EMBARGO TOT 23 NOVEMBER
EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIVINFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009
Volksgezondheid & Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België www.wiv-isp.be
Volksgezondheid & Surveillance | november 2010 | Brussel, België Intern referentienummer : 2010/ Depotnummer of ISSN : D/2010/2505/
SASSE A. VERBRUGGE R. VAN BECKHOVEN D. 02/642.50.39 (André Sasse)
[email protected] 02/642.57.05 (Ruth Verbrugge)
[email protected] 02/642.57.09 (Dominique Van Beckhoven)
[email protected]
Dit project werd gefinancierd door
EPIDEMIOLOGIE VAN HIV- INFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009 Preliminaire opmerking: alleen personen van wie de woonplaats naar regio is gekend zijn opgenomen in deze analyse voor Vlaanderen. Informatie over de woonplaats naar regio is gekend voor 63,8 % van de HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in België.
BEVINDINGEN van de gerapporteerde HIV-infecties binnen de Vlaamse populatie •
In 2009 werden 411 nieuwe diagnoses HIV gerapporteerd in Vlaanderen. Het totaal aantal HIV geïnfecteerde personen in Vlaanderen bedraagt 5473 op 31 december 2009.
•
Er werden in 2009 3 keer meer mannen geïnfecteerd dan vrouwen. Deze man/vrouw verhouding is in stijgende lijn. Die verhouding bedraagt 9,1 voor de patiënten met de Belgische nationaliteit en rond 1 bij de niet-Belgen
•
71,8 % van de geïnfecteerde mannen melden een homo/biseksuele geaardheid, een percentage die jaarlijks toeneemt. Bij de mannen met de Belgische nationaliteit gaat het om 84,9 % homoseksuelen. Bij de niet-Belgen die in Vlaanderen verblijven, gaat het voornamelijk om heteroseksuele overdracht. Bij de vrouwen gaat het voornamelijk de heteroseksuele overdrachtswijze.
•
Het aantal laattijdige diagnoses is de laatste 13 jaar gedaald, zowel bij de Belgen als bij de niet-Belgen.
•
In 2009 werden 15 nieuwe AIDS-diagnoses gesteld.
5
HIV-Patiënten
I. HIV-patiënten I.1. Alle HIV -infecties (gecumuleerd totaal en evolutie) Het gaat hier om personen die zich hebben laten testen. Over de HIV -seropositieven die nog niet getest zijn, hebben we geen informatie. Op 31 december 2009 waren er in Vlaanderen in totaal 5473 personen gediagnosticeerd met een HIV -infectie. Het betreft de personen voor wie er voldoende informatie beschikbaar is voor het uitvoeren van de analyses. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de woonplaats naar regio is gekend, opgenomen zijn in deze analyse voor Vlaanderen. Informatie over de woonplaats naar regio is gekend voor 63,8 % van de HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in België. Van deze 5473 personen hebben er 872 AIDS ontwikkeld. Vanaf 1997 ziet men een licht opgaande trend in de incidentie van HIV -infecties. Met 411 nieuw gediagnosticeerde gevallen wordt een piek bereikt in 2009 (zie figuur 1). Ten opzichte van 1997 is het aantal diagnoses in Vlaanderen meer dan verdubbeld,met een factor 2,56. De nationaliteit is gekend voor 4671 personen (92,5%), waarvan 2895 de Belgische nationaliteit hebben (57,2 %). Het aandeel personen afkomstig uit subsaharisch Afrika is tussen 2005 en 2008 gedaald. Er is een stijgende trend van de incidentie bij personen met de Belgische nationaliteit in een 8-tal jaren. (zie figuur 1). Figuur 1 : Aantal nieuwe HIV -seropositieve personen per nationaliteit en per jaar van diagnose, Vlaanderen
450 België Noord-Afrika
Subsaharisch Afrika Andere: Azië, Amerika
Europa Onbekende nationaliteit
350 300 250 200 150 100 50
6
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
0 <=1985
Aantal nieuwe HIV-diagnoses
400
HIV-Patiënten
I.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Figuur 2 stelt de verdeling voor naar geslacht en leeftijdscategorie van alle HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen 3 jaar (2007-2009), voor wie deze informatie is gekend. De zwaarst getroffen leeftijdsgroepen bij mannen zijn de 30-34 jarigen, bij vrouwen zijn het de 25-29 jarigen. Figuur 2 : Geslacht en leeftijd van alle HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2007-2009, Vlaanderen
>=60
Mannen (N=864)
Vrouwen (N=302)
55-59 50-54
Leeftijdsgroep
45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 200
150
100
50
0
50
100
150
200
Aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden
In tabel 1 wordt de evolutie van de man/vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties. Deze verhouding ligt de laatste 2 jaren iets hoger dan het gemiddelde voor de hele periode (zie tabel 1). Tabel 1 : verdeling per geslacht bij alle HIV-geïnfecteerden, Vlaanderen Jaar van diagnose < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Totaal
Mannen 54 72 89 53 112 131 116 193 127 126 111 97 115 116 121 161 148 149 188 181 222 256 265 290 309 3802
Vrouwen 2 5 21 19 35 45 61 89 66 74 64 44 45 62 79 66 78 76 94 101 137 87 107 93 102 1652
7
Niet gekend 0 0 0 0 1 2 1 2 3 0 0 0 0 0 1 1 1 1 2 0 2 1 0 1 0 19
M/V verhouding 27.0 14.4 4.2 2.8 3.2 2.9 1.9 2.2 1.9 1.7 1.7 2.2 2.6 1.9 1.5 2.4 1.9 2.0 2.0 1.8 1.6 2.9 2.5 3.1 3.0 2.3
HIV-Patiënten
De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven stijgt licht tot 2008. Het laatste jaar ligt de mediaan lager (tabel 2). Tabel 2 : Gemiddelde en mediane leeftijd bij alle volwassen seropositieve patiënten (personen vanaf 14 jaar), Vlaanderen Jaar van diagnose < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 56 74 108 72 143 167 174 272 190 195 171 137 157 169 197 221 221 222 275 281 354 334 364 380 408
Gemiddelde leeftijd (jaar) 34.8 33.7 35.2 33.5 34.1 37.2 35.0 33.6 33.7 34.8 34.7 35.3 37.8 36.7 36.6 36.1 35.5 36.6 36.5 34.7 35.5 36.2 36.2 37.6 36.7
Mediane leeftijd (jaar) 33.3 31.7 33.1 31.6 31.7 32.9 32.7 31.3 32.6 32.6 31.6 33.7 35.5 34.3 34.6 34.8 34.3 35.9 34.7 33.3 34.4 35.2 35.4 36.3 34.9
I.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 91 % van de patiënten gediagnosticeerd tussen 2003 en 2009. Bij de mannen overweegt en stijgt de proportie homo/biseksuele overdrachtswijze. Bij de vrouwen wordt in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld. (tabel 3). Tabel 3 : verdeling van de HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 2003-2005, 2006-2008 en het jaar 2009, Vlaanderen Mogelijk overdrachtswijze
Mannen
Vrouwen
2003-2005
2006-2008
2009
2003-2005
2006-2008
2009
(N=550)
(N=730)
(N=287)
(N=294)
(N=259)
(N=92)
Homo-/biseksuele contacten
57,6
68,8
71,8
-
-
-
i.v.-druggebruik
2,7
1,8
2,8
1,4
1,9
-
Homo-/biseksuele + i.v.-drugs
0,4
0,7
0,4
-
-
-
Hemofilie
0,2
0,1
-
-
-
-
Transfusie*
0,9
1,0
0,7
4,1
2,3
3,3
Heteroseksuele contacten
36,7
27,0
24,4
92,9
91,5
95,7
Moeder/Kind
1,5
0,7
-
1,7
4,3
1,1
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
Totaal**
*Belangrijke opmerking: de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend.
