Energie als stuwende kracht! 2013-2015 Beleid voor energie en klimaat; onderdeel van de Economische Agenda
www.zeeland.nl
Energie als stuwende kracht! Beleidsnota Energie en Klimaat 2013 - 2015, onderdeel van de Economische Agenda 2013 - 2015
Datum: 16-05-2013 Afdeling: Economie en Duurzaamheid
3
Inhoudsopgave Energie als stuwende kracht!
Voorwoord
3
Samenvatting
5
1. Inleiding
7
1.1. Leeswijzer
2. Actuele Europese en nationale kaders
9
10
2.1. Beleidskader Europa
10
2.2. Regeerakkoord Rutte Samsom
13
2.3. Provinciaal Beleidskader
13
3. Energie in Zeeland
16
3.1. Doelstellingen
16
3.2. Randvoorwaarden
18
3.3. Thema's van de energietransitie
19
4. Energie als stuwende kracht !
30
4.1. Inleiding
30
4.2. Ambitie en doelen
30
4.3. Aanpak om te komen tot keuze thema's en definiëring businesscase
31
5. Conclusie: thema's, businesscase en rollen Provincie
37
5.1. Inleiding
37
5.2. Rol Provincie Zeeland
38
5.3. Financiën
39
6. Afkortingen- en definitielijst
40
Zie ook het bijbehorende Bijlagenboek
1
2
Voorwoord Fossiele grondstoffen worden schaars. Bedrijven en overheden zijn daarom op zoek naar alternatieve groene grondstoffen en hernieuwbare energie. Als Provincie hebben we daarbij een actieve rol. Met gericht beleid kunnen we een belangrijke bijdrage leveren aan het nationale doel: 100% duurzame energie in 2050. In Energie als stuwende kracht! staat hoe wij die ambitie willen waarmaken. We focussen daarbij op projecten die goed zijn voor het milieu maar ook voor onze provincie, in plaats van duizend bloemen te laten bloeien. Omdat deze projecten een bijdrage leveren aan economische ontwikkeling, groei en innovatie. Samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties hebben we gekozen voor vijf thema's: energie halen uit wind op zee, energie halen uit water, ombouw van de Zeeuwse kolencentrale naar een biomassacentrale, gebruik van industriële restwarmte voor gebouwen, en koppeling van restwarmte tussen bedrijven. Stuk voor stuk thema's die passen bij Zeeland en die goed zijn voor de werkgelegenheid. Binnen de gekozen thema's helpen we partners die zich inzetten om duurzame energie te leveren. Zo ondersteunen we EPZ, een grote werkgever in de provincie, bij de ombouw van de kolencentrale naar een biomassacentrale. Ook stimuleren we samenwerking tussen bedrijven en de bouwsector, om kennis te delen op het gebied van energiebesparing en hergebruik van restwarmte. Daarbij is specifieke aandacht voor innovatieve projecten, zoals de opslag van warmte in mobiele containers.
Energie uit water is al langer een aandachtsgebied voor onze provincie. Zeeland leeft immers als geen ander met water. In het Tidal Test Centre testen we turbines, om later op grotere schaal een getijdecentrale te bouwen in de Brouwersdam. De kennis die we daarbij opdoen, kan over de hele wereld in andere deltagebieden gebruikt worden. Een andere kans voor Zeeland is energie uit wind op zee. Al jaren zijn
3
Zeeuwse bedrijven en maatschappelijke organisaties bezig met een consortium dat een windpark voor de kust wil realiseren. Als Provincie helpen we dit consortium waar mogelijk. Energie als Stuwende Kracht! is een businesscase van de Economische Agenda. De gekozen thema's passen bij onze rol om samenwerking en innovatie te simuleren. Wij willen daarin een stuwende kracht zijn voor Zeeland, als regisseur van ruimtelijk beleid en economische ontwikkeling. Voor het realiseren van de ambities van Energie als stuwende kracht! hebben wij voor de komende drie jaar in totaal € 1,3 miljoen gereserveerd. Bij de uitwerking van deze businesscase werken we nauw samen met andere partijen en zoeken we naar slimme manieren om ons budget te verveelvoudigen met geld uit Brussel, Den Haag en de private sector. Ook voor deze businesscase is een trekker uit het bedrijfsleven benoemd: een persoon met gezag binnen de sector en met een netwerk binnen en buiten Zeeland. Betrokken partijen uit het bedrijfsleven, onderwijs en overheid gaan onder leiding van deze trekker aan de slag om de ambities uit Energie als stuwende kracht! waar te maken. Energie als stuwende kracht! geeft de economie de beloofde dynamiek. Vol energie zetten we stappen voorwaarts in de overgang naar een duurzame economie, met wind, water en biomassa als belangrijke energiebronnen. Namens het College van Gedeputeerde Staten, Ben de Reu, Gedeputeerde Economie
4
Samenvatting Energie als stuwende Kracht ! geeft het beleid van de Provincie Zeeland weer op het gebied van Energie en Klimaat voor de periode 2013 tot en met 2015. Er is een breed gedragen energietransitie gaande van fossiele brandstoffen en grondstoffen naar een meer hernieuwbare energiehuishouding met groene grondstoffen. Volgend uit het collegeprogramma wil de Provincie Zeeland de stuwende kracht zijn in Zeeland om de transitie naar een koolstofarme economie door te zetten. Provinciale Staten hebben in de kadernotitie Energie en Klimaat gekozen voor de beleidsoptie 'Stuwend Zeeland'. Daarmee is gekozen voor een aanpak met focus op een beperkt aantal thema's, die voor de energie- en klimaatdoelen en de Zeeuwse economie het meeste opleveren. Deze thema's zijn bepaald met een Multi Criteria-analyse met externe en interne partijen, waaruit de top 5 van mogelijkheden voor Zeeland is samengesteld. Deze thema's zijn: 1.
Energie in de gebouwde omgeving.
2.
Hernieuwbare energie uit wind op zee.
3.
Energie in grootschalige industrie.
4.
Hernieuwbare energie uit biomassa.
5.
Energie uit water.
Voor deze top 5 thema's is een externe trekker benoemd. Vanuit deze onderwerpen zijn voor het jaarprogramma 2013 projecten onderscheiden. De externe trekker is de kartrekker voor de projecten binnen de businesscase energie en zorgt door middel van een netwerk voor een breed draagvlak en goede communicatie. Deze aanpak is conform de brede aanpak van de Economische Agenda. De Energie- en Klimaatnota is een businesscase die voortaan onderdeel vormt van de Economische Agenda. Voor de businesscase Energie ziet de Provincie een rol voor zich als trekker van het proces. Voor onderwerpen of thema’s die minder hoog scoren maar wel kansen bieden voor Zeeland vanwege keuzes van andere actoren (Rijk, bedrijven), zal de Provincie meeliften op de bagagedrager als volger van de ontwikkelingen. Hier valt te denken aan zonne-energie en wind op land, waarvoor de Provincie beperkt capaciteit en geld zal inzetten. Tenslotte zijn er onderwerpen of thema’s waar de Provincie geen actieve rol vervult, zoals Carbon Capture and Storage (CCS) en geothermie. Voor de eigen organisatie wil de Provincie voorbeeldgedrag tonen en heeft zij een doelstelling voor energiebesparing van 10% geformuleerd; de resterende CO2-emissie wordt gecompenseerd met hernieuwbare energieprojecten. De projecten in het jaarprogramma 2013 zijn: 1.
Ombouw kolencentrale EPZ naar biomassacentrale.
2.
Gebruik van industriële restwarmte.
3.
Energie uit water.
4.
Bouw van een windturbinepark in zee voor de Zeeuwse kust.
5
5.
Energieneutraal bouwen van grote projecten, zoals bijv. een ziekenhuis op Walcheren en de bouw van een energieneutrale marinierskazerne in Vlissingen.
Voor het realiseren van bovengenoemde ambities is voor de komende drie jaar € 1,3 miljoen gereserveerd. Deze middelen zullen zoveel mogelijk als cofinanciering worden ingezet om ook andere financieringsstromen te verwerven. De geldmiddelen worden vrijwel geheel ingezet voor de projecten binnen de businesscase Energie. Voor andere projecten wordt alleen menskracht ingezet. De Provincie Zeeland wil met deze businesscase-benadering aan het eind van de periode 2013-2015 een aantal concrete resultaten in de transitie naar een koolstofarme economie hebben gerealiseerd.
6
1.
Inleiding
De strategienota ‘Op volle kracht’ (2008-2012) was gericht op het leveren van een evenredige bijdrage aan de nationale energie- en klimaatdoelstellingen en werd in de uitvoering gekenschetst door een veelheid aan innovatieve projecten. De evaluatie van ‘Op volle kracht’ in de kadernota Energie en Klimaat (september 2012) had als belangrijkste conclusie, dat er meer focus aangebracht moest worden op thema’s die passen bij Zeeland en de regionale economie versterken. De beleidsnota die nu voor u ligt is de uitwerking van de optie ‘Stuwend Zeeland’ uit de kadernota, die door Provinciale Staten is gekozen. In deze beleidsnota staan de keuzes van prioriteiten en acties die de Provincie Zeeland maakt binnen de brede energiesector voor de komende drie jaar. Het zijn scherpe keuzes die meer focus aanbrengen binnen de Zeeuwse economie en die passen bij de nieuwe rol die de Provincie Zeeland voor zichzelf ziet: faciliteren van partners die goede voorstellen willen uitvoeren binnen de gekozen thema’s.
Deze beleidsnota heeft de naam Energie als Stuwende Kracht ! meegekregen vanwege de keuze voor de stuwende beleidsoptie waarmee het collegeprogramma de Zeeuwse economie wil versterken.
7
Energie als Stuwende Kracht ! staat voor:
aansluiting bij de Economische Agenda wat betreft stijl en aanpak: zakelijk en pragmatisch wat betreft de keuze van concrete acties en gericht op samenwerking met partners binnen en buiten de provincie voor de invulling van die acties;
een businesscase-benadering, waaruit concrete projecten ontwikkeld worden die passen binnen de gekozen prioriteiten en die bijdragen aan de centrale thema's van de economische agenda: werkgelegenheid, innovatie en economische groei in Zeeland;
uitwerking van het onderwerp Energie en Klimaat uit het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018. Daarin spreekt de Provincie Zeeland zich ook uit voor een rol als stuwende kracht van een duurzame economische ontwikkeling;
energie als vestigingsplaatsfactor: het hebben van een duurzame en betrouwbare energievoorziening is belangrijk voor bedrijven om zich te vestigen c.q. te blijven.
Deze beleidsnota heeft ook aandacht voor ontwikkeling en versterking van het draagvlak bij burgers, maatschappelijke organisaties, overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven met een programma gericht op communicatie en educatie op het gebied van energie en klimaat. Daarvoor sluiten wij aan bij het programma ‘Duurzame Ontwikkeling’, waarin Energie en Klimaat een belangrijk thema is. De energietransitie is in een cruciale fase beland, waarbij de belangrijkste verandering is dat initiatieven vaak van onderop ontstaan. Betekenis van focus aanbrengen Focus aanbrengen betekent voor de Provincie prioritering aanbrengen in de besteding van aandacht, met name waar we keuzes moeten maken bij de besteding van menskracht en financiële middelen. De Provincie Zeeland kiest voor drie vormen van prioriteit: 1.
Trekker: de Provincie besteedt tijd, geld en lobbykracht aan het thema om de beleidsdoelen te bereiken.
2.
Volger: de Provincie besteedt beperkt tijd aan het onderwerp, maar benut wel kansen die door anderen (bijv. het Rijk of bedrijven) worden aangereikt.
3.
Niets doen: het thema past niet binnen het gekozen beleid en er is geen rol die past bij het bestuurlijk profiel.
Afbakening Het onderwerp Energie en Klimaat is breed en zeer divers. Hierboven is aangegeven, dat de beleidsnota moet focussen op een beperkt aantal onderwerpen. Daarmee is ook een keuze gemaakt om beperkt of geen aandacht te schenken aan zaken die geen directe bijdrage leveren aan de beleidsdoelstelling. Dat zijn:
Klimaatadaptatie (maatregelen om de samenleving voor te bereiden op het veranderende klimaat) vormt geen onderdeel van deze nota.
Klimaatmitigatie omvat alle maatregelen om broeikasgassen te verminderen. In deze nota beperken we ons tot de maatregelen energiebesparing en duurzame energie waardoor de uitstoot van broeikasgas koolstofdioxide vermindert.
8
CO2-afvang en opslag (CCS): in het verleden is hier beperkt aandacht voor geweest, o.a. via een pilot project bij Zeeland Refinery dat binnenkort een vervolg krijgt vanuit de businesscase Biobased Economy.
Emissiebeperking van overige broeikasgassen: in het verleden heeft dit onderwerp sterk gespeeld in de Zeeuwse chemische industrie. Waar dat mogelijk was zijn reeds emissiebeperkende maatregelen genomen, o.a. bij YARA. De Provincie zal dit onderwerp blijven volgen en als vergunningverlener de Europese richtlijnen op dit gebied toepassen.
Kernenergie draagt bij aan klimaatdoelen, maar plannen voor nieuwbouw zijn financieel niet haalbaar.
Energie in de transportsector zien we niet als rol voor de Provincie, behalve in het openbaar vervoer.
Geothermie is in Zeeland moeilijk rendabel te krijgen, omdat pas op grote diepte de temperatuur hoog genoeg is voor verwarmingsdoeleinden.
De winning van schaliegas ligt niet voor de hand in Zeeland (zie het Bijagenboek: bijlage IV Overzichtsnotitie Schaliegas). Wel gaan we in overleg met de sectoren chemie en energie op zoek naar kansen voor alternatieve bouwstenen voor de chemie die kunnen concurreren met goedkoop schaliegas.
1.1.
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 is een samenvatting en update van de actuele Europese, nationale en provinciale kaders. Hoofdstuk 3 geeft het onderwerp Energie in Zeeland weer. Het omschrijft de relevante thema's. Hoofdstuk 4 beschrijft het gekozen beleid geconcretiseerd in ambitie, doelen en aanpak. Er wordt aangegeven hoe de focus op de onderwerpen tot stand is gekomen en waarom juist deze thema's voor Zeeland de beste opties zijn. Hoofdstuk 5 bevat de conclusies. In het Bijlagenboek vindt u het jaarprogramma 2013 'Businesscase Energie' (bijlage 1). Hierin staan de projecten toegelicht. Daarnaast bevat het Bijlagen boek een SWOT-analyse, een Multi Criteria-analyse, een overzichtsnotitie over schaliegas, het advies van het PCO m.b.t. de beleidsnota Energie en Klimaat, evenals het advies van SER-Zeeland
9
2. 2.1.
Actuele Europese en nationale kaders Beleidskader Europa
Strategie 2050 Eind 2011 is door de Europese Commissie (EC) de Energy Roadmap 2050 (COM (2011) 885/2) gepubliceerd. Dit is een verkenning van de uitdagingen die de Europese doelstelling met zich meebrengt, om in 2050 een koolstofarme economie te bereiken en tegelijkertijd de leveringszekerheid van energie te waarborgen in een concurrerende economie. In de koolstofarme economie is de emissie van broeikasgassen gereduceerd met 80-95%.
'De belangrijkste conclusie is dat de koolstofarme economie mogelijk is en dat deze op lange termijn minder kostbaar is dan doorgaan met het huidige beleid.’
De Roadmap geeft de structurele veranderingen weer die nodig zijn om het energiesysteem te transformeren en laat de kansen en bedreigingen zien die dit met zich meebrengt voor de economie en maatschappij.
Verder constateert de Roadmap dat we nu in een periode zitten waarin veel centrales vervangen moeten worden en dat we dus nu deze kans moeten grijpen om de omslag te maken. Daarom moet er nu al nagedacht worden over de periode na 2020 (de huidige horizon van beleidsdoelen) tot 2050, bijvoorbeeld met
10
doelen voor het jaar 2030. De EC zal deze Roadmap gebruiken als basis om eigen beleid te formuleren en de lidstaten aan te spreken op hun beleid. Een van de maatregelen van de EC uit de Roadmap energietransitie is het stimuleren van groene overheidsaanbestedingen. Europese Beleidsdoelen 2020 In 2020 moet de emissie van broeikasgassen met 20% teruggebracht zijn ten opzichte van 1990. Na het besluit over de CO2-emissiehandel voor de zogenoemde ETS-sector is deze doelstelling aangevuld met een aparte doelstelling voor de emissie van sectoren die niet onder het ETS vallen. Voor Nederland komt dit neer op een bindende reductie van 99 Megaton CO2 -equivalenten (-10%). De doelstelling van twintig procent hernieuwbare energie is in de Richtlijn Hernieuwbare Energie per lidstaat vertaald in een resultaatsverplichting per lidstaat. Voor Nederland betekent dit dat minimaal veertien procent van het energieverbruik hernieuwbaar moet zijn. Verder geldt voor de transportsector een aparte verplichting van tien procent aan hernieuwbare energie. Het derde Europese doel is een besparing op het energieverbruik van twintig procent. Deze doelstelling heeft nog geen verplichtend karakter. Voor een aantal sectoren, in het bijzonder voor de gebouwde omgeving, zijn wel via aparte richtlijnen verplichtingen vastgelegd (zie de paragraaf over Wettelijke kaders Europese Unie).
490 PJ verlies
660 PJ feedstock
Transport 500 PJ
3340 PJ primair
Elektriciteit 430 PJ 2190 PJ finaal verbruik Warmte 1260 PJ
Figuur 1: Primaire energie versus finaal energieverbruik
De Europese definitie van hernieuwbare energie gaat uit van het finale energieverbruik, terwijl de Nederlandse definitie in voorgaande beleidsplannen zoals Schoon en Zuinig, gebaseerd was op het primaire energieverbruik.
Wettelijke kaders Europese Unie Om de beleidsdoelen te kunnen halen, heeft de Europese Unie (EU) enkele juridisch bindende richtlijnen gepubliceerd. De belangrijkste daarvan zijn:
11
•
Europese emissiehandel voor broeikasgassen (Richtlijn 2003/87/EG, gewijzigd 23-04-2009,
2009/29/EG). De richtlijn regelt welke sectoren (energiecentrales, chemie, staal) verplicht zijn om rechten te kopen voor de emissie van broeikasgassen. Vanaf 2013 worden de rechten jaarlijks omlaag gebracht om de doelstelling in 2020 te kunnen halen. De opbrengst van de veiling gaat naar de nationale overheden, die daarmee de maatregelen kunnen betalen om de klimaatdoelen te bereiken. De richtlijn geeft de lidstaten het advies om minimaal vijftig procent aan dit doel te besteden. •
Richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG, van 23/04/2009) geeft bindende doelen per lid-
staat om in 2020 energie op te wekken uit hernieuwbare bronnen. Voor Nederland is dit veertien procent. De richtlijn regelt ook dat elke lidstaat een actieplan moet opstellen en aan de Europese Commissie (EC) moet voorleggen om duidelijk te maken hoe de doelstelling bereikt wordt. Het Nederlandse NREP (National Renewable Energy Plan) is in 2010 ingediend. •
Richtlijn energieprestaties voor gebouwen (2010/31/EG) regelt de energieprestatie van ge-
bouwen en het systeem waarmee die prestatie moet worden vastgesteld. De richtlijn stelt concrete acties vast om het aanzienlijke, nog niet gerealiseerde potentieel voor energiebesparingen in gebouwen te benutten. De richtlijn noemt de voortrekkersrol van decentrale overheden cruciaal voor een succesvolle uitvoering ervan. Verder bepaalt de richtlijn dat alle nieuwe gebouwen waarvan overheden eigenaar zijn vanaf 1 januari 2019 zo goed als energieneutraal moeten zijn. Vanaf 31 december 2020 geldt dit voor alle nieuwe gebouwen. In 2013 moet al aan een aantal minimum vereisten worden voldaan. •
Elektriciteit van hernieuwbare bronnen moet voorrang krijgen op het elektriciteitsnet.
•
Criteria voor de duurzaamheid van biobrandstoffen. Als biobrandstoffen niet aan deze criteria
voldoen, tellen ze niet mee voor de doelstelling en mogen ze ook geen (nationale) subsidies krijgen. •
Richtlijn energie-efficiëntie (2012/27/EU) is gepubliceerd op 25 oktober 2012. De richtlijn moet
voor 5 juni 2014 omgezet zijn in nationale wetgeving. 1. De richtlijn verplicht lidstaten om nationale streefcijfers vast te stellen voor energie-efficiency en de regionale/lokale overheden te stimuleren om op eigen schaal hetzelfde te doen en daarvoor plannen op te stellen. 2. Er moet een langetermijnstrategie worden ontwikkeld voor gebouwen. 3. Voor de eigen gebouwen moet jaarlijks minimaal 3% van de gebouwen gerenoveerd worden tot voorbeeldgebouwen op het gebied van energie-efficiency. 4. Invoeren van energiebeheerssystemen, inclusief audits, bij grote (verplicht) en kleine bedrijven (stimuleren). 5. Invoeren van slimme energiemeters. 6. Toepassen van warmtenetten wordt sterk bevorderd en de overheid moet dit vorm geven. De richtlijn is zeer vers, maar moet in de komende beleidsperiode geïmplementeerd worden, ook door de regionale en lokale overheden.
12
•
Lastenverdeling reductiedoelen broeikasgasemissies (beschikking 406/2009/EG. Deze be-
schikking stelt voor elke lidstaat een streefcijfer vast voor de non-ETS-sectoren. Ook wordt er een methode beschreven voor het bepalen van de reductiedoelstelling van individuele lidstaten. Er zijn geen voorschriften over hoe de doelstellingen gerealiseerd moeten worden, dit is geheel aan de lidstaten om te bepalen. Wel moet er elk jaar gerapporteerd worden of de grenswaarden behaald zijn. De reductiedoelstelling voor Nederland is een afname van zestien procent in 2020 ten opzichte van 2006. De beschikking werkt rechtstreeks en wordt dus niet omgezet in nationale regelgeving.
Regeerakkoord Rutte Samsom
2.2.
Het tweede kabinet Rutte heeft de onderstaande hoofdlijnen van het energiebeleid in het regeerakkoord opgenomen: 1.
In 2020 heeft Nederland 16% hernieuwbare energie; de actuele situatie is 4% en dus moet een verviervoudiging plaatsvinden ; in 2050 streeft Nederland 100% duurzame energie na.
2.
Om dit te bereiken blijft de SDE+ regeling bestaan en wordt nagedacht over de mogelijkheid van verplichtingen voor leveranciers van energie.
3.
Energiebesparing krijgt meer prioriteit: uitbreiding Green Deals met ten minste een besparingsdeal tussen energiebedrijven en woningcorporaties; hetzelfde komt mogelijk voor de utiliteitssector.
4.
Kleinschalig opwekken wordt fiscaal gestimuleerd m.b.v. verschuivingen/vrijstellingen in schijven van de energietax. Hiermee komt meer ruimte voor decentrale opwekking waardoor burgers en bedrijven eenvoudiger in hun eigen duurzame energievoorziening kunnen voorzien (dit kan zowel elektriciteit, warmte of groen gas zijn).
5.
Windenergie op zee zal gestimuleerd worden door initiatieven te ontwikkelen van kabinet met energiebedrijven en offshore industrie.
6.
Elektrisch vervoer wordt verder ondersteund door de infrastructuur van het opladen te stimuleren
7.
Biomassa moet hoogwaardig worden ingezet via het cascaderingsprincipe.
8.
Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil daarvoor de Europese markt stimuleren.
Met deze voornemens heeft het kabinet Rutte 2 gekozen voor een verhoging van de ambities met behoud van de belangrijkste instrumenten van voorgaande kabinetten. Voor Zeeland biedt dit een belangrijke impuls voor bestaande en nieuwe initiatieven, zoals:
2.3.
ombouw van de kolencentrale naar een biomassacentrale
energie uit water
ontwikkeling warmtenetten
besparingen in de gebouwde omgeving
wind op zee en land
ontwikkeling van lokale energie-initiatieven met vooral zon en biomassa
Provinciaal Beleidskader
De provinciale kaders staan allereerst in het collegeprogramma Stuwende Krachten. Dit is inmiddels deels vastgelegd in het Omgevingsplan en de Economische Agenda. Het debat van Provinciale Staten over de kadernotitie Energie en Klimaat heeft geresulteerd in een keuze voor de beleidsoptie Stuwend Zeeland.
13
De rollen die de Provincie Zeeland heeft gekozen om de plannen te verwezenlijken zijn beschreven in het Zeeuws Bestuurlijk Profiel. De businesscase Energie, met de daarin opgenomen projecten, zal qua uitvoering aansluiten op de Economische Agenda. Per project zal ook gekeken worden hoe aangesloten kan worden bij het Land in Zee! programma of hoe hier gebruik van gemaakt kan worden. Collegeprogramma Stuwende Krachten De centrale focus in het collegeprogramma Stuwende Krachten is: economische ontwikkeling, groei en innovatie.
