bergachtig gebied, zetten we onze tenten op. Sauce geeft vooraf een instructie hoe we de koepeltentjes moeten opzetten. Snel daarna staan alle tentjes en kunnen we gaan zitten bij het open vuurtje, dat Sauce inmiddels heeft gestart. We gaan eten in het restaurant bij de camping. De tikka massala van Greetje is echt de moeite van het vermelden waard. Nog nergens ooit zo lekker!! Ook de andere maaltijden waren goed tot zeer goed, maar wij raden dus de tikka massala aan! Terug op “kamp” is het vuurtje snel weer opgestookt met eucalyptustakken, die ook voor een heerlijke geur zorgen. Iedereen zal morgen nog wel naar de rook ruiken. Woensdag, 30 september Flinders Range – Marree Joseph Albert Herrgott verliest een “r”. Eerst ruimen we de tenten op en daarna krijgen we een heerlijk welverdiend ontbijt met “bacon and eggs”. Nadat ook de afwas gedaan is en alles terug in de bus is gezet, gaan we wandelen. Hills Homestead heet de route, die we gaan lopen. Het is een route van ongeveer 2 uur, die voor iedereen goed te lopen is.Direct aan het begin van de wandeling zien we een kangoeroemoeder met kind.
Er staan zulke hoge bomen, dat je je hoofd helemaal achterover moet gooien om de toppen te zien, en dan kijk je tegen de zilverkleurige stammen aan.
Greetje en ik lopen niet bij elkaar in de buurt, maar het is wel grappig, dat wij als enigen uit de groep de kukaboora gezien hebben. Verderop staat Greetje op mij te wachten en lopen we samen met “rode Annie” verder. Om ze uit elkaar te houden, zijn we de “Annies” “rode Annie” (heeft een rode bril) en “Aussie Annie” (heeft ooit 6 jaar in Australië gewoond) gaan noemen. We lopen ergens verkeerd, omdat we bij een splitsing niet goed naar de bordjes hebben gekeken. Sauce komt achter ons aan, maar we zaten inmiddels zelf alweer op een pad richting het Hills Homestead. 48
Doordat we fout liepen hebben we wel de mazzel, dat we straks een rondje lopen, in plaats van precies dezelfde route terug. Bij de Hills Homestead aangekomen zien we een gerenoveerd huis en op een bordje foto’s van hoe dat huis er vroeger uitzag en foto’s van de bewoners van toen.
Je kunt vanaf hier nog verder omhoog naar 2 uitzichtpunten. Wij halen alleen het eerste punt, omdat we toch wel wat tijd hebben “verloren” op de heenweg met het kijken en luisteren naar vogels. Maar ook vanaf het eerste punt hebben we een mooi uitzicht op Wilpena Pound. Het is een bijna cirkelvormige rotsformatie, het lijkt op een reusachtig natuurlijk amfitheater midden in de Flinders Ranges.
Om kwart over elf vertrekken we via de Oodnadatta Track richting Marree. Al spoedig gaat het er meer naar “outback” uitzien. Onze eerste stop is bij een prachtig uitzichtspunt, van waar af we uitstekend zicht hebben op de bergen van Flinders Ranges. 49
We lunchen bij een tankstation en winkel, waar we achter op het terras de barbecue van een vriend van Sauce mogen gebruiken. Sauce bakt hamburgers voor ons. Daar horen broodjes met sla, tomaten, komkommer, rode bietjes en bonen bij. Je kunt uit allerlei sauzen kiezen om over je hamburger te doen. In de leuke winkel kopen enkele, ik ook, een hoed met een gazen net voor over het hoofd, om de vliegen geen kans te geven. Die zitten op je gezicht, in je oren, op je bril of zelfs achter je brillenglazen. Echt irritante beestjes toch wel, dus die hoed is een uitkomst. Ook tijdens de wandeling vanochtend waren ze al in tientallen bezig met pogingen om ons plezier te vergallen. Is ze toen niet gelukt en zal ze verder ook niet lukken, maar ze blijven het wel proberen. Als we pauzeren in Parachilna bij het Prairie hotel, is er inmiddels een “duststorm” aan het razen. Je ziet maar een paar meter ver en het zand zit zelfs tussen je tanden.