8
HIV-Patiënten
Tabel 4 toont de verdeling naar leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze van alle personen gediagnosticeerd met HIV tussen 2007 en 2009, voor wie deze informatie is gekend. Tabel 4 : leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij alle HIV-geïnfecteerden (2007-2009), Vlaanderen Leeftijdscategorie N 15
-
24 jaar
25
-
34 jaar
35
-
49 jaar
>
50 jaar
M V M+V M V M+V M V M+V M V M+V
i.v.-druggebruik
Contacten Homo-/biseks. heteroseksuele % %
81 47 128 286 123 409 372 92 464 119 28 147
76,5 48,4 72,0 50,4 72,0 57,8 64,7 52,4
18,5 93,6 46,1 22,4 94,3 44,0 25,3 92,4 38,6 33,6 96,4 45,6
%
Andere Risico’s %
1,2 0,8 2,8 1,6 2,4 2,2 3,3 2,4 -
3,7 6,4 4,7 2,1 4,1 3,2 0,5 4,4 1,3 1,7 3,6 2,0
In tabel 5 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen weergegeven voor de patiënten voor wie deze informatie gekend is. Sinds de jaren ’90 tot en met het jaar 2005 worden in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld. In 2006-2007 ligt de proportie homo/biseksuele contacten ongeveer even hoog als de proportie heteroseksuele contacten, om in 2008 en 2009 de overhand de nemen als vermoedelijke overdrachtswijze. De trend is duidelijk. Tabel 5 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van alle HIV-geïnfecteerden (in %), Vlaanderen Overdrachtswijze
(n)
Diagnosejaar <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
50 73 105 68 120 143 141 183 135 159 139 113 117 137 154 202 202 208 246 273 328 314 328 348 379
Homoi.v.Homo-/biseks.+i.v./biseks.contacten druggebruik drugs
80.0 58.9 53.3 51.5 43.3 47.6 41.8 37.7 30.4 27.0 40.3 47.8 45.3 33.6 35.1 41.6 35.2 33.2 38.2 35.9 38.1 49.4 46.0 56.3 54.4
4.0 5.5 1.0 5.9 3.3 3.5 7.8 4.9 2.2 5.0 5.0 6.2 3.4 4.4 3.3 3.5 4.0 3.4 2.0 3.3 1.5 1.3 3.1 1.2 2.1
0.0 1.4 0.0 0.0 0.0 0.7 0.0 0.0 0.0 0.6 0.0 0.0 0.9 0.0 0.0 0.5 0.5 1.4 0.4 0.4 0.0 0.3 0.6 0.6 0.3
9
Hemofilie
Transfusie
Heteroseks.contacten
Moeder/Kind
0.0 4.1 3.8 0.0 0.8 0.0 0.0 0.6 0.7 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 0.0 0.3 0.0 0.0
0.0 1.4 4.8 4.4 2.5 5.6 3.6 2.7 3.0 1.3 3.6 0.9 3.4 2.9 2.6 2.5 3.0 2.9 1.6 2.2 2.1 1.3 0.9 1.7 1.3
16.0 28.8 36.2 38.2 47.5 39.9 45.4 51.4 63.0 64.2 50.4 43.4 46.2 56.2 56.5 50.0 55.9 57.7 55.7 56.8 56.7 46.5 46.0 39.7 41.7
0.0 0.0 1.0 0.0 2.5 2.8 1.4 2.7 0.7 1.9 0.7 1.8 0.9 2.9 2.6 2.0 1.5 1.4 2.0 1.5 1.2 1.3 3.1 0.6 0.3
HIV-Patiënten
I.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose Het aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIV-diagnose is gekend voor 2534 patiënten (54,5 %), waarvan de diagnose gesteld werd in de afgelopen 18 jaar. Het aantal T4-lymfocyten kan beschouwd worden als een biologische marker van het infectiestadium. Dit aantal verkleint 3 naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal om en bij de 1000/mm bij personen in goede 3 gezondheid en is lager dan 200/mm bij HIV-geïnfecteerden bij de overgang naar het AIDSstadium. Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het AIDS-stadium gevorderd is. Het gemiddelde en de mediaan van het totale aantal T4-lymfocyten is weinig geëvolueerd tussen 1992 en 2004. Vanaf 2005 werd een toename vastgesteld. In 2009 is het gemiddelde aantal T43 lymfocyten hoger bij homo/biseksuele mannen ( T4 gemiddelde = 496 T4/mm ) dan bij de heteroseksuele groep ( T4gemiddelde = 414 T4/mm3) ( p<0.05). (Tabel 6) Tabel 6 : aantal T4-lymfocyten (/mm3) op het ogenblik van de HIV-diagnose Jaar
N
Gemiddelde T4
Mediaan
Percentiel 25
Percentiel 75
1992
72
386
345
224
535
1993
78
425
388
240
560
1994
82
399
377
195
558
1995
72
411
362
249
512
1996
50
449
431
134
702
1997
62
459
407
242
640
1998
84
343
320
156
481
1999
93
374
350
98
571
2000
115
392
360
199
550
2001
115
352
331
155
475
2002
149
372
333
169
505
2003
199
403
380
215
525
2004
204
367
325
158
520
2005
248
413
361
212
577
2006
225
467
419
259
618
2007
206
435
405
264
580
2008
215
443
415
259
580
2009
265
453
437
260
619
Total
2534
413
381
213
563
10
HIV-Patiënten
II. HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit Het gecumuleerde totaal aantal Belgische seropositieven gediagnosticeerd in Vlaanderen is 2895. II.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd De man/vrouw-verhouding bij Vlamingen gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar is 8,3. De zwaarst getroffen leeftijdsgroepen bij mannen zijn de 30-34 jarigen (figuur 3). Figuur 3 : Geslacht en leeftijd van de Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2007-2009, Vlaanderen