'De provinciale rol is vooral: stimuleren en faciliteren van economische ontwikkelingen en ondernemerschap, deze planologisch mogelijk maken via het Omgevingsplan, promoten en waar mogelijk wegnemen van bestaande onnodige en ongewenste belemmeringen in de regelgeving.’
Het college legt binnen het economisch beleid extra nadruk op (het stimuleren van) innovatie, met nauwe en toekomstgerichte samenwerking tussen de drie O’s; ondernemers, onderwijs en overheid. Het college zet voor de lange termijn in op duurzame vormen van energieopwekking en stimuleert innovatieve ontwikkelingen op dit terrein en duurzame alternatieven voor fossiele brandstoffen. Het collegeprogramma noemt in het bijzonder: getijdenenergie, aardwarmte, biomassa, zonne-energie en windenergie. Het college acht de overgang van fossiele brandstoffen naar duurzame brandstoffen noodzakelijk. In de overgangsfase acht het college kernenergie een goed alternatief. Voor de bestaande kerncentrale Borssele is een vergunning tot levensduurverlenging tot 2033 afgegeven door het Rijk. Momenteel is de bouw van een tweede kerncentrale niet aan de orde. Daar waar het college de mogelijkheid en invloed heeft, zal het actief meewerken met eventuele initiatiefnemers van een tweede kerncentrale. Inmiddels is het collegeprogramma in twee beleidsdocumenten verder uitgewerkt: in het Omgevingsplan en in de Economische Agenda. Omgevingsplan De Provincie richt haar energie- en klimaatbeleid op het leveren van een evenredige bijdrage aan de nationale doelen. De Provincie ziet af van kwantitatieve doelen om redenen die in paragraaf 3.1 van deze energienota zijn uitgelegd. Alleen voor windenergie is een kwantitatief doel van 500 MW opgenomen, vanwege het dwingende karakter van het rijksbeleid. Voor het overige verwijst het Omgevingsplan naar deze beleidsnota Stuwende Krachten. Economische Agenda De volgende punten uit de Economische Agenda zijn van belang:
14
De Provincie richt zich op de eigen opgaven van Stuwende Krachten en zet minder in op de opgaven van anderen.
De Provincie heeft daartoe een kerntakendiscussie gevoerd. Daarbij gaan we uit van de behoefte van de samenleving (vraaggericht) en niet van het aanbod van de Provincie. Dat betekent dat we van buiten naar binnen werken. Daarbij opereren we vanuit het Zeeuwse belang op landsdelig, nationaal en grensoverschrijdend niveau.
Samenwerking en afstemming zijn voorwaarden om daadwerkelijk succesvol tot resultaat te komen. Samenwerking tussen de overheden onderling én tussen de overheden en betrokken partijen zoals ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen.
De Provincie kijkt scherper naar de rollen die zij zelf speelt en maakt tempo bij de uitvoering van taken.
15
3.
Energie in Zeeland
In de kadernotitie is een uitgebreide analyse opgenomen van de energietransitie, de kansen daarvan in Zeeland en de rol die de Provincie Zeeland past. In dit hoofdstuk wordt die analyse verkort weergegeven in de paragrafen Doelstellingen, Randvoorwaarden, Thema's van de energietransitie. De analyse wordt afgesloten met de uitkomsten van een sterkte-zwakte analyse van het energielandschap in Zeeland. De energietransitie is een enorme uitdaging, niet alleen voor de energiesector (producenten en gebruikers) maar voor de hele maatschappij, omdat we moeten leren omgaan met een productiesysteem dat veel meer decentraal vermogen heeft, een veel slechter voorspelbare capaciteit en hogere energieprijzen voor bedrijven en consumenten. Maar de transitie levert ook nieuwe kansen, perspectieven en mogelijkheden op. Technische, economische, organisatorische en juridische inzichten zullen moeten samengaan om tot nieuwe oplossingen te komen. Hieruit vloeien ook nieuwe banen voort waarbij creativiteit en nieuwe competenties van belang zijn.
3.1.
Doelstellingen
In het verleden heeft de Provincie kwantitatieve doelstellingen geformuleerd, om de voortgang van het beleid te kunnen meten. Uit de evaluatie in de kadernotitie is hierover de conclusie getrokken, dat kwantitatieve doelen weinig zinvol zijn als die niet of nauwelijks beïnvloedbaar zijn door de Provincie. Daarnaast is gebleken dat betrouwbare cijfers over energieverbruik, energiebesparing en CO2-emissies op de schaal van Zeeland nog niet beschikbaar zijn. Er is wel een systeem in ontwikkeling door het CBS, maar dat zal pas eind 2013 beschikbaar komen.
16
Deze beleidsnota maakt de doelstelling SMART wat betreft de ‘evenredige bijdrage’ en de procesdoelen die van de Provincie Zeeland verwacht mogen worden. Stip op de horizon Voor de lange termijn (2050) is het doel van Europa en Nederland geformuleerd als ‘koolstofarm’, d.w.z. dat we geen gebruik meer maken van fossiele bronnen voor onze energiebehoefte. Ook het kabinet Rutte II "…streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050." In de Zeeuwse kadernotitie heeft de beleidsoptie Stuwend Zeeland dezelfde algemene doelstelling van een koolstofarme economie. Daarmee hebben de Staten van Zeeland ervoor gekozen om te streven naar een energiehuishouding in Zeeland die voor 100% bestaat uit hernieuwbare energie. Daarmee is de ‘stip op de horizon’ van de Provincie Zeeland gezet. Verdere inkleuring van deze stip kan inhouden dat de Provincie nog steeds een netto energieproducent is, maar dat deze productie plaatsvindt met hernieuwbare bronnen, zoals zon, wind en biomassa. Of hierbij ook nog plaats is voor de nucleaire optie hangt af van de afweging van de economische aspecten aan de ene kant en de milieu- en veiligheidsrisico’s aan de andere. Evenredige bijdrage Het korte termijn doel van de Provincie Zeeland is altijd gerelateerd geweest aan de nationale (en Europese) doelen voor 2020: de zogenaamde 20/20/20 doelen. Om redenen die hierboven al genoemd zijn, worden door de Provincie Zeeland voor de korte termijn geen kwantitatieve doelen meer geformuleerd, met uitzondering van ‘Wind op land’. In het kader van de afspraken met het Rijk en andere provincies over de verdeling van de nationale doelstelling van 6000 MW aan nominaal vermogen van windenergie over de provincies, is onlangs afgesproken dat Zeeland de doelstelling verhoogt van 500 naar 550 MW. Tussen de korte termijn (2020) en lange termijn (2050) zit dertig jaar, ofwel een volle generatie! Het is daarom goed om voor de middellange termijn (bijv. 2030) een tussendoel te formuleren, om daarmee te laten zien dat de abstracte stip op de horizon alleen gehaald kan worden met concrete vorderingen per tijdsperiode. Als we een lineaire interpolatie toepassen (een berekening van een mogelijke, te verwachten tussenstand uitgaand van beginstand en gewenste eindstand) zou zo’n tussendoelstelling voor 2030 een percentage hernieuwbare energie moeten zijn van 45%. Let wel: indien in deze 45% dezelfde verhouding windenergie zou zitten, komt dit overeen met een vermogen van 13.500 MW ofwel 1.350 windmolens van 10 MW. De kwantitatieve energie- en klimaatdoelen van de eigen organisatie zijn wel een provinciale verantwoordelijkheid en zijn benoemd in hoofdstuk 4. Procesdoelen De procesdoelen van de Provincie Zeeland vloeien voort uit het bestuurlijk profiel dat in 2012 is vastgesteld: beleidsbepaler en leider voor ruimtelijke en economische ontwikkelingen, tevens voorbeeldgedrag tonen v.w.b. eigen inkoopbeleid, kwaliteitsbewaker en zo nodig scheidsrechter bij verdelingsvraagstukken, ontwikkelaar en investeerder in majeure projecten en belangenbehartiger van Zeeland in Den Haag en Brussel. Vanuit deze rollen worden in hoofdstuk 4 de procesdoelen geformuleerd waarop de Provincie Zeeland zich wel wil vastleggen.
17
3.2.
Randvoorwaarden
Het uiteindelijke doel van de energietransitie is een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening. Dit zijn de maatschappelijke randvoorwaarden die aan de overgangsfase naar hernieuwbare energieopwekking worden gesteld. Schoon In de overgangsfase zal nog gebruik gemaakt moeten worden van fossiele bronnen. Dat gaat gepaard met emissies van broeikasgas (CO2), verzurende stoffen (NOx en SO2) en mogelijk gezondheidsschade (fijn stof). Nucleaire brandstof heeft veiligheidsrisico’s op korte (ongevallen) en langere termijn (afvalberging). Die negatieve gevolgen van de niet hernieuwbare bronnen zullen zo veel mogelijk beperkt worden door gebruik te maken van de Best Beschikbare Technieken, die in de Europese richtlijnen zijn vastgelegd. Daarmee wordt een speelveld bereikt met gelijke kansen voor iedereen binnen de sector, met aanvaardbare milieugevolgen. Betrouwbaar Een betrouwbare energievoorziening betekent vooral leveringszekerheid: het gaat om storingen van korte duur die kunnen ontstaan door uitval van centrales of netverbindingen. Maar ook moet gedacht worden aan storingen met een lange duur door bijv. een tekort van brandstoffen als gevolg van structurele schaarste. De makkelijk winbare (en daarmee goedkope) voorraden van olie, gas en steenkool raken langzaam op. Daarnaast komen fossiele brandstoffen vaak uit politiek minder stabiele landen. Hernieuwbare bronnen kennen echter andere onzekerheden: fluctuaties per dag of seizoen van wind en zonne-energie betekent dat er een groot flexibel in te zetten reservevermogen moet worden opgebouwd of dat de verbindingen in het elektriciteitsnet op lokale en Europese schaal dat reservevermogen op een slimme en betrouwbare manier kunnen leveren. Getijdenenergie en biomassa zijn hernieuwbare bronnen die wel goed te voorspellen zijn en daarmee extra waardevol zijn in de toekomstige energiemix. Er moet op elk moment evenwicht zijn tussen productie en afname van elektriciteit en daarom moet in een systeem met hernieuwbare elektriciteit voldoende buffercapaciteit aanwezig zijn. Op dit moment wordt dat bereikt met snel regelbare gascentrales, maar in een systeem met alleen hernieuwbare energie moet en kan dat bereikt worden door meer transportmogelijkheden op Europese schaal en door gebruik te maken van traditionele waterkrachtcentrales in de bergachtige gebieden van Europa of opslag van zonne-energie in zogenaamde Concentrated Solar Plants (zonneenergiecentrales waarbij het zonlicht o.a. door schuine spiegels of lenzen geconcentreerd wordt). De Europese netwerkbedrijven zijn volop bezig met de ontwikkeling van deze systemen. Betaalbaar Het is belangrijk dat energie betaalbaar is. Dat geldt voor zowel energie-intensieve bedrijven, die in een mondiale economie moet kunnen opereren, als voor huishoudens met lage inkomens waarvoor energie onbetaalbaar kan worden en energiearmoede anno 2013 een reële bedreiging is. De productiekosten van hernieuwbare elektriciteit zijn op dit moment, in welke vorm dan ook, hoger dan de productiekosten voor fossiele elektriciteit (ca. 5 ct./kWh). De productiekosten van hernieuwbare energie zijn op dit moment hoger, afhankelijk van de gebruikte techniek. Dit varieert tussen 7 à 9 ct./kWh voor biomassa en wind op land, tot een factor 5 à 10 voor andere bronnen als zon en getijden. Omdat de goedkoop winbare fossiele brandstoffen op termijn uitgeput raken, is de verwachting dat de productiekosten van conventionele elektriciteit zullen stijgen wanneer de economie aantrekt en dat de productiekosten van
18
hernieuwbare energie zullen dalen door schaalvoordelen, waardoor de productiekosten op termijn concurrerend kunnen worden. Momenteel veroorzaakt de snelle groei van de winning van schaliegas in de VS en de rest van de wereld een prijsdaling van fossiele brandstoffen (in de VS is de prijs van schaliegas laag en als domino-effect is de kolenprijs laag, door dumping). Daardoor vertraagt de ontwikkeling van duurzame energie. Echter, de belangrijkste factor in de ontwikkeling van de prijzen die bedrijven en consumenten betalen voor energie is de nationale overheid, die de markt van alle energievormen actief beïnvloedt met: •
belastingen (heffingen en/of vrijstellingen);
•
subsidies (investeringen of exploitatie);
•
al of niet doorberekeningen van indirecte kosten bij alle energievormen (bijv. de milieukosten van fossiel en de infrastructuur bij hernieuwbaar);
•
koppeling van de aardgasprijs aan de olieprijs.
In de afgelopen decennia is gebleken dat de Nederlandse overheid er onvoldoende in is geslaagd om voldoende stabiliteit te creëren om investeerders in hernieuwbare energie zoveel zekerheid te bieden, dat men langetermijninvesteringen kan doen. Tegelijkertijd wordt door de bovenstaande instrumenten het gebruik van fossiele brandstoffen nog steeds bevoordeeld boven hernieuwbare bronnen. 3.3.
Thema's van de energietransitie
In de energietransitie spelen veel verschillende thema's een rol, hieronder gestructureerd volgens de Trias Energetica (energiedriehoek): 1) energiebesparing, 2) maximale inzet van hernieuwbare energie en 3) de inzet van conventionele energie op een zo efficiënt mogelijke wijze. Deze paragraaf beschrijft de thema’s die momenteel al een rol spelen in Zeeland, óf een goede kans hebben om in de toekomst belangrijk te worden voor Zeeland en de Zeeuwse economie.
1.
beperk de energievraag
3. indien nodig, gebruik fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk
TRIAS ENERGETICA
2.
gebruik duurzame energie
19
3.3.1. Energiebesparing De gevolgen van de onlangs gepubliceerde Energie Efficiency richtlijn 2012/27/EU zijn groot. Afhankelijk van de keuzes die in Den Haag worden gemaakt bij de implementatie in nationale regels, kan dat ook het geval zijn voor het Zeeuwse beleid. De richtlijn gaat uit van een sterk sturende rol van de regionale en lokale overheden, maar laat de wettelijke verplichtingen over aan de nationale overheden. De belangrijkste onderwerpen in de richtlijn zijn: energie-efficiency van gebouwen (woningen, utiliteitsbouw en de eigen overheidsgebouwen) en het gebruik van restwarmte van energiecentrales en de industrie in de gebouwde omgeving. Hoewel energiebesparing het eerste en belangrijkste thema is in de Trias Energetica, krijgt het in de publieke en bestuurlijke opinie weinig aandacht: het heeft geen sexy uitstraling. De politiek heeft weinig interesse en bij het publiek (en de pers) wordt het al snel als betutteling gezien. Economisch gezien zijn besparingsmaatregelen altijd effectief. Energie die je niet gebruikt, hoef je niet op te wekken, maar ook niet te vervangen door duurdere hernieuwbare energie. Je kan ook met minder investeringen toe in de infrastructuur (netwerk, kleinere en minder apparaten, etc.). Grote kansen bieden de grote industrie en MKB-bedrijven met (proces)verwarming, koeling en verlichting, maar ook met uitwisseling van restwarmte op grotere bedrijventerreinen of industriegebieden. Bedrijven blijken ook in deze crisistijd een overheidsmaatregel te kunnen gebruiken: in supermarkten werden deuren en luiken in de koelapparatuur pas snel ingevoerd nadat de rechter het initiatief van een overheidsinspecteur honoreerde. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de (nu wettelijke) verplichting om maatregelen uit te voeren die zichzelf binnen vijf jaar terugverdienen. In de bouwsector (woningen en utiliteitsbouw) liggen de minimale eisen vast in het Bouwbesluit, maar kan de markt (projectontwikkelaars, eigenaren) gestimuleerd worden met zachte maatregelen van overheden. Kansen voor Zeeland 1.
Majeure nieuwbouwprojecten energieneutraal uitvoeren als voorbeelden op Europese schaal. Gebouwde omgeving, vooral woningbouw: levensloopbestendig maken in krimpgebieden.
2.
Restwarmte van industrie in het Sloegebied en in de Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen gebruiken om energie te besparen binnen de industriegebieden en in de gebouwde omgeving.
3.
Slim financieren: als algemeen ondersteunend instrument kan een (revolverend) fonds gevormd worden, dat gevoed wordt met middelen vanuit de Provincie, Rijk en Europa. Het Interprovinciale Overleg heeft hiervoor slimme financieringsmethoden uitgezocht, die ook in Zeeland toegepast zouden kunnen worden. Zie hiervoor: http://www.ipo.nl/nieuws/ipo-publiceert-brochureserie-slim-financieren-duurzame-energieprojecten
4.
Met de nieuwe Energie Efficiency richtlijn kan het bedrijfsleven effectiever aangesproken worden op energiebesparing; dat kan via het vrijwillige spoor (de MJA-benadering) of via het handhavingsspoor, waarbij onwillige bedrijven via de mogelijkheden van de Omgevingswet aangepakt worden.
Rol van de Provincie Zeeland Energie besparen met de stapsgewijze ontwikkeling van warmtenetten ziet de Provincie als een belangrijke actie om de beleidsdoelen te verwezenlijken, maar het is ook duidelijk dat de moeilijkheden groot zijn: draagvlak, lange doorlooptijden en technische/financiële bezwaren. Daarom is leiderschap nodig en wil de Provincie Zeeland de regierol bij dit onderwerp. Dat betekent ook dat de Provincie Zeeland wil investeren in het proces dat hiervoor nodig is en kennis, ervaring en lobby van nationale en Europese fondsen wil
20
organiseren. Als een project eenmaal op gang is gekomen, zal de provinciale rol verschuiven van ‘leidend’ naar meer faciliterend. De Provincie Zeeland heeft met Zeeland Seaports en de Rijksoverheid een green deal gesloten om drie restwarmtekoppelingen tussen bedrijven te realiseren en een pilot uit te voeren rond mobiele warmtebenutting binnen de termijn van deze energienota. Uit studies is gebleken dat restwarmtenetten voor Sloegebied en Kanaalzone als geheel vooralsnog niet haalbaar zijn. Een kansrijkere strategie gaat uit van het realiseren van kleinere koppelingen die in een later stadium met elkaar worden verbonden. Grootschalige warmteleidingen van de industriegebieden naar de bebouwde omgeving is vooralsnog, gezien het aantal benodigde woningen (> 15.000), geen realistische optie in de Zeeuwse context. Als vergunningverlener leggen we aan bedrijven die niet of onvoldoende maatregelen nemen om de energie-efficiency te verbeteren, gelijkwaardige verplichtingen op om alle rendabele energiebesparingsmaatregelen te treffen. Na implementatie van de nieuwe Energie Efficiency richtlijn in nationale wetgeving zullen we die nieuwe regels toepassen. 3.3.2. Hernieuwbare energie Hernieuwbare energie is energie die in principe onbeperkt beschikbaar is, het huidige leefmilieu niet belast en toekomstige generaties niet beperkt. De Europese richtlijn Hernieuwbare Energie heeft de definitie een juridisch karakter gegeven en is daarom in de kadertekst opgenomen.
'Energie uit hernieuwbare bronnen': volgens de EU-richtlijn Hernieuwbare Energie gedefinieerd als energie van/uit wind, zon, aerothermische geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen.'
Een hernieuwbare energiebron is niet altijd een duurzame energiebron. Biomassa is bijvoorbeeld een hernieuwbare energiebron, maar soms is biomassa niet duurzaam, omdat de teelt ten koste gaat van de natuurlijke omgeving en/of op gespannen voet staat met de wereldvoedselvoorziening. De Provincie heeft grond in tijdelijk beheer en wil verkennen of het mogelijk is deze gronden in te zetten voor de opwekking van duurzame energie. Voor Zeeland worden de belangrijkste hernieuwbare bronnen hieronder opgesomd, met de kansen en mogelijke rollen voor de Provincie. 3.3.3. Zon Zonne-energie wordt (in Nederland) gebruikt voor elektriciteit en/of warmte: -
zonnepanelen voor elektriciteit via fotovoltaïsche cellen;
-
zonnecollectoren voor warmte, (meestal) gebruikt voor warm water en ruimteverwarming;
-
passieve zonne-energie, meestal toegepast door huizen en gebouwen zo te bouwen, dat de zon direct maximaal de ruimtes kan verwarmen, bijvoorbeeld met grote ramen aan de zonkant en kleine raampjes aan de schaduwkant.
21
Kans voor Zeeland Zeeland is een van de zonnigste provincies van Nederland en dus een geschikte locatie om zonne-energie te winnen. Er is veel draagvlak, zowel bij de politiek als bij burgers en bedrijven. De ontwikkeling op het gebied van zonne-energie gaat snel; naar verwachting is de prijs van zonne-energie binnen 3 tot 8 jaar op gelijke hoogte met de prijs voor conventionele energie. Op dit moment geldt dit al voor consumenten binnen de salderingsregels. Het kabinet Rutte II heeft het voornemen om deze regeling uit te breiden, waarmee meer mogelijkheden ontstaan voor particulieren en bedrijven om deel te nemen in zonnepanelen, ook op andermans dak. Samen met de andere provincies heeft Zeeland met het Rijk afgesproken een regeling 'Zon voor Asbest' te maken die voor agrariërs de kans biedt om subsidie te krijgen voor sanering van asbestdaken, op voorwaarde dat er zonnepanelen op het nieuwe dak komen. Voor deze regeling is bijna € 9 ton beschikbaar gesteld door het Rijk. Deze regeling wordt vormgegeven vanuit landbouwbeleid bij de Provincie. Rol van de Provincie Zeeland Omdat de ontwikkeling op het gebied van zonnepanelen zo’n snelle vlucht neemt kan de rol voor de Provincie Zeeland beperkt blijven. De Provincie kan (via het IPO) bij het Rijk pleiten, om de regelgeving voor decentrale opwekking te vereenvoudigen en verbeteren. De Provincie heeft een rol bij de planologische en landschappelijke inpassing van grote zonneparken in agrarisch gebied, bij de uitvoering van de ‘Zon voor Asbest’ regeling en bij de begeleiding van het project Solar Energized Ports. In laatstgenoemd project laat Zeeland Seaports de mogelijkheden voor plaatsing van zonnepanelen in havengebieden onderzoeken als onderdeel van het Interregproject Duurzame Zeehavens met Belgische partners van de havens Antwerpen, Gent, Oostende en Zeebrugge. 3.3.4. Wind Een windturbine gebruikt de kracht van de wind om een elektrische generator aan te drijven en zo elektriciteit op te wekken. De moderne generatie windmolens op land is zeer efficiënt en kosteneffectief. Wind op zee is nog niet uit de ontwikkelfase, waardoor de prijs nog hoog is. De verwachting is, dat dit door opschaling op termijn zal veranderen tot gelijk aan of onder de kosten voor wind op land. De doelstelling van het Rijk is 6000 MW wind op land. De Provincie Zeeland heeft zich bestuurlijk gecommitteerd aan 550 MW. Daarvoor zijn in het Omgevingsplan voldoende locaties aangewezen in de vorm van concentratiegebieden en een aantal kleinere locaties. De Provincie zet vooral capaciteit in om de doelstelling gerealiseerd te krijgen door het oplossen van knelpunten en belemmeringen bij de diverse projecten. De rijksoverheid spreekt de Provincie aan op het bereiken van de doelstelling. Daarom werkt de Provincie ook actief mee in de landelijke afstemming tussen IPO en het Rijk. Bij concrete projecten wordt ook samengewerkt met de provincies Brabant en Zuid-Holland.
22
Windmolens op zee hebben tot nu toe weinig aandacht gekregen, omdat de Provincie hier niet of nauwelijks een rol gespeeld heeft. Kans voor Zeeland Zeeland is een zeer geschikte locatie voor windmolens op land en op zee, door zijn ligging aan zee. Het waait hier veel. Het kabinet Rutte II heeft naast 'Wind op land' ook 'Wind op zee' weer hoog op de agenda gezet. Kansen voor de Provincie Zeeland liggen vooral in het vastleggen van het ruimtelijk beleid en het faciliteren van de ontwikkeling van projecten voor wind op land en op zee. In Zeeland is een consortium gevormd voor de ontwikkeling van een windmolenpark voor de Zeeuwse kust, op de door het Rijk aangewezen locatie. Een andere kans ligt er voor bedrijven en Zeeland Seaports, door het benutten van de Zeeuwse havens voor productie van onderdelen, assemblage, onderhoud en de logistiek van de bouw van grote windparken. Rol voor de Provincie Zeeland De rol die het best past is die van beleidsbepaler en scheidsrechter. Verder faciliteert de Provincie de processen, waarbij de Provincie enerzijds de grenzen van het omgevingsplan bewaakt, maar voor het overige zo veel mogelijk belemmeringen wegneemt bij het ontwikkelen van projecten. Via het Interprovinciaal overleg en bijvoorbeeld contacten met de SER heeft de Provincie de rol van belangenbehartiger om dergelijke projecten onder de aandacht te brengen bij het Rijk en de landelijke politiek. Een andere rol die de Provincie heeft, is de rol van vergunningverstrekker van de Natuurbeschermingswet als een windpark een effect heeft op het Natura 2000-gebied de voordelta. 3.3.5. Water
Energie halen we niet alleen uit zon en wind, ook water is in Zeeland een nog vrijwel onontgonnen bron van energie. Uit water kan op verschillende manieren energie gewonnen worden. De belangrijkste zijn: -
Hydro-elektrische energie: dit is de klassieke vorm waarbij elektrische energie wordt gewonnen uit (grote) hoogteverschillen van water door de bouw van een stuwdam of bij een natuurlijke waterval.
