enn Mail Feminist Economics Network in the Netherlands
MEI 2002 1. Redactioneel 2. Bestuursmededelingen 3. Personalia 4. Uit de dag van 5. Hoofdartikel 6. Het onvermijdelijke inzicht van… 7. FENN Bijeen 8. Boekenkast 9. Aankondigingen
1
REDACTIONEEL
COLOFON
FENN-Mail is de nieuwsbrief van het Feminist Economics Network in the Netherlands (FENN). De nieuwsbrief wordt gratis verstrekt onder de leden van FENN. Voor meer informatie over FENN en lidmaatschap: Secretariaat FENN, p/a Algemene Economie, FEE/UvA, Roetersstraat 11, 1018 WB Amsterdam, tel: 020-5254207, fax: 0205254254, web: http://www.fennetherlands.nl, e-mail:
[email protected].
Redactie: Anneke Hakkenberg, Nicky Pouw en Susan van Velzen. Adres: Redactie FENNMail, p/a Nicky Pouw, ISS, Postbus 29776, 2502 LT Den Haag, e-mail:
[email protected]
Graag maken wij u erop attent dat de FENN-Mail ook op de FENN website te bekijken is. Hier kunt u tevens oude uitgaven van de FENN-Mail terugvinden.
Aan dit nummer werkten mee: Jacqueline van Kalsbeek, Paula Kibbelaar en Janneke Plantenga. Alle bijdragen zijn op persoonlijke titel geschreven. Deadline kopij: FENNMail verschijnt ten minste 3x per jaar. De deadline voor het insturen van kopij voor het volgende nummer is 1 september 2002.
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
opnemen met Wendy Janssens, penningmeester van FENN:
[email protected].
BESTUURSMEDEDELINGEN Nieuwe Bestuursleden Op donderdag 28 maart 2002 is Janneke Plantenga aangetreden als voorzitter van FENN. Zij volgt hiermee Hettie Pott-Buter op, die interim-voorzitter was, na het vertrek van Edith Kuiper. Daarnaast is Nicky Pouw terug in het bestuur, ditmaal als algemeen bestuurslid. Wij hebben afscheid genomen van Elma van de Mortel, die drie jaar lang de secretaris functie voor het bestuur heeft vervuld. Wij bedanken Hettie en Elma voor hun enthousiaste bijdragen en enorme inzet voor FENN. Het bestuur is nog op zoek naar een nieuwe secretaris. Reacties gaarne richten aan:
[email protected], t.a.v. Bestuur.
Kascommissie Na twee jaar goed op de gelden gelet te hebben, trad Eelco Wierda dit jaar af als lid van de kascommissie. De kascommissie bestaat nu uit Trees Lambrechts en Irene van Staveren. FENN zoekt nog een reservelid voor de kascommissie. De tijdsbesteding is miniem (ongeveer vier uur per jaar), daarvoor hoef je het dus niet te laten! Geïnteresseerden kunnen contact
Datum nieuwe ALV Tijdens de ALV van donderdag 28 maart jl. is afgesproken twee keer per jaar een ALV te houden. De datum voor de volgende ALV is 21 november 2002, 19 uur. Tijdens deze ALV zal in ieder geval over het jaarplan en de begroting van 2003 worden gesproken. Het duurt nog even en de locatie is nog niet bekend, maar je kan de datum wel alvast in de agenda zetten!
PERSONALIA
Jetske Bouma treedt vanaf 10 juni a.s. als milieu econoom in dienst bij het International Water Management Institute (IWMI) in Hyderabad, India. Haar aanstelling is voor een termijn van drie jaar, waarin zij geacht wordt te promoveren. In haar nieuwe functie zal Jetske zich ook meer gaan bezighouden met gender vraagstukken. E-mail:
[email protected] (voorlopig).
De Vijf Punten van FENN: De redactie van de OPZIJ vroeg FENN om vijf punten aan te leveren, die wij graag terug zouden zien in het komende Regeerakkoord. Hierbij de vijf punten; de uitwerking ervan kunt u lezen in de eerstvolgende OPZIJ. Punt 1: Verplichte bijdrage van werkgevers aan de kosten van kinderopvang. Punt 2: Betaald ouderschapsverlof. Punt 3: Een gender bewust WAO beleid. Punt 4: Een geëmancipeerd belastingstelsel. Punt 5: Een gender bewust immigratie- en integratiebeleid. (Door: Janneke Plantenga, Susan van Velzen en Nicky Pouw)
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
2
UIT DE DAG VAN……. PAULA KIBBELAAR In iedere FENN-Mail vind je een persoonlijk geschreven verhaal door een van onze leden over haar of zijn dagelijkse werkzaamheden. Dit keer stellen we voor: Paula Kibbelaar, bestuurslid van FENN en als promovenda verbonden aan AGIDS/INDRA aan de UVA. Natuurlijk kun je ook zelf in de pen klimmen en ons een persoonlijk verslag uit je dagelijkse leven toesturen. Graag zelfs!
