Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
DOCUMENT VVKSO CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/64 2015-04-03
Enkele denkpistes i.v.m. de consequenties van het M-decreet voor de b-stroom in de eerste graad 1
Aanleiding – mogelijk gewijzigde instroom
Het M-decreet verstrengt de toelatingsvoorwaarden tot het buitengewoon onderwijs. De verwachting is dat in het basisonderwijs minder leerlingen een verslag zullen krijgen. Voor de b-stroom in de eerste graad denken wij dan o.m. aan: •
de gevolgen van de afschaffing van het type 8 in het buitengewoon basisonderwijs en van het type 1 in het buitengewoon basis- en secundair onderwijs: er zullen meer leerlingen met een lichte verstandelijke beperking in de b-stroom terecht komen;
•
de gewijzigde toelatingsvoorwaarden tot het type 3: leerlingen met ADHD, een oppositioneelopstandige gedragsstoornis, `conduct disorder', een angst-, stemmings- of hechtingsstoornis (type 3) zullen langer in het gewoon onderwijs blijven. 1
•
een stijging van het aantal leerlingen met een autismespectrumstoornis die geen verstandelijke beperking hebben.2
2
Uitdaging
Momenteel leggen heel wat scholen een maximumcapaciteit vast voor de b-stroom in de eerste graad. Een aantal scholen beschermt hun draagkracht door geen b-stroom aan te bieden of er zo weinig mogelijk leerlingen in te schrijven. Als het aantal leerlingen in de b-stroom groter zou worden, dan dreigt het voor sommige leerlingen moeilijk te worden ergens terecht te kunnen. Binnen het katholiek onderwijs zou regionaal overleg er moeten toe leiden dat elke leerling ergens terecht kan. Naast een regionale verantwoordelijkheid kan ook het VSKO hierin een rol spelen. De koepel kan sensibiliseren om per regio in voldoende b-klassen te voorzien. Op langere termijn kan een bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting bijdragen tot een oplossing.
1
Leerlingen kunnen namelijk enkel tot type 3 worden toegelaten op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek. Voor vele ouders is dit – gezien de wachtlijsten en de onkosten van een onderzoek – een grote stap
2
Ook zij kunnen enkel tot het buitengewoon onderwijs (type 9) worden toegelaten op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek.
2 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
3
Uitgangspunt = gemeenschappelijk curriculum
We blijven uitgaan van een gemeenschappelijk curriculum. Dit betekent dat: •
we maximaal inzetten op redelijke aanpassingen waaronder compenserende en/of dispenserende maatregelen. Mede omdat er in de b-stroom ontwikkelingsdoelen gelden, werken we op basis van de goedgekeurde leerplannen echter van meet af aan met het vooruitzicht op een zinvol leertraject na de eerste graad in een arbeidsmarktgerichte studierichting in het gewoon voltijds of deeltijds onderwijs.3 Dit is de finaliteit van de b-stroom. We focussen dus in geen geval op de horizontale ste doorstroming naar het 1 leerjaar A. Dit is enkel mogelijk voor enkele uitzonderingen. De individuele flexibiliseringsmogelijkheden worden maximaal aangewend. Zie punt 4.2. Dit impliceert ook dat we in het BVL aandacht besteden aan de totale persoonlijkheidsontwikkeling, in het bijzonder ook aan attitudes (werkhouding, stiptheid, nauwkeurigheid …) die van belang zijn voor het arbeidsmarktgericht traject dat we voor ogen hebben.
•
leerlingen met een verslag dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs, worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Er komt altijd een overleg met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn. Een school van het gewoon onderwijs moet leerlingen die aangewezen zijn op een individueel aangepast curriculum, echter alleen op vrijwillige basis inschrijven. In geval van een weigering, vloeit de vaststelling van de onredelijkheid van de gevraagde aanpassingen voort uit voornoemd overleg. Ook de specificiteit van de ste huidige groep leerlingen in het 1 leerjaar B kan mee spelen.
4
Hoe gaan we te werk?
