Essay | Markets, organisation & innovation
Decentrale overheden als launching customer?!
Door Tom Janssen (s0155195) & Barry Kooijman (s0155160)
Cursus Markets, organisation & innovation
Universiteit Twente Civil Engineering and Management (CE&M) / Construction Process Management Onder begeleiding van: Drs. ing. J. Boes & Prof. dr .ir. A.G. Dorée.
Enschede, 1 februari 2008
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
Innovatie: de manier om concurrentie voor te blijven Sinds het begin van de jaren negentig is er een wereldwijde tendens te zien dat bedrijven in vrijwel alle sectoren, naast efficiëntie, kwaliteit en flexibiliteit, in belangrijke mate de nadruk zijn gaan leggen op innovativiteit. Waren voor die tijd nog de prijs, keuze, kwaliteit en levertijd de belangrijkste markteisen, het bleek dat de markt steeds meer waarde ging hechten aan een uniek product. Op micro-economisch niveau is innovatie van belang voor de omgang met: verhevigde (inter-) nationale concurrentie om steeds sneller te kunnen reageren op marktontwikkelingen, kortere product levenscycli, klantspecifieke wensen, complexe producteisen (o.a. door wetgeving) en om voor te kunnen blijven op concurrenten. De context waarbinnen dit essay geschreven is bestaat uit twee onderdelen: het optreden van decentrale overheden als “launching customer” en het “cradle-tocradle principe”. Deze twee aspecten worden hieronder achtereenvolgens nader toegelicht.
Launching customership: het instrument om innovatie te stimuleren Een mogelijk instrument dat de overheid kan inzetten bij het simuleren van afzetmarkten voor innovatieve producten en diensten is het zogenaamde “launching customership”. De overheid, op centraal of decentraal niveau, neemt als launching customer innovatieve producten, diensten of processen af om een kwalitatief beter of maatschappelijk wenselijker resultaat te verkrijgen. De overheid treedt daarbij zelf op als vragende partij door middel van haar inkoop- en aanbestedingsbeleid. Hierdoor creëert ze een afzetmarkt voor bepaalde producten en diensten en vervult zij tegelijkertijd een voorbeeldfunctie (early adaptor) voor andere partijen. Vervolgens kan dit private partijen aansporen om het desbetreffende product of dienst in te kopen. Gezien de overheid als opdrachtgever een substantieel aandeel heeft in de totale bouwindustrie, heeft zij een machtspositie. Vanuit deze machtspositie is het mogelijk om de markt in een bepaalde richting te sturen. Het doel van de overheid als launching customer is het stimuleren van innovatie en de verspreiding van innovatieve producten en diensten door het vergroten van de vraag naar deze producten en diensten. Met andere woorden kan men een spin-off initiëren waardoor verdere innovaties plaats kunnen vinden. Omdat marktpartijen in dit geval de overheid als eerste klant hebben, zullen zij eerder geneigd zijn te investeren in innovaties. Het betreft vaak producten en diensten die tevens een bijdrage kunnen leveren aan maatschappelijke sectoren zoals de zorg, veiligheid, mobiliteit en het milieu. Als de overheid als launching customer optreedt, kan een belangrijke wisselwerking tussen overheid en bedrijfsleven gerealiseerd worden, waardoor in een vroeg stadium duidelijkheid ontstaat over wensen van de overheid enerzijds en de mogelijkheden van bedrijven anderzijds. (Overheid als Launching customer van best practice naar common practice)
Cradle-to-cradle een economisch/ecologische revolutie Het “cradle-to-cradle” (c2c), oftewel wieg tot wieg basisconcept, gaat uit van een eenvoudige vooronderstelling: afval is voedsel. Een veelvuldig gebruikte metafoor die dit principe beschrijft is het afsterven van een boom in de natuur. Hierdoor worden voedingsstoffen en mineralen gevormd waarmee nieuw leven zich voedt. In die zin is er sprake van een cyclus van wieg tot wieg. Hetzelfde principe is mogelijk bij het ontwerp van producten en materialen. Als deze worden ontworpen als voedingsstoffen, zullen de productie en consumptie van goederen een verrijking (voedsel) betekenen van de natuurlijke wereld. Op basis van dit gedachtegoed hebben de grondleggers van het c2c principe een aantal uitgangspunten bedacht om productie en processen binnen organisaties, op basis van dit principe, in te richten:
1
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
•
Ontwerp producten en processen zo dat de waardevolle materialen beschikbaar blijven voor de mens en zijn natuurlijke omgeving.
