Kennisuitwisselingsbijeenkomst Energie en klimaat 27 november 2009 Burgers’ Zoo, Arnhem Op 27 november 2009 vond in Burgers’ Zoo de kennisuitwisselingsbijeenkomst ‘Energie en klimaat’ plaats. Zo’n dertig deelnemers waren hierbij aanwezig. Inleiding Dagvoorzitter Alice van Harten start de dag met een korte inleiding en een kennismakingsoefening. Doel van vandaag is het uitwisselen van kennis vanuit een combinatie van wetenschap en praktijk. Presentatie Joep Wensing, Burgers’ Zoo Daarna houdt Joep Wensing, biologisch manager van Burgers’ Zoo een presentatie over klimaatproblematiek, de rol van educatie daarin en hoe Burgers’ Zoo hierin bijdraagt. Burgers’ Zoo vindt het belangrijk om in te zetten op consumptievermindering, de eigen voorbeeldfunctie en het bieden van een concreet handelingsperspectief. Naar aanleiding van de presentatie van Joep vindt een korte discussie plaats over consumptievermindering versus consumptieverandering en de technologische mogelijkheden. Uitwisselen vragen Vervolgens wisselen de deelnemers in twee groepen uit welke vragen zij hebben op gebied van energie en klimaat. Bijvoorbeeld: hoe kun je een onderwerp als energie en klimaat behandelen in het onderwijs? Presentatie Ellen van der Werff, RUG Dan houdt Ellen van der Werff van de Faculteit Gedrags- & Maatschappijwetenschappen Rijksuniversiteit Groningen een presentatie over omgevingspsychologie als beïnvloedingsinstrument voor energiegebruik. Zij beschrijft hoe drie ‘doel frames’ het gedrag van mensen beïnvloeden: 1. Hedonisch doel frame (mensen doen iets om meer plezier/comfort/gemak te hebben) 2. Winst doel frame (mensen maken een kosten-baten analyse en gaan voor de winst) 3. Normatief doel frame (mensen willen ‘het goede’ doen) bestaat uit een sociale norm (invloed van anderen) en een persoonlijke norm (eigen overtuiging van het belang van het gedrag) Op voorhand is het eerste doelframe het sterkst en het laatste het zwakst. Maar het laatste is wel het meest van invloed op de lange termijn. Discussie in groepen Aan de hand van de presentatie van Ellen praten de deelnemers in groepen over de betekenis van deze uitkomsten voor NME.
Blz. 1
Groep met notulist Bregje: - met NME zet je over het algemeen vooral in op het bewust maken van het probleem en het bieden van een handelingsperspectief. - bij ‘bewust maken van probleem’ moet je goed nadenken over hoe negatief/positief je insteekt (schaal van doemdenken tot positief) - de vraag is of solitaire, adhoc acties (zoals Warme Truiendag en Groene Voetstappen vaak zijn) wel werken. Dergelijke acties moeten onderdeel uitmaken van een groter geheel en een opvolging krijgen, totdat het ‘normaal’ geworden is en je gewenst gedrag met basisinzet op peil kunt houden. Het moet niet een eenmalig, los projectje zijn, maar continuïteit is belangrijk (zeker voor bewustwording en gedrag). Soms is het ook beter om met een paar scholen een heel goed/groot effect te behalen, dan met veel scholen maar half-half. - duurzaamheid moet geïntegreerd worden, niet als iets aparts worden gezien. In gemeentelijke organisatie bijvoorbeeld geen aparte afdeling duurzaamheid, maar als integraal onderdeel van alle afdelingen. Om dit echt te realiseren, moet er wel voldoende draagvlak zijn en besef dat dit nodig is voor de grotere organisatiedoelen. - Laat zien dat duurzaam gedrag niet alleen ‘moreel’ goed is, maar dat het ook wat oplevert. Groep met notulist Petra: Een voorbeeld van een activiteit waarin de drie doelframes terugkomen is het Klimaatstraatfeest (feestje- hedonistisch, prijzen te winnen – winst, heel Nederland doet mee – normatief). Maar verandert daarmee de norm en het gedrag van mensen op de lange termijn? Follow-up bij dit soort activiteiten is belangrijk. De sociale norm, de cultuur heeft uiteindelijk de grootste invloed. Nederlanders zijn vrij eigenwijs en willen de waarheid