4.1
Warme overdracht vanuit het basisonderwijs
Elke leerling heeft alle belang bij een vlotte overgang tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs. Een zorgzaam inschrijvingsbeleid vertrekt vanuit een “zorgzame intake”. Om het mogelijk te maken dat een school een nieuwe leerling snel, efficiënt en gericht kan begeleiden is het van belang dat de school informatie doorkrijgt van de vorige school en dus niet ‘van nul’ moet starten. Hoe men tot een BaSO-fiche komt, wordt beschreven in de Mededeling van 24 maart 2015 over “Continuering van zorg van basis- naar secundair onderwijs” (M-VVKSO-2015-011). Wanneer een leerling het getuigschrift basisonderwijs niet haalt, ontstaat er voor de instroom in het secundair onderwijs echter een specifieke situatie. 4 De basisschool informeert de leerling en de ouders over de aanpak die de leerling nodig heeft, over de obstakels waarop de leerling botst in bepaalde leergebieden, over de werkpunten maar ook over zijn sterktes. Samen met de ouders wordt beslist welke informatie kan doorgegeven worden naar het secundair onderwijs en hoe dat doorgeven best gebeurt. De basisschool stelt samen met de ouders en de leerling een pakket samen. Daarin kan het rapport van de leerling aangevuld worden met een samenvatting van de obstakels in het leren van de leerling, vooral voor de leergebieden waar de leerling het moeilijk mee heeft, zijn taalvaardigheid, en overkoepelende aandachtspunten voor het team. Dat kan gaan om de aanpassingen en maatregelen die in de basisschool de leerling ondersteund hebben (hulpmiddelen zoals dyslexie- en andere software, studiebuddy, visuele schema’s, rekenmachine of spellingsoverzichten, …), maar ook om een specifieke aanpak die de leerling helpt in zijn
3
Voor leerlingen van wie blijkt dat er geen mogelijkheden zijn binnen het gemeenschappelijk curriculum kan een overstap naar BuSO-OV 3 een goed alternatief zijn.
4
Zie ook: VVKBaO, 26 maart 2015, Het getuigschrift basisonderwijs toekennen. Hoe begin je eraan?, punt 5.2
3 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
functioneren op school (een maatje om de agenda in orde te houden, een tafel apart om rustig te kunnen werken, hulp bij het plannen en uitvoeren van taken, specifieke afspraken bij het samenwerken met anderen, …). Er kan een selectie toegevoegd worden van werkstukken, portfolio, taken die een beeld geven van de sterktes en van de moeilijkheden van de leerling. Samen met de ouders en leerling brengt de basisschool informatie samen over de wijze waarop de leerling in groep functioneert, over hoe hij het leren en de school ervaart, welke zelfstandigheid hij in het leren toont, wat ouders en leerling verwachten van het secundair onderwijs, op basis van hun ervaringen met het zorgbeleid in de basisschool. Wat hebben ze bijzonder gewaardeerd, wat heeft de leerling sterk ondersteund, wat zien ze graag terugkomen in het secundair onderwijs, welke obstakels zien ze en waar liggen nog onzekerheden bij de overgang naar het secundair onderwijs? Hier kiezen we voor een specifiek document, waarvan je een model vindt als bijlage 1. Door de informatie samen met ouders en leerling te formuleren, garandeert het schoolteam de privacy van de leerling. Sterker nog is de uitnodiging naar ouders en leerling om het eigenaarschap voor het leerproces op te nemen en actief te participeren aan de overgang naar de secundaire school. Niet zelden vergezelt de leerkracht van het zesde leerjaar of de zorgcoördinator leerlingen zonder getuigschrift bij de inschrijving in de secundaire school. Zo kan het gezamenlijk opgestelde document daar nog verder toegelicht worden. De regelgeving stelt in dit verband dat bij verandering van school de beide scholen leerlingengegevens ook rechtstreeks mogen overdragen indien ze betrekking hebben op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan en indien de overdracht enkel gebeurt in het belang van de betrokken leerling. Het doel is precies om te komen tot een continuering van zorg. De ouders worden hierover geïnformeerd, bv. via het schoolreglement. Zij kunnen zich tegen wel deze overdracht verzetten. 5 Met het oog op een constructieve samenwerking met de ouders, is dit eerder een noodscenario.
4.2
Flexibele invulling van het leertraject
•
Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hebben recht op redelijke aanpassingen. De klassenraad kan het leerprogramma gedurende een deel of het geheel van het schooljaar aanpassen door o.m. het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De klassenraad werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze (= principes van het handelingsgericht werken) samen met het CLB en de ouders. De specifieke onderwijsbehoeften van de leerling staan daarbij centraal.