•
Ontwerp alle producten en processen zodanig dat de waardevolle materialen en de investeringen die gebruikt worden om ze te produceren beschikbaar blijven voor de mens en zijn natuurlijke omgeving.
•
Een product moet volledig afbreekbaar zijn in de biosfeer en daar als voedsel dienen voor natuurlijke organismen.
•
Alle niet afbreekbare stoffen moeten beschouwd worden als een hoogwaardige grondstof voor nieuwe producten in de technosfeer (permanent volledig recyclebaar).
•
Zorg ervoor dat er tijdens de fabricage van een product op geen enkele wijze schadelijke afvalstoffen ontstaan.
Aldus kan gesteld worden dat het c2c-principe kansen biedt voor een economisch/ecologische revolutie bij het ontwerpen en produceren van producten en diensten. Voordat het principe op grote schaal toegepast zal worden zullen echter eerst de nodige barrières overwonnen moeten worden. Het is een feit dat het c2c-principe in opkomst is, gezien het groeiend aantal praktijktoepassingen en enthousiasme voor het principe vanuit allerlei branches. (McDonough, C2C website) Men vraagt zich dan ook af hoe de overheid deze ontwikkeling kan stimuleren, want uiteindelijk zal toch de markt deze trend door moeten zetten om tot een brede invoering van het c2c-concept te komen. De overheid moet zich afvragen of zij de taak op zich wil nemen om door haar positie als launching customer een spin-off te initiëren voor het c2c-concept. Hieruit kan de volgende centrale vraag afgeleid worden: Wat zou je als decentrale overheid als launching customer kunnen en willen betekenen met betrekking tot het ”cradle-to-cradle” concept (binnen de bouwsector)?
2
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
Van relatief onbekend naar overal toegepast : de c2c revolutie Wanneer men in de praktijk de term c2c laat vallen zal het merendeel van de gesprekspartners verbaasd kijken, er zijn echter steeds meer mensen die van het principe afweten. Wanneer voor onbekenden met het principe de betekenis en de filosofie van het c2c duidelijk wordt, is al snel de aandacht en interesse opgewekt en wordt iedereen enthousiast. Vrijwel direct komen er ideeën op tafel over wanneer het c2c principe waar en hoe toegepast kan gaan worden. De vergelijking met bijvoorbeeld het afkoppelen van regenwater van de vuilwaterriolering en gebruik van leds in verkeersverlichting zijn bekende voorbeelden. Helaas blijft het hier voorlopig bij en komt c2c slechts in een beperkt aantal gevallen ook echt tot implementatie. De hoofdredenen voor het achterwegen blijven van een brede toepassing van het c2c principe zijn de onbekendheid met het principe en de onzekerheid over de kansen en bedreigingen van de toepassing van het principe. Er zijn weinig partijen bereid het risico te lopen hun vingers te branden aan dergelijke innovaties, ook al bestaat de mogelijkheid om op lange termijn winsten te behalen die groter zijn dan de initiële investeringen. De onzekerheid vloeit naast de onbekendheid met het principe voort uit het ontbreken van precedenten waarin het principe is toegepast en een onzekere en te lange terugverdientijd van de investeringen. (Blom et al, 2007)
Het spits afbijten: de rol van de launching customer Veel partijen zijn dus wel geïnteresseerd en enthousiast maar durven niet het spits af te bijten. Toch zal er iemand moeten opstaan die het initiatief neemt en risico’s durft te nemen om c2c van de grond te krijgen. Hiervoor is de overheid in de rol van “launching customer” het meest geschikt. De overheid is namelijk in het algemeen een belangrijke opdrachtgever, welke zich in tegenstelling tot de meeste marktpartijen niet alleen laat leiden door prijs en kwaliteit, maar ook door mogelijkheden om innovatie te stimuleren en de Nederlandse industrie te versterken. (Commissie Van Laarhoven, 2006) Opgemerkt dient te worden dat het rapport van de Commissie van Laarhoven geschreven is in de context van het verbeteren van de supply chain in de logistieke dienstverlening. Desondanks is het principe dat de overheid als launching customer optreedt en daarbij de opstartproblemen bij implementatie helpt te overwinnen van toepassing op de Nederlandse bouwsector. Indien de overheid meerdere malen het c2c concept toepast worden de voor- en nadelen bekend. Zodra deze bekend worden krijgen marktpartijen de mogelijkheid om een onderbouwde afweging te maken tussen de risico’s, kosten en opbrengsten die gepaard gaan met c2c.