weten. Ze nemen niet snel iets aan of over (zoals bv de foodmiles in Engeland wel breed wordne gedragen). Groep met notulist Sonja: Continuïteit is een aandachtspunt: hoe zorg je dat gedragsverandering blijft? Het model met de 3 doelframes kan misschien helpen om het iets minder hap-snap te maken. Hedonistische doelframe speelt een belangrijke rol. Want als NME-er heb je misschien wel een zonnepaneel op je schuur, maar wel met een gloeilamp eronder omdat die nu eenmaal sneller licht geeft. En je vindt het prachtig als je dochter opmerkt dat het toch zonde is om de wc door te spoelen met drinkwater, maar een grijs watersysteem installeren in je jaren-dertig-huis is je te kostbaar. Dat roept de vraag op: waarom wordt zoiets als de installatie van zonnepanelen eigenlijk geadverteerd vanuit het winst-doelframe, en niet als iets leuks? De badkamer van 20.000 euro, daar kies je wel voor, maar die verdien je ook niet terug. Zouden zonnepanelen niet ook iets leuks kunnen zijn, omdat het werkt, en omdat je zelfstandig wordt en niet meer afhankelijk van stroomstoringen? Of is dat laatste dan toch weer het winst-doelframe? Is dat het niet 'het nieuwe genieten'? Groep met notulist Lida: We bespraken de geïntegreerde doelgroepenbenadering, waarbij partijen de omgeving met elkaar samenwerken aan een gezamenlijke aanpak. De effecten van dergelijke campagnes zijn moeilijk te meten en worden niet vaak wetenschappelijk gemeten. Bij het nieuwe rijden is het gelukt om vanuit verschillende partijen dezelfde boodschap uit te dragen: rijscholen geven les op die manier; vrachtwagenchauffeurs worden getraind; anwb
Blz. 2
geeft tips in haar uitgaven. Deze gezamenlijke aanpak levert blijvende meetbare effecten op al die nemen naar verloop van tijd wel een beetje af . Herhalen en onder de aandacht houden blijft van belang. Als je kijkt naar gezamenlijke alcoholcampagnes op sommige scholen voor voortgezet onderwijs is er een meetbaar effect op vermindering van drankmisbruik door jongeren. Ook hier blijkt samenwerking van alle betrokken partijen die een dezelfde aanpak propageren en steunen te werken. Groep met notulist Chris: Voorbeeld dat hier besproken werd, was: hoe ga je met kinderen om als je hun gedrag met betrekking tot afval wilt veranderen: voorleven op school door de leerkrachten; werkt nauwelijks en is heel weinig efficiënt leskist gebruiken: werkt informatief aardig maar niet om gedrag te veranderen excursie naar gemeente e.d.; schijnt goed te werken. Het probleem dat ook voor de leerlingen geldt, is dat de school als bedrijf misschien wel wil meedoen aan het scheiden van afval maar dat de klikobak dat vaak weer ongedaan maakt. Ook zelf vegen gedurende een dag helpt niet structureel. Wat wel heeft geholpen, is het bezoek van een aantal gemeentelijke vegers en hun veegwagens aan school. Daarmee ontstond een band tussen de ‘veroorzaker’ en de ‘oplosser’. De groep concludeert dat er kennelijk geen ‘beste’ manier is, mede omdat communicatiematerialen niet erg effectief zijn of worden ingezet. Naar aanleiding van de opmerkingen over het bezoek van de gemeentelijke vegers brengt een andere deelnemer naar voren dat ook het begeleiden van jongere leerlingen door oudere leerlingen een methode is die goed werkt. De laatste leren zo verantwoordelijkheid te nemen, de jongeren leren grenzen te accepteren. Maar voor alles moet je blijvend investeren om succes vast te houden. Geld werkt wel als stimulans maar tijdelijk: wordt die gestopt, dan valt de verandering weg. Het gebruikmaken van sociale verhoudingen (bijvoorbeeld in een wijk) is ook een methode die blijvend effect kan sorteren. De inzichten van Ellen van der Werff leiden tot de opmerking dat mensen een sterke mate van zelfbeslissingsrecht hebben; beïnvloeding moet dus werken via de eigen normatieve scenario’s. De vraag die open blijft: wanneer zijn eigenlijk