice laat echter wel een consistentietest toe met betrekking tot deze gewichten. Het feit dat slechts gebruik gemaakt wordt van één expert maakt de
1
Expert Choice Trial of EC11.5. Lee Highway 1501, Suite 302, Arlington , VA 22209. Opgehaald van http://www.expertchoice.com.
uitkomst van de studie niet noodzakelijk subjectiever. Het gaat hier over waarden van ethiek en duurzaamheid die intrinsiek al een bepaalde subjectiviteit belichamen. De expert kent gewichten toe aan de criteria, maar dit wil uiteraard niet zeggen dat dit dé juiste verhoudingen zijn. Dat is ook niet het doel van dit onderzoek. Millet (1998, p. 1203) stelt dan ook dat AHP geen garantie is voor het nemen van objectieve beslissingen of eensgezindheid tussen verschillende partijen. Maar het kan wel helpen om betere beslissingen te maken en een akkoord te bereiken. Eenmaal een ethische rangschikking van de DMVI-fondsen werd opgesteld, werden de resultaten geïnterpreteerd. Vervolgens werd via een sensitiviteitsanalyse gekeken naar de criteria die het meeste invloed hadden op het resultaat. Tenslotte werden op basis daarvan conclusies getrokken over het duurzaamheidgehalte en het transparantieniveau van de vier DMVI-fondsen.
3. Ethisch beleggen in België: what’s in a name? In het kader van dit onderzoek is het belangrijk een inzicht te krijgen in de verschillende soorten ‘ethische’ fondsen met hun specifiek screeningproces en selectiecriteria. Er bestaat geen algemene standaard of norm die bepaalt of een fonds al dan niet als ethisch of duurzaam en maatschappelijk verantwoord kan worden beschouwd. Wel bestaan er kwaliteitslabels die enigszins een aanduiding geven van de ethische kwaliteit van fondsen. Maar wat is de definitie van ethisch? Ethiek heeft geen exacte definitie. Het gaat om waarden en normen die afhankelijk zijn van verschillende factoren: Ethical Investment expresses different models of ‘sustainability’, of ‘environment’, ‘responsibility’ and ‘ethics’ in both hits overall message of the fund−and the way in which the screening methods are designed and applied (O’Rourke, 2002, p. 683). SRI is an investment process that integrates social, environmental, and ethical considerations into investment decision making (Renneboog, Ter Horst & Zhang, 2008, p. 1723). The terms ‘ethical investment’ and ‘socially responsible investment’ can be used both synonymously and differently (Sparkes, 2001, & Taylor, 2000, geciteerd door Hofmann, Kirchler & Penz, 2009, p. 103).
3.1 Evolutie ethisch beleggen De abstracte en onkwantificeerbare beschrijvingen van de notie ‘ethiek’ maken dat er zoveel verschillende soorten ethische fondsen bestaan. Dit veroorzaakt een methodologisch kluwen waarmee ethische investeerders geconfronteerd worden. Volgens O’Rourke (2002, p. 684) is het ontstaan van dit methodologisch kluwen te wijten aan de concurrentiedrang van fondsmanagers en rating agencies. De screeningsprocessen worden beschouwd als een eigen formule om een bepaald ethisch fonds samen te stellen: “Because many ethical investment products are screening the same companies the way they are screened and their
own image becomes the source of differentiation” (O’Rourke, 2002, p. 685). Hierdoor gaat echter het fundamentele doel van een ethisch fonds gedeeltelijk verloren.
3.1.1 Evolutie ethische beleggingsmarkt Hofmann, Penz and Kirchler (2009, p. 104) beschrijven de marktevolutie voor ethische beleggingen. Ze onderscheiden een ‘beginstadium’, een ‘ontwikkelingsstadium’ en een ‘gevorderd stadium’. Een ethische beleggingsmarkt in het beginstadium wordt gekenmerkt door het uitsluiten van onethische bedrijven of met andere woorden door het toepassen van negatieve criteria. Weinig investeerders interesseren zich voor ethische beleggingsactiviteiten en er is ook weinig keuze tussen verschillende ethische beleggingsproducten. Een ethische beleggingsmarkt in het ontwikkelingsstadium past naast negatieve criteria ook positieve criteria toe. Dit wil zeggen dat men naast het uitsluiten van onethische bedrijven ook bedrijven gaat opnemen die ethische meerwaarde bieden in de portefeuille. In dit stadium vindt een beperkte groep van beleggers zijn weg naar het fenomeen ‘ethisch investeren’, maar het concept ‘ethisch investeren’ is nog niet gekend bij het grote publiek. Een ethische beleggingsmarkt in het gevorderd stadium tenslotte, wordt gekenmerkt door ‘activistisch aandeelhouderschap’ en ‘actief engagement’. Dit houdt verband met het deelnemen aan het beleid van de bedrijven waarin men aandeelhouder is en waarbij men zo de bedrijfsactiviteiten die ethisch minderwaardig zijn probeert te veranderen. In dit stadium gaat men interactief om met bedrijven en dit kan leiden tot positieve ethische verandering in hun beleid. In het gevorderd stadium is dus een ethisch bewustzijn zowel aan de kant van de investeerders als aan de kant van de bedrijven. Ethisch investeren is nu ook gekend bij het grote publiek. België bevindt zich in een gevorderd stadium.
3.1.2 Evolutie DMVI-fondsen Ethisch beleggen in België is in de jaren ’90 overgewaaid vanuit Groot-Brittanië. Het eerste ethisch beleggingsfonds in België dateert van 1992. Met periodes van explosieve groei en stagnatie groeide doorheen de jaren de interesse in duurzame beleggingsfondsen. Tegenwoordig bieden bijna alle gevestigde financiële instellingen ethische of duurzame beleggingsfondsen aan. “Sinds het begin van de statistieken in 1995 verduizendvoudigde het beheerd volume van MVI in België, een gemiddelde stijging van ruim 75% per jaar” (Milieurapport Vlaanderen [MIRA], 2008, p. 24). België behoort daarmee tot de koplopers in Europa. Op figuur 1 en 2 zien we een duidelijke opwaartse beweging van het aantal DMVIfondsen en het netto actief van DMVI-fondsen op de Belgische markt.
Figuur 1: Evolutie van het aantal DMVI-ICB’s Bron: BEAMA, 2010, “Statistieken DMVI: Evolutie van DMVI ICB’s”
Figuur 2: Netto actief van DMVI-ICB’s en aandeel in de totale Belgische ICB-markt Bron: BEAMA, 2010, “Statistieken DMVI: Evolutie van DMVI ICB’s”
Volgens een studie van het EUROSIF (2008), European Social Investment forum (de Europese tegenhanger van BELSIF) is de ethische belegginsmarkt verdeeld in twee segmenten: de ‘Core SRI’ (Kern MVI) en de ‘Broad SRI’ (Brede MVI). Kern MVI bestaat uit drie strategieën: negatieve screening (meer dan twee negatieve criteria), positieve screening (inclusief Best-in-Class en MVI-themafondsen) en een combinatie van positieve en negatieve screening. Brede MVI bestaat eveneens uit drie strategieën: eenvoudige screening (tot twee negatieve criteria, inclusief uitsluiting gebaseerd op normen), aandeelhoudersactivisme en integratie (het integreren van milieu, sociale en corporate governance risico’s en opportuniteiten in investeringsbeslissingen). Kern MVI-investeerders zijn vaak individuen terwijl brede MVI-investeerders meestal institutioneel zijn. Daarom is het volume van brede MVI dikwijls veel groter dan kern MVI. Een belangrijke opmerking is dat MVI-strategieën zelden los van elkaar staan maar meestal gecombineerd worden. Dit wil zeggen dat ook strategieën van twee verschillende segmenten door elkaar gebruikt worden. Zo zal een strategie van engagement of dialoog altijd gepaard gaan met kernstrategieën. Figuur 3 toont aan dat op de kern-MVI-markt in België negatieve screening de grootste component is. De Best-in-Class-benadering is ook populair. Thematische fondsen zijn dan weer relatief klein en bestaan hoofdzakelijk uit water- en energiefondsen. De brede MVImarkt in België wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door screening enkel gebaseerd op wapens. Dit moet echter genuanceerd worden. Vanaf 27 april 2007 is er namelijk een wet van kracht geworden die alle Belgische investeerders verbiedt om producenten van landmijnen of clustermunitie te financieren. De wet verplicht de overheid eveneens om een lijst op te maken van bedrijven die betrokken zijn bij de productie van landmijnen of clustermunitie. Tot op heden is nog steeds geen lijst opgesteld. Uit een rapport van Netwerk Vlaanderen (2009, p. 3) blijkt dat de wet wordt overtreden door diverse instellingen en ook de controle van de wet in gebreke blijft. Daarom werden in de studie van Eurosif (2008) eveneens alle portefeuilles meegeteld die enkel gescreend zijn op het negatieve criterium wapens. Het gevolg hiervan is dat Eurosif (2008, p. 22) schat dat 48 % van de totale Belgische beleggingsmarkt maatschappelijk verantwoord wordt belegd. Wanneer de portefeuilles die enkel gescreend zijn op wapens niet meegeteld worden, wordt nog maar 20 % van de totale Belgische beleggingsmarkt maatschappelijk verantwoord belegd. Integratie is aan een sterke opmars bezig in vergelijking met de vorige gelijkaardige studie van Eurosif in 2006. Engagement kent een langzamere groei.
Figuur 3: Kern en brede MVI strategieën in België Bron: EUROSIF, 2008, pp. 1-2
Hoewel ethisch beleggen nog maar sinds een paar jaar opgang maakt, is er al een duidelijke evolutie merkbaar. Volgens Ethibel (2007, “vier generaties duurzaam beleggen”) bestaan er vier generaties duurzame beleggingsfondsen: •
Ethisch beleggen vond zijn oorsprong in Angelsaksische landen waar de nadruk hoofdzakelijk lag op negatieve criteria. Ethische fondsen in deze periode worden fondsen van de eerste generatie genoemd. Dit wil zeggen dat de fondsmanager sectoren of bedrijven uitsluit op basis van bepaalde activiteiten. Wapenhandel, tabak, milieuvervuiling, mensenrechten zijn slechts enkele voorbeelden van dergelijke negatieve selectiecriteria. Ethische fondsen van de eerste generatie kunnen ook als een protestsignaal geïnterpreteerd worden. Deze beperking versterkte de behoefte aan positieve criteria.