We rijden nu door een vlak en kaal landschap, met hier en daar een struikje en dan toch opeens weer wat schapen. Veel te eten hebben ze niet. Een korte pauze bij een kolenmijn Bucyrus Erie, waar we ook een dik soort hagedis zien, en waar we een fabriekachtig gebouw in kunnen. 50
Hier wordt het grootste deel van de energievoorziening van Australië gewonnen, en daardoor wordt het treinspoor hier ook zeer goed onderhouden. Dan rijden we door naar het plaatsje Lyndhurst. Een eindje buiten dit plaatsje woont ene Cornelius Elfrink, oftewel “Talc Alf”. Een bordje met “Talc Alf, Art Gallery” geeft aan, dat we van de weg af moeten slaan om hem te bezoeken. Helaas is hij niet thuis, maar we mogen wel kijken. Wat een puinhoop in de “middle of nowhere”!! Hoe kun je hier leven? Alf kan het.
foto van Wendy Hij is beeldhouwer. Buiten in de open lucht staan heel wat beelden van hem. Hij heeft ook allerlei slimme systeempjes aangelegd. Zijn wasmachine krijgt hij aan de praat met een erbij geknutselde fiets. 51
In een aantal van de vele autobanden, die hij om zijn “huis” en werkplaats heeft verzameld, heeft hij cactussen aangeplant.. Het klinkt misschien idyllisch, maar ik ging liever dood dan hier te moeten leven in deze dorre, droge eenzaamheid. foto van Wendy
De volgende korte stop is bij de Ochre Cliffs. Oker wordt door de Aboriginals ook nu nog verhandeld. Door de vrouwen dan. Ze gebruiken het zelf ook. In allerlei kleuren van geel tot rood. 52
Dan komen we aan in het woestijn-stadje Marree, onze overnachtingplaats voor vandaag. Marree is een stadje, dat ooit floreerde. Het was een uitvalsbasis voor reizen en expedities naar het noorden. Het ligt op de kruising van The Oodnadatta Track en The Birdsville Track. Het is een woestijnplaatsje met een gemiddelde jaarlijkse regenval van slechts 155 mm. In 1859 kwam ene John McDouall Stuart in dit gebied met zijn assistent Herrgott, die de bronnen ontdekte, waar het plaatsje zijn oorspronkelijke naam had te danken, Hergott Springs. Ergens was de arme Herrgott een “r” uit zijn naam kwijtgeraakt. Hergott Springs kamp werd opgericht in 1872 voor de onderhoudsmedewerker van de Overland Telegraph Line. Het werd een officiële stad in 1883, toen The Ghan het plaatsje bereikte. Toen kreeg het de naam Marree. Het stadje bleef echter Hergott Springs genoemd worden, tot in 1918, door de anti-Duitse gevoelens door de 1e wereldoorlog, het stationsbord en het postkantoor van naam veranderd werden in Marree. Het treinstation van The Ghan werd in 1980 opgeheven. Daarna is het inwoneraantal gereduceerd tot 70 mensen. Het is een spookstadje geworden. Maar er is wel een pub met een heus zwembad. Daar gaat niemand in, maar toch… . Wij zetten onze tentjes op, op het grasveldje naast het terras, dat naast het zwembad ligt. Niet iedereen slaapt in een tentje. Sommigen uit de groep hebben een “cabin” gehuurd voor de nacht. Wij slapen wel in een tentje, maar hebben de pech het kleinste tentje te hebben gekregen. De matjes en de slaapzakken kunnen er net in. Het is maar goed, dat we onze tassen in de bus hebben gelaten. We kijken met jaloerse blikken naar de grotere tenten, waar de sommigen in hun eentje in liggen. Maar gelukkig….. we slapen er uiteindelijk wel prima in. Terwijl de tenten opgezet worden is Wendy met de superenthousiaste hond aan het spelen. Hij rent zo hard achter de stokken of ballen aan, dat het stukje gras, dat we vrij moesten houden als doorgang, bijna omgeploegd wordt.