Momenteel schrijf ik mijn laatste hoofdstukken voor mijn proefschrift. Eindelijk gaat het nu om wat vrouwen werkelijk aan mij vertelden met betrekking tot hun ervaringen over de mogelijkheden, de barrières, en de strategieën op de Curaçaose arbeidsmarkt. Het is de ultieme toets over distantie en betrokkenheid. De distantie is er nu na 3 jaar ten aanzien van de vrouwen en al hun reacties. Tegelijkertijd is er de betrokkenheid die zich bij mij uit in herkenning, interesse en drang om al hun ervaringen zo gauw mogelijk op papier te zetten. In mijn onderzoek maak ik gebruik van een standaard antropologische methodiek van gestructureerde semi-diepte interviews, afgenomen bij meer dan 100 vrouwen van mbo-, hbo- en wo- niveau werkzaam bij de overheid en in de private sector op Curaçao. Allerlei vrouwen van verschillende etnische afkomst zijn geïnterviewd. Belangrijk voor mij was wel, dat zij minimaal 2 jaar woonachtig en werkzaam waren op het eiland. Dit laatste punt, plus een afgeronde tertiaire opleidingsniveau, werkzaam op de reguliere arbeidsmarkt en tussen 25-55 jaar oud, waren de voornaamste selectiecriteria voor de onderzoeksgroep. Ze moesten ook als het kon, functioneren in leidinggevende functies. Voor een groot aantal vrouwen was het de eerste keer dat zij via dit type onderzoeksvragen hun carrièrevisies en -ervaringen voor zichzelf konden analyseren. Het is daarom belangrijk deze verhalen goed en betrouwbaar over te brengen. Curaçao is een kleinschalige gemeenschap, waar veel vrouwen niet alleen mij, maar ook elkaar kennen. Er is heel wat voor te zeggen om in een ‘ bekende setting’ veldwerk te verrichten, tegelijkertijd is het riskant vanwege je rol als ‘bekende’ onderzoeker. Het feit dat ik uit een bekende familie kom, heeft mij tot op zekere hoogte de kansen en de ingangen verstrekt om soepeler de respondenten te vinden. Dat zorgt er nu voor dat ik mezelf super bewust ben van mijn verantwoordelijkheid als relatief ‘eigen’ onderzoeker, om zodoende recht te doen aan alle verhalen mij toevertrouwd. Dat betekent dat ik methodologisch ethisch verantwoord moet omgaan met de resultaten verkregen uit kwalitatief onderzoek. Gelukkig passen de uitkomsten goed in het theoretisch kader. Daarnaast moet ik mijn onderzoek uitwerken voor Opportunity in Bedrijf (OiB). Sinds februari werk ik freelance voor deze advies- en netwerkorganisatie, waar ik nu aan drie projecten meewerk. Verder publiceer ik een populaire versie van mijn proefschrift. De titel van het boek is: ”Hoge hakken, wereldbaan!… Vrouwen in sleutelposities op Curaçao”. Samen met een journaliste schrijf ik dit boekje. De fotografe, woonachtig op Curaçao, is ondertussen al begonnen met het fotograferen begonnen van de vrouwen voor hun kantoren en thuis. Tot slot geef ik een college van aan doctoraalstudenten, in de collegereeks ‘Dynamics of a Multi-Cultural Society; Race, Identity and Critical Research’ van Philomena Essed. Veldwerk doen is het onderwerp en met name de etnische /ethische dilemma’s omtrent de rol als betrekkelijke ‘outsider’. Sekse, etniciteit, sociale achtergrond zijn mechanismen die sturend zijn voor de informatieverstrekking die tijdens het interview plaatsvindt. Het boek Racing Research, Researching Race; Methodological Dilemma’s in Critical Race Studies door Windance Twine en Warren(2000) is het referentie kader. Ik zal ze vertellen wat de kennis over je(etnische)positie, achtergrond en veronderstellingen als onderzoek(ster) te betekenen kan hebben; wat je kan voorkomen en wat je kan anticiperen. En wat je er uiteindelijk allemaal mee zou kunnen doen. Paula Kibbelaar is 37 jaar en woonachtig in Amsterdam en Curaçao. Zij is sinds 1997 als promovenda verbonden aan AGIDS/INDRA aan de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen aan de UVA. Tevens is zij bestuurslid van FENN en freelance werkzaam bij OIB. E-mail:
[email protected]
3
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
FENN MOET DE MARKT OP! Een interview met Janneke Plantenga. In het hoofdartikel van FENN-Mail wordt op basis van onderzoek, naslag en/of interviews wat uitgebreider stil gestaan bij een bepaald thema. Ditmaal is het woord aan Janneke Plantenga, in gesprek met de redactie van FENN-Mail over FENN, wetenschap en de politiek.
ANNEKE HAKKENBERG EN NICKY POUW
Inleiding Op 28 maart 2002 trad Janneke Plantenga aan als nieuwe voorzitter van FENN. Janneke Plantenga, universitair hoofddocent in Utrecht en sinds kort ook bijzonder hoogleraar Sociaal-economische Aspecten van Kinderopvang aan de Rijksuniversiteit Groningen. Op 29 januari jl. hield Janneke haar oratie, getiteld: Het Kind en de Rekening. Met kennis van zaken, overzichtelijk, goed beargumenteerd en met hier en daar een humoristische kwinkslag geeft zij aan hoe het er in Nederland voor staat met de kinderopvang. Zowel wetenschappelijk als politiek gezien, valt er nog veel aan deze markt te verkennen en Janneke geeft blijk van een open oog voor deze beide werkterreinen. Ze is een wetenschapper die de politiek voorziet van deskundige en praktische adviezen. We spraken met Janneke over haar nieuwe werkzaamheden, de politiek en de toekomst van FENN.