•
Bij de tweede generatie ethische fondsen worden aandelen geselecteerd van bedrijven die een toegevoegde waarde bieden inzake milieu, sociale aspecten of deugdelijk bestuur. De strengere positieve selectiecriteria van de tweede generatie maakten het beleggingsuniversum al heel wat kleiner.
•
Pas de derde generatie ethische fondsen kan zich volwaardig ‘duurzaam’ of ‘ethisch’ noemen. Geselecteerde bedrijven moeten voldoen aan sociale, duurzame én ethischeconomische criteria. Dit brengt met zich mee dat bedrijven globaal intern moeten worden doorgelicht en beoordeeld.
•
Ten slotte is er de vierde generatie waarmee ethisch beleggen een vaste waarde is geworden. Fondsen uit deze generatie beleggen ook in duurzame ondernemingen maar de meerwaarde zit in de kwaliteit van het onderzoek en de evaluatiemethode. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van externe gegevens of de opinie van een aantal ‘stakeholders’. Met andere woorden dialoog met werknemersorganisaties, omwonenden, consumenten, handelsorganisaties, milieubewegingen mensenrechtengroepen, ontwikkeling- en hulporganisaties verhogen de kwaliteit van de duurzaamheidanalyse of screening.
De meeste fondsen in België sluiten aan bij de derde of de vierde generatie. Maar er bestaan echter nog grote kwalitatieve verschillen tussen de fondsen onderling. Deze methodologische diversiteit leidt tot fundamentele kwaliteitsverschillen die daarenboven vaak niet altijd even transparant gecommuniceerd worden naar de belegger (Van Liedekerke, 2004, p. 468). Tenslotte stelt het Belgische federale rapport van duurzame ontwikkeling (2002, p. 95) dat de evolutie van DMVI-fondsen werkt als een hefboom voor veel actoren (spaarders, financiële bemiddelaars, bedrijven en de regering) om zich toe te leggen op duurzame ontwikkeling. Hoe meer de markt evolueert, hoe veeleisender de criteria en hoe meer ethische financiering ook daadwerkelijk kan aanzetten tot een duurzame ontwikkeling. De duidelijke vooruitgang van fondsen van de vierde generatie in België is te zien op figuur 4.
Figuur 4: Ethische beleggingsfondsen volgens generatie in België Bron: Federaal Planbureau, 2002, p. 95
De grafiek op figuur 4 loopt maar tot 2001. Tegenwoordig behoren de meeste DMVI-fondsen tot de derde of de vierde generatie. Mackenzie (1998) maakt in zijn studie onderscheid tussen ‘marktgerichte’ en ‘beraadslagende’ fondsen. Hij beweert dat er significante ethische verschillen zijn in de manier waarop fondsen hun criteria bepalen. Marktgerichte fondsen kiezen hun criteria uit de database van duurzaamheidanalyse organisaties. DMVI-fondsen kopen veelal onafhankelijke data van duurzaamheidanalyse organisaties om bedrijven te toetsen aan bepaalde duurzaamheidelementen. ORSE (2003) deed een studie naar welke duurzaamheidanalyse organisaties de sociale, milieu en ethische prestatie van bedrijven meten. Ook de methodes en de criteria die gebruikt worden om bedrijven te screenen of ethische indexen samen te stellen werden geëvalueerd. Bijlage A bevat een lijst met de belangrijkste duurzaamheidanalyse organisaties. EIRiS is een voorbeeld van een onafhankelijke vzw en de wereldwijde leider in research naar de milieu, sociale en beleidsprestaties van bedrijven. EIRiS stelt een lijst met criteria ter beschikking en beschikt eveneens over een databank met de resultaten van bedrijven die getoetst werden aan die criteria. Marktgerichte fondsen kiezen bepaalde ethische criteria op basis van de marktvraag. Alle middelen worden aangewend om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van wat er op dat moment ‘ethisch’ is op de markt. Ze raadplegen hiervoor ethische specialisten, stellen enquêtes op voor de consumenten, …
Beraadslagende fondsen daarentegen kiezen hun criteria door na te denken over ethische kwesties in de bedrijfswereld. Er worden vergaderingen georganiseerd waar zowel ethische experts, milieu-experts en managers op aanwezig zijn. Mackenzie beweert dat beraadslagende fondsen ethisch superieur zijn. In oorsprong echter zijn de criteria die gebruikt worden door beide soorten fondsen gebaseerd op ethische waarden en geloof. Het onderscheid tussen marktgerichte fondsen en beraadslagende fondsen is dan ook niet altijd gemakkelijk te maken.
3.1.3 Evolutie kwaliteit, transparantie en indices van DMVI-fondsen
3.1.3.1 Kwaliteitslabels Een kwaliteitslabel garandeert de ethische belegger dat hij enkel in duurzame en maatschappelijk verantwoorde bedrijven belegt. De duurzaamheidsanalyse van bedrijven betreft immers een aparte expertise. Daardoor kopen veel banken hun data bij gespecialiseerde duurzaamheidanalyse organisaties en voeren dan zelf een selectie door.
3.1.3.1.1 Ethibel . Ethibel is een Belgisch onafhankelijk adviesbureau dat ethisch investeren in België en Europa aanmoedigt en ondersteunt. Ethibel ontwikkelde twee Europese kwaliteitslabels: het ETHIBEL-Pioneerlabel en het ETHIBEL-Excellencelabel. Fondsen die dit keurmerk dragen, nemen alleen bedrijven die de strenge ethibel-screening doorstaan op in hun portefeuille. Het ETHIBEL Pioneer label werd gelanceerd in 1991. Een fonds dat dit label draagt bevat enkel pioniers op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In 2004 lanceerde ethibel een nieuw label, het ETHIBEL Excellence label. Fondsen met het ETHIBEL Excellence label investeren in alle bedrijven uit de ETHIBEL Pioneer lijst maar aangevuld met bedrijven die in hun sector beter dan gemiddeld scoren. Dit geeft de mogelijkheid tot een meer evenwichtige sectorverdeling en dus minder risico.
3.1.3.1.2 BEAMA Ook BEAMA lanceerde onlangs een label voor DMVI-fondsen. Volgens Bayot, Peeters en Weyn (2010) echter biedt het BEAMA-label onvoldoende garanties, zowel wat betreft de duurzaamheidscriteria, als de transparantie van en de controle op de DMVI-fondsen. Elke fondsbeheerder kan een fonds als ‘ethisch’, ‘klimaatvriendelijk’ of ‘duurzaam’ profileren. Deze vrijheid biedt ruimte voor het ‘greenwashen’ van producten. Dergelijke praktijken misleiden de consument. De financiële sector liep aanvankelijk niet echt warm voor een minimale norm. In 2009 keerde het tij en besloot ze om zelf een minimale norm te definiëren. In het voorjaar van 2010 lanceerde ze het BEAMA-label. Bayot, Peeters en Weyn stellen de kwaliteit van dit label enorm in vraag. Ze duiden volgende beperkingen aan: •
het label staat investeringen in zeer schadelijke activiteiten toe;
• • •
• •
het label mist duidelijkheid; het label is te vrijblijvend in zijn controle, vereiste onafhankelijkheid en onderzoeksmethoden; het label baseert zich op uitsluitingcriteria volgens UN Global Compact2, maar behalve enkele principes en aanbevelingen inzake mensenrechten en het milieu legt UN Global Compact geen duidelijk werkbare minimumnormen op; investeringen in wapens worden niet uitgesloten; er is te weinig onafhankelijke controle op het screeningsproces.
De vier DMVI-fondsen, waarvan een ethische rangschikking werd opgesteld verder in dit onderzoek, werden geselecteerd uit de BEAMA DMVI-lijst. De resultaten hiervan bevestigden eveneens dat er nog grote verschillen bestaan tussen de DMVI-fondsen onderling, ook al werden ze onderworpen aan een aantal ethische criteria.
3.1.3.2 Transparantierichtlijnen Een fonds dat zich profileert als ethisch mag zelf kiezen welke bedrijven wel of niet worden opgenomen in de portefeuille. Er bestaat geen minimumnorm. Deze vrijheid zorgt ervoor dat bepaalde fondsen heel transparant te werk gaan, terwijl andere fondsen nauwelijks hun methodologie bekend maken. De meest transparante fondsen beschrijven hun screeningsproces op hun website of op een aparte site. Methodologie, criteria, gewichten van die criteria en het percentage van bedrijven dat wordt opgenomen in het duurzaam universum worden publiek gemaakt. Sommige fondsen publiceren eveneens halfjaarlijks of driemaandelijks een nieuwsbrief. Die nieuwsbrief gaat dan dieper in op een aantal criteria, op een thema of op de actualiteit. Hier betreft het meer een morele verantwoording en transparantie van hoe en waarom bepaalde criteria of thema’s worden gebruikt. Altedia, een consultancy bedrijf, heeft een onderzoek gedaan naar de transparantie en de kwaliteit van de publiek beschikbare informatie van meer dan 170 DMVI-fondsen verspreid over Europa, Noord-Amerika, Australië en Azië. De resultaten zijn echter heel teleurstellend en tonen aan dat er een duidelijk gebrek is aan transparantie met betrekking tot DMVIfondsen. Enkele bevindingen (Magnier, Luchet & Schaff, 2009):
2
•
49% van de beheersvennootschappen vermelden duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren op de hoofdpagina van hun website;
•
44% van de beheersvennootschappen heeft geen webpagina voorzien voor DMVI;
•
53% beschrijft het screeningsproces van hun DMVI-fondsen;
•
29% publiceert een DMVI-nieuwsbrief
United Nations Global Compact: The UN Global Compact is een strategisch beleidsinitiatief voor bedrijven die hun verrichtingen en strategieën willen richten op 10 universeel geaccepteerde principes op het vlak van mensenrechten, arbeid, milieu en anticorruptie. Opgehaald van: http://www.unglobalcompact.org/AboutTheGC/index.html
•
39% van de Best-in-Classfondsen verwijzen niet naar de criteria milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance van in hun rapportering;
•
16% publiceert de MSC-score van de portefeuille.
De studie kwam ook tot de paradoxale bevinding dat 50% van de beheersvennootschappen hun DMVI-beleid rapporteren op hun website, maar slechts 16% vulde zijn financiële rapportering aan met DMVI-data. Deze studie toont de gebrekkige transparantie en rapportering van DMVI-fondsen aan. Transparantie is echter nodig met betrekking tot alle aspecten van het screeningsproces. Van Liedekerke (2004, p.472) onderscheidt hieromtrent een aantal criteria: • •
Welke criteria worden gebruikt en hoe wordt de nodige informatie verzameld en verwerkt? Wordt de ethische kwaliteit van de geselecteerde bedrijven opgevolgd?