foto van Wendy
53
We eten buiten op het terras. Er staat binnen een lopend buffet klaar en daar kunnen we allerlei heerlijke dingen opscheppen. We zitten nog een tijdje na te kletsen, tot het tijd wordt om erin te duiken. Donderdag 1 oktober Marree, via William Creek – Coober Pedy Onder de grond slapen. Tenten weer opbreken en alles opruimen en dan gaan we al weer rijden. Onze eerste stop is Mutania. Hier hebben voorheen hippies gezeten. Er staan nog een aantal kunstwerken op een stuk land. Leuke kunstwerken, die beeldentuinen van moderne musea niet zouden misstaan. Hier hebben ze wel een vervreemdend effect. In de “middle of nowhere” (echt niets verder) staan een aantal kunstwerken in een omheind veld. In elkaar geknutseld van oude ijzeren onderdelen, mensen of bloemen voorstellend. Achteraan staat een grote “puppy-dog”, die dienst doet als tank voor water.
54
De tweede stop is bij Lake Eyre, het grootste zoutmeer ter wereld. Het is ongeveer 12 meter onder zeeniveau. Bijna elke 12 jaar raakt het meer weer eens vol van de regen. Even verderop bij het plaatsje Mound Springs gaan we kijken naar The Bubbler. Het is een soort vijver met veel mineralen, waardoor de grond eromheen meerdere kleuren heeft gekregen, voornamelijk wit. Uit het water komen steeds bubbeltjes omhoog en totaal onverwacht opeens een grote bubbel, die veel bruine grond mee omhoog brengt, en die het water bruin kleurt.
55
We rijden weer verder en de omgeving gaat veranderen. Er komen meer rode heuvels. Het is een soort baksteenrood. Dan stoppen we in het enige plaatsje William Creek, de “kleinste nederzetting van Australië”.
foto van Wendy
Het enige, dus belangrijkste bouwwerk in William Creek, is de pub. Maar die is een bezichtiging dan ook dubbel en dwars waard. De wanden en het plafond zijn behangen en beplakt met briefjes, foto’s, studentenpasjes, hoedjes, zonnekleppen, t-shirts, bh’s, boxershorts en slipjes, alles nog weer beschreven 56
of vol getekend, verkleurd door de zon en onder het stof. Genieten, en het is heel makkelijk om hier weer een nieuwe serie te maken van dertig foto’s op de wc thuis.
Er is een speciale parkeermeter (!) voor de “flying docters” ☺. Als we weer verder rijden, vertelt Sauce, dat we langs Anne Creek Station rijden. Het is een plaatsje (24.000 vierkante meter), groter dan België, en er leven 16 mensen, en dat is inclusief de piloot voor het vliegtuigje. Eigenlijk is het een boerderij, een veebedrijf. 57
Annie Aussie zit voorin en krijgt, net als iedereen die voor het eerst voorin zit, een stapeltje foto’s te zien van Sauce, voornamelijk foto’s van zijn motoren. Onderwijl halen we al tijden niet meer iemand in. We worden zelf ook niet ingehaald. Sterker nog: we hebben zelfs geen tegenliggers! We rijden over een ribbelig hobbelpad. Vreemd toch, dat zandpaden na een tijdje altijd van die ribbels krijgen. Het is precies zo als de weg naar het mooiste strand bij Playa Blanca op Lanzarote.