“Allereerst van harte gefeliciteerd met je dubbele benoeming; bijzonder hoogleraar Kinderopvang en voorzitter van FENN. In hoeverre kunnen deze twee posities elkaar versterken?” “Voor het voorzitterschap van FENN ben ik gevraagd en voor de functie als hoogleraar heb ik gesolliciteerd. Beide functies geven mij een verschillende status. Het voorzitterschap van FENN brengt mij in contact met mensen die op een andere manier bezig zijn met het onderwerp feministische economie; zij beschikken over andere kennis, dragen andere ideeën uit, werken vanuit andere invalshoeken en bekleden andere posities. Uit die contacten haal ik inspiratie en energie, die ik weer aan kan wenden voor het beantwoorden van wetenschappelijke vraagstukken. In mijn positie als bijzonder hoogleraar verwacht ik op een positieve manier te kunnen bijdragen aan het netwerk FENN. Hierbij doel ik met name op de publieke functie van FENN. De recent vernieuwde eigen website schept nieuwe mogelijkheden voor FENN om naar buiten toe te treden. Dit maakt het voorzitterschap voor mij een aantrekkelijke functie.”
“Tot nu toe heb je je in je wetenschappelijke werk altijd in brede zin beziggehouden met vraagstukken op het gebied van arbeid en zorg. Met het onderwerp kinderopvang concentreer je je op een bijzonder aspect hiervan. Wat houdt je wetenschappelijke leeropdracht in Groningen precies in?” “Mijn leeropdracht bestaat uit het in kaart brengen van de markt voor kinderopvang en de daarmee samenhangende sociaal-economische aspecten van kinderopvang. Het gaat daarbij om vragen als de toegankelijkheid en de beschikbaarheid van kinderopvang, de interactie met de informele markt, de (financiële) verantwoordelijkheidsverdeling tussen markt, overheid en gezin etc. Voorheen werd kinderopvang vooral vanuit een pedagogisch perspectief benaderd. Vervolgens is hieruit de behoefte ontstaan aan een economische benadering van kinderopvang, waarbij gekeken wordt naar de welvaartseffecten van kinderopvang. Dit komt tegemoet aan mijn eigen achtergrond en belangstelling: kinderopvang als een van de scharnierpunten van de welvaartstaat. Het lijkt een klein onderwerp, maar het heeft een enorme uitstraling naar andere terreinen.”
4
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
“Op welke manier hoop je met je wetenschappelijke werk bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke en beleidsmatige discussie over kinderopvang?” “Op het ogenblik loopt er in Friesland een enquête over kinderopvang onder ouders van kinderen tot 12 jaar. Deze enquête is ook gehouden onder ruim 2500 gezinnen in de provincies Groningen en Drenthe. Gevraagd wordt naar hun mening over betaald werken buitenshuis en naar hun ervaringen met kinderopvang. Hoe slagen deze gezinnen erin om de eindjes aan elkaar te knopen, qua tijd en qua financiën? Ook wordt de verhouding tussen formele en informele regelingen van kinderopvang onderzocht. Ik vind het met name interessant om te kijken of hier verschillen in bestaan tussen gezinnen in een landelijke en stedelijke omgeving. De uitkomsten van deze enquête zijn direct bruikbaar in nationaal onderzoek en in het debat over de financiering en organisatie van kinderopvang. Daarnaast wil ik deelnemen aan het internationale debat over kinderopvang. Het gaat er dan om de verschillende zorgstrategieën op Europees niveau met elkaar te vergelijken en hier lering uit te trekken. Maar tevens is het van belang te weten wat de kwaliteit van kinderopvang is in meer marktgeoriënteerde landen, zoals de Verenigde Staten.”