Het bekend worden van de voor- en nadelen van het c2c concept is in drie verschillende opzichten van belang. Allereerst voor het creëren van een spin-off richting potentiële opdrachtnemers, zoals ingenieurs- en adviesbureaus waarmee men samenwerkt, hetgeen men als gemeente door middel van launching customership wil bereiken.
3
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
“Als er een aantal aansprekende voorbeelden van zijn dan gaat het leven. Je moet zorgen dat je bij de consument terecht komt. Het principe spreekt nu een hele kleine categorie mensen aan - Voor een goede spin-off moet je naar de consument toe en je moet ze onmiddellijk het effect laten zien. Het moet helder zijn voor de consument en ze moeten de voordelen er van zien. Mensen moeten het korte termijn denken weglaten en vooruit gaan kijken. Niet naar 5 jaar kijken maar naar 30 of 40 jaar.” Het is hierbij is het van belang dat de informatie uit de pilotprojecten terecht komt bij potentiële c2c opdrachtgevers. “De spin-off kan behoorlijk zijn door het aanwezige netwerk van de gemeenten, maar het moet wel goed ingestoken worden, dus veel media aandacht en communicatie in beginfase is erg belangrijk. De gemeenten samen hebben veel macht.” Daarnaast is het van belang dat men binnen de organisatie intern met het principe bekend raakt en men er de voordelen van gaat inzien. Een breed draagvlak is essentieel voor het implementeren van de benadering. Daarnaast behoeft het de steun van de top van de bestuurshiërarchie, anders bestaat de kans dat er slechts individuen met het principe bezig zijn en de animo ervoor langzaam wegebt. De hieronder weergeven reacties uit de praktijk ondersteunen deze gedachte: “Voor de organisatie geldt enerzijds de relatieve onbekendheid met het onderwerp … C2c is nog geen uitgangspunt voor het handelen van de gemeente. Kansen zijn nog niet duidelijk men ziet nou voornamelijk barrières… Binnen de hele organisatie zou het principe bekend moeten zijn zodat over de hele linie ermee gewerkt wordt.” “C2c als ontwerpfilosofie is een mogelijkheid maar dan moeten de voordelen wel aanwezig zijn en duidelijk gemaakt worden binnen de organisatie... Dit kan door positieve zaken te benadrukken en de mensen de voordelen van de werkwijze in te laten zien.” Daarnaast hebben decentrale overheden (gemeenten, waterschappen) een verantwoording richting de burgers. Men moet kunnen verantwoorden dat er op een efficiënte manier met de dure belastingcenten wordt omgegaan, hetgeen onder meer door maatschappelijk verantwoord te ondernemen bewerkstelligd kan worden. In verband hiermee staat het feit dat de politieke lagen binnen de gemeente overtuigd dient te worden van het nut van het c2c principe zodat de benodigde middelen (financieel, beschikbaar stellen van personeel en tijd) en draagkracht gerealiseerd worden. “Je moet de politiek overtuigen met een goed verhaal om dit te kunnen ondersteunen. Het kost meer maar levert ook een meerwaarde op. Politiek gezien moet je dus overtuigen om geld los te krijgen.”