23
-
Getijdenenergie: een bijzondere vorm van hydro-elektrische energie waarbij het hoogteverschil tussen getijden wordt gebruikt voor winning van elektrische energie. Door het geringere hoogteverschil is de opbrengst kleiner dan in heuvels of bergen.
-
Golfslagenergie: dit is een vorm waarbij golfbeweging wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken.
-
Blauwe energie: hierbij wordt elektrische energie gewonnen door het verschil in zoutconcentratie tussen zeewater en zoetwater (osmose).
-
Ocean Thermal Energy Conversion (OTEC). Deze techniek maakt gebruik van het temperatuurverschil tussen het oppervlaktewater en de diepere lagen van de oceaan om elektriciteit op te wekken.
Kans voor Zeeland Zeeland heeft volop kansen om energie uit water te halen, het is een geschikte provincie om te dienen als proeftuin voor energie uit water. Zo bestaat de mogelijkheid om uit getij en uit stroming energie op te wekken en is er een sterke verbinding met waterbouw en kennisontwikkeling rondom deltatechnologie. Er zijn al diverse proefprojecten waarbij verschillende getijdetechnieken worden getest. Een concrete kans biedt de Brouwersdam. De verbetering van de waterkwaliteit en de veiligheid van de Grevelingen vergt investeringen die werk met werk kunnen maken en een getijdencentrale kunnen realiseren. Het project Protide is door Europa goedgekeurd, waarmee een geschikte techniek wordt geselecteerd bij laag verval, zoals bij de Brouwersdam aanwezig is. Deze techniek kan vervolgens in een op te richten testcentrum voor getijdenenergie in de Grevelingdam (Tidal Test Centre Grevelingendam, TTCG) worden bewezen. In dit TTCG kunnen in de toekomst andere getijdentechnieken worden getest. Verder is er gekeken naar de mogelijkheid om uit de zoet-zout scheiding van water energie te halen (bijv. Krammersluizen of de gemalen van het Waterschap). Omdat het nu nog onzeker is waar precies de scheiding zoet-zout komt te liggen, heeft dit onderwerp tot nu toe weinig aandacht gekregen. Energie uit Water is een breed thema, zo wordt er op dit moment ook onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van groene grondstoffen vanuit aquatische teelten (algen en wieren, ook op land) voor de industrie (dit valt onder de agenda Biobased Economy 'Agro meets Chemistry'). Voorzitter van het kernteam Watertechnologie, vallend onder de topsector Water, is de heer P. Vermaat, directeur van het Zeeuws-Zuid-Hollandse waterbedrijf Evides. Rol van de Provincie Zeeland De ontwikkeling van getijdenenergie zit, afhankelijk van de desbetreffende techniek, nog in de ontwikkelingsfase. De rol van de Provincie Zeeland kan faciliterend zijn om proefprojecten van de grond te krijgen, maar ook stimulerend om een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en kennisinstellingen te creeren die zich richten op waterbouw en deltatechnologie in combinatie met getijdenenergie. Provincie Zeeland is leadpartner in Protide, het eerder genoemde EU-project voor onderzoek naar laag-verval generatoren. 3.3.6. Biomassa Zonlicht wordt door planten vastgelegd in organische materialen door middel van fotosynthese. De zo opgebouwde biomassa kan vervolgens via diverse technologische routes worden omgezet in bruikbare energie zoals bijvoorbeeld elektriciteit, warmte of transportbrandstof. Biomassa kan speciaal geteeld worden of als organisch afval ingezameld
24
worden. Zo worden houtsnippers gemaakt van afvalhout voor biomassacentrales of wordt groen gas gemaakt door vergisting van biomassa. Het groene gas kan vervolgens voor allerlei doelen gebruikt worden: voor een biogascentrale, in het aardgasnetwerk ingevoerd worden, het kan gebruikt worden als groene grondstof in de chemische industrie of als motorbrandstof. Tenslotte is en blijft de duurzaamheid van biomassateelt een belangrijk aandachtspunt: biodiversiteit en de ‘food for fuel’ discussie.
Over gebruik van biomassa in energie wordt beweerd dat het niet duurzaam is, omdat: - het de CO2-emissie niet vermindert; - het landbouwgrond verdringt (food for fuel); - het transport naar Nederland meer energie kost dan het opbrengt. Aan het gebruik van biomassa voor hernieuwbare energie worden hoge wettelijke eisen gesteld. Deze zijn gekoppeld aan de SDE-subsidie. Het certificatiesysteem NTA 8080 speelt een belangrijke rol. Biomassa die aan deze eisen voldoet, wordt gezien als duurzaam, komt in aanmerking voor subsidie en de geproduceerde energie mag bij de nationale doelstelling worden opgeteld. Voor het berekenen van de CO2-emissiereductie heeft het AgentschapNL een rekentool ontwikkeld waarmee dit precies is uit te rekenen; belangrijkste factoren zijn herkomst (afvalhout van de bosbouw is beter dan in de tropen geteeld hout ) en de gebruikte techniek (productie van elektriciteit, warmte of beide). De energie die het transport kost, is verwaarloosbaar, als dat gebeurt met grote bulkcarriers (0,01 – 0,001%). Olie, kolen en gas worden ook wereldwijd getransporteerd.
Kans voor Zeeland Het kabinet heeft de duurzaamheidsdoelstelling voor 2020 verhoogd van 14% naar 16%. De ombouw van de kolencentrale van EPZ naar een 100% biomassacentrale kan op korte termijn (2016) één derde deel van de landelijke 2% verhoging invullen. Omdat de centrale van 350 MW continu in bedrijf is, levert de biomassacentrale een verglijkbare hoeveelheid duurzame energie op als 1100 MW opgesteld vermogen aan windmolens. De CO2-emissie van de kolencentrale neemt af met 90 %. De ombouw van de centrale kan ook gebruikt worden om de centrale aan te passen voor gebruik van de restwarmte in een warmtenet op en buiten het industrieterrein. Daarmee is het mogelijk om in één project bij te dragen aan twee hoofddoelen van het beleid op nationale en Europese schaal. De Zeeuwse havens vervullen nu al een belangrijke logistieke rol bij de import en verwerking van biomassa, met name in de Kanaalzone. Die rol kan verder verbeterd en uitgebouwd worden, bijvoorbeeld met de digitale Marktplaats voor biomassa die ontwikkeld is in het kader van LoCaRe. Daarnaast liggen er volop kansen om het organische afval van woningen en kantoren (GFT-afval) en uit de agrarische sector te gebruiken als groene grondstoffen of biogasproductie. Zeeland heeft al verschil-
25
lende biogasproducenten (Lijnco, Fritesfabrieken) en andere zijn in ontwikkeling (Groene Poort, De Rijke; beide hebben een SDE+ subsidie). Rol van de Provincie Zeeland Bij de ombouw van de kolencentrale naar 100% biomassa heeft de Provincie een belangrijke rol in de gezamenlijke lobby in Den Haag en Brussel. Om de businesscase voor de ombouw kansrijk te maken is een subsidie van het Rijk of Europa nodig. De Provincie faciliteert EPZ als vergunningverlener, kan onnodige belemmeringen wegnemen en kan ondersteunen in het verkrijgen van de nodige subsidies. Via het Interprovinciaal Overleg, contacten met de SER en bezoek van de minister van EZ aan Zeeland brengt de Provincie de ombouw van de centrale onder de aandacht van het kabinet, een project waarmee de duurzaamheidsdoelstelling op korte termijn ingevuld kan worden. De Provincie heeft met alle stakeholders een manifest ondertekend waarin partijen verklaren zich in te zetten voor realisatie van de EPZ Bioenergiecentrale. Faciliteren en stimuleren van de ontwikkeling van groene grondstoffen wordt opgepakt in de businesscase Biobased Economy van de Economische Agenda. Eenzelfde rol kan nuttig of noodzakelijk zijn om een markt te creëren voor, bijvoorbeeld, de productie en het gebruik van groen gas uit organisch (GFT-)afval.
26
3.3.7. Conventionele energie in de transitiefase
Gedurende de energietransitie zal conventionele energie (fossiel en nucleair) noodzakelijk zijn om een betrouwbare en betaalbare energievoorziening te hebben. Hiermee bedoelen we de productie van elektriciteit uit bronnen als uranium, kolen en aardgas. Die conventionele elektriciteitsproductie moet zo schoon en veilig mogelijk gebeuren, maar ook passen in het proces van de energietransitie. Vervanging van bestaande energiecentrales levert milieuwinst op omdat nieuwe centrales altijd efficienter zijn en moeten voldoen aan de best beschikbare techniek. Zeeland vormt een goede locatie voor energieopwekking gezien zijn ligging aan diepzeewater voor aanvoer van grondstoffen en de aanwezigheid van koelwater.
Zeeland is een van de waarborgingslocaties in Nederland voor kernenergie. Zoals bekend, heeft Delta haar nucleaire plannen in de koelkast gezet, wegens de huidige lage energieprijzen en het ontbreken van financiers. Kernenergie wordt gezien als transitie-energie, omdat de opwekking klimaatneutraal is, er is geen CO2-uitstoot.
De nieuw aan te leggen hoogspanningslijn "Zuid West 380 KV" gaf in de scenario’s van vóór 2012 voldoende ruimte om de opgewekte elektriciteit af te voeren. Tegen de achtergrond van de nieuwe ontwikkelingen in het Sloegebied moet de capaciteit van het transport uit Zeeland opnieuw bekeken worden.
Nederland ontwikkelt zich van een energie importerend land naar energie exporterend land. Echter op dit moment nodigen de prijzen van elektriciteit niet uit tot het plegen van nieuwe investeringen in grootschalige opwekkingscapaciteit.
De winning van goedkoop schaliegas in Amerika en mondiaal heeft een negatief effect op de concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie in Europa, die relatief duur aardgas als grondstof en brandstof gebruikt (zie Bijlagenboek, bijlage IV Overzichtsnotitie Schaliegas).
Kans voor Zeeland Zeeland biedt kansen voor grootschalige energieopwekking voor energieleveranciers. Er is goed toegankelijk koelwater aanwezig. Ook op lange termijn wil de Provincie Zeeland een netto energieproducent zijn, waarbij het aandeel hernieuwbare energie toeneemt tot uiteindelijk 100% in 2050. De winning van schaliegas ligt momenteel nog niet voor de hand in Zeeland. Rol van de Provincie Zeeland De rol van de Provincie is beleidsbepalend en faciliterend. Als vergunningverlener in geval van conventionele energie en grotere biomassacentrales zullen we aanvragen voor nieuwe centrales met een positieve insteek benaderen. Randvoorwaarden zijn de EU-richtlijnen m.b.t. energie-efficiency, procestechnieken en emissienormen. Deze zullen toegepast worden bij de vergunningverlening. We houden de economisch invloed van mondiale winning van schaliegas op de Zeeuwse energie-intensieve industrie in de gaten en gaan, in overleg met de sectoren chemie en energie, op zoek naar kansen voor alternatieve bouwstenen voor de chemie die kunnen concurreren met goedkoop schaliegas. 3.3.8. DELTA als Zeeuwse energieproducent en –leverancier De Provincie Zeeland is 50% aandeelhouder van het geïntegreerde energiebedrijf DELTA NV. De andere aandeelhouders zijn voornamelijk de Zeeuwse gemeenten. De binding tussen DELTA en Zeeland is uniek, door het publieke eigendom en omdat een groot deel van de Zeeuwen klant is en één of meer diensten
27
afneemt van de Multi-Utility Company. In het Strategisch Plan 2013 van DELTA krijgt deze multi-utility lijn een vervolg. DELTA bestaat uit drie pijlers: netwerken, energie en afval. De gevolgen voor Delta van de nieuwe energie-efficiency richtlijn zijn divers van aard: -
invoeren van slimme meters (loopt al);
-
energieadvisering aan burgers en bedrijven, mogelijk moet dit geïntensiveerd worden;
-
bij nieuw- of verbouw van productiecapaciteit moet de mogelijkheid van hergebruik van warmte onderzocht worden en onderdeel zijn van de vergunningprocedure.
De kerncijfers van DELTA zijn als volgt (bronnen: MVO-verslag "onbeperkt houdbaar" en Jaarrapport 2011): Elektriciteitsproductie
CO2-productie: 2.535 kiloton
Gemiddelde CO2 -productie: 0,33 ton CO2/MWh (landelijk gemiddelde: 0,4 ton CO2/MWH.
De relatief lage CO2-emissie van DELTA wordt vooral veroorzaakt doordat de kerncentrale in Borssele geen CO2 produceert. Bedrijfsvoering De CO2-emissie die gepaard gaat met de eigen bedrijfsvoering is 5.675 ton/jaar. Deze wordt veroorzaakt door o.a. kantoren (verwarming, verlichting, computers, etc.) en transportbrandstof. De brandstofmix bestond in 2011 uit:
Fossiel: 22,6% kolen en 46,6% aardgas
CO2-neutraal: nucleair 18%, hernieuwbaar 10,3%: totaal: 28,3%
De hernieuwbare energie bestond uit wind 2,4%, waterkracht 2,3%, biomassa 5,6%: totaal 10,3%
Voor 2020 streeft Delta naar een brandstofmix met 1/3 nucleair, 1/3 fossiel (aardgas/kolen), 1/3 hernieuwbaar. DELTA heeft voor 2050 de doelstelling om 100% CO2-neutraal elektriciteit te produceren. De kerncijfers van DELTA over 2011 zijn: Omzet:
€ 2,2 miljard
Bruto marge:
€ 655 miljoen
Netto resultaat:
€ 82,7 miljoen
De huidige energiestrategie van DELTA betreft: 1.
Optimaliseren van de huidige productiecapaciteit.
2.
Om de CO2 uitstoot te verminderen, maakt de kolencentrale te Borssele ook gebruik van het bijstoken van biomassa als brandstof. In 2010 was 13,2% van de geproduceerde elektriciteit afkomstig van biomassa. Momenteel wordt uitgebreid en Zeeland-breed gelobbyd, om de ombouw naar 100% biomassa economisch mogelijk te maken. (zie ook onder de kop ‘biomassa’).
3.
Uitstel ontwikkeling grootschalige conventionele productiecapaciteit.
4.
Investeringen in windmolenparken (o.a. Kreekraksluis).
28
De huidige markt- en financiële omstandigheden bieden niet het optimale klimaat voor investeringen in grootschalige conventionele productie van elektriciteit. Selectieve ontwikkeling duurzame productiecapaciteit DELTA wil uit oogpunt van risicobeperking een gediversifieerde productieportfolio behouden en ontwikkelen en zet daarbij in op een reeks van duurzame productietechnologieën: 1.
Biomassa
2.
Wind op land /zee
3.
Zon PV (kleinschalig)
4.
Restwarmte die vrijkomt bij elektriciteitsproductie
5.
Getijdenenergie
Slimme netwerken Met de komst van decentraal opgewekte (vaak duurzame) energie, moet het elektriciteitsnetwerk ingericht zijn op tweerichtingsverkeer, in plaats van het huidige eenrichtingverkeer. Het wisselende aanbod van decentraal vermogen uit wind, zon en getijdenenergie vraagt om innovatieve oplossingen en verandert de rol van elektriciteitsproducent en netwerkbedrijf. Door het opnemen van 'slimme' meters in het netwerk kunnen ook andere functies dan alleen transport en distributie toegevoegd worden. De aanleg van zulke intelligente elektriciteitsnetten levert een positieve bijdrage aan de toekomstige energievoorziening. Het leidt tot lagere prijzen voor consumenten en bedrijfsleven. Delta Netwerkbedrijf (DNWB) is (nog) onderdeel van het DELTA-concern, met een eigen onafhankelijke bedrijfsvoering conform de wet- en regelgeving. DNWB kan haar rol als netbeheerder uitbreiden met het beheer en exploitatie van warmtenet(ten) en intelligente elektriciteitsnetten. Kans voor Zeeland Een slim netwerk biedt kansen voor decentrale energieopwekking, besparing bij eindgebruikers en lagere of uitgestelde investeringen in netwerken. Rol voor de Provincie Zeeland De Provincie is 50% aandeelhouder in DELTA, en indirect ook in DNWB en kan een faciliterende rol spelen voor het opzetten van proefprojecten in de regio.
29
4. 4.1.
Energie als stuwende kracht ! Inleiding
Provinciale Staten van Zeeland hebben gekozen voor de beleidsoptie Stuwend Zeeland, waarin de Provincie Zeeland zich inzet om een beperkt aantal thema’s actief te ondersteunen; de thema’s zijn gekozen met een realistische en zakelijke afweging op basis van criteria als de bijdrage aan de koolstofarme economie, economische kentallen als (toekomstige) werkgelegenheid, bruto regionaal product en de maatschappelijke c.q. technische haalbaarheid. De inzet van de provinciale middelen (geld en capaciteit) krijgt op deze manier het hoogste maatschappelijke rendement. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de ambitie is en hoe de Provincie tot deze keuzes is gekomen. Vervolgens wordt vanuit de gemaakte keuzes een brug geslagen naar de projecten die hieruit voortvloeien. Deze projecten zijn beschreven in het Bijlagenboek, bijlage I Jaarprogramma 2013 Businesscase Energie.
4.2.
Ambitie en doelen
De Provincie Zeeland kent vanaf eind jaren ’90 al een energiebeleid dat consistent gericht is op verduurzaming van de energievoorziening. Inmiddels spreken we over ‘hernieuwbare energie’ en over ‘finaal energieverbruik’, vanwege de Europese definities, maar de ambitie is gelijk gebleven.
30
De lange termijn ambitie van de Provincie Zeeland is de onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen en een klimaatneutrale energiehuishouding in de provincie. De Provincie Zeeland hanteert het jaar 2050 als stip op de horizon om hier naar toe te werken. Doelen De Provincie heeft slechts beperkte invloed op het bereiken van kwantitatieve resultaten. Daarom formuleert de Provincie als SMART doelstelling van het energiebeleid alleen kwantitatieve doelen indien zij daar zelf verantwoordelijk voor is (zoals bij wind op land en de eigen organsiatie) en voor het overige worden procesdoelen genoemd waarmee we de voortgang van het provinciale beleid en het nut van de inspanningen op een zinvolle manier kunnen meten. De doelen zijn: Doel 1: de provinciale organisatie is blijvend klimaatneutraal. Doel 2: de Provincie Zeeland levert haar bijdrage aan de doelstellingen van het Rijk op het gebied van energiebesparing, hernieuwbare energie en reductie van broeikasgassen, door projecten te faciliteren die de landelijke doelstellingen en de bovenstaande Zeeuwse ambitie ondersteunen en een maximale bijdrage leveren aan de Zeeuwse economie. Doel 3: de Provincie Zeeland ontwikkelt samen met derden op minimaal drie majeure thema’s minimaal vijf projecten. Doel 4: de Provincie Zeeland stimuleert en faciliteert de communicatie, informatie en educatie over energie en klimaat door een ‘energieloket’ in te richten. Doel 5: de Provincie Zeeland maakt de plaatsing van windmolens op land planologisch mogelijk met een minimaal nominaal vermogen van 550 MW.
Aanpak om te komen tot keuze thema's en definiëring businesscase
4.3.
4.3.1. SWOT-analyse Een SWOT-analyse, uitgevoerd met externe partijen betrokken bij energie in brede zin, heeft de analyse uit de kadernotitie belicht vanuit het perspectief van buiten het provinciale apparaat. De vraagstelling voor de SWOT-analyse was:
Wat zijn de sterke en zwakke punten in Zeeland (algemeen en specifiek voor de regio) m.b.t. energiebesparing en productie van hernieuwbare energie?
Welke kansen en bedreigingen zien Zeeuwse actoren voor deze onderwerpen?
Welke rol zien de Zeeuwse actoren voor de Provincie (binnen de gegeven financiële kaders)?
In de volgende tabel zijn de belangrijkste kansen en bedreigingen samengevat. De volledige lijst van resultaten is opgenomen in de tabel van bijlage II in het Bijlgenboek.
31
Thema
Sterkte/Kansen
Zwakte/Bedreigingen
Ruimtelijke kenmerken en infrastructuur
Kleine en geïsoleerde kernen kleine thuismarkt (met name voor restwarmte) en beperkte middelen bij overheden . Veel praten, weinig slagkracht; onderlinge concurrentie.
Bedrijven
Overheid
Lokaal management met bevlogenheid. Bereidheid tot investeren. Aanwezigheid lokale energiebedrijven Delta en Zeeuwind, in eigendom van lokale gemeenschap. Duidelijke doelen van woningcorporaties.
Frequent wijzigen politieke samenstelling lokaal en nationaal beleid wisselt ook frequent.
Communicatie/lobby
Overzichtelijke provincie snel schakelen is mogelijk; bereidheid tot samenwerken is aanwezig. Ligging aan zee: koelwater en diepzeehavens Goede verbindingen.
Provincie kan regierol kiezen op ruimtelijk gebied en in de regionale economie. Benut de ruimte in nieuwe regeerakkoord. Stel een langetermijnvisie op.
Bestaande structuur van industrie is kwetsbaar (basis-chemie). Omvang en vermogenspositie van Delta. Krimpende woningmarkt en financiële positie corporaties.
Groen imago van Zeeland benutten. Organiseer gezamenlijke lobby en trek samen op naar Den Haag en Brussel.
Hernieuwbare energie
Zeeland heeft veel natuurlijke bronnen met hoog rendement (zon, wind, water, biomassa). Er zijn partijen die bereid zijn te investeren in (bijna) alle hernieuwbare bronnen, als er sprake is van een gezonde businesscase. Europese programma’s benutten.
Onderlinge concurrentie bij organiseren van gezamenlijke lobby. Beperkte invloed in Den Haag. Te weinig spreken met 1 stem en 1 doel. Zeeland zit niet aan tafel bij topsectoren.
Prijs van hernieuwbare energie is voorlopig niet concurrerend met fossiel marktsturing door overheid blijft noodzakelijk.
4.3.2. Multi Criteria-analyse De kansen die gedestilleerd waren uit de SWOT-analyse zijn in een tweede bijeenkomst met externe partijen gerangschikt met een Multi Criteria-analyse. Dit met als doel om de focus aan te brengen in de onderwerpen waarbij we een rol willen spelen. Daarbij waren de belangrijkste selectiecriteria:
omvang van de bijdrage aan de energietransitie (energie belang);
kansen voor economische ontwikkeling in Zeeland (economisch belang);
maatschappelijk draagvlak.
Wat ook meespeelde waren de technische en economische haalbaarheid en de invloed die de Provincie kan uitoefenen. Zie voor de details van de Multi Criteria-analyse bijlage III in het Bijlagenboek.
