Erfgoed met perspectief Erfgoednota gemeente Ede 2010-2015
Colofon Titel: Erfgoed met perspectief. Cultureel Erfgoed in Ede. 2010-2015 Auteurs: mevr.drs.C.M.T.L.Boels, drs. P.J.A.Lommen, drs. J. Westerman (Gelders Genootschap) Fotografie: Gemeente Ede Opgesteld door het team Monumenten van de gemeente Ede en het Gelders Genootschap in opdracht van de gemeente Ede Juli 2010 Foto omslag: De Van Essenkazerne (1908)
Erfgoed met perspectief Erfgoednota gemeente Ede 2010-2015 Gemeente Ede Postbus 9022 6710 HK Ede T: 0318 680911 www.ede.nl
Erfgoed met perspectief 2010
Voorwoord De gemeente Ede kan bogen op een rijke geschiedenis. Helaas is die lang niet meer overal te herkennen. Met smart bekijken we soms oude foto’s. Beelden van het verleden, verdwenen door oorlogsschade en de grote opruimwoede daarna, of gewoon omdat oud plaats moest maken voor nieuw. Inmiddels weten we dat ‘nieuw’ niet altijd automatisch ‘beter’ betekent. ‘Nieuw’ betekent vaak ook verlies van herkenbaarheid en sfeer. Maar de gemeente Ede is lang niet alles kwijt. Ze is in cultuurhistorisch opzicht nog steeds de moeite waard. Laten we niet vergeten dat bijvoorbeeld de monumenten in het Nationale Park De Hoge Veluwe erfgoed van wereldklasse zijn. En sterker nog, er zijn ruim 500 objecten, beter gezegd, monumenten waarvan we al hebben gezegd dat ze het bewaren waard zijn. Het is zaak om dat wat ons rest te koesteren. Verleden, heden en toekomst kunnen in Ede samen opgaan! In deze Erfgoednota wordt een aantal initiatieven voorgesteld. Onze ambitie is gebaseerd op de wetenschap dat cultuurhistorie een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van de gemeente. De maatschappelijke effecten van een goede omgang met cultureel erfgoed zijn dankzij geslaagde voorbeelden inmiddels onmiskenbaar. Het rijke verleden van Ede is de basis voor een sterke toekomst. De beleidsvisie uit zich in de volgende doelstellingen: - de gemeente Ede maakt cultureel erfgoed zichtbaar en beleefbaar; - de gemeente Ede integreert het cultuurhistorisch beleid in andere disciplines; - de gemeente Ede werkt aan de versterking van haar eigen identiteit en maakt cultureel erfgoed profijtelijk. De eerste doelstelling lijkt op het eerste gezicht wellicht overbodig. Monumenten worden toch gemakkelijk herkend? En inderdaad, een deel van ons erfgoed is benoemd. Maar er zijn genoeg plekken in de gemeente waar de cultuurhistorische waarden nog niet in kaart zijn gebracht. Deze eerste doelstelling zal zorgen voor een goede kennis van het cultureel erfgoed dat er in onze gemeente aanwezig is. De tweede doelstelling kan niet zonder de eerste. Hoe kun je immers in je beleid en uitvoering rekening houden met cultuurhistorie als je niet weet wat je in huis hebt? Met de tweede doelstelling willen we bereiken dat cultuurhistorische waarden zorgvuldig worden aangegrepen én afgewogen in ruimtelijke plannen. Bovendien willen we via toerisme, cultuureducatie en citymarketing het Edese cultuurhistorische spectrum nadrukkelijker voor het voetlicht brengen. Ook bij de derde doelstelling is de eerste van bijzonder gewicht. Met kennis van het aanwezige, cultureel erfgoed is de stap naar het versterken van het imago niet groot. Promotie is hier het sleutelwoord. Uitgerekend imagoverbetering heeft een gunstig effect op de aantrekkingskracht, het ondernemersklimaat, recreatie en toerisme. Cultureel erfgoed kan daar een positieve rol in spelen. En waarom is nieuw beleid de moeite waard? Omdat Ede trots is op haar erfgoed! Door verantwoord beheer blijft onze omgeving de verhalen over vroeger vertellen. Erfgoed levert een schat aan informatie op en vormt een inspiratiebron voor toekomstige ontwikkelingen. Het moet in dienst worden gezet van de stad, de kernen en het buitengebied. Als dat met zorg gebeurt, is een duurzame toekomst van het verleden het lonkend perspectief!
Evert van Milligen, wethouder.
3
Erfgoed met perspectief 2010
Samenvatting Edes rijke cultureel erfgoed verdient een duurzame toekomst. In de dynamische gemeente van de toekomst zal het erfgoed een steeds belangrijkere bijdrage leveren aan identiteit en eigenheid. Dat is het uitgangspunt van deze nota. Ede is een gemeente met een rijk cultuurlandschap, gevarieerde agrarische bebouwing, kazernes en militaire terreinen, bijzonder industrieel en religieus erfgoed, maar ook vele fraaie gebouwen en plekken, die overal in de gemeente bijdragen aan eigenheid en kwaliteit. De nota Erfgoed met perspectief biedt inzicht in de stand van zaken, de ontwikkelingen en de toekomstscenario’s voor het bovengrondse culturele erfgoed in Ede. Het voorliggende beleid is geformuleerd naar aanleiding van de startnotitie die op 26 maart 2009 in de gemeenteraad is vastgesteld. Doel van het beleid is: - de gemeente Ede maakt cultureel erfgoed zichtbaar en beleefbaar; - de gemeente Ede integreert het cultuurhistorisch beleid in andere disciplines; - de gemeente Ede werkt aan de versterking van haar eigen identiteit en maakt cultureel erfgoed profijtelijk. Er is intensief overleg gevoerd met vele betrokkenen. Knelpunten en wensen zijn in kaart gebracht. Vervolgens zijn twaalf initiatieven geformuleerd die ondergebracht zijn in drie scenario’s. Vier zeer wezenlijke initiatieven waarmee enkele prangende knelpunten worden aangepakt zijn ondergebracht in het minimumscenario A. In dit scenario is bestaand beleid beperkt bijgesteld en aangevuld. Initiatief 1: De gemeente laat een Cultuurhistorische Waardenkaart opstellen. Initiatief 2: De gemeente inventariseert en waardeert het erfgoed uit de periode van Oorlog en Wederopbouw. Initiatief 3: De gemeente Ede verankert beleidsmatig de inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen. Initiatief 4: De gemeente Ede gaat bij ruimtelijke ingrepen cultuurhistorie in de eerste planfase meenemen. Cultuurhistorie wordt zodoende volwaardig geïntegreerd in ruimtelijke projecten. In het basisscenario B is er sprake van een structurele versterking. Het bestaat uit de initiatieven van het minimumscenario aangevuld met vijf andere initiatieven. Daarmee kan de gemeente Ede in de toekomst op een volwaardige wijze erfgoedbeleid voeren. Initiatief 5: Na inventarisatie en waardering beschermt de gemeente Ede maximaal 50 objecten uit de periode Oorlog en Wederopbouw. Initiatief 6: De gemeente Ede repareert de Voorziening Monumenten Initiatief 7: De gemeente Ede stimuleert duurzaam hergebruik van monumenten. Initiatief 8: De gemeente Ede gaat een nieuwsbrief uitbrengen voor monumenteneigenaren.
4
Erfgoed met perspectief 2010
Initiatief 9: De gemeente Ede gaat kansen benutten door met Citymarketing en Toerisme het Edese erfgoed actiever te positioneren in de promotie van de gemeente. In het plusscenario wordt tenslotte met drie extra initiatieven bereikt dat de in het minimum- en basisscenario voorziene investeringen ook breder uitgedragen kunnen worden. Initiatief 10: De gemeente Ede gaat de architectuur uit de periode Oorlog en Wederopbouw laten inventariseren, waarderen en beschermen zonder van tevoren vastgesteld maximum. Initiatief 11: De gemeente Ede gaat krachtig samenwerken met belendende disciplines en partners in het veld. Initiatief 12: De gemeente Ede gaat cultureel erfgoed betrekken bij mogelijkheden die ontstaan door het geplande evenementenbeleid.
5
Erfgoed met perspectief 2010
img 6130pt.jpg
Steigers tegen de gevels van De Born in Bennekom. De Born, van oorsprong een rust- en vakantiehuis voor vrouwen van de SDAP, werd in 2009 herbestemd als bedrijfsverzamelgebouw. De restauratie, waarmee de herbestemming gepaard ging, bracht een enorme verbetering voor zowel het beschermde gebouw als de tuin.
6
Erfgoed met perspectief 2010
Inhoudsopgave Colofon……………………………………………………………………………………………………………………………………………………2 Voorwoord…………………………………………………………………………………………………………………………………………………3 Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………………………………………5 1. Inleiding……………………………………………………………………………………………………………………………………………9
1.1 Aanleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………… 10
1.2 Doel………………………………………………………………………………………………………………………………………… 10
2.
Cultureel erfgoed in Ede……………………………………………………………………………………………………………………… 13
2.1. Het Edese erfgoed in thema’s…………………………………………………………………………………………………………… 13
2.2. Wat doet het cultureel erfgoed voor Ede?……………………………………………………………………………………………… 16
3. Stand van zaken en ontwikkelingen………………………………………………………………………………………………………… 21
3.1 Beschermingsbeleid……………………………………………………………………………………………………………………… 21
3.2 Instandhoudingsbeleid…………………………………………………………………………………………………………………… 25
3.3 Integrale monumentenzorg………………………………………………………………………………………………………………… 27
3.4 Communicatie……………………………………………………………………………………………………………………………… 30
4. Participatie……………………………………………………………………………………………………………………………………… 35
4.1 Externe betrokkenen……………………………………………………………………………………………………………………… 35
4.2 Interne disciplines………………………………………………………………………………………………………………………… 36
5. Naar een nieuw erfgoedbeleid………………………………………………………………………………………………………………… 39
5.1 Scenario’s…………………………………………………………………………………………………………………………………… 39
5.2 Initiatieven…………………………………………………………………………………………………………………………………… 41
6. Voor– en nadelen beleidsscenario’s………………………………………………………………………………………………………… 53 7. Formatie en financiën…………………………………………………………………………………………………………………………… 58
7.1 Huidige capaciteit en middelen…………………………………………………………………………………………………………… 58
7.2 Additionele middelen scenario A:………………………………………………………………………………………………………… 59
7.3 Additionele middelen scenario B ………………………………………………………………………………………………………… 60
7.4 Additionele middelen scenario C: ………………………………………………………………………………………………………… 61
8. Evaluatie………………………………………………………………………………………………………………………………………… 62 Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………………………………………………… 63 Bijlage 1. Beleidsverbindingen met rijk, provincie, regio en gemeente………………………………………………………………………… 65 Bijlage 2. Uitkomsten raadpleging externe partijen……………………………………………………………………………………………… 70 Bijlage 3. Uitkomsten raadpleging interne disciplines…………………………………………………………………………………………… 83 Bijlage 4. Procesoverzicht erfgoednota…………………………………………………………………………………………………………… 87
7
Erfgoed met perspectief 2010
Tuindorp ‘Vooruit’, nu bekend als Oud-Ede Zuid werd in 1922 in traditionalistische stijl ontworpen door de landelijk bekende architect F.A. Eschauzier. Hij werd bijgestaan door de Wageningse architect P.J.W.J. Van der Burgh.
8
Erfgoed met perspectief 2010
1. Inleiding Dit beleidsstuk gaat over het cultureel erfgoed van de gemeente Ede, een van de grootste gemeenten van Nederland. De gemeente Ede is rijk aan cultureel erfgoed. Een deel daarvan bevindt zich onder de grond: het archeologische erfgoed. Een ander deel van het erfgoed bestaat uit voorwerpen en wordt bijvoorbeeld in musea bewaard die door de gemeente worden ondersteund. Het zichtbaarste deel van het cultureel erfgoed bestaat uit het in de loop der eeuwen gebouwde en aangelegde erfgoed: gebouwen, straten of wijken, een oude dorpskern, landschappen, landgoederen, parken, lanen, maar ook kleine elementen, zoals grafmonument of een herinneringsbank. Deze nota richt zich op dit zichtbaarste gedeelte. Voor archeologie is in 2003 een aparte beleidsnota opgesteld.1) Archeologie is daarmee wel onderdeel van de erfgoednota, maar wordt hierin echter niet verder uitgewerkt. Voor beleid ten aanzien van ons cultureel erfgoed in musea wordt verwezen naar de cultuurnota Continu Cultuur. In deze beleidsnota wordt waar mogelijk gestreefd naar synergie met onder meer het bestaande beleid voor archeologie en cultuur. Cultureel erfgoed / cultuurhistorie Cultureel erfgoed is een breed begrip. Soms wordt er ook gesproken over cultuurhistorie. In deze nota wordt met cultureel erfgoed bedoeld: alle door mensenhanden tot stand gekomen relicten uit het verleden die onderdeel zijn van onze omgeving. Deze nota gaat over het bovengrondse onroerende erfgoed: alle sporen, objecten, gebouwen, patronen en structuren uit verleden die bijdragen aan de kwaliteit van onze omgeving en aan de kennis over ons verleden. Het cultureel erfgoed is geen statische verzameling van historische overblijfselen. Onze omgeving verandert voortdurend en dat geldt ook voor het cultureel erfgoed: oude gebouwen krijgen een nieuwe functie, er wordt gesloopt en nieuwbouw gepleegd, stukken land worden bebouwd, een weg wordt doorgetrokken of afgesloten. Steeds weer grijpen we in in de geschiedenis van onze omgeving en voegen daar een nieuwe episode aan toe. Veel mensen zullen de gemeente Ede niet direct associëren met cultureel erfgoed. Dat is onterecht. Ede telt ruim 200 rijksmonumenten en zo’n 300 gemeentelijke monumenten. Achtervolgd door de erfenis van crisis, oorlogen en sanering in combinatie met de soms verscholen ligging in het buitengebied en de ontoegankelijkheid vanwege de militaire bestemming, blijven veel Edese monumenten op de achtergrond. Wie echter goed rondkijkt, weet beter. Naast de historische kant heeft Ede ook een heel dynamische kant. Het is een gemeente met een levendige en toekomstgerichte stad, vol ideeën en ontwikkelingen. Vernieuwing en verandering zijn overal zichtbaar en betekenen vaak verbetering. Behoud van oude waarden en vernieuwing lijken vaak niet samen te gaan, maar dat hoeft beslist niet het geval te zijn. Juist dóór ontwikkeling kan het erfgoed bewaard blijven of worden ingezet als inspiratiebron ter versterking van de veranderende omgeving. De zorg om monumenten wordt in het algemeen beschouwd als de taak om bouwkundige objecten uit het verleden zoveel mogelijk binnen hun context te bewaren, met als doel ze aan de volgende generatie over te dragen. Ook het monumentale, bouwkundige bestand van Ede verdient deze aandacht en erkenning. Voor een niet onbelangrijk deel krijgt het die erkenning ook. De gemeente Ede heeft sinds 1998 een eigen monumentenverordening en monumentencommissie. Wil de gemeente Ede echter het huidige kwaliteitsniveau vasthouden en anticiperen op actuele ontwikkelingen dan is een duidelijke koers noodzakelijk en een prioriteitstelling nodig.
9
Erfgoed met perspectief 2010
1.1 Aanleiding Het monumentenzorgstelsel is al jaren in ontwikkeling, maar zeker de laatste jaren zijn inzichten en uitgangspunten meer dan ooit aan verandering onderhevig. Het rijk en de provincie hebben hun regelgeving en beleid herhaaldelijk aangepast. Ook voor het huidige stelsel worden veranderingen en verfijningen voorgesteld. Het rijk stevent af op een koerswijziging die beter aan moet sluiten op de vraag van de samenleving. Binnen de gemeente zijn ook tal van ontwikkelingen. Tegelijkertijd is de maatschappelijke waardering voor het erfgoed de afgelopen jaren sterk gegroeid. Dat is dankzij meer belangstelling voor geschiedenis en cultuur, maar zeker ook door een toenemend bewustzijn dat ons erfgoed wezenlijk is voor de identiteit van steden, dorpen en gebieden. Ede heeft voor het cultureel erfgoed nog geen beleid dat inspeelt op deze recente ontwikkelingen. De passage in de cultuurnota 2006-2009 dekt de lading niet meer.2) Bovendien kent de huidige praktijk een aantal knelpunten. Op dit moment bestaat monumentenzorg uit taken die grotendeels voortvloeien uit de bestaande wet- en regelgeving. Ons beleid is niet voorbereid op reeds doorgevoerde en aankomende stelselveranderingen. Met deze nieuwe beleidsvisie brengen we daar verandering in. Het maken van keuzes is daarbij van belang. De huidige budgetten en capaciteit zijn beperkt en worden momenteel tot het uiterste benut. Wil de gemeente de bereikte resultaten duurzaam vasthouden en kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen, dan is het noodzakelijk om een heldere koers te bepalen. De mogelijke opties worden in deze nota aan de hand van initiatieven en beleidsscenario’s geschetst, uitgaande van de startnotitie die de gemeenteraad op 26 maart 2009 heeft vastgesteld en de conceptnota die op 2 december 2009 in de raadscommissie Maatschappelijke Zaken is besproken.
Zuivere paviljoenbouw op de Elias Beekmankazerne (va. 1938).
1.2 Doel In deze concept beleidsnota worden drie beleidsscenario’s voorgelegd met de bedoeling daaruit een keuze te maken voor de koers van de komende vijf jaren. Centrale vragen zijn: wat is de stand van zaken? Wat zijn de ontwikkelingen? Welke kant wil de Edese monumentenzorg op? En wat is daar voor nodig? Bovendien wordt voor het eerst het werkveld in kaart gebracht. In dit plan laten wij zien hoe het erfgoed van Ede ingezet kan worden om de drie doelstellingen te bereiken. Aan de basis liggen inzicht, behoud en beheer. 10
Erfgoed met perspectief 2010
De rijk gedecoreerde vestibule van villa Richmond aan de Stationsweg in Ede is een lokale variant van de monumentale vestibules die aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan in de villa’s in grote Nederlandse steden.
1.3 Leeswijzer Deze nota is als volgt opgebouwd. Ten eerste illustreren we in hoofdstuk 2 aan de hand van bondige thema’s de leidende karakteristieken van Ede op monumentaal gebied. Daarna vindt u een paragraaf over de maatschappelijke effecten van duurzaam behoud van cultuurhistorie. Deze biedt inzicht in wat cultureel erfgoed voor de gemeente kan betekenen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de stand van zaken en ontwikkelingen binnen het beleidsveld van cultureel erfgoed. Dit is toegespitst op gemeentelijke aangelegenheden. Aangezien ook zaken buiten het bereik van de gemeente van invloed zijn op de dagelijkse werkpraktijk, wordt hier waar nodig ook aandacht aan besteed. Draagvlak is belangrijk. Zonder steun van de bevolking, de gemeentelijke organisatie en de externe partners zullen we onze ambities moeilijk realiseren. Hoe tijdens de totstandkoming betrokkenen zijn gehoord en wat de uitkomsten zijn van de raadpleging leest u in hoofdstuk 4 en in bijlagen 2 en 3. Voor het nieuwe beleid moeten keuzen gemaakt worden. Keuzemogelijkheden voor de te varen koers zijn terug te vinden in hoofdstuk 5. Daarin wordt aan de hand van drie beleidsscenario’s richting gegeven aan de mogelijkheden. De voor- en nadelen van die scenario’s treft u aan in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven wat de consequenties zijn voor de capaciteit en de financiën. Hoe het cultuurhistorisch beleid geëvalueerd zal worden is terug te vinden in hoofdstuk 8. Ten slotte treft u een aantal bijlagen.
Noten 1) De nota ‘Verleden, heden, toekomst’, Archeologiebeleid in Ede (2003). 2) Het bestaande beleid voor cultuurhistorie van de gemeente Ede is omschreven in een korte passage in de nota Continu Cultuur, Traditie en Trend, Kunst en Cultuur, Ede 2006-2009. De passage betreft een beknopte opsomming van taken en doelen die grotendeels voortvloeien uit de bestaande weten regelgeving.
11
Erfgoed met perspectief 2010
12
Erfgoed met perspectief 2010
2. Cultureel erfgoed in Ede 2.1 Het Edese erfgoed in thema’s Ondanks dat het cultureel erfgoed bij veel inwoners en bezoekers onbekend is, is veel van de ontwikkelingsgeschiedenis van onze gemeente vandaag de dag nog waarneembaar, tastbaar of zelfs gaaf bewaard gebleven. Wegenstructuren, bebouwingspatronen, gebouwen, wildwallen, waterlopen. Allemaal zeggen ze iets over de geschiedenis die heeft Ede gevormd tot wat het vandaag de dag is. Het is onmogelijk de gehele ontwikkelingsgeschiedenis van de kernen en het buitengebied of alle monumenten binnen de gemeente in kort bestek te beschrijven. Wél is het mogelijk om uit het omvangrijke bestand aan monumenten enkele categorieën te selecteren, die een sterke bijdrage leveren aan de identiteit van de gemeente. Deze categorieën zijn goed vertegenwoordigd en verbonden met de plaatselijke omstandigheden. Met andere woorden, ze zijn typisch Edes. Groen erfgoed De stevigste cultuurhistorische identiteitsdrager van de gemeente is het groen. Wie Ede zegt, denkt aan de Veluwe en wie aan de Veluwe denkt, ziet uitgestrekte bossen, onverharde wegen, zandverstuivingen en heide voor zich. Maar er is meer typisch Edes landschap. Denk maar aan het Engenlandschap op de overgang van het Veluwemassief en de Gelderse Vallei (bijvoorbeeld de Doesburger eng), of aan het kleinschalige, agrarisch kampenlandschap dat gevormd is door individuele ontginningen (Nederwoud). De aanwezigheid van ruimte en natuur bracht jacht, recreatie, ontspanning en buitenhuizen naar Ede. Meest bekend is het erfgoed in het Nationale Park de Hoge Veluwe met het jachthuis St. Hubertus en het museum Kröller-Müller. Andere groene monumenten bij uitstek zijn de prachtige groenaanleg in het Luntersch Buurtbosch en de oude structuren op de landgoederen Kernhem en Hoekelum.
Het door H.P. Berlage in 1915 – 1916 gebouwde jachthuis Sint Hubertus, met een formele tuinaanleg direct rondom het huis.
13
Erfgoed met perspectief 2010
De aanleg van de spoorlijnen Utrecht-Arnhem en Ede-Barneveld speelde een belangrijke rol bij de opkomst van het toerisme. Hierdoor ontstonden in het groene buitengebied diverse pensions, hotels, herstellingsoorden (Scheleberg) en rust- en vakantiehuizen (De Born). In de kern van Ede kwam het Openluchttheater tot stand dat landelijk gewaardeerd wordt. Militair erfgoed Het landschap speelt ook een cruciale rol in de militaire geschiedenis van de gemeente. Aan het eind van de negentiende eeuw vestigden zich hier de eerste militairen. De gemeente bleek een aantrekkelijke vestigingsplaats vanwege onder meer de grote oppervlakten woeste grond. In Ede-Oost werden vier omvangrijke kazernecomplexen gebouwd. Daarnaast kwamen in Harskamp een schietkamp en in Deelen een militair vliegveld tot stand. Hierdoor is Ede bovenmatig rijk aan waardevolle objecten en structuren van militaire aard. En dat is weer zeer bepalend geweest voor de bekendheid en identiteit van de Ede als garnizoens- en legerplaats. Ook heeft het grote gevolgen gehad voor de ontwikkelingen op sociaal-economisch, maatschappelijk en zelfs religieus terrein. Industrieel erfgoed Ede is groot geworden als industriestad. De gemeente kent enkele 11 karakteristieke industriële ontwikkelingen. De Enka is daarvan de meest prominente exponent. Het uit 1922 daterende complex is de opvolger van een fabriek in Arnhem. In Ede was het water zacht, het loonpeil gunstig en de locatie goed bereikbaar. Het duurde niet lang of hier stond een prominente vertegenwoordiger van de kunstzijde-industrie die voor de nationale economie van groot belang was. Inmiddels vormen de resten van de fabriek één van de weinige representanten van de historische kunstzijde-industrie in Nederland. Net zoals de kazernes is de betekenis van Enka sterk bepalend geweest voor de ontwikkeling van de kern Ede in sociaal-economisch, in ruimtelijk en cultureel opzicht. Daarnaast is er in de hele gemeente veel industrieel erfgoed dat verbonden is aan de agrarische sector.
Het poortgebouw dat in twee fases (1922 en 1928) tot stand kwam, vormt de blikvanger en principale entree naar het Enka-terrein.
14
Erfgoed met perspectief 2010
Religieus erfgoed Impulsen uit de industrie en kazernes hebben de van oudsher hervormde gemeente in de twintigste eeuw een veelkleurig gezicht gegeven. Nieuwe denominaties zagen het licht of oude, zoals het rooms-katholicisme, werden opnieuw geïnstalleerd. Religie is in onze gemeente altijd een belangrijke factor geweest. In de middeleeuwen ontwikkelden zich brinkdorpen met de kerk als middelpunt. De huizen waren van hout, stro en leem, maar de kerken werden gebouwd in voor die tijd kostbare tufsteen. Het zijn de oudste stenen gebouwen in onze gemeente. In de Oude Kerk in Ede zijn wanden uit tufsteen in het zicht. In het schip van de kerk van Bennekom zijn dankzij bouwhistorisch en archeologisch onderzoek onlangs restanten van een tufstenen voorganger teruggevonden. Van de vroegste geschiedenis van Bennekom hebben we nu een veel beter beeld. Het religieus erfgoed met haar kerken, begraafplaatsen en pastorieën, draagt voor een belangrijk deel bij aan het verhaal van Ede. Voor veel inwoners speelt het nog altijd een grote rol.
De Noorderkerk in Ede uit 1903 is gebouwd als kruiskerk met galerijen, bedoeld om zoveel mogelijk mensen op een zo klein mogelijk oppervlak te herbergen.
Agrarisch erfgoed Een karakteristieke categorie die niet mag ontbreken is het agrarisch erfgoed dat voor een aanzienlijk deel de identiteit van Ede mede bepaalt. Het is nauw verbonden met het cultuurlandschap, het groene erfgoed dat hierboven al ter sprak kwam. De oudste boerenbedrijven waren vooral gemengde bedrijven. Het belangrijkste en oudste boerderijtype, dat in de gehele gemeente voorkomt, is het hallehuistype. De stalgedeelten van de boerderijen van dit type hebben een driebeukige opzet met een brede middenbeuk en twee smallere zijbeuken, waar het vee stond. Deze historische bedrijven zijn zeer bepalend voor de identiteit en belevingswaarde van het buitengebied. Stuk voor stuk zijn het brokjes geschiedenis die samen de pré-industriële, agrarische geschiedenis van het platteland vertellen. Ze staan echter onder grote druk omdat ze massaal hun oorspronkelijke functie verliezen. Bovenstaande erfgoederen hebben de gemeente op bijzondere wijze eigenheid en identiteit gegeven. Een identiteit om trots op te zijn! 15
Erfgoed met perspectief 2010
Deze schaapskooi op de Ginkelse Heide dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw en is gedekt met riet en oud-hollandse pannen.