Dan stoppen we bij de Dingo fence, een hek met oorspronkelijk een lengte van 9600 kilometer dwars door het land, tegen de verspreiding van de dingo, de Australische wilde hond. Ten noorden van het hek is de dingo officieel een beschermd dier, maar de boeren proberen ze soms toch te vergiftigen, om hun vee te beschermen. De “fence” is nu nog maar zo’n 5300 kilometer. Via een wildrooster passeren we de “fence”. Het heeft geregend en het pad, dat we volgen, wordt nu echt glad. We voelen de bus een beetje schuiven nu en dan. Sauce schakelt wat. We vermoeden, dat hij de “4 wheel drive” optie inschakelt. In ieder geval gaat het weer beter. Er liggen zelfs plasjes water in de woestijn!! Na zo’n 2 uur op het pad komen we weer op een asfaltweg en … krijgen we weer tegenliggers. Het duurt niet lang tot we Coober Pedy bereiken. Het regent nu echt en door de ramen kun je niets meer zien, omdat het regenwater gezellige dingen is gaan doen met het stof. “Het regent hier nooit!”, zegt Sauce maar nu dus wel!! En niet zo’n klein beetje ook. Coober Pedy ligt in de Simpson desert. Het is de grootste nederzetting langs de Stuart Higway. Er heerst hier een extreem klimaat, met zeer hoge, maar soms ook zeer lage temperaturen. Coober Pedy (in het Aboriginal betekent “kupa piti” blanke man in een gat), dankt zijn bestaan aan de vele avonturiers, die hier op zoek gingen naar het waardevolle opaal. De doorzochte grotten worden nadien gebruikt als woningen. Niet zo gek, als je bedenkt, dat het hier zomers wel zo’n 45 graden kan worden. De hoogste temperatuur ooit, was 56 vertelt de onze gids Nicki, die ons komt ophalen bij onze bunker. Wij slapen hier namelijk ook onder de grond. 58
Wij zetten eerst onze koffers binnen. Na een soort van keukentje, komt er een brede gang met aan weerszijden grote nissen met 2 gordijnen en daarachter 2 stapelbedden. We kunnen uitkiezen, dus niemand hoeft boven te liggen. Sterker nog: wie alleen wil liggen, kan zo’n nis helemaal voor zichzelf alleen nemen. We hadden verwacht hier ruimtes met z’n drieën of vieren te moeten delen (dat stond in de reisbeschrijving), maar dat is helemaal niet het geval. Wel lekker. We zien een ruimte met een deur. Joepie, te gek. Maar dat feest gaat niet door, dat is de kamer voor de chauffeur. Greetje zet onze koffers dus in een andere nis. Lakens en kussens kunnen we in de keukenruimte pakken, maar we gaan nog geen bedden opmaken, we gaan eerst op rondrit met Nicki, en ja… in de regen. Het meest gebruikte woord van deze aardige meid is “Okay?” Verder vertelt ze wel leuk over de 14-jarige William, die achterbleef toen de volwassenen op zoek gingen naar water en goud. Hoe hij zich verveelde en dus een beetje ging hakken in de buurt en water en opaal vond. Het was eerst nog niet mooi. Door de wind en regen is het dof en stroef. Pas na slijpen wordt het opaal mooi. De vondst van William (in 1915) leidde tot een toevloed van mensen, die hun geluk kwamen zoeken. Nu wonen er in Coober Pedy zo’n 3000 mensen van 45 nationaliteiten. Water is nog steeds lastig. Het is zo duur, dat, zo vertelt Nicki, vrienden van haar proberen water te besparen door samen te douchen. Maar dat helpt niet echt. Gek idee, water een probleem, als we zien hoeveel er nu naar beneden komt. Dit gekke stadje met overal troep, die ze waarschijnlijk nodig hebben voor het graven, is onder andere gebruikt voor het filmen van “Priscilla, queen of the desert” , en “Pitch black” met Van Diesel. Er is een ondergrondse katholieke kerk, die we bezoeken. Deze St. Peter en St. Paul kerk, die in 1965 geopend is. We gaan de kerk bekijken. Wel lekker gek zo onder de grond. Er hangt een lijstje voor het schoonmaken van de kerk. Daar zetten vrijwilligers hun naam op en daarmee verplichten ze zich om een maand voor het schoonmaken te zorgen.