32
De analyse leidde tot de volgende top vijf van de thema’s voor Zeeland: 1. Energie in de gebouwde omgeving (energiebesparing en restwarmtebenutting) Zowel voor woningen en de utiliteitsbouw als bij bedrijven (MKB en de grote industrie) liggen kansen, o.a. voor het gebruik van industriële restwarmte. Uit studies is gebleken dat restwarmtenetten voor Sloegebied en Kanaalzone als geheel vooralsnog niet haalbaar zijn. Een kansrijkere strategie gaat uit van het realiseren van kleinere koppelingen die in een later stadium met elkaar worden verbonden. Daarnaast richten we ons op pilots met mobiele warmte in containers. 2. Hernieuwbare energie uit Wind op Zee Een Zeeuws consortium is opgericht om te zijner tijd mee te doen met de aanbesteding voor de realisering van een windpark in de Noordzee op een door het Rijk aangewezen locatie. Voor de Zeeuwse economie biedt dit goede ontwikkelkansen voor bedrijven in het Sloegebied die zich bezig houden met ontwerp, bouw en onderhoud van windmolens. Het thema 'Wind op Zee' past ook erg goed in het nieuwe LAND in ZEE! concept van de Provincie Zeeland. 3. Energie in grootschalige industrie (energiebesparing en restwarmte) Met de overheid is een green deal m.b.t. restwarmte afgesloten. Dit biedt kansen om restwarmtekoppelingen op industrieterreinen te ontwikkelen en een pilot met mobiele restwarmte uit te voeren. Hierbij dient ook de stapsgewijze ontwikkeling van een warmtenet bij gebouwde omgeving betrokken te worden; industrie en gebouwde omgeving moeten hierin samenwerken. Het is een rol van de Provincie om dit te bevorderen. 4. Hernieuwbare energie uit biomassa De ombouw van de kolencentrale van EPZ naar biomassacentrale bevordert de productie van hernieuwbare energie (350MW komt overeen met geïnstalleerd vermogen van 1100 MW windenergie) en biedt behoud van werkgelegenheid. In samenhang met de bovengenoemde warmtenetten kan EPZ bij de ombouw van kolen- naar biomassastook de centrale aanpassen voor warmtelevering. 5. Energie uit water Omdat de waterkwaliteit in de Grevelingen verbeterd moet worden, biedt dit de kans om in de Brouwersdam een 50MW getijdencentrale met een laag verval te ontwikkelen. In de Grevelingendam kan men in een bestaande doorlaat de techniek uittesten in een op te richten Tidal Test Centre dat kan uitgroeien tot een kenniscentrum voor Europa en wereldwijd. Het thema 'Energie uit water' past ook erg goed in het nieuwe LAND in ZEE! concept van de Provincie Zeeland. Overige thema's, gevolgen van gemaakte keuzes De overige thema's scoorden om uiteenlopende redenen lager, bijvoorbeeld: -
Voor wind op land heeft de Provincie het planologische werk voor het grootste deel al gedaan. Het is nu voornamelijk zaak om, in de rol van facilitator, bij concrete projecten de procedure te begeleiden.
-
Voor zonne-energie is een groot maatschappelijk draagvlak. De rol van de Provincie kan hier beperkt blijven omdat de markt geen steun van de overheid vraagt, behalve als het gaat om grote projecten zoals bijvoorbeeld de regeling Zon voor Asbest bij agrarische bedrijven. Deze regeling is ontstaan vanuit landbouwbeleid en hiervoor is van het Rijk € 900.000 beschikbaar.
33
-
Kernenergie draagt bij aan klimaatdoelen, maar plannen voor nieuwbouw zijn financieel niet haalbaar.
-
Energie in de transportsector zien we niet als rol voor de Provincie, behalve in het openbaar vervoer.
-
Geothermie is in Zeeland moeilijk rendabel te krijgen, omdat pas op grote diepte de temperatuur hoog genoeg is voor verwarmingsdoeleinden. Specifieke toepassing van geothermie in de land - en tuinbouw kan de Provincie wel ondersteunen hoewel hiervoor in het bijgevoegde jaarprogramma 2013 geen geld is gereserveerd. Vanuit andere provinciale doelen en middelen kan geothermie een stimulans krijgen, bijvoorbeeld om innovaties op het gebied van land- en tuinbouw te realiseren.
-
De winning van schaliegas ligt niet voor de hand in Zeeland (zie Bijlagenboek, bijlage IV Overzichtsnotitie Schaliegas). Wel gaan we in overleg met de sectoren chemie en energie op zoek naar kansen voor alternatieve bouwstenen voor de chemie die kunnen concurreren met goedkoop schaliegas.
Reflectie van externe deskundigen Aan de Multi Criteria-analyse is ook deelgenomen door twee energiedeskundigen van buiten Zeeland die de Zeeuwse situatie goed kennen. Zij hebben de volgende reflectie gegeven op het resultaat: 1.
De rangschikking is ongeveer wat verwacht kan worden in de Zeeuwse situatie. Het past bij de Zeeuwse identiteit: wind, biomassa en water zitten heel dicht bij elkaar. Zon is wel belangrijk, maar scoort minder vanwege de geringe rol voor de Provincie.
2.
De groepsdiscussie is belangrijker dan het kwantitatieve eindresultaat omdat de scores dicht bij elkaar zitten. Uitvoering van een gevoeligheidsanalyse zou antwoord kunnen geven op de vraag of een iets andere score een compleet ander beeld zou geven (red: dit is uitgevoerd en geeft geen wezenlijk ander beeld).
3.
Dat onderwerpen afvallen betekent niet dat er ‘niets mee hoeft te gebeuren’. De Provincie kan heel goed meeliften op de bagagedrager van andere initiatieven. Daardoor kunnen de eigen inspanningen met meer effect ingezet worden voor de gekozen prioriteiten.
4.
De thema’s kunnen niet (helemaal) los van elkaar gezien worden. De thema’s 1, 3 en 4 zijn technisch en economisch sterk gerelateerd en moeten dus in samenhang behandeld worden.
5.
De Provincie Zeeland dient met het grootaandeelhouderschap van Delta (als enige Provincie) niet alleen het kortetermijnbelang van de dividenduitkering voor ogen te houden maar ook haar verantwoordelijkheid voor een duurzaam langetermijnbeleid. Delta kan de drager zijn van veel energie-initiatieven in Zeeland, als de Provincie daarvoor kiest.
4.3.3. Advies PCO De Provinciale Commissie voor het Omgevingsbeleid (PCO) heeft een advies gegeven over de Kadernotitie (zie bijlage 6.3 in het Bijlagenboek). Daarin adviseert de PCO de beleidsoptie Stuwend Zeeland en heeft gevraagd om: 1.
een Zeeuwse ‘taskforce’ op te zetten en
2.
het energiebeleid (energiebesparing en hernieuwbare energie) en het klimaat (alles rond het thema CO2-emissie) uit elkaar te halen en beide onderwerpen een plek in de nota te geven.
De PCO pleit voor de oprichting van een Zeeuwse taskforce waarin betrokken partijen werken aan adequate en realistische projecten/activiteiten die een serieuze bijdrage leveren aan de realisatie van de klimaatdoelstellingen. De Provincie geeft hier invulling aan met de aanpak via businesscases. De Energieno-
34
ta is geen op zichzelf staande nota maar vormt onderdeel van Economische Agenda als Businesscase Energie. Om de businesscases uit de Economische Agenda aan te jagen zijn externe trekkers benoemd die gezien kunnen worden als een Taskforce. Op specifieke deelprojecten uit de businescase Energie zijn ook weer samenwerkingsverbanden gevormd, zoals bijvoorbeeld het consortium voor de bouw van een windmolenpark op zee. Bij een ander focusgebied, te weten de ombouw van de kolencentrale naar 100 % biomassa, hebben de belanghebbende partijen gekozen voor het gezamenlijk onderteken van een manifest om de realisatiekans van dit project te vergroten. Hoewel er dus geen formele taskforce is opgericht qua vorm is deze in de praktijk wel ontstaan. De PCO adviseert verder het uiteen rafelen van energie- en klimaatbeleid. Klimaatmitigatie omvat alle maatregelen om broeikasgassen te verminderen. In deze nota beperken we ons tot de maatregelen m.b.t. energiebesparing en duurzame energie waardoor de uitstoot van het broeikasgas koolstofdioxide vermindert. Klimaatadaptatie (maatregelen om de samenleving voor te bereiden op het veranderende klimaat) vormt geen onderdeel van deze nota. 4.3.4. SER Aan de Zeeuwse SER is advies gevraagd inzake de energienota. De hoofdlijnen van dit advies en onze reactie hierop luiden:
De winst van de duurzame energieprojecten beter onderbouwen, bijvoorbeeld als het gaat om Zeeuwse bouwbedrijven die betrokken zijn bij de bouw van een nieuw ziekenhuis en de marinierskazerne. Oproep om zowel bij de Raad van Bestuur van het ziekenhuis als bij de minister van Defensie te pleiten voor realistische aanbestedingsvoorwaarden waardoor ook het Zeeuwse MKB een reële kans maakt op uitvoering van het werk. Wij kunnen bij deze partijen aandringen op realistische aanbestedingsvoorwaarden. Het is inderdaad niet vanzelfsprekend dat Zeeuwse bouwbedrijven deze projecten mogen bouwen.
Klimaat uit de subtitel weghalen omdat de nota niet alle klimaatonderwerpen aan de orde stelt. In deze nota beperken we ons tot de maatregelen energiebesparing en duurzame energie, maar hiermee levert Zeeland wel een belangrijke bijdrage aan de klimaatdoelstellingen.
Is Zeeland voldoende betrokken bij de topsector Energie in de het algemeen en bij de TKI 'Wind op Zee' in het bijzonder? Wij hebben contacten met de topsector Energie en zoeken aansluiting bij TKI 'Wind op Zee' in het bijzonder.
Europees stimuleringsbeleid en –subsidies zoals OP-Zuid meer benutten als cofinancier en motor van Zeeuwse energieopwekkingsprojecten. Wij nemen deel aan de werkgroep Energie van OP-Zuid ter voorbereiding van het programma 2014 – 2020 en proberen gunstige randvoorwaarden voor Zeeuwse initiatieven in te brengen. Voor getijdenenergie in Zeeland zijn diverse Europese subsidies binnengehaald.
Het onderdeel uit de businesscase dat gaat over restwarmte omzetten naar een project dat de uitwisseling beoogt van restwarmte tussen dicht bij elkaar gelegen bedrijven. Dit voorstel sluit aan bij de huidige aanpak in het project. Grootschalige warmteleidingen van de industriegebieden naar de be-
35
bouwde omgeving zijn vooralsnog, gezien het aantal benodigde woningen (> 15.000), geen realistische optie in de Zeeuwse context. Een kansrijkere strategie gaat uit van het realiseren van kleinere koppelingen tussen bedrijven en een pilot met mobiele restwarmtelevering aan grote objecten en woningen.
Hogere prioriteit geven aan energiebesparing in de particuliere woningbouw. Voor een vervolg van het programma Meer met Minder ontbreekt het de Provincie aan financiële middelen. We houden wel de ontwikkelingen in de herstructureringsopgave in de gaten en zoeken hierbij aansluiting voor energiebesparing in de particuliere woningbouw zoals in het omgevingsplan is aangekondigd. In de provinciale Impuls Wonen gaat energiebesparing mogelijk een rol spelen. Landelijk wordt voorzien in kennisen expertisewebsites waar informatie en advies wordt verstrekt over mogelijkheden van energiebesparing. Wij juichen initiatieven van dorpen en wijken toe om gezamenlijk energie te besparen en zonnepanelen aan te schaffen en ondersteunen deze initiatieven door uitvoerende partijen zoals bijvoorbeeld de ZMF te faciliteren. De rol met betrekking tot het ontzorgen van woningbezitters om ze te stimuleren tot het doen van investeringen in energiebesparing en gebruik van duurzame energie wordt, zoals wij kunnen constateren, door marktpartijen (energiebedrijven) opgepakt.
Vooral vanwege de opbouw van expertise en ervaring op het gebied van getijdenenergie dient men deze projecten voort te zetten, waarbij financieel en inhoudelijk commitment vanuit het bedrijfsleven een kritische succesfactor is. Het beleid is erop gericht deze projecten te continueren.
36
5.
Conclusie: thema's, businesscase en rollen Provincie Inleiding
5.1.
In hoofdstuk 4.3 is aangegeven hoe de Provincie met het betrekken van externe partijen tot de focus op de vijf thema's is gekomen. Deze thema's zijn:
Energie in de gebouwde omgeving
Hernieuwbare energie uit wind op zee
Energie in grootschalige industrie
Hernieuwbare energie uit biomassa
Energie uit water Bij de thema's zijn op aangeven van de externe trekker van de businesscase Energie een aantal projecten gedefinieerd waar de Provincie zich de komende tijd in haar jaarprogramma op zal richten. In bijlage 1 van het Bijlagenboek vindt u het jaarprogramma 2013 met de uitgebreide beschrijving van de projecten. Behalve deze projecten zijn er een aantal andere acties en rollen die de Provincie ontplooit op energiegebied. Dit zijn de volgende:
5.1.1. Draagvlakontwikkeling Zonder een breed draagvlak in de maatschappij is de energietransitie niet te verwezenlijken. Dit vraagt om vernieuwende samenwerkingsverbanden met betrokken partijen: burgers, overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en onderwijsinstellingen. Daarbij is een samenhangend langetermijnperspectief noodzakelijk met aandacht voor vernieuwende initiatieven, zoals bijvoorbeeld is uitgewerkt in het toekomstbeeld ‘Natuurlijk Zeeland’. De Provincie Zeeland besteed daarbij expliciet aandacht aan initiatieven van burgers op lokale schaal. Educatie in brede zin, communicatie en voorlichting vormen hiervoor de basis. Een middel hiervoor is de ontwikkeling, samen met andere relevante actoren, van een onafhankelijk ‘energieloket’. De taken hiervoor zijn:
stimuleren van debat;
voorlichting over energievraagstukken;
bundelen en toegankelijk maken van informatie over Zeeuwse energieprojecten aan iedereen die daar behoefte aan heeft: burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen;
makelaarsfunctie, waarbij initiatiefnemers actief met elkaar in contact worden gebracht om hun initiatief te helpen.
Met de informatievoorziening volgens deze opzet is een start gemaakt door middel van de website http://www.bibliotheek.nl/thema/energie. Naast informatie worden educatieve acties ‘opgezet’. Een rol
37
hiervoor is weggelegd voor jongeren, gemeenten (burgers en maatschappelijke organisaties), bedrijven en onderwijsinstellingen. De Provincie doet dit voornamelijk via de beleidsmatige inzet op Duurzame Ontwikkeling zoals is vastgelegd in het omgevingsplan Zeeland 2012-2018. 5.1.2. Eigen organisatie Wij kunnen geen ambitieus energiebeleid op een geloofwaardige manier uitdragen zonder zelf het goede voorbeeld te geven. Daarom zal de Provincie Zeeland in deze beleidsperiode minimaal 10% energiebesparing in de eigen organisatie verwezenlijken. Na afloop van het bestaande energiecontract zal 100% hernieuwbare elektriciteit ingekocht worden. Of dit ook bij de inkoop van gas en motorbrandstoffen mogelijk is, zal op dat moment onderzocht worden. Tenslotte zal de resterende CO2-emissie van de provinciale organisatie gecompenseerd worden met hernieuwbare energieprojecten in de Provincie Zeeland. Het compenseren van CO2-emissies loopt qua budget via duurzame bedrijfsvoering tot en met 2013. Dit beleid zetten we voort in 2014 en 2015. 5.1.3. Vergunningverlener De Provincie Zeeland spreekt de bedrijven die aan het European Trading System voor CO2 meedoen (de zogenaamde ETS-bedrijven) aan op een duurzame economische ontwikkeling. De Provincie gebruikt hiervoor de bestaande overlegstructuren als Vitale Sloe- en Kanaalzone en het programma Biobased Economy. De Provincie Zeeland zal de wettelijke eisen aan bedrijven op het gebied van energie handhaven. Dat zijn de overige bedrijven (met een vergunning van de Provincie), die niet aan het ETS meedoen. Bedrijven die een energieconvenant hebben ondertekend, hebben toegezegd om planmatig alle rendabele maatregelen te nemen om de energie-efficiency te verbeteren. Dit zijn maatregelen die zichzelf terugverdienen binnen vijf jaar. Aan bedrijven die niet mee doen aan het convenant of deelnemers die onvoldoende maatregelen nemen, leggen we via de omgevingsvergunning de verplichting op om alle rendabele maatregelen te treffen. Na implementatie van de nieuwe Energie Efficiency richtlijn in nationale wetgeving, zullen we de nieuwe regels toepassen die daaruit voortvloeien. Voor bedrijven en/of activiteiten die onder het ‘Activiteitenbesluit’ (rechtstreeks werkende regels) vallen, handhaaft de Provincie Zeeland de termijn van vijf jaar als terugverdientijd van economisch rendabele maatregelen volgens de geëigende handhavingsprocedure. Met de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) in oprichting gaat de Provincie afspraken maken over de prestaties op het gebied van energiebesparing bij vergunningverlening en handhaving. De prestaties legt de Provincie vast in een overeenkomst met de RUD. 5.1.4. Procesondersteuning Wind op Land De Provincie zal binnen de planologische kaders zo veel als mogelijk is (en door initiatiefnemers gewenst wordt) procesmatige ondersteuning bieden aan initiatiefnemers van Wind op Land.
5.2.
Rol Provincie Zeeland
5.2.1. Leider en facilitator De provinciale rol in Stuwend Zeeland is die van leider en facilitator: leidend wat betreft de gekozen prioriteiten van energiebesparing in de gebouwde omgeving, getijdenenergie en wind op zee. Voor die onderwerpen zorgt de Provincie voor het opruimen van eventueel aanwezige beperkingen door regelgeving en overtuigt actoren van de noodzaak om concrete resultaten te bereiken. Als facilitiator brengt de Provincie
38
Zeeuwse netwerken bij elkaar door partijen actief te informeren en te zoeken naar nieuwe verbindingen tussen partijen. 5.2.2. Ontwikkelaar en investeerder Als ontwikkelaar en investeerder besteedt de Provincie het beschikbare budget aan de genoemde onderwerpen. Het provinciale geld is bedoeld om daarmee als cofinanciering een veelvoud aan middelen van andere partijen (markt, nationale overheid, Europese fondsen) te genereren. De Provincie Zeeland is grootaandeelhouder in DELTA, met een commerciële tak en een netwerkbedrijf (DNWB). Bij de gekozen prioriteiten kan met name het netwerkbedrijf een belangrijke rol spelen als het gaat om investeringen in de energie-infrastructuur (kabels, leidingen en smart grids). DNWB heeft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van investeringen met rendabele projecten. 5.2.3.
Belangenbehartiger
Waar mogelijk probeert de Provincie te helpen met een lobby, bijvoorbeeld als het gaat om nationale of Europese regels; de Provincie zoekt samen met marktpartijen naar slimme financiële arrangementen. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld: afsluiten van ‘green deals’ met het Rijk, gebruik maken van Europese middelen als OP-Zuid, financieringsregelingen en de Europese Investeringsbank (EIB). Bij het onderzoeken van die mogelijkheden zal de Provincie samenwerking zoeken met o.a. marktpartijen, gemeenten en andere Provincies. Deze rollen passen goed binnen het Zeeuws Bestuurlijk Profiel, omdat sprake is van een beleidsbepaler en een regionale strategie, naast focus als investeerder in enkele projecten.
5.3.
Financiën
In het collegeprogramma Stuwend Zeeland is € 2 miljoen gereserveerd voor uitvoering van het onderdeel Energie en Klimaat. Van dat bedrag is in 2012 in totaal besteed € 0,7 miljoen. Voor de resterende programmaperiode (2013 tot en met 2015) resteert € 1,3 miljoen. Door middel van het jaarprogramma 2013 wordt gevraagd de middelen voor 2013 ad. € 362.900 vrij te geven. Voor 2014 en 2015 volgt een nieuw jaarprogramma, dat zal worden opgenomen in het jaarprogramma van de Economische Agenda. Overzicht van de financiën In het jaarprogramma 2013 vindt u een detail van de financiën uitgesplitst per project. Het gehele budget gaat in 2013 naar de projecten. Voor de overige projecten wordt alleen menskracht ingezet. Inzet financiële middelen voor energietransitie
2013-2015
2013
362.900
2014
474.500
2015
475.100
Totaal
1.312.500
39
6.
Afkortingen- en definitielijst
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CCS
Carbon Capture and Storage
DNWB
Delta NetWerkBedrijf
EC
Europese Commissie
EPZ
ElektriciteitsProductiemaatschappij Zuid-Nederland. De Kerncentrale Borsele (KCB) vormt daar een onderdeel van (is eigendom van EPZ).
ETS
Emissions Trading System
GFT-afval
Groente-, fruit en tuinafval
Green deal
Een politiek en economische concept (lokaal, landelijk en/of internationaal) om de klimaatproblematiek en het verlies van natuurlijk kapitaal aan te pakken.
IPO
InterProvinciaal Overleg
MJA
MeerJarenAfspraken
Multi-Utility
Multi-utility is het aanbieden van een breed pakket aan diensten en/of producten
(Company)
door bedrijven.
NREP
National Renewable Energy Plan
NTA
Nederlandse Technische Afspraak
PCO
Provinciale Commissie Omgevingsbeleid
SDE(-subsidie)
Stimulering Duurzame Energieproductie
SER-Zeeland
SociaalEconomische Raad Zeeland
SMART
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
Smart grid
'slim' netwerk: een elektriciteitsnetwerk waarbij waarbij - in theorie - alle gebruikers van elektriciteit ook elektriciteit aan het netwerk kunnen leveren, mogelijk gemaakt door 'intelligentie' van het netwerk.
SWOT(-analyse)
Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threaths
TKI
Topconsortium Kennis en Innovatie
ZMF
Zeeuwse MilieuFederatie
Zon PV
Photovoltaïsche energie uit zonlicht (zonnepanelen)
40
COLOFON Uitgave Provincie Zeeland Fotografie • EPZ • Jock Gills, Creative Commons • Nasa Satellite, Creative Commons • Ruben Oreel • Anda van Riet • Rijkswaterstaat • Ben Seelt • Jord Stenvert • Your Captain luchtfotografie voor Laat Zeeland Zien Illustratie • Mieke Roth, in opdracht van RWS Zeeland en Recreatieschap de Grevelingen Prepress en Print Provincie Zeeland Januari 2014
Energie als stuwende kracht! Bijlagenboek Beleid voor energie en klimaat; 2013-2015
www.zeeland.nl
Energie als stuwende kracht! Bijlagenboek behorende bij Beleidsnota Energie en Klimaat 2013 - 2015, onderdeel van de Economische Agenda 2013 - 2015
Datum: 16-05-2013 Afdeling: Economie en Duurzaamheid
Inhoudsopgave Bijlage I Jaarprogramma 2013 Businesscase Energie I.1. Ombouw kolencentrale EPZ naar biomassa centrale
2 3
I.2. Gebruik van industriële restwarmte
5
I.3. Energie uit Water: getijdencentrale Brouwersdam en Tidal Test Centre Grevelingen
9
I.4. Bouw van een windturbinepark in zee voor de Zeeuwse kust
14
I.5. Energieneutraal Ziekenhuisproject op Walcheren
16
I.6. Energieneutrale Marinierskazerne Vlissingen
19
Bijlage II SWOT-analyse
23
Bijlage III Multi Criteria-analyse energie in Zeeland
27
Bijlage IV Overzichtsnotitie schaliegas
28
IV.1.
Wat is schaliegas?
28
IV.2.
Schaliegas in Verenigde Staten, Europa, Nederland en Zeeland
30
IV.3.
Ambitie in energiebeleid & bestaande lijn in omgeving
33
IV.4.
Economische betekenis
36
IV.5.
Politieke gevoeligheid
38
Bijlage V Advies PCO
39
Bijlage VI Advies SER-Zeeland
40
Afkortingen- en definitielijst
44
1
Bijlage I
Jaarprogramma 2013 Businesscase Energie
Inleiding Zeeland is een uitstekende locatie voor de productie van elektriciteit. Dat geldt voor conventionele energie, maar ook voor hernieuwbare energie. Ook in de toekomst wil de Provincie Zeeland een netto energieleverancier blijven, maar dan van hernieuwbare energie, om op die manier bij te dragen aan de transitie naar een koolstofarme economie. Deze bijlage bevat het uitvoerende programma van het in H.4 van de beleidsnota beschreven beleid. Daarin wordt het Energie- en Klimaatprogramma beschreven in de vorm van een businesscase conform de Economische Agenda en ondersteunende acties om het draagvlak voor de energietransitie te ondersteunen. Deze acties zijn gericht op samenwerking in de Provincie Zeeland, communicatie en educatie.
Om de beleidsdoelstellingen voor Energie en Klimaat in de energietransitie te verwezenlijken binnen de door de Staten vastgestelde kaders, is op systematische en methodische wijze ingezoomd op een klein aantal projecten van initiatiefnemers in de provincie. Sommige projecten zijn al gestart in een eerdere fase, andere projecten bevinden zich nog in de studie- of voorbereidingsfase. De meeste projecten zijn zonder subsidie niet haalbaar. De projecten laten in een breder perspectief wel een positief beeld zien, aansluitend bij de doelen van de Economische Agenda (werkgelegenheid, innovatie, concurrentiepositie). De Provincie wil de volgende projecten stimuleren, ondersteunen en faciliteren: 1.
Ombouw kolencentrale EPZ naar biomassacentrale.
2.
Gebruik van industriële restwarmte uit het Sloegebied voor objectverwarming in de stedelijke gebieden van Vlissingen, Middelburg en Goes.
2
3.
Energie uit Water.
4.
Bouw van een windturbinepark in zee voor de Zeeuwse kust.
5.
Bouw van een energieneutraal ziekenhuis op Walcheren.
6.
Bouw van een energieneutrale marinierskazerne in Vlissingen.
Inzet financiële middelen
2013
budgetnummer 72626 duurzame ontwikkeling Zeeland Tidal Test Centre Windturbinepark in zee Energieneutraal bouwen Energieonderzoek eigen gebouwen
100.000 50.000 100.000 12.900
Protide cofinanciering
100.000
Totaal
362.900
I.1.