•
Is de ethische beleggingsorganisatie een onafhankelijke instelling of zijn er banden met andere groepen?
•
Welke criteria gebruikt het DMVI-fonds bij de samenstelling van zijn portfolio?
•
Kunnen bedrijven terug uit het portfolio gehaald worden indien zij niet meer beantwoorden aan de vooropgestelde ethische kwaliteit?
Eurosif (2004) heeft deze criteria verwerkt in enkele transparantierichtlijnen (Transparency Guidelines, TG). Deze laatste zijn opgesteld met als doel het verhogen van de kwaliteit en de transparantie van ethische fondsen ten aanzien van de ethische belegger. De ethische fondsen die de transparantierichtlijnen ondertekenen, verbinden zich ertoe open, eerlijke en accurate informatie te verschaffen aan hun stakeholders. Met deze informatie wordt het duidelijker voor de belegger wat ethisch, duurzaam of maatschappelijk verantwoord investeren voor het fonds betekent. Eurosif heeft ook een speciaal logo ontwikkeld waarmee de ethische belegger voortaan onmiddelijk kan zien welke beleggingsfondsen de transparantie richtlijnen ondertekend hebben. Belsif, de Belgische tegenhanger van Eurosif , houdt zich net zoals Eurosif bezig met het aanmoedigen, ondersteunen en promoten van de kwaliteit en de transparantie van ethische fondsen in België.
3.1.3.3 Ethische indices Ethische indices nemen bedrijven op die op alle aspecten van het duurzaam ondernemen goed scoren. Daarom wordt eerder gesproken van een ‘duurzame’ index in plaats van een ‘ethische’ index. Enkele belangrijke duurzame indices zijn: de Dow Jondes Sustainability Index (DJSI), de FTSE4Good Index, de Domini Social Index (DSI) en de Ethibel Sustainable Index (ESI).
Aangezien het begrip duurzaam beleggen inhoudelijk erg abstract is en niet eenduidig gedefinieerd is, bestaat er, zoals eveneens het geval was bij duurzame beleggingsfondsen, een grote variatie in het duurzaamheidsgehalte van duurzame indexen. Net zoals Ethibel duurzame beleggingsfondsen in vier generaties indeelde, deed Jacobs (2002) dit voor duurzame indices: •
Eerste generatie indices baseren zich uitsluitend op enkele negatieve criteria zoals betrokkenheid bij wapenhandel, tabaksindustrie en kernenergie. Deze benadering is heel beperkend en bevat geen criteria die rekening houden met aspecten van duurzaam ondernemerschap (met andere woorden positieve criteria). Deze indices zijn de naam duurzame index eigenlijk niet waardig.
•
Tweede generatie indices nemen bedrijven op die naast een negatieve screening ook een positieve screening doorstaan. Deze positieve screening is echter beperkt. Deze indices zijn vooral een samenstelling van bedrijven die goed scoren op één welbepaald thema van duurzaam ondernemen of die een welbepaalde duurzame sector vertegenwoordigen. Deze indices richten zich bijvoorbeeld vooral op het thema milieu en minder op aspecten zoals sociale verantwoordelijkheid en corporate governance.
•
Derde generatie indices zijn gebaseerd op een allesomvattende visie op duurzaam beleggen. Alle aspecten van het duurzaam ondernemen worden geïntegreerd in de selectie van bedrijven en worden evenredig verrekend in de totale waardering.
•
Vierde generatie indices zijn kwalitatief en methodologisch diepgaander dan indices van de derde generatie. Naast de integratie van alle aspecten van het duurzaam ondernemen staat ook de interactieve communicatie met stakeholders hoog aangeschreven.
Om een gelijkmatige spreiding in een index te verkrijgen, is het belangrijk in alle regio´s en sectoren voldoende grote bedrijven te vinden die voldoen aan strenge selectiecriteria. Voor een duurzame index is dit echter een stuk complexer. Het gevolg van die onevenwichtige spreiding is dat sommige sectoren een groter gewicht zullen krijgen in de duurzame index in vergelijking met de traditionele index. Hierdoor zullen jonge technologie- of telecombedrijven al sneller opgenomen worden in de duurzame beleggingsportefeuille omdat bedrijven uit de zware industrie een slechter milieuverleden hebben. Ook is het niet ongewoon dat men de duurzaamheidcriteria minder streng maakt om een meer gelijkmatige spreiding te hebben. Een duurzame index heeft op lange termijn rendementen die vergelijkbaar zijn met die van een conventionele index, maar het resultaat op korte termijn is iets volatieler (Jacobs, 2002).
3.2 Ethisch beleggen in de toekomst Het duurzaam en maatschappelijk verantwoordelijke leeft meer en meer onder de mensen. Kijk maar naar de recente klimaatconferentie van Kopenhagen (United Nations Climate Change Conference in Copenhagen, 2009) waar honderdduizenden manifestanten door de straten van Kopenhagen betoogden voor een beter leefmilieu. Milieubewegingen, vluchtelingenorganisaties, consumentenbewegingen, groene en linkse partijen, dierenwelzijnsorganisaties en individuen uit de hele wereld eisten een rechtvaardig akkoord om de uitstoot van CO2-gassen te verminderen. Ook de financiële crisis van het afgelopen jaar heeft ons aan het denken gezet. Er heerst een algemeen groeiend besef dat het tijd is voor verandering. Ethisch beleggen is een onderdeel van die verandering. Opdat ethisch beleggen zou blijven evolueren in de toekomst, moeten financiële instellingen en ook overheden meer aandacht besteden aan het fenomeen dat meer dan een modetrend blijkt te zijn. In België ijvert BELSIF voor een minimale DMVI-norm. Aangezien er nog geen norm bestaat voor ethische beleggingsproducten bestaan er grote inhoudelijke verschillen tussen DMVIfondsen onderling. Een minimale norm zou dus een verplicht kwaliteits-, transparantie- en controleniveau aan de consument moeten waarborgen. Het Réseau Financement Alternatif (RFA) heeft een studie gedaan met een voorstel voor een minimale DMVI-norm. Deze studie werd publiek gesteund door de overheid. BEAMA antwoordde hierop door een eigen label te lanceren voor DMVI-fondsen. Bayot, Peeters en Weyn (2010) stellen echter dat BEAMA hierdoor net bewijst hoe noodzakelijk het is dat de overheid in de toekomst de regulering van de sector op zich neemt. Vele aanbieders van DMVI-fondsen hebben een eigen in-house screeningsproces ontwikkeld en bepalen dus zelf wat duurzaam is en wat niet, hoe transparant ze zijn en hoe er controle wordt uigevoerd. Veel beleggers blijven daarom sceptisch tegenover ethisch beleggen. Het spreekt voor zich dat indien men kwaliteit en transparantie wil waarborgen aan de consument de overheid in de toekomst initiatief moet nemen met betrekking tot een minimale MVI-norm. Belsif (2009) stelde de regering voor om zijn positie in de MVI-sector verder te ontwikkelen en om een consensus te vinden onder de actoren van de sector. Uiteraard is dit geen gemakkelijke opdracht. Van Liedekerke (2004, p.467) bemerkt dat dit scepticisme niet enkel te maken heeft met individuele angst of onwil. Sommige portfolio’s zijn wettelijk onderworpen aan enkele vereisten die soms niet compatibel zijn met het risicoprofiel van een ethisch portfolio. Een pensioensfonds bijvoorbeeld dient zowel vanuit wettelijk als vanuit ethisch standpunt onderworpen te zijn aan een aantal regels die de stabiliteit van het fonds kunnen waarborgen. Het gaat immers over de toekomst van mensen. Men zit momenteel dus in een tweestrijd: het risicoprofiel aanpassen en bijgevolg de selectie minder streng maken, of het bestaande risicoprofiel aanvaarden met als gevolg dat ethisch investeren een randfenomeen blijft. In beide gevallen blijft er een trade-off bestaan tussen risico en ethische kwaliteit. Hoepner (2010) toont aan dat dit echter niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn. Hij baseert zich hiervoor op drie hoofdaspecten van portfoliodiversificatie (aantal aandelen, correlatie tussen aandelen, specifieke risico van aandelen) en de negatieve relatie tussen het ethisch gehalte van een bedrijf en zijn specifiek risico. Deze studie stelt dat het toepassen van ethische selectiecriteria de portfoliodiversificatie doet dalen (omwille van de eerste twee hoofdaspecten), maar tegelijkertijd stijgt ook de portfoliodiversificatie door een vermindering
van het specifieke risico van de aandelen. Heeft het invoeren van ethische selectiecriteria een positieve of negatieve impact op de portfoliodiversificatie? Wanneer heeft de inbreng van ethische selectiecriteria wel een negatief effect op de portfoliodiversificatie en wanneer niet? Om hier een duidelijk inzicht in te krijgen, is verder onderzoek nodig.
3.3 Besluit De term ‘ethisch’ of ‘duurzaam’ beleggen dekt verschillende ladingen. Er bestaat geen algemene standaard of norm voor DMVI-fondsen waardoor fondsbeheerders zelf moeten beslissen wat ze opnemen in hun portefeuille en wat ze weren uit hun portefeuille. Dit brengt met zich mee dat er heel wat verschillende methodologieën en strategieën bestaan met betrekking tot duurzaam en maatschappelijk verantwoord beleggen. In België vindt er een duidelijk opwaartse marktevolutie van DMVI-fondsen plaats. Ook is er sprake van een duidelijke inhoudelijke evolutie met betrekking tot de kwaliteit en transparantie van DMVI-fondsen. Er is een grote rol weggelegd voor DMVI-fondsen in het stimuleren van een ethische en duurzame economie. Bedrijven en hun stakeholders worden meer en meer actief betrokken in het screeningsproces van de DMVI-fondsen. In de toekomst zal ook de overheid initiatief moeten nemen om te sector te reguleren en zo een wildgroei van halfbakken methodologieën en strategieën te voorkomen.
4. Ethische rangschikking van vier Belgische MVI fondsen BEAMA (2010, “Lijst DMVI-ICB’s”) heeft een lijst opgesteld van 180 duurzame DMVI-ICB’s in België. De vier geselecteerde fondsen voor dit onderzoek zijn: • • • •
Dexia Sustainable World Fortis L Fund Equity SRI World KBC Eco Fund World ING (L) Invest Sustainable Growth
Voor we een ethische rangschikking konden opstellen, dienden een aantal criteria bepaald te worden waaraan de vier Belgische fondsen getoetst werden. Hieronder volgt een korte beschrijving van de criteria, hun subcriteria en hun sub-subcriteria.