De pilotprojecten: groots aanpakken of liever klein beginnen? Om een brede introductie, lancering en vervolgens implementatie van c2c te bewerkstelligen waarbij niet alleen de diverse overheden, maar ook marktpartijen volgens c2c gaan werken is het van belang dat er diverse kleine projecten c2c worden uitgevoerd. Door verspreid over Nederland binnen een aantal projecten het c2c principe toe te passen zullen marktpartijen projecten in hun omgeving herkennen waarmee ze zich kunnen conformeren. Het gebruik van grote projecten zou weliswaar qua bekendheid beter scoren, maar vanwege de complexiteit en onoverzichtelijkheid van dergelijke projecten kunnen marktpartijen de uitkomsten van het project moeilijk interpoleren naar hun eigen situatie.
4
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
“Het werkt het beste om kleinschalig te beginnen door middel van pilotprojecten. Zo kun je op kleine schaal dingen organiseren die nieuw zijn. Vervolgens is het mogelijk dat men het principe van daaruit doorontwikkeld… Het is vooral afhankelijk van het succes dat je in het begin (tijdens pilotproject(en)) boekt en of andere partijen er kennis van nemen. Dan kun je een soort vliegwieleffect creëren hetgeen zich vervolgens kan uitbreiden.” .
Decentrale overheden als launching customer…. hoe pakt men dit aan ? Decentrale overheden, met name de gemeenten en provincies, zijn als opdrachtgevers verantwoordelijk voor de kleinere projecten verspreid over Nederland. Deze zijn dan ook bij uitstek geschikt om als launching customer op te treden voor c2c. De decentrale overheden lopen echter vaak tegen dezelfde aanloopproblemen aan als de overige opdrachtgevers bij het toepassen van innovatieve concepten zoals c2c. De centrale overheid heeft hier een belangrijke rol te vervullen. De centrale overheid moet de voorwaarden scheppen waardoor de decentrale overheden kunnen optreden als launching customer voor c2c. De vraag die nu rijst is hoe de decentrale overheden hun rol als launching customer gestalte moeten gaan geven om het meest doeltreffend te zijn in het veroorzaken van een spin-off van de toepassing van c2c door marktpartijen. Met name het wegnemen van de onbekendheid met c2c, zodat de voor en nadelen zoals eerder uiteengezet bekend worden zodra er een aantal c2c projecten worden uitgevoerd. De onbekendheid moet worden weggewerkt door de opbouw van kennis. De vraag is of deze kennis omtrent c2c door de centrale overheid ontwikkeld dient te worden en vervolgens verspreid moet worden over de decentrale overheden, of dat de kennis bij de diverse decentrale overheden intern ontwikkeld c.q. dat deze op de markt ontwikkeld moet worden? Voor elk van de in de vorige alinea genoemde benaderingswijze zijn diverse voor en nadelen te noemen. In het kader van het launching customership biedt echter het op de markt ontwikkelen van kennis de meeste potentie. Doordat de kennis op de markt ontwikkeld wordt, raakt de markt vanzelf bekend met c2c, maar belangrijker nog, er ontstaat een kennisbron waaruit potentiële marktpartijen kunnen putten, hetgeen niet het geval is wanneer de overheid c.q. overheden de kennis binnenshuis ontwikkelen. Omdat het doel van het launching customership is dat de marktpartijen ook c2c gaan toepassen, wordt er een voorsprong behaald door de ontwikkeling van een kennisbron op de markt zelf. De markt hoeft dan niet in navolging van de overheid een eigen kennisbron op te bouwen. Het op de markt ontwikkelen van kennis omtrent c2c houdt niet in dat er geen enkele kennis binnen de overheden ontwikkeld hoeft te worden. Zowel binnen de centrale overheid als de decentrale overheden dient voldoende kennis ontwikkeld te worden om c2c projecten te kunnen volgen en beoordelen. Dit is ook voor de centrale overheid van belang, omdat ze de mogelijke toepassing van de principes dient te faciliteren, dit is bijvoorbeeld mogelijk door het verlenen van subsidies en het soepeler omgaan met eventuele regelgeving zodat ook daadwerkelijk de juiste voorwaarden geschapen kunnen worden. Het grootste deel van de kennis dient echter op de markt ontwikkeld te worden. De meest gangbare strategie om kennis uit de markt te halen (of het daar te laten ontwikkelen) is door gebruikmaking van een innovatieve aanbestedingsvorm, al dan niet op basis van functionele specificatie, en geïntegreerde contracten. Binnen deze aanbesteding dient het toepassen van het c2c principe als expliciete voorwaarde te worden gesteld. Het activeren van kennisontwikkeling op basis van de
5
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
traditionele aanbestedingsvorm is niet of nauwelijks mogelijk. Deze manier van aanbesteden richt zich immers met name op het bedingen van de laagst mogelijke prijs of op het realiseren van de beste prijs/kwaliteit verhouding waardoor opdrachtnemende partijen nauwelijks gestimuleerd worden tot het ontwikkelen van innovaties.