Ombouw kolencentrale EPZ naar biomassa centrale
Externe trekker: dhr. Jos Bongers Aanleiding De kolencentrale van EPZ is aan het eind van zijn (economische) levensduur en zal gesloten moeten worden als er niet in geïnvesteerd wordt. EPZ is voornemens de kolengestookte eenheid BS12(405 MW), waarin momenteel 20% biomassa wordt mee gestookt (op massabasis), om te bouwen naar een volledig met biomassa gestookte eenheid van 350 MW. EPZ en Delta zijn van mening dat de Bio-energiecentrale Zeeland een belangrijke en niet te missen stap is op weg naar een duurzame, CO2-vrije en betrouwbare elektriciteitsproductie in een circulaire economie, waarin grondstoffen zoveel mogelijk worden hergebruikt. Als de financieel-economische businesscase (waarbij inbegrepen subsidie) positief uitvalt, kan vanaf 2016 met de eenheid op 100% biomassa gestookt worden.
3
Wat gaat er gebeuren en wat is het verwachte effect? De ombouw wordt door EPZ in eigen beheer uitgevoerd. Engineering consultants, leveranciers en lokale aannemers leveren een grote bijdrage. De ombouw betreft in hoofdzaak ontwerp en bouw van biomassa transport- en opslagsystemen, de inbouw van acht grote hamermolens en aanpassingen aan de ketel. Bij het ontwerp kan rekening worden gehouden met de levering van restwarmte aan de gebouwde omgeving, door de energiebalans voor deze situatie te optimaliseren. In 2012 is vergunning aangevraagd. In 2013 kan het ontwerp definitief gemaakt worden. De ombouw kan in 2015 uitgevoerd worden en in 2016 kan worden aangevangen met de productie van elektriciteit uit 100% biomassa. De werkgelegenheid van 125 fte blijft behouden. De ombouw en het rnnen van de centrale vereisen innovatieve oplossingen voor technische uitdagingen. De ombouw sluit aan bij de ontwikkelingen van de “biobased economy” activiteiten in de Provincie en EPZ onderzoekt de mogelijkheden om de restwarmte van de biomassacentrale te benutten. De Provincie kan het project faciliteren als vergunningverlener en kan onnodige belemmeringen wegnemen en EPZ ondersteunen bij het verkrijgen van de nodige subsidies.
Doelstellingen
Acties in 2013
Output
Ombouw kolencen-
Opstellen van businesscase.
-
Uitgewerkte businesscase, met fi-
trale naar 100% bio-
nancieel-economische onderbou-
massacentrale
wing van een biomassacentrale Lobbyen in Den Haag en Brussel.
-
Definitief ontwerp.
-
Positief besluit van Nederlandse regering over de biomassacentrale.
-
Financiële bijdrage van Den Haag en/of Brussel om de onrendabele top te financieren.
Beoogd effect: door de ombouw wordt de doelstelling ven de Provincie om elektriciteitsexporteur van hernieuwbare elektriciteit te zijn voor het grootste deel ingevuld. Verder zorgen we met dit project voor behoud van werkgelegenheid bij EPZ en in de Sloehaven. We verwachten 100 mensjaar tijdelijke werkgelegenheid in 2014 en 2015 en behoud van125 structurele banen in Zeeland. Projectorganisatie De ombouw wordt door EPZ in eigen beheer uitgevoerd, met zo veel mogelijk lokale (onder)aannemers. Planning Vergunningverlening is in 2013 afgerond. Besluitvorming over financiën 2013. Ontwerp: 2013-2014. Ombouw: 2015. Operationeel: 2016.
4
Bijdrage aan doelen uit de Economische Agenda (en provinciale begroting) +
= positieve bijdrage
+/-
= neutraal
-
= negatieve bijdrage
·
Innovatie en ICT (090101): + restwarmte en gebruik van reststoffen als brandstof, koppeling met industrie.
·
Ondernemerschap/MKB (090102): +/bestaand bedrijf wordt omgebouwd.
·
Arbeidsmarkt (090103) en Onderwijs (120101): +/bij ombouw blijft huidige werkgelegenheid in stand.
·
Promotie en acquisitie (090104): + de Biomassacentrale past in het concept van LAND IN ZEE! Deze aanpak zal daarom leidend zijn.
·
Fysieke ruimte (090105): +/-
Financiën
Inzet financiële middelen EA
2013
Geen financiële middelen benodigd van Provincie. Inzet menskracht en lobbykracht van Provincie.
Risico's -
Ontwikkeling van duurzame biomassa vergt de bereidheid van het Rijk om een oplossing te vinden voor het financieel sluitend maken van de dit onderdeel van de businesscase.
-
Draagvlak voor duurzame biomassa bij burgers en bestuurders. Dit vereist een blijvende controle op de inkoop van de biomassa volgens NTA 8080.
I.2.
Gebruik van industriële restwarmte
Inleiding Restwarmtebenutting kan een substantiële bijdrage leveren aan energiebesparing en de reductie van schadelijke broeikasgassen. Restwarmte in een industriële omgeving vertegenwoordigt op jaarbasis een groot potentieel aan beschikbare (thermische) energie. Ondanks het grote potentieel blijken er in de praktijk vele voetangels en klemmen te zijn die de haalbaarheid van benutting van restwarmte in de weg staan. Voorbeelden: 1. terugverdientijden die bedrijven hanteren versus de afschrijvingstermijn van de pijpleidinginfrastructuur, 2. lange termijn verplichtingen die partijen moeten aangaan met alle onzekerheden en risico's van dien en 3. temperatuurniveau van de restwarmte is te laag. In Zeeland zijn al enkele restwarmtekoppelingen gerealiseerd en zijn enkele in voorbereiding. Via een stapsgewijze benadering zullen deze initiatieven worden opgeschaald.
5
onderstation
industrie
klanten
130° C
90° C
80° C
70° C
transportleidingen
distributieleidingen
Aanleiding Door Provincie Zeeland en Zeeland Seaports zijn studies uitgevoerd naar potentiële reststroomkoppelingen in respectievelijk het Sloegebied en de Kanaalzone. Vanuit deze verkenningen worden concrete projecten ontwikkeld. Tevens is een studie uitgevoerd naar het concept "mobiele warmte". Hierbij wordt warmte opgeslagen in water of andere materialen en vervolgens in duwbakken of containers vervoerd per schip, vrachtauto of trein. Een van de conclusies die uit de studies kunnen worden getrokken is dat restwarmtenetten voor Sloegebied en Kanaalzone als geheel vooralsnog niet haalbaar zijn. Een kansrijker strategie gaat uit van het realiseren van kleinere koppelingen die in een later stadium met elkaar worden verbonden. In deze filosofie is er geen sprake van het in één keer realiseren van een ‘grand design’, maar van het ‘rijgen van kralen’. Grootschalige warmteleidingen van de industriegebieden naar de bebouwde omgeving zijn vooralsnog, gezien het aantal benodigde woningen (> 15.000), geen realistische optie in de Zeeuwse context. Wat gaat er gebeuren en wat is het te verwachten effect? Voor de aanpak is een stappenplan uitgewerkt. Het gaat dan om een voorkeursvolgorde en een uitrol in de tijd. Stappenplan restwarmtebenutting: 1.
koppelingen binnen de industriegebieden realiseren
2.
pilot met mobiele warmte (containers) voor één of enkele grotere objecten
3.
na 'go/no go' verdere uitrol mobiele warmte (containers) voor objecten
4.
pilot met mobiele warmte (duwbak) voor de bebouwde omgeving
5.
na 'go/no go' verdere uitrol
6
Naar verwachting zal in 2013 definitieve besluitvorming plaatsvinden over de restwarmtekoppeling tussen Zeeland Refinery en het bedrijf Martens Cleaning. Daarnaast zal een concept voor restwarmtekoppeling in de Kanaalzone worden uitgewerkt.
Koelwateruitlaat : ongebruikte warmte wordt nu geloosd. Projectorganisatie rollen: Provincie:
facilitator (financiële arrangementen, initiatieven staatssteunproof maken)
Impuls:
projectontwikkeling
ZSP:
projectontwikkeling, exploitatie koppelingen/netwerken
gemeenten:
facilitator
woningbouwcorporaties:
projectontwikkeling, exploitatie koppelingen/netwerken
Planning en voortgang Indicatieve planning 2013: Oplevering projecten Sloegebied (Zeeland Refinery <> Martens Cleaning) en Kanaalzone 2014: Pilot mobiele warmte voor grote objecten (containers) 2015: Pilotstudie mobiele warmte voor bebouwde omgeving
7
Economische thema's Innovatie & ICT (innovatieparagraaf) Het concept mobiele warmte is een nieuwe innovatieve benadering die in Nederland nog niet wordt toegepast. Ondernemerschap (MKB en starters) Met de opgedane kennis en ervaring met het realiseren van restwarmtekoppelingen verbetert het Zeeuwse MKB zijn marktpositie. Arbeidsmarkt (effecten, hoe komen we aan voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten, Human Capital paragraaf) Het uitwisselen van reststromen zorgt voor een vastere binding van bedrijven in de regio en voor synergie tussen bedrijven. Daarnaast zal het op langere termijn leiden tot extra werkgelegenheid. Onderwijs & Scholing (betrokkenheid scholings- en kennisinstituten, Human Capital paragraaf) Geen bijzonderheden. Promotie & Acquisitie (LAND IN ZEE!) Mobiele warmte is een vernieuwend concept vanuit promotie- en acquisitieperspectief. Ruimte voor Bedrijvigheid (vergunningentraject, ontwerp, bouw) Geen bijzonderheden.
Financiën Oktober 2011 heeft de Provincie Zeeland (i.s.m. Zeeland Seaports) een Green Deal met de Rijksoverheid afgesloten. Een van de initiatieven van Green Deal Zeeland betreft het onderwerp “benutting restwarmte Sloegebied”. De inspanningsverplichting die de Provincie Zeeland binnen dit Green Deal-onderdeel is aangegaan omvat het realiseren van tenminste 2 restwarmtekoppelingen en het uitvoeren van een pilot rond mobiele warmtebenutting. Als tegenprestatie stelt de Rijksoverheid een “subsidie in een nog nader te bepalen vorm” beschikbaar van maximaal € 3 miljoen. Een tweede initiatief van Green Deal Zeeland betreft het realiseren van een restwarmtekoppeling in de Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen. Zeeland Seaports is trekker van dit project. Voor deze koppeling is vanuit de Green Deal Zeeland € 1,5 miljoen beschikbaar (subsidie in een nog nader te bepalen vorm).
Risico's, beslismomenten, actuele risico's
Restwarmteprojecten kennen een lange doorlooptijd. Daardoor bestaat het risico dat partijen tussentijds afhaken.
8
Referenties ·
Valorisatie van reststromen in het Sloegebied (in opdracht van Provincie Zeeland). DWA, oktober 2010.
·
Restwarmtebenutting middels mobiele warmte (in opdracht van Provincie Zeeland en BOM). DWA, maart 2011.
·
Inspiratiekaarten uitwisseling restwarmte en CO2 Zuidwest Nederland. Provincies Zeeland en NoordBrabant, juli 2011.
·
Ondergronds verbonden, het project 'Multi Utility Providing' Kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen. Zeeland Seaports, 2010-2012.
I.3.
Energie uit Water: getijdencentrale Brouwersdam en Tidal Test Centre Grevelingen
Inleiding Binnen de businesscase Energie en Klimaat werkt de Provincie Zeeland samen met een groot aantal partners aan de ontwikkeling van getijdenenergie in de Zeeuwse Delta. De belangrijkste elementen zijn: 1.
de ontwikkeling van een Tidal Test Centre Grevelingendam;
2.
de ontwikkeling van een getijdencentrale in de Brouwersdam;
3.
de demonstratie van nieuw ontwikkelde technieken in de Oosterschelde stormvloedkering.
Aanleiding De transitie naar een koolstofarme economie vraagt, naast energiebesparing, om de productie van hernieuwbare energie. Zeeland heeft door haar ligging en de aanwezigheid van een uitgestrekt getijdensysteem een uitstekende positie om getijdenenergie te ontwikkelen, met name voor de zgn. ‘laag-verval’ getijdencentrales.
9
Daarom zijn in de afgelopen jaren al een groot aantal initiatieven genomen, die in dit project verder ontwikkeld worden. Wat gaat er gebeuren en wat is het verwachte effect? Bij studie naar de duurzame verbetering van de water waterkwaliteit ven de Grevelingen bleek het inpassen van een getijdencentrale in de benodigde doorlaat in de Brouwersdam haalbaar. Door de bouw van de getijdencentrale te combineren met een (voorlopend) Tidal Test Centre in de Flakkeese Spuisluis ontstaat een veelbelovend project. Het Tidal Test Centre en de getijdencentrale maken deel uit van een veelomvattend plan om de (water)kwaliteit van de Grevelingen te verbeteren. Visserij, recreatie en elektriciteitsproductie behouden en brengen werkgelegenheid. Het Tidal Test Centre en de getijdencentrale zijn innovatieve ontwikkelingen die wereldwijd in de belangstelling staan en die een nieuwe dimensie toevoegen aan het Delta Plan. Het geïnstalleerd vermogen van de getijdencentrale bedraagt ongeveer 40MW (voldoende voor alle huizen op de omringende eilanden) en levert daardoor een bescheiden bijdrage aan de doelstelling van de Provincie om exporteur te zijn van duurzame elektriciteit. Het economische belang voor de Provincie Zeeland is echter zeer groot vanwege de internationale uitstraling en de exportmogelijkheden. Door de “Kennis Alliantie” wordt de bouw van het Tidal Test Centre voorbereid. Beproeven ven waterturbines leidt tot een keuze voor de turbines van de getijdencentrale in de Brouwersdam. Voor dit laatste project zijn o.a. Delta en Structon in overleg met een cluster van partijen zoals de Provincies Zeeland en ZuidHolland, ministeries van EZ en I&M , gemeenten, en kennisinstituten om te komen tot de daadwerkelijke bouw. Naast behoud van de werkgelegenheid in de visserij en recreatie brengt de bouw en het runnen van het Tidal Test Centre en de getijdencentrale nieuwe werkgelegenheid. Daarenboven wordt met het runnen van het Tidal Test Centre een duurzame relatie gelegd met binnen- en buitenlandse kennisinstituten en universiteiten en hoge scholen. Naast bovengenoemde projecten heeft Zeeland ruimte om nieuw ontwikkelde technieken te demonstreren in bijvoorbeeld de Stormvloedkering, de Westerschelde en in het project Waterdunen. Rijkswaterstaat is de beheerder van de Oosterschelde Stormvloedkering. Deze dienst heeft een beperkt deel van de kering, onder voorwaarden, opengesteld voor getijdencentrales, waarvan de techniek op pilot-schaal gedemonstreerd moet worden. Westerschelde De Provincie Zeeland heeft vanuit haar Energie en Klimaatbeleid subsidie verleend in 2011 aan de haalbaarheidsstudie van Vivace door Tauw. Uit de locatiestudie zijn uiteindelijke twee locaties uitgekozen die verder worden uitgewerkt. Eén locatie is voor een pilotproject om het Vivace-systeem te testen. De andere locatie is geschikt voor een opschaling, waarbij een aantal Vivace-modules een permanente plaats kunnen krijgen. Als pilot project kan één Vivace-module voor een jaar bij de steiger van Zeeland Refinery geplaatst worden, hierover is Tauw nog in gesprek met Zeeland Refinery. De werking van het Vivace-systeem voor getijdenenergie kan in deze periode getest worden.
10
Het onderzochte opschalingsproject bij de Eendragtweg is volgens de businesscase economisch niet rendabel. De marktprijs voor energie is daar momenteel te laag voor. Er kan echter wel duurzame energie opgewekt worden op deze locatie. Als de energieprijs stijgt, wordt Vivace ook steeds aantrekkelijker.
Doelstellingen
Acties in 2013
Output
Ontwikkeling Tidal
Interreg-project Protide: ontwikkeling
-
e
Meest geschikte techniek die uitein-
Test Centre Greve-
1 fase van het TTCG. Provincie
delijk toepasbaar is in de Brouwers-
lingendam
Zeeland is Lead Partner. Sub-
dam.
partners zijn Rijkswaterstaat
-
Techniek getest op schaal 1:10.
Zeeland en de Provincie Zuid-
-
Doorrekenen van de businesscase.
Holland.
-
Testen in het TTCG.
Opstellen van businesscase door
Uitgewerkte businesscase.
Oranjewoud voor de exploitatie van het TTCG. Lobbyen in Den Haag. Ontwikkeling Getij-
Uitwerken en doorrekenen van busi-
Financieel-economische onderbouwing
decentrale Brou-
nesscase door consortium.
van een getijdencentrale.
Lobbyen in Den Haag en Brussel.
-
wersdam Positief besluit van Nederlandse regering over de getijdencentrale. -
Financiële bijdrage van Den Haag en/of Brussel om de onrendabele top te financieren.
Demonstratie inno-
Plaatsen van twee innovatieve getij-
vatieve technieken
dencentrales in de Oosterschelde
voor getijdenenergie
stormvloedkering.
-
Demonstratie van twee nieuwe getijde installaties.
-
Toename van toerisme.
-
Toename van maatschappelijk draagvlak.
Bestaande contacten onderhouden
Samenvattende rapportage van de on-
en nieuwe contacten leggen met
derzoeken.
ontwikkelaars van getijdencentrales. Testen lage stroomsnelheid turbine
-
Businesscase.
in Westerschelde.
-
Werking Vivace-systeem bij getijdenstroming.
Waterdunen.
Inbouwen getijdenturbine.
Waterdunen Binnen het project Waterdunen wordt een getijdenduiker gebouwd; in de getijdenduiker is het mogelijk een getijdenenergie installatie van 0.2 MW te plaatsen. Bij de aanbesteding van de infrastructuur zal met deze mogelijkheid rekening worden gehouden.
11
Beoogd effect: met dit project zorgen we in totaal voor ongeveer 50MW hernieuwbare energie. Daarnaast zorgen we voor nieuwe werkgelegenheid en het behoud van werkgelegenheid in de sectoren visserij, recreatie en de bouw- en installatietechniek. We verwachten dat op termijn (2020) 1000 mensjaar tijdelijke werkgelegenheid en 100 extra structurele banen in Zeeland gegenereerd kunnen worden. Energie uit Water versterkt de economie in de breedte en zal de werkgelegenheid en toegevoegde waarde op langere termijn (2035 en verder) aanzienlijk versterken; 500 extra banen in 2035, met name in het MKB. Projectorganisatie Protide e
De 1 fase van Tidal Test Centre is onderdeel van het Interreg-project Protide. Hiervoor wordt een tijdelijke projectorganisatie ingericht. De projectleiding voor Protide is in handen van de Provincie Zeeland. RWS Zeeland en de Provincie Zuid Holland zijn subpartners van de Provincie Zeeland. Er zal een externe uitvoerende projectcoördinator worden aangesteld voor technisch inhoudelijke werkzaamheden. Overig Net zoals bij het project restwarmte is het ook hier een uitdaging om een goede organisatievorm te vinden. Vanwege de ongelijksoortige betrokkenen en het feit dat dit een project is van lange adem (het loopt al een aantal jaren) is dit ook een bedreiging. De Provincie is bij uitstek de partij om het project te stimuleren en om door het beschikbaar stellen van capaciteit de slaagkans te verhogen. Het betekent ook dat binnen de Provincie een sterke kartrekker moet zijn voor langere tijd.
Planning Protide loopt van 2013 tot en met eind 2015 De inspanning is er op gericht het Tidal Test Centre eind 2015 operationeel te hebben en de eerste modules van de getijdencentrale in 2017 stroom te laten leveren.
Bijdrage aan doelen uit de Economische Agenda (en provinciale begroting) ·
Innovatie en ICT (090101): innovatie is de motor binnen Energie uit Water.
·
Ondernemerschap/MKB (090102): bedrijfsleven en kennisinstellingen zullen betrokken worden via een kennisalliantie (klankbordgroep) binnen Protide. Het Tidal Test Centre Grevelingen zal gebruikt worden om de nieuwe getijdenenergie-installatie te testen; het moet een kenniscentrum worden voor laagverval energiewinning. De getijdencentrale Brouwersdam zal gerund worden door een energiemaatschappij en zal als energiedijkprincipe een nieuw waterbouwkundig exportproduct zijn.
·
Arbeidsmarkt (090103) en Onderwijs (120101): kennisinstellingen worden erbij betrokken als klankbord en voor de schaaltesten.
·
Promotie en acquisitie (090104): Energie uit Water past naadloos binnen het concept van LAND IN ZEE! Deze aanpak zal daarom leidend zijn. Binnen Interreg-projecten is communicatie essentieel, dus ook voor Protide. Er zal een website worden gemaakt en er zullen brochures, banners en regelmatige persberichten worden uitgegeven. Om de promotionele en communicatieve ambities van Energie uit
12
Water te realiseren, maken we gebruik van wat binnen het Protide-project gerealiseerd wordt. De getijdencentrale Brouwersdam zal een landmark worden in de zuid-westelijke delta. ·
Fysieke ruimte (090105): de ontwikkeling van Energie uit Water geeft in tegenstelling tot windenergie geen horizonvervuiling.
Financiën Binnen Protide is € 1.330.000 beschikbaar; 50% (€ 665.000) wordt gesubsidieerd door het NWE Interreg programma, de andere 50% wordt gefinancierd door: ·
Provincie Zeeland € 250.000 aan materiële kosten en € 60.000 aan personele kosten;
·
Provincie Zuid-Holland € 200.000 aan materiële kosten en € 16.000 aan personele kosten;
·
Rijkswaterstaat Zeeland € 40.000 aan personele kosten;
·
Ministerie van I&M € 100.000 aan materiële kosten.
De cofinanciering is reeds in 2012 door GS goedgekeurd. Het inrichten van het Tidal Test Centre Grevelingen zal circa 5 miljoen gaan kosten exclusief bodemaanpassingen bij de Flakkeese Spuisluis (deze dienen te worden gefinancierd door het ministerie van I&M). Oranjewoud is namens een "kennisalliantie" bezig met het formuleren van een bussinescase projectplan. Een deelfinanciering wordt gezocht bij Topsector Water (2.5 M €). OP-Zuidsubsidie zou ook een mogelijkheid zijn; hiervoor zou dan 10% moeten worden gecofinancierd door de Provincie Zeeland (totaal 1 M €). De overige kosten moeten dan worden gedragen door de "kennisalliantie" (1.5 M €). De getijdencentrale Brouwersdam gaat naar verwachting rond de 300M € kosten. Er loopt overleg tussen alle betrokken partijen over de financiering. Daarnaast worden de mogelijkheden intensief onderzocht van (Europese)subsidies. Ook hier geldt weer dat op strikt financieel-economische criteria het project niet aan de criteria voldoet. Een meer omvattende beschouwing laat zien dat op grond van een maatschappelijke kostenbatenanalyse de balans wél positief is.
Inzet financiële middelen
2013
Protide (beschikbaar uit budget 2012) budgetnummer 72656
(125.000)
Tidal Test Centre
100.000
Protide cofinanciering
100.000
Uitgangspunten hierbij zijn: -
Bedrijven en kennisinstellingen dragen minimaal 30% bij. Waar mogelijk worden de middelen door middel van een 'multiplier' vergroot door ook gebruik te maken van Rijksgelden en EU-programma's.
-
Het is de bedoeling om – waar mogelijk – steeds vaker revolverend te financieren.
Risico's -
Ontwikkeling van Energie uit Water vergt veel tijd: het is dus een zaak van lange adem.
13
I.4.
Bouw van een windturbinepark in zee voor de Zeeuwse kust
Inleiding In het nationaal waterplan 2009-2015 heeft de rijksoverheid onder andere een locatie voor de Zeeuwse kust aangewezen voor windenergie. Dit op ca. 40 km uit de kust van Westkapelle gelegen gebied wordt de locatie Borssele genoemd en heeft een omvang van 344 km2 . Geschat wordt dat in het gebied ca. 2000 MW windenergie geplaatst kan worden. De rijksoverheid is het enig bevoegde gezag voor de Noordzee. In 2013 zal een nieuw uitgiftebeleid voor aangewezen locaties worden ontwikkeld. De Provincie Zeeland en de Zeeuwse gemeenten hebben daar geen bevoegdheden.