“De verkiezingen staan voor de deur. Welke politieke partij komt volgens jou met wezenlijk vernieuwende voorstellen op het gebied van de kinderopvang in Nederland?” “Wat opvalt in de verkiezingsprogramma’s is dat de gerealiseerde groei van het aantal kinderopvangplaatsen in Nederland wordt gezien als een succes van Paars. Plotseling lijkt het alsof iedereen zich kan vinden in de stelling dat er meer kinderopvang moet komen en dat hier een vanzelfsprekende taak van de overheid ligt. Terwijl het de afgelopen jaren toch hard werken was om kinderopvang op de politieke agenda te krijgen. Het investeren wordt ook vooral gezien in termen van doelmatigheid: een investering is economisch efficiënt want verhoogt de arbeidsmarktparticipatie van ouders. Verder zie je de meeste politieke partijen, vanuit hun eigen achtergrond zoeken naar een evenwicht tussen arbeid en zorg. Soms met wat meer verlof, soms met wat meer kinderopvang, soms ook georiënteerd op het traditionele gezin. Keuzevrijheid is een term die alles verbindt. Er is eigenlijk niet sprake van een leidende, algemeen gedeelde visie. Je hoort bijvoorbeeld nauwelijks meer iets over het combinatiemodel. Het is nu vooral ‘levensloopbestendigheid’ wat hoog is het vaandel staat en daarbij past een streven naar gevarieerde en gedifferentieerde arbeid- en zorg loopbanen
“In je oratie spreek je over de introductie van marktwerking op het terrein van de kinderopvang. In concrete termen, wat zou op dit moment jouw advies zijn aan de politieke partijen wat betreft hun beleid ten aanzien van kinderopvang?” “Binnen de bestaande context van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang, die in 2004 van kracht wordt, is de vrijwillige bijdrage voor kinderopvang van werkgevers een weeffout. Marktwerking wordt meer gediend met een wettelijke verplichting van werkgevers tot meebetalen. De prijs en dus de toegang tot kinderopvang moet niet zijn gekoppeld aan de aard van de arbeidsrelatie. Verder valt het mij op dat veel partijen nog streefcijfers hanteren voor kinderopvang terwijl dat in een vraag gestuurd systeem van de WBK niet langer mogelijk is. Daarnaast blijft de kwaliteit van de kinderopvang een gevoelig punt, waar meer aandacht voor zou moeten zijn in het politieke debat.”
“Dan nu over naar FENN. Het ledenbestand van FENN laat een grote diversiteit aan leden zien. Waarop zou een netwerk als FENN volgens jou aanspreekbaar moeten zijn?” “Het profiel van FENN mag wat mij betreft duidelijker; zowel naar binnen als naar buiten toe. De website en de nieuwsbrief zijn hiervoor twee belangrijke media. FENN moet geen puur wetenschappelijk netwerk zijn, maar ook gericht op beleid. De doelstellingen van FENN zijn nu erg geconcentreerd op de economische discipline, terwijl deze ook de samenleving zouden moeten omvatten. Het is verkiezingstijd en FENN moet nu van zich laten horen. Er zit veel perspectief in het debat over arbeid, zorg en inkomen. FENN kan hier een wezenlijke rol in spelen, door het aandragen van oplossingen en door erop te wijzen dat beleid zinvoller en effectiever wordt als met bepaalde zaken rekening wordt gehouden. Te vaak wordt nog gedacht dat algemeen beleid voor iedereen telt, maar als je bijvoorbeeld de arbeidsmarktparticipatie van ouderen wilt verhogen moet je niet alleen het uittreden minder aantrekkelijk maken (bijvoorbeeld door het aanpassen van de 5
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
VUT-regelingen), maar moet je ook de toetreding tot de arbeidsmarkt vereenvoudigen. FENN moet niet alleen op de vingers willen tikken, maar positieve alternatieven formuleren. Het is daarbij zaak de verschillende competenties van onze leden te verenigen bij het opzetten en uitvoeren van FENN activiteiten. Ik vind het overigens heel goed dat we nu met FENN gaan werken aan een ‘combinatie effectenrapportage’ op het komende Regeerakkoord. We zullen onder meer de volgende vier thema’s bespreken vanuit een feministisch-economisch perspectief: (i) Kinderopvang/verlofregelingen; (ii) Belastingen; (iii) Sociale Zekerheid en (iv) Ziektekostenverzekeringen. Alle leden zijn uitgenodigd vanuit haar/zijn eigen specifieke achtergrond en expertise hier een bijdrage aan te leveren.”
“De discussie over arbeid en zorg zal ongetwijfeld nog enige tijd op de politieke agenda blijven staan. Waar zou die discussie volgens jou met name over moeten gaan? “De discussie over arbeid en zorg, en hoe deze te organiseren, zal ook in de toekomst een belangrijk thema blijven. Het zou goed zijn als er langzamerhand eens wat patronen duidelijk worden. Op dit moment wordt het politieke debat over arbeid en zorg vooral gevoerd vanuit het oogpunt van efficiëntie. Hoe krijgen we meer vrouwen de arbeidsmarkt op? Het publiek krijgt vooral de morele kwesties voor de kiezen. Het politieke debat laat hiermee mensen in de kou staan. Morele kwesties zouden ook in de politieke discussie een meer centrale rol moeten spelen. Hoe wordt de kwaliteit van kinderopvang optimaal gewaarborgd? Welke organisatie van arbeid en zorg geeft de grootste bijdrage aan onze welvaart? De vraag is hoe we de politieke discussie zo kunnen sturen dat deze niet alleen over efficiëntie gaat.”
“Tenslotte. Een toekomstvisie voor FENN. Hoe staat het met FENN over drie jaar?” “Over drie jaar heeft FENN statuur en staat FENN op de kaart. We worden uitgenodigd als deskundig netwerk en nemen actief deel aan het debat. Discussies worden gevoerd met de nodige flair en humor, op basis van gedegen onderzoek en serieuze analyse. FENN draagt werkbare oplossingen aan. Geen gezeur of activisme. FENN moet de markt op!” Janneke Plantenga, Economisch Instituut, Universiteit Utrecht, Kromme Nieuwegracht 22, 3512 HH Utrecht. De volledige tekst van de oratie is op te vragen via
[email protected]
6
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
HET ONVERMIJDELIJKE INZICHT VAN… De rubriek ‘Het onvermijdelijke inzicht van’ is bedoeld om de discussie over actuele onderwerpen op het gebied van feministische economie op een prikkelende wijze op gang te brengen of voort te zetten. Dit keer een stelling door Susan van Velzen, die stelt dat economen over smaak zouden moeten twisten. Reacties zijn van harte welkom en kunnen gestuurd worden naar de redactie.