4.1 Criteria ethische rangschikking De criteria werden ingedeeld in twee hoofdcriteria met bijhorende subcriteria en subsubcriteria. Zoals reeds vermeld in het hoofdstuk ‘methode’ werden alle mogelijke criteria die verband houden met het screeningsproces en het transparantieniveau van DMVI-fondsen bijgehouden in een database. Nadien werden hieruit de relevante criteria geselecteerd om vervolgens een hiërarchie van criteria op te stellen. Hieronder volgt een korte beschrijving van alle geselecteerde criteria.
4.1.1 Screeningsproces en consistentie De methodologie of strategie van het screeningsproces bepaalt in grote mate de kwaliteit van het ethisch product. Hoewel er geen algemeen aanvaard methodologisch kader voor ethisch investeren bestaat, onderscheidt BEAMA (2010, “Duurzame ICB’s) toch enkele hoofdstrategieën: Best-in-Classmethode, thematische invalshoek, normatieve screening, uitsluiting om ethische redenen en engagement aandeelhouders.
4.1.1.1 Prioriteit screeningsproces Het fonds voert eerst een screeningsproces uit en dan een financiële analyse. Dit komt het duurzaamheidgehalte van het fonds ten goede.
4.1.1.2 Datavergaring en duurzaamheidsanalyse •
De datavergaring en duurzaamheidsanalyse wordt uitgevoerd door een externe gespecialiseerde onderneming (zoveel mogelijk onafhankelijke data).
•
Stakeholders en/of relevante NGO’s worden bij het verzamelen van data betrokken.
4.1.1.3 Positieve selectiecriteria •
Het fonds voert een Best-in-Classbenadering voor milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance (30% beste bedrijven). Best-in-Class houdt in dat het fonds zoekt naar de duurzaamste aandelen en screent op drie factoren: milieu, sociale aspecten en deugdelijk bestuur. Dit zorgt voor een multidimensionele aanpak die resulteert in een meer gespreide portefeuille.
•
Past het fonds ook positieve sector-specifieke criteria toe?
•
Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze electriciteit produceren of actief aan CO2-vermindering doen. Er werd gekeken of het fonds ook belegt in bedrijven met specifieke doelstellingen en verbintenissen in bepaalde duurzame of verantwoorde producten en/of diensten. Duurzame technologieën bevorderen de duurzaamheid. Volgende technologieën vallen hieronder (Claeys, Gerits, Heller, Louwagie & Van den plas, 2008, p.6): energie-efficiëntie; windenergie; zonne-energie; geothermie; WKK-centrales (Warmte Kracht Koppeling); golfslag; STEG-centrales (Stoom- en gascentrale); kleinschalige waterkrachtcentrales.
4.1.1.4 Negatieve selectiecriteria •
Categorieke afwijzingen zijn afwijzingen aan de hand van ‘uitsluitingcriteria’. Ook al zijn daaraan allerlei technische randvoorwaarden verbonden, de procedure is duidelijk: onder bepaalde, vooraf vastgelegde voorwaarden is de enige beslissing: uitsluiten. In deze multicriteriamethode bevinden zich minimum: tabak, wapens en gokken.
•
Negatieve criteria zijn criteria die niet resoluut uitgesloten worden, maar wel grondig onderzocht worden om daarna een ethisch verantwoord besluit te nemen. Een aantal betwistbare praktijken worden hierbij omschreven en naargelang de impact, betrokkenheid en context kan dit leiden tot uitsluiting (op advies van experten), bijvoorbeeld: genetisch gemanipuleerd voedsel, milieugevaarlijke stoffen, alcohol...
•
Controverses die verband houden met de uitsluiting- en negatieve criteria zijn dus in principe geregeld. Maar er bestaan nog veel meer controverses, die niet altijd kunnen vastgelegd worden in regels, soms ook omdat het over nieuwe fenomenen gaat. Een voorbeeld: het produceren van alcohol op zich is niet zo problematisch, dan wel onoorbare reclamepraktijken. Denk maar aan het aanbieden van alcolholpops aan jongeren, het inzetten van ‘beer girls’ in sommige landen, om barbezoekers aan te zetten tot meer drankverbruik… De vraag is hier of men ook rekening houdt met dergelijke controverses bij de negatieve selectiecriteria?
•
Het fonds investeert niet in discutabele technologieën. Discutabele technologieën zijn niet duurzaam over de hele lijn. Investeren hierin kan als voldaan wordt aan een aantal ecologische en sociale criteria. Zo niet horen dergelijk bedrijven niet thuis in een DMVI-fonds. Volgende technologieën vallen hieronder (Claeys, Gerits, Heller, Louwagie & Van den plas, 2008, p.6): biobrandstoffen; aardgas; kolenvergassing; CCS (Carbon Capturing and Storage).
•
Het fonds investeert niet in niet-duurzame technologieën. Niet-duurzame technologieën zijn technologieën waarover een consensus bereikt is in de milieubeweging dat hierin investeren niet duurzaam is. Dergelijke technologieën moeten dus actief geweerd worden uit fondsen die verkocht worden als duurzaam en maatschappelijk verantwoord. Volgende technologieën vallen hieronder (Claeys et al., 2008, p.6): steenkoolcentrales; Kernenergie; Olie; coal (Gas) to Liquid; grootschalige waterkrachtcentrales.
4.1.1.5 Monitoring en updating •
Een onderzoeksteam controleert wetgevende en regelgevende ontwikkelingen, tendensen en het gedrag van bedrijven zodat de criteria worden gericht op de meest recente ontwikkelingen in de maatschappij.
•
De portefeuille wordt bijgestuurd conform de vooropgestelde criteria. De monitoring van de portefeuille gebeurt continu, sector specifiek en/of gebeurtenis specifiek.
4.1.1.6 Dialoog •
Bedrijven worden van de conclusies van het onderzoek op de hoogte gesteld met suggesties voor verbetering van hun duurzaamheidsprestaties. Met andere woorden, alle onderzochte ondernemingen worden van de resultaten van het screeningsproces en de selectieprocedure op de hoogte gesteld met eventueel suggesties voor
verbetering van hun duurzaamheidsprestaties. Dit moet leiden tot een constructieve dialoog en kan aanzetten tot een meer duurzaam beleid van de bedrijven. •
Het fonds voert een constructief kritische dialoog met de ondernemingen waarin men investeert met het oog op gedragsverbetering. Met gaat dus na of het fonds contacten onderhoudt met de bedrijven in haar portefeuille (informatie, feedback, evaluatie,…).
•
Het fonds (de fondsmanager) stuurt vertegenwoordigers naar aandeelhoudersvergaderingen. Zij nemen er het woord en stemmen actief. Er werd dus gepeild naar de mate waarin aandeelhouders zich actief bemoeien met het duurzaam beleid van een onderneming.
4.1.2 Transparantie, rapportering en controle Transparantie, rapportering en controle heeft te maken met het transparant zijn van DMVIfondsen met betrekking tot het screeningsproces, het rapporteren van accurate en volledige informatie en de controle ervan.
4.1.2.1 Screeningsproces •
De kwalitatieve informatie wordt volledig vrijgegeven: bestaat er een verantwoording van het universum en de scores? Wordt het screeningsproces beschreven? Geeft men een opsomming van de selectiecriteria (met hun gewichten)?
•
De kwantitatieve informatie wordt volledig vrijgegeven: wordt het universum en de scores publiek gemaakt?
•
De portefeuille gepubliceerd?
wordt
volledig
vrijgegeven:
wordt
de
volledige
portefeuille
4.1.2.2 Raad van experts Het fonds beschikt over een raad van experts die de methodologie voor het screeningsproces proactief controleert en helpt ontwikkelen.
4.1.2.3 Externe controle •
Het fonds wordt onderworpen aan regelmatige audits van haar investeringen.
•
Het fonds ondertekent transparantierichtlijnen (EUROSIF/BELSIF).
4.2 Analytic Hierarchy Process (AHP) 4.2.1 Hiërarchie Alvorens het analytisch-hiërarchisch proces (AHP) toe te passen, werd een hiërarchie van criteria opgesteld waaraan vier Belgische MVI fondsen getoetst werden. De fondsen werden geselecteerd uit de DMVI-lijst van BEAMA en dit impliceert dat deze fondsen reeds beantwoorden aan een aantal criteria. Op 22 februari 2010 keurde de algemene vergadering van BEAMA (2010) de nieuwe criteria voor DMVI-fondsen te behoren goed. Nu zit men dus in een overgangsperiode waarin DMVI-fondsen hun methodologie dienen aan te passen aan de nieuwe criteria. Enkele van die nieuwe criteria werden ook opgenomen in dit onderzoek. De oorspronkelijke criteria werden bewust niet in de hiërarchie opgenomen aangezien de vier geselecteerde fondsen afkomstig zijn uit de BEAMA DMVI-lijst en dus al zeker beantwoorden aan deze criteria. Verder onderscheidt de BEAMA twee categorieën van fondsen: duurzame fondsen en thematische fondsen. Duurzame fondsen worden verondersteld gescreend te worden op milieu, sociaal en corporate governance vlak. Thematische fondsen daarentegen worden gescreend volgens één welbepaald thema. In dit onderzoek werden vier duurzame fondsen geselecteerd. De criteria werden dan ook opgesteld voor duurzame fondsen. Figuur 5 geeft de hiërarchische verhouding weer van het doel, de onderliggende criteria en subcriteria. De subcriteria werden vervolgens in figuur 6 nog eens onderverdeeld in subsubcriteria. De vier willekeurig geselecteerde ethische fondsen zijn: Fortis L Fund Equity, Triodos Values Pioneer Fund, KBC Eco Fund World, Dexia Sustainable World. Deze vier fondsen werden één voor één getoetst aan alle sub-subcriteria (zie bijlage tabellen: A1, A2, A3, A4).