Korte beschrijving businesscase Het Zeeuwse Offshore Wind Project ( ZMF, Delta, Heerema, Verbrugge, Zeeuwind, Zeeland Seaports) wil een kavel verwerven op de locatie Borssele en daar een windturbinepark bouwen van 300 MW. De investeringskosten hiervan worden geraamd op 900 miljoen euro. In afwachting van de openstelling wordt op alle onderdelen van het project voorbereidend onderzoek gedaan om uiteindelijk een inschrijving te kunnen doen die zo goed mogelijk aansluit bij de door de rijksoverheid beschikbaar gestelde subsidie. Aanleiding voor businesscase De ruimte voor windenergie op land is beperkt. Windenergie is inmiddels een zeer volwassen vorm van duurzame energieopwekking geworden waarmee een behoorlijk aandeel van de taakstelling van 16% opwekking van duurzame energie bereikt kan worden. De stap naar windenergie op zee vormt een logisch vervolg. De betrokken Zeeuwse organisaties en bedrijven nemen hierin zelf het initiatief om, gelet op de
14
Zeeuwse belangen, hierin een rol te kunnen spelen en de ontwikkeling te versnellen. De (staal)bouw van de fundaties en het onderhoud in de exploitatiefase zullen door de betrokkenheid van de Zeeuwse consortium een positieve invloed hebben op de werkgelegenheid in Zeeland. De Zeeuwse havens kunnen een offshore springplank worden voor de Noordzee. Projectorganisatie In 2011 is door de hiervoor genoemde partners een samenwerkingsovereenkomst getekend. In de projectgroep vervult de ZMF een voortrekkersrol. De participanten verschaffen kapitaal en brengen hun specifieke kennis en vaardigheden in om het park te realiseren. De Provincie Zeeland kan ondersteunen bij het laten uitvoeren van de voorbereidende onderzoeken. Planning en voortgang Als de rijksoverheid haar nieuwe uitgiftebeleid voor windenergie op de Noordzee vaststelt zal het consortium een vergunningaanvraag voor een kavel in het gebied Borssele indienen. De verwachting is dat dit beleid in 2013 vastgesteld zal worden. Economische thema's Innovatie Windenergie op Zee is relatief duur op onderdelen als fundatie, onderhoud en de aanleg van een elektriciteitskabel. Onderzocht wordt welke mogelijkheden er zijn om op deze onderdelen tot een kostenreductie te komen. Innovatie (en dus kostenbesparing) op deze punten zal de kansen van de Zeeuwse consortium op toekenning van een vergunning aanzienlijk vergroten. Arbeidsmarkt Op de realisatie van een eenmaal vergund project en de betrokkenheid van het Zeeuwse bedrijfsleven daarbij heeft de (provinciale) overheid weinig grip. Deze betrokkenheid komt het beste tot stand wanneer het consortium een vergunning voor het bouwen van een project op de locatie Borssele verwerft. Ondersteuning vanuit de Provincie van het (Zeeuwse) consortium bij de vergunningsverwerving is daarom het meest effectief. Omdat de bedrijven zich bevinden in de Zeeuwse havens zal dat automatisch leiden tot meer werkgelegenheid ter plaatse met de mogelijkheid om de expertise naar andere projecten uit te breiden. Financiën De Provincie reserveert € 50.000,- voor een bijdrage in het onderzoek naar innovatieve technieken voor wind op zee en de economische baten hiervan voor de Zeeuwse economie. Risico Het risico bestaat dat er geen oplossingen gevonden kunnen worden die het Zeeuwse Offshore Wind Project op voorsprong brengen bij het verkrijgen van een vergunning en dat door de rijksoverheid geen kavel wordt toegekend. Afgewacht moet dan worden in hoeverre andere bedrijven gebruik willen maken van Zeeuwse bedrijven en de Zeeuwse havens.
15
I.5.
Energieneutraal Ziekenhuisproject op Walcheren
Inleiding De Raad van Bestuur van het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) is van plan om een nieuw ziekenhuiscomplex te gaan bouwen op Walcheren. De Provincie selecteert in deze nota de nieuwbouw van dit complex als project binnen de businesscase Energie om de RvB van het ADRZ ertoe te bewegen energieneutraal te gaan bouwen.
Aanleiding De Provincie kiest in de beleidsnota Energie en Klimaat o.a. voor inzet op het thema energiebesparing in de gebouwde omgeving en zoekt naar mogelijkheden om dit thema toe te passen. Deze nieuwbouw van het ziekenhuiscomplex biedt de mogelijkheid om bij het ontwerp en bij de bouw energie te besparen in de gebouwde omgeving door energieneutraal te bouwen.
Wat gaat er gebeuren en wat is het te verwachten effect? De Provincie wil de RvB van het ADRZ ertoe bewegen een energieneutrale voorziening te gaan bouwen. Om dit te bereiken kan de Provincie aanbieden mee te betalen aan onderzoek naar mogelijkheden om het ziekenhuis energieneutraal te ontwerpen. Een onderzoek kan de meerkosten, opbrengsten en terugverdientijden van innovatieve technieken om energieneutraal te bouwen inzichtelijk maken. De Provincie kan de RvB van het ADRZ tevens helpen bij het zoeken naar subsidiemogelijkheden voor de innovatieve
16
technieken om energieneutraal te bouwen. Energieneutraal bouwen gaat verder dan wat standaard in de bouwregelgeving qua energieprestatie vereist is en levert meerkosten op (zie de beleidsnota, onder 5.7. Financiën). De opbrengsten van energieneutraal bouwen zijn een hoger gebruikscomfort, een lagere energierekening en minder CO2 -uitstoot. De architect en de aannemer kunnen bij de bouw innovatieve technieken gebruiken zoals ver gaande isolatie, kierdichting, speciale luchtbehandeling, betonkernactivering, warmte- en koudeopslag, warmtepompen, zonnepanelen, brandstofcellen en een (mini) smart grid. Gespecialiseerde adviesbureaus kunnen hun kennis en ervaring over innovatieve technieken uitwisselen door samen te werken met Zeeuwse bouw- en installatiebedrijven. Van enkele Zeeuwse architecten is bekend dat zij al ervaring hebben met het ontwerpen van energieneutrale kantoorgebouwen en energiepassieve huizen. Actie 1: aanbieden om mee te betalen aan een onderzoek naar een kostenbatenanalyse van innovatieve technieken om het nieuwe zorgcomplex energieneutraal te bouwen (2013). Actie 2: aanbieden om mee te betalen aan onderzoek naar subsidiemogelijkheden voor innovatieve technieken om het nieuwe zorgcomplex energieneutraal te bouwen (2013).
Projectorganisatie De bouw wordt uitgevoerd in opdracht van de Raad van Bestuur door een nog te kiezen consortium van bouwers en leveranciers. De definitieve financieringsvorm en (mede)financiers moeten nog worden vastgesteld.
Planning en voortgang, tijdschema en opleverdatum In 2013 moet de bouwvergunning worden aangevraagd. De bouw vindt plaats in 2014 en 2015. In 2016 kan het ziekenhuis operationeel worden.
Economische thema's Innovatie & ICT (innovatieparagraaf) De architect en bouwers kunnen bij de bouw innovatieve technieken gebruiken zoals ver gaande isolatie, kierdichting, speciale luchtbehandeling, betonkernactivering, warmte- en koude opslag, warmtepompen, zonnepanelen, brandstofcellen en een (mini) smart grid. Door samenwerking met lokale bouw- en installatiebedrijven kunnen de architect en gespecialiseerde adviesbureaus in dit bouwproject kennis en ervaring over de toepassing van innovatieve technieken om energieneutraal te bouwen uitwisselen met het Zeeuwse MKB. Ondernemerschap (MKB en starters) Met de opgedane kennis en ervaring met het bouwen en installeren van innovatieve technieken om energieneutraal te bouwen verbetert het Zeeuwse MKB zijn marktpositie. De Zeeuwse ondernemers in de bouw kunnen met de opgedane kennis en ervaring bij toekomstige bouwprojecten ook het bouwen en installeren van deze innovatieve technieken aanbieden. Voor starters geldt dit eveneens als zij bijvoorbeeld als onderaannemers of ZZP-ers bij het bouwproces van het zorgcomplex betrokken worden.
17
Arbeidsmarkt (effecten, hoe komen we aan voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten, Human Capital paragraaf) Er is weinig werk in de bouw en de bouwbedrijven zien uit naar nieuwe projecten om de mensen aan het werk te houden. Naast vaste krachten zullen bouwbedrijven bij een dergelijk groot bouwproject en bij zo’n piek in de vraag naar bouwvakkers ook personeel inlenen en gebruik maken van ZZP-ers van binnen en buiten Zeeland. Onderwijs & Scholing (betrokkenheid scholings- en kennisinstituten, Human Capital paragraaf) Bij de bouw van een dergelijke project kan de bouwer stagiaires van VMBO, MBO en HBO inzetten die kennis en ervaring op het gebied van innovatieve technieken voor energieneutraal bouwen op kunnen doen. Via de stages zijn ook de Zeeuwse onderwijsinstituten betrokken. Promotie & Acquisitie (LAND IN ZEE!) Een energieneutrale zorginstelling lijkt niet het meest aansprekende project om promotie & acquisitie mee te plegen. De aanpak van Land in Zee leent zich meer voor bijvoorbeeld getijdenenergie . Ruimte voor Bedrijvigheid (vergunningentraject, ontwerp, bouw) Wat betreft vergunningverlening zien wij voor de bouw van een dergelijke centrum geen belemmeringen.
Financiën (begroting, onvoorzien, inkomsten, uitgaven, subsidies) De Provincie reserveert € 50.000,- voor een bijdrage aan onderzoek naar innovatieve technieken en subsidies om een energiezuinig ziekenhuis te bouwen. De meerkosten van het bouwen van een energieneutraal ziekhuiscomplex bedragen naar schatting 10 tot 25 % ten opzichte van de standaard energieprestatienorm in de bouwregelgeving. Deze schatting is een doorvertaling van de meerkosten die gehanteerd worden voor een energiepassief huis. Deze kosten kan de Provincie niet dragen.
Risico's, beslismomenten, actuele risico's Het risico bestaat dat de directie en het bestuur van ADRZ niet verder willen gaan dan de energieprestatienormen opgenomen in de huidige bouwregelgeving, omdat de financiering van de bouwkosten toch al moeilijk is. Als in 2014 het bouwen start, is de termijn krap om onderzoek te doen naar innovatieve technieken en de resultaten in te passen in het ontwerp. Ook voor het aanvragen en verkrijgen van subsidies voor innovatieve technieken bij energieneutrale bouw is de tijd beperkt.
18
I.6.
Energieneutrale Marinierskazerne Vlissingen
Inleiding Het ministerie van Defensie gaat een nieuwe marinierskazerne bouwen aan de oostkant van de buitenhaven in Vlissingen. Defensie wil van deze nieuwe kazerne een volledig energieneutrale kazerne maken, een doel dat uitstekend aansluit bij de businesscase Energie van de Provincie Zeeland. De Provincie biedt daarom aan om bij de uitwerking van de plannen voor de nieuwe marinierskazerne het thema energieneutraliteit te ondersteunen en lokale maatwerkoplossingen aan te dragen en indien nodig uit te werken. Aanleiding De Provincie kiest in deze beleidsnota Energie en Klimaat o.a. voor inzet op het thema energiebesparing in de gebouwde omgeving en zoekt naar mogelijkheden om dit thema op toe te passen. Uit onderzoek van defensie is naar voren gekomen dat de bouw en exploitatie van een nieuwbouw marinierskazerne bedrijfseconomisch aanzienlijk gunstiger is dan renovatie van de bestaande kazerne in Doorn. De exploitatie valt 2,7 M € per jaar lager uit, een groot deel van deze besparing wil Defensie behalen met energieneutraliteit. Nieuwbouw van een volledig energieneutrale kazerne voor operationele troepen is voor Defensie een unieke opgave, waaraan de Provincie graag een steentje wil bijdragen. Energieneutraliteit kan worden behaald door innovaties toe te passen, en door de omgeving van de kazerne te betrekken bij maatwerkoplossingen.
Wat gaat er gebeuren en wat is het te verwachten effect? Het te verwachten effect is een energieneutrale marinierskazerne, die bijdraagt aan energiebesparing in de bebouwde omgeving. Energieneutraal bouwen gaat verder dan wat standaard in de bouwregelgeving qua energieprestatie vereist is en levert meerkosten op. De te verwachten effecten van energieneutraal bouwen zijn een hoger gebruikscomfort, een lagere energierekening en minder CO2-uitstoot. De Provincie zal een "menukaart" laten opstellen waarop de verschillende lokale energievoorzieningsmogelijkheden zijn aangegeven. De Provincie heeft overleg met het ministerie van Defensie over de vestiging van de marinierskazerne in Vlissingen en faciliteert door grond ter beschikking te stellen en de vestiging planologisch mogelijk te maken. Het ministerie van Defensie heeft als uitgangspunt om de marinierskazerne energieneutraal en duurzaam te gaan bouwen door bijvoorbeeld energie toe te passen van de zon, de wind en uit de bodem. Als er onbenut dakoppervlak over blijft kan de marinierskazerne met zonnepanelen zelf elektriciteit gaan leveren. De daadwerkelijke invulling van energiebesparing en –opwekking wordt echter niet op voorhand door Defensie voorgeschreven, maar zal bij de uitwerking van de bouwplannen gestalte krijgen. Wanneer De-
19
fensie kiest voor een volledige uitbesteding van de bouw van de kazerne, bijvoorbeeld door een DBFMOconstructie waarbij de marktpartij ook het ontwerp maakt, zullen energie- en duurzaamheidsdoelstellingen aan deze marktpartij worden voorgeschreven. De exacte invulling is dan aan de marktpartij. De Provincie Zeeland wil Defensie graag ondersteunen bij het realiseren van de energieneutrale kazerne, enerzijds door, indien gewenst, te adviseren over verschillende innovatieve constructies, anderzijds door energievoorzieningsmogelijkheden in de omgeving te onderzoeken en in te brengen. In de nabije omgeving van de te bouwen kazerne ligt bijvoorbeeld grootschalige industrie, die verschillende mogelijkheden biedt om restwarmte te leveren. Pal naast de toekomstige marinierskazerne ligt een rioolwaterzuivering die met een op biogas gestookte warmtekrachtinstallatie eventueel een bijdrage kan leveren in de energievoorziening van de marinierskazerne. Vervanging en capaciteitsvergroting van de zeven windmolens aan de rand van de het gebied met de toepasselijke naam Windhoek biedt perspectief voor zowel de marinierskazerne als de windmolenexploitant om meer groene stroom op te wekken. Ook andere maatwerkoplossingen met nabijgelegen bedrijven en voorzieningen zijn denkbaar. De dorpsraad van het naburige Ritthem heeft tevens plannen om het dorp te verduurzamen. De Provincie zal geen grote investeringen doen in energieneutraliteit. Wel kan de Provincie lokale kennis inbrengen, partijen met elkaar in contact brengen, intermediair zijn tussen enerzijds Defensie en anderzijds het bedrijfsleven, juridisch-planologische bevoegdheden inzetten en subsidiemogelijkheden aandragen.
Projectorganisatie De bouw wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Defensie door een nog te kiezen consortium van bouwers en leveranciers. Defensie heeft hiertoe een projectorganisatie opgetuigd, waarin ook de Rijksgebouwendienst deelneemt. De Provincie heeft samen met de gemeente een eigen projectorganisatie opgericht met het oog op een vlotte realisatie van de marinierskazerne. De ambtelijke projectgroep marinierskazerne coördineert alle provinciale en gemeentelijke acties die een relatie hebben met de kazerne. Het ondersteunen van Defensie bij het realiseren van een energieneutrale kazerne is een van de acties die door de projectgroep worden gecoördineerd en in Den Haag worden ingebracht.
Planning en voortgang, tijdschema en opleverdatum De bouw wordt onder verantwoordelijkheid van de rijksoverheid/Defensie door middel van aanbesteding uitgevoerd. De omgevingsvergunningsaanvraag en de aanbestedingsprocedure worden voorbereid. Momenteel worden studies uitgevoerd naar de wijze van aanbesteding (sourcing) en worden de specifieke behoeften van het kazernecomplex in beeld gebracht. In de voorbereidingsfase, die tot de start van de aanbesteding loopt, zal de Provincie een menukaart laten opstellen waarop de verschillende lokale energievoorzieningsmogelijkheden zijn aangegeven. De planning is dat over anderhalf jaar kan worden gestart met de aanbesteding en dat de kazerne vanaf 2017 operationeel is. De planning voor het gereed zijn van de menukaart is 1 januari 2014.
20
Economische thema's Innovatie & ICT (innovatieparagraaf) De architect en bouwers kunnen bij de bouw innovatieve technieken gebruiken zoals ver gaande isolatie, kierdichting, speciale luchtbehandeling, betonkernactivering, warmte- en koude opslag, warmtepompen, zonnepanelen, brandstofcellen, led-verlichting en smart grids. Door samenwerking met lokale bouw- en installatiebedrijven kunnen de architect en gespecialiseerde adviesbureaus in dit bouwproject kennis en ervaring m.b.t. de toepassing van innovatieve technieken bij energieneutrale bouw uitwisselen met het Zeeuwse MKB. Van enkele Zeeuwse architecten is bekend dat zij al ervaring hebben met het ontwerpen van energieneutrale kantoorgebouwen en energiepassieve huizen. Hierbij kan bijvoorbeeld ook worden gedacht aan biobased bouwmaterialen die een hogere isolatiewaarde bieden dan reguliere bouwmaterialen en een meerwaarde bieden wat betreft leefcomfort en toepassing van het materiaal. Ondernemerschap (MKB en starters) Met de opgedane kennis en ervaring m.b.t. het bouwen en installeren van innovatieve technieken om energieneutraal te bouwen verbetert het Zeeuwse MKB zijn marktpositie. De Zeeuwse ondernemers in de bouw kunnen met de opgedane kennis en ervaring bij toekomstige bouwprojecten ook het bouwen en installeren van deze innovatieve technieken aanbieden. Voor starters geldt dit eveneens als zij bijvoorbeeld als onderaannemers of ZZP-ers bij het bouwproces van de marinierskazerne betrokken worden. Arbeidsmarkt (effecten, hoe komen we aan voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten, Human Capital paragraaf) Er is weinig werk in de bouw en de bouwbedrijven zitten te springen om nieuwe projecten om de mensen aan het werk te houden. Naast vaste krachten zullen bouwbedrijven bij een dergelijk groot bouwproject en bij zo’n piek in de vraag naar bouwvakkers ook personeel inlenen en gebruik maken van ZZP-ers van binnen en buiten Zeeland. Onderwijs & Scholing (betrokkenheid scholings-en kennisinstituten, Human Capital paragraaf) Bij de bouw van de marinierskazerne kan de bouwer stagiaires van VMBO, MBO en HBO inzetten die kennis en ervaring m.b.t. innovatieve technieken om energieneutraal te bouwen op kunnen doen. Via de stages zijn ook de Zeeuwse onderwijsinstituten betrokken.
Promotie & Acquisitie (LAND IN ZEE!) De vestiging van een nieuwe marinierskazerne is een aansprekend project, dat goed past in de promotie & acquisitie strategie van de Provincie Zeeland (LAND IN ZEE!). De koppeling van dit project aan energieen duurzaamheidsdoelstellingen is een krachtige bevestiging van de Zeeuwse claim op het gebied van duurzame industrie, passend bij bijvoorbeeld de Zeeuwse inzet op biobased economy. Ruimte voor Bedrijvigheid (vergunningentraject, ontwerp, bouw) De omgevingsvergunning valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Vlissingen, hoewel het rijk zelf bevoegd gezag is voor sommige milieuvergunningen. Op ruimtelijke vlak zorgt de Provincie (in samenwerking met de gemeente) voor juridisch-planologische verankering in een Inpassingsplan Provincie.
21
Financiën (begroting, onvoorzien, inkomsten, uitgaven, subsidies) Alle kosten voor de bouw en exploitatie van de marinierskazerne worden gedragen door het ministerie van Defensie. De Provincie stelt de grond om niet bouwrijp ter beschikking. Het ministerie heeft energieneutraal bouwen als uitgangspunt, en heeft hiervoor ook extra kosten geraamd. Het ligt dus niet voor de hand dat de Provincie grote investeringen gaat doen in energieneutraliteit. Voor het laten opstellen van een menukaart met lokale energievoorzieningsmogelijkheden reserveren wij € 25.000,-.
Risico's, beslismomenten, actuele risico's Risico's m.b.t. de provinciale rol betreffende energieneutraliteit, duurzaamheid en innovatie bij de bouw van de nieuwe marinierskazerne zit in de wijze van aanbesteden. Indien Defensie kiest voor een DBFMOconstructie (waarbij een marktpartij verantwoordelijk is voor ontwerp, bouw, financiering, onderhoud en exploitatie), wordt ook het ontwerp van de kazerne uit handen gegeven en zal de energieneutraliteit dus worden ingevuld door de desbetreffende marktpartij. Het is de vraag hoe open de marktpartij staat tegenover innovaties en het koppelen van de kazerne met de omgeving, en of de Provincie bij het ontwerpproces van de marktpartij betrokken wordt.
22
Bijlage II SWOT-analyse Thema
Onderwerp
Sterkte
Zwakte
Ruimtelijke kenmer-
Klein en overzichtelijk.
Overzichtelijk en geordend.
Voor restwarmte liggen wonen
ken
Veel koppelingsmogelijkhe-
en werken ver uit elkaar.
den.
Lage bevolkingsdichtheid; ver-
Snel schakelen met korte
grijzing.
lijnen.
Kleine en geïsoleerd à kleine
Kans
thuismarkt. Beperkte middelen bij overheden. Samenwerking.
Veel bereidheid tot samenwer-
Veel praten, weinig slagkracht;
Contacten met Vlaande-
king (binnen en buiten provin-
onderlinge concurrentie.
ren aanboren.
Multi-modale aan- en afvoer
Gasnet voor groen gas bestaat
Ontwikkel MUP op linker
via havens.
niet en E-net is goed genoeg.
Kanaaloever.
cie). Ligging aan zee.
Koelwater. Diepe zeehavens.
Industrieclusters.
Goede RO-planning Sloe en Kanaalzone.
Transport
Infrastructuur.
Denk aan de nieuwe aansluiting op Seine Nord. E- en Gasnet.
Proeftuin Smart Grids. Energieneutraal Eiland. Glasvezelkabel .
Duurzame identiteit.
Lokale management met be-
Bestaande structuur van indu-
vlogenheid.
strie is kwetsbaar (basis-
23
Bedreiging
Corporate identity.
chemie).
Bereidheid tot investeren. Bedrijven
E-bedrijven.
Aanwezigheid lokale energie-
Beperkte omvang Delta.
Nieuwe kerncentrale
Publieke opinie over
bedrijven Delta en Zeeuwind.
Delta zoekt nieuwe stra-
kernenergie.
Provincie is 50%-eigenaar
tegie.
Overcapaciteit en
Delta.
instabiliteit van grondstofprijzen leidt tot instabiele E-sector.
Innovatie.
Redelijk potentieel aanwezig.
Innovatieve oplossingen wor-
Innovatieve ICT toepas-
den terughoudend toegepast
sen in E-netwerk.
(‘bewezen techniek’).
Toepassen LEDverlichting (MKB in Goes).
Woningbouw.
Duidelijke doelen van woning-
Nieuwe ontwikkelingen
corporaties.
gebouwen.
Krimpende woningmarkt.
Verzilver duurzame besparingen. Nieuwe wetgeving. Landelijke topteams.
Toenadering zoeken en aansluiten bij topsectoren.
Businesscase.
Organiseer samenwerking. Durf te starten met schrijven aan een BC.
Algemeen.
Veel gemeenten hebben lan-
Politieke instabiliteit met veel
Benut ruimte in nieuwe
Wijziging politieke sa-
getermijnplanning.
beleidswijzigingen.
regeerakkoord.
menstelling. Beleid wordt niet ontwikkeld voor de lange termijn
24
colleges en kabinet. Overheden
Provincie Zeeland.
Provincie is verantwoordelijk voor regionaal ruimtelijk en economisch beleid. Koppel activiteiten aan elkaar. Investeer in innovaties.
Belastinggeld.
Regionaal inzetten.
CO2-emissiehandel zit in het slop.
Gemeenten.
Concurrentie bij nieuwbouw. ROC, HZ en UCR hebben
Moeilijk hoger personeel te
opleidingen rond energietran-
krijgen.
sitie. Onderwijs
Onderwijsstructuur sluit aan bij
Beperkte Research & Deve-
innovatie.
lopment.
Groen imago van Zeeland.
Geen provinciebreed overzicht
Samen optrekken.
Onderlinge concurrentie
Zeeuwse zuinigheid.
van (kleine) initiatieven.
Randvoorwaarden helder
bij organiseren van ge-
Verspreiding van informatie.
krijgen, ook buiten
zamenlijke lobby.
Beperkte invloed in Den Haag.
Zeeuwse grens.
Te weinig spreken met 1 stem
Zeeuwse Kamerleden
en 1 doel.
uitnodigen.
Zeeland zit niet aan tafel bij topsectoren. Communicatie/Lobby
Burgers betrekken.
Schets korte en lange termijn.
Biobased.
Veel initiatieven rond Bioba-
Transitiepaden nog in ontwikke-
Agrosector verder ont-
Duitse subsidie van DE is
sed.
ling à onduidelijke marktper-
wikkelen.
bedreiging voor duurza-
25
spectieven.
me en conventionele energie.