2.2 Wat doet het cultureel erfgoed voor Ede? Na deze korte schets past de vraagt wat de waarde is van het cultureel erfgoed voor de gemeente Ede. Vanuit verschillende opzichten is het erfgoed van bijzonder belang voor de stad, de kernen en het omringende buitengebied. a) Eigen identiteit De gemeente Ede en haar identiteit. Er is veel om te doen momenteel. Maar één ding is zeker: het beeld van de gemeente strookt vaker niet dan wel met de werkelijkheid.3) Om maar eens een voorbeeld te noemen, het beeld bestaat dat de gemeente geen of nauwelijks waardevol erfgoed bezit. Ede mag dan geen uitzonderlijke historische kernen hebben, daar staat tegenover dat de gemeente Ede ruim 500 beschermde monumenten op verspreid gelegen plekken heeft. Daar zijn de archeologische monumenten niet eens bij opgeteld. Dat is een niet te verwaarlozen aantal. Niettemin is de gemeente er tot nu toe onvoldoende in geslaagd om zich te tonen als erfgoedgemeente. Sterker nog, er wordt haar zelfs het een en ander ontzegd. Zo denken velen dat het Nationale Park De Hoge Veluwe en jachthuis St. Hubertus in de gemeente Arnhem of Apeldoorn liggen. En de kazernes in Ede-Oost of het militaire vliegveld Deelen, die kennen überhaupt maar weinigen. Hier valt veel winst te behalen. De gemeente Ede is een gemeente met een rijke historie. Het verleden is fysiek aanwezig. Het wordt alleen nog onvoldoende onderkend. Dat is jammer, want het erfgoed levert een belangrijke bijdrage aan de sfeer en de kwaliteit van plekken. Het voedt het collectieve geheugen van inwoners en bezoekers. De identiteit wordt er in belangrijke mate door bepaald. Erfgoed is een vorm van betekenisgeving: het is datgene waaraan mensen een betekenis hebben toegekend die boven de tijd en de oorspronkelijke betekenis uitstijgt. Door een object als cultureel erfgoed te bestempelen laten we zien wat tot Ede behoort, hoe de gemeente was, is geworden en vooral wie ze wil zijn. Door ons te verdiepen in de materiële cultuur die ons omgeeft, kunnen we leren waar we vandaan komen, als individu of als groep. Kennis van ons erfgoed geeft meer inzicht in de eigen plaats, in het hier en nu en biedt een stevige basis voor de toekomst. 16
Erfgoed met perspectief 2010
b) Economische vitaliteit Cultuurbehoud loont! Dat is de titel van onderzoek dat mede op initiatief van de provincie Gelderland is uitgevoerd en waaruit blijkt dat de baten van cultureel erfgoed vele malen groter zijn dan de kosten.4) Het is niet het enige onderzoek dat dit bevestigt. Publicaties zoals Eigen haard is goud waard en De waarde van cultuurhistorisch erfgoed in keiharde euro’s komen met dezelfde conclusies.5) Het idee dat investeren in cultuurhistorie alleen geld kost en niets oplevert, is een misvatting. Geld steken in cultureel erfgoed loont, of omgekeerd, een onzorgvuldige omgang met cultuurhistorie leidt tot kapitaalvernietiging. Het is een niet onbelangrijk argument voor het behoud van erfgoed. De baten van cultuurhistorisch erfgoed laten zich soms wel iets lastiger becijferen. Al zal niemand vreemd opkijken dat woningen met historische kenmerken meer vastgoedwaarde hebben.6) En dat geldt niet alleen voor de woning zelf, maar ook voor de directe omgeving. Zo blijkt de waarde van gebouwen, of dat nu monumenten zijn of niet, in een historische omgeving 14 tot 17 procent hoger te liggen dan die van vergelijkbare panden in een minder waardevolle omgeving. Erfgoed is daarmee een belangrijke aanjager van de lokale economie en genereert zo vele geldstromen. Temeer omdat een historische omgeving ook draagkrachtige hoger opgeleiden trekt.7) Dergelijke gebieden zijn gewilde vestigingslocaties. Monumentale parken zijn in trek bij dienstverleners, en oude, industriële panden bij creatieve bedrijven. Cultuurhistorisch landschap trekt weer veel toeristen. De conclusies wijzen dus allemaal in dezelfde richting, namelijk dat erfgoed geldstromen genereert en investeren in erfgoed loont. Kosten voor herbestemming, onderhoud, restauratie, toegankelijkheid en informatievoorziening zijn investeringen die zichzelf uiteindelijke terugverdienen.8) De esthetische kwaliteiten van een plek kunnen werken als katalysator voor economische groei. Behoud en ontwikkeling van erfgoed behoort daarom deel uit te maken van strategische overwegingen en geldstromen op andere beleidsterreinen, zoals economische zaken, recreatie & toerisme en stedelijke vernieuwing.
De voorgevel van de Frisokazerne uit 1906. Dit kazernegebouw was evenals de Mauritskazerne bestemd voor de infanterie.
17
Erfgoed met perspectief 2010
c) Culturele rijkdom Cultureel erfgoed is er ook om simpelweg van te genieten, puur omwille van de betekenis, de sfeer en de uitstraling, de esthetische waarde. Cultureel erfgoed heeft een autonome waarde, vergelijkbaar met kunst, architectuur, geschiedenis en cultuur. Cultureel erfgoed staat als een waardevolle kunstuiting op zichzelf, is niet reproduceerbaar en heeft daardoor een onvervangbare waarde. Daarnaast draagt het behoud van cultureel erfgoed bij aan de wetenschappelijke potentie van de gemeente als onderzoeksthema. Ook voor Ede geldt dat. Er is geen andere plek in Nederland waar zo goed de ontwikkeling van het Nederlandse kazernegebouw is af te lezen. En wat te denken van het in al zijn onderdelen gaaf bewaard gebleven, uniek twintigste-eeuwse landgoed van de Kröller-Müllers? En een vliegveld dat als boerenenclave gebouwd is, tref je nergens anders dan in de gemeente Ede. d) Fysieke leefbaarheid Tenslotte is het behoud van cultureel erfgoed van groot belang voor een goed leefklimaat. Op het gebied van sociale samenhang en leefbaarheid zorgt een gedeeld verleden ervoor dat burgers zich meer verbonden voelen met elkaar. In een woelige wereld hebben zij een duidelijke en herkenbare plek, een ankerpunt waar ze aan gehecht zijn, zoals een oude buurt, kerk of park. Erfgoed creëert bovendien mogelijkheden voor een meer gedifferentieerde bevolkingsopbouw. Een historische omgeving trekt hoogopgeleiden en mensen uit de creatieve klasse. Vooral als die omgeving een goed aanbod aan culturele voorzieningen kent. De verweving van oud (historische erfgoed) en nieuw (projecten voor herstructurering en stedelijke vernieuwing) zorgt verder voor vitaliteit en levendigheid. De positieve sfeer van deze levendigheid wordt door velen gezien en hoog gewaardeerd. Ten slotte heeft erfgoed een positief effect op de leefbaarheid als het gaat om het tegengaan van verkrotting en verpaupering. Door het wegwerken van achterstallig onderhoud en restauratieachterstanden wordt dat zoveel mogelijk tegen gegaan.9)
Noten 3) zie Ede in beeld, juni 2009, p. 5; Ontwikkelingsplan buitengebied, mei 2008, p.35-39; Continu Cultuur, februari 2006, p. 9. 4) Boo, M. de, Cultuurbehoud loont! Utrecht 2005. 5) Bade, T en G. Smit, Eigen haard is goud waard, Over de economische baten van cultuurhistorisch erfgoed; Arnhem 2008. Duinhoven, G. van, De waarde van cultuurhistorisch erfgoed in keiharde euro’s, in: Belvedere Nieuws nr. 26, 2005. 6) Woningen met historische kenmerken blijken een extra vastgoedwaarde te hebben van 14,8 procent. Zie Cultuurbehoud loont!, 2005, p.3. 7) Woningen met historische kenmerken blijken een extra vastgoedwaarde te hebben van 14,8 procent. Zie Cultuurbehoud loont!, 2005, p.3. 8) Zie de rapporten Rekenen met monumenten, Nationale Investeringsbank, 1994, en Doorrekenen met monumenten, Nationale Investeringsbank, 1998. 9) Cultuurimpuls Stedelijke vernieuwing, Ministerie van OC&W, 2007.
18
Erfgoed met perspectief 2010
De Noorderkerk in Ede uit 1903 heeft een opvallende toren met een achtzijde spits.
19
Erfgoed met perspectief 2010
Monumentenschild
Gemeentelijke monumenten zijn vanaf 2007 voorzien van een Edes monumentenschildje.
20
Erfgoed met perspectief 2010
3. Stand van zaken en ontwikkelingen
Al jaren voert de gemeente op het gebied van het cultureel erfgoed taken uit die op basis van de wet- en regelgeving wettelijk verplicht zijn. Daarnaast heeft de gemeente een aantal beleidsdoelstellingen. Het Edese beleid voor erfgoed werd tot nu toe geformuleerd in de gemeentelijke cultuurnota’s, waarvan de nota Continu Cultuur 2006- 2009 de recentste is. Het cultuurhistorische werkveld is de afgelopen jaren echter flink in ontwikkeling: rijksverantwoordelijkheden zijn gedelegeerd aan de gemeente, de bestaande taakstelling is omvangrijker geworden en nieuwe taken zijn erbij gekomen. Daarnaast vinden belendende disciplines binnen de ruimtelijke ordening steeds vaker de weg naar cultuurhistorie (en omgekeerd) in de wens om samen vraagstukken aan te pakken of initiatieven te ontplooien. Hieronder worden de belangrijkste onderdelen van het huidige monumentenbeleid opgesomd. Wat is de huidige stand van zaken en welke ontwikkelingen hierin geven aanleiding tot (her-)bezinning? Deze opsomming geeft ook een goed beeld van de knelpunten waarover met de (in- en externe) belanghebbenden tijdens het voorbereidende proces van deze nota is gesproken (hoofdstuk 4). Tevens vormen deze onderdelen het kader van waaruit de geconstateerde nieuwe taken en wensen in scenario’s zijn verwoord (hoofdstuk 5).
3.1 Beschermingsbeleid Het plaatsen van objecten, complexen of stedenbouwkundige structuren op een lijst van beschermde monumenten is van oudsher een fundament voor cultuurhistorisch beleid. Zowel op landelijk als op lokaal niveau (rijksmonumenten resp. gemeentelijke monumenten) wordt beschermingsbeleid uitgevoerd met als belangrijkste doelstelling het veilig stellen van het meest waardevolle cultuurhistorisch erfgoed. Dit gebeurt door middel van inventarisatie, onderzoek, selectie en bescherming. Door een beschermde status krijgt het erfgoed een bijzondere plaats in toekomstige ontwikkelingen. Stand van zaken Gemeente Al sinds de jaren`80 van de twintigste eeuw kent de gemeente Ede een eigen beschermingsbeleid. Objecten, gebouwen en structuren die op lokaal niveau waardevol zijn bevonden om hun geschiedkundige, architectuurhistorische, landschappelijke of stedenbouwkundige waarde zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Dit kunnen objecten, complexen of zelfs ook gebieden zijn (beschermd stads- en dorpsgezicht). B&W beslissen over een verzoek tot aanwijzing, dat op eigen initiatief, maar ook op initiatief van derden kan worden gestart.10) De monumentencommissie adviseert het college over ieder verzoek. Aanwijzingsprocedures zijn in de regel bewerkelijk, o.a. vanwege het voorbereidende onderzoek, de noodzaak tot het opstellen van een zogenaamde redengevende omschrijving, de behandeling in de monumentencommissie en de uitvoering van het belanghebbendenonderzoek. Op dit moment telt Ede zo’n 300 gemeentelijke monumenten. De eerste gemeentelijke monumenten werden incidenteel of in kleine groepjes aangewezen, vaak op verzoek van een externe partij. Het ging daarbij meestal om de Oude Bouwkunst (erfgoed van vóór 1850). Voor het erfgoed uit de periode van de Jonge Bouwkunst (1850-1940) vond vanaf 1994 een systematische inventarisatie plaats. Na onderzoek en zorgvuldige afwegingen werden in 1997 en eind 2004 twee grootschalige aanwijzingsprocedures uitgevoerd. Nagenoeg al het waardevolle lokale erfgoed tot 1940 geniet daardoor thans bescherming. 11) De aanwijzing als beschermd gezicht is een erkenning van het bijzondere historische karakter van dat gebied. Doorgaans bestaat dit karakter uit een samenspel van de stedenbouwkundige structuur, het aanzien van de bebouwing 21
Erfgoed met perspectief 2010
De beeldbepalende voormalige buitenplaats ‘Stompekamp’ aan de Amsterdamseweg in Ede valt helaas niet meer te bewonderen. Het huis werd in het begin van de Tweede Wereldoorlog door de gemeente afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gemeentehuis. Door omstandigheden kwam echter niets terecht van de bouw van het nieuwe raadhuis. Het object, opgetrokken in eclecticistische bouwstijl, zou vooral vanwege de torentjes en enorme veranda een bijzondere plaats hebben ingenomen binnen de Edese landhuisbebouwing. Vroegtijdige inventarisatie, onderzoek, waardering, bescherming en instandhouding biedt goede waarborgen voor duurzame behoud van cultuurhistorische waarden
en de wijze waarop grond en gebouwen worden benut. De bedoeling van de aanwijzing is de historische karakteristieken te behouden en nadrukkelijk een plaats te geven in de toekomstige ontwikkelingen. Dit gebeurt door middel van het bestemmingsplan dat de gemeente als uitvloeisel van de aanwijzing opstelt. De gemeente Ede bezit één gebied dat als stads- en dorpsgezicht is beschermd: landgoed Kernhem.
Aantal gemeentelijke monumenten vanaf 2000 350 300
250 200
Figuur 1: Sinds 2000 is voornamelijk het actieve
150
beschermingsbeleid voor de Jonge Bouwkunst (1850-1940) van grote invloed geweest op het
100
aantal gemeentelijke monumenten. Kleine stijgingen
50
nadien en voordien hangen samen met individuele
beschermingsverzoeken door derden.
22
Aantal rijksmonumenten vanaf 2000
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
0
Aantal gemeentelijke monumenten vanaf 2000 Erfgoed met perspectief 2010
350 300
Rijk
250 Tot in de jaren negentig van de twintigste eeuw kende de rijksmonumentenlijst voornamelijk objecten uit de periode van vóór 1850. Als gevolg van de rijksoperatie om landelijk waardevolle objecten uit de Jonge Bouwkunst te gaan
200
beschermen, heeft de rijkslijst sinds 2000 een opmerkelijke uitbreiding ondergaan.
150
In100 fasen werden door de Minister van OC&W grote aantallen nieuwe rijksmonumenten in procedure gebracht en, vaak pas vele jaren later, aangewezen als monument. De gemeente had hierin een adviserende rol en vervulde procedurele
50 Inmiddels genieten deze objecten en complexen, waaronder de grote kazernementen in Ede en Harskamp, taken. Het Luntersch Buurtbosch, vele objecten in het Nationale Park de Hoge Veluwe en diverse solitaire complexen en 0
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
1940 aangewezen.
2002
2001
2000
woonhuizen, definitief bescherming als rijksmonument. Ook op rijksniveau is daarmee het meest waardevolle erfgoed tot
Aantal rijksmonumenten vanaf 2000 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Figuur 2: Sinds 2000 is het aantal rijksmonumenten in Ede bijna verviervoudigd. Dit heeft een grote wissel getrokken op de capaciteit, omdat de gemeente voor deze monumenten de instandhoudingstaken moet
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
uitvoeren (zie 3.2).
Provincie In tegenstelling tot sommige andere provincies kent de Provincie Gelderland geen eigen monumentenlijst. In Gelderland
Aantal subsidieaanvragen
heeft de provincie er juistper voorjaar gekozen om gemeenten te stimuleren tot het opstellen van een eigen gemeentelijke monumentenlijst. De provincie ondersteunt vervolgens het gemeentelijke instandhoudingsbeleid.
40 35
Ontwikkelingen
30
Erfgoed uit de periode 1940 - 1965 verdwijnt in hoog tempo
25
Nu het erfgoed uit de pre-1850 periode én de periode van de Jonge Bouwkunst (1850-1940) een juridische basis heeft
20hebben veel gemeenten en het rijk de aandacht gericht op de architectuur en landinrichting uit het tijdvak gekregen 15 de periode van Oorlog en Wederopbouw. 1940-1965, 2008
2007
2006
2005
2004
2003
Na de Tweede Wereldoorlog wist Nederland te herrijzen door hard werken en inventief ontwerpen. Bij het herstel van 10 de immense oorlogsschade is de kans gegrepen om vernieuwingen door te voeren in de architectuur, stedenbouw en landinrichting.
Nu, een halve eeuw later, is de toekomst van toen verleden tijd geworden. De vroegnaoorlogse bouwwerken zijn economisch afgeschreven, soms technisch en fysiek verouderd en aan modernisering toe. Gedreven door de huidige, radicale vernieuwingsgedachte wordt vaak (te) snel besloten tot sloop en vervangende nieuwbouw, terwijl aanpassing en hergebruik meestal goed mogelijk zijn. Door gebrek aan kennis en waardering zal veel waardevol erfgoed uit de periode van Oorlog en Wederopbouw in hoog tempo verdwijnen. Het is belangrijk om op dit punt te leren van de les van het 23
Erfgoed met perspectief 2010
Het industrieel erfgoed van de gemeente Ede komt voor een groot deel voort uit de industrialisatie van de landbouw. Een stralend voorbeeld van een silocomplex met een modern, industrieel elan is de het silogebouw van de Coöperatieve Aankoopvereniging ‘Harskamp en Omstreken’ aan de Edeseweg in Wekerom. Deze silo werd in 1952 naar een ontwerp van architect C. de Heer voltooid. In de bouwstijl worden invloeden uit de vooroorlogse Nieuwe Zakelijkheid gecombineerd met traditionele materialen zoals baksteen. Het object is opgenomen in de databank Wederopbouw erfgoed van het rijk, vanwege de inmiddels aangetoonde, grote cultuurhistorische waarde. Wegens vergevorderde planvorming zal de silo echter binnenkort worden gesloopt. Hoewel niet eenvoudig zou herbestemming, met behoud van monumentale waarden, ook goed mogelijk zijn geweest.
verleden. Maatschappelijk is de huidige houding ten opzichte van deze erfgoedperiode grotendeels vergelijkbaar met de houding van eind jaren tachtig tegenover de Jonge Bouwkunst: de waarde van deze architectuur is relatief onbekend, waardoor er nog niet zoveel draagvlak is voor bescherming. Echter, wie nu vroegtijdig inventariseert en onderzoekt, kan straks tijdig een onderbouwd besluit nemen wanneer de keuze voor sloop of behoud zich aandient. Het verschuiven van de aandacht naar deze nieuwe periode van bouwkunst, op rijks- en provinciaal niveau en bij menige Gelderse gemeente – o.a. Apeldoorn, Tiel, Lingewaard, Arnhem, Renkum, Rheden, Voorst en Nunspeet – al gemeengoed, is ook voor Ede van groot belang. De gemeenteraad van Ede heeft dit in de startnotitie onderkend. Het onderwerp is ook nadrukkelijk aan de orde geweest in de gesprekken met in- en externe betrokkenen (zie hoofdstuk 4 en bijlagen 2 en 3). Het draagvlak voor Oude en Jonge Bouwkunst is aanzienlijk toegenomen. De laatste decennia is het maatschappelijk draagvlak voor Oude en Jonge Bouwkunst aanzienlijk toegenomen. Hiervan getuigen o.a. de steeds groter wordende bezoekersaantallen op de Open Monumentendag, de groeiende stroom aan publicaties, de grote interesse op de huizenmarkt voor objecten met historische kenmerken en de relatief snellere waardestijging van monumentenpanden ten opzichte van regulier onroerend goed. Toch wordt voor niet beschermd erfgoed uit deze periode regelmatig een sloopvergunning aangevraagd. Dit leidt tot frequentere verzoeken vanuit de 24
Erfgoed met perspectief 2010
samenleving tot de aanwijzing als beschermd (gemeentelijk) monument. Ook bestuurlijk wordt herhaaldelijk verzocht te bezien in hoeverre eerder verricht onderzoek naar monumentale waarden kan worden gespecificeerd en/of aanwijzing kan worden heroverwogen, nadat eerder op basis van negatieve adviezen over de beschermenswaardigheid niet tot aanwijzing was overgegaan. Deze situatie roept de vraag op of er, ondanks het gevoerde beschermingsbeleid tot 1940, toch nog te veel waardevolle objecten verdwijnen. Ook dit onderwerp is met in- en externe belanghebbenden nadrukkelijk besproken (zie hoofdstuk 4 en bijlagen 2 en 3).
3.2 Instandhoudingsbeleid Uit beschermingsbeleid volgt instandhoudingsbeleid dat zich richt op het duurzaam voortbestaan van monumenten. De instandhouding van monumenten is een voortdurende opgave. Ze worden continu blootgesteld aan weer en wind, zodat regelmatig onderhoud een reguliere inspanning vraagt. Slijtage door simpelweg het gebruik van bouwwerken en aanwezige interieurs speelt ook een rol, maar is onvermijdelijk. Een monument met een passende functie heeft immers goede overlevingskansen. En als een oorspronkelijke of passende functie verdwijnt, dan is het van belang een nieuwe, passende bestemming te vinden. Stand van zaken Stimuleringsmaatregelen Het instandhoudingsbeleid verloopt vooral via twee sporen. Ten eerste hebben rijk, provincie, gemeente en diverse particuliere organisaties verscheidene stimuleringsmaatregelen ingesteld om de instandhouding te bevorderen. Eén van de belangrijkste gemeentelijke instrumenten vormt de Subsidieverordening Monumenten Ede 1998. Ter bevordering van onderhoud en restauratie van gemeentelijke monumenten en stadsgezichten kunnen monumenteneigenaren jaarlijks subsidie aanvragen. De provincie Gelderland stimuleert het gemeentelijke instandhoudingsbeleid door in aanvulling op de gemeentelijke toekenningen een koppelsubsidie te verlenen. Voor de monumenteneigenaar houdt dit in dat het subsidiebedrag (nagenoeg) wordt verdubbeld, afhankelijk van de hoogte van de subsidiabele kosten. De gemeente controleert het beoogde werk en verzorgt de doorzending naar de provincie. Daarnaast worden aanvragen voor laagrentende restauratiehypotheken van het Prins Bernard Cultuurfonds behandeld en abonnementen van eigenaren op de Monumentenwacht Gelderland vergoed. Voor de rijksmonumenten geldt sinds 2006 het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim). Hoewel de subsidie door de eigenaar bij het rijk wordt aangevraagd, ligt in de uitvoering een belangrijke gemeentelijke taak. De gemeente is namelijk verantwoordelijk voor de begeleiding van de betreffende restauratieprojecten. Monumentenvergunningstelsel Het tweede spoor van het instandhoudingsbeleid is het monumentenvergunningstelsel.12) Burgemeester en wethouders geven een monumentenvergunning af als de voorgestelde wijzigingen geen afbreuk doen aan het karakter van het monument. Dit wordt getoetst door de Monumentencommissie en – bij rijksmonumenten – meestal ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provincie Gelderland. Het grote voordeel van een vergunningensysteem is dat bij voorgenomen wijzigingen in gezamenlijkheid naar de hoogste plankwaliteit kan worden gestreefd. Ontwikkelingen Toename reguliere werklast Een logisch gevolg van de toename van het aantal rijks- en gemeentelijke monumenten in de afgelopen jaren is de daarmee gepaard gaande stijging van de werklast. Zo is er een flinke toename van sectorale taken zoals vergunningprocedures, subsidietrajecten, informatieverzoeken van eigenaren, ambtelijk overleg over restauratie in bouwplannen, bouwplantoetsing in monumentencommissieverband of restauratiebegeleiding. 25
Erfgoed met perspectief 2010
Aanbouw van een serre aan de Villa Rosmersholm in Lunteren. De materialisering en plattegrond (parallel aan perceelgrens) zijn eigentijds, maar de aansluiting en harmonie met het monument komen tot uitdrukking in de (breedte en kleur) van de kroonlijst, de doorgetrokken plint en de maatverhouding van de kolommen, die is afgeleid van de vensterbreedte van het hoofdgebouw.
Al deze monumentgerelateerde werkzaamheden vragen tijd en aandacht. Deze situatie vraagt bij het formuleren van het toekomstige ambitieniveau om een goede afweging van de thans beschikbare en de noodzakelijke capaciteit. Verdergaande decentralisatie Na een eerste decentralisatie is onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ de taak van de gemeente als gevolg van een recente wijziging van de Monumentenwet wederom vergroot. Sinds 1 januari 2009 is de zogenaamde beperking van de ministeriële adviesplicht van toepassing.13) De herziening van de wet heeft directe consequenties voor de gemeente: -- er worden nadrukkelijke eisen gesteld aan de cultuurhistorische vakkennis bij gemeenten en gemeentelijke monumentencommissies. -- van de gemeente wordt recent beleid verlangd om de bevoegdheden -- voor de behandeling van rijksmonumenten goed uit te kunnen voeren. -- De kwaliteit van de gemeentelijke uitvoering van de gedecentraliseerde beleidstaken wordt - ten aanzien van de rijksmonumenten - bewaakt door de in 2004 opgerichte Erfgoedinspectie. Herbestemming De gemeente Ede heeft veel monumenten binnen haar grenzen, die hun oorspronkelijke functie recentelijk verloren hebben of binnenkort gaan verliezen. Dit betreft niet alleen kleinschalige objecten, zoals boerderijen die voortaan nog enkel als woonhuis worden benut, maar ook diverse grootschalige monumentale complexen, zoals de 26
Erfgoed met perspectief 2010
kazernecomplexen en het Enka-fabrieksterrein in Ede, de gebouwen op de voormalige Duitse ‘Fliegerhorst’ Deelen Aantal gemeentelijke monumenten
en de gebouwen van enkele sociaal-maatschappelijke instellingen. Als het huidige gebruik niet meer kan vanaf voormalige 2000 worden gecontinueerd, is het zaak een nieuwe functie te vinden, die recht doet aan de monumentale waarde van deze
350 gebouwen. Door vroegtijdig een gebouwanalyse uit te (laten) voeren, kan duidelijk worden welke functie het object
vanuit een oogpunt van cultuurhistorie vraagt en verdraagt. Een belangrijke taak voor het komende decennium is het 300 functioneel, planmatig, procedureel en restauratietechnisch begeleiden van deze herbestemmingen.
250
Modernisering van de monumentenzorg (1 200
ste
en 2de pijler)
MoMo, de door het rijk geïnitieerde moderniseringsslag van het monumentenzorgstelsel, moet ervoor gaan zorgen dat
150 knelpunten in het huidige stelsel opgelost worden. Daartoe heeft het rijk in november 2009 nieuw beleid geformuleerd in de vorm van een beleidsbrief aan de Tweede Kamer. 100
14)
De gemoderniseerde monumentenzorg rust op drie pijlers. De eerste twee pijlers hangen samen het huidige
50 instandhoudingsbeleid en worden hieronder toegelicht. De derde pijler is gerelateerd aan de ruimtelijke ordening en wordt in de volgende paragraaf beschreven.
2009
2008
2007
2006
Krachtiger en eenvoudiger regelgeving
2005
2004
2003
2002
2001
2000
0
De eerste pijler: regelgeving moet krachtiger en eenvoudiger worden. De regeldruk bij het aanvragen van vergunningen en subsidies voor monumenten is hoog. Er wordt gewerkt aan nieuw landelijk beleid met minder regels, kortere procedures en structureel meer financiële middelen voor de duurzame instandhouding van rijksmonumenten. Aantal rijksmonumenten
Aan gemeenten wordt gevraagd uitvoering te geven aan de geplande vereenvoudigingen in wet- en regelgeving vanaf 2000 (Monumentenwet en Bro) en gebruik te maken van de nog op te stellen kwaliteitsnormen bij vergunningverlening. De
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
220 verwachting is dat de wetswijzigingen in de loop van 2011 zullen worden geëffectueerd. 200 180 Bevorderen van herbestemming 160 De tweede pijler: ook via MoMo moet herbestemming worden gestimuleerd. Door aandacht te vragen hiervoor wil het rijk 140 de keuze voor herbestemming stimuleren en het herbestemmingsproces beter laten verlopen. De modernisering richt 120 zich in de eerste plaats op de randvoorwaarden die gemeente en eigenaar in de gelegenheid stellen een oplossing te 100 vinden. Het rijk ziet daarin een regierol voor de gemeente weggelegd. 80 60 Plafond Voorziening Monumenten onder druk 40 Het budget van de Voorziening Monumenten is begroot op een vast bedrag per jaar (€ 100.000,-). Sinds de instelling is 20 dit bedrag vrijwel niet meegegroeid met het toegenomen aantal monumenten, de gestegen arbeidskosten en de prijzen 0 bouwmaterialen. In combinatie met de verbeterde publieksvoorlichting, de fysieke leeftijd van de monumenten van (die noodzaakt tot instandhouding) en de toename van het particulier bouwinitiatief is het aantal subsidieverzoeken de afgelopen jaren zodanig gestegen, dat het plafond van de voorziening is bereikt. Er is sprake van een structurele verandering die de aanleiding vormt om noodzakelijke aanpassingen in het subsidiestelsel nader te onderzoeken en uit te werken. 15)
Aantal subsidieaanvragen per jaar 40 35 30 25 20
Figuur 3: Ontwikkeling van het aantal subsidieaanvragen voor gemeentelijke monumenten afgelopen jaren.
2008
2007
2006
2005
2004
10
2003
15
27
Erfgoed met perspectief 2010
De gasfabriek in Ede uit 1904 zal worden herbestemd. De beste waarborg voor de instandhouding van monumenten is het continueren van gebruik. Bij voorkeur het gebruik waarvoor het oorspronkelijk is bedoeld. Aanpassingen zijn echter aan de orde van de dag. Als het gebruik niet meer kan worden gecontinueerd is het zaak een nieuwe, maar ‘passende’ functie te vinden, die recht doet aan de monumentale waarde van deze gebouwen. De gemeente heeft veel en vooral grote monumentale complexen binnen haar grenzen. Een belangrijke taak voor het komende decennium is het functioneel, planmatig, procedureel en restauratietechnisch begeleiden van deze herbestemmingsopgave.