59
Het plaatsje heeft een klein ziekenhuisje. Als er echte chirurgische ingrepen nodig zijn, worden de inwoners gratis met een vliegtuigje van de Flying Doctors naar Adelaide gevlogen. In een aparte wijk wonen Aboriginals en voor hen is er in die wijk ook een plaats waar ze naar de dokter kunnen. Het klinkt een beetje alsof ze het wel prettig vinden, dat de Aboriginals niet op dezelfde plek de dokter bezoeken. Ze hebben ook een “drive-in centre”, dat in 1980 gesloten was, maar in 2002 weer geopend. Het enige “probleem” is, dat ze de films 2 jaar later te zien krijgen. Ze hebben hier geen brievenbussen bij huis, zoals wij gewend zijn. Ze hebben allemaal een P.O. box. En ze hebben een eigen schooltje met zo’n 300 leerlingen tot en met 12-jarige leeftijd. Er is een tandarts, in een caravan; voor de echte klussen moet je weer naar Adelaide. Hier hebben ze ook een “typische” manier om ruzies op te lossen. Een keer werd een artikel over een of andere club niet geplaatst in het plaatselijke sufferdje. Daarover werden een aantal leden van de club boos. Die gingen naar de redactie van de krant, die beloofde, dat het in het volgende nummer alsnog geplaatst zou worden. Toen dat evenwel wederom niet gebeurde, werd het gebouw van de redactie opgeblazen. Dynamiet hebben ze hier genoeg. Koop je waarschijnlijk gewoon in de supermarkt Het regent nog steeds!!! Het regent hier al 2 dagen achter elkaar. Daar zijn ze hier heel blij mee. Wij niet!! Nicki neemt ons mee naar een opaalmuseum. We krijgen eerst een film te zien over hoe het opaal ontstaan is en hoe men erachter kwam dat er opaal in de grond zat ( die 14-jarige William). Daarna neemt ze ons mee door een “dug-out” (een helemaal ondergronds huis) en door de mijn . Het is best ruim en koel in het huis. Een complete woonkamer met bank, tafeltje, televisie, keuken met gevulde koelkast, gevulde boekenkast en slaapkamer. In de woonkamer hangen schilderijen en er hangt zelfs een gordijn: moeten we hier geloven, dat er een gewoon raam achter zit?
We zijn het erover eens: dit zou best leuk zijn voor een paar dagen als vakantie, maar als we hier zouden moeten wonen, zouden we toch wel gek worden, of, om dat te voorkomen elk uur het huis uit moeten om gewone buitenlucht te zien. Onze Nicki is hier geboren en vindt het jammer, dat ze nog niet in een “dug-out” woont. “Zo handig”, zegt ze, “als je een extra boekenkast nodig hebt, hak je die gewoon uit de muur, paar plankjes erbij, klaar is Kees”. 60
foto van Kathy Nadat we ook door de mijn zijn gelopen, laat ze ons nog zien hoe opaal geslepen wordt. Dat gebeurt in drie fases. We kunnen in de winkel nog rondkijken en een kopje koffie of thee drinken. Als we dan naar buiten gaan, staan we opeens, verrassing, bij ons “bunkhouse 2”, waar we slapen. We maken onze bedjes op en gaan het dorp in. We nemen de route bovenlangs, via het uitzichtpunt. We moeten goed uitkijken, want op de uitgehakte treden liggen dikke plassen water. We missen door een misverstand de dame met de baby kangoeroetjes, waar de meeste anderen van onze groep wel van hebben genoten. We kopen wel al een flesje bourbon voor Sauce, om nog iets persoonlijks bij onze fooi te doen. Hij drinkt namelijk als hij klaar is met rijden altijd cola met een shot whisky uit een eigen klein flesje, dat hij in zijn binnenzak heeft. En we slaan wat bier in, want dat is bij Ayers Rock niet te koop. We gaan terug via het museum, De voordeur van ons “bunkhouse” heeft een cijfercode die je moet onthouden, want als je ’s nachts naar het toilet moet, dat buiten de slaapplaats is, en je weet de code niet meer, heb je pech en breng je de rest van de nacht kleumend buiten door.. Het regent weer pijpenstelen. We drinken onder het afdakje bij de wc’s een pilsje. Terwijl we daar zitten 61
te kijken naar de stromen water, die langs de wand naar beneden komen, is er opeens een oorverdovend kabaal: een aantal brokstukken donderen op het golfplaten dak, waar we onder zitten!
Tegen 7 uur lopen we naar de pizzeria, waar we eten. Weer regen! Er zijn een aantal grote pizza’s besteld en er is sla. Na het eten gaan we weer via het uitzichtspunt terug naar het hotel.
In onze nis is het een kabaal van jewelste. Achter in onze nis is een deur. En daarachter is klaarblijkelijk ook een “bunkhouse”. Gevuld met gillende pubers. Greetje klopt nog op de deur om ze te bewegen wat stiller te zijn, Wendy gaat er zelfs nog heen, om ze tot stilte te bewegen, maar de enige oplossing is: verhuizen. Vrijdag, 2 oktober. Coober Pedy – Ayers Rock Uluru. Ook al zou je het niet verwachten van een nacht onder de grond, heb ik deze nacht, na het verhuizen, beter geslapen, dan welke nacht ook ervoor.