•
Mede omdat er in de b-stroom ontwikkelingsdoelen gelden, zou men hier eigenlijk kunnen verste der werken vanuit de trajecten in de basisschool naar het 1 leerjaar B op basis van curricu6 lumdifferentiatie. De druk die sommige leraren ervaren om het leerplan maximaal te realiseren kan worden weggenomen door, vanuit de specifieke finaliteit van de b-stroom, de goedgekeurde leerplannen te vertalen naar meer geïndividualiseerde leertrajecten bv. op basis van: –
(in de brede basiszorg) een krachtige leeromgeving met klemtoon op mediërend leren.7 In de b-stroom geniet de sociale en emotionele ondersteuning en vorming een prioriteit. Dat vraagt een aangepaste didactiek en visie op leren waarbij de ontwikkelingsbehoefte centraal staat. Mediërend leren is een activerende interactiewijze die zich richt op de cog-
5
Besluit van de Vlaamse regering van 17 december 2010 houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs (Codex S.O), art. 136/2. http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > officieuze codificatie van de wetgeving > secundair onderwijs > codex
6
Dit sluit trouwens ook aan bij een ontwikkelingsgerichte benadering waarbij in de eerste graad van de bstroom wordt verder gewerkt aan de niet-bereikte leerplandoelen van het basisonderwijs.
7
Mededeling van 30 november 2002 over “Werken in de eerste graad” (M-VVKSO-2005-158), punt 2.1.3.
4 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
nitieve functies die nodig zijn om te leren. Door een gerichte wijze van begeleiden komt de leerkracht er achter wat de leerling weet, niet weet en hoe hij de kennis toepast. –
–
•
(in de verhoogde zorg) een begeleidingsplan. Een voorbeeld van een begeleidingsplan vind je als bijlage 2. Afhankelijk van de noden van de leerling heeft dit de volgende finaliteit: o
er worden remediërende en compenserende maatregelen genomen op maat van de leerling;
o
er worden dispenserende maatregelen toegepast: de leerling wordt vrijgesteld van doelen van het gemeenschappelijk curriculum, maar de klassenraad vervangt die door gelijkwaardige doelen, specifiek met het oog op de voorbereiding op een zinvol leertraject na de eerste graad in een arbeidsmarktgerichte studierichting.
(in de uitbreiding van zorg) een begeleidingsplan in het kader van geïntegreerd onderwijs (GON). Een aantal van deze leerlingen zullen op basis van een gemotiveerd verslag van het CLB immers in aanmerking komen voor aanvullende subsidiëring zoals van toepassing in het kader van GON.
Ook de taalscreening heeft gevolgen voor de b-stroom.8 Op niveau van de klassenraad kan men afspraken maken, om als leraar en lerarenteam te reflecteren op de didactiek en de klaspraktijk, om op beleidsniveau bepaalde keuzes te maken en beslissingen te nemen. De resultaten bieden kansen om na te denken over bijvoorbeeld huiswerkbeleid, over taalgericht vakonderwijs (en taalontwikkelend lesgeven), over differentiatie, remediëring en verdieping … Zie ook punt 5.3.
•
Deze leerlingen zullen strikter door de klassenraad moeten worden opgevolgd. In het buitengewoon onderwijs is er wekelijks een begeleidende klassenraad. Dit is in het gewoon onderwijs niet haalbaar. Er moet gezocht worden naar een andere aanpak. Wellicht kunnen bv. kernklassenraden enig soelaas bieden. Zie ook punt 5.1.
•
Het flexibele leertraject waarbij de studiebekrachtiging wordt uitgesteld tot het einde van de graad voor alle leerlingen9 biedt mogelijkheden om een graadgebonden leertraject uit te stippeste len. De uitreiking van een oriënteringsattest in het 1 leerjaar B wordt dan vervangen door de uitreiking van een attest van regelmatige lesbijwoning. Aangezien de eerste graad een brugfunctie heeft tussen het basisonderwijs en de tweede graad, kan uitstel van studiebekrachtiging de eigenheid van de eerste graad versterken. Specifiek in de b-stroom van de eerste graad beste staat de kans dat minder en minder leerlingen van het 1 leerjaar B er in slagen in voldoende mate de leerplandoelen te bereiken om te kunnen doorstromen naar het BVL, en dus een oriënteringsattest C krijgen. Dit zou niet positief zijn voor hun zelfbeeld. Door de studiebekrachtiging ste uit te stellen – geen C-attesten meer in het 1 leerjaar B – is er meer kans op succeservaring voor leerzwakke of leervertraagde leerlingen. Zie ook punt 6, tweede bolletje.