3.3 Integrale monumentenzorg Stand van zaken De integratie van erfgoedbeleid in andere gemeentelijke beleidsdisciplines is op dit moment heel verschillend. De samenwerking met archeologie is consequent en structureel. Met disciplines als Stedenbouw, Landschap en Ruimtelijke ordening is er regelmatig samenwerking, met name voor wat betreft concrete vergunningaanvragen en bestemmingsplanwijzigingen of -herzieningen. Ondanks een beleidsmatige overlap is de inhoudelijke inbreng echter beperkt als gevolg van prioriteitstelling. Dit geldt in nog sterkere mate voor de inbreng in disciplines als Kunst en cultuur, Toerisme, Archief, Educatie en Communicatie (zie paragraaf 3.4). 28
Erfgoed met perspectief 2010
Ontwikkelingen Verbreding traditionele taakstelling: cultuurhistorie als inspiratiebron in de ruimtelijke ordening (Belvedere, Belvoir, Streekplan) Sinds 1999 is er een duidelijke ontwikkeling te onderscheiden in de beleving en waardering van erfgoed. Daar waar het vroeger voornamelijk om de instandhouding van individuele gebouwen ging, gaat het tegenwoordig steeds meer om de objecten én hun omgeving. Erfgoed zorgt daarmee voor een duurzame en zeer ‘eigen’ ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de gebouwde omgeving. Deze benadering is verwoord in het Belvedere- en Belvoirbeleid (zie bijlage 1), dat de afgelopen tien jaar is gevoerd door rijk en provincie. De implementatie van dit gedachtegoed vereist ook op gemeentelijk niveau een proactieve werkwijze. Ook vanuit het nieuwe rijksarchitectuurbeleid wordt de Belvedere-aanpak in de ruimtelijke ordening sterk bevorderd. De gemeente Ede heeft nog geen beleid voor gebiedsgerichte monumentenzorg geformuleerd en in de uitvoering van ruimtelijke projecten is het gedachtegoed van de gebiedsgerichte monumentenzorg nog onvoldoende doorgedrongen. Modernisering van de monumentenzorg (3de pijler) De derde pijler van MoMo, de door het rijk geïnitieerde moderniseringsslag van het monumentenzorgstelsel, is gerelateerd aan de ruimtelijke ordening. De eerste en tweede pijler hebben betrekking op het meer traditionele instandhoudingsbeleid en zijn in de vorige paragraaf beschreven.16) Cultuurhistorie wordt afwegingsfactor bij ruimtelijke ontwikkelingen
De derde pijler: cultuurhistorische belangen moeten meegewogen worden in de ruimtelijke ordening. Dit wordt bereikt door erfgoed een plek te geven in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies, stedenbouwkundige plannen en bestemmingsplannen. De aandacht gaat in dat geval niet uitsluitend uit naar het monument maar naar de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving. Het voordeel daarvan is dat de borging van cultuurhistorische waarden zich verplaatst van regelgeving achteraf naar kennisvergaring, analyse en afweging vooraf. Om de positie van cultuurhistorie aan het begin van het ruimtelijke ordeningsproces te versterken zal het rijk het Bro daarop in 2011 aanpassen. Vanaf dat moment zal het voor gemeenten verplicht zijn om in het kader van nieuw bestemmingsplan cultuurhistorische informatie te verzamelen en zichtbaar te maken hoe in het gebied met cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hetzelfde geldt voor structuurvisies. Cultuurhistorie en landschap zijn onderdeel van het nieuwe citymarketingbeleid De gemeente Ede werkt aan haar imago. Met een nieuw plan voor citymarketingstrategie wordt aan een hernieuwd beeld van Ede gewerkt. Daarin speelt ‘groen’ een belangrijke rol. ‘Groen’ is namelijk één van de drie dragers van het merk Ede. Volgens het beleidsplan staat ‘groen’ onder meer voor landschap en cultuurhistorie. In cultuurlandschap ligt de belangrijkste verbinding tussen beide. Het waardevolle cultuurlandschap met haar een grote verscheidenheid aan landschapstypen, cultuurlandschappelijke elementen en karakteristieke bebouwing is een van Edes grootste troeven. Een conclusie die bevestigd wordt door een marktanalyse van de afdeling OO&S (Onderzoek, Ontwikkeling & Statistiek) 17)
van de gemeente.Dat de gemeente Ede voor ‘groen’ kiest als een van de kernbegrippen in haar marketingsstrategie,
moet leiden tot gerichte keuzes in toekomstig gemeentelijke beleid.18) Een van de doelstellingen is de verbetering van de samenhang tussen stad en land in het buitengebied: bij nieuwe ontwikkelingen moet voortgebouwd worden op de kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Edese buitengebied.19) Nieuw rijksarchitectuurbeleid In de architectuurnota Een cultuur van ontwerpen benoemt het rijk speerpunten voor het toekomstige architectuurbeleid die nadrukkelijk samenhangen met het cultuurhistorische beleid. Het kabinet wil de rol van het erfgoed in de ruimtelijke ontwikkeling verstevigen door herbestemming en herontwikkeling te bevorderen. Karakteristieke gebouwen en gebieden (wel of geen monument) die hun functie verliezen moeten nieuwe functies krijgen. Vooral als die gebouwen, complexen en terreinen karakteristiek zijn voor hun omgeving of hun 29
Erfgoed met perspectief 2010
(voormalige) gebruik, is herbestemming of herontwikkeling wenselijk. Dit vereist dat zorgvuldig wordt omgegaan met de ontwerpprestaties uit het verleden, juist als die onder druk staan van ruimtelijke en functionele veranderingen. Het kabinet wil herbestemming hoger op de maatschappelijke agenda krijgen, als kans om door een inventieve combinatie van historische waarden en eigentijdse ontwerpoplossingen tot een eigenzinnige vernieuwing te komen. Onder dit laatste punt vallen ook de activiteiten van het gedachtegoed van Belvedere (cultuurhistorie als vertrekpunt en inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting onder het motto: Behoud door ontwikkeling). Iedereen - overheid, opdrachtgever, ontwikkelaar, onderzoeker, ontwerper - kan binnen zijn eigen taken en mogelijkheden het gedachtegoed van Belvedere verder inhoud geven. Het Belvederebeleid zal in de nabije toekomst worden gecontinueerd. Rijksinitiatieven zijn gericht op het stimuleren van de verdere doorwerking in de uitvoeringspraktijk van het rijk, decentrale overheden en de private sector en de ondersteuning van de kennisontwikkeling en -uitwisseling. Groeiende aandacht voor de Tweede Wereldoorlog en bevrijding op toeristisch-recreatief niveau Ede, Rhenen, Renkum en Wageningen hebben in het voorjaar van 2009 het regiocontract Bevrijding, Vrijheid & Vrede ondertekend. De vier gemeenten willen, samen met maatschappelijke organisaties uit de regio, de krachten bundelen om de Valleiregio op het terrein van toerisme rond de Tweede Wereldoorlog beter te positioneren in de recreatievetoeristische markt. In de initiatieven die ontplooid gaan worden kan erfgoed uit de periode 1940–1950 een belangrijke rol spelen.
3.4 Communicatie De activiteiten op het gebied van communicatie zijn gericht op kennisverspreiding en draagvlakvergroting. Een speciale taak bij de communicatie over monumenten is het voorlichten en adviseren van gebruikers met als eerste doel bescherming en behoud. De gemeente is loket voor eigenaren en gebruikers van zowel gemeentelijke monumenten als rijksmonumenten. Grofweg vallen de doelgroepen van communicatie over het cultureel erfgoed in twee categorieën uiteen: enerzijds de politiek en het gemeentelijk apparaat en anderzijds een aantal externe doelgroepen. Het belangrijkste deel van de laatstgenoemde wordt gevormd door de eigenaren en beheerders van monumenten, maar denk daarnaast ook aan architecten, aannemers, hoveniers, makelaars, historische verenigingen, bezoekers en toeristen, en verder alle andere cultuurhistorisch geïnteresseerden. Het delen van kennis over cultureel erfgoed (zowel intern als extern) is voor het behoud en de ontwikkeling van historisch erfgoed van groot belang. Stand van zaken Website In 2006 heeft het team Monumenten van de gemeente een eigen website samengesteld, vooral bedoeld om de belangrijkste doelgroepen op hoofdlijnen wegwijs te maken in de monumentenzorg, inclusief uitleg van de bestaande wet- en regelgeving die voor niet-ingewijden vaak complex is. Bijbehorende aanvraagformulieren kunnen van de site gedownload worden. Daarnaast is op de site - als één van de eersten in Nederland - het volledige monumentenregister van de gemeente ontsloten en toegankelijk gemaakt op verschillende ingangen. Open Monumentendag Bijzondere aandacht voor het Edese cultureel erfgoed vindt jaarlijks plaats in het kader van de Open Monumentendag (tweede weekeinde van september). Tijdens Open Monumentendag worden in Nederland en veel andere Europese landen monumenten gratis voor het publiek opengesteld. Ieder jaar staat een ander thema centraal. In 2010 is het thema De smaak van de 19de eeuw, een thema dat goed bij Ede past. Het doel van deze dag is om de publieke belangstelling voor monumenten te vergroten en draagvlak voor monumentenzorg te creëren. De organisatie van Open Monumentendag kent een decentrale opzet, bestaande uit gemeentelijke comités, die verantwoordelijk zijn voor hun eigen programma. Ze worden ondersteund door een landelijke stichting die zorgt 30
Erfgoed met perspectief 2010
Open Monumentendag 2004: ‘Verdediging’. Opengestelde bunker aan de Harsloweg in Bennekom. Deze Duitse kanonkazemat van het type R703 werd gebouwd als onderdeel van de relatief onbekende Pantherstellung, die in ’44-’45 versneld werd aangelegd als aanvulling op de bestaande Duitse verdedigingslinies. Het toegepaste type is in de andere linies elders in Nederland niet toegepast en vormt thans op Edes grondgebied het enige resterende exemplaar.
voor publiciteit, een deel van het promotiemateriaal en informatiebijeenkomsten. Voor het Edese comité Open Monumentendag is gekozen voor een brede organisatie. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers uit de drie historische verenigingen (Bennekom, Ede, Lunteren), en van het gebied Ede Noordoost, de Vereniging Edese Monumenten, het gemeentearchief en een gemeentelijke vertegenwoordiger van archeologie of team Monumenten. Bij de organisatie van de dag is niet alleen het plaatselijke comité cruciaal, ook de vrijwilligers spelen een grote rol. Ze zijn onmisbaar voor de voorbereiding en op de dag zelf, bijvoorbeeld bij het ontvangen van mensen, het geven van rondleidingen, het bemensen van stands, het maken van tentoonstellingen en promotiemateriaal. In Ede zijn jaarlijks gemiddeld 100 vrijwilligers actief. Afhankelijk van het programma zijn er jaarlijks tussen de 1000 en 2000 bezoekers. De gemeente ondersteunt de organisatie met een jaarlijks bedrag van € 2250,- en een aantal uren ambtelijke ondersteuning (ca. 0.1 fte). Lezingen/publicaties/presentatie/promotie Tenslotte probeert het team Monumenten van de gemeente waar mogelijk kansen te grijpen om bijdragen te leveren aan publicaties, lezingen, presentatie en promotie. Tot op heden zijn hiervoor weinig capaciteit en financiële middelen beschikbaar, waardoor de samenwerking met disciplines als Archief, Communicatie, Citymarketing, Toerisme en Erfgoededucatie en Cultuur als gevolg van prioriteitstelling maar mondjesmaat tot stand komt. Niettemin kunnen in dit kader enkele resultaten genoemd worden, zoals een uitgebreide publieksbrochure Boerenbouw in het kader van Open Monumentendag (2003), het Monumentenschildje voor gemeentelijke monumenten (2007) en een katern Ede in het landelijke magazine Monumenten (2008). 31
Erfgoed met perspectief 2010
In 2008 vulde Ede de gemeentekatern van het blad Monumenten.
32
Erfgoed met perspectief 2010
Ontwikkelingen Meer behoefte bij monumenteneigenaren aan voorlichting Uit een landelijke enquête blijkt dat maar liefst tweederde van de monumenteigenaren vindt dat ze hun monument voldoende kunnen aanpassen aan hun individuele wensen. Daar staat tegenover dat de helft van de eigenaren bij aankoop van een monument niet weet wat het hebben van een monument betekent. Door een gebrek aan informatie en kennis blijken monumenteneigenaren geconfronteerd te worden met: - het mislopen van subsidie of speciale leningen ten behoeve van de instandhouding van hun monument; - het onbewust schade toebrengen aan hun monument; - het onbewust uitvoeren van illegale werkzaamheden; - het in de knel komen met planningen en alle gevolgen van dien. En dat is spijtig. Immers, in de praktijk blijkt vaak dat gedane zaken geen keer nemen. Meer kennis bij monumenteneigenaren over processen en instandhouding scheelt geld, teleurstelling en frustratie bij alle betrokkenen. De gemeenteraad van Ede heeft van deze ontwikkeling in de startnotitie kennis genomen. Bij de gesprekken met externe betrokkenen is het onderwerp ook aan de orde geweest waarbij gevraagd is naar de ervaringen van Edese monumenteneigenaren (zie hoofdstuk 4 en bijlagen 2 en 3). Nieuw beleid voor citymarketing (zie ook onder 3.3) Ede is op cultuurhistorisch gebied in potentie een herkenbaar merk en een uniek product. Dit wordt door de gemeente Ede gezien en is tot uitdrukking gekomen in het nieuwe citymarketing beleid waarin cultuurhistorie onder het kernbegrip ‘groen’ nadrukkelijk genoemd wordt als bouwsteen om een beeld van Ede te ontwikkelen dat aantrekkelijk is voor verschillende doelgroepen.
Onherstelbare baksteenschade door ondeskundig uitgevoerde gevelreiniging en toepassing van verkeerd samengestelde voegmortel bij een pand aan de Grotestraat in Ede.
33
Erfgoed met perspectief 2010
Marketing is een belangrijk instrument om het Edese erfgoed dichter bij het publiek te brengen. Zo kan het enthousiasme voor de kennis van en de betrokkenheid bij de stad worden vergroot. De kansen en uitdagingen liggen in het uitdragen van dat wat de gemeente onderscheidt en bijzonder maakt: de aanwezigheid van een krachtig landschap en de kenmerkende cultuurhistorische kwaliteiten.20) Volgens de marktanalyse van de afdeling OO&S (Onderzoek, Ontwikkeling & Statistiek) 21) laat Ede kansen laat hier liggen op recreatief niveau. Deze zouden benut worden door meer aandacht te vragen voor het industriële en militaire verleden van Ede. Daarnaast zou de gemeente zich meer moeten profileren als poort voor het natuur- en cultuurschoon op de Veluwe. De historische omgeving van Ede-Oost wordt zelfs bij uitstek genoemd als mogelijkheid om hoogopgeleiden aan te trekken. Ede zou daarmee kunnen inhaken op de groeiende voorkeur voor authenticiteit.22)
Noten 10) Officieus wordt in dit geval gesproken over een ‘actief’ respectievelijk een ‘passief’ beschermingsbeleid. Door derden ingediende ontvankelijke aanwijzingsverzoeken dienen echter volgens de wettelijke regels te worden afgehandeld. Uitvoering van beschermingsprocedures is dus op basis van beleid alleen op hoofdlijnen te sturen. De ervaring leert dat landelijke en lokale monumentenorganisaties vaak aanwijzingsverzoeken initiëren wanneer gemeenten een (te) passief beschermingsbeleid voeren. Dit noopt vervolgens tot bestuurlijke besluitvorming op adhoc basis, aangezien een breed waarderingskader in die gevallen vaak ontbreekt. 11) Een enkele erfgoedcategorie uit dit tijdvak, waaronder graven en begraafplaatsen, verdient nog nadere aandacht. 12) In zowel de Monumentenwet als de Monumentenverordening is bepaald dat een beschermd object, complex of structuur zonder, of in afwijking van een monumentenvergunning, niet mag worden afgebroken, verstoord, verplaatst of in enig opzicht gewijzigd. 13) Bij vergunningaanvragen ex artikel 11 van de Monumentenwet is de adviesplicht beperkt tot enkele categorieën ingrepen, ten einde de lasten bij het rijk te verlichten. 14) Ministerie van OC&W, Beleidsbrief MoMo, 2009, p. 49 t/m 71. 15) Een en ander zal zijn weerslag moeten krijgen in de geactualiseerde Subsidieverordening Monumenten Ede. 16) Ministerie van OC&W, Beleidsbrief MoMo, 2009, p. 33 t/m 44. 17) Gemeente Ede, Ede in beeld, Resultaten marktanalyse, Ede 2009. 18) Gemeente Ede, Citymarketing Ede, Ede 2009, p. 4. 19) Gemeente Ede, Citymarketing Ede, Ede 2009, p. 5. 20) Gemeente Ede, Citymarketing Ede, p. 3. 21) Gemeente Ede, Ede in Beeld, Resultaten Marktanalyse, Ede 2009. 22) Gemeente Ede, Ede in Beeld, Resultaten Marktanalyse, Ede 2009, p. 60.
34
Erfgoed met perspectief 2010
4. Participatie
Het erfgoed beleid kent vele bondgenoten: de eigenaren, de bevolking, de politiek en het bestuur, historische verenigingen, de gemeentelijk diensten, om er maar enkele te nomen. Zoals door de raad uitgesproken in de startnotitie zijn deze partijen betrokken in de totstandkoming van de nota. Er is apart overleg gevoerd met de partners binnen het gemeentelijk apparaat en de externe partijen, waaronder monumenteneigenaren, raadsleden, historische verenigingen, de monumentencommissie, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en anderen.
4.1 Externe betrokkenen Het overleg met de externe betrokkenen is omschreven in de procesbijlage van de startnotitie (bijlage 4). Het participatietraject bestaat uit een deel voorafgaand aan het opstellen van deze nota en een deel tijdens de inspraakperiode, wanneer de conceptnota ter inzage wordt gelegd, en reacties worden verzameld en verwerkt. Op 28 april 2009 vond daarop onder voorzitterschap van E. van Milligen, wethouder voor erfgoed, een interactieve bijeenkomst plaats, waarbij veel belanghebbende partijen uit het monumentenveld aanwezig waren. Naast diverse monumenteneigenaren, raadsleden en leden van de monumentencommissie waren vertegenwoordigers van de diverse historische verenigingen, het Comité Open Monumentendag, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland aanwezig. Tijdens de bijeenkomst werden de deelnemers enerzijds geïnformeerd over de stand van zaken en nieuwe ontwikkelingen in het veld. Daarna werden meningen gepeild aan de hand van vragen en stellingen. De bijeenkomst had een dynamisch karakter waarbij de verschillende partijen expliciet werd gevraagd naar hun ervaringen met het huidige beleid en hun wensen en visie op nieuw erfgoedbeleid. Ook na afloop zijn nog reacties ontvangen. Een aantal genodigden heeft alleen schriftelijk gereageerd. Het verslag en een samenvatting van deze bijeenkomst zijn als bijlage 2 bij deze nota gevoegd. Waar mogelijk zijn de uitkomsten van de raadpleging onderdeel van de scenario’s en de initiatieven die in deze nota worden gepresenteerd. Verwacht mag worden dat de nota bij veel betrokkenen op draagvlak en steun mag rekenen.
Overzicht belangrijkste standpunten externe betrokkenen Thema 1: beschermingsbeleid -- Oorlog & Wederopbouw: structureel onderzoek dringend gewenst, gevolgd door bescherming van het meest waardevolle erfgoed. -- Oude (voor 1850) / Jonge Bouwkunst (1850-1940) heeft geen prioriteit meer. -- De waarde van (niet-beschermde) jonge bouwkunst voor de identiteit en sfeer wordt onvoldoende gezien. -- Het aantal rijksmonumenten is de afgelopen acht jaren verviervoudigd, waardoor de gemeente voor een flinke instandhoudingstaak is gesteld. Thema 2: instandhoudingsbeleid -- Monumentenvergunning wordt niet als problematisch ervaren, wél de combinatie van diverse gemeentelijke vergunningtrajecten naast elkaar. -- Vooroverleg en préadvies zijn zeer waardevol. Sterker promoten. -- Eigenaren hebben behoefte aan meer informatie over instandhouding. -- Meer communicatie heeft positief effect op draagvlak voor monumentenzorg. -- Financiële tegemoetkoming voor gemeentelijk monumenteneigenaren handhaven. -- Bij uitbreiding monumentenlijst zijn extra middelen gewenst. 35
Erfgoed met perspectief 2010
Thema 3: voorlichting/draagvlak -- Cultuurhistorische Waardenkaart is belangrijk voor draagvlak in- en extern. -- Meer voorlichting geven over monumentenzorg. -- Open Monumenten Dag koesteren; waardevol. -- Edese cultuurhistorie kan grotere rol gaan spelen in beeldvorming gemeente. Thema 4: Belvedere/Belvoir -- Cultuurhistorie structureel, vroegtijdig en creatief inbrengen in de ruimtelijke ordening. -- Cultuurhistorische Waardenkaart wordt breed gezien als het essentieel instrument hiervoor. Thema 5: overige aandachtspunten -- Gezien de omvang van de gemeente, de rijkdom aan cultuurhistorie en de toenemende taken is de formatie erg krap.
4.2 Interne disciplines Voordat deze beleidsnota is opgesteld heeft er – naast de communicatie langs de gebruikelijke lijnen - ook een interne participatie plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de disciplines: Kunst en Cultuur, Archief, Educatie, Toerisme, Communicatie (groep 1) en Stedenbouw, Juridisch cluster van afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, Landschap, Archeologie (groep 2). Met de disciplines Verkeer en Publiekszaken is afzonderlijk gesproken. Ook de verslagen en samenvattingen van deze bijeenkomsten zijn als bijlage opgenomen (bijlage 3). Het gehele interne participatietraject is door de betrokkenen als zeer positief en productief ervaren. Tijdens de bijeenkomsten konden gezamenlijke belangen en doelstellingen worden verkend en uitgewisseld. Belangrijke uitkomsten zijn in hoofdstuk 5 vertaald in een aantal initiatieven. Van deze initiatieven kan dus worden gesteld dat ze geen sectorale producten opleveren, maar nadrukkelijk een multidisciplinair doel dienen. Door deze werkwijze kan de nota intern op breed draagvlak rekenen. Groep 1: belangrijkste doelstellingen, adviezen en wensen -- programmatisch aanhaken bij het regioprogramma ‘Bevrijding, Vrede en Vrijheid’ -- Uitkomsten herbestemmingonderzoek monumenten versus herhuisvesting culturele functies in Ede-Oost -- Prominentere plaats Monumentenzorg op gemeentelijke website -- Programmatisch aanhaken bij prestatieafspraken VVV -- Culturele wandelroutes -- Monumentenbestand betrekken bij citymarketing -- Open Monumenten Dag onder evenementenbeleid /citymarketing onderbrengen -- Website monumentenzorg koppelen aan bestaande beeldbank en kennisbank Archief -- Intensiveren samenwerking Archief inzake publicaties -- Intensiveer samenwerking Archief voor Edese canon -- Erfgoededucatie cultuurhistorisch verbreden -- Dienstverlening publiekszaken optimaliseren -- Inhoudelijke informatievoorziening eigenaren optimaliseren Groep 2: belangrijkste doelstellingen, adviezen en wensen -- Inventariseer en waardeer erfgoed Oorlog & Wederopbouw, gevolgd door bescherming van het meest waardevolle erfgoed. -- Jonge Bouwkunst: zoek naar een andere vorm van bescherming voor objecten bijvoorbeeld planologische bescherming op grond van het bestemmingsplan of opname op Cultuurhistorische Waardenkaart. -- Vergaar meer kennis over het cultuurlandschap (kan via waardenkaart) 36
Erfgoed met perspectief 2010
-- Laten opstellen van een Cultuurhistorische Waardenkaart. Binnen het Ontwikkelingsplan Buitengebied is hiervoor al budget opgenomen. -- Herbestemming samen met stedenbouw hoger op de agenda zetten, waardoor behalve beschermde ook onbeschermde (maar wel beeldbepalende en/of beeldondersteunende) objecten kunnen worden herbestemd. -- Collega’s beter bekend maken met cultuurhistorie. Goed middel daarvoor is de Cultuurhistorische Waardenkaart. -- Maak een Cultuurhistorische Waardenkaart zodat in ruimtelijke plannen beter rekening wordt gehouden met cultuurhistorische waarden. -- Cultuurhistorische Waardenkaart moet onderdeel worden in beoordeling van ontwikkelingen aan historischgeografische structuren, waaronder Zandwegen.
Hessenwegen zijn wegen die al in de zeventiende eeuw belangrijke handelsaders naar Duitsland waren. Op veel plekken zijn de Hessenwegen nog zandwegen. Het gegeven dat van deze wegen nog uit zand bestaan is van groot belang voor de belevingswaarde van het landschap en haar geschiedenis. Ze geven een beeld van het vroeger veel uitgestrektere patroon van zandwegen en paden door de heidevelden, de bossen en tussen de buurtschappen.
37
Erfgoed met perspectief 2010
38
Erfgoed met perspectief 2010
5. Naar een nieuw erfgoedbeleid
5.1 Scenario’s Nadat de stand van zaken en de ontwikkelingen in kaart zijn gebracht (hoofdstuk 3) en de meningen en standpunten van belanghebbenden in het veld en binnen de gemeente zijn geïnventariseerd (hoofdstuk 4), kan in dit hoofdstuk de koers voor de toekomst worden geschetst. Die koers is in een reeks noodzakelijke en gewenste initiatieven verwoord. Deze geven vorm aan de ambities die Ede heeft met haar cultureel erfgoed. Erfgoedbeleid kent vele kanten en aspecten, en afhankelijk van de beschikbare personele en financiële middelen zijn er verschillende scenario’s mogelijk. Beslissend voor de keuze is het ambitieniveau dat de gemeente voor ogen staat. Wettelijke taken Voor een goed begrip van de voorgestelde beleidsscenario’s is zicht op wat er wel en niet onder de keuzevrijheid valt relevant. Een aantal opgaven op het gebied van de zorg voor cultureel erfgoed bestaat namelijk uit taken die voortkomen uit wet- en regelgeving. Zoals bij veel beleidsterreinen is de gemeente ook op het gebied van het cultureel erfgoed uitvoerder van diverse nationale, provinciale en gemeentelijke regels (waaronder de Monumentenwet 1988, het Streekplan, Belvedere en Belvoir). Deze taken worden op dit moment uitgevoerd door het team Monumenten van de gemeente en betreffen: -- het adviseren in aanwijzingsprocedures op basis van de Monumentenwet 1988 en de Edese monumentenverordening; -- verlenen van monumentenvergunningen voor rijks- en gemeentelijke monumenten; -- het voeren van een gemeentelijke monumentencommissie met alle werkzaamheden die daarbij horen; -- taken in de uitvoering van financiële instandhoudingsregelingen (van gemeente, provincie en rijk); -- bouwplanoverleg; -- restauratiebegeleiding; -- cultuurhistorische basiskwaliteiten benoemen in planvorming (stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen); -- de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kwaliteiten als inspiratiebron in de ruimtelijke planvorming hanteren; -- molenbiotopen te behouden of te herstellen; -- voor stads- en dorpsgezichten een conserverend bestemmingsplan op te stellen. Wettelijk scenario versus huidig gemeentelijk beleid versus minimumscenario In de voorliggende nota is er geen scenario voorgesteld dat alleen de hierboven beschreven, wettelijk verplichte taken omvat. Dat zou namelijk betekenen dat er op tal van terreinen geen resultaten meer worden geboekt die nu nog wél worden bereikt. Een voorbeeld is de organisatie van Open Monumentendag die voor veel publiciteit en draagvlak zorgt. Andere vormen van communicatie en publieksvoorlichting vallen ook buiten de verplichte taken. Bij een wettelijk scenario zou ook daar een eind aan komen. Feitelijk betekent een dergelijk scenario een forse achteruitgang ten opzichte van de huidige situatie. Aangezien de gemeenteraad met de vaststelling van de Startnotitie voor Monumentenzorg op 26 maart 2009 te kennen heeft gegeven te willen anticiperen op knelpunten en ontwikkelingen is een wettelijk scenario om die reden niet als reële optie in de scenario’s verwerkt. Het beleidsscenario met het laagste ambitieniveau (beleidsscenario A) is vanuit diezelfde gedachte eveneens geen exacte weerspiegeling van het bestaande gemeentelijke beleid. Beleidsscenario A komt daar overigens wel dicht in de buurt aangezien twee van de vier voorgestelde initiatieven aansluiten op eerder vastgesteld beleid (zie 5.2 initiatieven).
39
Erfgoed met perspectief 2010
De villa Rose Cottage aan de telefoonweg te Ede (ca. 1895) is een representant van de eerste generatie villa’s in Ede. Instandhoudingssubsidies ondersteunden de restauratie van het pand, later gevolgd door een historisch exacte reconstructie van de verloren gegane veranda.