welke normen aan de orde? Rondleiding Na de lunch krijgen de deelnemers een rondleiding door Burgers' Bush en Ocean. Ingegaan wordt op deze onderdelen van het park als milieueducatieve leeromgeving. Daarna gaan de deelnemers in twee workshops aan de slag: - Workshop onderwijs - Workshop woningbouwcorporaties & welzijnswerk Workshop onderwijs Energieke Scholen door Laury Schepers, Klimaatverbond Meer met Minder door Andre de Hamer, Duurzame PABO Met reflectie door Dieuwke Hovinga, OVC Advies en Joris Veenhoven, SME. Algemene knelpunten van projecten energie/klimaat en primair onderwijs, genoemd door presentatoren:
Blz. 3
-
Doelgroep vindt onderwerp energie niet altijd even interessant ( bijv. pabostudenten) Cofinanciering van gemeenten en schoolbesturen in project is vrij ingewikkeld. Rekening houden met de belangen van de verschillende samenwerkingspartners is niet eenvoudig te realiseren. Techneuten kunnen kinderen niet altijd even goed iets uitleggen. Veel overleg nodig.
Positieve kanten van gepresenteerde projecten: - Gebruik gemaakt van bestaand materiaal - Actueel materiaal - Traject op maat in samenwerking met docenten vormgegeven. - Uitgaan van kracht van samenwerkende partners Advies van experts aan projectleiders: - Betrek studenten pabo en kinderen primair onderwijs bij de dagelijkse dingen en gewoonten. Leg een relatie tussen deze dagelijkse dingen en milieuzaken. - Betrek het praktijkveld bij de lessen. Laat kinderen kennismaken met mensen die werken met energie en klimaat. Beroepspraktijk en educatie samenbrengen. - Aankomend leraren moeten vertrouwd raken met organisaties en materie. Bouw een relatie met hen op. - Leg een verbinding met andere lesinhouden zoals aardrijkskunde, rekenen (verbreden van het onderwerp). - Leg een verbinding met andere leerjaren (verbreding doelgroep). De school is op verschillende manieren al bezig met gerelateerde onderwerpen. Zo kan het onderwerp recycling ook voor de allerkleinsten worden voorbereid via aandacht voor ordenen/sorteren. - Het ontlasten van docenten door hen handvatten te geven en werk uit handen lijkt erg aantrekkelijk en docenten zijn ook in de regel blij als dit gebeurt. Je kunt je echter afvragen of dit ook op de lange termijn werkt. Het kan zijn dat je hen er juist mee kwijtraakt op den duur. - Probeer de thema’s in verschillende leerjaren terug te laten komen; borduur voort op opgedane kennis in eerdere jaren. - Beide projecten (energieke scholen en meer met minder) hebben als doel een energiebesparing te realiseren en tegelijkertijd kinderen iets te leren via het krijgen van inzicht in het thema energie. Deze twee tegelijkertijd realiseren is lastig. Scholen kunnen daardoor afhaken. Het bieden van een rijke leercontext verbindt; laat de kinderen vooral veel doen (zelf meten, zelf meegaan met installateurs etc.). Moderne techniek kan ondersteuning bieden. - Ga terug naar wat leerlingen in essentie moeten leren (los van de kerndoelen) en bouw dit geleidelijk op. Kinderen komen met veel kennis thuis waar ze weinig aan hebben; (voorbeeld van dochter van Dieuwke die thuiskwam en iets over ‘Watt’ had geleerd; ze vroeg aan Dieuwke: “Wat is Watt? En zei vervolgens: “Ik weet niet wat Watt is, maar het moet wel minder”. Kinderen horen over CO2, isolatie etc, maar daarvoor moeten ze ook over breder inzicht beschikken, zoals over oorzaak- en gevolgrelaties. Enkele gespreksonderwerpen uit de discussie 1. Hoe kun je ‘gevraagd’ binnenkomen op scholen (hoe kun je de vraag van scholen naar NME stimuleren)? Een mogelijkheid is het verbinden van een visie op een thema (zoals duurzaamheid) met de identiteit van de school (bijvoorbeeld ‘rentmeesterschap van de aarde’op Christelijke scholen). Een probleem is beslist dat er in het algemeen nog weinig gevoel voor urgentie (van het vraagstuk) bestaat; het wordt ervaren als ‘een onderwerp‘.