>=60 55-59
Mannen (N=558 )
Vrouwen (N=67)
50-54
Leeftijdsgroep
45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 125
100
75
50
25
0
25
50
Aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit
In tabel 7 wordt de evolutie van de man/vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties. De laatste jaren ligt deze verhouding hoger. Tabel 7 : verdeling per geslacht bij Belgische HIV-geïnfecteerden, Vlaanderen Jaar van diagnose < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Mannen 48 58 70 48 79 94 87 96 69 79 76 63 81 75 78 102 88 91 125 108 134 176 164 203 191
Vrouwen 1 2 11 10 15 22 18 18 14 18 20 20 18 17 24 19 9 12 12 13 24 24 22 24 21
M/V verhouding 48.0 29.0 6.4 4.8 5.3 4.3 4.8 5.3 4.9 4.4 3.8 3.2 4.5 4.4 3.3 5.4 9.8 7.6 10.4 8.3 5.6 7.3 7.5 8.5 9.1
Totaal
2483
408
6.1
11
HIV-Patiënten
De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven veranderen weinig in de tijd. (tabel 8). Tabel 8 : gemiddelde en mediane leeftijd bij volwassen Belgische seropositieve patiënten (personen vanaf 14 jaar), Vlaanderen Jaar van diagnose < 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 49 57 79 58 90 112 102 111 82 95 95 81 98 89 99 122 96 103 137 121 157 197 186 227 212
Gemiddelde leeftijd (jaar) 35.6 34.8 37.2 34.7 35.4 38.7 37.2 35.2 36.4 37.9 36.0 37.2 39.8 39.7 39.2 37.8 38.5 39.3 40.0 36.7 38.5 37.4 38.5 38.9 38.6
Mediane leeftijd (jaar) 34.0 32.0 36.4 33.1 32.7 36.2 35.0 34.2 33.9 35.7 31.9 36.3 37.0 38.2 37.1 36.7 37.2 38.2 39.0 35.6 38.2 36.6 38.4 37.7 36.6
II.2. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 96,4% van de Belgische patiënten gediagnosticeerd in Vlaanderen tussen 2003 en 2009. Meer dan driekwart van de mannen vermelden homo/biseksuele contacten, met een opmerkelijke stijging in 2008-2009 tot over de 80 % (Tabel 9 en Figuur 4). Bij de vrouwen nagenoeg uitsluitend heteroseksuele contacten vermeld. Tabel 9 : verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 2003-2005, 2006-2008 en het jaar 2009, Vlaanderen Mogelijk overdrachtswijze
Mannen
Vrouwen
2003-2005
2006-2008
2009
2003-2005
2006-2008
2009
(N=354)
(N=527)
(N=185)
(N=45)
(N=67)
(N=19)
Homo-/biseksuele contacten
72,9
79,5
84,9
-
-
-
i.v.-druggebruik
1,1
0,2
1,6
4,5
4,5
-
Homo-/biseksuele + i.v.-drugs
0,3
0,4
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Transfusie*
0,3
0,6
0,5
2,2
-
-
Heteroseksuele contacten
25,1
18,8
13,0
93,3
92,5
100,0
Moeder/Kind
0,3
0,6
-
-
3,0
-
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
Hemofilie
Totaal**
*Belangrijke opmerking: de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend.
12
HIV-Patiënten Figuur 4 : evolutie van de Belgische HIV-geïnfecteerden volgens overdrachtswijze en geslacht in de periode 1997-2009, Vlaanderen
Aantal nieuwe diagnosen
180 160 140
MSM
120
hetero M
100
hetero V
80
IVD M/V
60
andere/onb. M
40
andere/onb. V
20
19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09
0
Jaar van HIV diagnose M = Mannen V = Vrouwen MSM = Mannen die Seks hebben met Mannen IVD = Intraveneus druggebruik Onb. = Onbekend
Het percentage van de geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2007-2009) en besmet via homo/biseksuele contacten ligt het laagst bij personen van 50 jaar of ouder, hoewel deze overdrachtswijze ook in deze groep proportioneel nog het grootst is ( tabel 10). Tabel 10 : leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2007-2009, Vlaanderen Leeftijdscategorie N 15
-
24 jaar
25
-
34 jaar
35
-
49 jaar
>
50 jaar
M V M+V M V M+V M V M+V M V M+V
56 8 64 190 19 209 257 26 283 101 16 117
Contacten Homo-/biseks. heteroseksuele % % 89,3 78,1 87,9 79,9 82,9 75,3 68,3 59,0
5,4 100 17,2 10,0 89,5 17,2 16,3 96,2 23,7 29,7 100 39,3
i.v.-druggebruik %
Andere Risico’s %
1,8 1,6 1,1 10,5 1,9 0,4 3,9 0,7 -
3,6 3,1 1,1 1,0 0,4 0,4 2,0 1,7
In tabel 11 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen gegeven. In de meerderheid van de gevallen worden homo/biseksuele contacten vermeld. Na 1990 werden geen HIV-infecties meer gediagnosticeerd bij hemofiliepatiënten. De meeste HIV-geïnfecteerden die een transfusie vermeldden, werden buiten België of in België getransfuseerd maar vóór augustus 1985, toen de systematische opsporing van bloedgevers begon.