40
Erfgoed met perspectief 2010
Beleidsscenario’s Hieronder zijn drie scenario’s uitgewerkt: A, B en C. Bij ieder scenario horen concrete initiatieven, die moeten leiden tot realisatie van de geformuleerde doelstellingen: -- de gemeente Ede maakt cultureel erfgoed zichtbaar en beleefbaar; -- de gemeente Ede integreert het cultuurhistorisch beleid in andere disciplines; -- de gemeente Ede werkt aan de versterking van haar eigen identiteit en maakt cultureel erfgoed profijtelijk. Daarnaast komen de initiatieven voort uit de ontwikkelingen in de dagelijkse werkpraktijk van de erfgoedzorg (hoofdstuk 3). De initiatieven sluiten ook aan bij de noden en wensen van de aangrenzende disciplines binnen de gemeente en die van de externe betrokkenen in het cultuurhistorische werkveld (hoofdstuk 4, bijlagen 2 en 3). Afhankelijk van de ambitie en de beschikbare middelen kan een keuze gemaakt worden welke projecten en initiatieven onderdeel worden van het gemeentelijk beleid naast de wettelijke taken. De voor- en nadelen en de financiële onderbouwingen van de drie scenario’s staan respectievelijk in hoofdstuk 6 en 7. Scenario A - Het minimumscenario Het minimumscenario heeft een laag ambitieniveau. In dit scenario is het bestaande beleid beperkt bijgesteld zodat met minimale, incidentele middelen in ieder geval een erfgoedbreed inzicht komt in de cultuurhistorische rijkdommen van de gemeente. Ook beschikt de gemeente dan over kennis in de landschappelijke en historisch-geografische waarden. Verder worden architectuur en stedenbouw uit de periode Oorlog en Wederopbouw (1940–1965) geïnventariseerd en gewaardeerd. De gebiedsgerichte monumentenzorg wordt geprofessionaliseerd door deze beleidsmatig te verankeren binnen de ruimtelijke ordening. Scenario B - Het basisscenario In het basisscenario worden initiatieven voorgesteld om te komen tot een erfgoedzorg die sterker bijdraagt aan de kwaliteit van de gemeente, de betrokken partners bedient en vooruit kijkt naar de toekomst. Met dit scenario sluit Ede aan bij landelijke ontwikkelingen, kunnen betrokkenen zien en ervaren dat zorgvuldig en duurzaam wordt omgegaan met waardevol historisch erfgoed. Het basisscenario is nodig voor een duurzaam en structureel beleid. Scenario C - Het plusscenario Het plusscenario biedt een allround, integrale, object- en gebiedsgerichte erfgoedzorg, gericht op de kernen en op het buitengebied. Het plusscenario haakt meer dan het basisscenario aan op wat er gebeurt bij andere ambitieuze Nederlandse gemeenten. Het plusscenario draagt actief bij aan de ruimtelijke kwaliteitsverbetering van de hele gemeente en daarmee aan de leefbaarheid. In dit scenario worden proactief diverse initiatieven ontplooid.
41
Erfgoed met perspectief 2010
5.2 Initiatieven Bij ieder scenario behoort een reeks initiatieven. De scenario’s en initiatieven komen voort uit de ambitie van de gemeente Ede om meer uit haar rijke erfgoed te halen. Daarnaast sluiten de initiatieven aan op behoeften uit van de dagelijkse werkpraktijk van het team Monumenten, de aangrenzende disciplines binnen de gemeente én de externe partijen. Scenario A: initiatief 1 t/m 4 Initiatief 1: De gemeente laat een Cultuurhistorische Waardenkaart opstellen. Wat heeft de gemeente Ede aan waardevols in huis? Het is een vraag waarop een select aantal experts na enige studie wel een antwoord kan geven, maar voor burgers, beleidsmakers en uitvoerders is er op dit moment onvoldoende kennis beschikbaar en al helemaal geen integraal overzicht. De gemeente wil weten wat er aan cultuurhistorisch erfgoed aanwezig is in Ede en hoeveel waarde dat heeft. Ook tijdens de gesprekken met de interne en externe partners die ter voorbereiding van deze nota plaatsvonden, bleek dat er grote behoefte is aan inzichtelijkheid in het Edese erfgoed. Zo is er bijvoorbeeld alleen al bij Verkeer een grote behoefte aan een dergelijke kaart vanwege het inzicht dat dan ontstaat in de waarde van de Edese zandwegen. Analoog aan de archeologische waardenkaart wordt daarom voorgesteld een Cultuurhistorische Waardenkaart op te stellen. Op een Cultuurhistorische Waardenkaart staat voor het gehele gebied van de gemeente aangegeven wat de aanwezige of te verwachten bijzondere waarden zijn op het gebied van historische (steden-) bouwkunst, archeologie en het cultuurlandschap. Vooral de laatste deeldiscipline is belangrijk: er is op dit moment weinig inzicht in het cultuurlandschap van Ede, terwijl dat juist vanwege haar uitgestrekte buitengebied zo van belang is. Door het bundelen van alle kennis in één kaart worden relaties beter inzichtelijk, zoals bijvoorbeeld de relatie tussen een ontginningsboerderij en de bijhorende verkavelingsstructuur, of de relatie tussen oude nederzettingen en latere kernen. In het Ontwikkelingsplan Buitengebied wordt het belang van een Cultuurhistorische Waardenkaart voor het buitengebied reeds onderkend en is de totstandkoming ervan middels een raadsbesluit vastgesteld. In dit initiatief wordt gepleit voor een Cultuurhistorische Waardenkaart voor het gehele grondgebied van de gemeente Ede (dus buitengebied én kernen). Het nut van een waardenkaart is ook gelegen in de hanteerbaarheid. Het is een praktisch instrument, waarmee snel kan worden beoordeeld waar cultuurhistorische waarden een rol spelen en welk belang er aan gehecht moet worden. Interne en externe betrokkenen kunnen de kaart gebruiken bij hun eigen beleids- en uitvoeringskeuzes en deze eraan toetsen. De winst van een waardenkaart is daarmee ook dat iedere beleidsafdeling het cultureel erfgoed vroegtijdig een plaats kan geven binnen integrale besluitvorming. De gemeente Ede wil met haar citymarketingstrategie gaan inzetten op landschap als belangrijke trekker voor verschillende doelgroepen. Met beleid en budgetten moeten ontwikkelingen zodanig gestuurd gaan worden dat deze voortbouwen op de kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het Edese buitengebied.23) Dat wordt realiseerbaar met deze kaart. Ook disciplines als Stedenbouw, Landschap en Ruimtelijke ordening, en afdelingen als Vergunningen & Handhaving, Grondzaken, Realisatie en Beheer zijn er bij gebaat. Een Cultuurhistorische Waardenkaart is hét instrument om cultuurhistorie bij ontwikkelingen daadwerkelijk als onderlegger te gebruiken. Processen, waaronder de uitvoering van de nieuwe omgevingsvergunning (Wabo), verlopen soepeler en cultuurhistorie krijgt de aandacht die ze verdient. Initiatief 2: De gemeente inventariseert en waardeert het erfgoed uit de periode van Oorlog en Wederopbouw. Reeds bij de vaststelling van de nota Continu Cultuur was besloten om de architectuur en landinrichting uit de periode Oorlog en Wederopbouw (1940-1965) te inventariseren. Omdat aan dit beleidsvoornemen destijds geen financiële middelen waren gekoppeld, heeft dit voornemen beperkt gevolg gehad en is sindsdien alleen de categorie naoorlogse kerken in kaart gebracht. Dit gebeurde in het kader van het Jaar van het religieus erfgoed in 2008. Middelen ontbreken om de inventarisatie voort te zetten voor andere categorieën architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1965. Daardoor raakt de Edese monumentenzorg achter bij ontwikkelingen – landelijk en bij andere gemeenten - in het 42
Erfgoed met perspectief 2010
Het Mausoleum op de Paasberg (1945) is samen met het omliggende plantsoen vooruitlopend op inventariserend onderzoek naar de architectuur en stedenbouw uit de periode van Oorlog en Wederopbouw onderzocht, gewaardeerd en aangewezen als gemeentelijk monument.
onderzoek van de oorlogs- en wederopbouwperiode. Bij dit initiatief, dat behoort bij het minimumscenario, wordt daarom opnieuw voorgesteld om het erfgoed uit de periode van Oorlog en Wederopbouw te inventariseren en te waarderen. Hierdoor maken we inzichtelijk wat we aan waardevolle architectuur en stedenbouw uit deze periode bezitten. Een gefundeerde kijk op de aard, omvang en waarde van de bouwproductie uit de periode van oorlog en wederopbouw betekent ook dat bij incidentele aanwijzingsverzoeken van externe partijen sneller onderbouwde besluiten genomen kunnen worden. Incidenteel objectgericht onderzoek ter bepaling van de monumentale waarden zal dan in de meeste gevallen niet meer nodig zijn. Het nadeel van alleen kennisverwerving en waardering van deze erfgoedperiode is dat concrete aanwijzing als monument geen onderdeel van dit initiatief is. Sloop van waardevolle objecten uit deze periode kan daardoor van rechtswege niet voorkomen worden. De landelijke trend om objecten uit deze periode ook daadwerkelijk te beschermen wordt daarmee niet gevolgd. Het Edese instandhoudingsbeleid blijft beperkt tot het erfgoed van vóór 1940. Uit die periode genieten de meest waardevolle objecten inmiddels bescherming. Er komen naar verwachting nauwelijks objecten bij. Beleidsmatig is het aanwijzingsbeleid voor de perioden Oude en Jonge Bouwkunst (tot 1940) immers nagenoeg afgesloten. Uit het participatieproces is bovendien naar voren gekomen dat er weinig draagvlak bestaat voor het ruimhartiger toepassen van de criteria voor Jonge Bouwkunst (1850-1940) om op die manier het aantal monumenten uit die periode alsnog te vergroten. 43
Erfgoed met perspectief 2010
Onvoldoende aandacht voor bouw(on)mogelijkheden nabij monumenten in bestemmingsplannen kan ertoe leiden dat bouwinitiatieven in een later stadium niet meer kunnen worden tegengehouden. Aan weerszijden van dit driedubbele monumentale pand aan de Stationsweg in Ede verrezen belendingen waarvan de bouw op veel kritiek stuitte vanuit de samenleving en instanties als Welstand.
Initiatief 3: De gemeente Ede verankert beleidsmatig de inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen. Het inbrengen van cultuurhistorische basiskwaliteiten in de ontwerpfase van stedenbouwkundige, structuur-, en bestemmingsplannen is op rijks en provinciaal niveau vastgelegd. Het is van belang deze werkwijze ook op gemeentelijk niveau beleidsmatig te verankeren. Vanaf 2011 zal het voor gemeenten via het Bro bovendien wettelijk verplicht worden om bij op te stellen of te actualiseren bestemmingsplannen rekening te houden met álle cultuurhistorische waarden (zie 3.3 MoMo); tot voor kort moesten alleen de archeologische waarden worden geanalyseerd en geborgd. Op archeologisch terrein zijn (verwachte) waarden en vondsten inmiddels al in kaart gebracht. Op historisch-bouwkundig terrein ligt het accent vooral op beschermde gebouwde monumenten. Op cultuurlandschappelijk terrein beperkt de aandacht zich vooral tot de aanwezige landschapstypen. Als gemeente gaan we daarom structureel onderzoeken welke historisch (steden-)bouwkundige waarden en cultuurlandschappelijke waarden er naast de archeologische waarden in een plangebied aanwezig zijn. Aan deze analyse gaan we conclusies verbinden en verankeren in de (ruimtelijke) planvorming. De technische planologische borging van cultuurhistorische waarden in planvorming kan echter op verschillende manieren plaatsvinden. Ten aanzien van de historische (steden-)bouwkunst betekent het bovenstaande dat we in bestemmingsplannen en andere planvorming naast de beschermde monumenten ook andere historisch waardevolle objecten gaan meewegen. Uit de consultatie van het werkveld (bevolking, verenigingen etc.) is bovendien gebleken dat er bijzonder veel weerstand is tegen het verdwijnen van dit soort beeldbepalende objecten. Zij vertegenwoordigen in de regel onvoldoende waarde om als monument te kunnen worden beschermd, maar dragen door hun interactie met de omliggende bebouwing of hun plek in het straatbeeld of landschap in sterke mate bij aan de aantrekkelijkheid van de omgeving. Planologische bescherming biedt daarbij als voordeel dat er gradaties gemaakt kunnen worden in het niveau van bescherming; beeldbepalende objecten hoeven om die reden niet belast te worden met de relatief ‘zwaardere’ regelgeving zoals die 44
Erfgoed met perspectief 2010
voor wettelijk beschermde monumenten geldt. Wellicht kan enkel het voorkomen van sloop al voldoende zijn: daarmee wordt gehoor gegeven aan de roep de teloorgang van deze objecten een halt toe te roepen terwijl tegelijkertijd de instandhouding niet aan een disproportionele regeldruk wordt gekoppeld. Verder gaan we ten aanzien van de reeds beschermde objecten, complexen en structuren: a. enkel bestemmingen toestaan waarvan op voorhand geen onevenredig grote nadelige gevolgen voor de monumentale waarden zijn te verwachten (passende bestemming); b. enkel bouwmogelijkheden en andere werkzaamheden in/op/aan/bij beschermde monumenten toestaan voor zover die naar verwachting geen onevenredig grote nadelige gevolgen voor de monumentale waarden hebben. De bouwvelden worden hierop aangepast; c. deze vanwege de belangrijke signaleringswaarde opnemen op de plankaart en in de toelichting van bestemmingsplannen. Ten aanzien van het cultuurlandschap betekent het bovenstaande dat de bestaande kennislacune op dit deelgebied (inventarisatie, interpretatie, selectie, weging van diverse cultuurlandschappelijke elementen als historische ontsluitingen, veedriften, wildwallen, inundatiegebieden, exercitieterreinen, etc.) in het kader van toekomstige planvorming zal moeten worden aangevuld. Overigens zal de totstandkoming van een Cultuurhistorische Waardenkaart hier een aanzienlijke bijdrage aan kunnen leveren. Dit vermijdt in de toekomst de noodzaak van adhoc onderzoek, wat veel tijd en geld bespaart. Initiatief 4: De gemeente Ede gaat bij ruimtelijke ingrepen cultuurhistorie in de eerste planfase meenemen. Zo wordt cultuurhistorie volwaardig geïntegreerd in ruimtelijke projecten. Een cultuurhistorische paragraaf in stedenbouwkundige, structuur-, en bestemmingsplannen (initiatief 3) is één stap in de integratie van cultuurhistorie in ruimtelijke ontwikkeling. De tweede stap is dat aanwezige erfgoed ook daadwerkelijk een factor wordt in de uitvoering van de ruimtelijke projecten.
Belvedere/Belvoir in uitvoering. Sedert de sluiting van de Enkafabriek in 2002 is door vertegenwoordigers van monumentenzorg gepleit voor een herontwikkeling conform het moderne, gebiedsgerichte cultuurhistorische beleid. Deze aanpak werd verankerd in het “Convenant inzake het herstel, het behoud en de ontwikkeling van het Enka-complex te Ede” (2004) en later in het ‘Masterplan EdeOost’ (2006). Bij de herontwikkeling zal de traditionele restauratie en herbestemming van monumentale fabrieksonderdelen worden gekoppeld aan een gebiedstransformatie waarvoor de cultuurhistorische basiskarakteristieken van het fabriekscomplex richtinggevend zijn. Voor deze ruimtelijke ontwikkelingsvisie is cultuurhistorie een belangrijke pijler, waarbij architectuur, stedenbouw, infrastructuur en het industriële landschap in onderlinge samenhang worden beschouwd.
45
Erfgoed met perspectief 2010
Het ontwerpen van de ruimte is mede een culturele opgave. En dat betekent dat ingrepen niet alleen tegemoet zouden moeten komen aan de functionele eisen van het moment, maar dat er duurzame ontwerpen worden gemaakt met een culturele meerwaarde. Om dat te bereiken kan bij herontwikkelingen de geschiedenis van de plek in veel gevallen als inspiratiebron gebruikt worden. Uitgangspunt is de ruimtelijke karakteristiek die een plangebied eigen is en die er identiteit aan geeft. Van daaruit kan bekeken worden hoe de cultuurhistorie als inspiratiebron die ruimtelijke inrichting kan versterken. En omgekeerd hoe bijvoorbeeld nieuwe ruimtelijke functies kunnen bijdragen aan behoud van het erfgoed. Deze nieuwe werkwijze onder het motto ‘behoud door ontwikkeling’ is een dynamische verbreding van de traditionele strategie van ‘behoud door bescherming’. Erfgoed is daardoor een belangrijk middel om een duurzame en zeer ‘eigen’ ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit in de gebouwde omgeving te bereiken en te behouden. Deze werkwijze komt voort uit het reeds eerder genoemde Belvedere- en Belvoirbeleid. Hiermee wordt echter niet gezegd dat deze werkwijze onderlegger moet worden voor iedere ruimtelijke ingreep in de gemeente: vanuit cultuurhistorisch oogpunt is immers lang niet iedere locatie even waardevol. Om hierin goede afwegingen te maken biedt een integrale Cultuurhistorische Waardenkaart een goed kader. De uiteindelijke afweging zal altijd onderdeel blijven van bestuurlijke en politieke besluitvorming. Scenario B: initiatief 1 t/m 9 Initiatief 1 t/m 4 Zie scenario A Initiatief 5 : Na inventarisatie en waardering beschermt de gemeente Ede maximaal 50 objecten uit de periode Oorlog en Wederopbouw. Dit voorstel ligt in het verlengde van initiatief 2. Na kenniswerving en waardering zal een aantal objecten, met een maximum van 50, uit de periode van Oorlog en Wederopbouw voorgedragen worden voor bescherming. Dit betekent dat de gemeente voor de architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1965 een actief beschermingsbeleid zal voeren. Dit geeft de mogelijkheid om vanuit een breed en integraal perspectief onderbouwde en snelle besluiten te kunnen nemen. Door zelf te kiezen, hoeft de gemeente bovendien in veel gevallen geen adhoc onderzoek te verrichten naar aanleiding van aanwijzingsverzoeken van derden. Uit het raadplegen van de interne disciplines en externe partijen blijkt dat het draagvlak voor bescherming en behoud van de architectuur en stedenbouw uit deze periode erg is toegenomen. Met name de gemeentelijke discipline Stedenbouw zit erg verlegen om inventarisatie, waardering en bescherming. Het maximum van 50 monumenten wordt voorgesteld uit het oogpunt van hanteerbaarheid en capaciteit. De toename van het aantal monumenten heeft namelijk directe consequenties voor de taak op het gebied van instandhouding. De consequenties voor de capaciteit en de financiële middelen als gevolg van de toename van het aantal monumenten zijn uitgewerkt in de financiële paragraaf (hoofdstuk 7). Initiatief 6: De gemeente Ede repareert de Voorziening Monumenten. Vanuit de ambitie om de gemeentelijke monumenten te ondersteunen bij een duurzame instandhouding heeft Ede een financiële voorziening ingesteld. Het voldoende beschikbaar stellen van subsidie voor restauratie van monumenten draagt bij aan een betere instandhouding en dus aan een aantrekkelijke stad die verzorgd oogt. Bij plannen voor herstelwerkzaamheden kan subsidie aangevraagd worden door eigenaren. De voorwaarden voor een subsidieaanvraag zijn geregeld in de Subsidieverordening Monumenten Ede 1998. Grofweg komt het erop neer dat 25% van de gemaakte onderhouds- of restauratiekosten per monument per jaar tot een vastgesteld maximum wordt vergoed. De Provincie Gelderland ondersteunt deze regeling in de vorm van een koppelsubsidie van maximaal 20%. Het plafond van de voorziening is de afgelopen jaren bereikt en overschreden. Dat ligt met name aan het feit dat ze niet is meegegroeid met de toename van het aantal monumenten. Beperking van de beschikbaarheid van subsidies leidt tot een afnemend draagvlak bij eigenaren. Daarom wordt voorgesteld de voorziening te repareren met structureel € 35.000,euro. Hierbij is rekening gehouden met de gequoteerde toename van het aantal monumenten uit de periode van Oorlog en Wederopbouw (initiatief 5). 46
Erfgoed met perspectief 2010
Initiatief 7: De gemeente Ede stimuleert duurzaam hergebruik van monumenten. Behoud van de oorspronkelijke functie is voor monumenten vaak het beste: een villa die als woning gebruikt wordt, een kerk die als godshuis functioneert, een oude schuur, waar landbouwmateriaal staat. Maar als een gebouw zijn functie verliest is het vinden van een passende functie de beste waarborg voor instandhouding. Wanneer een monument niet meer gebruikt wordt, ontbreekt toezicht en onderhoud en treedt verval doorgaans snel in. Bij hergebruik krijgt een monument naast zijn intrinsieke waarde ook weer waarde voor de samenleving. Een monument dat in gebruik is, heeft bovendien meer economische waarde. Het is bij elke herbestemming van groot belang de vraag te stellen of de nieuwe functie past binnen de monumentale waarden en of het programma recht doet aan de mogelijkheden van het monument. Via bouwhistorisch onderzoek kan inzichtelijk worden gemaakt waar bijzondere monumentale waarden aanwezig zijn en waar ze precies uit bestaan. Dit afgezet tegen de programmatische eisen van de nieuwe functie geeft een beeld van de aanknopingspunten of juist de knelpunten. Naarmate de functie beter aansluit op de monumentale waarden, zal het aantal knelpunten beperkter zijn. En dat brengt voordelen met zich mee: -- het monument blijft gaver behouden, doordat het aantal bouwkundige ingrepen beperkt kan zijn; -- het proces van het vergunningentraject verloopt soepeler, onder andere door positieve reacties bij de adviesorganen; -- herbestemming kan financieel voordeliger uitpakken vanwege snelle doorlooptijd en een beperkt aantal ingrepen. Vanwege de gunstige effecten is in het geval van kleinere en grote complexen de uitvoering van een herbestemmingonderzoek een belangrijke fase van het planproces. Ook bij gebouwen op kleinere schaal kan het van belang zijn de inpasbaarheid van een functie goed in beeld te brengen. Tijdens het proces van de herbestemming zal per pand gekeken worden wat het vraagt en verdraagt. Het maatschappelijke effect van passende en duurzame herbestemming uit zich in een aantrekkelijkere omgeving. Herbestemming van historische gebouwen en structuren betekent namelijk doorgaans een creatieve uitdaging voor hedendaagse architecten en kunstenaars. Het leidt in veel gevallen tot bijzondere creaties.
De herbestemde springstoffenfabriek (KNSF) in Oudekerk aan de Amstel. Deze oude fabriek werd in de loop van 2001 t/m 2003 gerestaureerd en herbestemd. Bij het zoeken naar nieuwe functies is nauwlettend gekeken naar wat de monumentale gebouwen vragen en verdragen. Dit heeft geleid tot een complex waarin afhankelijk van de specifieke eigenschappen en kwaliteiten van ieder object verschillende functies (restaurant, hotel, kantoren, showrooms, woningen) zijn ondergebracht.
47
Erfgoed met perspectief 2010
Het exterieur van Villa De Sterrenberg (ca. 1860) kreeg in 2008 een meer historisch betrouwbare kleurstelling. De positieve invloed hiervan is goed merkbaar aan de levendige uitstraling van de huidige situatie ten opzichte van de ‘platgeslagen’ indruk van voor de schilderbeurt. Zie de foto op de bladzijde hiernaast.
Om tijdig tegemoet te kunnen komen aan de doelstellingen die vanuit DuBo (duurzaam bouwen) aan de prestaties van bestaande gebouwen gesteld worden, laat de gemeente Ede bij de herbestemming van grootschalige monumentale complexen, zoals bijvoorbeeld de kazernecomplexen in de Ede-Oost, een zogenaamde DuMo-toets uitvoeren. DuMo (DUurzame MOnumentenzorg) betreft een recentelijk ontwikkeld initiatief van diverse partijen uit overheid en bouw tot het ontwikkelen van een instrument om monumenten duurzaam te herbestemmen met respect voor de kwaliteiten. Waar het bij monumentenzorg gaat om instandhouden en de materialen waaruit het monument is opgetrokken, gaat het bij duurzaam bouwen om een zuinige omgang met grondstoffen en hergebruik van materialen. Vaak wordt het instandhouden van monumenten en duurzaam bouwen als onverenigbaar gezien; het blijkt echter dat parallellen niet gezien worden en dus onbenut blijven. Om goed onderbouwde keuzes voor duurzame restauraties te kunnen maken geeft de DuMo-toets inzicht in de kansen en knelpunten voor duurzame monumentenzorg. Hierbij kan via een scorematrix de juiste balans worden gevonden tussen de monumentale waarden, de beoogde functie(s) en duurzaamheid. Initiatief 8: De gemeente Ede gaat een nieuwsbrief uitbrengen voor monumenteneigenaren. Uit het participatietraject dat in het kader van de nota is doorlopen, is voorlichting uitgebreid aan de orde geweest. Het beeld dat van de Edese monumenteneigenaren naar boven kwam was tot op zekere hoogte vergelijkbaar met het beeld van de landelijke enquête naar informatievoorziening naar monumenteneigenaren. Zo bleek er veel behoefte te zijn aan inhoudelijke ondersteuning (restauratie- en onderhoudstechnieken) en verder wilden ze beter op de hoogte gebracht worden van ontwikkelingen in het vakgebied (nieuwe financiële regelingen en onderzoek). De vraag naar meer voorlichting over de status van objecten, over procedures en over formulieren was minder groot. De website van 48
Erfgoed met perspectief 2010
de gemeente blijkt op dat gebied goed te voldoen aan de behoeften. De wens van de monumenteneigenaren om meer informatie over techniek en ontwikkelingen is begrijpelijk. De uitvoering van een restauratie of een onderhoudsbeurt van een monument is niet altijd eenvoudig. Dat heeft vooral te maken met de vaak unieke eigenschappen van monumenten. Daarnaast zijn er tal van verschillende regelingen. Aan de ene kant zijn deze toegespitst op de specifieke situaties van eigenaren of gebouwen, maar aan de andere kant maken deze de gang van zaken voor een (relatieve) buitenstaander soms onbegrijpelijk. De gemeente gaat daarom in navolging van diverse andere gemeenten een (halfjaarlijkse) digitale nieuwsbrief voor monumenteneigenaren uitbrengen met informatie over instandhouding, financieringsregelingen en ontwikkelingen binnen het vakgebied (dit kan uiteenlopen van wijzigingen in procedures tot aan bijzondere vondsten als resultaat van bouwhistorisch of archeologisch onderzoek). Via deze nieuwsbrief kan de gemeente direct contact houden met alle eigenaren van monumentaal erfgoed. Initiatief 9: De gemeente Ede gaat kansen benutten door met citymarketing en toerisme het Edese erfgoed actiever te positioneren in de promotie van de gemeente. Monumenten en erfgoed zijn beeldbepalend en bieden ruimtelijke kwaliteit. Op dit moment laat de gemeente Ede kansen liggen op toeristisch en recreatief niveau. Dit blijkt uit de resultaten van Ede in Beeld.24) Daarin wordt aangegeven dat het Edese industriële en militaire erfgoed gebruikt zou kunnen worden om Ede als aantrekkelijke, toeristische bestemming te promoten. Doel van initiatief 9 is om meer met Citymarketing en Toerisme samen te werken om gezamenlijke producten te ontwikkelen, zodat op een levendige, laagdrempelige, aantrekkelijke en op de actualiteit inspelende manier het publieke besef van de historische waarde van cultureel erfgoed versterkt kan worden. Zo 49
Erfgoed met perspectief 2010
Villa ‘De Berk’ in Bennekom voor en na de restauratie. Het huis, gebouwd in 1922 naar een ontwerp van architect A.H. van der Waal, verkeerde jarenlang in zeer slechte staat. Door een combinatie van meerjarige financiële steun van de gemeente Ede en provincie Gelderland en gunstige planologische voorwaarden is het pand met een grondige restauratie nieuw leven ingeblazen.
kan de gemeente zich meer dan nu als erfgoedgemeente profileren. Voorbeelden van gezamenlijke producten zijn publieksbrochures en wandel- en fietsroutes. Het gemeentelijke erfgoed zal hiermee meer aandacht krijgen en bijdragen aan de verblijfsrecreatie in de gemeente. De ervaring leert dat ook de eigen inwoners dankzij toeristische promotie van het erfgoed een positiever beeld van de eigen gemeente krijgen. Scenario C: initiatief 1 t/m 12 Initiatief 1 t/m 4 Zie scenario A Initiatief 5 t/m 9 Zie scenario B Initiatief 10: De gemeente Ede gaat de architectuur uit de periode Oorlog en Wederopbouw laten inventariseren, waarderen en beschermen zonder van tevoren vastgesteld maximum. Idealiter worden monumenten beschermd om hun bijzondere waarde. Vanwege de forse groei die Ede na de Tweede Wereldoorlog heeft gemaakt, is er in Ede veel uit de periode van de Wederopbouw. Bij een selectie op grond van zuiver cultuurhistorische waarden, zullen er naar verwachting meer dan 50 potentiële monumenten overblijven. Dit initiatief gaat dan ook verder dan initiatief 5. Er komt geen geforceerde quotering voor wederopbouwerfgoed: kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit. De monumentencommissie zal gevraagd worden om voor te dragen wat zij van waarde acht, waarbij het uitgangspunt is dat in de verschillende categorieën en typen objecten alleen de toppers worden voorgedragen. Het voordeel van deze actie is dat er na deze aanwijzingsoperatie geen substantiële uitbreiding van de gemeentelijke lijst meer te verwachten is, omdat alle periodes gewaardeerd en beschermd zijn. Ook zullen latere, externe verzoeken om objecten te beschermen eenvoudiger kunnen worden afgehandeld. 50
Erfgoed met perspectief 2010
Het NK Veldloop voor Gemeenten was in 2009 toegewezen aan Ede. Een recordaantal van 5000 ambtenaren uit het hele land liep mee en bezocht met de meegebrachte supporters de kazerneterreinen. Een goed voorbeeld van hoe de aandacht voor erfgoed kan worden vergroot door een koppeling met het evenementenbeleid.