Blz. 4
Geef scholen en docenten gevraagd en ongevraagd uitleg over wat je product is en wat je ermee wilt bereiken. Bouw een langdurige relatie op met scholen en zorg voor een hoge kwaliteit van je aanbod. Geef docenten inspraak in de ontwikkeling en uitvoering van je product en vraag ook commitment en inhoudelijke feedback (niet alleen praktische feedback). Want er lijkt een discrepantie te bestaan tussen wat een MEC aanbiedt en waarmee de leraar bezig is. Zorg voor een goed relatiebeheer. Goed voorbeeld is IVN Scholennetwerk. Dit biedt scholen: - Organisatie van lessen - Lesmateriaal - Kennis van NME - Training van docenten om lessen te geven 2. Wat is de taak van een docent eigenlijk? Moet de docent de wereld veranderen? Nee. Is de leerkracht verantwoordelijk voor alles wat mis gaat op aarde? Nee. Een docent wordt gevraagd het goede voorbeeld te geven (hoe gaan we met elkaar om). Wel is van belang dat de school als geheel zich verantwoordelijk voelt om de problematiek (educatief) aan te pakken. 3. Hoe wordt ‘groen’ onderdeel van het gedachtegoed van de leerkracht? Hoe vindt de internalisering plaats? Probleem is dat veel leerkrachten in de klas bezig zijn met overleven. Met name in grote steden kunnen er veel problemen op school zijn die de volle aandacht van de leerkracht eisen (kinderen worden door ouders aan hun lot overgelaten, agressiviteit, criminaliteit, kinderen die geen fatsoenlijke maaltijden krijgen, spijbelen, geen controle over gedrag van kinderen etc.). Een echte kant- en- klare oplossing hiervoor wordt niet gevonden, maar de kans is mogelijk het grootst als getracht wordt de thema’s te verbinden met zaken die voor de school belangrijk zijn en waar zij toch al mee bezig zijn. Bijvoorbeeld sociale vaardigheden, voeding en klimaat verandering koppelen of het schoonvegen van het schoolplein met het thema energie. Het gaat hierbij om het zetten van kleine, concrete en alledaagse stappen, waarbij de docent van te voren goed is verteld wat de bedoeling van de lessen is en suggesties krijgt waar het allemaal aan te koppelen valt aan de leefwereld van de leerlingen en de belangen van de school. Workshop welzijnswerk & woningbouwcorporaties Wielwijk fietst door Maria Epema, Weizgt NMC en Andre Lodder, Woonactief. Duurzaam Woonbron door Jan Willem Croon, Woonbron. Met reflectie door Ellen van der Werff, RUG en Lenie Klein Holkenborg (stichting Natuur en Milieu), Klein Holkenborg Management Maria Epema en Andre Lodder vertellen over de algemene samenwerking met partners in de wijken vanuit NMC Weizigt en de concrete projecten ‘Wielwijk fietst’, ‘Energie op Maat’ en ‘Fijne stoffen te koop’ gericht op bewustwording en gedragsverandering wat betreft vervoer, energiebesparing en fijn stof. Succesfactoren:
Blz. 5
-
lokale aanpak (lokale coaches die fietsen leren, organisatie loopt ook beter)