13
HIV-Patiënten Tabel 11 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van Belgische HIV-geïnfecteerden (in %), Vlaanderen Overdrachtswijze
(n)
Diagnosejaar <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
46 57 78 55 80 98 88 85 66 86 84 74 84 75 88 112 92 100 127 120 152 193 181 221 204
Homoi.v.Homo/biseks.contacte Hemofilie druggebruik /biseks.+i.v.-drugs n
84.8 66.7 62.8 61.8 58.8 63.3 62.5 65.9 57.6 44.2 59.5 60.8 60.7 54.7 54.6 59.8 62.0 59.0 61.4 70.0 63.2 67.9 68.5 74.2 77.0
2.2 1.8 0.0 3.6 5.0 2.0 3.4 4.7 0.0 3.5 3.6 6.8 4.8 4.0 2.3 3.6 1.1 2.0 0.8 3.3 0.7 0.0 1.1 0.9 1.5
0.0 1.8 0.0 0.0 0.0 1.0 0.0 0.0 0.0 1.2 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 0.8 0.0 0.0 0.5 0.6 0.0 0.0
Transfusie
Heteroseks.contacten
Moeder/Kind
0.0 1.8 5.1 5.5 3.8 4.1 4.6 0.0 0.0 0.0 2.4 0.0 1.2 0.0 3.4 0.0 3.3 3.0 0.0 1.7 0.0 0.5 0.6 0.5 0.5
13.0 22.8 25.6 29.1 28.8 27.6 27.3 25.9 42.4 48.8 33.3 31.1 32.1 41.3 36.4 36.6 33.7 35.0 37.0 25.0 35.5 30.1 28.2 24.0 21.1
0.0 0.0 1.3 0.0 2.5 2.0 2.3 3.5 0.0 2.3 1.2 1.4 1.2 0.0 3.4 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.7 1.0 1.1 0.5 0.0
0.0 5.3 5.1 0.0 1.3 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
II.3. Vroegdetectie van de HIV-diagnose De diagnose kan als zeer laattijdig worden beschouwd als het T4-lymfocytengehalte van de patient minder dan 200 mm3 bedraagt op het moment van de HIV -diagnose, of als AIDS wordt gediagnosticeerd minder dan 3 maanden na de HIV -diagnose. Figuur 5 toont dat de proportie van zeer laattijdig gestelde HIV -diagnoses gedaald is in de loop van de tijd, met een stabilisatie vanaf 2007: in 1997 werd 27 % van de HIV -diagnoses zeer laattijdig gesteld; in 2009 bedroeg deze proportie 17 %. Figuur 5 : proportie (%) van zeer laattijdig gediagnosticeerde HIV-infecties bij Belgische patiënten (1997-2009), Vlaanderen
40 36
35
35
30
29 27
25 22 20
22
21
15
21
15
14
15
17
11
10 5 0
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
De geobserveerde daling in de loop van de tijd doet een gunstige evolutie vermoeden wat betreft het tijdig stellen van de HIV -diagnose. 14
HIV-Patiënten
III. HIV-geïnfecteerden van niet-Belgische nationaliteit De patiënten met een andere nationaliteit dan de Belgische worden hier apart besproken daar een deel van hen nog maar kort in het land verblijft en waarschijnlijk niet in België besmet werd. Het epidemiologisch profiel van deze groep, hoewel niet homogeen, verschilt van de patiënten met een Belgische nationaliteit. Voor 2165 personen gediagnosticeerd met HIV in Vlaanderen is bekend dat ze een niet-Belgische nationaliteit hebben. III.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Bij de mannen gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2007-2009) vindt men de meeste HIVgeïnfecteerden terug in de leeftijdsgroep 30-34 jaar, bij de vrouwen in de categorie 25-29 jaar. De verhouding man/ vrouw bedraagt 1,1 wat aanzienlijk lager is dan bij Belgen (8,3). (Figuur 6) Figuur 6 : Geslacht en leeftijd van niet-Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2007-2009, Vlaanderen
Mannen (N=214)
>=60
Vrouwen (N=200 )
55-59 50-54
Leeftijdsgroep
45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 75
50
25
0
25
50
75
Aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van niet-Belgische nationaliteit
III.2. Verdeling per nationaliteit 62,3 % van de 414 niet-Belgische geïnfecteerden gediagnosticeerd in de afgelopen drie jaar (2007-2009) komt uit Subsaharisch Afrika, 23,7 % is Europeaan, 13,0 % is afkomstig uit Azië of Amerika en 1,0 % is afkomstig uit Noord-Afrika. Tabel 12 toont de verdeling van deze patiënten volgens regio en land van oorsprong.
15
HIV-Patiënten Tabel 12 : Verdeling van de niet-Belgische HIV-geïnfecteerden gediagnosticeerd in de periode 2007-2009, volgens regio en land van oorsprong indien gekend, Vlaanderen Regio Europa
Subsaharisch Afrika
Noord-Afrika
Andere: Azië, Amerika
Land van oorsprong
N
%
Nederland
32
32,7
Portugal
12
12,21
Rusland
11
11,2
Andere
43
43,9
Totaal
98
100
Kameroen
44
17,1
Congo *
34
13,2
Ghana
26
10,1
Andere
154
59,7
Totaal
258
100
Marokko
4
100,0
Totaal
4
100
Thailand
13
24,1
Andere
41
75,9
Totaal
54
100
Man/Vrouw verhouding
5,1
0,6
3,0
1,6
* waarschijnlijk RDC (onprecieze codering)
Figuur 7 toont de evolutie van de verdeling naar nationaliteit van de niet-Belgische HIVgeïnfecteerden gediagnosticeerd in Vlaanderen sinds 1990. De stijgende incidentie waargenomen sinds 1997 betreft zowel personen uit Subsaharisch Afrika als personen uit Europa. Sinds 2005 dalen en stabiliseren de nieuwe diagnoses bij personen uit Subsaharisch Afrika. De HIVdiagnoses gesteld bij personen afkomstig uit Azië, Amerika en Noord-Afrika zijn vrij stabiel. Bij de groep personen afkomstig uit een aan ander Europees land dan België is er wel een proportioneel hogere stijging, zoals aangegeven in tabel 12. Bij deze laatste betreft het in het voornamelijk personen afkomstig uit Nederland. Figuur 7 : evolutie van de verdeling naar nationaliteit van de niet-Belgische HIV-geïnfecteerden sinds 1990, Vlaanderen
140 Subsaharisch Afrika
Europa (excl België)
Azië, Amerika
Noord-Afrika
100
80
60
40
20
0 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09
Aantal nieuwe HIV-diagnoses bij niet-Belgen
120
16
HIV-Patiënten
III.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 93,4 % van de niet-Belgische patiënten gediagnosticeerd in Vlaanderen tussen 2003 en 2009. Bij de vrouwen worden heteroseksuele contacten het meest vermeld (zie tabel 13). Bij de mannen stijgt het aandeel homo/biseksuele contacten (tabel 13). Tabel 13 : verdeling van de niet-Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 20032005, 2006-2008 en het jaar 2009, Vlaanderen Mogelijk overdrachtswijze
Mannen
Vrouwen
2003-2005
2006-2008
2009
2003-2005
2006-2008
2009
(N=186)
(N=189)
(N=75)
(N=245)
(N=186)
(N=64)
Homo-/biseksuele contacten
28,0
40,2
38,7
-
-
-
i.v.-druggebruik
5,9
5,3
6,7
0,8
1,1
-
Homo-/biseksuele + i.v.-drugs
0,5
1,6
1,3
-
-
-
Hemofilie
0,5
-
-
-
-
-
Transfusie*
1,6
2,1
-
4,5
3,2
3,1
Heteroseksuele contacten
59,7
49,7
53,3
92,7
91,4
95,3
Moeder/Kind
3,8
1,1
-
2,0
4,3
1,6
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
Totaal**
*Belangrijke opmerking: de vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend.