Initiatief 11: De gemeente Ede gaat krachtig samenwerken met belendende disciplines en partners in het veld. In aansluiting op initiatief 9, waarin samenwerking met Citymarketing en Toerisme wordt voorgesteld, gaat dit initiatief verder. In dit initiatief wordt actief samenwerking gezocht met andere disciplines binnen het gemeentelijke apparaat die een raakvlak hebben met cultuurhistorie zoals Communicatie, Cultuur, Educatie, en Archief. Daarnaast zal ook contact gezocht worden met externe partijen, zoals de historische verengingen, de VVV en eventuele andere derden. De bedoeling van dit initiatief is Ede beter te profileren als cultuurhistorische gemeente. De beoogde doelen hiervan zijn: actieve promotie van de gemeente, nieuwe activiteiten bij historische mijlpalen, vergroting cultuurhistorische kennis gemeentebreed en meer draagvlak voor behoud van historische structuren en objecten. Binnen dit initiatief is een aantal producten beoogd: een gemeentebrede erfgoedgids, een jaarlijkse themapublicatie, het (mede) organiseren van exposities, het maken van divers voorlichtingsmateriaal; het ontwikkelen van cultuureducatieve producten (leskist, historische cahiers) en toeristisch-recreatieve producten (fiets- en wandelroutes, klompenpaden). Tenslotte kan ook een nieuw introductieprogramma voor nieuwe, gemeentelijke medewerkers hierin een plaats krijgen, waarbij het cultuurhistorisch erfgoed van Ede een prominentere plaats krijgt. Op die manier kan ook bij collega’s de kennis over het Edese erfgoed worden vergroot. Het is bij de ontwikkeling van de producten van belang dat gekozen wordt voor een doelgroepgerichte benadering, waarbij per doelgroep specifieke producten worden aangeboden. Dit vergroot de effectiviteit van de boodschap. Initiatief 12: De gemeente Ede gaat het evenement van Open Monumentendag laten aanhaken bij mogelijkheden die ontstaan door het geplande evenementenbeleid. Het cultureel erfgoed kan een zichtbaardere rol spelen in de ontwikkeling van evenementen die in de gemeente plaatsvinden en raakvlakken hebben met de geschiedenis en cultuurhistorie van de gemeente, zoals de Airborne 51
Erfgoed met perspectief 2010
Herdenkingen en de Heideweek. Het organiseren van evenementen in of bij beschermde monumenten, denk aan EdeOost, is ook een manier om het cultureel erfgoed te betrekken bij evenementen in Ede en aanleiding om er aandacht voor te vragen. Andersom zal Open Monumentendag gekoppeld worden aan andere evenementen om de dag nog aantrekkelijker te maken. Open Monumentendag behoort al jarenlang tot de grootste culturele evenementen van het land. Voor de eigen inwoners is de dag aantrekkelijk om gebouwen van binnen te bekijken, die normaal gesloten zijn. Voor bezoekers van buiten geldt hetzelfde. Echter, in combinatie met bijzondere programmaonderdelen kan het bereik worden vergroot. Te overwegen valt om de nationale opening van Open Monumentendag naar Ede te halen.
Open monumentendag 2005: ‘Religieus Erfgoed’. Uitleg over de restauratiewerkzaamheden aan het als gemeentelijk monument beschermde graf van de familie Van Wassenaer, bestaande uit een hardstenen zerk, een geschakelde grafkelder, restanten van een opbouw uit Vourionblokken en een smeedijzeren hekwerk.
Noten 23) Gemeente Ede, Citymarketing Ede, Ede 2009, p. 4 en 5. 24) Gemeente Ede, Ede in Beeld, Resultaten Marktanalyse, Ede 2009.
52
Erfgoed met perspectief 2010
6. Voor– en nadelen beleidsscenario’s
Aan alle scenario’s kleven voor- en nadelen. Hoe ambitieuzer het scenario, hoe hoger de gerealiseerde kwaliteit en hoe hoger de kosten, zo kan in algemene zin gesteld worden. Hieronder zijn de verschillende aspecten van de scenario’s op een rij gezet.
Scenario A – Minimumscenario In het minimumscenario staan het zichtbaar maken van cultuurhistorische elementen en het vormgeven van de gebiedsgerichte monumentenzorg voorop. In dit scenario worden alleen incidentele kosten gemaakt. Er worden naast de genoemde voorstellen weinig nieuwe initiatieven ontplooid. Voordelen van scenario A: In dit scenario zal een Cultuurhistorische Waardenkaart worden opgesteld, waardoor: -- er gehoor wordt gegeven aan de dringende wens vanuit diverse interne gemeentelijke disciplines om via ontwikkeling van dit instrument multidisciplinaire beleidsdoelen te bedienen (o.a. Stedenbouw, landschap, Archeologie, Educatie, Toerisme) -- cultuurlandschappelijke elementen voor het eerst zichtbaar worden gemaakt; -- in één integraal product naast historisch (steden-)bouwkundige ook archeologische en historisch-geografische waarden gecombineerd worden weergegeven en gewaardeerd; -- bij ruimtelijke ontwikkelingen vroegtijdig rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden omdat het bestemmingsplan over het algemeen in een vroeg stadium wordt geraadpleegd. Hierdoor zal meer van de identiteit en historie beleefbaar blijven en dat maakt dorp, stad en landschap aantrekkelijkere plekken; -- cultuurhistorie beter kan worden geïmplementeerd in ruimtelijke planvorming en de gebiedsgerichte monumentenzorg vorm krijgt op gemeentelijk niveau; -- interdisciplinair uitvoering gegeven wordt aan reeds vastgesteld beleid zoals geformuleerd in de beleidsnota Ruimte voor Kwaliteit, Ontwikkelingsplan Buitengebied, vastgesteld in december 2008. Hierin zijn reeds budgetten gereserveerd voor de inventarisatie van cultuurhistorische waarden in het buitengebied. Op basis van het Ontwikkelingsplan Buitengebied is € 85.000,- beschikbaar voor inventarisatie van waarden. Dit betekent dat er alleen additionele kosten gemaakt hoeven te worden voor de inventarisatie van waarden in de kernen. -- er wordt geanticipeerd op het recent vastgestelde beleid voor Citymarketing. Hierin wordt het doel geformuleerd om met landschap en cultuurhistorie de ‘groene’ kant van Ede te benutten om van de gemeente een beeld te ontwikkelen dat aantrekkelijk is voor verschillende doelgroepen. Met de Cultuurhistorische Waardenkaart brengen we de waarden van het Edese cultuurlandschap in beeld en waardoor het gemakkelijk aangegrepen kan worden voor nieuwe initiatieven; -- de relicten uit de periode van Oorlog en Wederopbouw worden geïnventariseerd, geanalyseerd en gewaardeerd. Hierdoor ontstaat inzicht in de aard en omvang van het Edese erfgoed uit deze periode. Ede zoekt hiermee aansluiting bij ontwikkeling op rijksniveau en omliggende gemeenten. Bovendien wordt tegemoet gekomen aan de wens van interne disciplines (Stedenbouw) om de naoorlogse structuren gemeentebreed te inventariseren, analyseren en waarderen. Door derden ingediende ontvankelijke aanwijzingsverzoeken, die volgens de wettelijke regels afgehandeld dienen te worden, kunnen vervolgens relatief eenvoudig worden afgedaan zonder aanvullend objectgericht onderzoek; -- genoemde taken kunnen worden verricht met een eenmalige investering; de structurele kosten voor monumentenzorg blijven in dit scenario gelijk aan het huidige budget.
53
Erfgoed met perspectief 2010
Nadelen van scenario A: -- kennisverwerving van de periode van Oorlog en Wederopbouw wordt niet gevolgd door concrete aanwijzingen. Sloop van waardevolle objecten uit deze periode kan daardoor van rechtswege niet voorkomen worden. De landelijke trend van bescherming van objecten uit deze periode wordt daarmee niet gevolgd. Instandhouding blijft gericht op het Edese erfgoed van vóór 1940; -- de huidige onbalans tussen het aantal gemeentelijke monumenten en het voor onderhoud en restauratie beschikbare subsidiebudget zal blijven bestaan. Het budget is recentelijk overvraagd geraakt, met als gevolg dat er relatief minder objecten planmatig onderhouden kunnen worden; -- de huidige onbalans tussen de hoeveelheid monumenten en de aanwezige capaciteit zal blijven bestaan; -- geen DuMo-toets bij de herbestemming van grootschalige monumentale complexen; -- kansen om te anticiperen op buitensectorale initiatieven ontwikkeld vanuit Citymarketing, Toerisme, Cultuur, Archief en Educatie blijven onbenut evenals het gevolg geven aan één van de belangrijkste aanbevelingen uit Ede in Beeld: het meer in de belangstelling plaatsen van industrieel en militair erfgoed verleden van de gemeente; -- er wordt geen gehoor gegeven aan een dringend verzoek vanuit het veld om de communicatie naar met name monumenteneigenaren te verbeteren. Ook daarnaast geen proactieve initiatieven ten aanzien van de verbetering van de communicatie, voorlichting en publieksvriendelijkheid; -- er wordt vooral reactief gewerkt: enkel concrete bouwinitiatieven zijn aanleiding voor het informeren van betrokken eigenaren, architecten en/of aannemers.
Boederij ’t Oostereind in Lunteren, een groot boerderijcomplex dat al rond 1600 in de archieven genoemd wordt.
54
Erfgoed met perspectief 2010
Scenario B - Basisscenario Het basisscenario bevat initiatieven om te komen tot een erfgoedzorg die alle betrokken partners bedient en daarnaast vooruitblikt naar de toekomst. Bij dit scenario zal Ede niet meer achterlopen bij de landelijke ontwikkelingen en zullen betrokkenen ervaren dat zorgvuldig en duurzaam wordt omgegaan met waardevol historisch erfgoed. In dit scenario worden structurele kosten gemaakt, zodat enkele bestaande knelpunten worden opgelost. Er komen nieuwe initiatieven en sommige bestaande initiatieven worden aangegrepen om reactief optreden op ad-hoc basis zoveel mogelijk te verminderen. Voordelen van scenario B: -- uitvoering van de taken die onder het minimum- en het basisscenario worden genoemd; -- de erfgoedzorg richt zich na inventarisatie, analyse en waardering ook op bescherming en instandhouding van objecten uit de periode van Oorlog en Wederopbouw -- (1940-1965). Uit het oogpunt van hanteerbaarheid wordt voorgesteld om maximaal 50 waardevolle objecten, complexen en/of structuren uit deze periode aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. Dit sluit aan op de landelijke trend bij het rijk en andere gemeenten; -- de verhouding tussen het aantal monumenten en de beschikbare capaciteit komt beter in evenwicht en gaat richting de landelijke normering (1 fte op 200 monumenten); -- door reparatie van het bestaande budget zijn er passende en voldoende financieringsmiddelen voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten. Een scheefgroei tussen plichten en rechten, en daarmee en afnemend draagvlak, kan hiermee voorkomen worden. Dit initiatief draagt bij aan een betere instandhouding en dus aan een verzorgde stad die aantrekkelijk oogt; -- er wordt gehoor gegeven aan het dringende verzoek vanuit het veld om de informatievoorziening naar direct betrokkenen te verbeteren met als gevolg minder risico op onbedoelde schade aan monumenten, onbegrip bij monumenteneigenaren en mislopen van restauratiesubsidie of aantrekkelijke leningen; -- naast de Open Monumentendag worden diverse, bestaande buiten-sectorale initiatieven aangegrepen om erfgoed te promoten en te vermarkten, bijvoorbeeld door productontwikkeling in samenwerking met Citymarketing en Toerisme en door uitvoering te geven aan de aanbevelingen van Ede in Beeld. De interne betrokkenheid en kennisoverdracht binnen de gemeente zullen hierdoor ook toenemen. -- bij de herbestemming van grootschalige monumentale complexen wordt er proactief gezocht naar een zorgvuldige balans tussen monumentale waarden, beoogde functie(s) en duurzaamheid middels uitvoering van een DuMo-toets. Nadelen van scenario B: -- extra structurele kosten i.v.m. de reparatie van capaciteit (+ 0,5 fte) en jaarlijks instandhoudingsbudget (samen € 67.000); -- omdat de samenwerking met cultuur, gemeentearchief en educatie in dit scenario niet wordt geoptimaliseerd, laat Ede kansen liggen om haar geschiedenis en identiteit in integrale producten uit te dragen en (inter-)nationaal cultuurtoerisme te trekken; -- omdat de verbeterde informatievoorziening zich beperkt tot de direct betrokkenen in de monumentenzorg, zal bewustwording van en draagvlak voor cultuurhistorische waarden niet automatisch gemeentebreed reiken. Minder bekendheid leidt tot minder draagvlak en daarmee tot een grotere kans op verlies.
55
Erfgoed met perspectief 2010
Scenario C - Plusscenario Het plusscenario schetst het beeld voor een allround, integrale, gebiedsgerichte erfgoedzorg, gericht op de kernen en op het buitengebied. Het plusscenario haakt meer dan het middenscenario aan op wat er gebeurt bij andere Nederlandse gemeenten op het gebied van erfgoedzorg. Dit beleid is noodzakelijk om een integrale monumentenzorg te kunnen uitvoeren. Het draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteitsverbetering van de hele gemeente en daarmee de leefbaarheid. In dit scenario worden structurele kosten gemaakt om onbalansen te repareren en wenselijke nieuwe taken in de toekomst te kunnen blijven uitvoeren. Er worden proactief initiatieven ontplooid.
Voordelen van scenario C: -- uitvoering van de taken zoals genoemd onder het plus-, het basis- en het minimumscenario; -- het bestaande beschermingsbeleid wordt geoptimaliseerd door geen strakke quotering voor wederopbouwerfgoed te hanteren; -- actieve promotie van de gemeente en haar erfgoed in de samenleving -- nieuwe activiteiten bij historische mijlpalen; meer kennis en draagvlak voor behoud van historische structuren en objecten; -- er wordt een nieuwe impuls gegeven aan het introductieprogramma voor nieuwe medewerkers van de gemeente Ede. Daarin krijgt de cultuurhistorie van Ede een prominentere rol. Het Edese erfgoed krijgt daardoor meer bekendheid binnen de gemeente; -- de verhouding capaciteit en aantal monumenten sluit aan bij de landelijke normering (1 fte: 200 monumenten); -- optimale beschikbaarheid van team Monumenten voor andere disciplines binnen de gemeentelijke dienst; -- het bereik van de Edese cultuurhistorie wordt vergroot. Nadelen van scenario C: -- Hogere kosten door zowel eenmalige als structurele kosten (1,0 fte).
Samenvattend Hieronder zijn de drie scenario’s met twaalf initiatieven op een rij gezet, zodat duidelijk zichtbaar is welke initiatieven er binnen welk scenario worden genomen. Om in Ede duurzaam erfgoedbeleid van voldoende kwaliteit te voeren, is realisatie van het scenario B (basisscenario) gewenst. Dit scenario doet recht aan de kwaliteit en kwantiteit van het Edese erfgoed. Bovendien worden diverse belangen goed geborgd. Aantrekkelijk bij het plusscenario is dat het rendement van de investeringen wordt geoptimaliseerd en er veel meer synergie met andere disciplines mogelijk is.
56
Erfgoed met perspectief 2010
X
X
X
X
cultuurhistorische paragraaf in bestemmings- en stedebouwkundige plannen beleidsmatig verankeren integratie van cultuurhistorie in ruimtelijke projecten inventariseren,waarderen en beschermen van erfgoed uit periode Oorlog en Wederopbouw (max 50 monumenten)
X
X
X
X
X
X
X
X
Repareren Voorziening Monumenten met 35.000 euro stimuleren duurzaam hergebruik monumenten nieuwsbrief voor monumenteneigenaren kansen benutten met Citymarketing en Toerisme door erfgoed actiever te positioneren in de promotie van de gemeente optimaliseren van beschermingsbeleid
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
intensieve samenwerking met belendende disciplines en partners in het veld
X
X
X
cultuurhistorie actief betrekken bij mogelijkheden van nieuw evenementenbeleid
X
X
X
C - Plus-scenario
X
B - Basis-scenario
X
A – Minimumscenario
Versterken van haar eigen identiteit en profijtelijk maken van cultureel erfgoed
Integreren van erfgoed in andere disciplines
Initiatieven opstellen Cultuurhistorische Waardenkaart inventariseren en waarderen van erfgoed uit periode Oorlog en Wederopbouw
Inzichtelijk en beleefbaar maken van cultuurhistorisch erfgoed
Figuur 4: Initiatieven versus doelstellingen
57
Erfgoed met perspectief 2010
7. Formatie en financiën Hieronder zijn de kosten van de scenario’s in beeld gebracht. Om te beginnen is een overzicht gemaakt van de huidige situatie. Vervolgens zijn per scenario de incidentele en structurele extra kosten becijferd.
7.1 Huidige capaciteit en middelen Huidige kosten Monumentenzorg
Huidige formatie 2,0 fte
2 fte is samengesteld uit:
€ 135.000 per jaar
- 1,7 fte monumentenzorg algemeen - ca. 0,1 fte uitvoering gemeentelijke subsidieverordening - ca. 0,1 fte Open Monumentendag - ca. 0,1 fte Monumentencommissie Open Monumentendag Voorziening Monumenten*
Huidige structurele kosten € 2.250 € 100.000
* Voorziening ten behoeve van subsidie voor restauratie en onderhoud gemeentelijke monumenten.
58
€ 2.250 per jaar € 100.000 per jaar
Erfgoed met perspectief 2010
7.2 Additionele middelen scenario A: Incidentele kosten Initiatieven
Totale projectkosten over 5 jaar
1: Cultuurhistorische Waardenkaart
€ 110.000
2: Inventariseren en waarderen erfgoed ‘Oorlog en Wederopbouw’
€ 50.000
3: Beleidsmatig verankeren van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen 4: Integratie van cultuurhistorie in ruimtelijke projecten
Reeds begroot in het ‘Ontwikkelingsplan Buitengebied’ -- via 3.4 ‘Cultuurhistorie op de kaart’ € 15.000 -- via 4.9 ‘Masterplan behoud cultuurhistorie‘ € 20.000 -- via 6.7 ‘Onderzoek cultuurhistorische elementen’ € 50.000
Additionele kosten incidenteel € 25.000*
€ 50.000 -
-
Kosten gedekt uit projectkosten (bestemmingsplan, structuurplan, etc) Kosten maken onderdeel uit van ruimtelijk project
-
€ 75.000
Totaal additionele incidentele kosten scenario A
€ 75.000 (€ 15.000,- per jaar)
Totaal additionele structurele kosten scenario A
€0
* Additionele kosten zijn bedoeld voor de kernen.
59
Erfgoed met perspectief 2010
7.3 Additionele middelen scenario B Incidentele kosten Initiatieven
Totale
Additionele
projectkosten
kosten
over 5 jaar
incidenteel
1: Cultuurhistorische Waardenkaart
€ 110.000 Reeds begroot in het ‘Ontwikkelingsplan Buitengebied’ - via 3.4 ‘Cultuurhistorie op de kaart’ € 15.000 - via 4.9 ‘Masterplan behoud cultuurhistorie‘ € 20.000 - via 6.7 ‘Onderzoek cultuurhistorische elementen’ € 50.000
2: Inventariseren en waarderen erfgoed ‘Oorlog en Wederopbouw’
€ 50.000
3: Beleidsmatig verankeren van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen
-
4: Integratie van cultuurhistorie in ruimtelijke projecten
Kosten gedekt uit projectkosten voor bestemmingsplan
€ 25.000*
€ 50.000
-
Kosten maken onderdeel uit van ruimtelijk project -
-
€ 20.000
5: Beschermen erfgoed ‘Oorlog en Wederopbouw’ (max 50 monumenten) 7: Duurzaam herbestemmen van monumenten
€ 20.000 Kosten voor initiatiefnemer
€ 95.000 * Additionele kosten zijn bedoeld voor de kernen
Structurele kosten Initiatieven
Additionele kosten structureel
5: Instandhouding 50 extra monumenten 6: Reparatie Voorziening monumenten4** 8: Kansen benutten met citymarketing en toerisme door erfgoed actiever te positioneren in de promotie van de gemeente 9: Digitale nieuwsbrief voor monumenteneigenaren
0,3 fte***
€ 19.200
€ 35.000 per jaar 0,1 fte
€ 35.000
0,1 fte
€ 6.400
0,5 fte
€ 67.000
Totaal additionele incidentele kosten scenario B Totaal additionele structurele kosten scenario B ** Kosten om voorziening te laten meegroeien met aantal monumenten. *** Landelijke praktijk is 1 fte voor 200 monumenten. De VNG-norm is 1 fte voor 100 monumenten.
60
€ 6.400
€ 95.000 (€ 19.000 per jaar) € 67.000 per jaar
Erfgoed met perspectief 2010
7.4 Additionele middelen scenario C: Incidentele kosten Initiatieven
Totale
Additionele
projectkosten
kosten incidenteel
over 5 jaar
1: Cultuurhistorische Waardenkaart
€ 110.000
2: Inventariseren en waarderen € 50.000 erfgoed ‘Oorlog en Wederopbouw’ 3: Beleidsmatig verankeren van cultuurhistorie in ruimtelijke plannen 4: Integratie van cultuurhistorie in ruimtelijke projecten € 20.000 5: Beschermen erfgoed ‘Oorlog en Wederopbouw’ (max 50 monumenten) 7: Duurzaam herbestemmen van monumenten 10: Optimaliseren € 15.000 beschermingsbeleid**
Reeds begroot in het ‘Ontwikkelingsplan Buitengebied’ - via 3.4 ‘Cultuurhistorie op de kaart’ € 15.000 - via 4.9 ‘Masterplan behoud cultuurhistorie‘ € 20.000 - via 6.7 ‘Onderzoek cultuurhistorische elementen’ € 50.000 -
€ 25.000*
€ 50.000
Kosten gedekt uit projectkosten voor bestemmingsplan Kosten maken onderdeel uit van ruimtelijk project
€ 20.000
Kosten voor initiatiefnemer € 15.000 € 110.000
* Additionele kosten zijn bedoeld voor de kernen. ** Inventariseren, waarderen en beschermen bouwkunst Oorlog en Wederopbouw zonder quotering
Structurele kosten Initiatieven
Additionele kosten structureel
6: Reparatie Voorziening monumenten7***
€ 45.000 per jaar
€ 45.000
8: Kansen benutten met citymarketing en toerisme door erfgoed actiever te positioneren in de promotie van de gemeente
0,1 fte
€ 6.400
9: Digitale nieuwsbrief voor monumenteneigenaren
0,1 fte
€ 6.400
0,4 fte****
€ 25.600
11: Intensieve samenwerking met belendende disciplines en partners in het veld
0,3 fte
€ 19.200
12: Cultuurhistorie actief laten aanhaken bij mogelijkheden van nieuw Evenementenbeleid
0,1 fte
€ 6.400
1,0 fte
€ 109.000
10: Instandhouding extra monumenten
Totaal additionele incidentele kosten scenario C
€ 110.000 (€ 22.000 per jaar)
Totaal additionele structurele kosten scenario C
€ 109.000 per jaar
*** Kosten om voorziening te laten meegroeien met aantal monumenten. **** Landelijke praktijk is 1 fte voor 200 monumenten. De VNG-norm is 1 fte voor 100 monumenten.
61
Erfgoed met perspectief 2010
62
Erfgoed met perspectief 2010
8. Evaluatie De keuze voor een van de in deze nota omschreven scenario’s en de bijbehorende initiatieven zal leiden tot een reeks van activiteiten en werkzaamheden, die vanaf 2011 zullen plaatsvinden. De looptijd van deze beleidsnota is voor de periode 2011-2016. Het voornemen is om het gehele beleid van deze erfgoednota in 2016 te evalueren, zodat dit daarna als opmaat kan dienen voor actualisatie. De interne en externe partners, waaronder de raadscommissie, de betrokken gemeentelijke afdelingen, de monumentencommissie en de monumenteneigenaren zullen in het kader van deze evaluatie om hun bevindingen worden gevraagd.
Het interieur van de Rooms-katholieke goede Herderkerk in Ede uit 1957-’58.
63
Erfgoed met perspectief 2010
Literatuurlijst Boo, M. de, Cultuurbehoud loont!, in: Belvedere Nieuws nr. 26, juli 2005. Bade, T en G. Smit, Eigen haard is goud waard, Over de economische baten van cultuurhistorische erfgoed; Arnhem 2008. Bekx, S., De dynamiek van de naoorlogse wijk, Een onderzoek naar de sturingsmogelijkheden van de gemeentelijke overheid om cultuurhistorische waarden in de naoorlogse wijken te behouden, Nijmegen 2004. Boeder, K., De noodzaak om kwaliteit te borgen, in: Vakblad Nederlandse Vereniging van Monumentenzorgers, 2007. Boeder, K., Hoe komen we tot meer kwaliteit op de werkvloer van de Monumentenzorg?, in: Vakblad Nederlandse Vereniging van Monumentenzorgers, 2003. Bootsma, J.B., J. Westerman, Rijk verleden, sterke toekomst, Cultuurhistorisch beleid voor Culemborg 2006-2010, Culemborg 2005 (het Gelders Genootschap). BügelHajema, Cultuurhistorie in Regio De Vallei: leidraad en cultuurhistorische TOP 10, Amersfoort 2004. Duinhoven, G. van, De waarde van cultuurhistorisch erfgoed in keiharde euro’s, in: Belvedere Nieuws nr. 26, 2005. Elbers, A., P. de Wit, Jaaruitgave Monumenten, Regelgeving, financiering en beleid, Den Haag 2006. Erfgoedinspectie, Op weg naar een professionele monumentenzorg, Den Haag 2008. Erfgoedinspectie, Waarderingskader Instandhouding Rijksmonumenten, Den Haag 2006. Gelders Genootschap, De oude kaart van Nederland: Gelderland, Arnhem 2008. Gelders Genootschap, Het Nationale Park De Hoge Veluwe,Cultuurhistorische Analyse, Arnhem 2007. Gemeente Alkmaar, Cultuurhistorie Alkmaar, beleidsvisie 2009-2019, achtergronden bij het beleid, Alkmaar 2009. Gemeente Apeldoorn, Cultuur in bedrijf, cultuurvisie Apeldoorn 2004/2014, Apeldoorn 2005. Gemeente Doetinchem, Doetichem: Cultuurhistorierijk!, Structuurvisie, Doetinchem 2008. Gemeente Dordrecht, Dordrecht maakt geschiedenis, Monumentenzorg en Archeologie 2004 - 2010, Beleidsnota Cultuurhistorie, Dordrecht 2004. Gemeente Ede, Conceptnota Zandwegen, Ede 2009. Gemeente Ede, Continu Cultuur, Traditie en Trend, Kunst en Cultuur Ede 2006-2009, Ede 2006. Gemeente Ede, Ede in beeld, Resultaten marktanalyse, Ede 2009. Gemeente Ede, New Towns uitvoeringsagenda, thema: Cultuur, Ede 2009. Gemeente Ede, Nota Toerisme in Ede, Ede 2005. Gemeente Ede, Ruimte voor kwaliteit, Ontwikkelingsplan buitengebied Ede, Ede 2008. Gemeente Ede, Startnotitie nota Monumentenzorg, Ede 2009. Gemeente Ede, Verleden, heden, toekomst, Archeologie beleid in Ede, Beleidsnota Archeologie, Ede 2003. Gemeente Ede, Citymarketing Ede, strategisch marketingplan, Ede 2009. Gemeente Eindhoven, Vitaal Verleden,Nota Monumentenbeleid over cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ontwikkeling, Eindhoven 2001. Gemeente Gouda, Nota Cultuurhistorie,Gouda 2005. Gemeente Helmond, Monumentennota Helmond 2003 – 2007, Helmond 2003. Gemeente Hilversum, Van Zorg tot Kans, Hilversums erfgoed bron van dynamiek, Beleidsnota Monumentenzorg, Hilversum 2006. Gemeente Maastricht, Springlevend Verleden, beleidsnota cultureel erfgoed Maastricht 2007 – 2012, Maastricht 2007. Gemeente Utrecht, Beheer van de chaos der eeuwen, Evaluatie en beleidsaanbevelingen monumenten/cultuurhistorie 2004, Utrecht 2004. Kunsten ’92, Toon karakter, zet in op cultureel erfgoed!, Gemeentelijk erfgoed, belangrijk voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat, 2009. Ministerie van OCW, Cultuurimpuls Stedelijke Vernieuwing, opgave 2008 - 2012, Den Haag 2007. Ministerie van OCW, Beleidsbrief MoMo, Modernisering Monumentenzorg 2009. Ministerie van OCW, Een lust, geen last, Visie op de modernisering van de monumentenzorg, Den Haag 2008. Ministerie van OCW, VROM, LNV, VW, EZ, Defensie en BZ, Actieprogramma Ruimte en Cultuur, architectuur- en Belvédèrebeleid 2005 - 2008, Den Haag 2004. Ministerie van OCW, VROM, LNV, en VW, Belvedere, Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting, Den Haag 1999. Nationaal Restauratie Fonds, Investeren in Monumenten, Hoevelaken 2007. Nationaal Restauratie Fonds en Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Doorrekenen met monumenten, Zeist 1998. Provincie Gelderland, Belvoir 3, Investeren in het verleden is werken aan de toekomst, cultuurhistorisch beleid provincie Gelderland, Arnhem 2009. Provincie Gelderland, Kansen voor de regio’s, Streekplan Gelderland 2005, Arnhem 2005. Reuselaars, I., Afwegen met cultuurhistorie, in: RACM Nieuwsbrief, nr 6, 2007. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Evaluatie cultuurhistorie in gemeentelijke ruimtelijke plannen, Zeist 2008. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, NCM, VNG en Nationaal Restauratiefonds, Monumentenzorg lokaal op koers, een handreiking voor een gerichte aanpak van gemeentelijk monumentenbeleid, Den Haag 2005. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed e.a., Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek, Utrecht 2009. Stichting Nationaal Contact Monumenten, Onbekend maakt onbemind, Amsterdam 2004.