Renewables
Duurzame energiebron-
Veel natuurlijke bronnen met
Prijs voorlopig niet concurre-
Europese programma’s
nen.
hoog rendement (zon, wind,
rend met fossiel à marktsturing
aanboren.
water, biomassa).
door overheid.
Grote biogasinstallaties in
Geen marktvraag.
Biogas.
Ontwikkel markt in mobi-
Prijs van biomassa gaat
werking of gepland (Lijnco,
liteit (industrie, binnen-
omhoog door hogere
Groene Poort, enz).
vaart, enz).
vraag.
Ontwikkel digestaat als vervanger voor kunstmest. Energiebesparing.
Zeeuwse schaal is (te?) klein
Europese programma’s
voor restwarmte.
aanboren. Ontwikkel warmtenet binnen en buiten havengebieden. Ga door met MMM.
Wind.
Zeeuwind.
Beperkt mogelijk vanwege
Steun bestaand consor-
Regelgeving (landelijk en provinciaal).
nationaal landschap en provin-
tium voor wind op zee:
ciaal beleid.
aansluitend op Belgisch
Provincie heeft tot nu toe geen
windpark.
beleid voor offshore wind. water
Ontwikkel programma Energie uit Water. Meer doen met afval- en industriewater (Evides).
Zon
Publieke opinie.
Prijs. Regelgeving.
26
Nieuwe regeerakkoord.
Kortademige politiek.
1
Energie in de gebouwde omgeving
3
5
5
5
0
Totaal
Provinciale inspanning
Provinciale invloed
(uitstraling) 4
Relevante projecten / partijen
Maatschappelijk draagvlak
Economische belang
Energiebelang
Thema's
Techn. en econ. Haalbaar-
Criteria
heid en uitstraling
Bijlage III Multi Criteria-analyse energie in Zeeland
22
(energiebesparing en restwarmte)
2
Hernieuwbare energie uit wind op zee
Warmtenetten Middelburg, Vlissingen: woningen en utiliteitsbouw; lage druk stoom bij Dow is nog niet in beeld.
4
5
4
5
3
0
21
Zeeuws consortium is actief; economische ontwikkelkansen voor bedrijven Sloe; ontwerp, bouw en maintenance.
3
Energie in grootschalige industrie
5
5
3
4
3
0
20
Warmtenetten binnen industriegebieden Sloe en Kanaalzone.
(energiebesparing en restwarmte)
4
Hernieuwbare energie uit biomassa
5
4
3
4
4
0
20
Ombouw kolencentrale naar biomassacentrale.
5
Energie uit water
2
3
4
5
5
0
19
Brouwersdam en Tidal Test Centre.
6
Hernieuwbare energie uit wind op land
3
2
5
3
5
0
18
Lokale gemeenschap meer betrekken bij ontwikkeling; Krammer en Kanaalzone.
7
Hernieuwbare energie uit zon
2
3
5
5
2
0
17
Uitvoering Zon voor Asbest met rijksgeld staat wel gepland.
8
Kernenergie
5
5
2
1
0
0
13
Draagt bij aan klimaatdoel maar financiering niet haalbaar komend decennium.
9
Energie in de transportsector
1
1
3
5
3
0
13
Geen rol Provincie, behalve in Openbaar Vervoer en (mogelijk) in de industriegebieden.
10
Geothermie
1
1
1
4
2
0
9
Voor Zeeland niet haalbaar, behoudens misschien een kleine zone noordelijk deel Schouwen-Duiveland.
27
Bijlage IV Overzichtsnotitie schaliegas Opgesteld door de gezamenlijke beleidsafdelingen Economie & Duurzaamheid en Water, Bodem en Natuur April 2013
Aanleiding In het kader van de beleidsnota Energie & Klimaat 2013-2015 is informatie verzameld over de ontwikkelingen op het gebied van schaliegas. In dit werkdocument is deze informatie gebundeld. Directe aanleiding hiertoe zijn de in Provinciale Staten gestelde artikel 44-vragen. Deze vragen zijn los van deze achtergrondnotitie beantwoord, maar deze notitie schept wel de bredere context waarbinnen de vragen zijn beantwoord.
Feiten en meningen Vanwege de vaak sterk polariserende discussie rond schaliegas worden feiten en meningen dikwijls door elkaar gebruik. Onderzoeksrapporten spreken elkaar tegen en de objectiviteit van beschikbare onderzoeken is niet altijd helder. In deze notitie is getracht de feiten los te koppelen van de meningen, en objectieve informatie over schaliegas te bundelen. Daar waar meningen en inzichten verschillen, is dat aangegeven.
IV.1.
Wat is schaliegas? Schaliegas is een aardgastype dat uit schaliegesteentelagen wordt gewonnen. Deze schalielagen, ook wel (k)leisteen genoemd, bevinden zich mondiaal op veel plaatsen in de diepere ondergrond (zie figuur 1). In deze zeer dichte en harde schalielagen zit op veel plaatsen gas opgesloten. Dit ‘onconventionele gas’ werd
Figuur 1 Wereldwijde aanwezigheid van schaliegesteenten tot voor enkele jaren met rust gelaten. Reden: uit zo’n harde bodemlaag is het veel moeilijker gas te winnen dan uit een ‘gewone’ gasbel in een zandsteenlaag, zoals de aardgasbel van Slochteren.
28
In de harde schalielagen zit het gas gevangen in de minuscule poriën en spleten in het gesteente. Ten gevolge van een afname in de voorraad 'conventioneel' aardgas en vanwege geopolitieke oorzaken is deze voorraad aardgas echter heel snel in de belangstelling komen te staan, ondanks dat het winnen van schaliegas een dure en ook ingewikkelde operatie is. Innovaties op het gebied van horizontaal boren en fracken (zie volgende alinea) hebben er o.a. toe geleid dat schaliegas effectief aangeboord kan worden. Voor de winning moet onder een moeilijke hoek geboord worden in de diepe schalielagen (kilometers diep). Bovendien moet de methode van fracken toegepast worden. Hierbij wordt het gesteente gekraakt en week gemaakt om bij het gas te kunnen komen en het omhoog te krijgen. Daarbij wordt onder grote druk een zeer grote hoeveelheid water (orde van paar duizend m3), zand en chemicaliën in het gesteente geperst. Hierdoor ontstaan scheuren. Omdat met het water ook zand omlaag wordt gepompt, blijven die scheuren open, en kan het gas mede door de chemicaliën vrijkomen en omhoog gepompt worden. Dit fracken moet periodiek herhaald worden om de winningslocatie operationeel te houden (orde van half jaarlijks tot jaarlijks). Een winningslocatie heeft maar een beperkt winningsbereik in de ondergrond. Dit in tegenstelling tot conventionele gaswinning waarbij met één winningslocatie een groot gebied wordt bestreken. Voor schaliegaswinning is dan ook een dicht net van winningslocaties nodig (zie figuur 2). Een winningslocatie heeft ongeveer de afmeting van een voetbalveld.
Figuur 2 Winningsdichtheid schaliegas
Algemene ervaringen met schaliegaswinning Schaliegas wordt over het algemeen beschouwd als energiebron in de overgang naar duurzame energie. Er worden perioden van 30 – 40 jaar genoemd waarin schaliegas een rol zal spelen.
Dichtheid winningsputten Winning van schaliegas vraagt over het algemeen intensief landgebruik. Afhankelijk van de winningsmethode kunnen 3 winningsputten per km2 nodig zijn. Er zijn tegenwoordig ook winningslocaties van waaruit meerdere boringen in diverse richtingen kunnen worden uitgevoerd. Hierdoor blijft het aantal winningsputten beperkter maar zeker ten opzichte van conventionele aardgaswinning nog steeds intensief.
29
Fracken Het fracken wordt als een van de grootste (milieu-technische) bezwaren gezien:. ·
Materieel: voor het fracken is veel apparatuur nodig (werkverkeer vrachtwagens, pompen, compressoren en opslagruimte voor o.a water, zand en chemicaliën) met veel verkeersbewegingen en geluidshinder.
·
Waterverbruik: er zijn grote hoeveelheid water nodig voor de hogedrukinjectie.
·
Vrijkomen van vervuild ‘productiewater'. Dit moet gezuiverd worden.
·
Grondwater: risico op lekkage van chemicaliën en methaangas naar kwetsbare grondwaterlichamen. Lekkage kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer put-buizen niet goed zijn afgedicht met cement of ander afdichtend middel.
·
Emissie van methaangas: door de winningsmethode is het risico op methaangas dat in de atmosfeer terecht komt (broeikasgas) groter dan bij conventionele aardgaswinning.
·
Aardtrillingen: door het fracken kunnen spanningen in gesteentelagen en langs breuken ontstaan die zich kunnen ontladen waardoor aardtrillingen kunnen ontstaan.
·
Door de Europese milieuwetgeving zijn de omgang met productiewater en het risico op emissie van methaangas aan zeer strenge regels gebonden. In de Verenigde Staten zijn de eisen minder streng.
Chemicaliën Bij het fracken zijn chemicaliën nodig. Het soort chemicaliën dat gebruikt wordt, vormt een bron van discussie, veelal gevoed door het feit dat niet bij iedereen duidelijk is om welke chemicaliën het gaat. ·
De samenstelling van de chemicaliën is vaak bedrijfsgeheim, omdat deze mede het succes en de effectiviteit van het fracken bepaalt. De concurrentie op deze markt is groot. De toezichthouder (in Nederland: Staatstoezicht op de Mijnen) krijgt wél inzicht in zowel de kwantitatieve als kwalitatieve samenstelling van de chemische additieven die gebruikt worden.
·
Waarom chemicaliën: er worden chemicaliën gebruikt om algengroei tegen te gaan (kan kaliumchloride zijn) en om de wrijving te verlagen (een smeermiddel en weekmaker).
·
In de Verenigde Staten wordt/werd ook gebruik gemaakt van dieselolie als smeermiddel in het gesteente. Hierin zitten giftige stoffen zoals benzeen en xyleen. In Nederland is dit niet toegestaan.
·
In Europa moeten de te gebruiken chemicaliën voldoen aan de EU-verordening Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals (REACH). De regels rond het gebruik van chemicalien zijn in Europa strenger dan in de Verenigde Staten.
IV.2.
Schaliegas in Verenigde Staten, Europa, Nederland en Zeeland
Door de omvangrijke schaliegaswinning en de daardoor lage aardgasprijzen in de Verenigde Staten ligt het gevaar van een slechter wordende concurrentiepositie van Europa op de loer. Hierdoor ontstaat in de discussie rond schaliegas een groeiend spanningsveld tussen economische en milieubelangen. In de volgende alinea's wordt geschetst hoe de situatie in achtereenvolgens de VS, Europa, Nederland en Zeeland is.
30
Situatie in de Verenigde Staten In de Verenigde Staten is de ontwikkeling op het gebied van schaliegas erg groot. De prognose is dat in 2020 schaliegas in Verenigde Staten voor 50% in de gasbehoefte voorziet. Er zijn echter ook prognoses die nog veel optimistischer zijn over het aandeel schaliegas. In figuur 3 is de ontwikkeling van het aandeel schaliegas in de aardgasvoorziening in de afgelopen jaren weergegeven. Door de enorm snelle ontwikkelingen, de milieuwetgeving en het gegeven dat de kosten en baten van schaliegaswinning in de Verenigde Staten anders liggen dan in Nederland/Europa zijn er gebieden in de Verenigde Staten die door schaliegaswinning zowel milieu-hygiënisch als landschappelijk sterk aangetast zijn. De winningsputten bedekken in grote dichtheid het landschap over een groot gebied. Wat wezenlijk verschilt van de situatie in bijvoorbeeld Nederland is dat het schaliegas in de Verenigde Staten eigendom is van de grondeigenaar. Persoonlijk gewin is bij de winning een grote drijfveer.
Figuur 3
In Nederland zijn de delfstoffen van de Staat. Daarnaast is in de Verenigde Staten de prijs van aardgas niet verbonden aan de olieprijs (zie figuur 6 in paragraaf 4). Door deze situatie is er in de Verenigde Staten een zeer felle en gepolariseerde discussie over schaliegas. Beide kampen dragen wetenschappelijk onderbouwde argumenten aan. Het is vaak moeilijk om te bepalen waar de objectiviteit ligt. Feit is dat de Verenigde Staten door deze ontwikkelingen er economisch gunstiger en geopolitiek onafhankelijker voor komen te staan.
Situatie in Europa
Figuur 4 Schaliegesteente in Europa In Europa zitten ook enorme voorraden schaliegas in de diepe ondergrond (zie figuur 4). Actieve winning van schaliegas vind echter nog maar beperkt plaats. In Polen wordt al schaliegas gewonnen. Vanwege o.a. de hoge bevolkingsdichtheid en de strenge milieuwetgeving staat in veel landen schaliegas op de politieke agenda. Punt daarbij is ook de vraag hoe schaliegas zich nu verhoudt tot ambities op het gebied van duurzame energie. Recentelijk is door de EU een omvangrijk onderzoek naar de kansen en beperkingen van grootschalige schaliegaswinning in Europa uitgevoerd. De manier waarop de Europese landen omgaan met schaliegas laat grote verschillen zien. Frankrijk heeft schaliegaswinning eigenlijk onmogelijk gemaakt door een verbod op fracking wettelijk vast te leggen. In het najaar van 2013 komt de Europese Commissie met een mededeling voor een gemeenschappelijk kader en de exploratie van Europees onconventioneel gas.
31
Situatie in Nederland
Figuur 5 Winningskansen schaliegas in Nederland
In Nederland zit momenteel nog circa 1.350 miljard m3 conventioneel aardgas in de diepe ondergrond. De verwachting is dat over enkele decennia deze voorraad op is. Over circa 10 jaar zal de Nederlandse jaarlijkse vraag naar aardgas (ca. 46 miljard m3) vermoedelijk de leverbare voorraad uit eigen bodem gaan overstijgen en zal Nederland afhankelijk worden van buitenlands aardgas. Onder grote delen van Nederland (op land en offshore) komt schaliegesteente voor waarin schaliegas kan zitten. Volgens TNO en EBN (Energie Beheer Nederland B.V.) liggen de voorraden gas in deze schalielagen tussen de 48.000 miljard m3 en 500.000 miljard m3. Deze inschatting (met bandbreedte factor 10) geeft direct aan hoe groot de hoeveelheid schaliegas kan zijn maar ook hoe groot de onzekerheden nog zijn. Daarnaast schat TNO (2009) in dat het aandeel (technisch en economisch) daadwerkelijk winbaar schaliegas beduidend lager ligt (er worden percentages van 5 tot 20% genoemd). Alles bij elkaar blijft het toch over aanzienlijke hoeveelheden aardgas gaan. Op figuur 5 is te zien waar zich schaliegesteente (Geverik Laagpakket) in de Nederlandse ondergrond voorkomt. De groene zones zijn de zones (bron TNO) waar de kans op winbaar schaliegas het grootst is. Dat is dus vooral een deel van Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Situatie in Zeeland Winbaar schaliegas Het Geverik Laagpakket (schaliegesteente) komt in grote delen van Nederland voor. Dat wil niet zeggen dat er overal in deze lagen winbaar schaliegas zit. De rijpingsgraad (mate waarin organische stoffen in aardgas zijn omgezet) en de diepte en dikte van de laag bepalen sterk de kansen op aanwezigheid van schaliegas en de technische en economische winbaarheid ervan. Direct ten noorden van de ZuidHollandse eilanden duikt het Geverik Laagpakket dieper dan 4 km de bodem in. Ten zuiden van Schouwen-Duiveland (Oosterschelde) ligt het laagpakket zo ondiep (minder dan 1,5 kilometer diepte) dat de kans op aanwezigheid van schaliegas minimaal is (er heeft geen rijping kunnen plaatsvinden). Alleen Schouwen-Duiveland en Tholen zijn dus de kansrijke gebieden voor de aanwezigheid van winbaar schaliegas. De onzekerheden zijn er echter bijzonder groot. Vanwege de sterk afwijkende geologische opbouw is Zeeland namelijk nooit in beeld geweest voor aardgas en aardoliewinning. Er heeft dan ook nauwelijks geologisch onderzoek plaatsgevonden. De inschattingen m.b.t. het aanwezig zijn van schaliegas zijn dan ook gebaseerd op minimale informatie.
32
Kwetsbaarheid Schouwen-Duiveland en Tholen kenmerken zich door een zeer open landschap. Schaliegaswinning zal dan ook zeker landschappelijke impact op dit gebied hebben. Daarnaast komen op en rond SchouwenDuiveland en Tholen veel kwetsbare gebieden voor (Natura2000 gebieden, agrarisch gebied met beperkte zoetwatervoorraad, lage ligging, drinkwaterwingebied Kop van Schouwen). Op Schouwen-Duiveland is recreatie en toerisme een belangrijke economische pijler. Eventuele schaliegaswinning zou daarmee op gespannen voet kunnen staan. Positie en rol Provincie Wat is de positie van de Provincie Zeeland ten aanzien van schaliegaswinning? Het ministerie van EZ is bevoegd gezag (Mijnbouwwet). Op dit moment heeft de Provincie alleen een beperkt adviesrecht op grond van de Mijnbouwwet. Regionale ruimtelijke en economische afwegingen zijn op dit moment geen provinciale inspraakgrond bij de vergunningverlening in de Mijnbouwwet. Op het moment dat vergunningen verleend zijn, komt de gemeente in het kader van de omgevingswet als bevoegd gezag in beeld. Op dat moment kan alleen nog reactief vanuit het vergunningenbeleid gehandeld worden. Het IPO wil meer bevoegdheden m.b.t. gebruik van de ondergrond. Momenteel werkt het rijk aan de Rijksstructuurvisie Ondergrond (STRONG). IPO is hierbij nauw betrokken. Inzet vanuit IPO is dat de Mijnbouwwet wordt aangepast zodat provinciale ruimtelijke en economische afwegingen meegewogen moeten worden in het vergunningentraject van bepaalde ondergrondse activiteiten en dat het rijk bij het formuleren van STRONG rekening moeten houden met de provinciale ruimtelijke belangen. De Provincie Zeeland is actief betrokken bij dit STRONG-traject.
IV.3.
Ambitie in energiebeleid & bestaande lijn in omgeving
In de kadernotie Energie en Klimaat in Zeeland zijn de Europese en de nationale kaders aangegeven; deze kaders worden geactualiseerd in de beleidsnota Energie en Klimaat. Een uittreksel van de kaders die van belang zijn voor schaliegas staat hieronder.
Beleidskader Europa: Strategie 2050 Eind 2011 is door de Europese Commissie (EC) de Energy Roadmap 2050 (COM(2011) 885/2) gepubliceerd. Dit is een verkenning van de uitdagingen die de Europese doelstelling met zich meebrengt, om in 2050 een koolstofarme economie te bereiken en tegelijkertijd de leveringszekerheid van energie te waarborgen in een concurrerende economie. In de koolstofarme economie is de emissie van broeikasgassen gereduceerd met 80-95%. De Roadmap geeft de structurele veranderingen weer die nodig zijn om het energiesysteem te transformeren en laat de kansen en bedreigingen zien die dit met zich meebrengt voor de economie en maatschappij.
'De belangrijkste conclusie is dat de koolstofarme economie mogelijk is en dat deze op lange termijn minder kostbaar is dan doorgaan met het huidige beleid’
33
Verder constateert de Roadmap dat we nu in een periode zitten waarin veel centrales vervangen moeten worden en dat we dus nu deze kans moeten grijpen om de omslag te maken. Daarom moet er nu al nagedacht worden over de periode na 2020 (de huidige horizon van beleidsdoelen) tot 2050, bijvoorbeeld met doelen voor het jaar 2030. De EC zal deze Roadmap gebruiken als basis om eigen beleid te formuleren en de lidstaten aan te spreken op hun beleid.
Europese Beleidsdoelen 2020 In 2020 moet de emissie van broeikasgassen met 20% teruggebracht zijn, ten opzichte van 1990. Voor Nederland geldt een bindende reductie van 99 Megaton CO2-equivalenten (-10%). De doelstelling van twintig procent hernieuwbare energie is in de Richtlijn Hernieuwbare Energie vertaald in een resultaatsverplichting per lidstaat. Voor Nederland betekent dit dat minimaal veertien procent van het energieverbruik hernieuwbaar moet zijn. Verder geldt voor de transportsector een aparte verplichting van tien procent aan hernieuwbare energie.
Wettelijke kaders Europese Unie Om de beleidsdoelen te kunnen halen, heeft de Europese Unie (EU) enkele juridisch bindende richtlijnen gepubliceerd. De belangrijkste daarvan zijn: •
Europese emissiehandel voor broeikasgassen (Richtlijn 2003/87/EG, gewijzigd 23-04-2009, 2009/29/EG). De richtlijn regelt welke sectoren (energiecentrales, chemie, staal) verplicht zijn om rechten te kopen voor de emissie van broeikasgassen. Vanaf 2013 worden de rechten jaarlijks omlaag gebracht om de doelstelling in 2020 te kunnen halen. De opbrengst van de veiling gaat naar de nationale overheden, die daarmee de maatregelen kunnen betalen om de klimaatdoelen te bereiken. De richtlijn geeft de lidstaten het advies om minimaal vijftig procent aan dit doel te besteden.
·
Richtlijn hernieuwbare energie Richtlijn (2009/28/EG, van 23/04/2009) geeft bindende doelen per lidstaat om in 2020 energie op te wekken uit hernieuwbare bronnen. Voor Nederland is dit veertien procent. De richtlijn regelt ook dat elke lidstaat een actieplan moet opstellen en aan de Europese Commissie (EC) moet voorleggen om duidelijk te maken hoe de doelstelling bereikt wordt. Het Nederlandse NREP (National Renewable Energy Plan) is in 2010 ingediend.
·
Elektriciteit van hernieuwbare bronnen moet voorrang krijgen op het elektriciteitsnet.
·
Richtlijn energie-efficiëntie (2012/27/EU) is gepubliceerd op 25 oktober 2012. De richtlijn moet voor 5 juni 2014 omgezet zijn in nationale wetgeving, met daarin onder andere de verplichting voor lidstaten om nationale streefcijfers vast te stellen voor energie-efficiency, en de regionale/lokale overheden te stimuleren om op de eigen schaal hetzelfde te doen en daarvoor plannen op te stellen. De richtlijn is zeer vers, en moet in de komende beleidsperiode geïmplementeerd worden, ook door regionale en lokale overheden.
34
Regeerakkoord Rutte Samsom Het regeerakkoord Rutte Samsom stelt:
'In 2020 heeft Nederland 16% hernieuwbare energie; de actuele situatie is 4% en dus moet een verviervoudiging plaatsvinden; in 2050 streeft Nederland 100% duurzame energie na.'
Provinciaal Beleidskader De basis van het provinciale kader is het collegeprogramma Stuwende Krachten. Dit is inmiddels vertaald naar het Omgevingsplan en de Economische Agenda. Vanuit de centrale focus op economische ontwikkeling, groei en innovatie, is de provinciale rol als volgt:
'Het stimuleren en faciliteren van economische ontwikkelingen en ondernemerschap, ze planologisch mogelijk maken via het Omgevingsplan, promoten en waar mogelijk wegnemen van bestaande onnodige en ongewenste belemmeringen in de regelgeving.’
Het college legt binnen het economisch beleid extra nadruk op (het stimuleren van) innovatie, in nauwe en toekomstgerichte samenwerking tussen de drie O’s; ondernemers, onderwijs en overheid. Het college zet voor de lange termijn in op duurzame vormen van energieopwekking en stimuleert innovatieve ontwikkelingen op dit terrein en duurzame alternatieven voor fossiele brandstoffen. Het collegeprogramma noemt in het bijzonder: getijdenenergie, aardwarmte, biomassa, zonne-energie en windenergie. Het college acht de overgang van fossiele brandstoffen naar duurzame brandstoffen noodzakelijk. Het debat van Provinciale Staten over de kadernotitie Energie en Klimaat heeft geresulteerd in een keuze voor de beleidsoptie Stuwend Zeeland.
Conclusie Stuwend Zeeland
'We blijven de energietransitie naar een koolstofarme economie actief ondersteunen met dezelfde beleidsprioriteit die het college in 2011 heeft gekozen. In de beleidsnota kiezen we voor transitieontwerpen die passen bij de Zeeuwse economie en een rol die past in het Zeeuws Bestuurlijk Profiel.'
35
Conclusie voor schaliegas in het licht van het energiebeleid
'Schaliegas is een fossiele brandstof en past niet in het beleid van een energietransitie naar een koolstofarme economie, waarin wordt overgegaan naar duurzame brandstoffen.'
IV.4.