In tabel 14 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen beschreven. De heteroseksuele overdrachtswijze wordt het meest frequent gerapporteerd. Tabel 14 : verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van niet-Belgische HIV-geïnfecteerden (in %), Vlaanderen Overdrachtswijze
N
Diagnosejaar <1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
4 15 26 11 37 45 51 96 67 71 53 36 31 59 59 83 108 103 115 151 168 118 135 122 139
HomoHomoi.v./biseks.contacte Hemofilie druggebruik /biseks.+i.v.-drugs n
25.0 33.3 26.9 0.0 10.8 13.3 7.8 12.5 3.0 7.0 7.6 22.2 6.5 8.5 6.8 19.3 12.0 9.7 11.3 9.3 14.9 18.6 17.8 24.6 20.9
25.0 13.3 3.9 18.2 0.0 6.7 15.7 5.2 4.5 7.0 7.6 5.6 0.0 3.4 5.1 3.6 6.5 4.9 3.5 3.3 2.4 2.5 5.2 1.6 3.6
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 3.2 0.0 0.0 1.2 0.9 1.0 0.0 0.7 0.0 0.0 0.7 1.6 0.7
17
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 1.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.6 0.0 0.0 0.0 0.0
Transfusie
Heteroseks.contacten
Moeder/Kind
0.0 0.0 3.9 0.0 0.0 8.9 2.0 5.2 6.0 2.8 5.7 2.8 9.7 6.8 1.7 6.0 2.8 2.9 3.5 2.0 4.2 2.5 1.5 4.1 1.4
50.0 53.3 65.4 81.8 86.5 66.7 74.5 74.0 85.1 81.7 79.3 69.4 80.7 74.6 84.8 65.1 75.0 78.6 77.4 82.1 76.2 74.6 69.6 67.2 72.7
0.0 0.0 0.0 0.0 2.7 4.4 0.0 2.1 1.5 1.4 0.0 0.0 0.0 6.8 1.7 4.8 2.8 2.9 4.4 2.7 1.8 1.7 5.2 0.8 0.7
HIV-Patiënten
III.4. Vroegdetectie van HIV De diagnose kan als zeer laattijdig worden beschouwd als het T4-lymfocytengehalte van de pati3 ent minder dan 200 mm bedraagt op het moment van de HIV-diagnose, of als AIDS wordt gediagnosticeerd minder dan 3 maanden na de HIV-diagnose. Figuur 8 toont dat de proportie van zeer laattijdig gestelde HIV-diagnoses gedaald is in de loop van de tijd : Figuur 8 : proportie Vlaanderen
(%) van zeer laattijdig gediagnosticeerde HIV-infecties bij niet-Belgische patiënten (1997-2009),
60
50
52 44
41
40
44
37
43 35
34 30
30
30
28
28
27
20
10
0 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
In 1997 werd 52 % van de HIV-infecties zeer laattijdig gediagnosticeerd; in 2009 bedroeg deze proportie 27 %. De geobserveerde daling in de loop van de tijd doet een gunstige evolutie vermoeden wat betreft het tijdig stellen van de HIV-diagnose. Opmerking : De geobserveerde verschillen tussen Belgische patiënten (figuur 5) en niet-Belgische (figuur 8) moeten met de grootste voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Bij personen van nietBelgische nationaliteit heeft de ingezamelde informatie immers soms betrekking op de eerste positieve test uitgevoerd in België, terwijl de eerste diagnose van HIV-infectie eerder werd gesteld in het land van oorsprong. De migratie veroorzaakt een bias in de schatting van de tijdigheid van de diagnose in deze populatie.
18
AIDS-Patiënten
II. AIDS-Patiënten II.1. METHODEN De in september 1982 door de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) voorgestelde AIDS-definitie wordt in België gebruikt sinds de epidemiologische surveillance begon in maart 1983. De CDC vulde deze eerste definitie aan in augustus 1987 met richtlijnen voor AIDS-diagnose bij patiënten met onbekende serologie en voor patiënten met een negatieve HIVserologie doch met aandoeningen die op AIDS wijzen (HIV-encefalitis, HIV Wasting Syndroom). Deze gewijzigde definitie wordt sinds begin 1988 in België toegepast. Sinds januari 1993 is er een nieuwe wijziging met toevoeging van drie bijkomende pathologieën aan de lijst van de AIDSdefiniërende aandoeningen zijnde longtuberculose, recidiverende pneumonie en baarmoederhalskanker. De AIDS-patiënten worden anoniem geregistreerd via een gestandaardiseerd formulier. Zesmaandelijks worden de aangegeven infecties gevalideerd in overeenstemming met de Europese AIDS definitie ( ECDC) . De volgende gegevens worden geregistreerd: datum van aangifte en diagnose, leeftijd, geslacht, burgerlijke stand, nationaliteit, etnische oorsprong, verblijfplaats, waarschijnlijke overdrachtswijze, HIV1- en/of HIV2-serologie, ziekte(n) kenmerkend voor AIDS. De opvolgingsgegevens betreffende het eventuele overlijden en de datum van de laatste consultatie worden eveneens verzameld. Na validatie wordt een statistische analyse gerealiseerd. II.2. RESULTATEN II.2.1. AIDS-patiënten : het cumulatief aantal en de evolutie van het aantal nieuwe zieken Op 31 december 2009 waren er in Vlaanderen in totaal 872 personen gediagnosticeerd met AIDS. Onder hen zijn er 439 overleden, van 72 is er geen nieuws meer en 361 zijn nog steeds in leven op 31 december 2009. Het betreft de personen voor wie er voldoende informatie beschikbaar is voor het uitvoeren van de analyses. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de woonplaats naar regio is gekend, opgenomen zijn in deze analyse voor Vlaanderen, zonder correctie voor laattijdige registraties. Informatie over de woonplaats naar regio is gekend voor 82,8 % van de AIDSpatiënten gediagnosticeerd in België. De eerste AIDS-patiënten werden in het begin van de jaren tachtig geregistreerd. In figuur 9 wordt de evolutie van het aantal nieuw aangegeven patiënten per jaar weergegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de nationaliteit van de patiënten.