4.3
Specifieke ondersteuning
Scholen moeten werken aan het maximaliseren van hun draagvlak met het oog op een vergroting van hun draagkracht. In dit verband verwijzen we naar het “Reflectiedocument voor directies over het zorgcontinuüm en de draagkracht van de secundaire school” (M-VVKSO-2014-045). 8
Zie de Mededeling van 31 maart 2014 over “Taalbeleid en regelgeving: verplichte taalscreening en extra uren Nederlands” (M-VVKSO-2014-022), punt 6 - Wat na de screening? Taalbeleidsmaatregelen ter ondersteuning van de taalontwikkeling van de leerlingen.
9
Mededeling van 19 oktober 2011 over “Flexibele leertrajecten in het voltijds gewoon secundair onderwijs” (MVVKSO-2011-070), punt 8.
5 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
De samenwerking tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs zal de komende jaren geïntensiveerd (moeten) worden. Dit geldt zowel voor didactieken/methodieken gebaseerd op curriculumdifferentiatie10 als voor een meer structurele samenwerking. Hoe zien wij deze samenwerking graag evolueren? Mogelijke pistes zijn streven naar multidisciplinaire teams in het gewoon onderwijs, het inzetten van de expertise van het (boventallig) personeel uit het buitengewoon onderwijs in het gewoon onderwijs, personeelsleden stimuleren om de Banaba BuO te volgen, co-teaching … De pedagogische begeleiding en de begeleiders competentieontwikkeling kunnen scholen op maat ondersteunen bij de ontwikkeling en de implementering van een gedragen daadkrachtig beleid. Samen met de begeleiding stelt de school doelen voorop, voert die uit, reflecteert, evalueert en stuurt bij. Er is de schoolondersteuning door het CLB die ook als doel heeft om de zorg op school vanuit een multidisciplinaire expertise te ondersteunen en te helpen optimaliseren. De CLB-medewerker speelt hierin een actieve rol. Hij werkt daarbij aanvullend op de inspanningen van de school, vanuit zijn specifieke deskundigheid. Het lidmaatschap van de cel leerlingenbegeleiding kadert binnen deze schoolondersteuning. Naast de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling zullen de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel centraal staan. Een belangrijke randvoorwaarde is de professionalisering van het team. •
Omdat het M-decreet vermoedelijk zal leiden tot meer diversiteit in de b-stroom, zal hierbij nóg meer aandacht moeten uitgaan naar het leren omgaan met verschillen.
•
Wellicht zal ook het werken met leerlingen met gedragsproblemen een belangrijk item zijn. Hierbij wordt uitgegaan van een verbindend schoolklimaat.11 Als een jongere door een stressvol incident in conflict komt met leeftijdsgenoten, leerkrachten en/of opvoeders, dan kan dit gepaard gaan met heftige emoties. Er bestaan procedures om gericht met die emoties om te gaan en te vermijden dat de situatie ontwrichtend werkt of zelfdestructief gedrag veroorzaakt. Leraren zouden getraind kunnen worden in het verwerven van specifieke interventiemethodieken t.a.v. leerlingen in conflict en crisis, bv. LSCI (life space crisis intervention).
5
Vragen aan de overheid
5.1
Omkadering
Om de kwaliteit van de begeleiding van de leerlingen van de b-stroom te kunnen garanderen, zou de overheid op termijn moeten voorzien in extra-middelen die het werken met kleine klassen, coteaching e.d. effectief mogelijk maken.
5.2
Overlegtijd
De leerlingen van de b-stroom zullen strikter door de klassenraad moeten worden opgevolgd. In het buitengewoon onderwijs is er wekelijks een begeleidende klassenraad. Dit is in het gewoon onderwijs niet haalbaar. Op termijn moeten we ijveren voor meer overlegtijd. Dat is een noodzakelijke randvoorwaarde om een striktere opvolging door de klassenraad te kunnen waarmaken. De vraag
10
Onderzocht kan worden of het werken met groepswerkplannen – die blijkbaar ook in het buitengewoon onderwijs nodig zijn om de realisatie van een individueel aangepast curriculum haalbaarder te houden – geen bron van inspiratie kan zijn.
11
Mededeling van 9 december 2013 over “Herstelgericht werken in een verbindend schoolklimaat” (M-VVKSO2013-041).