64
Erfgoed met perspectief 2010
Het steken van de roeden na het plaatsen van het nieuwe gevlucht van de molen Concordia in Ede (maart 2008). Voorjaar 2009 werd de restauratie afgerond met het herstel van het voegwerk van de molenvoet.
65
Erfgoed met perspectief 2010
Bijlage 1. Beleidsverbindingen met rijk, provincie, regio en gemeente Nationaal beleid Nationaal Monumentenbeleid Het rijk defi nieert op hoofdlijnen het cultuurhistorisch beleid, zowel voor objecten als gebieden. De bescherming van rijkswege van objecten en ensembles is geregeld via de Monumentenwet 1988. De Nota Ruimte bevat de visie van de rijksoverheid op het ruimte gebruik in Nederland. Er wordt hierbij ingezet op een sterke economie (ontwikkeling) en een leefbare samenleving (ruimtelijke kwaliteit). Voor de objectgerichte monumentenzorg heeft het rijk het Besluit Rijksregeling Instandhouding Monumenten (BRIM) opgesteld dat uitgaat van instandhouding van monumenten door regulier planmatig onderhoud en monitoring van monumenten in goede conditie. Binnen het BRIM is er een speciale achterstandsregeling voor monumenten die nog een grote restauratie behoeven.
Nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening Deze wet regelt de ruimtelijke ontwikkelingen op nationaal, provinciaal, en gemeentelijk niveau. Op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening dienen gemeenten, provincies en rijk hun beleid neer te leggen in één of meerdere structuurvisies. De structuurvisie kan gekarakteriseerd worden als een strategisch beleidsdocument. De visie moet de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid bevatten. Ook moet worden aangegeven hoe men verwacht dat beleid uit te gaan voeren. Nota Belvedere De Nota Belvedere is ondertussen 10 jaar oud, maar heeft nog altijd een buitengewoon grote invloed op de ontwikkeling van de cultuurhistorische zorg in Nederland. Sinds Belvedere is niet alleen het behoud van cultuurhistorie, maar ook de ontwikkeling ervan – of van de omliggende plek – een volwaardig deel van de cultuurhistorische zorg. Hiermee wordt de weg ingeslagen naar een nieuwe ontwikkelingsgerichte benadering vanuit de cultuurhistorie. Uitgangspunt is de ruimtelijke karakteristiek die een plangebied eigen is. Van daaruit kan bekeken worden hoe de cultuurhistorie als inspiratiebron die ruimtelijke inrichting kan versterken en zo mogelijk nog verder kan individualiseren De Belvederegedachte wordt kortweg samengevat als ‘behoud door ontwikkeling’ en is inmiddels overgenomen door vrijwel alle provincies en gemeenten in het land. Het landelijke Projectbureau Belvedere wordt in 2009 opgeheven, maar het Rijk heeft al aangegeven dat de Belvedere in nieuw architectuur- en monumentenbeleid verankerd zal worden. Architectuurnota In de zomer van 2008 heeft het kabinet Een Cultuur van Ontwerpen - Visie Architectuur & Ruimtelijk Ontwerp gepresenteerd. Voor de periode 2009-2012 zijn drie beleidsspeerpunten opgesteld, die zijn gericht op een structurele versterking van de architectuur en het ruimtelijk ontwerp in de inrichting van Nederland. Het gaat om: verankeren van het ontwerp in rijksprojecten en – programma’s, het versterken van de stedenbouw en het regionaal ontwerp en het bevorderen van herbestemming en herontwikkeling van waardevolle gebouwen en gebieden die hun functie verliezen. Dit laatste sluit aan bij de Belvedere-gedachte en wordt in het nieuwe monumentenbeleid verankerd.
66
Nationaal landschap De Veluwe is in de Nota Ruimte (2005) door het Rijk aangewezen als Nationaal Landschap. Doel van deze aanwijzing is behoud en versterking van de kwaliteit van dit landschap. Er is geen sprake van nieuw beleid. Alleen een stimuleringsregeling is aan de orde. Het landschap van de Veluwe, van stuifzanden tot aan rivier- en randmeerkust, krijgt een kwaliteitsimpuls. Dat gebeurt door investeringen te doen in het landschap zelf, in de cultuurhistorie, in de toegankelijkheid en vooral ook in het beheer van het landschap. Voor ieder nationaal landschap wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld. Het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Veluwe bevat onder meer een visie voor de ontwikkeling van de Veluwe (Veluwe 2010), een omschrijving van de kernkwaliteiten van het landschap en de prioritaire thema’s voor de uitvoering. De uitvoering wordt gecoördineerd door het Bureau Veluwe-Vallei.
Provinciaal beleid Streekplan In het Streekplan van de provincie Gelderland behoort de gemeente Ede tot meerdere cultuurhistorische zones. Ten oosten van de lijn Lunteren – Ede – Bennekom is er sprake van een zeer groot waardevol landschap dat behoort tot het Veluwemassief en deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur. Aan de rand hiervan, langs de lijn Otterlo- Wekerom-Lunteren-Ede is sprake van waardevol cultuurlandschap met talrijke oude engen. In deze zone bevinden zich ook enkele landgoederengebieden/ Het Binnenveld - ten westen van Ede en Bennekom nabij de provinciale grens - is zowel aangemerkt als waardevol open gebied als waardevol cultuurlandschap vanwege de karakteristieke broekgebieden. Het Streekplan veronderstelt dat bij ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische dimensie van deze waardevolle landschappen. Ede behoort tot twee cultuurhistorische identiteiten: Gelderse Vallei en Veluwemassief. De uitwerking hiervan vindt plaats in het provinciaal cultuurhistorisch beleid Belvoir. Belvoir Het cultuurhistorisch beleid van de provincie is verwoord in de nota’s Belvoir, Belvoir2 en Belvoir3. Net zoals in het streekplan, heeft de provincie ook hier een ontwikkelingsgerichte houding. Daarbij staat voorop dat cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk behouden blijven: behoud door ontwikkeling is ook in deze nota het credo. De provincie onderscheid op grond van cultuurdragers een aantal regionale identiteiten. Ede behoort daarbij tot twee zogenaamde Belvoirgebieden: Veluwemassief en Gelderse Vallei. Deze algemene identiteiten of karakteristieken kunnen weer verder verfijnd worden in een gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart. De provincie stelt subsidie beschikbaar voor karakterversterkende initiatieven. Dit kan ook in samenhang met een landschapsontwikkelingsplan gebeuren. Meer Verbindingen De tweede provinciale nota die het cultuurhistorisch erfgoed aangaat is die van de provinciale afdeling Cultuur. In deze nota geeft de provincie aan dat ze streeft naar een verdere vervlechting van cultuur en cultuurhistorie. Cultuurtoerisme en het betrekken van bijvoorbeeld historische verenigingen en musea bij cultuurhistorische projecten wordt hiermee van harte aangemoedigd door de provincie. Vanzelfsprekend blijven
Erfgoed met perspectief 2010
het vergroten van kennis, het beheer van roerend erfgoed en publieksbereik eveneens hoog op de agenda staan.
Regionaal beleid Regiocontract Toerisme: Bevrijding, Vrijheid & Vrede Ede, Rhenen, Renkum en Wageningen hebben in het voorjaar van 2009 het regiocontract Bevrijding, Vrijheid & Vrede ondertekend. De vier gemeenten willen, samen met maatschappelijke organisaties uit de regio, de krachten bundelen om de Valleiregio op het terrein van toerisme rond de Tweede Wereldoorlog beter te positioneren in de recreatief-toeristische markt. In de initiatieven die ontplooid gaan worden kan erfgoed uit de periode 1940–1950 een rol spelen.
Gemeentelijk beleid Cultuurbeleid Het cultuurbeleid van de gemeente Ede is omschreven in de nota Continu Cultuur, Traditie en Trend, Kunst en Cultuur, Ede 20062009. In de nota geeft de gemeente aan dat net als op andere plekken in Nederland ook voor Ede geldt dat de betekenis van kunst en cultuur voor grote groepen mensen flink toeneemt. Dat is van toepassing op de besteding van vrije tijd, maar tevens voor de kwaliteit van de woon- en zakelijke omgeving. In de keus voor De Erfgoedkernen (Bospoort en Ede-Oost) treffen de ambities van cultuur en monumentenzorg elkaar. Door samen op te trekken en de potenties van de historische omgeving te benutten zou het hedendaagse culturele leven in deze kernen een perfecte bodem kunnen hebben. Ontwikkelingsplan buitengebied Ede Het Ontwikkelingsplan buitengebied Ede biedt een langetermijnvisie voor het uitgestrekte buitengebied van Ede. Dit kent grote uitersten. Aan de ene kant het natuurgebied van de Veluwe en aan de andere kant het intensief gebruikte agrarische landschap van de Gelderse Vallei. Het ontwikkelingsplan bevat richtinggevende beleidsuitspraken voor de op te stellen bestemmingsplannen en ander ruimtelijk beleid. Daarnaast zet het plan concrete uitvoeringslijnen uit voor de korte en middellange termijn. De verbinding met cultuurhistorie ligt bij één van de vijf hoofdlijnen in de ontwikkelingsvisie, namelijk het behoud van de eigenheid van het Edese landschap. Deze eigenheid van het Edes landschap laat zich kenmerken door de enorme diversiteit aan cultuurhistorische landschappen: het engenlandschap, het boslandschap, het kampenlandschap, de veenontginningslandschappen, het heidelandschap, de stuifzanden, landbouwenclaves en de broekontginningen. Met het Ontwikkelingsplan Buitengebied heeft de gemeente Ede gekozen om in ieder geval in te zetten het behoud en de versterking van de eigenheid van de cultuurhistorische landschappen van de Vallei en op de Veluweflank. Om de bijzondere cultuurhistorische elementen hier te behouden en beleefbaar te maken zullen in het kader van het Ontwikkelingsplan Buitengebied de cultuurhistorische waarden in het gehele agrarische buitengebied en in het veluwegebied inzichtelijk worden gemaakt en gewaardeerd. Vervolgens zal op basis hiervan een beheersvisie opgesteld worden.25) Op andere locaties wordt ingezet op direct herstel van het cultuurhistorisch landschap door bijvoorbeeld de aanleg van houtsingels (Lunteren) en het herstel van de karakteristieken van het Luntsersch Buurtbosch (rijksmonument), benutten van cultuurhistorische potenties (Grebbelinie), de realisatie van klompen-, wandel- en fietspaden (oa De Klomp). De financiering van deze plannen is voorzien in het uitvoeringsprogramma van het Ontwikkelingsplan Buitengebied Ede. Nota Zandwegen Het gemeentelijk beleid ten aanzien van zandwegen is omschreven in de Nota Zandwegen. De gemeente is als wegbeheerder verantwoordelijk voor het onderhoud en behoud van de zandwegen. In de nota wordt ingezet op het behoud van zandwegen vanwege de grote landschappelijke,
cultuurhistorische en natuurwaarden. Bij ontwikkelingen speelt de bereikbaarheid van bedrijven, woningen en recreatieve bestemmingen een rol in bepaling van de omgang met de zandweg. Echter, in de afweging van belangen is behoud van bovengenoemde waarden en het typerende karakter uitgangspunt. Welstandsbeleid Het Edese welstandsbeleid is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Het aanzicht van gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte vormen de dagelijkse leefomgeving van haar inwoners. Het beleid bestaat uit een overzicht van beleidsregels, een gebiedsanalyse alsmede gebiedsbeschrijvingen en –criteria. Omdat erfgoedbeleid een belangrijk onderdeel is van ruimtelijk kwaliteitsbeleid, zijn daar waar relevant gebiedsbeschrijvingen en –criteria afgestemd op het aanwezige cultureel erfgoed. Citymarketing De gemeente Ede is van plan gestructureerd iets te gaan doen aan haar imago. Het imago van Ede lijkt dan ook vaak niet overeen te komen met de werkelijkheid. Zo wordt de kern Ede door buitenstaanders vaak nog gezien als een klein dorp op de Veluwe terwijl het inwoneraantal inmiddels boven de 67.000 ligt. Om het imago beter te laten aansluiten op de identiteit van Ede ontwikkelt de gemeente een citymarketingplan. Als onderdeel van deze Ede-marketing heeft de afdeling OO&S (Onderzoek, Ontwikkeling & Statistiek) een marktanalyse 26) uitgevoerd, waarbij is onderzocht wat nu precies het imago en de identiteit van Ede is, en waar de kansen en bedreigen voor Ede liggen. Als een van de opvallende hoofdconclusies van de SWOT-analyse komt naar voren dat Ede kansen laat liggen op recreatief niveau. En daar ligt dan ook de verbinding met cultuurhistorie. Immers, deze kansen zouden benut kunnen worden door meer aandacht te vragen voor industriële en militaire verleden van Ede. Daarnaast zou de gemeente zich meer moeten profileren als poort voor het natuur- en cultuurschoon op de Veluwe. De historische omgeving van Ede-Oost wordt bij uitstek genoemd als mogelijkheid om hoogopgeleiden aan te trekken. Ede zou daarmee kunnen inhaken op de groeiende voorkeur naar authenticiteit.23 De imagoverbetering moet uiteindelijk uiteenlopende bevolkingsgroepen verleiden Ede te bezoeken of zich er te vestigen. New Towns uitvoeringsagenda De gemeente Ede is samen met vier andere Nederlandse gemeenten (tezamen de New Towns geheten) op 1 januari 2010 toegetreden tot het samenwerkingsverband van grote steden, de zogenaamde G27 (vanaf 1 januari 2010 G32 geheten). Hiertoe werken de New Towns samen met de rijksoverheid aan een uitvoeringsagenda met acties en maatregelen. Deze moeten leiden naar preventieve en innovatieve oplossingen voor de specifieke vraagstukken waarvoor de New Towns zich gesteld zien. Eén van die vraagstukken is de kwestie over de verminderende aantrekkelijkheid van de wijken uit de jaren ’60 en ’70. Een ander punt is geringe aantrekkingskracht als vestigingsplaats voor hoogopgeleiden en de creatieve klasse als gevolg van het achterblijven van het cultureel voorzieningenniveau en het ontbreken van een historische woonomgeving. Vraagstukken waarvan de oplossingen raakvlakken hebben met de omgang met erfgoed en beleid van de gemeente op dat punt voert. Nota Toerisme in Ede Naar aanleiding van de Kadernota Economisch Beleid heeft de gemeente Ede ervoor gekozen om kansen op toeristischrecreatief vlak beter te benutten. Hiervoor zijn in de nota ‘Toerisme in Ede’ twee pijlers aangeduid. De eerste betreft het buitengebied dat al veel toeristen trekt. Op diverse plekken kan dit gebied namelijk een goede verbinding maken tussen natuurbeleving, landschapsbeleving en cultuurbeleving. De
67
Erfgoed met perspectief 2010
tweede pijler betreft de kern Ede. Om deze plek aantrekkelijker te maken moeten initiatieven ontwikkeld worden. Aangegeven wordt dat de historische omgeving van Ede-Oost daar bij uitstek mogelijkheden voor biedt. Evenementenbeleid De overlap tussen erfgoedbeleid en evenementenbeleid moet gevonden worden in het gegeven dat monumenten (bijvoorbeeld de monumenten in Ede-Oost, maar ook het Openluchttheater) decor kunnen vormen in het kader van grootschalige bijeenkomsten. Dit levert een prachtige setting aan het evenement en brengt tegelijkertijd de monumenten zelf onder de aandacht. Met name in Ede Oost is er op lokaal, regionaal en landelijk niveau veel te winnen aangezien de beschermde monumenten sinds de bouw achter gesloten hekken staan in verband met hun oorspronkelijke functie. Een ander raakvlak is het evenement van Open Monumentendag. Het publieksbereik van Open Monumentendag zou groter kunnen worden wanneer samenwerking met ander evenementen mogelijk wordt is. nb: Aan het Edese evenementenbeleid wordt momenteel nog gewerkt.
25 Gemeente Ede, Ruimte voor Kwaliteit, Ontwikkelingsplan Buitengebied, Ede 26 Gemeente Ede, Ede in Beeld, Resultaten Marktanalyse, Ede 2009.
68
Erfgoed met perspectief 2010
Opname van een zandweg.
69
Erfgoed met perspectief 2010
Bijlage 2. Uitkomsten raadpleging externe partijen Samenvatting van meningen & standpunten externen Thema 1: beschermingsbeleid -- Oorlog & Wederopbouw: tijd, geld en menskracht nu vooral inzetten op structureel categoriaal onderzoek naar erfgoed uit deze periode: inventariseren, onderzoeken en waarderen. Eventueel gevolgd door bescherming van het meest waardevolle erfgoed. Objecten tegenwoordig vaak aan het einde van de fysieke levensduur, dus nu in actie komen is noodzakelijk. Maar wel in samenhang met het verruimen van het draagvlak hiervoor: maak onderzoeksresultaten goed kenbaar en communiceer wat de waarden ervan zijn. B&W kunnen dan onderbouwde besluiten nemen wanneer een aanwijzingsverzoek wordt ingediend of een besluit ten aanzien van sloop danwel behoud genomen moet worden. -- Oude / Jonge Bouwkunst: beleidsmatig zou het echter wel mogelijk moeten blijven om incidenteel erfgoed uit voorgaande perioden alsnog aan te wijzen of een eerder besluit tot afwijzing te heroverwegen. Er kunnen - bv. bij restauraties of bouwhistorisch onderzoek - nieuwe gegevens boven water komen waardoor je aspecten mogelijk toch anders gaat wegen. -- Jonge Bouwkunst: niet veel draagvlak om de criteria die de ondergrens bepaalden ruimhartiger toe te passen, zodat bijvoorbeeld aanvullend nog 50 objecten uit deze periode kunnen worden beschermd, althans als gemeentelijk monument. Te zwaar middel. ‘Vervuiling’ van de gemeentelijke monumentenlijst in dit opzicht blijven voorkomen. -- Jonge Bouwkunst: de waarde van (niet-beschermde) jonge bouwkunst voor de sfeer en uiterlijk aanzien wordt door plannenmakers nog onvoldoende gezien: beeldbepalende dorpsdelen moeten te vaak wijken voor nieuwbouw. Daarom zo mogelijk zoeken naar een andere vorm van bescherming voor objecten uit deze periode, die nu alsnog tussen wal en schip dreigen te vallen en waarvoor toch draagvlak is voor behoud. Bijvoorbeeld planologische bescherming op grond van het bestemmingsplan. -- Het wordt niet als zinvol gezien om de mogelijkheid door belanghebbende derden een aanwijzingsverzoek te laten indienen, ter discussie te stellen. Vanuit (historische groeperingen in) de samenleving kunnen hier waardevolle zaken in naar voren worden gebracht. Het voorlopige rijksbeleid hierin dus niet volgen op gemeentelijk niveau. -- Tegelijkertijd is er begrip voor de wens om paal en perk te willen stellen aan het indienen van verzoeken in z’n algemeenheid. Juridisch nader uitzoeken en verwerken in het instrumentarium. -- Het aantal rijksmonumenten is de afgelopen acht jaren verviervoudigd, hetgeen de gemeente voor een flinke instandhoudingstaak heeft gesteld en de laatste jaren bijv. ook de vergaderingen van de monumentencommissie ‘topzwaar’ heeft gemaakt.
70
Erfgoed met perspectief 2010
Thema 2: instandhoudingsbeleid -- monumentenvergunning wordt niet als problematisch ervaren, wél de combinatie van diverse gemeentelijke vergunningtrajecten naast elkaar. -- het instrument van vooroverleg en préadvies is zeer waardevol en moet in stand gehouden worden. -- eigenaren hebben behoefte aan meer informatie over instandhouding van hun monument -- meer communicatie heeft positief effect op draagvlak voor monumentenzorg -- draagvlak voor samenvoeging van welstand en monumentencommissie wisselend -- financiële tegemoetkoming voor gemeentelijk monumenteneigenaren handhaven, subsidieregeling is eenvoudig en transparant. Voor eigenaren van rijksmonumenten wordt de constructie echter als problematisch ervaren. -- wanneer je de monumentenlijst gaat uitbreiden moet je er wel van verzekerd zijn dat daar ook extra middelen voor beschikbaar komen Thema 3: voorlichting/draagvlak -- Cultuurhistorische Waardenkaart doet veel voor draagvlak in- en extern. -- Naar analogie van andere gemeenten meer voorlichting geven over monumentenzorg. -- Open Monumenten Dag koesteren; waardevol -- de Edese cultuurhistorie moet grotere rol gaan spelen in de beeldvorming van de gemeente/stad. -- cultuurhistorie prominenter presenteren in de merkbouw van de gemeente/stad zal een positief effect hebben op de aantrekkingskracht van de Veluwse Poort. Thema 4: Belvedere/Belvoir -- het verankeren van een Belvedere-aanpak in de ruimtelijke ordening moet vroeger, structureler en basaler; daarbij is vooral gewezen op bestemmingsplannen en stedenbouwkundige plannen. -- de Cultuurhistorische Waardenkaart wordt daarbij alom gezien als het ideale product dat dat doel kan dienen. Het is bovendien een integraal product (cultuurlandschap, historische geografie, stedenbouw, monumenten, archeologie) en kan ook in de externe communicatie een rol spelen. Mogelijk spreekt het meer aan om de kaart te vermarkten als cultuurhistorische kansenkaart -- ook vanuit het architectuurbeleid zal men straks meer verplicht gaan worden met Belvedere aan de slag te gaan. Thema 5: overige aandachtspunten -- vergeet als gemeente niet je te bezinnen op de formatie die beschikbaar is, gelet op wat er allemaal al gedaan is, wat er nog staat aan te komen, en vooral: wat normaal is voor een middelgrote gemeente als Ede met deze monumentenvoorraad en ambities. Betrek daarin de VNG-normen ed.
71
Erfgoed met perspectief 2010
Notulen bijeenkomst ‘Raadplegen Veld’, 28 april 2009 Aanwezig De heer E. van Milligen Mevrouw C. Boels De heer P. Lommen Mevrouw W.M.M. van Bers De heer J. Westerman De heer A. Nooij Mevrouw H. Blaauw De heer H. van de Oever De heer Kuin De heer van Beukering De heer L. Peereboom De heer A. Sauer Mevrouw Brunsting-Ziedses De heer Brunsting De heer H.P. Boer De heer K. Boeder De heer E. Blok De heer M. Hendriks De heer P.E. Hoeke De heer H. van den Top Mevrouw G. Telgen Mevrouw B. van Winsum De heer J. de Kluijver Mevrouw J. Kiefte Nelliette Verhaar
Gemeente Ede, wethouder Gemeente Ede, team Monumenten Gemeente Ede, team Monumenten Rijksdienst Cultureel Erfgoed Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland / Gelders Genootschap Vereniging Oud Bennekom Vereniging Oud Ede Vereniging Edese Monumenten / monumenteneigenaar Vereniging Edese Monumenten / monumenteneigenaar Comité Open Monumenten Dag monumenteneigenaar (De Born Bennekom, Concordia Ede) monumenteneigenaar (beheerder) Gemeente Ede monumenteneigenaar (Edeseweg 36 Bennekom) monumenteneigenaar (Edeseweg 36 Bennekom) Monumentencommissie Ede Monumentencommissie Ede Monumentencommissie Ede Monumentencommissie Ede en Welstandscommissie Monumentencommissie Ede Monumentencommissie Ede Gemeenteraadslid CDA Gemeenteraadslid CDA Gemeenteraadslid ChristenUnie Gemeenteraadslid ChristenUnie Notulist
Afgemeld (deels met ingezonden schriftelijke reactie) De heer A. Welgraven monumenteneigenaar / Stichting Vrienden Lunters Buurtbosch De heer J. Heijdra Provincie Gelderland De heer K. Heitink Comité Open Monumenten Dag De heer J. van Ravenswaaij Vereniging Oud Lunteren De heer J. Blankensteijn monumenteneigenaar / bouwhistoricus De heer E. Norde Monumentencommissie Ede De heer J. Wiltink monumenteneigenaar (Kop van Deelen) De heer Th. Folmer monumenteneigenaar (Nederwoudseweg Lunteren) De heer De Kruijf monumenteneigenaar (Amsterdamseweg Ede)
Opening Wethouder van Milligen opent de bijeenkomst en heet de aanwezigen hartelijk welkom op deze avond. De wethouder refereert aan de startnotitie Monumentenzorg die onder andere opgesteld is voor het breder trekken van de monumentenzorg dan dat in het verleden het geval is geweest. Claire Boels geeft aan dat diverse maatschappelijke, sectorale en andere ontwikkelingen het opstellen van een nieuwe, zelfstandige Nota onvermijdelijk maken. De doelstelling van deze bijeenkomst is enerzijds informeren en anderzijds inventariseren van meningen en standpunten. Het gaat om algemeen beleid en niet om specifieke monumenten. De onderwerpen zijn onderverdeeld in 5 thema’s, die afwisselend door de gemeentelijke medewerkers monumentenzorg van het team Monumenten, Pierre Lommen en Claire Boels, behandeld zullen worden. Het uitgenodigde veld voor vanavond bestaat onder andere uit diverse monumenteneigenaren, de historische verenigingen Ede, Bennekom en Lunteren, het Comité Open Monumentendag, de Monumentencommissie Ede, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, de Provincie Gelderland en het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland. Later zullen nog enkele vergelijkbare sessies plaatsvinden met interne disciplines als stedenbouw, landschap, ruimtelijke ordening, kunst en cultuur, toerisme, educatie, communicatie en gemeentearchief.