Economische betekenis
Concurrentiepositie en geopolitieke onafhankelijkheid De winning van schaliegas in de Verenigde Staten heeft daar in enkele jaren tijd geleid tot een sterke prijsdaling van aardgas, die momenteel 1/5 bedraagt van de prijs van gas in Europa. Deze prijsdaling is mogelijk in de Verenigde Staten omdat de koppeling van de gasprijs aan de olieprijs lang geleden is losgelaten. Hiermee verbetert de Verenigde Staten ten eerste haar concurrentiepositie, en – ten tweede – wordt zij geopolitiek onafhankelijker van olieproducerende landen. Deze tweede consequentie kan ertoe leiden dat de interesse van de VS voor de Arabische wereld flink zal afnemen. Gevolg is meer instabiliteit in deze regio en minder Amerikaans diplomatiek overwicht. Op korte termijn is met name de concurrentiepositie van groot belang. De lagere productiekosten maken Amerikaanse producten goedkoper, zo zeer zelfs dat het in de VS weer loont om energie-intensieve chemische en staalindustrie te laten draaien. De lage energieprijzen leiden tot meer investeringen in energieintensieve sectoren (zoals de petrochemische industrie) in de VS. Europese bedrijven staan onder grote concurrentiedruk door deze lage energieprijzen; investeringen in energie-intensieve sectoren in Europa staan hierdoor op de tocht.
Figuur 6: Ontwikkeling olie- en gasprijzen in de Verenigde Staten
36
Voor Zeeland zijn dat de grote industriële complexen van o.a. DOW, Zeeland Refinery en de energiecentrales maar ook de kunstmestfabrieken die aardgas als grondstof gebruiken in hun productieproces. Dit heeft ook consequenties voor Europese ambities in de omschakeling naar duurzame energie. Als gevolg van het grote verschil in de gasprijs (factor 5, voorjaar 2013), worden er steeds minder kolen gebruikt in de VS. Kolen wordt hierdoor goedkoper als gevolg van de afnemende vraag in de VS, met als gevolg dat de kolen geëxporteerd worden naar Europa en daar de omschakeling naar duurzame energie vertragen. De CO2-emissierechten in Europa zijn dermate laag, dat de elektriciteitsopwekking met kolen concurrerender is dan opFiguur 7: Sloecentrale (copyright Delta N.V.)
wekken met gas. Dit merkt Gasterra (een afsplitsing van de Nederlandse Gasunie die handelt in gas),
omdat grote energiebedrijven zoals Nuon en Essent (maar ook Delta) minder gas gebruiken voor de elektriciteitsopwekking. Voor de langere termijn geldt dat alles valt of staat met de rendabiliteit van de investeringen. In de VS laat onderzoek zien dat putten die nu tussen de 5 en 7 jaar in productie zijn, toch minder lijken te leveren (met name minder lang) dan voorspeld was, en dat dus de baten lager zijn. De toekomst zal leren in hoeverre deze informatie gekleurd is als gevolg van de sterk gepolariseerde discussie tussen de voor- en tegenstanders in de VS. Uiteraard is het mogelijk dat nieuwe technieken de rendabiliteit verder verhogen. Feit is dat de economische belangen erg groot zijn en de technieken die toegepast worden relatief nieuw zijn en dus niet bewezen is wat de effectiviteit op de langere termijn zal zijn.
Schaliegas oplossing om concurrentiepositie Europa te verbeteren? Kort en krachtig: niet zolang de gasprijs aan de olieprijs is gekoppeld zoals in Europa / Nederland het geval is. Van loskoppelen is nog steeds geen sprake door lange termijn contracten met de grote spelers op de gasmarkt (Gazprom, het Noorse Statoil en de Nederlandse Gasunie). In het geval dat de Nederlandse Staat (de Provincie gaat hier niet over) de gasprijs loskoppelt van de olieprijs, is de tweede voorwaarde dat er schaliegas wordt gewonnen in grote hoeveelheden. Pas dan kan de markt van vraag en aanbod beïnvloed worden. Zonder loskoppeling aan de olieprijs, zal gewonnen schaliegas – los van de hoeveelheid waarin het wordt gewonnen – afgezet worden tegen de heersende marktprijs en grotendeels verkocht worden onder bestaande langetermijncontracten. De (Zeeuwse) industrie zal dus geen voordeel hebben van schaliegaswinning, zoals dat wel het geval is in de VS.
37
Daarnaast is de verwachting dat de kostprijs van schaliegaswinning in Nederland – mocht het er ooit van komen – een stuk hoger zal zijn dan in de VS (en mogelijk ook in Polen). Redenen hiervoor zijn andere eigendomsverhoudingen, regelgeving (belasting, milieu) en hoge bevolkingsdichtheid (bron: NRC).
IV.5.
Politieke gevoeligheid Ook de Europese lidstaten hebben een groot potentieel onconventioneel gas en olie in hun bodem (zie hoofdstuk 2 van de beleidsnota). Qua bevolkingsdichtheid en eigendomsrechten zijn er echter grote verschillen met de VS. 'In Europa zijn geen uitgestorven gebieden waar je kunt boren zonder dat er een haan naar kraait' (Hedegaard). Bovendien geldt in de
Figuur 8: Ministers vóór, bevolking tegen CO2-opslag
VS dat eigenaren van de grond tevens eigenaren zijn van de diepere ondergrond en dus ook van eventuele
gasreserves. Er valt voor grondeigenaren dus veel geld aan te verdienen en dat compenseert de overlast (milieuvervuiling, transportbewegingen en aardtrillingen) enorm. Gebruik van de diepe ondergrond roept daarentegen in Nederland telkens weer weerstand op. De voorgenomen ondergrondse CO2 -opslag in Barendrecht, een voorgenomen winning van niet-conventioneel gas in Oost-Nederland en recentelijk de aanvraag voor proefboringen naar schaliegas in Brabant getuigen hiervan. Maar ook de recente onrust over schade als gevolg van de gaswinning in Noord-Nederland is een voorbeeld hiervan.
Onderzoek naar feiten en gevolgen voor Nederland Omdat het Rijk (bevoegd gezag, Mijnbouwwet) wordt geconfronteerd met de eerste vergunningaanvragen voor het opsporen van schaliegas en de maatschappelijke en lokale onrust daarover (Noord-Brabant: Boxtel en Haren), wordt een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de effecten van schaliegaswinning in Nederland. Opdrachtgever is het Rijk. Vele betrokken partijen zijn via een klankbordgroep betrokken, ook de drie zuidelijke provincies, via een ambtelijk vertegenwoordiger van de Provincie Noord-Brabant. Het onderzoek beoogt uit te wijzen of schaliegas in Nederland veilig gewonnen kan worden. Dit rapport moet in de zomerperiode 2013 gereed komen. Tot dat moment geldt een status quo voor de lopende aanvragen.
38
Bijlage V Advies PCO De kadernotitie Energie & Klimaat die Gedeputeerde Staten hebben opgesteld kent een economische insteek. Wij schatten in dat deze benadering niet altijd parallel zal lopen met de realisatie van de klimaatdoelstellingen. Wij vragen u dan ook te bereiken dat bij de uitwerking van de kadernota economische en klimaatdoelen elkaar ondersteunen. Wij constateren dat het behalen van de Europese, landelijke en de daarvan afgeleide provinciale klimaatdoelstellingen een enorme en moeilijk te behalen uitdaging is. Ernst en urgentie van het klimaatprobleem nopen tot een prioritaire en concrete aanpak. De resultaten tot nog toe laten zien dat er in Zeeland nog veel moet gebeuren. Er is sprake van een "gap" tussen doelstellingen en behaalde resultaten. In die zin, zien wij graag een duidelijke visie hoe de "gap" tussen behaalde resultaten en klimaatdoelstellingen wordt gedicht. De doelstellingen zijn volgens ons alleen te behalen indien bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, particulieren, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk hun verantwoordelijkheid nemen. Wij pleiten daarom voor een Zeeuwse taskforce waarin betrokken partijen werken aan adequate en realistische projecten/activiteiten die een serieuze bijdrage leveren aan de realisatie van de klimaatdoelstellingen. Wij pleiten er voor dat de Provincie deze taskforce mogelijk maakt. Te overwegen valt om het UPEK deze taak te geven, omdat het een bestaand gremium is waar alle relevante actoren op het gebied van klimaat en energie elkaar treffen. Een belangrijke rol van de overheid is om de randvoorwaarden voor de energietransitie te faciliteren. De eerder geopperde "stroomversneller" en het "energieloket" kunnen daarvoor geëigende instrumenten zijn. Wij attenderen erop dat de strategische keuzes van Delta NV van wezenlijke invloed zullen zijn op de realisatie van de provinciale klimaatdoelstellingen en vragen u dat mee te nemen in uw meningsvorming over de nieuwe strategie van Delta. Wij adviseren de Staten om te kiezen voor de beleidsoptie Stuwend Zeeland. Wij vinden het van belang om in de beleidsnota een duidelijker onderscheid te maken tussen energiebeleid (bijv. opwekking) en klimaatbeleid (bijv. gebruik groene grondstoffen, emissierechten, energieefficiency) en daarbij duidelijk de provinciale rol te beschrijven. In de kadernotitie lopen deze begrippen soms door elkaar. Het onderscheid draagt niet alleen bij tot een betere analyse, maar het versterkt ook een doelgerichte aanpak en maakt het eenvoudiger middelen en mensen toe te delen om de doelstellingen te bereiken. Bij de uitwerking van de beleidsnota vragen wij, om Wind op Zee nadrukkelijk te overwegen als speerpunt van duurzame energieopwekking. Al enkele jaren werken grote bedrijven en maatschappelijke organisaties in Zeeland aan een consortium dat een groot windpark voor de Zeeuwse kust wil realiseren. Verder valt niet uit te sluiten dat een nieuw kabinet kiest voor koersverandering en wind op zee hoge prioriteit geeft.
39
Bijlage VI Advies SER-Zeeland STICHTING SER-ZEELAND Buitenruststraat 225 4337 ER Middelburg tel. 0118 673533 e-mail:
[email protected] College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland Mevrouw drs. T.J. Kalverboer MBA RA Postbus 6001 4330 LA MIDDELBURG
Uw ref.:
Betreft: Nota “Energie als stuwende kracht!”
Datum: 03 mei 2013
Geacht College, Per mail van 12 april 2013 heeft u SER-Zeeland verzocht om u te adviseren over de concept-nota “Energie als stuwende kracht!”. Naast een aantal algemene opmerkingen bij de inhoud van deze nota, willen wij ook wat meer in detail ingaan op enkele onderdelen daarvan, in het bijzonder op het thema “energiebesparing in de bebouwde omgeving”. Algemene opmerkingen Energie en de Zeeuwse economie zijn van oudsher sterk met elkaar vervlochten. Meer dan andere regio’s is Zeeland afhankelijk van energie. Wij kennen in de provincie een aantal grootverbruikers, waarvoor een betrouwbare en betaalbare levering van energie van levensbelang is. Deze multinationale ondernemingen zorgen direct en indirect voor tienduizenden arbeidsplaatsen. Daarnaast is Zeeland al decennia lang een exporteur van energie (“Zeeland is de batterij van Nederland”). Door o.a. haar ligging aan diep vaarwater en de beschikbaarheid van voldoende koelwater heeft Zeeland altijd al meer energie geproduceerd dan voor eigen gebruik nodig was. Ook daardoor was en is er in Zeeland meer bedrijvigheid en werkgelegenheid in de energiesector. Op pag. 14 geeft u aan dat het uw ambitie is dat Zeeland ook in de toekomst een netto energieproducent blijft. De uitdaging is om het economisch belang van de energie-intensieve ondernemingen en van de energiesector in Zeeland tenminste op het huidige niveau te behouden. Dat is geen vanzelfsprekendheid gelet op mondiale ontwikkelingen, zoals de snelle opkomst van het gebruik van schaliegas in Amerika en de discussies over de risico’s van kernenergie na de ramp in Japan. Tegelijkertijd is er een sterk groeiend maatschappelijk draagvlak om naar andere, duurzame vormen van energieopwekking om te schakelen om op die manier een bijdrage te leveren aan de vermindering van CO2-uitstoot. De Nederlandse ambitie is om in 2050 100% duurzame energie op te wekken. Ook deze ontwikkeling is van invloed op het in Zeeland op-
40
gestelde vermogen aan energieopwekking. Wij zijn daarom als SER-Zeeland ingenomen dat u zich in wilt zetten voor een economische versterking van de “energie” in Zeeland, binnen de kaders van het Europese en nationale beleid op het gebied van duurzame energieopwekking. En natuurlijk met het gegeven dat de (financiële en beleids-)mogelijkheden van de provinciale overheid op dit terrein zeer bescheiden zijn. Meer dan in het verleden zullen in Zeeland vooral energieprojecten en -initiatieven gestimuleerd dienen te worden die van belang zijn voor de werkgelegenheid, voor de economische groei en voor de innovatiekracht van de Zeeuwse economie. Energieprojecten zullen niet meer uitsluitend beoordeeld moeten worden op hun bijdrage aan de CO2-reductie, maar ook op hun betekenis voor (nieuwe) bedrijvigheid en (nieuwe) werkgelegenheid in Zeeland. Kort gezegd: duurzame energieopwekking is pas een succes als het euro’s oplevert. Deze benadering heeft de steun van SER-Zeeland. Overigens zijn wij van mening dat de “winst” van verschillende duurzame energieprojecten voor de Zeeuwse economie in de nota beter onderbouwd dient te worden. Als voorbeeld noemen wij de projecten “Energieneutraal ziekenhuis op Walcheren” en “Energieneutrale marinierskazerne in Vlissingen”, waarbij u verwacht dat het Zeeuwse midden- en kleinbedrijf de bouw van beide projecten zal uitvoeren. Gelet op het bestaande overheidsbeleid ten aanzien van het aanbesteden van grote investeringsprojecten is dit niet vanzelfsprekend. De subtitel van de nota luidt “Beleidsnota Energie en Klimaat 2013 – 2015”. Na bestudering ervan zijn wij van mening dat deze nota op het gebied van het klimaatbeleid lang niet alle onderwerpen en thema’s aan de orde stelt. De nota gaat bijna uitsluitend over het provinciale energiebeleid. Op pag. 7 wordt dit ook gemeld. In verband hiermee stellen wij voor om in de subtitel het woord “klimaat” achterwege te laten. Om haar doelstellingen op energiegebied te realiseren heeft de Provincie Zeeland in de komende drie jaar een zeer bescheiden budget van € 1,2 miljoen beschikbaar. Hiervan is al een substantieel deel geoormerkt. Om de ambities te realiseren zal daarom in onze optiek maximaal aansluiting gezocht dienen te worden met landelijke en Europese beleidsdoelstellingen en middelen. Juist de Provincie Zeeland, als regisseur van de gebiedsontwikkeling, kan Zeeuwse projecten en initiatieven op het gebied van duurzame energieopwekking een impuls geven door synergie en samenwerking te zoeken met landelijk en Europees beleid en projecten. Landelijk is er het Topsectorenbeleid, waartoe ook de Topsector Energie gerekend wordt. Deze topsector kent zeven Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI), waarvan het TKI Wind op Zee er één is. Elk TKI heeft budgetten beschikbaar voor de uitvoering van pilots en ten behoeve van innovatieve thema’s. SER-Zeeland vraagt zich af of Zeeland voldoende betrokken is bij de topsector Energie in het algemeen en bij het TKI Wind op Zee in het bijzonder. Ook Europees stimuleringsbeleid en -subsidies (zoals bijvoorbeeld OP-Zuidgelden voor innovatie en voor de transitie naar een koolstofarme economie) zouden o.i. meer benut moeten worden als cofinanciering en als motor voor duurzame energieopwekkingsprojecten in Zeeland. Wij adviseren u dan ook om in het provinciale energiebeleid meer aandacht te besteden aan de provinciale mogelijkheden om Zeeuwse initiatieven aan nationale en Europese beleidsdoelstellingen en -middelen te verbinden.
41
Energie in de gebouwde omgeving Met de Zeeuwse Meer met Minder-regeling heeft de Provincie vanaf 2009 tot 2012 een hoofdrol gespeeld bij het stimuleren van energiebesparing in de particuliere woningvoorraad. Samen met de Zeeuwse gemeenten is er ruim € 2,75 miljoen subsidie verstrekt, dat met name is gebruikt voor dak-, vloer- en gevelisolatie, het vernieuwen van ketels en het plaatsen van zonnepanelen. In totaal zijn bij circa 2150 woningen maatregelen getroffen op het gebied van energiebesparing. Inclusief het eigen geld dat particulieren zelf hebben ingezet om in aanmerking te komen voor de subsidie, is er naar schatting ongeveer € 5 tot € 7 miljoen ten goede gekomen aan de Zeeuwse economie, met name in de bouw- en installatiesector. SERZeeland vindt het dan ook een gemiste kans dat de Provincie in de nota “Energie als stuwende kracht!” het thema “energiebesparing in de gebouwde omgeving” volledig lijkt los te laten. Temeer ook omdat in het provinciale Omgevingsplan 2012 – 2018 (pag. 52) het verbeteren van de particuliere woningvoorraad juist tot één van de beleidsspeerpunten is aangewezen. In het Omgevingsplan wordt een herstructureringsfonds aangekondigd waaruit goedkope leningen kunnen worden gefinancierd voor duurzame particuliere woningverbetering. De Meer met Minder-regeling heeft aangetoond dat door samenwerking met de Zeeuwse gemeenten aanzienlijke synergievoordelen gehaald kunnen worden. Weliswaar komt energiebesparing in de gebouwde omgeving in de Multi Criteria-analyse (in bijlage 2 van de nota) naar voren als het meest kansrijke thema, maar in de gekozen businesscases voor 2013 ontbreekt energiebesparing in de particuliere woningvoorraad. In plaats daarvan is de focus gelegd op energieneutrale nieuwe utiliteitsbouw, in het bijzonder op de bouw van de marinierskazerne in Vlissingen en op de nieuwbouw van het ADRZ-ziekenhuis op Walcheren. Uit de tekst op pag. 47 en pag. 50 leiden wij af dat u ervan uit gaat dat beide projecten door Zeeuwse ondernemers gerealiseerd zullen worden. Dit is helaas geen vanzelfsprekendheid, o.a. omdat voldaan moet worden aan het Europees aanbestedingenbeleid. Wij roepen u op om zowel bij de Raad van Bestuur van het ADRZ-ziekenhuis als bij de Minister van Defensie te pleiten voor realistische aanbestedingsvoorwaarden, waardoor ook het Zeeuwse mkb een reële kans maakt op uitvoering van het werk. Anders zal een groot deel van het werk door bedrijven buiten Zeeland worden uitgevoerd en versterken beide projecten niet of nauwelijks de marktpositie van het Zeeuwse mkb.. De haalbaarheid van de businesscase “gebruik van industriële restwarmte uit het Sloegebied” voor gebruik van objectverwarming in de Zeeuwse steden acht SER-Zeeland zeer twijfelachtig. Door de aanzienlijke investeringen die nodig zijn voor het transport van restwarmte moeten er veel woningen tegelijkertijd aangesloten kunnen worden. Dit is in een bestaande gebouwde omgeving geen gangbare praktijk, zeker niet in de bestaande particuliere woningvoorraad. Daarnaast zorgt ook de crisis op de woningmarkt ervoor dat (grootschalige) nieuwbouwprojecten naar verwachting niet tot ontwikkeling zullen komen. Tenslotte is het risico, dat niet altijd geleverd kan worden als er vraag is, een belemmerende factor voor het gebruik van restwarmte in particulier woningbezit. SER-Zeeland stelt voor om deze businesscase om te zetten in een project dat de uitwisseling beoogt van restwarmte tussen dicht bij elkaar gelegen bedrijven, waar er mogelijk wel financieel haalbare kansen liggen. Tegen de achtergrond van het bovenstaande pleit SER-Zeeland ervoor om binnen het thema “energiebesparing” meer prioriteit te leggen aan energiebesparing in de particuliere woningbouw.
42
Door de bezuinigingen die de Zeeuwse overheden moeten doorvoeren in de komende jaren is het niet realistisch dat het Meer met Minder-programma in de vorm en in de omvang van de afgelopen jaren kan worden doorgezet. Maar dat neemt niet weg dat er kansen liggen voor de Zeeuwse economie en dat een prominente provinciale rol als trekker en initiator meerwaarde heeft. Waarom wordt er bijvoorbeeld geen koppeling gelegd met de herstructureringsopgave? In tal van gemeenten worden lokale energiecorporaties opgericht, er worden gezamenlijk zonnepanelen ingekocht en er zijn dorps- en wijkverenigingen bezig met energiebesparing. Door samenwerking van Provincie, gemeenten en andere partijen zouden deze initiatieven verder geholpen kunnen worden. Passief bouwen, decentrale warmtebenutting uit bodem en oppervlaktewater, wind en zon zijn kansrijk. Een belangrijke uitdaging ligt in het ontzorgen van woningbezitters om tot investeringen over te gaan. En dat is meer dan het verstrekken van informatie via een website, zoals dat in het huidige beleidsplan is opgenomen. SER-Zeeland pleit voor het instellen van een onafhankelijk kennis- en expertiseloket op Zeeuws niveau waar informatie en advies over mogelijkheden van energiebesparing voor (toekomstige) woningbezitters beschikbaar is. Een dergelijk initiatief zou tot stand kunnen komen door een publiek-private samenwerking van Zeeuwse gemeenten, van de Provincie Zeeland en van betrokken brancheorganisaties, zoals Bouwend Nederland afdeling Zeeland. Energie uit water: getijdencentrale Brouwersdam en Tidal Test Centre Grevelingen Getijdenenergie is één van de thema’s waarvoor u heeft gekozen. Deze vorm van duurzame energieopwekking sluit prima aan bij het concept “Land in Zee” en de regio kan zich op dit gebied onderscheiden. Tegelijkertijd is het ook een erg complex project, omdat deze techniek nog in de kinderschoenen staat en er nog veel kennis ontwikkeld dient te worden. Ook de doorlooptijd tot de realisatie van de getijdencentrale is erg lang: er dient nog besluitvorming over het wel of niet terugbrengen van het getij in de Grevelingen plaats te vinden, alsmede over de financiering daarvan. Gelet op de geplande locatie van de getijdencentrale zal ook de medewerking van de Provincie Zuid-Holland essentieel zijn. De bijdrage van de getijdencentrale aan duurzame energie-opwekking is beperkt en wordt geschat op circa 50 MW. Vooral vanwege de opbouw van expertise en ervaring op het gebied van getijdenenergie is ons voorstel om deze projecten door te zetten, waarbij financieel en inhoudelijk commitment vanuit het bedrijfsleven een kritische succesfactor is. Graag verwachten wij dat u ons advies bij de besluitvorming over de concept-nota “Energie als stuwende kracht!” betrekt. Vriendelijke groeten,
L. Ezinga, Voorzitter.
43
Afkortingen- en definitielijst ADRZ
Admiraal de Ruyter Ziekenhuis
BC
Businesscase
BOM
Brabantse OntwikkelingsMaatschappij
EPZ
ElectriciteitsProductiemaatschappij Zuid-Nederland. De Kerncentrale Borsele (KCB) vormt daar een onderdeel van (en is eigendom van EPZ).
Green Deal
Een politiek en economisch concept (lokaal, landelijk en/of internationaal) om de klimaatproblematiek en het verlies van natuurlijk kapitaal aan te pakken.
Human Capital
Menselijk kapitaal. Door ontwikkelingen in het onderwijs volgen meer mensen een gespecialiseerde opleiding, zodat de kwaliteit van de arbeid toeneemt. De uitgaven voor onderwijs beschouwt men tegenwoordig als een investering in human capital.
HZ
HZ University of Applied Sciences
MMM
Meer Met Minder
Multi-Utility Providing
Systeem waarmee bestaande bedrijven aan elkaar gekoppeld worden om reststromen uit te wisselen. Daarbij wordt gezorgd voor een infrastructuur die zodanig flexibel is dat ook toekomstige bedrijven er eenvoudig op aan kunnen sluiten en gebruik van kunnen maken.
NTA
Nederlandse Technische Afspraak
Smart Grid
'Slim' netwerk: een elektriciteitsnetwerk waarbij - in theorie - alle gebruikers van elektriciteit ook elektriciteit aan het netwerk kunnen leveren, mogelijk gemaakt door 'intelligentie' van het netwerk.
TKI
Topconsortium Kennis en Innovatie
UCR
University College Roosevelt
UPEK
UitvoeringsProgramma Energie en Klimaat
ZMF
Zeeuwse MilieuFederatie
ZSP
Zeeland SeaPorts
ZZP-er
Zelfstandige Zonder Personeel
44
COLOFON Uitgave Provincie Zeeland Fotografie EPZ • Ingrid Borger Fotografie • Paul van Bueren • Ministerie van Defensie • Rijkswaterstaat Illustratie • Mieke Roth, in opdracht van RWS Zeeland en Recreatieschap de Grevelingen Prepress en Print Provincie Zeeland Januari 2014