6 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
voor meer overlegtijd wordt nog pertinenter voor scholen die als gevolg van een aanzuigeffect het aantal leerlingen in de b-stroom zien stijgen en/of de complexiteit van de leerlingenproblematieken zien vergroten. De bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting kan op langere termijn misschien een deel van de oplossing vormen.
5.3
Herdenken van de taalscreening in de b-stroom
De verplichte taalscreening voor elke leerling die voor het eerst in het voltijds gewoon secundair onderwijs instroomt, op basis van een valide en betrouwbaar screeningsinstrument leidt tot planlast. In de b-stroom wordt sowieso ingezet op een specifiek taalbeleid. Via de warme overdracht van het formulier “Informatie van de basisschool voor het secundair onderwijs” (bijlage 1) hebben leraren reeds veel informatie over de kennis van het Nederlands bij de starters in de b-stroom. Ook rapporten, toetsen en eindtoetsen, leerlingvolgsystemen en leerlingendossiers, portfolio, en ook observaties, werkwijzen, aanpak van individuele leerlingen … zijn ter beschikking. De verplichte taalscreening is hier volstrekt overbodig, en zou moeten worden afgeschaft.
5.4
Monitoren gewijzigde instroom in de b-stroom
In punt 1 verwijzen we o.a. naar leerlingen die wel voldoen aan de inhoudelijke criteria van type 3 en type 9, maar mogelijk door de strenge toelatingsvoorwaarden inzake diagnose in het gewoon onderwijs zullen blijven of naar het type basisaanbod zullen gaan. De overheid is van plan om de gevolgen van het M-decreet te monitoren. De gewijzigde instroom in de b-stroom moet hierin zeker een plaats krijgen.
6
Aanknopingspunten voor het secundair onderwijs van de toekomst
•
We streven naar een ontwikkelingsgericht traject waarbij we aansluiten bij leemtes in de ontwikkeling van de leerling tijdens het basisonderwijs.
•
We zouden er kunnen aan denken het uitstellen van de studiebekrachtiging tot het einde van de graad voor alle leerlingen niet te laten afhangen van de beslissing van het schoolbestuur om het als flexibel leertraject in te voeren, maar het te veralgemenen. Vraag rijst hoe we in de toekomst de uitreiking van het getuigschrift van basisonderwijs zien. Er gaan echter ook meer en meer stemmen op om het getuigschrift van basisonderwijs, waarvan het civiel effect gering is, af te schaffen.
•
De discussie over de gevolgen van het M-decreet op de studiebekrachtiging in de b-stroom van de eerste graad mondt vaak uit in een pleidooi voor een gedifferentieerde studiesanctionering verder in de studieloopbaan.
7 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
Bijlage 1 – Informatie van de basisschool voor het secundair onderwijs
Administratieve gegevens: Naam en voornaam: Adres:
....... behaalt het getuigschrift basisonderwijs nog niet
Aanpassingen: (hulpmiddelen en specifieke benadering gehanteerd in de basisschool)
Aandachtspunten voor het leerproces:
Sterktes en interesses (binnen en buiten het schoolse leren):
Taalvaardigheid:
Sociaal functioneren:
Zelfstandigheid, studieplanning en –organisatie:
Verwachtingen naar ondersteuning in de secundaire school:
Onzekerheid en vragen die overblijven:
8 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
Bijlage 2: voorbeeld van een begeleidingsplan
Naam leerling: .................................................................................................................................... Klas: ................................................................................................................................................... Contactpersoon: ................................................................................................................................ Begin- en einddatum: ......................................................................................................................... Bijkomende informatie: ......................................................................................................................
Begeleidingsplan
Beste ouders, leerling, collega, Dit begeleidingsplan bevat een aantal afspraken waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden. Zo weten de leerling en zijn ouders wat ze kunnen verwachten van de school. En omgekeerd weet de school wat ze kan verwachten van de leerling en zijn ouders. De sticordi-maatregelen zijn maatregelen die worden genomen door de betrokken leerkrachten in samenspraak met de leerling en zijn ouders.
Sticordi-maatregelen
Bijkomende afspraken
9 CODIS/DOC/15/12 STAF/DOC/15/64 2015-04-03
Inspanningen leerling
Inspanningen ouders
Tekenen voor akkoord (naam, datum en handtekening) Datum De directeur of zijn afgevaardigde De leerling De ouders Evaluatie
: .......................................................................................................................................
.........................................................................................................................................
.........................................................................................................................................
Tekenen voor akkoord (naam, datum en handtekening) Datum De directeur of zijn afgevaardigde De leerling De ouders