19
AIDS-Patiënten Figuur 9 : nieuwe AIDS-patiënten per jaarlijkse aangifte en volgens nationaliteit, Vlaanderen
90
Belgen
Niet Belgen
Onbekend
Correctie voor laattijdige aangifte
80 70 60 50 40 30 20 10 0 1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
Als men de cijfers over de loop der jaren bekijkt, ziet men in 1993 een piek voor wat betreft het aantal nieuw gediagnosticeerde AIDS-patiënten met 77 gevallen. De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1995 en 1997 dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale geneesmiddelen. Deze daling houdt echter op vanaf 1998 en het jaarlijkse aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2008 heeft zich gestabiliseerd. Het aantal gediagnosticeerd gevallen over de vijf laatste jaren bedraagt respectievelijk 46, 19, 24, 18 en 15. Na correctie voor de laattijdige meldingen, de aantallen bedragen respectievelijk 46, 19, 25, 19 en 16. II.2.2. Zieken van de Belgische nationaliteit II.2.2.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS- patiënten De evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten werd al beschreven in figuur 9.
20
AIDS-Patiënten
II.2.2.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Zoals blijkt uit onderstaande tabel, zijn er bij de AIDS-patiënten 7 maal meer mannen dan vrouwen. Tabel 15 : verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens geslacht en diagnosejaar, Vlaanderen Jaar van diagnose 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Totaal
Mannen (n) 2 8 9 11 25 36 42 40 53 42 39 30 12 21 10 17 13 14 9 11 21 10 11 9 10 506
Vrouwen (n) 0 1 5 2 4 7 6 4 4 6 6 7 3 1 3 4 1 1 1 1 1 1 1 0 0 70
Man/Vrouw verhouding 8.0 1.8 5.5 6.3 5.1 7.0 10.0 13.3 7.0 6.5 4.3 4.0 21.0 3.3 4.3 13.0 14.0 9.0 11.0 21.0 10.0 11.0 7.2
De hoogst vertegenwoordigde leeftijdsgroep onder de personen gediagnosticeerd tussen 2005 en 2009 is die van 45-49 jaar bij de mannen, met een gemiddelde leeftijd van 45,3 jaar. De mediaan bedraagt 44,7 jaar. Er werd gedurende deze periode geen enkele diagnose gesteld bij personen jonger dan 15 jaar (figuur 10).
21
AIDS-Patiënten Figuur 10: geslacht en leeftijd van de Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen (2005-2009)
>=60 55-59
Mannen (N=61)
Vrouwen (N=3)
Leeftijdsgroep
50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 20
10
0
10
20
Aantal zieken van Belgische nationaliteit
II.2.2.3. Overdrachtswijzen Deze informatie is gekend voor 98 % van de Belgische patiënten in Vlaanderen. In tabel 16 worden de verschillende mogelijke overdrachtswijzen geordend. Patiënten met meerdere mogelijke overdrachtswijzen, werden ondergebracht in de categorie met het hoogste transmissierisico. Op het totaal aantal geregistreerde gevallen tussen 2005 en 2009, wordt de heteroseksuele weg in 28 % van de gevallen als vermoedelijke overdrachtswijze weerhouden: 25 % bij de mannen en 100 % bij de vrouwen. Bij mannen is de homo- of biseksuele overdracht de belangrijkste overdrachtswijze (70,5%). Tabel 16 : verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens overdrachtswijze (cumulatieve gegevens 2005-2009), Vlaanderen Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Onbekend Totaal
Mannen N 43 1 15 1 1 61
Vrouwen % 70.5 1.6 24.6 1.6 1.6 100.0
22
N 0 0 3 0 0 3
Totaal % 0.0 0.0 100.0 0.0 0.0 100.0
N 43 1 18 1 1 64
% 67.2 1.6 28.1 1.6 1.6 100.0
AIDS-Patiënten
Het belang van de verschillende overdrachtswijzen volgens jaar van diagnose wordt voorgesteld in tabel 17. Tabel 17 : verdeling van de AIDS-patiënten in Vlaanderen volgens overdrachtswijze en per jaar van diagnose (N) Overdrachtswijze
Totaal
<1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Totaal
3 9 14 13 29 43 48 44 57 48 45 37 15 22 13 21 14 15 10 12 22 11 12 9 10 576
Homoi.v.Homo/biseks.contacte Hemofilie druggebruik /biseks.+i.v.-drug0 n
3 5 7 8 20 25 32 28 43 30 32 21 10 13 6 8 10 7 4 5 17 7 8 6 5 360
0 0 0 0 0 2 0 1 2 0 0 0 0 1 0 3 0 1 0 1 1 0 0 0 0 12
0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2
0 0 0 0 1 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4
Transfusie
Heteroseks.contacten
Moeder/Kind
0 1 3 1 0 2 2 0 3 0 1 2 0 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 17
0 2 3 3 7 11 14 13 9 15 11 13 4 6 5 7 4 5 5 6 4 3 3 3 5 161
0 0 1 0 1 2 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 6
Men ziet dat het absoluut aantal geregistreerde patiënten verminderde sinds 1996. Tot 1996 was de homo/biseksuele overdracht de voornaamste overdrachtswijze bij de Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen. Daarna benadert het jaarlijks aantal nieuwe AIDS-diagnoses via heteroseksuele overdracht het jaarlijks aantal nieuwe AIDS-diagnoses via homo/biseksuele overdracht. In absolute cijfers wordt er voor alle overdrachtswijzen een daling waargenomen.