Na een ontbijt stappen we alweer in de bus. Vandaag hebben we 780 kilometer te gaan in totaal. Onze eerste stop komt eerder dan gepland. Sauce ziet namelijk ergens bij een tankstation 3 “roadtrains” staan, netjes in het gelid naast elkaar. We krijgen ruim de tijd om ze te bekijken en te fotograferen. 62
En kort nadien wordt er alweer gestopt: 2 roofvogels, die zich tegoed doen aan 2 aangereden kalfjes. Dan staat er een Aboriginal op de straat. Ernaast zijn auto met de motorkap omhoog. Sauce stopt. Later horen we, dat hij een lekke band had, maar dat was het probleem niet. Daarmee kon hij zich wel redden. Hij wilde een sigaret. Wat moeten we geloven?? Bij de “State border” maakt Sauce weer een heerlijke lunch voor ons klaar. Even verderop keert hij opeens de bus. Maakt een typische Sauce-grap: “Forgot my wallet in Adelaide”; draait de bus een eindje terug nog een keer, en stopt dan. Hout verzamelen voor vanavond. Mooie dikke takken worden op het dak van de bus gestapeld en vastgebonden met zeil en touwen.
foto’s van Wendy Bij het tankstation, waar de “MAN-bus” weer volgegooid wordt, lopen emoes achter een hek. Onder een afdakje staat een giga-grote namaakemoe. Wel lekker gek. 63
foto van Wendy Niet lang daarna zien we een grote rots. Een opgewonden stemming in de bus: Ayers Rock? Maar Sauce haalt ons uit onze droom: dit is Mount Conner. Het lijkt op Ayers Rock, is 364 meter hoog, maar het is geen “rock”. Ayers Rock is één steen.
Mount Conner is een conglomeraat van stenen, en maakt deel uit van een “mountain range”. De bijnaam is Giant Toothbrush. En in het Aboriginal heet deze berg Fuluru. 64
We gaan eerst langs ons kamp, maar droppen daar alleen het verzamelde hout, om dan direct door te gaan naar onze plek voor de zonsondergang bij Uluru, de Aboriginal voor Ayers Rock. Ayers Rock is de grootste monoliet ter wereld en is 3,6 km lang en 348 meter hoog. We kunnen uitvoerig genieten van de zonsondergang onder het genot van een glaasje champagne (!) met knabbels, waar onze Sauce voor gezorgd heeft.
65
Met ons genieten nog zo’n 500 mensen van de zonsondergang. We krijgen nog een aanvaring met een meneer, die zover gaat, dat hij mijn been probeert te verplaatsen (wat hem natuurlijk niet lukt!), maar verder is het echt genieten. De “Rock” verandert continu van kleur en de horizon eromheen verandert mee. Sauce maakt een groepsfoto van ons met de “Rock” als achtergrond, terwijl we allemaal met een glas champagne in de hand staan. Als we verder ook klaar zijn met het, als Japanners, foto’s maken van elkaar, gaan we terug naar ons kamp. We hoeven geen tenten op te zetten, maar slapen in kant en klare, luxe tentjes, waar gewone bedden instaan. Het enige, wat we moeten doen, als we weg gaan, is de bedden opnieuw opmaken en de “tent” netjes aanvegen. Super!! “Zo willen we wel kamperen”, riepen de “cabin”-slapers uit Marree. Als we alles in onze tenten op orde hebben, heeft Sauce het eten al weer klaar. Jummie.
foto’s van Wendy
foto van Sauce?
Na het eten volgt wat Sauce noemt: “Getting pissed” bij het kampvuur. Een paar dagen geleden had ik bij hem zijn schouders even “gekneed”, maar toen moesten we verder. “More next time”, had ik toen gezegd, dus… hij ging op de grond voor mij zitten en wilde wel een vervolg. foto’s van Gonny
66
Dat moest echter onderbroken worden, toen Dennis, onze “really big, big, strong boy” kwam meldden, dat er 2 giga-spinnen in hun tent huisden. Sauce, doe er iets mee, massage wordt straks vervolgd. Natuurlijk lieten die spinnen zich niet zien, toen Sauce erbij kwam. Oplossing: even kamers ruilen. Sauce is dol op spinnen. Massage vervolgd en daarna naar bed. Lekker slapen in het luxe tentje. Zaterdag, 3 oktober Ayers Rock Uluru en Kata Tjuta. Vandaag moeten we vroeg op. Om 5.25 uur rijden we al weg. Voordien dus wassen, ontbijten, afwassen en wat niet al. Als we met de bus langs de controle komen, moeten we weer wapperen met de entreekaartjes, die we overigens gisteren dus ook al nodig hadden.