DOEL
CRITERIA
Screeningsproces en consistenbe Ethisch gehalte Transparanbe, rapportering en controle
SUBCRITERIA
Prioriteit screeningsproces Onacankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse Posibeve selecbecriteria Negabeve selecbecriteria Monitoring en updabng Dialoog Screeningsproces Externe controle Raad van experts
Figuur 5: Hiërarchie: Doel - Criteria - Subcriteria Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM 2.0®; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.7
Prioriteit screeningsproces Onacankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse
Duurzaamheidsanalyse en datavergaring door onacankelijke externe gespecialiseerde onderneming (bv. Vigeo, EIRiS, Sustainalybcs, SiRi...) Informabe van stakeholders en relevante NGO's Sectoranalyse: Best in Class benadering voor criteria mbt milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance
Posibeve selecbecriteria
Sectoranalyse: Het fonds maakt gebruik van sectorspecifieke posibeve criteria Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze elektriciteit produceren of acbef aan CO2-‐vermindering doen Categorieke afwijzing Beoordeling door middel van negabeve criteria
Negabeve selecbecriteria
Beoordeling van controverses Het fonds investeert niet in discutabele technologieën Het fonds investeert niet in niet-‐duurzame technologieën
Monotoring en updabng
Een onderzoeksteam controleert wetgevende en regelgevende ontwikkelingen, tendensen en het gedrag van bedrijven zodat de criteria worden gericht op de recenste ontwikkelingen in de maatschappij Monitoring van de portefeuille conform de vooropgestelde criteria (conbnu, sector specifiek of gebeurtenis specifiek) Bedrijven worden van de conclusies van de selecbemethodologie op de hoogte gebracht
Dialoog
Het fonds voert een construcbeve en kribsche dialoog met de bedrijven in haar portefeuille Het fonds stuurt vertegenwoordigers naar de aandeelhoudersvergaderingen Volledige vrijgave kwalitabeve informabe
Screeningsproces Raad van experts Externe controle
Volledige vrijgave kwanbtabeve informabe Vrijgave portefeuille Het fonds wordt onderworpen aan regelmabge audits van haar investeringen Het fonds ondertekent transparanbe richtlijnen (EUROSIF/BELSIF)
Figuur 6: Hiërarchie: Subcriteria - Sub-subcriteria Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM 2.0®; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.8
4.2.2 Prioriteiten en gewichten Aan alle criteria werd een prioriteit en een relatief gewicht toegekend via paarsgewijze vergelijkingen (tabel 1). Deze prioriteiten en gewichten werden bepaald door een MVI-expert, Kurt Devooght. De gewichten werden bepaald in elke node van de hiërarchie ten opzichte van een hoger gelegen doel. Het toegekende gewicht is een getal van één tot negen zoals aangegeven in de tabel uit bijlage C. Het gewicht van het doel is per definitie gelijk aan één. De som van de gewichten van de onderliggende criteria, de subcriteria, de sub-subcriteria en de alternatieven (de vier fondsen in dit geval) moet eveneens gelijk zijn aan één.
Criteria (ETHISCH GEHALTE: Screeningsproces en consistentie; Transparantie, rapportering en controle) A B Screeningsproces en Transparantie, rapportering consistentie en controle Prioriteit screeningsproces Onafhankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse Prioriteit screeningsproces Positieve selectiecriteria Prioriteit screeningsproces Negatieve selectiecriteria Prioriteit screeningsproces Monitoring en updating Prioriteit screeningsproces Dialoog Onafhankelijke Positieve selectiecriteria datavergaring en duurzaamheidsanalyse Onafhankelijke Negatieve selectiecriteria datavergaring en duurzaamheidsanalyse Onafhankelijke Monitoring en updating datavergaring en duurzaamheidsanalyse Onafhankelijke Dialoog datavergaring en duurzaamheidsanalyse Positieve selectiecriteria Negatieve selectiecriteria Positieve selectiecriteria Monitoring en updating Positieve selectiecriteria Dialoog Negatieve selectiecriteria Monitoring en updating Negatieve selectiecriteria Dialoog Monitoring en updating Dialoog Screeningsproces Externe controle Screeningsproces Raad van experts Externe controle Raad van experts
Prioriteit (A of B)
Intensiteit (1-9)
A
3
A
3
A A A A A
5 5 3 7 3
A
3
A
3
A
7
A B A B A A A B B
1 3 2 3 3 5 6 3 8
Tabel 1: Paarsgewijze vergelijkingen: Gewichten toegekend door expert (Kurt Devooght) Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.9
4.2.3 Paarsgewijze vergelijkingen Tabellen 2, 3 en 4 geven in matrixvorm de gewichten weer toegekend door de expert. Zo kreeg het criterium ‘Screeningsproces en consistentie’ van de expert gewicht drie. Dit wil zeggen dat het criterium ‘Screeningsproces en consistentie’ matig belangrijker is dan het criterium ‘Transparantie, rapportering en controle’. Om de relatieve gewichten te berekenen werd de software Expert Choice 11.5 gebruikt (Expert Choice, 1995). Ook het consistentieniveau werd met behulp van de software Expert Choice 11.5 bepaald.
Paarsgewijze vergelijking criteria met betrekking tot het doel: Ethische gehalte. Screeningsproces en Transparantie, rapportering en consistentie controle Screeningsproces en 1 3 consistentie Transparantie, rapportering 1/3 1 en controle Relatieve belangrijkheid van de criteria Gewicht 0.750 0.250 Inconsistentie 0 Tabel 2: Paarsgewijze vergelijking criteria met betrekking tot het doel: Ethisch gehalte Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.10
Paarsgewijze vergelijking subcriteria met betrekking tot het criterium: Screeningsproces en consistentie. Onafhanklijke Negatie Prioriteit datavergaring Positieve Monitoring ve screeningsp en selectieen upselectiec roces duurzaamheid criteria dating riteria sanalyse Prioriteit screeningsproces Onafh. datavergaring en duurzaamheidsana lyse Positieve selectiecriteria Negatieve selectiecriteria Monitoring en updating
Dialoog
1
3
5
5
3
7
1/3
1
3
3
3
7
1/5
1/3
1
1
1/3
2
1/5
1/3
1
1
1/3
3
1/3
1/3
3
3
1
5
Dialoog 1/7 1/7 Relatieve belangrijkheid van de subcriteria Gewicht 0.416 0.246 Inconsistentie 0.04
1/2
1/3
1/5
1
0.069
0.075
0.158
.035
Tabel 3: Paarsgewijze vergelijking subcriteria met betrekking tot het criterium: Transparantie, rapportering en controle Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.10
Paarsgewijze vergelijking subcriteria met :betrekking tot het criterium: Transparantie, rapportering en controle. Raad van Screeningsproces Externe controle experts Screeningsproces 1 1/3 6 Raad van experts 3 1 8 Externe controle 1/6 1/8 1 Gewicht 0.285 0.653 0.062 Inconsistentie 0.07 Tabel 4: Paarsgewijze vergelijking subcriteria met betrekking tot het criterium: Transparantie, rapportering en controle Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.10
De gewichten van de sub-subcriteria worden eveneens bepaald door de expert en zijn dus afhankelijk van zijn voorkeur. De relatieve gewichten werden met behulp van Expert Choice 11.5 berekend:
Figuur 7: Relatieve gewichten subcriteria Bron: Expert Choice 11.5
Subcriteria
Sub-subcriteria
Prioriteit screeningsproces
Onafhankelijke datavergaring en duuzaamheidsanalyse (inconsistentie:0)
Positieve selectiecriteria (inconsistentie: 0.06)
Negatieve selectiecriteria (inconsistentie: 0.11)
Monitoring en updating (inconsistentie: 0)
Gewicht 1
Duurzaamheidsanalyse en datavergaring door onafhankelijke externe gespecialiseerde onderneming Informatie van stakeholders en relevante NGO’s Sectoranalyse: Best in Class benadering voor criteria mbt milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance Sectoranalyse: Het fonds maakt gebruik van sectorspecifieke positieve criteria Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze elektriciteit produceren of actief aan CO2vermindering doen Categorieke afwijzing Beoordeling dmv negatieve criteria Beoordeling van controverses Het fonds investeert niet in discutabele technologieën Het fonds investeert niet in niet-duurzame technologieën Een onderzoeksteam controloeert de tendensen en het gedrag van bedrijven zodat criteria worden gericht op de recenste maatschappelijke ontwikkelingen Monitoring van de portefeuille conform de vooropgestelde criteria (continu, sector specifiek of gebeurtenis specifiek)
0.750
0.250
0.731
0.188
0.081
0.595 0.213 0.109 0.051 0.032
0,833
0,167
Bedrijven worden van de conclusies van de selectieprocedure op de hoogte gebracht Het fonds voert een constructieve en kritische dialoog met de bedrijven in haar portefeuille Het fonds stuurt vertegenwoordigers naar de aandeelhoudersvergaderingen Volledige vrijgave kwalitatieve informatie Volledige vrijgave kwantitatieve informatie Vrijgave portefeuille
Dialoog (inconsistentie: 0.02)
Screeningsproces (inconsistentie: 0)
0.210
0.550
0.240 0.429 0.143 0.429 1
Raad van experts Het fonds wordt onderworpen aan regelmatige audits van haar investeringen Het fonds ondertekent transparantierichtlijnen (EUROSIF/BELSIF)
Externe controle (inconsistentie: 0)
0.833
0.167
Tabel 5: Paarsgewijze vergelijking sub-subcriteria Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.11
Om het totale relatieve gewicht van elk fonds te berekenen per subcriterium, werden de vier fondsen getoetst aan een aantal sub-subcriteria (zie bijlage tabellen A1, A2, A3, A4). Er zijn slechts twee mogelijkheden bij deze evaluatie: het fonds beantwoordt aan dit criterium of het fonds beantwoordt niet aan dit criterium. Dit wordt weergegeven met een één of een nul, een binair getal dus. Vervolgens werden de gewichten van alle sub-subcriteria waaraan het fonds beantwoordt opgeteld en per criterium in tabel 6 geplaatst. Om deze data te normaliseren werden alle gewichten opgeteld en gedeeld door de som van de desbetreffende kolom.