SUSAN VAN VELZEN Een bekend adagium in de economische wetenschap is De Gustibus Non Est Dispuntandum; over smaak kan niet worden getwist. De uitdrukking is bekend van een artikel van de economen Gary Becker en George Stigler, maar kan ook in veel andere economische teksten worden teruggevonden. Logisch, want alleen dankzij dit adagium kan het menselijk gedrag in al haar facetten worden geanalyseerd binnen het kader van de neoklassieke economie. Toch blijkt er al bijna een eeuw lang te worden gediscussieerd over zin en onzin van dit adagium. Het onvermijdelijke inzicht dat uit deze discussie naar voren komt, is dat we als economen niet diep genoeg kunnen nadenken over de betekenis van de aanname dat over smaak niet kan worden getwist. Doen we dat niet, dan lopen we met name op het terrein van de welvaartseconomie het risico vrij onzinnige uitspraken te doen. Want wat betekent De Gustibus Non Est Dispuntandum? De econoom Hennipman gaat in zijn Economisch motief en economisch principe (1945: 374) in op de essentie. ‘De theorie ontkent in geenen deele dat inhoud en rangorde der behoeften aan den wil van het subject onderworpen zijn en dat (…) zelfs een belangrijk deel der menschelijke activiteit erop is gericht behoeften te ontdekken en te ontwikkelen’. Maar, zo stelt hij, voor economen zijn de behoeften en de rangorde van die behoeften een gegeven; voor de toepassing van de economische methode maakt het niet uit hoe deze tot stand zijn gekomen. Kortom: over smaak valt te wisten, maar niet door economen omdat smaak nu eenmaal niet voor een (neoklassieke) economische beoordeling vatbaar is. Een begrijpelijk en wat mij betreft geenszins onzinnig betoog. Het gaat mis als economen menen wél normatieve uitspraken te kunnen doen op basis van gegeven preferenties. Lees ze er maar eens op na, de goedbedoelde adviezen van (sommige) economen aan beleidsmakers. Vrij vaak stuit je op argumentaties die veronderstellen dat goed beleid beleid is wat mensen onder bepaalde (markt)voorwaarden zoveel mogelijk de ruimte geeft hun doelen zelf te verwezenlijken. Dit klinkt als een verkiezingsslogan waar weinig mis mee is. De catch zit hem erin dat deze benadering ‘de inhoud en rangorde der behoeften’ niet problematiseert. Ook veel welvaartseconomen maakt het - als economen - in het geheel niet uit of onze voorkeuren nu de resultante zijn van slechte of van goede ervaringen, van een slechte of goede sociale omgeving, of van een slechte of goede opvoeding. Als we onze behoeften maar kunnen bevredigen. In Gary Becker’s Accounting for Tastes (1996) valt te lezen tot wat voor een soort redeneringen dit kan leiden. Zolang mensen maar menen dat hun welvaart toeneemt, gaat alles goed, of deze perceptie nu reëel of vals is, het gevolg van ouderwetse gewoonten of tradities, hallucinerende middelen, verleidende preken of anderszins. Als dat zo zou zijn, verzuchtte de econoom Frank Knight al in 1922, dan zou het ‘probleem van het leven’ eenvoudigweg een economisch probleem zijn. Maar zo simpel is het helaas niet: ‘there are no rules for judging values, and it is the worst of errors to attempt to make rules (…) but it is also most false to assert that one opinion is as good as another, that de gustibus non dispuntandum est’. De les die valt te trekken, is wat mij betreft deze. Het standaard neoklassieke economische begrippenkader van preferenties, restricties en gedrag kan goed worden toegepast om inzicht te krijgen in menselijk gedrag in tal van situaties. Om uitspraken te doen over ‘het goede leven’ is echter meer nodig en volstaat het niet om te veronderstellen dat de ene preferentie net zo goed is als de andere. Vanuit een welvaartseconomisch perspectief heeft de economische wetenschap dan ook ethiek nodig, en ontsnapt ze er niet aan om over smaak te twisten. Susan van Velzen werkt op het Ministerie van Financiën en promoveerde vorig jaar aan de Universiteit van Amsterdam op haar proefschrift Supplements to the Economics of Household Behavior. E-mail:
[email protected].
7
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
FENN BIJEEN In deze rubriek brengen leden verslag uit van FENN-bijeenkomsten die recentelijk hebben plaatsgevonden. Mocht je niet bij een dergelijke bijeenkomst aanwezig zijn geweest, dan is hier de kans om er iets over te lezen! Vrijwilligers die zich willen aanmelden als ‘verslaggever’ van een volgende FENN-bijeenkomst kunnen contact opnemen met de redactie.