Knelpunten: - eerst veel weerstand. Verdwenen oa door inzet van mensen uit de wijk. - veel reclame gericht op consumeren. Daar kun je met DO bijna niet tegenop. - Prioriteitproblemen in de wijk: hondenpoep! - Gemeentelijk beleid vaak gericht op technische maatregelen of voorlichting met folders& website Jan Willem Croon vertelt over duurzaamheid bij Woonbron. Woonbron heeft de ambitie om in 2025 50% CO2-reductie in haar totale woningbestand te realiseren. Hierbij zetten ze ook in op gedragsverandering. Na deze pilot gaan wellicht ook andere woningbouwcorporaties aan de slag. Daar kunnen lokale NME-centra een rol spelen: Woonbron zoekt bijvoorbeeld geschikte gezinnen / adressen voor hun pilot en weet nog niet waar deze te zoeken. Ook andere corporaties en bedrijven zullen dit probleem hebben: wie benader je, en door wie laat je dat doen? Lenie Klein Holkenborg vertelt dat Stichting Natuur en Milieu in contact is met 15 woningcorporaties, om te komen tot afspraken over energiereductie. Bij de vertaling naar het lokale niveau kunnen NME-centra van belang zijn, denk aan contacten leggen met de doelgroep, aansluiten bij wat leeft in een stad of wijk, ook op scholen het thema energiebesparen terug laten komen. Natuur en Milieu hoopt medio december uitsluitsel te hebben over de corporaties die aan de slag willen, NME-ers kunnen aansluiten via hen of via zelf benaderen van een woningcorporatie. Succesfactoren: - gaan nu op zoek naar enthousiaste bewoners die meteen mee willen doen. Dit worden de ambassadeurs voor de jaren erna. - Initiatieven die succesvol zijn komen niet bij de gemeente vandaan, maar van enthousiaste individuen (bewoners). Die initiatieven worden pas groter als er een ‘tussenlaag’ is die de initiatieven adopteert en ondersteunt. - Midden- en kleinbedrijf uit de omgeving ook betrekken. - Wijk betrekken. Dan krijg je draagvlak en follow-up, want bewoners blijven na afloop van een actie/project. Bijvoorbeeld ook lokale handige mannetjes die kunnen helpen bij technische problemen. - Samenwerking zoeken met lokale NME-centra en welzijnsorganisaties. NME-centra kunnen o.a. zorgen voor afstemming met relevante trajecten richting het onderwijs. En –maar dit is per centrum verschillend – kunnen een rol spelen met het leggen van contacten met en het creëren van draagvlak bij bewoners. - Ellen Leussink geeft aan dat ze dit interessant vindt als arrangement om juist de NME-invalshoek een plek te geven en als voorbeeld voor andere provincies. - Het belang van bewoners centraal stellen om ze te betrekken (zij willen bv liever een nieuwe badkamer dan iets doen met energiebesparing). - Ondersteun huiseigenaren met informatie over organisaties die je kunt inschakelen voor het verbouwen van je huis, beoordelen van offertes, materialen enz. Knelpunten: - 70% van de inkomsten van Woonbron komt uit huur. DO moet wel betaald worden. - Woonlastenbenadering lijkt groot succes (75% van het geld dat verdiend wordt met energiebesparing gaat naar Woonbron, de 25% mogen mensen zelf houden), maar werkt niet in de praktijk. - Niet (alleen) inzetten op gedrag als de woningen label E, F of G hebben. Dat is dan een druppel op een gloeiende plaat.
Blz. 6
Afsluiting / conclusies Na afloop van de workshops wisselen de deelnemers in tweetallen kort hun bevindingen uit de workshops met elkaar uit (speeddates). Alice van Harten sluit de dag af met de volgende conclusies: - pas je aan aan je doelgroep o wil je iets met onderwijs: begin klein (gedrag dichtbij het kind) o wil je iets met corporaties: begin groot (niet alleen gedrag maar ook op de woningen) - zet lokale intermediairs in - laat verandering uit de doelgroep zelf komen - evalueer en deel kennis en ervaring uit projecten
Blz. 7