Fonds Dexia Sustainable World Fortis L Fund Equity SRI World KBC Eco Fund World ING(L)
PS
ODD
PSC
NSC
MU
DI
SP
RE
EC
1
1
0.919
0.808
1
0.790
0.429
1
1
0
0.250
0.731
0.213
0.167
0.240
0
1
1
1
1
0.812
0.949
1
1
0.429
1
1
1
1
0.188
0.808
0.167
0.790
0.429
0
0.167
Invest Sustainable Growth Fonds Dexia Sustainable World Fortis L Fund Equity SRI World KBC Eco Fund World ING (L) Invest Sustainable Growth
PS’
ODD’
PSC’
NSC’
MU’
DI’
SP’
RE’
EC’
0.333
0.308
0.35
0.291
0.428
0.280
0.333
0.333
0.316
0
0.076
0.28
0.077
0.072
0.085
0
0.333
0.316
0.333
0.308
0.30
0.341
0.428
0.355
0.333
0.333
0.316
0.333
0.308
0.07
0.291
0.072
0.280
0.333
0
0.052
Tabel 6: Relatieve gewichten van vier Belgische DMVI-fondsen per subcriterium Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.13
4.2.4 Rangschikking Om de relatieve gewichten te berekenen voor de hoofdcriteria van elk fonds werden de genormaliseerde gewichten van de subcriteria per fonds vermenigvuldigd met de gewichten van de subcriteria zelf. Vervolgens werden de hoofdcriteria ‘Screeningsproces en consistentie’ en ‘Transparantie, rapportering en controle’ vermenigvuldigd met hun desbetreffende gewichten om tot een algemene ethische rangschikking te komen. Tabel 7 en 8 en Figuur 8, 9 en 10 geven de resultaten weer van het onderzoek. KBC Eco Fund World heeft volgens deze methode het hoogste ethische gehalte, weliswaar heel dicht gevolgd door Dexia Sustainable World. Fonds Dexia Sustainable World Fortis L Fund Equity SRI World KBC Eco Fund World ING(L) Invest Sustainable Growth
Screeningsproces en consistentie
Transparantie, rapportering en controle
0.338 0.334
0.331
0.058 0.059
0.238
0.342 0.337
0.331
0.262 0.27
0.1
Tabel 7: Ethische rangschikking van vier Belgische DMVI-fondsen per criterium Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.13
Figuur 8: Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 9: Bron: Expert Choice 11.5
Fonds Dexia Sustainable World Fortis L Fund Equity SRI World KBC Eco Fund World ING(L) Invest Sustainable Growth Totale inconsistentie 0.02
Gewicht
Rangschikking
0.336 0.333
2
0.103 0.104
4
0.340 0.335
1
0.221 0.227
3
Tabel 8: Ethische rangschikking van vier Belgische DMVI-fondsen Bron: eigen verwerking op basis van Belsif, 2010, SRI Matrix; CSRR-QS, 2007, Transparency Matrix CSRR-TM ® 2.0 ; Réseau Financement Alternatif (RFA), 2008, Evaluation éthique; BEAMA, 2010, Duurzame ICB’s: definitie en methodologie; Cañal, Perez-Gladish & M’Zali, 2009, p.13
Figuur 10: Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 11 visualiseert de gevonden resultaten. KBC Eco Fund en Dexia Sustainable bevinden zich beiden in het eerste kwadrant. Fortis L Fund bevindt zich in het tweede kwadrant en ING(L) Invest in het vierde kwadrant. Het KBC Eco Fund en Dexia Sustainable scoren zowel op het criterium ‘Screeningsproces en consistentie’ als op het criterium ‘Transparantie, rapportering en controle’ beter. Fortis L Fund doet beter op het vlak van transparantie, rapportering en controle, terwijl het ING(L) Invest beter scoort op methodologisch vlak. Aangezien het gewicht toegekend aan ‘Screeningsproces en consistentie’ hoger is dan het gewicht toegekend aan ‘Transparantie, rapportering en controle’ staat ING(L) Invest hoger in de ethische rangschikking.
Figuur 11: 2D Graph Bron: Expert Choice 11.5
4.3 Sensitiviteitsanalyse Om te analyseren hoe gevoelig de rangschikking van de fondsen is aan het veranderen van de gewichten van de criteria, werden een aantal sensitiviteitsanalyses uitgevoerd met behulp van Expert Choice. Figuur 12 en 13 tonen aan dat wanneer we de gewichten van de twee hoofdcriteria (‘Screeningsproces en consistentie’ en ‘Transparantie, rapportering en controle’) veranderen, het KBC Eco Fund nog steeds bovenaan in de rangschikking staat. Enkel het Fortis L Fund Equity en het ING(L) Invest wisselen respectievelijk van de vierde naar de derde plaats en van de derde naar de vierde plaats. Dit is te verklaren doordat het gewicht toegekend aan ‘Transparantie, rapportering en controle’ nu veel hoger is dan het gewicht toegekend aan ‘Screeningsproces en consistentie’ en ING lager scoort met betrekking tot het criterium ‘Transparantie, rapportering en controle’.
Figuur 12: Sensitivity-graph: Criteria met oorspronkelijke gewichten Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 13: Sensitivity-graph: Criteria met gewijzigde gewichten Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 14, 15 en 16 tonen hoe de gewichten van de fondsen veranderen wanneer de gewichten van de subcriteria ‘Prioriteit screeningsproces, Onafhankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse, Positieve selectiecriteria, Negatieve selectie criteria, Monitoring en updating en dialoog’ stijgen of dalen. In Figuur 16 verwisselt KBC haar plaats met Dexia en ING met Fortis. Alle fondsen veranderen van positie. KBC en Dexia blijven echter wel de koplopers terwijl ING en Fortis duidelijk achterop hinken. De rangschikking van de fondsen is dus tot op een bepaald niveau gevoelig aan veranderingen van de gewichten van de criteria met betrekking tot het criterium methodologie.
Figuur 14: Sensitivity graph: Subcriteria ‘Screeningsproces en consistentie’ met oorspronkelijke gewichten Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 15: Sensitivity graph: Subcriteria ‘Screeningsproces en consistentie’ met gewijzigde gewichten Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 16: Sensitivity graph: Subcriteria ‘Screeningsproces en consistentie’ met gewijzigde gewichten Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 17 en 18 tonen hoe de gewichten van de fondsen veranderen wanneer de gewichten van de subcriteria ‘Screeningsproces, Raad van experts en Externe controle’ stijgen of dalen. Hoe de gewichten van de subcriteria ook veranderd worden, de rangschikking van de fondsen blijft dezelfde, met uitzondering van Fortis en ING die van plaats verwisselen. De gewichten van de criteria met betrekking tot transparantie, rapportering en consistentie zijn dus in beperkte mate onderhevig aan variaties.
Figuur 17: Sensitivity graph: Subcriteria ‘Transparantie, rapportering en controle’ met oorspronkelijke gewichten Bron: Expert Choice 11.5
Figuur 18: Sensitivity graph: Subcriteria ‘Transparantie, rapportering en controle’ met gewijzigde gewichten Bron: Expert Choice 11.5
4.4 Besluit Uit de resultaten blijkt dat er nog grote verschillen bestaan zowel wat betreft de kwaliteit als de transparantie tussen de DMVI-fondsen onderling ook al zijn ze alle vier opgenomen in de BEAMA DMVI-lijst. Deze resultaten lijken de geloofwaardigheid van een DMVI BEAMA-label in twijfel te trekken. Er werd via een sensitiviteitsanalyse onderzocht in welke mate het resultaat van het onderzoek werd beïnvloed door een verandering in de gewichten van de criteria. Uit de sensitiviteitsanalyse blijkt dat het criterium ‘screeningsproces en consistentie’ gevoeliger is aan gewichtsvariaties dan het criterium ‘transparantie, rapportering en controle’. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het criterium ‘Transparantie, rapportering en controle’ duidelijker kan gedefinieerd en geëvalueerd worden. Wanneer een fonds hoog scoort op een bepaald subcriterium van het criterium ‘transparantie, rapportering en controle’ zal datzelfde fonds meestal ook hoog scoren op een ander subcriterium. Het criterium methodologie daarentegen is moeilijker te evalueren aangezien er verschillende methodologieën naast elkaar bestaan en deze nog steeds aan het evolueren zijn. Het opstellen van subcriteria die een zo objectief mogelijk beeld geven van het ethisch niveau van het criterium methodologie is erg moeilijk omwille van de intrinsieke subjectiviteit van de notie ‘ethiek’. Wanneer een fonds op een bepaald subcriterium van het criterium methodologie hoog scoort kan het op een ander subcriterium dan weer heel laag scoren. Neem bijvoorbeeld de fondsen van KBC en Dexia. KBC scoort het beste op het subcriterium ‘negatieve screening en dialoog’, maar op het criterium ‘positieve selectiecriteria’ scoort Dexia beter. Beiden scoren evenveel op alle andere subcriteria. Indien het subcriterium ‘positieve selectiecriteria’ een hogere prioriteit krijgt, wint het Dexia fonds. Indien de criteria ‘negatieve selectiecriteria’ en ‘dialoog’ prioriteit krijgen, komt het KBC fonds op de eerste plaats. De sensitiviteitsanalyse geeft aan dat het gewicht toegekend aan het subcriterium ‘positieve selectiecriteria’ het resultaat het meest beïnvloedt. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat de beleggingsaanpak van de fondsen het
meest verschilt wat betreft hun positieve selectiecriteria, met andere woorden wat is ethisch beter en draagt bij tot duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren? De rangschikking van de ethische fondsen bij een sensitiviteitsanalyse van het criterium ‘methodologie’ hangt dus sterker af van de preferenties van de expert dan bij een sensitiviteitsanalyse van het criterium ‘transparantie, rapportering en consistentie’. Hoewel ethisch beleggen aan een opmars bezig is, blijft het voorlopig enkel voor een niche markt bestemd. Om het vertrouwen van een groter publiek te winnen, is er meer transparantie en eenduidigheid nodig in de methodologieën van DMVI-fondsen. Verschillende instellingen zoals BEAMA en Belsif ijverden reeds voor een minimumnorm inzake kwaliteit en transparantie, echter tevergeefs zoals ook de resultaten van dit onderzoek suggereren. Hierin zou misschien een rol voor de overheid kunnen weggelegd liggen. Dit is echter niet het enige obstakel. Het implementeren van ethische selectiecriteria zou de portfoliodiversificatie doen dalen en dus meer systematisch risico met zich meebrengen. Er zou dus een soort trade-off bestaan tussen risico en ethische kwaliteit. Enkele studies tonen evenwel aan dat dit niet noodzakelijk correct hoeft te zijn. Ethische selectiecriteria zouden de portfoliodiversificatie ook kunnen doen stijgen doordat ze het specifieke risico van de aandelen doen dalen. Wat het netto-effect is, blijft nog onduidelijk. Dit laat nog voldoende ruimte voor verder onderzoek.