Verslag Interne Discussie FENN Na afloop van de ALV op 28 maart jl., vond onder de aanwezige leden een discussie plaats over de betekenis van de “F”, “E” en (eerste) “N” van FENN. Doel van de discussie was om duidelijker te krijgen waar we als FENN voor staan. Hettie Pott-Buter, Janneke Plantenga en Margreet Schuit gaven de aftrap voor deze discussie, waarvan de hoofdpunten hier als volgt zijn samengevat. De “F” van feministisch Hettie Pott-Buter geeft drie definities van de “F” van feministisch: die van de vrouwenemancipatiebeweging waarin het streven naar gelijke rechten en mogelijkheden voor mannen en vrouwen centraal stond, die van de feministisch-socialistische beweging tegen vrouwenonderdrukking en vóór vrouwenbevrijding, en die van de radicaal-feministische autonome vrouwenbeweging: ‘van vrouwen, alleen door vrouwen’. Alle drie de stromingen hebben bijgedragen aan de verbetering van de positie van vrouwen. Hettie haalt Nout Wellink aan, die bij zijn presentatie op de FENN website launch het boodschappenwagentje als metafoor gebruikte voor de economie die bijsturing nodig heeft. Met FENN moeten wij proberen het karretje van de economie bij te sturen. De “E” van economie Janneke Plantenga benadrukt dat de “E” van economie belangrijk is als signaal naar buiten toe; we moeten ons breed profileren, maar wel als economen. We spreken de taal van onze vakgenoten in ieder geval passief, sommigen ook actief. Echter, we vullen de “E” niet te stringent in. Economie staat voor meer dan financiën alleen. Ook de methode is ruimer dan veelal wordt gedacht, en zou niet altijd het vaste patroon van doelstelling, restricties en gedrag moeten volgen, maar bijvoorbeeld ook aandacht moeten schenken aan de wereld achter die doelen en restricties. Met FENN bestrijken we de randgebieden tussen economie en recht, economie en sociologie, et cetera. Dit biedt veel mogelijkheden, omdat belangrijke onderwerpen zoals arbeid, inkomen en zorg en sociale zekerheid niet netjes verkaveld zijn langs traditionele grenzen van wetenschappelijke disciplines. Een bepaald empirisch probleem moet altijd het uitgangspunt zijn, niet de discipline an sich. De “N” van netwerk Wat betekenen bovenstaande stellingen voor een netwerk als FENN waar ook niet-economen lid van zijn? We screenen niet aan de poort wie wel of niet drs. Economie is. Er zijn interessante bijdragen te verwachten van mensen uit andere disciplines, en deze mensen moeten we actief uitnodigen om lid te worden. De gemeenschappelijke deler is dat we ons vanuit een feministisch perspectief bezighouden met economische vraagstukken. Margreet Schuit wijst erop dat deze gemeenschappelijke deler ons er toe in staat stelt kritiek te formuleren op het nog veelvuldig gebruikte begrip ‘niet-werkende partner’ waar feitelijk ‘niet-verdienende partner’ wordt bedoeld. Een goede zaak, zeker als we niet alleen theoretiseren over het juiste begrippenkader, maar ook expliciet de brug tussen economische wetenschap en beleid weten te slaan, en ook binnen en buiten het netwerk de dialoog met andere disciplines zoeken. We moeten proberen het aantal leden uit te breiden, om zo onze doelstellingen te realiseren. FENN moet de bekendheid opzoeken. Actualisering van het debat We kunnen en moeten als FENN inhaken op het actuele debat, gedegen, oplossingsgericht en ook: met humor! Besloten is om met FENN een ‘combinatie effectenrapportage’ te schrijven op het komende Regeerakkoord. De eerste bijeenkomst hierover vond plaats op donderdag 16 mei j.l.. Via de FENN website wordt u verder op de hoogte gehouden over deze activiteit. Wilt u meedoen of wilt u meer informatie, neem dan contact op met Susan van Velzen, e-mail:
[email protected], tel: 070-3459849.
8
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
BOEKENKAST In de ‘Boekenkast’ staan recensies en aankondigingen van recent verschenen boeken en tijdschriften. Kant en klare kopij, maar zeker ook ‘tips’ over nieuwe boeken, tijdschriften en artikelen kunnen worden gestuurd naar de redactie van FENNMail.
Onbetaalde Arbeid op het Spoor. Een methode om kennis over onbetaalde arbeid te integreren in het sociaal-economisch beleid - Hooghiemstra, Erna, Ans Oudejans, Saskia Keuzenkamp (2002), Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (Onderzoeksrapport 2002-1), 128 pp. Te bestellen via www.scp.nl. Met het verdwijnen van de dominantie van het kostwinnersmodel zijn onbetaalde en betaalde arbeid meer met elkaar verweven geraakt. Het sociaal-economisch beleid zou daarmee rekening moeten houden en er worden dan ook maatregelen getroffen om het combineren van arbeid en zorg te vergemakkelijken. Dat betekent echter niet dat het vanzelfsprekend is om onbetaalde arbeid te betrekken bij de algehele voorbereiding van het sociaal-economisch beleid. Om de integratie van onbetaalde arbeid in het sociaal-economisch beleid te bevorderen heeft het SCP op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een instrument ontwikkeld: het Stappenplan integratie onbetaalde arbeid. In dit onderzoeksrapport wordt dat instrument gepresenteerd en toegepast op de Sociale nota 2001, één van de centrale beleidsnota's van het sociaal-economisch beleid. De analyses laten zien dat onbetaalde arbeid vooral een plaats krijgt in het arbeidsverhoudingenbeleid. Bij de andere delen van het sociaaleconomisch beleid wordt over het algemeen nauwelijks rekening gehouden met onbetaalde arbeid, terwijl op grond van de literatuur blijkt dat daar wel aanleiding voor is. Het rapport biedt de beleidsmakers handvatten om onbetaalde arbeid meer te integreren in het sociaal-economisch beleid.