Thema 1: Beschermingsbeleid intro De heer Lommen schetst een beeld van het (gemeentelijke) beschermingsbeleid zoals dat tot op heden is uitgevoerd, hetzij op eigen initiatief (B&W), hetzij op initiatief van derden. De niveaus
72
van bescherming en zorg zijn onderverdeeld in twee groepen: op rijksniveau het rijksmonument en op gemeentelijk niveau het gemeentelijk monument en het beeldbepalend pand. Aanwijzing van een rijksmonument is van regionaal of landelijk belang, en geschiedt door de minister op advies van B&W, Raad voor Cultuur en Povincie. Het monument dient 50 jaar of ouder te zijn. De zorgtaak van een rijksmonument ligt echter wel bij de gemeente. Aanwijzing van een gemeentelijk monument is van plaatselijk belang, aanwijzing geschiedt door B&W op advies van de monumentencommissie Ede. Er is in principe geen leeftijdsgrens voor het monument. De zorgtaak ligt ook bij de gemeente. Aanwijzen van monumenten geschiedt na inventarisatie, onderzoek, validatie en selectie, en bij voorkeur periodegebonden: Oude bouwkunst (< 1850, thans afgerond), Jonge bouwkunst (1850-1940, thans nagenoeg afgerond, alleen de Edese begraafplaatsen en begravingen moeten nog eens nader worden onderzocht en gevalideerd) en ‘Oorlog & Wederopbouw’ (1940- 1965). De uitvoering van dit laatste tijdvak is nog relatief onontgonnen, op een vorig jaar uitgevoerde pilot naar Edese wederopbouwkerken na (aangesloten op 2008 Jaar van het Religieuze Erfgoed). Binnen het vakgebied wordt sterk aangestuurd op een accentverschuiving naar Oorlog & Wederopbouw en ook allerlei maatschappelijke ontwikkelingen geven daar aanleiding toe. Opmerkelijk is echter de recentelijk toegenomen aandacht vanuit bestuur en (soms) samenleving voor de periode van de Jonge Bouwkunst. Verder kunnen niet alleen gemeente maar ook belanghebbenden aanwijzingsverzoeken initiëren. Dan moet geconstateerd worden dat soms onvoldoende parate kennis voorhanden is om gefundeerde uitspraken te kunnen doen (Wederopbouwperiode) of dat verzoeken
Erfgoed met perspectief 2010
kansloos zijn omdat bebouwing de gehanteerde ondergrens van monumentenzorg niet haalt (veelal Jonge Bouwkunst). Verder speelt de minister met de gedachte om voor rijksmonumenten de initiërende rol van belanghebbenden aan banden te leggen. Aandachtspunten / vragen inzake thema 1 zijn: -- Hoe gaan we met dat laatste in de toekomst op gemeentelijk niveau om. Betrokkenheid samenleving bij aanwijzing: gelijk houden, verkleinen, vergroten? -- Nu beginnen met structureel categoriaal erfgoedonderzoek voor de periode ‘Oorlog & Wederopbouw’? -- Of nog doorgaan met de periode van de Jonge Bouwkunst, door de ondergrens ruimer toe te passen? Heeft Ede inmiddels niet een representatieve doorsnede van deze periode beschermd? -- Aanwijzen is één, maar instandhouding van eenmaal aangewezen erfgoed is een onlosmakelijke vervolgstap. Nieuwe aanwijzingen kunnen daarom eigenlijk niet los worden gezien van de ambtelijke armslag. -- - Stimuleringsmaatregelen koppelen aan een evt. groei van het bestand? Hoe geloofwaardig is een monumentenbeleid zonder afdoende middelen voor instandhouding? reacties Van Winsum: merkt op dat als men naar rijksmonumenten kijkt de getallen van het rijk afwijken van de aantallen die de gemeente Ede hanteert. Lommen: verduidelijkt dat het rijk in het monumentenregister complexen als één monumenteenheid telt. De gemeente telt de complexonderdelen echter als afzonderlijke eenheden wanneer deze erg grootschalig zijn. Denk bijvoorbeeld aan de Veluwse Poort; inclusief het Enka-terrein staan daar volgens het rijk maar 3 rijksmonumentale complexen. Als gemeente hebben we het echter liever over 23 objecten die op rijksniveau beschermd zijn, aangezien we daar straks stuk voor stuk wat mee moeten. Van Bers: geeft aan dat de telling puur cijfermatig is; ze is daarbij van mening dat de telling van de gemeente Ede realistischer is, aangezien die een beter beeld geeft van de werkelijke werklast en voorraad. Inhoudelijk maakt het echter geen verschil. Hendriks: merkt op dat als gevolg van vooral landelijke besluitvorming het aantal (rijks)monumenten de afgelopen acht jaren aanzienlijk is toegenomen, hetgeen de gemeente voor een flinke instandhoudingstaak stelt. Het aantal bouwplannen dat in monumentencommissieverband wordt behandeld, is de laatste jaren dan ook structureel toegenomen. Vergaderagenda’s zijn vaak ‘topzwaar’. Blaauw: stelt de vraag waarom de minister met het idee speelt om de initiatiefoptie ter discussie te stellen. Van Bers:legt uit dat de monumentenwet gewijzigd is. Het indienen van een verzoek door een persoon is eruit gehaald. Dat is ergens wel vreemd omdat het van belang is wat voor gevoelens er in de samenleving leven met betrekking tot het beeld van een monument. Er is in de tussentijd op rijksniveau een andere vorm voor bedacht. Op de website van Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten kunnen mensen terecht met tips en op basis daarvan kan de Rijksdienst beslissen of ze het ambtshalve in procedure brengen, dus in die zin komt men er al een beetje op terug. De aanleiding van de wijziging van de monumentenwet hing ook samen met het feit dat er ook misbruik werd gemaakt van een verzoek. Blaauw: merkt op dat een verzoek op zichzelf toch niet betekent dat de aanvraag ook toegewezen wordt. Van Bers: legt uit dat op het moment dat iemand plannen voorlegt men moet wachten tot de beslissing gevallen is en die procedure kan 1 jaar duren. Vanwege de zogenaamde voorbescherming kunnen ook nog eens diverse ruimtelijke ontwikkelingen worden vertraagd en dat is niet de bedoeling. Lommen: vult aan dat er een wettelijke verplichting bestaat om ontvankelijke aanwijsverzoeken formeel af te handelen. Zo’n verzoek kan soms erg bewerkelijk zijn, zowel inhoudelijk (om de specifieke waarden spits te krijgen) als procedureel (zienswijzen,
besluitvorming b&w met bezwaar en beroepsmogelijkheden etc). Peereboom: oppert de mogelijkheid van het invoeren op gemeentelijk niveau van een soort quick scan in de officiële procedure. Boeder: deelt mee dat het bewerkelijk is wanneer de hele rechtsgang gevolgd moet worden. Zou het niet mogelijk zijn dat er een soort drempel of intake gemaakt wordt? Juist de tips uit de samenleving maken het vaak zinvol om overwegen of ermee aan de slag kan worden gegaan. Het is dus belangrijk om aan de ene kant de formele zijde in te dammen en aan de andere kant dus belangrijk om wel de tips te krijgen en de initiatiefoptie vanuit de samenleving dus niet af te schaffen. Blok: is van mening dat het belangrijk relaties te onderhouden met de belangrijke groeperingen binnen de gemeente waardoor je een goede overlegstructuur hebt. Dan weet je wat je kunt verwachten en hoe je hier in redelijkheid mee om kunt gaan. Lommen: antwoordt dat er vooral met de historische Vereniging Bennekom al vaak vooroverleg is gevoerd en soms ook andere belanghebbenden. Bennekom heeft ook op eigen initiatief al een inventarisatie gemaakt met basisgegevens van wederopbouwerfgoed in Bennekom. Hendriks: vindt dat men wel helder moet zijn. Je wilt geen procedure starten omdat de ene buurman niet wil dat de andere buurman een dakkapel op zijn huis zet en dat zo een jaar kan tegenhouden. Het moet juridisch afgedekt zijn. Juist over dingen die niet helder zijn ontstaat discussie. Hendriks: reageert op de vraag of men zich nu moet richten op de periode van Oorlog & Wederopbouw en de rest moet vergeten. Het is zeer zeker zinvol om het accent te verleggen naar deze nieuwe periode. Te veel wordt er op dit moment al van gesloopt en gewijzigd, dus wat dat betreft wordt terecht voorgesteld om daar eindelijk mee aan de slag te gaan. Boer: deelt die mening maar stelt dat eventuele tips over erfgoed uit voorgaande perioden aanleiding moeten kunnen blijven geven om alsnog aanwijzingen uit een ‘beleidsmatig afgesloten tijdvak’ te (her) overwegen. Er kunnen – bij restauraties of bouwhistorisch onderzoek - nieuwe gegevens boven water komen waardoor je zaken toch anders gaat wegen. Lommen: geeft aan dat zodra er een aanwijzingsverzoek binnenkomt de ideale situatie is dat je dan al beslagen ten ijs kunt komen. En niet steeds op ad-hoc basis onderzoek moet (laten) doen naar solitaire objecten. Vandaar het pleidooi om te leren uit het verleden (van de periode Oude en Jonge Bouwkunst) en het voorstel in de startnotitie om nu echt structureel te beginnen met categoriaal onderzoek naar erfgoed uit de periode van Oorlog & Wederopbouw: inventariseren, onderzoeken en waarderen. De eerste stap in het beschermingsbeleid is daarmee gezet. Of je hierop bestuurlijk direct wilt aansluiten door de toppers vervolgens ook procedureel te beschermen is punt twee. In eerste aanleg is het zinvol om goed geïnformeerd en voorbereid te zijn, zodat B&W onderbouwde besluiten kan nemen wanneer een aanwijzingsverzoek wordt ingediend of een besluit ten aanzien van sloop danwel behoud genomen moet worden. Westerman: vindt het aantal monumenten in Ede een heel mooi aantal. Hij kan zich voorstellen dat uit de periode van de Jonge Bouwkunst - nu de panden uit deze periode steeds schaarser worden - aanvragen binnenkomen waarvan monumentenzorg zich terecht afvraagt of bescherming als gemeentelijk monument nog wel gerechtvaardigd is. Wellicht kan hier voor een andere beschermingsvorm gekozen worden. Van Bers: vraagt of de verzoeken die afgewezen worden afgestemd worden met planologen. Lommen: antwoordt dat dit het geval is. Tot op heden werd er al zorgvuldig gedifferentieerd: naast bescherming als gemeentelijk monument is er de mogelijkheid van aanwijzen als beeldbepalend pand (op basis van de Monumentenverordening) of planologisch beschermen (op basis van het bestemmingsplan). Beeldbepalende panden komen echter niet voor instandhoudingssubsidie in aanmerking, anderzijds zijn er wel beperkingen in verband met de doelstelling van conservering. In de ogen van eigenaren is dat vaak wel plichten, geen rechten. Aanwijzing als beeldbepalend pand heeft daarom ook
73
Erfgoed met perspectief 2010
bestuurlijk niet zoveel draagvlak. Dit zou natuurlijk ondervangen kunnen worden door ook voor deze categorie panden stimuleringsmaatregelen in het leven te roepen. Westerman: licht toe dat dit wel ontwikkeld kan worden. De gemeente kan hiervoor zelf alle ruimte voor nemen om daar beleid in te ontwikkelen. Kiefte: vraagt zich af of de categorisering in perioden ook een beperking inhoudt. Namelijk dat bestuurlijk gesteld wordt dat voor wat betreft het erfgoed uit één bepaalde periode voldoende is beschermd en dat men er daarom mee stopt. Lommen: antwoordt dat dit een mogelijkheid is. Momenteel is het zo dat beleidsmatig juist gestreefd wordt naar een heldere en gestructureerde aanpak en uitvoering: van de Oude bouwkunst via de Jonge Bouwkunst naar de Wederopbouwperiode. Als gemeente willen we het accent nu graag gaan verleggen naar deze laatste periode, eventueel met nadere beleidsregels om aanwijzingen uit voorgaande perioden toch mogelijk te houden, zoals ook al is geopperd. Wat de afdeling monumentenzorg nu juist constateert is dat er de laatste tijd steeds meer objecten uit de periode van de Jonge Bouwkunst - vaak opnieuw - bij monumentenzorg worden neergelegd met het verzoek om bescherming te (her-)overwegen. Zowel door eigenaren als bestuurders. Ook als er geen ‘nieuwe feiten’, bouwhistorische vondsten oid, aan het licht zijn gekomen. Blijkbaar gaan allerlei alarmbellen rinkelen nu het erfgoed uit deze periode echt in het gedrang komt. Maar met de aanwijzing als monument maak je ook een heldere keuze: behoud van het object in kwestie versus ruimte voor vernieuwing van de omgeving. Nieuwe creatieve impulsen moeten immers ook kansen krijgen. De gemeentelijke monumentenlijst zou niet als vangnet moeten gaan fungeren voor alle pandjes die nu tussen wal en schip vallen. Steeds is door de monumentencommissie en het bureau monumenten consciëntieus een ondergrens bewaakt om vervuiling van de lijst te voorkomen. Je kunt dit echter als een ontwikkeling zien en de vervolgens de vraag stellen of Monumentenzorg de criteria die de ondergrens bepalen niet ruimhartiger moet toepassen, zodat we bijvoorbeeld aanvullend nog 50 objecten uit deze periode kunnen aanwijzen. Of is het beter tijd, geld en menskracht in te zetten op de Wederopbouw? Van Bers: geeft aan dat de Wederopbouw inmiddels enorm wordt bedreigd. Bouwkunst uit de periode 1940-1965 zit tegenwoordig vaak aan het einde van de fysieke levensduur; panden zijn afgeschreven en worden dus vaak keuzes gemaakt voor renovatie of sloop. Men merkt dat er nog nauwelijks gave exemplaren te vinden zijn. Dit betekent dat men al erg laat is. Mevrouw Van Bers denkt dat men zich zo snel mogelijk voor deze periode moet inzetten maar wel in samenhang met het verruimen van het draagvlak hiervoor. Maak onderzoeksresultaten goed kenbaar. De bevolking moet weten waar de kwaliteit dan ligt. Lommen: geeft aan dat in de startnotitie is opgenomen om te leren van het verleden: 20 jaar terug maakte men zich nog niet zo druk om de Jonge Bouwkunst. Maar tegenwoordig, nu de niet-monumentale objecten die er nog van resteren sterk zijn aangetast en vaak gesloopt worden, lijkt er alom draagvlak te zijn. Juist om die reden is het zaak NU te beginnen met een analyse van het erfgoed uit de Wederopbouwperiode. Het maatschappelijk bewustzijn van de waarde hiervan is momenteel nog niet zo groot, maar de geschiedenis leert dat dit over 20 jaar geheel anders zal zijn. Wat dat betreft vervullen de monumentenzorgers steeds een missionarissenrol. Van Telgen: heeft het rapport van de Wederopbouwkerken gelezen. Daar staat bijvoorbeeld heel hoog op de lijst een kerk in Lunteren in. Als men die daadwerkelijk als monument wil gaan aanwijzen, zal men inderdaad goed moeten uitleggen en communiceren wat de waarden ervan zijn. Blok: is van mening dat het goed is die inspanning te leveren. Men kan inventariseren en dan communiceren naar de bevolking, maar men heeft dan wel capaciteit nodig. Die houdt in Ede niet over, gelet op het aantal monumenten dat nu al om instandhouding vraagt. Van den Top: wijst op het risico dat men gaat varen op nostalgische gevoelens met het gevaar dat als het geen nostalgie
74
oproept dat het dan wordt afgekeurd. Daarom is het zinvol vooruit te kijken. Boeder: kijkt terug naar de begin jaren 80 waar op een totaal andere manier werd gekeken dan nu. Door het houden van intensieve acties en door het creëren van draagvlak wordt er nu anders tegenaan gekeken. Dat heeft een enorme inspanning vereist. In 1980 stond bijvoorbeeld in het stadje Batenburg ter discussie of de neogotische kerk aan de Maasdijk als beeldverstorend element weg moest of niet. Doordat er geen draagvlak was is er al heel veel verdwenen. De heer Boeder is dan ook van mening dat nadere inspanning gericht moet zijn op het aangeven hoe belangrijk die Wederopbouw is geweest. Lommen: vindt ook dat dit de les is die men heeft moeten leren uit het verleden. Eigenlijk kan men nu al stellen dat de Wederopbouw over 20 jaar aanzienlijk hoger zal worden gewaardeerd. Blok: vindt het heel erg belangrijk dat men als monumentenzorg op de troepen vooruit blijft lopen. Als voorbeeld geeft de heer Blok de universiteit Wageningen aan. De universiteit vertrekt uit prachtige naoorlogse gebouwen, sloop dreigt, waarden zijn maar ten dele in kaart gebracht. Momenteel is veel heibel ontstaan; de gemeente heeft niks in handen en is daardoor gedwongen de sloopvergunning van rechtswege te verlenen, terwijl veel partijen dat eigenlijk niet willen. Dit als pleidooi om vooruit te lopen zodat Monumentenzorg die Wederopbouw heel snel ter hand kan nemen. Van Ravenswaaij: nagekomen schriftelijke reactie d.d. 15 mei 2009:] geeft aan te ervaren dat het belang van jonge bouwkunst nog onvoldoende wordt gezien. Bewijs daarvoor ziet hij in het feit dat in Lunteren recent nog een plan is gemaakt waarin een beeldbepalend stuk Lunteren moet wijken voor nieuwbouw. En dit plan was niet het eerste plan waarin het zo is vergaan met bestaande bouw. Hij geeft aan dat veel bewoners van Lunteren zich ergeren aan de teloorgang van het typisch dorpse karakter van hun dorp als gevolg van de vaak hoge, respectloze inbreiding. Volgens Van Ravenswaaij is in Ede al jaren kaalslag van beeldbepalende elementen gaande ten faveure van karakterloze torenflatjes. En dat enkel en alleen om economische redenen: de grond moet maximaal opbrengen en dat gaat het best middels hoogbouw en goedkope, weinig verassende nieuwbouw. Thema 2: Instandhoudingsbeleid intro Mevrouw Boels schetst het (gemeentelijke) instandhoudingsbeleid zoals dat tot op heden wordt uitgevoerd. De (stimulerings-) maatregelen voor instandhouding bestaan uit: -- Subsidies voor onderhoud en restauratie -- Restauratiehypotheek (Prins Bernhard Cultuurfonds) -- Stichting Monumentenwacht -- “Passende” herbestemming -- Monumentenvergunningenstelsel: bij restauraties, wijzigingen of sloop -- Aandachtspunten / vragen voor de zaal inzake thema 2: -- Zijn de beoordelingscriteria waar bouwplannen aan worden getoetst bekend en transparant bij eigenaren, beheerders en ontwikkelaars? -- Hoe kan de professionaliteit van de monumentencommissie verbeterd worden (samenstelling, jaarverslag etc.)? -- Is er genoeg toezicht op de uitvoering van de restauraties en wordt er afdoende aan handhaving gedaan? -- Hoe wordt gedacht over een geïntegreerde commissie beeldkwaliteit? reacties Peereboom: eigenaar van twee rijksmonumenten en een ervaren man uit de bouwwereld, is van mening dat het probleem van ondoorzichtigheid niet bij de monumentenzorg of de monumentenvergunning ligt, maar in de combinatie van het grote aantal benodigde vergunningen. Met monumentenzorg an sich heeft hij altijd prettig samengewerkt. Het subsidiestelsel van het rijk is wat hem betreft zeer troebel. Hij geeft aan bij het rijk altijd
Erfgoed met perspectief 2010
het gevoel te hebben net achter het net te vissen. Boeder: heeft als specialist in het vak, in contact met eigenaren ervaren dat zij het subsidiestelsel van de rijksdienst ondoorgrondelijk achten. Het spijtige is dat veel eigenaren het onderscheid tussen het rijk en gemeente niet helemaal scherp hebben. Terwijl bij deze instanties hele andere procedures gelden en er een heel andere klantvriendelijkheid op na wordt gehouden. Het Rijk maakt het in heel veel gevallen niet gemakkelijk. De instandhoudingregeling van het Rijk ervaart Boeder ook als problematisch. Tegelijk erkent hij dat elk object z’n eigen problematiek heeft en er daardoor veel verschillende factoren meespelen. Hendriks: beaamt dat monumentenzorg maatwerk is. Daarbij ziet hij dat veel eigenaren ook de invloed onderschatten die ze zelf op de planbeoordeling kunnen hebben. Met de kwaliteit van de plannen is het meer dan eens slecht gesteld en dat leidt tot heel veel onbegrip tussen de betrokken partijen. Door als gemeente aan te dringen op een betere planvorming en - kwaliteit kan aan de procedurele kant winst behaald worden bij eigenaren: de vergunningverlening kan sneller verlopen met minder kosten en minder frictie. Boels: vraagt of er suggesties zijn om de ondoorzichtigheid tegen te gaan. Boeder: denkt dat door middel van vooroverleg duidelijkheid geboden kan worden. Bureau Monumentenzorg van de gemeente Ede is zich daarvan bewust en doet al veel aan vooroverleg. Hij geeft ook aan dat iedere monumenteneigenaar vrijblijvend een schetsontwerp kan voorleggen aan de commissie en dat de commissie dan een préadvies geeft. De commissie denkt altijd graag mee met eigenaren om te komen tot een goed plan. Westerman: oppert het idee om 1 persoon verantwoordelijk te maken voor de begeleiding van de verschillende vergunningen voor een object. Naar zijn mening ontbreekt bij gemeenten soms de samenhang. Lommen: geeft aan dat binnen de gemeente aan deze optie gedacht wordt in het kader van de invoer van de Wabo. Westerman: De heer Westerman denkt dat het heel belangrijk is om onderscheid te maken tussen woonhuizen als monumenten en de niet-woonhuizen als monumenten. Bij de niet-woonhuis monumenten wordt het lastig. Als het gaat om het bekendmaken van criteria is het belangrijk om dat onderscheid in de communicatie te maken. Hr. Brunsting: bevestigt wat over het doolhof aan vergunningen opgemerkt werd. Hun woonhuis is net fl ink gerestaureerd waarbij ze soms het spoor bijster was. Er was een bouwvergunning, een sloopvergunning, een monumentenvergunning en er waren subsidieaanvragen. Het was van tevoren niet duidelijk dat er met zoveel dingen rekening gehouden moet worden. Mevrouw Brunsting merkt daarbij op dat de begeleiding van de verschillende ambtenaren goed was. Mw. Brunsting: voegt eraan toe dat het handig zou zijn een tijdpad te hebben van verschillende vergunningen bij elkaar. Het tijdpad is niet altijd helemaal duidelijk. Het zou helpen als men van tevoren duidelijkheid heeft over de chronologische volgorde van de punten met daarbij 1 loket voor alle vragen en aanvragen. Boeder: pleit voor betere plannen en goed vooroverleg. Geconstateerd wordt dat soms veel energie in plannen gestoken is waarbij men in het vooroverleg al hadden kunnen aangeven dat het niet haalbaar is. Daarbij ontbreekt bij heel veel plannen de onderbouwing en schat men zaken te optimistisch in. Boeder: oppert het idee van een informatieavond voor aannemers, uitvoerenden en plannenmakers waarbij men kan uitleggen hoe de gemeente Ede werkt. Daardoor geef je mensen in een voortraject al wat mee. Van den Oever: komt met het idee van een mailing naar de categorie die al bekend is bij de gemeente. Dat betekent dat men in een mailing al kan uitleggen dat het beter is tijdig naar een ambtenaar toe te gaan alvorens iets uit te werken. Op het moment dat men dat weet kan men eerst de brainstormfase ingaan. Boeder: heeft de indruk dat heel veel aannemers nauwelijks
weten hoe het in elkaar steekt richting monumenten. Blok: veronderstelt dat als men de eigenaar informeert de aannemer ook is geïnformeerd. Dus door een algemene mailing te versturen heeft de eigenaar de kennis die hij mee moet nemen naar de aannemer. Van den Oever: hoort vaak van eigenaren dat zij de gemeente als tegenstander zien in plaats van als medestander. Het zou dus verstandig zijn eigenaren er bewust van te maken dat de gemeente een medestander is. Dan maakt men het monumenteneigenaarschap populair in plaats van dat men het als bedreigend ervaart. Hij is van mening dat er in communicatie een enorme slag te maken valt. Van den Top: heeft in het verleden ervaren dat een breed verspreid jaarverslag een brede stroom van informatie geeft. Hij pleit voor het weer oppakken van die draad. Binnen de gemeente Ede, waar het monumentenbeleid volop in ontwikkeling is, is het van belang dat de brede samenstelling handhaaft blijft. De brede samenstelling en deskundigheid gaat verloren als de monumentencommissie opgaat in een welstandscommissie of kwaliteitscommissie. Van de Top pleit sterk voor het behoud van een afzonderlijke monumentencommissie met een brede samenstelling en voldoende deskundigheid. Boer: denkt dat op een bepaalde manier integratie wel mogelijk is. Oud en nieuw staan nu wel erg los van elkaar en door integratie zou men dat kunnen verbeteren. Van Ravenswaaij schriftelijke reactie d.d. 15 mei 2009:] Welstand is eenzijdig gericht op nieuwbouw en haar adviezen roepen veel vragen en verbazing op. Westerman: vindt het belangrijk om bij de ontwikkelingen rond historische panden eerst overleg met de monumentencommissie te hebben en dan naar welstand te gaan. Dat men dus het primaat bij de monumentencommissie legt. Van den Oever: merkt op dat ook de gemeente ervoor kan kiezen om meer te communiceren door middel van aparte Public Relations. Boeder: geeft als voorbeeld de gemeente Alkmaar die 4 x per jaar een nieuwsbrief verspreidt. Dat schijnt in Alkmaar enorm stimulerend te werken. Op dat terrein valt dus nog iets te winnen. Van den Oever: stelt een manifestatie in Cinemec voor ter informatie. Westerman: legt uit hoe de gemeente Ede mogelijk meer subsidie van de provincie zou kunnen ontvangen door het eigen subsidiegeld anders te verdelen. Dit wordt verder uitgelegd in een aparte e-mail. Van den Oever: pleit voor een lager OZB-tarief voor monumenten. De WOZ- waarde van monumenten is vaak relatief hoog omdat de panden soms ruim gesitueerd zijn. Door een lager WOZ tarief wordt het bezit van monumenten populairder. Dit instrument naar analogie van de vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor old timers. Wanneer er bij een pand geen of onvoldoende onderhoud wordt gepleegd, zou de gemeente de bevoegdheid hebben het lagere WOZ tarief niet meer toe te passen. Op deze manier wordt er op een positieve manier een bijdrage geleverd aan de instandhouding van monumenten. Welgraven / voorafgaande schriftelijke reactie dd. 24-04-2009: Een belangrijk element in de startnotitie is aandacht voor de bouwkunst, gebouwd na de oorlog. Voordat je echter de monumentenlijst gaat uitbreiden moet je wel verzekerd zijn dat daar ook extra middelen voor beschikbaar komen. In de startnotitie wordt immers aangegeven dat er nu reeds te weinig middelen zijn, uitbreiding maakt dat probleem alleen maar groter. Dus waarom veel geld uitgeven voor een inventarisatie als met het resultaat niets gedaan kan worden. Daar komt nog bij dat er reeds een hele goede waardenstellende inventarisatie ligt van een belangrijk onderdeel van die wederopbouwarchitectuur, het religieus erfgoed. Dit is zijns inziens ook de meest bedreigde categorie. Samengevat: laat eerst vaststellen of er extra middelen beschikbaar zijn. Is dat zo, doe dan wat in de startnotitie wordt aanbevolen. Is dat niet zo, doe dan alleen wat voor het naoorlogse religieus erfgoed.
75
Erfgoed met perspectief 2010
Thema 3: Voorlichting/draagvlak intro Mevrouw Boels geeft een inleiding op dit thema. Voorlichting gebeurt momenteel vooral door: -- De Open Monumenten Dag (2e weekeinde in september) -- Onderzoek, bijdragen aan publicaties, lezingen, etc. -- Internet, start website monumenten -- Aandachtspunten / vragen voor de zaal inzake thema 3: -- Is ook in de gemeente Ede behoefte aan meer inhoudelijke informatie over restauratie, onderhoud, onderzoek en andere aan cultuurhistorie gerelateerde thema’s? -- Worden potenties op het gebied van communicatie, presentatie en educatie optimaal benut? Zou er meer publieksgericht gewerkt moeten worden? -- Moet Ede meer gaan inzetten op draagvlakvergroting, om enthousiasme en betrokkenheid bij de stad en dorpen te vergroten? -- Zou het cultureel erfgoed van Ede een rol moeten spelen in citymarketing? Hoe zou de gemeente zich vanuit cultuurhistorisch opzicht moeten presenteren? -- Ede Garnizoensstad?
reacties Westerman: ziet 3 doelgroepen in deze communicatie. Het publiek en monumenteneigenaren en de derde groep is het gemeentelijk apparaat. De heer Westerman is van mening dat er in communicatie en draagvlakvergroting binnen het gemeentelijke apparaat nog heel veel winst valt te halen op het gebied van cultuurhistorie. Hij geeft aan dat een cultuurhistorische waardekaart veel kan betekenen voor voorlichting en draagvlak intern en extern. Blok: verwijst naar een artikel in de krant over de bomen op landgoed Kernhem waar staat dat de oude bomen gevaarlijk zijn en dat het jammer is dat ze weg gaan. Dit duidt volgens de heer Blok op een enorm stuk onbegrip en daar moet men onmiddellijk de angel uit trekken. Het belang van veiligheid hoeft niet tegenover het cultuurhistorische belang te staan. Door op de juiste wijze de bomen te vervangen blijven de cultuurhistorische waarden in tact. Boeder: verwijst naar de gemeente Apeldoorn waar in samenwerking met de Monumentenwacht een aantal jaren geleden twee avonden georganiseerd zijn waarbij monumenteneigenaren werden uitgenodigd en wegwijs gemaakt, niet alleen in procedures maar ook hoe men als eigenaar signalen oppikt als het bijvoorbeeld verkeerd gaat met het riet of de goot. Dat heeft men twee keer gedaan, er zaten per avond 15, 16 eigenaren bij en dat werd zeer gewaardeerd. Er werd zelfs een kleine bijdrage per eigenaar gevraagd en dat werd grif betaald. Van de Oever: Het is deze avond al genoemd dat Open Monumentendag van grote betekenis is voor het vormen van draagvlak en geven van voorlichting over monumenten, monumentenzorg en archeologie. Deze vrijwilligers doen veel goed werk, want ze bevlogen en deskundig. Het is maar één dag in het jaar maar wel een hele waardevolle. De Kluijver: vertelt dat er al een keer gesproken is over hoe je het militaire karakter van deze regio meer zou kunnen aanspreken. Dan heeft men een combinatie van toerisme, marketing, economie. Met name met de Grebbeberg zou dat een extra dimensie geven. Sauer: licht toe dat al een paar jaar geleden aan de orde is geweest in de cultuurnota dat Ede een eigen identiteit ontwikkelt. Ede heeft genoeg, met name in historisch opzicht, om een eigen identiteit te ontwikkelen. Er zijn genoeg aanknopingspunten en daar zou citymarketing gebaseerd op cultuurhistorie een rol in kunnen spelen. Westerman: merkt op de tijd nuttig te gebruiken. De gemeente heeft de kazerne gekocht en er wordt blijkbaar aan plannen gewerkt op commercieel gebied en uiteindelijk zal er iets in die gebouwen moeten gebeuren en dat zal de markt op moeten pikken. Besteed niet alleen tijd in het maken van plannen. Die plannen moeten straks toch een keer voeding in de markt krijgen.