II.2.2.5. Tijdsverloop tussen HIV- en AIDS-diagnose Tussen 2002 en 2005 werd bij 42 % patiënten de HIV-diagnose minder dan 3 maanden voor de AIDSdiagnose gesteld, d.w.z. dat de detectie van HIV-antilichamen zeer laattijdig gebeurde in de evolutie van de infectie. Voor de periode 2006-2009 is het aandeel van de patiënten bij wie de HIV-diagnose minder dan 3 maanden voor de AIDS-diagnose gesteld werd gelijk aan 53 %. (Tabel 18). Binnen deze groep en tijdens de bestudeerde periodes, zijn de geobserveerde verschillen in de overdrachtswijze niet statistisch significant, het gering aantal gevallen in beschouwing genomen. Tabel 18 : tijdsverloop tussen rapportage van HIV-infectie en AIDS. Vergelijking jaren 2002-2005 en 2006-2009, Vlaanderen Overdrachtswijze N Homo-/biseksuele contacten i.v. –druggebruik Heteroseksuele contacten Totaal
11 1 8 22
2002-2005 Tijdsverloop < 3 maanden (%) 40.7 33.3 42.1 42.3
23
N 13 6 19
2006-2009 Tijdsverloop < 3 maanden (%) 54.2 60.0 52.8
AIDS-Patiënten
II.2.2.6. Geassocieerde klinische syndromen In tabel 19 vindt men de klinische aandoeningen die leiden tot de AIDS-diagnose. Patiënten met meerdere aandoeningen werden in de klasse van de meest frequent voorkomende aandoening geplaatst. Tabel 19 : aandoeningen leidend tot de AIDS-diagnose bij Belgische patiënten (cumulatieve gegevens 1985-2009), Vlaanderen Aandoeningen
Geslacht
Totaal
M 95 317 22 27 23 21 1 0 506
Kaposi sarcoom (KS) Opportunistische infecties (OI) KS + OI Lymfoom HIV-encefalitis HIV-wasting syndroom Lymfoïde interstitiële pneumonie Invasieve baarmoederhalskanker Totaal
V 1 55 0 3 4 5 1 1 70
N 96 372 22 30 27 26 2 1 576
% 16.7 64.6 3.8 5.2 4.7 4.5 0.3 0.2 100.0
II.2.2.7. Mortaliteit Tot 1994 is het sterftecijfer voor AIDS jaar na jaar gestegen waarna een scherpe daling is ingezet vanaf 1996, dank zij de komst van de antiretrovirale geneesmiddelen. Op het einde van 2009 waren er 190 AIDS-patiënten in leven en tevens onder medische behandeling en medisch toezicht. Figuur 11 : aantal overlijdens per jaar en aantal Belgische AIDS-patiënten nog in leven op het einde van het jaar, Vlaanderen
in leven op het einde van het jaar (cumulatief); patiënten lost to follow-up sinds meer dan 2 jaar niet inbegrepen overleden gedurende het jaar 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20
24
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
0
AIDS-Patiënten
II.2.3. AIDS-patiënten van niet-Belgische nationaliteit II.2.3.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten De evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten werd al beschreven in figuur 9. II.2.3.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Voor de periode 2005-2009 bedraagt de man/vrouw verhouding 0,73 en ligt duidelijk lager dan deze bij de Belgische AIDS-patiënten (20,3). Bij volwassen mannen is de gemiddelde leeftijd op het moment van de diagnose bij de niet-Belgen (36,6 jaar) lager dan bij de Belgen (45,3 jaar). Het verschil in leeftijd is meer opvallend bij de vrouwen: gemiddelde leeftijd van de niet-Belgen is 34,6 jaar, tegenover deze van de Belgen met 44,4 jaar. Figuur 12 : geslacht en leeftijd bij niet-Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen (2005-2009)
>=60 55-59
Mannen (N=24)
Vrouwen (N=33)
Leeftijdsgroep
50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 20
10
0
10
20
Aantal zieken van niet-Belgische nationaliteit
II.2.3.3. Verdeling volgens nationaliteit De meeste niet-Belgen zijn van Subsaharaans Afrikaanse afkomst (74 %) (tabel 20). Tabel 20 : verdeling volgens nationaliteit van de niet-Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen (cumulatieve gegevens 20052009) Nationaliteit Europees Subsaharaans Afrikaans Noordafrikaans Andere Totaal
M 3 17 1 3 24
V 0 26 0 8 34
25
Ratio M/V 0.7 0.4 0.7
Totaal 3 43 1 11 58
AIDS-Patiënten
II.2.3.4. Overdrachtswijzen Tussen 2005-2009 is de heteroseksuele overdracht is de meest waarschijnlijke overdrachtswijze in vier gevallen op vijf bij de niet-Belgische AIDS-patiënten. Tabel 21 bevat de informatie over de overdrachtswijze tijdens de periode2005-2009. Tabel 21: verdeling volgens overdrachtswijze bij niet-Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen (cumulatieve gegevens 20052009) Overdrachtswijze
Mannen N 6 2 1 13 2 24
Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Totaal
Vrouwen % 25.0 8.3 4.2 54.2 8.3 100.0
N 0 0 0 33 1 34
Totaal % 0.0 0.0 0.0 97.1 2.9 100.0
N 6 2 1 46 3 58
% 10.3 3.4 1.7 79.3 5.2 100.0
Gedurende diezelfde periode vertegenwoordigen de homo- of biseksuele contacten 25 % van de mogelijke overdrachtswijzen bij de mannelijke niet-Belgen (Tabel 22). Dit is 3 maal minder dan bij de Belgen. Tabel 22 : verdeling volgens nationaliteit en overdrachtswijze van niet-Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen (cumulatieve gegevens 2005-2009) Overdrachtswijze Homo-/biseksuele contacten i.v.-druggebruik Transfusie Heteroseksuele contacten Moeder/Kind Totaal
Europeanen N 1 2 0 0 0 3
% 33.3 66.7 0.0 0.0 0.0 100.0
Afkomstig uit Subsaha- Afkomstig uit Noordrisch Afrika Afrika N % N % 1 2.3 1 100.0 0 0.0 0 0.0 1 2.3 0 0.0 38 88.4 0 0.0 3 7.0 0 0.0 43 100.0 1 100.0
Andere N 3 0 0 8 0 11
% 27.3 0.0 0.0 72.7 0.0 100.0
We merken in belangrijke mate de heteroseksuele overdracht bij de niet-Belgen afkomstig van Subsaharisch Afrika (88,4 %). II.2.3.6. Geassocieerde klinische syndromen In tabel 23 zijn de klinische syndromen die leiden tot AIDS geklasseerd volgens dezelfde volgorde als bij de Belgische AIDS-patiënten. Tabel 23 : geassocieerde klinische syndromen volgens hiërarchie orde bij de niet-Belgische AIDS-patiënten in Vlaanderen (cumulatieve gegevens 1985-2009) Aandoeningen Kaposi sarcoom (KS) Opportunistische infecties (OI) KS + OI Lymfoom HIV-encefalitis HIV-wasting syndroom Lymfoïde interstitiële pneumonie Invasieve baarmoederhalskanker Totaal