The Future of Family and Work: evaluating family friendly policies - European Network of Economic Policy Research Institutes (Enepri) working paper no. 9, February 2002, http://www.enepri.org Do family friendly policies contribute to the reconciliation of work and family life? Family friendly policies have recently attracted a lot of interest among politicians in order to improve the conditions for families with children. For example, parental leave policies governed by law have reached great importance, mainly, in continental European countries. Therefore, it is of great importance to be able to evaluate family friendly policies. It is striking that differences in the policy design of family friendly policies (e.g. parental leave, and provision of child care) across countries coincide with differences in labour market outcomes. In Scandinavian countries, for example, parental leave is granted for 6 to 15 months and high replacement rates are paid by the state. At the same time, female labour force participation rates are high. By contrast, in Germany law guarantees parental leave for up to three years and the replacement rate is very low. Furthermore, labour force participation rates of young women with children are relatively low. Where the differences in the labour market participation rates are well established, one may consider looking at further outcome variables, such as gender wage gap, fertility and child quality. Research in European countries so far has mainly focused on the female labour force participation rate and reduced form model frameworks. In a recent workshop oganized by among others IZA several researchers were brought together to discuss new evidence on family friendly policies, based on micro-economic data analyses or other approaches. Some titles of papers presented are: 'Parental employment and child' cognitive development' ( Christopher Ruhm) 'Limits to specialization: efficiency and the division of labor in modern families' (Shelly Lundberg), 'The wage penalties of heterogeneous employment biographies: an empirical analysis for Germany'(Miriam Beblo & Elke Wolf) and 'Dutch women's wages: is there a double selection into motherhood and type of jobs? (Cécile Wetzels). Most papers can be downloaded from www.iza.org .
9
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
Midlife Caregiving and Employment. An analysis of adjustments in work hours and informal care for female employees in Europe - C. Katharina Spiess & Ulrike Schneider (2002). This study examines eldercare in private households and the employment behaviour of female caregivers in Europe. Based on the first three waves of the European Community Household Panel the authors estimate probit-models to analyse the probability of caregiving and use a simplified difference-in-difference approach to explain the correlation between changes in caregiving behaviour and changes in working hours. They restrict their sample to middle-aged women in 12 EU-countries. They find a significant negative association between starting or increasing informal caregiving and the change in weekly work hours. No such association emerges for women terminating a caregiving spell or reducing care hours.
Efficiency in Marriage - Shelly Lundberg & Robert A. Pollak, NBER-working paper No. 8642, Cambridge, MA: National Bureau of Economic Research, Inc. Economists usually assume that bargaining in marriage leads to efficient outcomes. The most convincing rationale for this assumption is the belief that efficient allocations are likely to emerge from repeated interactions in stationary environments, and that marriage provides such an environment. This paper argues that when a current decision affects future bargaining power, inefficient outcomes are plausible. If the spouses could make binding commitments -- in effect, commitments to refrain from exploiting the future bargaining advantage -- then the inefficiency would disappear. But spouses seldom can make binding commitments regarding allocation within marriage. To investigate the efficiency of bargaining within marriage when choices affect future bargaining power, Lundberg & Pollak consider the location decisions of two-earner couples. These location decisions are transparent and analytically tractable examples of choices likely to affect future bargaining power, but the logic of their analysis applies to many other decisions. For example, decisions about education, fertility, and labor force participation are also potential sources of inefficiency. The paper can be downloaded from: http://www.nber.org/papers/w8642.
!!!! Zie voor meer literatuursuggesties FENN's nieuwe website !!!! http://www.fen-netherlands.nl
Contested Concepts in Gender and Social Politics - Barbara Hobson, Jane Lewis & Birte Siim (eds.) (2002), Edward Elgar Publishing, 240 pp. Hardback 1 84064 457 5. This book challenges mainstream thinking on welfare states, citizenship, family, work, and social policy. Contested Concepts in Gender and Social Politics analyses the corresponding shifts in political discourse, and the changes in socio-political configurations that mirror changing gender relations. The discussion is both international and interdisciplinary, and focuses on exclusion and inclusion, care, civil society and representation, amongst others.
Conference Papers on “Globalisation and Gender” On 18 Februay 2002, the German Parliament held a public hearing on the topic Globalisation and Gender, where a number of leading researchers presented discussion papers on the following subjects: Macroeconomic policy from a gender perspective (Prof. Diane Elson); The impact of free trade on women (Dr. Mariama Williams); Food security and human security in Africa (Dr. Achola Pala Okeyo); The situation of women in the German and East Euroepan labour market (Dr. Friederike Maier); Gender perspectives on financing for development (Dr. Maria S. Floro); Mainstreaming gender in international organisations (Dr. Caroline Moser); Effects of globalisation on human trafficking and forced prostitution in India (Dr. Pawan Surana). The papers can be downloaded from: http://e-education.uni-muenster.de/enquete.