We gaan naar de plek, waar we de zonsopgang bij Ayers Rock kunnen bekijken. Aan de andere kant dus. De zonsopgang is lang niet zo spectaculair als de zonsondergang. Toch is het wel fijn, dat we zo vroeg zijn vertrokken, want we gaan om de Rock heen lopen. Ruim 9 kilometer is het pad om de rots heen. We kunnen kiezen uit de hele ronde of de helft of zelfs een kwart. Op 2 na loopt iedereen de hele ronde. Voordat we echt gaan lopen, vertelt Sauce in het eerste stuk het een en ander over deze omgeving. Onder andere over bomen, die, in barre tijden, takken, die niet nodig zijn om als boom te overleven, kunnen 67
afsluiten en af laten sterven. En over rijmpjes voor kleine kinderen, die de kinderen bepaalde waardevolle dingen leren, ook al snappen ze de verhalen later pas echt. Bijvoorbeeld het verhaal over de versteende jongens, die je in een grot kunt zien. Dat gaat over jongens, die ergens moeten wachten op mannen in verband met een initiatieritueel, en die maar moeten wachten en wachten. Dit verhaal moet ze leren geduld te hebben. Als je in vroeger tijden een kangoeroe wilde vangen, moest je geduld hebben. Saucegrap: is nu niet meer nodig: je rijdt ze gewoon aan met je 4-wheel-drive. Dan beginnen we met onze wandeling. Wij gaan de Uluru niet op. Overal staat dat het een heilige plek is voor de Aboriginals. En dat je daar dus niet op moet klimmen. We zien anderen, die het wel doen.
Greetje loopt in de voorhoede, ik loop helemaal achteraan. Het is prachtig. Ongelooflijk hoe één steen, want dat is het immers, zoveel verschillende kanten kan hebben. Het is steeds weer anders. Inmiddels ben 68
ik weer begonnen met een nieuwe serie voor de wc thuis: 30 foto’s van één steen. Ook naast de steen is er veel moois te bekijken. We lopen niet continu direct langs de rots (het grootste deel zelfs iets ervan af) en de bomen, struiken en grassen zijn ook prachtig.
Ik kan zelfs van 2 van de meerdere mooie vogels foto’s maken, dankzij het feit, dat een deel van de groep, die ik inmiddels ingehaald had, direct snapten, wat ik bedoelde, toen ik een seintje gaf van sssstt. Nogmaals dank “mates”. We hadden een tijd afgesproken om terug bij de bus te zijn. Het laatste stuk dus geen foto’s meer maken, maar doorlopen… en ik ben exact op tijd terug bij de bus. We worden nog even gelost bij het Visitor Centre, waar we kunnen rondkijken en koffie of iets anders kunnen drinken en de rest van de groep, die al veel eerder terug was, op kunnen pikken, en dan gaan we 69
weer terug naar ons kamp. Weer een Sauce-lunch. En dan is het wachten tot we opgehaald worden voor de helikoptervlucht. We “doen” een helikoptervlucht van een half uur. We vliegen langs een kant langs Ayers Rock, er niet overheen, en daarna over de Olga’s. Het is schitterend. Overweldigend ook om te zien hoe groot dit “lege” gebied is. Het is oneindig, en het enige wat er in deze leegte is, zijn de “Rock” en de Olga’s. De Olga’s vinden we eigenlijk mooier dan Ayers Rock. De Aboriginal naam voor de Olga’s is Kata Tjuta en dat betekent “many heads”. De grootste Olga reikt tot 546 meter en is daarmee zelfs hoger dan Ayers Rock. Zo ziet het er ook uit van boven af: allemaal bolletjes. Heel veel bolletjes en erg indrukwekkend. We hebben weer geen spijt van de helikoptervlucht.
70