Geslacht M 15 111 4 7 5 4 1 0 147
Totaal V 6 118 6 5 1 2 0 4 142
26
N 21 230 10 12 6 6 1 4 290
% 7.2 79.3 3.4 4.1 2.1 2.1 0.3 1.4 100.0
AIDS-Patiënten
II.2.3.7. Mortaliteit Tot 1994 is het sterftecijfer voor AIDS jaar na jaar gestegen waarna een scherpe daling is ingezet vanaf 1996, dank zij de komst van de antiretrovirale geneesmiddelen. Op het einde van 2009 waren er 168 AIDS-patiënten in leven en tevens onder medische behandeling en medisch toezicht ( figuur 13). Figuur 13: aantal overlijdens per jaar en aantal niet-Belgische AIDS-patiënten nog in leven op het einde van het jaar, Vlaanderen
in leven op het einde van het jaar (cumulatief); patiënten lost to follow-up sinds meer dan 2 jaar niet inbegrepen overleden gedurende het jaar 180 160 140 120 100 80 60 40 20
27
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
0
Patiënten medisch opgevolgd
III. HIV-patiënten medisch opgevolgd in Vlaanderen III.1. Methode Sinds het gebruik van antiretrovirale behandelingen in 1996, is de levensverwachting van geïnfecteerde personen aanzienlijk verbeterd en is de populatie van HIV-patiënten in medische opvolging sneller gestegen. Teneinde dit aspect van de evolutie, dat meer aansluit bij de prevalentie, te kunnen beschrijven en bestuderen, worden gegevens over de populatie in medische opvolging ingezameld volgens een methodologie gelijkaardig aan deze gebruikt door het epidemiologische surveillancesysteem dat sinds 1985 de incidentiegegevens van HIV-infectie en AIDS inzamelt. De patiënten worden beschouwd als zijnde medisch opgevolgd als in de loop van het afgelopen jaar minstens één virale lading werd gemeten. Aangezien de AIDS Referentie Laboratoria instaan voor het geheel van de metingen van virale lading, is het mogelijk om het aantal personen in medische opvolging te kennen. De volgende grafieken geven een overzicht van de verblijfplaats van de HIV-patiënten in Vlaanderen die medisch opgevolgd werden in de loop van het jaar 2009. Enkel de patiënten waarvan de verblijfplaats in gekend, zijn opgenomen in deze analyse. Bijgevolg is er een onderschatting van het aantal patiënten in onderstaande resultaten en zijn die gegevens niet representatief voor het geheel van de HIV-patiënten die in Vlaanderen verblijven. III.2. Resultaten III.2.1. Aantal personen in opvolging In 2009 werden 10985 HIV-patiënten medisch opgevolgd in België. Van 6560 patiënten onder hen (60%) was de woonplaats gekend. 2826 patiënten die in Vlaanderen verblijven werden zowel geregistreerd als opgevolgd in 2009. III.2.2. Beschrijving van de personen opgevolgd in 2009 III.2.2.1. Verdeling naar leeftijd en geslacht De man/vrouw-ratio van de patiënten die in Vlaanderen verblijven en die opgevolgd werden in 2009, bedroeg 2,4. De gemiddelde leeftijd bedroeg 42,4 jaar; 43,3 jaar bij de mannelijke patiënten en 40,0 jaar bij de vrouwelijke patiënten. Figuur 14 : verdeling van de HIV-patiënten met verblijfplaats in Vlaanderen en opgevolgd in 2009 naar leeftijd en geslacht
Mannen (1994)
Vrouwen (831)
Leeftijdsgroep (jaren)
≥ 70 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 500
400
300
200
100
0
100
Aantal HIV patiënten
28
200
300
400
500
Patiënten medisch opgevolgd
III.2.2.2. Jaar van HIV-diagnose van de patiënten in opvolging 70,7 % van de patiënten werden gediagnosticeerd tussen 2000 en 2009, 26,1 % in de loop van de jaren ‘90 en 3,2 % in de loop van de jaren ‘80. Figuur 15 : jaar van HIV-diagnose van de HIV-patiënten die in Vlaanderen wonen en opgevolgd in 2009
350 Aantal patiënten
300 250 200 150 100 50 2007 2008 2009
2001 2002 2003 2004 2005 2006
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
1988 1989 1990 1991 1992 1993
≤1985 1986 1987
0
Jaar van HIV diagnose
III.2.2.3. Overdrachtswijze van de infectie Figuur 18 toont de overdrachtswijzen van de infectie van de patiënten die in Vlaanderen wonen en die opgevolgd werden in 2009. Onder de mannelijke patiënten van wie de overdrachtswijze is gekend vermeldt 67,2 % homo/biseksuele contacten en 28,8 % heteroseksuele contacten. Onder de vrouwelijke patiënten voor wie deze informatie beschikbaar is rapporteert 91,5 % heteroseksuele contacten. Figuur 16 : verdeling van de HIV-patiënten die in Vlaanderen wonen en opgevolgd in 2009 volgens overdrachtswijze van de infectie
1250
43,0% 42,1%
1000
Vrouwen
750
Mannen
500 250
10,2% 1,8%
1,1%
1,8% O nb ek en d
An de r
e
0
Ho m o/ bi se ks ue He el te ro se ks ue i. v el .-d ru gg eb ru ik M oe de r-k in d
Aantal patiënten
1500
Waarschijnlijke overdrachtswijze
29
Referenties
III.2.2.4. Regio van oorsprong van de patiënten in medische opvolging Figuur 17 : Verdeling van de patiënten die in Vlaanderen wonen in medische opvolging in 2009 naar nationaliteit (gegroepeerd)
4% 1%
6%
België Europa, uitgezonderd België 23%
Subsaharisch Afrika Noord Afrika 61% 5%
Andere: Amerika, Azië, Pacif. Onbekend
64,9 % vermeldt de Belgische nationaliteit en 24,4 % van de patiënten zijn afkomstig uit subsaharisch Afrika. 73,8 % van de Belgische patiënten zijn mannen. Bij de patiënten afkomstig uit subsaharisch Afrika bedraagt het aandeel vrouwen 50.7 %.
30
Patiënten medisch opgevolgd
Referenties
1
2
3
Update on Acquired Immune Deficiency Syndrome (AIDS) - United States MMWR 1982; vol. 31/N°37 : 507-514 Revision of the CDS Surveillance Case Definition for Acquired Immunodeficiency Syndrome. MMWR 1987; vol 36/N° 1S : 3S-15S Revised Classification System for HIV Infection and Expanded Surveillance Case Definition for AIDS among Adolescents and Adults. MMWR 1992; vol 41/ N° RR-17
4
Case definitions for EU surveillance. European Centre for Diseases Prevention and Control (ECDC) http://www.ecdc.europa.eu/en/activities/surveillance/pages/strategiesprinciples_casedefinitions.aspx
31