10
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
AANKONDIGINGEN Kopij voor de rubriek Aankondigingen kan worden gestuurd naar de redactie van FENN-Mail. De eerstvolgende deadline voor het inzenden van kopij is 1 september 2002. Aankondigingen kunnen ook worden verstuurd via het FENN-E-Mail netwerk,
[email protected].
Oproep "Gelijke kansen op de arbeidsmarkt" Hierbij doe ik een oproep met betrekking tot het onderwerp "Gelijke kansen op de arbeidsmarkt". Graag zou ik in aanraking komen met personen die ook interesse hebben voor of zich al eerder bezig hebben gehouden met dit onderwerp. Mijn interesse voor dit onderwerp is gegroeid vanuit de ervaringen op de arbeidsmarkt vanaf begin jaren '80. Als Algemeen Bestuurslid van de Vrouwen Alliantie probeer ik ook daar ingangen te vinden. Het gaat me niet zozeer om een specifiek genderperspectief, meer om gelijke kansen in het algemeen, bijv. in relatie tot mensenrechten. Ik ben van mening dat het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs wenselijk is, maar dat aansluitend daarop meer aandacht dient te komen voor gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Dit is mijns inziens onterecht een onderbelicht onderwerp. Ik wil d.m.v. artikelen bijdragen aan zowel (publieke) opinievorming als (zo mogelijk) theorievorming en/of aansluiting zoeken bij een maatschappelijke organisatie. Reacties zijn van harte welkom. Jacqueline van Kalsbeek Leusdenhof 174 1108 DE Amsterdam tel. 020-6961648 (privé)
Studiemiddag Globalisering vanuit een Genderperspectief Op 8 juni 2002 organiseert de werkgroep Internationaal van de Vrouwen Alliantie (VA) een studiemiddag over Globalisering vanuit een Genderperspectief met als doel het informeren van de achterban en andere geïnteresseerden. Drie sprekers, waaronder Rachel Kurian (ISS) en Willem Hoogendijk (Stichting Aarde), houden een inleiding over het onderwerp, waarna het publiek in de discussie wordt betrokken. Vragen die aan de orde komen zijn de volgende. Rondom het thema 'globalisering en gender': Wat is economische globalisering? Wat zijn de voor en nadelen voor vrouwen? Hoe verhoudt zich dit voor vrouwen in rijke geïndustrialiseerde landen t.o.v. vrouwen in ontwikkelingslanden. En rondom het thema 'globalisering en wereldhandel': welke bijdrage levert wereldhandel aan de gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling in de wereld? Onder welke voorwaarden en van welke handelssystemen profileren vrouwen (in Nederland en ontwikkelingslanden) het meest bij de liberalisering van de wereldhandel? En tot slot rondom het thema 'globalisering en kapitaalstromen': Bestaan er alternatieve kapitaalstromen? Welke invloeden kunnen vrouwen in Nederland uitoefenen op het economische globaliseringproces en de kapitaalstromen? Welke rol kan de Vrouwen Alliantie hierin vervullen? Zie voor meer informatie over de middag: http://www.vrouwenalliantie.nl/c/actueel/studiemiddag/index.html
Workshop over ‘Recent developments in institutional economics’ Geoffrey Hodgson (University of Hertfordshire), bekend van onder andere Economics and Evolution (1993) en Economics and Institutions (1988), verzorgt van 10 tot 14 juni a.s. een workshop over 'Recent developments in institutional economics’. De workshop is georganiseerd door het Netwerk Algemene en Kwantitatieve Economie en wordt gehouden op het Centraal Planbureau, Den Haag. Voor meer informatie zie: http://www.nake.nl.
11
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2
IAFFE-Europe IAFFE-Europe is nog steeds op zoek naar contactpersonen in Nederland. De taakomschrijving luidt als volgt: Contactpersonen stellen zich beschikbaar voor het beantwoorden van vragen die betrekking hebben op de Nederlandse situatie op het gebied van feministische economie. Zij stellen hun naam, adres, telefoon en e-mail adres beschikbaar op de website als contactpersoon voor feministische economen in Nederland. Zij werken samen met het secretariaat van IAFFE-Europe om een overzicht te maken van feministisch economie onderzoek en lesprogramma´s in Nederland. Zij zijn bereid om samen met het Organisatiecomité te werken aan de verdere organisatie van IAFFE-Europe. Reacties kunt u sturen aan: IAFFE-Europe secretariaat, Universiteit van Amsterdam, Roetersstraat 11, 1018 WB, Amsterdam, tel: 020-5254189, fax: 0205254254, e-mail: email:
[email protected]. Zie ook, de website van IAFFE-Europe: http://www.fee.uva.nl/iaffe-europe.
!!!! Zie voor meer aankondigingen FENN's nieuwe website !!!! http://www.fen-netherlands.nl
12
FENN-Mail Jaargang 7 Nummer 2