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat er in het algemeen twee verschillende tendensen zijn waar te nemen. De ene tendens opteert sterk naar het in-huis ontwerpen van projecten waarin men het c2c principe kan ontwikkelen. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te wijzen: Slechte ervaring met het overlaten van projecten aan de markt “ De verwachtingen van de gemeente ten aanzien van de kennis van de marktpartijen en de uitvoering van projecten laten vaak te wensen over.” Voorkeur voor traditioneel / Gebrek aan ervaring met geïntegreerde contractvormen “Qua ontwerpen is men als gemeente behoorlijk gericht op traditioneel. De gemeente zou het liefst graag alles zelf willen doen…men moet nog meer ervaring op doen met D&C, DBFM.” Betere afstemming van middelen door het binnenshuis te doen “Als je het allemaal in huis doet is het voor bepaalde zaken (financieel, juridisch, interne verhouding) natuurlijk makkelijker.” Men is bang dat men te weinig invloed heeft in het proces ”De voorkeur gaat ernaar uit om een ingenieursbureau en aannemer pas later in het proces te betrekken. Meer de traditionele vorm dus. Met een D&C contract heb je minder/weinig invloed op het ontwerpproces.” De andere tendens is dat gemeentes zich zouden moeten beperken tot hun kerntaken en de markt projecten te laten ontwerpen/uitvoeren waarbinnen men dan de kennis van c2c verder kan uitwerken. Redenen hiervoor zijn: Men wil de maximale potentie uit de markt halen door de markt daarin vrij te laten: “Men wil zelf het eindresultaat zo goed mogelijk beschrijven. Het proces daarheen laat men over aan de markt. Gedacht wordt dat men als gemeente in het kader van innovatief aanbesteden op geïntegreerde contracten uit komt: je moet functioneel zijn, risico’s worden bij de markt neergelegd omdat zij de expertise hebben.” Men wil ervaring op doen van de kennis die op de markt aanwezig is: “Er wordt door de geïnterviewde reeds aangehaald dat men het aanbesteden op basis van Design&Construct (D&C) reeds toe past waardoor kennis van de markt gebruikt wordt. Hierdoor ontstaan nieuwe marktontwikkelingen waar men ervaring mee kan opdoen.”