Algemeen besluit Hoewel ethisch of duurzaam en maatschappelijk verantwoord beleggen vandaag in de lift zit, blijven vele beleggers eerder twijfelachtig tegenover het fenomeen. Men relateert ethisch beleggen nog steeds met minder opbrengst en meer risico, hoewel vele studies het tegendeel bewezen hebben. Nog een van de redenen naast het financiële aspect is dat veel ethische beleggers in het ongewisse blijven in hoever hun belegging als ethisch of duurzaam en maatschappelijk verantwoord kan worden beschouwd. De relevantie van dit onderzoek bevindt zich op dit gebied. Deze studie ging na in hoever de term ‘duurzaam en maatschappelijk verantwoord beleggen’ zijn naam waardig is. Om daar achter te komen werden vier Belgische DMVI-fondsen onderworpen aan een aantal criteria. Aangezien de DMVI-fondsen verschillende screeningsprocessen hebben, was het opstellen van de criteria niet eenvoudig. Elk screeningsproces bestaat immers uit verschillende criteria, verschillende gewichten, verschillende stakeholders, verschillende strategieën, verschillende transparantieniveaus,… Enkele relevante criteria werden geselecteerd om een hiërarchie van criteria op te stellen. Tenslotte werd het Analytic Hierarchy Proces (AHP) toegepast om een ethische rangschikking op te stellen van de vier DMVI-fondsen. KBC Eco Fund World en Dexia Sustainable World hebben volgens dit onderzoek ethischer dan ING(L) Invest Sustainable Growth en Fortis L Fund Equity SRI World. Het verschil tussen de eerste twee DMVI-fondsen en de laatste twee DMVI fondsen is relatief groot. De sensitiviteitsanalyse geeft geen noemenswaardige veranderingen in het resultaat. Wat wel opvalt is dat de negatieve criteria van de vier DMVI-fondsen niet zozeer verschillen in
tegenstelling tot de positieve criteria. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de strategie van negatieve criteria al langer bestaat dan die van positieve criteria. Men namelijk is al langer aan het nadenken over technologieën en praktijken die maatschappelijk onverantwoord zijn of die schadelijk zijn voor de duurzaamheid van mens, milieu en samenleving. Positieve selectiecriteria zijn nog volop aan het ontwikkelen, elk DMVI-fonds heeft hierover zo zijn eigen agenda. Criteria die de verantwoordelijkheid van een bedrijf inzake milieu, sociale aspecten en deugdelijk bestuur omvatten zijn soms moeilijker te formuleren en te controleren. Hoe kan bijvoorbeeld nagaan worden of de belangen van bepaalde stakeholders (leveranciers, klanten, milieuorganisaties,...) gerespecteerd worden? Maar dit zijn vragen die vooral gespecialiseerde duurzaamheidanalyse organisaties aanbelangen aangezien DMVI-fondsen hieruit hun data halen. Verder kunnen we stellen dat de monitoring en updating van de portefeuille en de selectiecriteria veel nauwkeuriger gebeurd bij KBC en Dexia. Zij zijn actief bezig met het volledige screeningsproces en volgen de bedrijven en hun stakeholders nauwgezet op. Dit is een van de belangrijkste kloven tussen ethische fondsen van de derde generatie en ethische fondsen van de vierde generatie. We kunnen algemeen stellen dat het KBC Eco Fund World en Dexia Sustainable World tot de vierde generatie ethische fondsen behoren terwijl ING(L) Invest Sustainable Growth en Fortis L Fund Equity SRI World tot de derde generatie ethische fondsen behoren. Wat betreft de toekomst van DMVI-fondsen kunnen we besluiten dat er zowel methodologisch als wat betreft de transparantie nog een hele weg te gaan is. Het opstellen van een ethische rangschikking kan een stimulans zijn voor DMVI-fondsen om hun strategieën te verbeteren en transparanter te worden, immers “what gets measured gets managed” (Drucker). Het ontwikkelen van een duidelijke strikte minimumnorm voor DMVIfondsen zou ook al een stap in de goede richting zijn, hier zou de overheid een belangrijke rol kunnen in spelen. Ondanks het initiatief van BEAMA dat een kwaliteitslabel voor DMVIfondsen lanceerde zijn er nog teveel DMVI-fondsen die hun naam niet helemaal waardig zijn. Tenslotte is het belangrijk op te merken dat het concept ‘ethiek en duurzaamheid’ meer is dan een modeverschijnsel. Het opent nieuwe dimensies voor ons economisch systeem, maar als dit niet in goede banen geleid wordt gaat de betekenis erachter al snel verloren. Er ligt nog een groot onderzoeksveld open naar de impact van de maatschappij die almaar ethisch en duurzaam bewuster wordt op de economie in al zijn aspecten.
Literatuurlijst
Barnett, M. L., & Salomon, R. M. (2006). Beyond dichotomy: The curvilinear relationship between social responsibility and financial performance. Strategic Management Journal, 27 (11), 1101-1122. Bayot, B., Peeters, H., & Weyn, L. (2010). Label voor duurzame beleggingsfondsen is miskleun. Opgehaald van http://www.netwerkvlaanderen.be/nl/index.php?option=com_content&task=view&id=8 88 BEAMA (2010). Duurzame ICB’s: Definitie en methodologie. Opgehaald van http://www.beama.be/duurzame-icbs/definitie-en-methodologie-dmvi BEAMA (2010). Statistieken DMVI: Evolutie van DMVI ICB’s. Opgehaald van http://www.beama.be/statistieken/dmvi
BEAMA (2010). Duurzame ICB’s: Lijst DMVI-ICB’s. Opgehaald van http://www.beama.be/duurzame-icbs/lijst-dmvi-icbs-static Belsif (2009). Standpunt van BELSIF ivm een Minimale MVI norm. Opgehaald van http://www.belsif.be/default.aspx?lang=NL&ref=AEAAAC
Cañal, V., Perez-Gladish, B., & M’zali, B. (2009). Propuesta de un método multicriterio para la evaluación de la performance social de los Fondos de Inversión Socialmente Responsables. Jornadas ASEPUMA Rect@, 17 (1), 1-22. Opgehaald van http://www.uv.es/asepuma/XVII/903.pdf Claeys, B., Gerits, A., Heller, D., Louwagie, I., & Van den plas, S. (2008). Beleggers op hete kolen. Netwerk Vlaanderen, Bond Beter Leefmilieu, Friends of the Earth, Greenpeace en WWF. Opgehaald van http://www.bondbeterleefmilieu.be/dl.php?i=253&d=1 ETHIBEL (2007). Vier generaties duurzaam beleggen. Opgehaald van http://www.ethibel.org/subs/1_info/sub1_2.html
ETHIBEL (2007). ETHIBEL Pioneer en ETHIBEL Excellence: Europese collectieve keurmerken voor MVI beleggingsfondsen. Opgehaald van http://www.ethibel.org/subs/2_label/main.html EUROSIF (2004). Eurosif Transparency Guidelines for the retail SRI Fund Sector. Opgehaald van http://www.belsif.be/user_docs/TransparencyGuidelines_officialversion_20041.pdf
EUROSIF (2008). European SRI Study 2008 BELGIUM. Opgehaald van http://www.eurosif.org/media/files/eurosif_sristudy_2008_belgium Federaal Planbureau (2002). Een stap naar duurzame ontwikkeling? Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling. Opgehaald van http://www.plan.be/admin/uploaded/200605091448045.OPSDREP03nl.pdf Hoepner, A. (2010). Portfolio diversification and environmental, social or governance criteria: Must responsible investments really be poorly diversified? (working paper). Saint Andrews: University of Saint Andrews. Opgehaald van http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1599334 Hofmann, E., Penz, E., & Kirchler, E. (2009). The ‘Whys’ and ‘Hows’ of ethical investment: Understanding an early-stage market through an explorative approach. Journal of Financial Services Marketing, 14 (2), 102-117. Jacobs, K. (2002). Les indices éthiques et leur valeur de durabilité. Interface 12, pp. 2-4: Forum ETHIBEL & Vigeo. Opgehaald van http://www.ethibel.org/subs/7_pers/sub7_2.html Kempf, A., & Osthoff, P. C. (2008). SRI Funds: Nome nest Omen. Journal of Business Finance & Accounting, 35 (9-10), 1276-1294. Vlaamse Milieumaatschappij (2008). Milieurapport Vlaanderen [MIRA]: AchtergrondDocument: Sector Handel & Diensten. Opgehaald van http://www.milieurapport.be/Upload/Main/MiraData/MIRAT/01_SECTOREN/01_07/AG_HANDEL&DIENSTEN.PDF Van Liedekerke, L. (2004). Ethisch investeren: Aarzelend tussen groei en kwaliteit. Tijdschrift voor Economie en Management, 49 (3), 457-479. Magnier, B., Luchet, M., & Schaff, E. (2009). Transparence et reporting des fonds actions responsables et durables - IRD. Paris: Altedia Investment Consulting. Opgehaald van http://www.altedia.fr/medias/pdf/contenus/Etude_AIC_Transparence_reporting_fonds _IRD.pdf
Millet, I. (1998). Ethical decision making using the analytical hierarchy process. Journal of Business Ethics, 17 (11) , 1197-1204.
Mackenzie, C. (1998). The choice of criteria in ethical investment. A European Review, 7 (2), 81-86. Netwerk Vlaanderen (2009). Belgische investeerders op de illegale toer? Verbod op financiering clustermunitie wordt na twee jaar nog steeds overtreden. Opgehaald van http://www.netwerkvlaanderen.be/nl/files/documenten/campagnes/bankenenwapens/ Rapport%20overtredingen%20wet%20fin%20clusterm%20apm%20090508%20%20NL.pdf O'Rourke, A. (2002). The message and methods of ethical investment. Journal of Cleaner Production , 11 (6), 683-693. ORSE (2003). A guide to sustainability analysis organizations. Opgehaald van http://www.orse.org/gb/home/download/guide_to_sustainability_analysis_organisation s.pdf Renneboog, L., Ter Horst, J., & Zhang, C. (2008). Socially responsible investments: Institutonal aspects, performance, and investor behavior. Journal of Banking & Finance , 32 (9), 1723-1742. Saaty, T. L. (2008). Decision making with the analytical hierarchy process. International Journal of Services Sciences , 1 (1), 83-98.
Bijlagen Bijlage A: Belangrijkste duurzaamheidanalyse organisaties
Bijlage B1: Dexia Sustainable World
Subcriteria
Subsubcriteria
Prioriteit screeningsproces
Onafhankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse
Verificatie JA
Duurzaamheidsanalyse en datavergaring door onafhankelijke externe gespecialiseerde onderneming (Vigeo, EIRiS, SiRi,…).