76
Het maakt niet uit of het gebruikt wordt voor wonen, cultuur of werken. Het is zonde dat straks de gebouwen langdurig leeg staan, dat heeft een funeste gevolg voor gebouwen. Men heeft aan de Fischerhuizen gezien hoe lang dat heeft leeggestaan en hoe slecht dat is geworden. Blok: vindt ook dat men na moet denken op alle niveaus en met alle aspecten zodat men daar tijdig uit kan komen. Van Ravenswaaij schriftelijke reactie d.d. 15 mei 2009:] Citymarketing roept bij Van Ravenswaaij terughoudendheid op. Waarom zou Ede veel toeristen moeten trekken? Is Ede uniek? Als er meer aan recreatie gedaan zou moeten worden dan zou Ede zich moet richten op de rustzoekende toerist. Thema 4: Belvedere/Belvoir intro De heer Lommen schetst een beeld van het Belvedere- (rijk) en Belvoirbeleid (provincie), dat sinds 2000 tot een aanzienlijke verbreding van het traditionele taakveld van monumentenzorg heeft geleid door intensiever en vooral eerder met ruimtelijke ordening op te trekken. Het beleid richt zich op het dichten van de kloof tussen verleden en toekomst. Traditioneel stonden cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting tegenover elkaar: cultuurhistorie als beschermer van het verleden, ruimtelijke ordening juist als ontwerper van de toekomst. Met Belvedere en Belvoir wordt de weg ingeslagen naar een nieuwe ontwikkelingsgerichte benadering vanuit de cultuurhistorie. Hoe kan de cultuurhistorie als inspiratiebron die ruimtelijke inrichting versterken en zo mogelijk nog verder individualiseren. En omgekeerd hoe bijvoorbeeld nieuwe ruimtelijke functies kunnen bijdragen aan behoud van het erfgoed. Deze nieuwe denk- en werkwijze wordt ook wel ‘behoud door ontwikkeling’ genoemd. Een belangrijke verbreding van, en aanvulling op, de traditionele strategie van ‘behoud door bescherming’. Als voorbeeldsucces wordt de huidige aanpak voor de nieuwe inrichting van het Enka-terrein kort toegelicht, waar (als voorheen) de beschermde monumenten worden ingepast, herbestemd en gerestaureerd, en daarnaast de structuur van de oude fabriek richtinggevend zal zijn voor het grondplan van de nieuwe woonwijk die er komt. Aandachtspunten en vragen voor de zaal inzake thema 4: -- Wordt er integraal genoeg gewerkt bij ruimtelijke planvorming? -- Op welke manier kan méér cultuurhistorische input worden gegeven aan de voorkant van het ruimtelijke planproces? -- Wordt de aanwezige in- en externe kennis (archief, monumentencommissie, historische verenigingen, etc.) voldoende ingebracht en benut bij ruimtelijke planprocessen? -- Zou deze inbreng incidenteel of structureel moeten zijn? Op ieder planniveau? Voor iedere locatie in Ede? reacties Boeder: merkt op dat met het herijken van bestemmingsplannen veel structureler input geleverd zou moeten worden. Het actualiseren van oude bestemmingsplannen is ook een vorm van plannen maken. Er gebeuren steeds hele merkwaardige ongelukjes in Ede die te wijten zijn aan een bestemmingsplan dat niet goed in elkaar steekt. Denk daarbij aan die onmogelijke inbreidingslocatie achter Huis Sonnevanck aan de Stationsweg. Dit nieuwe huis staat zowat tegen de erker aan wat niet bepaald beschouwd wordt als een gelukkige vorm van ruimtelijke ordening. Dus zorg dat de cultuurhistorie structureel wordt ingebracht bij bestemmingsplannen. De bestemmingsplan problematiek is van een behoorlijke zware importantie want op dat punt heb je als gemeente alles in handen en zo kun je al heel veel regelen. Van den Oever: vindt dat de burger bij het bestemmingsplan, wat vaak het eerste contact is, heel veel ruimte wordt gegeven en vervolgens bestaat de kans dat bij bouwplannen in het kader van de monumentenvergunningtoets deze ruimte weer wordt verengd. Dat heeft niet de voorkeur. Lommen: kan zich dat voorstellen maar antwoordt dat het hier om twee verschillende wetten gaat (Monumentenregelgeving versus WRO). In de regel is het zo dat monumentenzorg zich in
Erfgoed met perspectief 2010
zo’n geval conformeert aan de ruimte, ook als die onwenselijk groot is, die het bestemmingsplan een initiatiefnemer al biedt. Natuurlijk kunnen er door monumentenzorg dan eisen gesteld worden aan een ingreep in een monument, maar dat doet Welstand ook voor nieuwbouw. Dit laat natuurlijk onverlet dat het inderdaad vaak soelaas kan bieden wanneer, in het geval van monumenten, nauwkeuriger naar bouwvlakken in bestemmingsplannen gekeken wordt. De Kluijver: vraagt zich af of in zo’n bestemmingsplan postzegels vastgelegd zijn. Boeder: merkt op dat men het heel gedoseerd toe kan dienen. Dan heeft men een logisch verhaal, dan is het op de juiste wijze ingebed en dat is het verwachtingspatroon erop ingesteld en dan krijgt men daarna niet de echte hobbel van dat er weinig kan. Westerman: geeft aan dat Belvedere na de introductie onder monumentenzorgers goed bekend is geraakt, maar daarbuiten nog onvoldoende wordt overgenomen. Wijst in dit verband op de waarde van een Cultuurhistorische Waardenkaart. Hij merkt op dat het belangrijk is vooraf waarden toe te kennen, als bezinning op toekomstige planvorming. Omdat cultuurhistorie een onontkoombaar onderdeel van ruimtelijke ordening, en dus ook het bestemmingsplan is geworden, ziet men dat er vaak ook bronnen bij de ruimtelijke ontwikkeling voor aangeboord kunnen worden. Zo’n kaart biedt de mogelijkheid om de ruimtelijke kwaliteit van verschillende disciplines te koppelen (landschap, stedenbouw, monumentenzorg, archeologie). Het is belangrijk dat je een cultuurhistorische waardekaart implementeert op allerlei niveaus. Ook naar burgers toe kan het als integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente worden gecommuniceerd. Lommen: vult aan dat ook vanuit het nieuwe architectuurbeleid dat door het rijk momenteel wordt ontwikkeld zal worden gaan ingezet op een Belvedere-aanpak (naast oa. herbestemming en herontwikkeling van karakteristieke panden en gebieden). Daarmee zal wettelijk worden verankerd dat in de toekomst ook vanuit de architectuur meer dan voorheen cultuurhistorische input gevraagd zal worden. Blok: vindt dit ook naar de collega’s toe werken. De collega’s kunnen op een kaartje aflezen wanneer men naar de afdeling monumentenzorg moet en wanneer men thuis kan blijven. Net zoals bij Ede-Oost; breng eerst goed in kaart wat je ermee wilt. Soms zie je plannen die hebben plaatsgevonden in Ede waar dingen blijven hangen die eigenlijk over het hoofd gezien zijn. Denk aan de recente gang van zaken omtrent de gasfabriek: hier is géén cultuurhistorische analyse als onderlegger gebruikt voor de ruimtelijke inrichting, en pas op het moment dat planvorming al formeel was afgetikt werden Monumentencommssie en Welstand geacht nog even goedkeuring te geven. Lommen: beaamt dit en voegt toe dat de betrokkenheid van cultuurhistorie eigenlijk ook in geval van herbestemming vroeger gewenst is, aangezien de ruimtelijke vertaling van een nieuwe functie, zowel in een gebouw zelf als in de directe omgeving (parkeren, tuintjes etc etc), van cruciaal belang is voor de mate waarin deze functie passend genoemd kan worden. En dus de mate waarin vanuit monumentenzorg met de planrichting kan worden ingestemd. Dus is het zaak om met het oog op een geslaagde herbestemming al in de fase van nadenken over nieuwe functies input te leveren. Daarnaast is het met het oog op een geslaagde Belvedere-aanpak zaak om in de fase van stedenbouwkundige of landschappelijke planvorming tijdig input te kunnen leveren. Westerman: merkt op dat men met een cultuurhistorische waardekaart inzichtelijk kan maken wat de beperkingen zijn, maar zeker ook en vooral wat de kansen en mogelijkheden zijn! Dat aspect moet je ook niet vergeten. Het is niet alleen beschermen, maar ook ruimte geven en kansen creëren op die plekken die om verbetering vragen. Van Ravenswaaij schriftelijke reactie d.d. 15 mei 2009:] Monumentenzorg moet ook gaan over het landschap/de omgeving. Temeer omdat het landschap steeds meer onder druk komt te staan. In dat kader noemt hij het voornemen om langs de A30 tussen Barneveld en Ede geen uitbreiding meer toe te staan aan landbouw maar alles op te offeren aan bedrijven en woningbouw.
Thema 5: Andere aandachtspunten, wensen, opmerkingen Blok: heeft deze avond veel zaken gehoord waarvoor alom draagvlak lijkt te bestaan om actie in te nemen maar zag in de startnotitie ook het beperkte aantal FTE’s. Dat is door de inleiders in hun verhaal aanzienlijk onderbelicht gebleven. Boeder: had ook nadrukkelijk deze vraag. Hij heeft, enkel en alleen op basis van het nu reeds bestaande aantal monumenten in de gemeente, de capaciteit vergeleken met wat te doen gebruikelijk is, gelet op de VNG-normen ed. Dan kun je niet anders dan constateren dat er sprake is van een schromelijke onderbezetting. Als de heer Boeder een vertaling van de gepresenteerde plannen maakt naar beleid en de uitvoering, dan is het huidige aantal FTE’s te beperkt. De heer Boeder is dan ook van mening dat de gemeente Ede zich nadrukkelijk moet gaan bezinnen op de formatie die beschikbaar is gelet op wat er allemaal al gedaan is, wat er nog staat aan te komen, en vooral: wat normaal is voor een middelgrote gemeente met deze voorraad en ambities. Blok: vindt dit essentieel. Als men een bepaalde ambitie neerlegt, dan moet men dat ook vertalen in ondersteuning. Wethouder: wil avond graag afsluiten en herinnert aan het recente bezoek dat minister Plasterk in het kader van de Modernisering Monumentenzorg aan de Enka bracht. Daarbij was ook de rijksbouwmeester aanwezig, die te kennen gaf dat men voor wat betreft het project Veluwse Poort wel met beide benen op de grond moet blijven staan. Het terrein moet wel gebruikt kunnen worden voor normale dingen. Dan moet je keuzes maken. Wethouder: geeft aan dat er deze avond gesproken is over medestander en tegenstander. Er moet van twee kanten gevoel voor elkaar ontstaan. Iemand koopt een monument omdat hij het leuk vindt. De intentie is goed. Men moet proberen nog meer begrip voor elkaar te krijgen; wellicht dat de gememoreerde initiatieven op het gebied van de communicatieverbetering daar wat in kunnen gaan betekenen. Wethouder: deelt mee dat hij het een nuttige avond vond. De startnotitie gaat uit van het ontwikkelen van enkele nieuwe zaken. Er zijn deze avond goede suggesties gedaan. Als gezegd zal de conceptnota halverwege het proces nog een keer met iedereen worden teruggekoppeld. Wethouder: sluit de avond en dankt de aanwezigen voor hun inbreng en aanwezigheid. Van Ravenswaaij schriftelijke reactie d.d. 15 mei 2009:] kan zich vinden in de uitgangspunten van de startnotitie maar vraagt zich af of ze haalbaar zijn. Hij betwijfelt of de politieke wil er is. Het verleden geeft in ieder geval weinig vertrouwen. Nota’s zijn geduldig, het komt aan op de daad. Het budget dat de gemeente Ede thans uittrekt voor haar monumenten zal niet toereikend zijn om de inhoud van de geplande nota vorm te geven.
77
Erfgoed met perspectief 2010
Bijlage 3. Uitkomsten raadpleging interne disciplines Erfgoednota samenvatting raadplegen interne disciplines – 1 -- Samenvatting adviezen, wensen en overeenkomende doelstellingen: -- programmatisch aanhaken bij het regioprogramma Bevrijding, Vrede en Vrijheid -- uitkomsten herbestemmingsonderzoek monumenten versus herhuisvesting culturele functies in de Veluwse Poort -- prominentere plaats Monumentenzorg op gemeentelijke website -- programmatisch aanhaken bij prestatie-afspraken VVV -- culturele wandelroutes -- monumentenbestand betrekken bij citymarketing -- Open Monumenten Dag onder evenementenbeleid / citymarketing onderbrengen -- website monumentenzorg koppelen aan bestaande beeldbank en kennisbank Archief -- intensiveren samenwerking Archief inzake publicaties -- intensiveren samenwerking Archief inzake Edese canon -- erfgoededucatie cultuurhistorisch verbreden -- dienstverlening publiekszaken optimaliseren -- inhoudelijke informatievoorziening eigenaren optimaliseren Raadplegen interne disciplines-1: -- Monumentenzorg (Claire Boels, Pierre Lommen) -- Gemeentearchief (Peter van Beek) -- Kunst & Cultuur (Ankie van de Kruijs) -- Toerisme (Tjeerd Leijstra) -- Citymarketing / Communicatie (Marieke Laméris) -- Erfgoededucatie (Sarah van Veldhuizen) Aparte bijeenkomsten: - Voorlichting / Publiekszaken (Frits Drechsler, Jeroen Goeman) Thema 1 - Beschermingsbeleid - Toerisme: optie is aanhaken bij het regioprogramma Bevrijding, Vrede en Vrijheid waarin de gemeenten Ede, Wageningen, Rhenen en Renkum gezamenlijk projecten formuleren. Nader onderzoeken of en zo ja, hoe het in kaart brengen van oorlogserfgoed of vroeg naoorlogs wederopbouwerfgoed daarin een rol kan spelen. Thema 2 - Instandhoudingsbeleid - K&C: ten aanzien van herbestemming zijn er concreet raakvlakken met de in de Cultuurnota uitgesproken ambitie om ikv het museumbeleid herhuisvesting in Ede-Oost (mauritsnoord) te bevorderen. Dit sluit aan bij de uitkomsten van het door MZ uitgevoerde herbestemmingsonderzoek Ede-Oost, op basis waarvan voor de objecten in het gebied voorkeursfuncties werden benoemd (goedkoopste transformaties, respecteren monumentale waarden, aansluiting stedenbouwkundige context, aansluiting lokale vraag). Thema 3 - Voorlichting & draagvlak - K&C: Er wordt gewerkt aan een nieuwe gemeentelijke website. In de huidige structuur zijn de pagina’s van monumentenzorg ondergebracht onder ‘kunst en cultuur’; eigenlijk een te onzichtbare digitale locatie. Wel veel bezocht door eigenaren, makelaars, architecten etc. In principe coördineert Ankie al hetgeen onder de nieuwe site gaat vallen. Gelet op de functie van gemeente als centraal loket voor monumenteneigenaren, en de wens om de informatievoorziening ed. uit te breiden en te verbeteren, moet prominentere plaats op startpagina overwogen worden. - Toerisme: De VVV is feitelijk de uitvoerder van het Edese toerismebeleid. Jaarlijks worden er door de gemeente met de VVV prestatie-afspraken gemaakt. Nader bestuderen welke gezamenlijke belangen er kunnen zijn. Zo kan wellicht de bebording met cultuurhistorische uitleg, en dus ook of met name van monumenten, sterk worden verbeterd. - K&C: Op basis van de cultuurnota wordt gewerkt aan culturele wandelroutes. Dit behelst echter cultuur in brede zin, dus ook cultuurhistorie. Behoefte aan input op dit terrein. - K&C: Beleid ‘New Towns’ / Grote stedenbeleid: Ede is hierbij toegelaten. Drie speerpuntthema’s waaronder ‘Cultuur’. Culturele voorzieningen (theateraanbod, film. etc) maar ook cultuurhistorie (interessante - al dan niet tot woonhuis verbouwde - monumenten, een ‘authentieke’ woonomgeving ipv. een nieuwe retro-omgeving) zijn succesfactoren om vestigingsklimaat te creëren dat de doelgroep ‘hoog opgeleiden & creatievelingen’ naar
78
Erfgoed met perspectief 2010
Ede kan trekken, wenselijk ivm. evenwichtige bevolkingsopbouw. - Citymarketing: Overeenkomsten onderzoeken ten aanzien van de vraag naar de “Edese identiteit”, vanuit zowel het gezichtspunt van de Edese burger (momenteel gaande) als op basis van dominante erfgoedcategorieën in het vigerende monumentenbestand. - Citymarketing: Evenementenbeleid zit onder paraplu citymarketing en is in beweging. Mogelijk centraal faciliterend (steun)punt in de toekomst voor alle Edese evenementen. Noodzakelijk om de landelijke Open Monumenten Dag, ook op gemeentelijk niveau het belangrijkste publieksevenement op cultuurhistorisch gebied, hierbij niet onvermeld te laten. - Archief: Bestaand beleid Cultuurnota spreekt zich al uit voor intensiveren samenwerking. Ten aanzien van de website: koppelen van de bestaande beeldbank en kennisbank van het archief aan de website van monumentenzorg (m.n. het digitaal ontsloten monumentenregister). - Archief: Bestaand beleid Cultuurnota spreekt zich al uit voor intensiveren samenwerking. Ten aanzien van publicaties: samen optrekken in publicaties zoals de serie ‘historische cahiers’. - Archief: Bestaand beleid Cultuurnota spreekt zich al uit voor intensiveren samenwerking. Er worden initiatieven ontplooid voor het opstellen van een Edese canon. Overlap cultuurhistorie hierin evident. - Erfgoededucatie: Wens is uitgesproken om dit cultuurbreed, en daarmee dus ook cultuurhistorisch breed, op te pakken. Zal in toekomst nader moeten worden afgestemd. - Voorlichting / Publiekszaken: Monumentenzorg (cultuurhistorie in brede zin; dus ook archeologie) is in tegenstelling tot veel andere gemeenten niet of onvoldoende tertegenwoordigd aan de ‘frontoffice’. Vragenstellers aan de informatiebalie worden momenteel vaak direct doorgekoppeld naar de backoffice. Kost tijd en breekt in op werkstructuur. Mogelijkheden nader afstemmen om enerzijds ikv. beleid & programma de dienstverlening te optimaliseren - zowel aan de publieksbalie als digitaal - (Dreschsler, Goeman) en anderzijds via communicatie (vd Oever, Laméris) de inhoudelijke informatievoorziening aan eigenaren te verbeteren. Thema 4 - Belvedere/Belvoir - Geen raakvlakken met aanwezige disciplines Erfgoednota samenvatting raadplegen interne disciplines – 2 Samenvatting adviezen, wensen en overeenkomende doelstellingen:
-- Inventariseren en waarderen van erfgoed uit periode van Oorlog & Wederopbouw. Eventueel gevolgd door bescherming van het meest waardevolle erfgoed. -- Jonge Bouwkunst: zo mogelijk zoeken naar een andere vorm van bescherming voor objecten uit deze periode, die nu alsnog tussen wal en schip dreigen te vallen en waarvoor blijkbaar toch draagvlak is voor behoud. Bijvoorbeeld planologische bescherming op grond van het bestemmingsplan of opname op Cultuurhistorische Waardenkaart. -- Meer kennis vergaren over het cultuurlandschap en zichtbaar maken van de grote verbanden. -- Laten opstellen van een Cultuurhistorische Waardenkaart. Binnen het Ontwikkelingsplan Buitengebied is hiervoor reeds enig budget opgenomen. -- Herbestemming samen met stedenbouw hoger op de agenda zetten, waardoor behalve beschermde ook onbeschermde (maar wel beeldbepalende en/of beeldondersteunende) objecten kunnen worden herbestemd, cf. doelstellingen erfgoed en architectuurbeleid. -- Collega’s beter bekend maken met cultuurhistorie in de breedste zin van het woord. Goed middel daarvoor is de Cultuurhistorische Waardenkaart. -- Een Cultuurhistorische Waardenkaart kan ervoor zorgen dat in ruimtelijke plannen beter rekening wordt gehouden met cultuurhistorische waarden, een wens die vanuit diverse -- gemeentelijke disciplines wordt gekoesterd. -- Cultuurhistorische Waardenkaart moet wezenlijk onderdeel gaan uitmaken in de beoordeling van ontwikkelingen aan historisch-geografische structuren, waaronder Zandwegen. Raadplegen interne disciplines - 2 -- Monumentenzorg (Claire Boels, Pierre Lommen) -- Stedenbouw / Architectuur (Rob Luca, Rob Huizinga) -- Archeologie (Charlotte Peen) -- Landschap (Geerdien Krijnen, Claire Nouwen) -- Ruimtelijke Ordening (Geert Driebergen, Maarten Riemersma) -- Aparte bijeenkomst: -- Verkeer (Else Tutert) Thema 1 - Beschermingsbeleid - Landschap: De zorg om cultuurhistorische waarden houdt ook de zorg om cultuurlandschap in. De waarden op het gebied van historische geografie binnen de gemeente Ede zijn nauwelijks inzichtelijk en niet vastgelegd. Er bestaat een grote behoefte aan meer kennis en informatie op dit terrein zodat bij het opstellen van ruimtelijke plannen belangrijke cultuurlandschappelijke waarden kunnen worden meegewogen en indien nodig kunnen worden ontzien. Een Cultuurhistorische Waardenkaart kan hierin soelaas bieden. Op een Cultuurhistorische Waardenkaart staan alle waardevolle gebouwde, ondergrondse, historisch (steden-)bouwkundige, en cultuurlandschappelijke waarden aangegeven. In het Ontwikkelingsplan Buitengebied wordt reeds geanticipeerd op een
79
Erfgoed met perspectief 2010
Cultuurhistorische Waardenkaart. In dit Ontwikkelingsplan is bovendien budget gekoppeld aan de inventarisatie van waarden in het kader van een dergelijke kaart. - Stedenbouw: Aangegeven wordt dat juridische instrumenten ontbreken om bij ontwikkelingen bij of aan onbeschermde objecten te sturen op het behoud van de cultuurhistorische/ stedenbouwkundige karakteristiek. In die zin zou er vanuit Stedenbouw meer beschermd mogen worden uit de periode van de Jonge Bouwkunst (1850 -1940), bijvoorbeeld als beeldbepalend pand op basis van de monumentenverordening (de laagst mogelijke beschermingsgraad). Echter, als met een ander instrument (bv een Cultuurhistorische Waardenkaart) eenzelfde doel kan worden bereikt, dan zou daar vanuit Stedenbouw ook draagvlak voor bestaan. - Stedenbouw: Gezien wordt dat veel wijken uit de periode van Oorlog en Wederopbouw geherstructureerd worden. Op dit moment zijn de stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarden van deze wijken nog onbekend. Niet alles is waardevol, maar met name structuren en openbare gebouwen kunnen belangrijke cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen. Deze waarden zouden zo snel mogelijk geïnventariseerd en geanalyseerd moeten worden. - Stedenbouw & Landschap: Herkenning van en kennis over de grote waardevolle landschappelijke structuren ontbreekt. Juist de gemeente Ede zou vanwege het enorme oppervlak gebaat zijn bij kennis over de grote historisch-geografische lijnen, zodat ontwikkelingen op kleinere schaal in de goede context kunnen worden geplaatst. Thema 2 - Instandhoudingsbeleid - Stedenbouw: Ten aanzien van herbestemming zijn er concreet raakvlakken met Stedenbouw. Op landelijk niveau is herbestemming één van de belangrijkste pijlers van het nieuwe architectuurbeleid. Op gemeentelijk niveau probeert men zo veel mogelijk aan te haken bij dit beleid. Onbeschermde objecten die wél cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen zouden op een cultuurhistorische waardekaart zichtbaar kunnen worden gemaakt. Door voor deze gebouwen vroegtijdig een nieuwe functie te zoeken, zouden deze gebouwen herbestemd kunnen worden in plaats van gesloopt. Thema 3 - Voorlichting & draagvlak - Stedenbouw & Landschap: Een Cultuurhistorische Waardenkaart is over het algemeen een veel gebruikt en makkelijk inzetbaar instrument. Vooral voor collega’s zal een dergelijke kaart veel kennis, helderheid en inzicht verschaffen in hoe om te gaan met ruimtelijke kwaliteit op bepaalde plekken. Een chw-kaart zou verschillende gemeentelijke disciplines kunnen bedienen. Op het moment dat een dergelijke kaart wordt geïntroduceerd zal hier de nodige communicatie en ruchtbaarheid aan gegeven moeten worden, zodat de kaart binnen de gemeente een veel gebruikt instrument wordt. Thema 4 - Belvedere/Belvoir - Landschap&Stedenbouw&RO: Een chw-kaart zou het meest geschikte instrument zijn om cultuurhistorie te laten integreren in andere disciplines. Bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen en bouwplannen kan middels een Cultuurhistorische Waardenkaart rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning). Naast behoud en inpassing kan het integrale ruimtelijke kwaliteitskader ook de kansen vergroten op een ontwerppraktijk waarvoor de cultuurlandschappelijke of cultuurhistorische waarden daadwerkelijk het vertrekpunt worden, zoals bepleit in het Belvedere en Belvoir-beleid. - Verkeer: Vanuit deze discipline wordt het initiatief voor het opstellen van een Cultuurhistorische Waardenkaart ondersteund. Sterker nog, in de Nota Zandwegen wordt er al op geanticipeerd. Met wegen waarvan op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart blijkt dat deze bijzondere cultuurhistorische waarden bezitten, zal volgens de nota terughoudend omgesprongen moeten worden.
80
Erfgoed met perspectief 2010
Bijlage 4. Procesoverzicht erfgoednota Fase 1 Verkennen
Fase 2 Hoor- en wederhoor
Fase 3 Beleidsontwikkeling
Fase 4 Inspraak
Fase 5 Besluitvorming
Beschrijving fase
Beschrijving fase -- Enquête / discussiebijeenkomst met belangengroepen
Beschrijving fase -- Doelstellingen en voorstellen formuleren
Beschrijving fase -- Verantwoording -- Reacties veld -- Reacties verwerken
Beschrijving fase -- B&W voorstel aan raad -- Bespreking commissie -- Bespreking in raad -- Vaststelling raad
Actoren -- ambtelijk -- college -- commissie MZ/RO -- raad
Actoren -- veld -- ambtelijk -- college -- moncie-leden -- cie/raad toehoorder
Actoren
Actoren -- veld -- ambtelijk -- college -- moncie-leden
Actoren -- college -- commissie MZ/RO -- raad
Tijdpad: B&W uiterlijk 10/2/2009 Commissie MZ./RO 16/3/09
Tijdpad:
Tijdpad: april - augustus 2009 B&W 06/10/09 Commissie MZ/RO
Tijdpad: Najaar 2009/Voorjaar 2010
Tijdpad: B&W uiterlijk 24/8/10 Commissie MZ/RO 15/9/10 Raad 30/9/10
-- Aanleiding -- Beleid tot nu toe -- Inventarisatie belangenveld -- Procesafspraken
april 2009
Raad 26/3/09
-- - ambtelijk -- - college -- - commissie MZ /RO
02/12/09
Eindproduct: Startnotitie
Eindproduct: Voorspraakverslag
Eindproduct: - Concept Erfgoednota
Eindproduct: Reactienota op inspraak Eindversie Nota
Eindproduct Raadsvoorstel en -besluit
Behandelwijze: -- vaststellen B&W -- ter info in commissie MZ/RO -- besluitvorming Raad
Behandelwijze:
Behandelwijze: -- vaststellen door B&W -- bespreken in commissie MZ/RO
Behandelwijze:
Behandelwijze: -- bespreken in commissie MZ/RO -- vaststelling door raad
- input voor fase 3
-- vaststellen B&W
81
Erfgoed met perspectief 2010
82
Erfgoed met perspectief 2010
83
Erfgoed met perspectief 2010
84