6
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
Men wil juist de regie in handen houden en geloofd er ook in dat dit kan: “We zetten kaders uit en de uitvoering wordt overgelaten aan de markt. De gemeente heeft dus de regie in handen.” Men heeft zelf niet de middelen om dergelijke ontwikkelingen te laten plaatsvinden: “In huis is erg lastig omdat er niet genoeg mankracht aanwezig is.” Daarnaast komen er vanuit de praktijk een aantal algemene punten naar voren die geleden voor de keuze van het al dan niet in huis aan besteden of de keuze van de specifieke contractvorm. Opvallend is bijvoorbeeld dat gemeenten binnen beide tendensen voorstander zijn van functioneel specificeren. Men geeft expliciet aan dat met name met het oog op de innovatie die nog gedaan moet worden (toepassing c2c principe) mogelijk is dat er vaker functioneel gespecificeerd zou kunnen worden. Algemeen geeft men aan dat de complexiteit van een project de contractvorm bepaald en er kan dan ook in het algemeen weinig gezegd worden over welke contractvorm er in het kader van het onderzoek het meest geschikt is. Voor projecten in de ruimtelijke ordeningssfeer hangt de keuze van de contractvorm ook sterk van het gebied af: “Grondbezit van marktpartijen is leidend in het proces. Onderhandelingen met marktpartijen over wat er moet komen. Ieder z’n eigen deel doen, risico’s leggen bij wie deze het beste aan kan.” Daarom kiezen sommige voor beide: “Een combinatie tussen beide contractvormen is het meest gewenst, dus integraal en in-house... In principe is men voorstander van het overlaten aan de markt maar er zal ook met in-huis ontworpen moeten blijven worden… om het verlies van kennis binnen de organisatie tegen te gaan, deze kennis is bijvoorbeeld belangrijk voor een rol als regisseur”
C2c: de reactie van de markt Wanneer de overheden succes boeken als launching customer voor het c2c principe en er een vraag ontstaat vanuit marktpartijen om projecten c2c uit te voeren zal de markt hierop inspelen. Zo zullen ingenieurs- en adviesbureaus zich gaan specialiseren op het c2c gebied en de kennis die ze hebben opgedaan tijdens de pilotprojecten uitbreiden. Deze ingenieurs- en adviesbureaus zetten dit specialisme vervolgens weer op de markt, waardoor steeds meer projecten c2c uitgevoerd zullen gaan worden.
Verwacht wordt dat de markt zal reageren op de trend en zich zal gaan specialiseren op het c2c gebied: “Een ingenieursbureau zal niet vooruit gaan lopen als er geen markt voor bestaat (bedrijven hebben een winstoogmerk op basis waarvan ze acteren)… Als het principe een kans wordt en het een item hetzij een economische factor gaat worden… dan zie je dat de markt erop reageert.”
7
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
“Het is te verwachten dat de markt bereid is om het over te nemen en zich in c2c te gaan specialiseren. Aan de horizon moet in ieder geval voor de marktpartijen winst lonken.”
8
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
Algemene indruk en hoe nu verder? Het integraal uitvoeren van het launching customer principe c.q. c2c lijkt in eerste instantie erg moeizaam. Men doet er goed aan doen om eerst een aantal pilotprojecten op te starten om te kijken hoe de principes daarbinnen lopen. Over het algemeen opteren gemeenten zelf voor kleinschalige projecten waarbinnen men de meeste ervaring op kan doen. Een lichte voorkeur gaat uit naar projecten waar men reeds bezig is met duurzaamheid, omdat het dan makkelijker te organiseren is dan dat je een geheel nieuw project volgens het c2c principe gaat benaderen. Van evident belang is dat allereerst de juiste intentie, kunde en de middelen aanwezig zijn om het te kunnen doen. De centrale overheid speelt hierin een rol omdat ze de mogelijke toepassing van de principes dient te faciliteren, door bijvoorbeeld het verlenen van subsidies en het soepeler omgaan met eventuele regelgeving zodat ook daadwerkelijk de juiste voorwaarden geschapen kunnen worden. pilotprojecten verder ontwikkeld. Met name het succes dat in deze projecten geboekt wordt en de vraag of andere partijen er daadwerkelijk kennis van nemen is essentieel. Wanneer er een vraag op de markt ontstaat zal het bedrijfsleven hierop inspelen en zullen de ingenieurs- en adviesbureaus zich specialiseren op c2c gebied door de kennis die tijdens de pilotprojecten