JA
Informatie van stakeholders en relevante NGO’s.
JA
Gewicht 1 0.750 0.250
1 Totaal
Positieve selectiecriteria
Sectoranalyse: Best in Class benadering voor criteria met betrekking tot milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance.
JA
Sectoranalyse: Het fonds maakt gebruik van sectorspecifieke positieve criteria
JA
Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze elektriciteit produceren of actief aan CO2-vermindering doen.
0.731 0.188 0
NEE 0.919
Totaal
Categorieke afwijzing.
JA
Beoordeling door middel van negatieve criteria.
JA
Beoordeling van controverses.
NEE
Het fonds investeert NIET in discutabele technologieën.
NEE
Het fonds investeert NIET in niet-duurzame technologieën.
NEE
Negatieve selectiecriteria
Een onderzoeksteam controleert de tendensen en het gedrag van bedrijven zodat criteria worden gericht op de recentste maatschappelijke ontwikkelingen.
0.213 0 0 0 0.808
Totaal Monitoring en updating
0.595
0.833 JA
Monitoring van de portefeuille conform de vooropgestelde criteria (continu, sector specifiek of gebeurtenis specifiek).
JA
1
Totaal
Dialoog
Bedrijven worden van de conclusies van de selectieprocedure op de hoogte gebracht.
NEE
Het fonds voert een constructieve en kritische dialoog met de bedrijven in haar portefeuille.
JA
Het fonds stuurt vertegenwoordigers naar de aandeelhoudersvergaderingen.
JA
VOLLEDIGE vrijgave kwalitatieve informatie.
NEE
VOLLEDIGE vrijgave kwantitatieve informatie.
NEE
Vrijgave portefeuille (opgenomen bedrijven in het fonds).
JA
Screeningsproces
JA Het fonds wordt onderworpen aan regelmatige audits van haar investeringen.
JA
Het fonds ondertekent transparantierichtlijnen (EUROSIF/BELSIF).
JA
Totaal
0.550 0.240
0 0 0.429 0.429
Totaal
Externe controle
0
0.790
Totaal
Raad van experts
0.167
1 0.833 0.167 1
Bijlage B2: Fortis L Fund Equity SRI World
Subcriteria
Subsubcriteria
Prioriteit screeningsproces
Onafhankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse
Verificatie NEE
Duurzaamheidsanalyse en datavergaring door onafhankelijke externe gespecialiseerde onderneming (Vigeo, EIRiS, SiRi,…).
NEE
Informatie van stakeholders en relevante NGO’s.
JA
Gewicht 0 0 0.250
0.250 Totaal
Positieve selectiecriteria
Sectoranalyse: Best in Class benadering voor criteria met betrekking tot milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance.
JA
Sectoranalyse: Het fonds maakt gebruik van sectorspecifieke positieve criteria
NEE
Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze elektriciteit produceren of actief aan CO2-vermindering doen.
0.731 0 0
NEE 0.731
Totaal
Negatieve selectiecriteria
Categorieke afwijzing.
NEE
Beoordeling door middel van negatieve criteria.
JA
Beoordeling van controverses.
NEE
Het fonds investeert NIET in discutabele technologieën.
NEE
Het fonds investeert NIET in niet-duurzame technologieën.
NEE
Een onderzoeksteam controleert de tendensen en het gedrag van bedrijven zodat criteria worden gericht op de recentste maatschappelijke ontwikkelingen.
0.213 0 0 0 0.213
Totaal Monitoring en updating
0
0 NEE
Monitoring van de portefeuille conform de vooropgestelde criteria (continu, sector specifiek of gebeurtenis specifiek).
JA
0.167
Totaal
Dialoog
Bedrijven worden van de conclusies van de selectieprocedure op de hoogte gebracht.
NEE
Het fonds voert een constructieve en kritische dialoog met de bedrijven in haar portefeuille.
NEE
Het fonds stuurt vertegenwoordigers naar de aandeelhoudersvergaderingen.
JA
VOLLEDIGE vrijgave kwalitatieve informatie.
NEE
VOLLEDIGE vrijgave kwantitatieve informatie.
NEE
Vrijgave portefeuille (opgenomen bedrijven in het fonds).
NEE
Screeningsproces
JA Het fonds wordt onderworpen aan regelmatige audits van haar investeringen.
NEE
Het fonds ondertekent transparantierichtlijnen (EUROSIF/BELSIF).
JA
Totaal
0 0.240
0 0 0 0
Totaal
Externe controle
0
0.240
Totaal
Raad van experts
0.167
1 0 0.167 0.167
Bijlage B3: KBC Eco Fund World
Subcriteria
Subsubcriteria
Prioriteit screeningsproces
Onafhankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse
Verificatie JA
Duurzaamheidsanalyse en datavergaring door onafhankelijke externe gespecialiseerde onderneming (Vigeo, EIRiS, SiRi,…).
JA
Informatie van stakeholders en relevante NGO’s.
JA
Gewicht 1 0.750 0.250
1 Totaal
Positieve selectiecriteria
Sectoranalyse: Best in Class benadering voor criteria met betrekking tot milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance.
JA
Sectoranalyse: Het fonds maakt gebruik van sectorspecifieke positieve criteria
NEE
Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze elektriciteit produceren of actief aan CO2-vermindering doen.
0.731 0 0.081
JA 0.812
Totaal
Negatieve selectiecriteria
Categorieke afwijzing.
JA
Beoordeling door middel van negatieve criteria.
JA
Beoordeling van controverses.
JA
Het fonds investeert NIET in discutabele technologieën.
NEE
Het fonds investeert NIET in niet-duurzame technologieën.
JA
Een onderzoeksteam controleert de tendensen en het gedrag van bedrijven zodat criteria worden gericht op de recentste maatschappelijke ontwikkelingen.
0.213 0.109 0 0.032 0.949
Totaal Monitoring en updating
0.595
JA
0.833
Monitoring van de portefeuille conform de vooropgestelde criteria (continu, sector specifiek of gebeurtenis specifiek).
JA
1
Totaal
Dialoog
Bedrijven worden van de conclusies van de selectieprocedure op de hoogte gebracht.
JA
Het fonds voert een constructieve en kritische dialoog met de bedrijven in haar portefeuille.
JA
Het fonds stuurt vertegenwoordigers naar de aandeelhoudersvergaderingen.
JA
VOLLEDIGE vrijgave kwalitatieve informatie.
NEE
VOLLEDIGE vrijgave kwantitatieve informatie.
NEE
Vrijgave portefeuille (opgenomen bedrijven in het fonds).
JA
Screeningsproces
JA Het fonds wordt onderworpen aan regelmatige audits van haar investeringen.
JA
Het fonds ondertekent transparantierichtlijnen (EUROSIF/BELSIF).
JA
Totaal
0.550 0.240
0 0 0.429 0.429
Totaal
Externe controle
0.210
1
Totaal
Raad van experts
0.167
1 0.833 0.167 1
Bijlage B4: ING (L) Invest Sustainable Growth
Subcriteria
Subsubcriteria
Prioriteit screeningsproces
Onafhankelijke datavergaring en duurzaamheidsanalyse
Verificatie JA
Duurzaamheidsanalyse en datavergaring door onafhankelijke externe gespecialiseerde onderneming (Vigeo, EIRiS, SiRi,…).
JA
Informatie van stakeholders en relevante NGO’s.
JA
Gewicht 1 0.750 0.250
1 Totaal
Positieve selectiecriteria
Sectoranalyse: Best in Class benadering voor criteria met betrekking tot milieu, sociale verantwoordelijkheid en corporate governance.
NEE
Sectoranalyse: Het fonds maakt gebruik van sectorspecifieke positieve criteria
JA
Het fonds belegt hoofdzakelijk (>75%) in aandelen van bedrijven die op een duurzame wijze elektriciteit produceren of actief aan CO2-vermindering doen.
0 0.188 0
NEE 0.188
Totaal
Negatieve selectiecriteria
Categorieke afwijzing.
JA
Beoordeling door middel van negatieve criteria.
JA
Beoordeling van controverses.
NEE
Het fonds investeert NIET in discutabele technologieën.
NEE
Het fonds investeert NIET in niet-duurzame technologieën.
NEE
Een onderzoeksteam controleert de tendensen en het gedrag van bedrijven zodat criteria worden gericht op de recentste maatschappelijke ontwikkelingen.
0.213 0 0 0 0.808
Totaal Monitoring en updating
0.595
0 NEE
Monitoring van de portefeuille conform de vooropgestelde criteria (continu, sector specifiek of gebeurtenis specifiek).
JA
0.167
Totaal
Dialoog
Bedrijven worden van de conclusies van de selectieprocedure op de hoogte gebracht.
NEE
Het fonds voert een constructieve en kritische dialoog met de bedrijven in haar portefeuille.
JA
Het fonds stuurt vertegenwoordigers naar de aandeelhoudersvergaderingen.
JA
VOLLEDIGE vrijgave kwalitatieve informatie.
NEE
VOLLEDIGE vrijgave kwantitatieve informatie.
NEE
Vrijgave portefeuille (opgenomen bedrijven in het fonds).
JA
Screeningsproces
NEE Het fonds wordt onderworpen aan regelmatige audits van haar investeringen.
NEE
Het fonds ondertekent transparantierichtlijnen (EUROSIF/BELSIF).
JA
Totaal
0.550 0.240
0 0 0.429 0.429
Totaal
Externe controle
0
0.790
Totaal
Raad van experts
0.167
0 0 0.167 0.167
Bijlage C: Relatieve gewichten
Schaal Paarsgewijze Vergelijkingen Belangrijkheid Definitie Verklaring 1 Even belangrijk De 2 criteria dragen evenveel bij tot het doel. 3 Matig belangrijker Ervaring en beoordeling geven aan dat het ene criterium een lichte voorkeur geniet boven het andere criterium. 5 Sterk belangrijker Ervaring en beoordeling geven aan dat het ene criterium een sterke voorkeur geniet boven het andere criterium. 7 Zeer sterk belangrijker Het ene criterium staat boven het andere criterium, zijn dominantie is bewezen in de praktijk. 9 Extreem belangrijker Sterkst mogelijke bevestiging dat het ene criterium boven het andere criterium staat. Belangrijkheden met intensiteit 2, 4, 6 en 8 kunnen gebruikt worden om intermediaire waarden aan te duiden. Intensiteiten 1.1, 1.2, 1.3, enz. kunnen gebruikt worden voor criteria met een zeer verwante belangrijkheid.