is opgedaan verder uit te bouwen. Wanneer dit specialisme beschikbaar is op de markt zal hier gebruik van worden gemaakt. De manier waarop de decentrale overheden de pilotprojecten op de markt zetten bepaald de stimulans voor ingenieurs- en adviesbureaus om tijdens de initiatiefase energie te steken in het c2c principe. Een methode waarbij een substantieel deel van de kennis van de markt gehaald wordt bied de meeste potentie. Wellicht dat er vanuit een bepaalde regio als geheel een schwung aan de ontwikkeling gegeven kan worden waardoor ook de kans op een spin-off groter wordt en de barrières overwonnen kunnen worden. Regio’s kunnen deze ontwikkeling bijvoorbeeld middels een financiële injectie stimuleren. Op die manier kunnen mogelijk gesubsidieerde projecten binnen de regio bekeken worden en of het haalbaar is om het c2c principe breder toe te gaan toepassen. Het per gemeente afzonderlijk aanpakken van dergelijke projecten lijkt te beperkt te zijn. Men zou niet per gemeente afzonderlijk het wiel moeten gaan uitvinden, maar het is wenselijk dat men dit samen doet. “Uiteindelijk kan er een soort vliegwieleffect gecreëerd worden, hetgeen zich vervolgens uit kan breiden.” De gedachte die leeft en tevens voldoende stof tot nadenken geeft voor verder onderzoek kan als volgt worden weergeven: “We zijn in Nederland kuddedieren die voorbeelden of regelgeving volgen. Belangrijk voor een brede toepassing van het c2c principe is dat er een algemene landsgeest ontstaat die iedereen ook daadwerkelijk kan en gaat volgen. Waarschijnlijk spreken we in het kader van brede toepassingen van c2c over een termijn van twee generaties.” Of men als gemeente in de rol van launching customer kiest voor een rol als voorloper of een meer afwachtende rol hangt met name af van de middelen die men ter beschikking heeft. De tendens is dat
9
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
voornamelijk de kleinere gemeenten noodgedwongen wachten op positieve verhalen van anderen en een meer afwachtende rol aannemen. Minister Cramer schetste in de aflevering van Tegenlucht, die voldoende stof rondom c2c heeft doen opwaaien, op een naar ons idee realistische wijze hoe de ontwikkeling van het c2c principe verder zou kunnen verlopen: “Het bedrijfsleven ziet een grote markt voor producten die duurzamer zijn. Als de overheid en andere organisaties zich hiermee bezig gaat houden dan ontstaat een zwaan-kleef-aan effect zodat er een vraag naar producten komt. Het is een kip-ei-verhaal: verwachten we het van de markt? Nou nee, want markt wacht weer op de vraag. Als we elkaar gevangen houden dan gebeurd er niks, maar als we ervoor zorgen dat de prikkels om duurzamer te produceren duidelijk aanwezig zijn dan gaan bedrijven die kant ook op en hebben wij als consument de mogelijkheid om uit meer duurzame producten te kiezen. Het is een logische ontwikkeling in een richting die steeds meer duurzaam genoemd kan worden.” (van Hattum, R., 2006)
10
Markets, organisation & innovation | Decentrale overheden als launching customer?!
Literatuurlijst Blom, M., Papenhuijzen, J.P., & van der Meer, J.D. (2007). Overheidsinkoop als motor voor innovatie. M. v. E. Zaken, Significant B.V. Commissie van Laarhoven, (2006). Naar een vitalere supply chain door krachtige innovatie. Verkeer en Waterstaat. Davis, R., Popovic, V., & Crowther, P. (2007). Advancing Design Activity: Catalysts for Sustained Innovation. Hong Kong Polytechnic University, China, Proceedings The International Association of Societies of Design Research (IASDR). McDonough, W., Braungart, M., Anastas, P. & Zimmerman, J. (2003). "Applying the principles of green engineering to cradle-to-cradle design." American Chemical Society 37(23): 434A-441A. Retrieved September 17, 2007, from McDonough, W., & Braungart, M. (1998). "The NEXT Industrial Revolution." Atlantic Monthly 282(4): 82-92. McDonough, W. "cradle to cradle website." retrieved 28 december 2007, from: http://www.mcdonough.com/cradle_to_cradle.htm van Hattum, R. (2006). Afval is Voedsel: Een revolutie in Nederland. Tegenlicht. VPRO. The Netherlands: 51 mins. (2006). Overheid als launching customer: Van best practice naar common practice. Ministerie van Economische Zaken. Praktijkgegevens vekregen aan de hand van interviews met vertegenwoordigers van diverse organisaties, januari 2008.
11