R O L L E N S P E L KLIMAAT EN ENERGIE
Inhoud 4. Les 3: het debat
1. Inleiding 1.1. Uitgangspunt 1.2. Werkwijze 1.3. Projectdag
5. Nabespreking 6. Eindtermen
2. Les 1 2.1. Introductie van het Kyoto-Protocol 2.2. Verder lesverloop 3. Les 2: evaluatie van de stand van zaken
7. Beschikbaar materiaal 7.1. Vijf rolbeschrijvingen 7.2. De pers 7.3. Spelverloop 7.4. Goed om weten
Initiatiefnemer: provincie Vlaams - Brabant, dienst leefmilieu Concept en grafische vormgeving
G 1. Inleiding H 1.1. Uitgangspunt Hoe kan Vlaanderen de vooropgestelde Kyotonorm van 5,2% minder broeikasgassen halen? Dat is het uitgangspunt van het rollenspel dat als doe-activiteit voor de derde graad werd uitgewerkt. Welke maatregelen kunnen we nemen om klimaatveranderingen tegen te gaan of in te dijken? Welke gesprekspartners zijn bij het beleid betrokken en welke zijn hun belangen? Door middel van een ‘maatschappelijk debat’ leren de leerlingen zich in te leven in een rol en de problemen nauwkeuriger in te schatten; ze worden ook aangespoord om standpunten in te nemen. Ze krijgen daarbij een rolbeschrijving om zich optimaal in hun rol te kunnen inleven. H 1.2. Werkwijze Aan de onderhandelingstafel zitten vijf gesprekspartners: de politici, de energieleveranciers, de industrie, de natuurverenigingen en de burgers. Daarnaast is er ook een observerende rol voor de pers. Elke gesprekspartner stelt agendapunten en maatregelen voor die tijdens het debat worden besproken en gestemd. Bedoeling is op het einde van het debat een consensus te bereiken zodat de politici een beleidsverklaring kunnen opstellen. Om alles in goede banen te leiden, speelt de leerkracht de rol van moderator. H 1.3. Projectdag Het rollenspel is een interessante activiteit voor een project- of themadag: idealiter worden twee tot drie lesuren aan het rollenspel besteed.
3
G 2. Les 1 H 2.1. . Introductie Om het rollenspel toe te lichten is een introductie over het Kyoto-Protocol wenselijk. De leerlingen gaan een rollenspel spelen waarin de verschillende gesprekspartners proberen om samen een plan uit te stippelen om de Kyotonorm te halen. Verschillende stappen: - voorstellen uitwerken om de Kyotonorm voor Vlaanderen te halen - debatteren vanuit verschillende invalshoeken: politici, energieleveranciers, industrie, natuurverenigingen en burgers - standpunten innemen - stemmen - tot een beleidsverklaring komen Het Kyoto - protocol In 1997 komen politici uit de hele wereld bijeen in Kyoto (Japan) om precieze en duidelijke afspraken te maken rond de uitstoot van broeikasgassen. De industrielanden komen overeen de uitstoot van broeikasgassen tegen 2012 met 5,2% te doen dalen tegenover 1990. Voor ieder van de deelnemende landen wordt een percentage afgesproken. België moet 7,5% minder CO2 uitstoten, Europa als geheel 8%. De afspraken worden gebundeld in een verdrag of protocol dat door het leven gaat als het Kyoto-Protocol. In België wordt de Kyotonorm opgesplitst. Vlaanderen, Wallonië en Brussel moeten elk hun deel van de reductiedoelstellingen halen. Voor Vlaanderen betekent dat concreet dat het 5,2% minder broeikasgassen moet uitstoten dan in 1990. Dat is geen gemakkelijke opdracht. De uitstoot van CO2 (het belangrijkste broeikasgas) is immers inherent aan het functioneren van onze samenleving. Bij tal van activiteiten komt CO2 vrij: een verwarmingsketel op aardgas of stookolie, een ritje met de auto, industriële activiteiten, elektrische centrales die steenkool of aardgas verstoken, enz... Behalve maatregelen in eigen land werd in het Kyoto-Protocol vastgelegd dat de deelnemende landen ook een deel van hun reductie mogen omzetten in maatregelen in het buitenland. Sommige milieugunstige maatregelen zijn daar goedkoper te realiseren dan in eigen land. Ook kunnen landen emissierechten van andere landen kopen, om zo reductietekorten (en dus een overtreding van het verdrag) te vermijden.
4
H 2.2. . Verder lesverloop •
Deel de klas in vijf groepen (min. 3 – max. 6 leerlingen) met telkens één woordvoerder.
•
Verdeel de rollen naar gelang van de interesse van de leerlingen of uw keuze als leerkracht. De zwaarste rollen zijn voor de politici (plaats in deze groep zeker méér leerlingen), de energieproducenten en de industrie. De burgers (drie leerlingen) hebben een lichtere rol omdat hun belangen vaak minder zwaar doorwegen in vergelijking met die van de industrie/economie. En de natuurverenigingen willen veel bereiken maar hebben een welomschreven opdracht. De pers is dan weer op het lijf geschreven van kritische leerlingen die een vlotte pen hanteren.
•
Deel de rolbeschrijvingen uit en laat de leerlingen de fiche lezen. Bezorg aan alle groepen ook de fiche ‘Goed om te weten’. Vraag naar eventuele onduidelijkheden of vragen.
Tip Leerlingen uit technische- en beroepsrichtingen kunnen sterker bij het rollenspel betrokken worden door in te pikken op hun (toekomstige) beroepskeuze. Ga uit van de veronderstelling dat ze een eigen bedrijf(je) opstarten en laat hen nadenken over een aantal vragen: - hoe kan je in de uitoefening van je beroep voor een zuinig energiegebruik zorgen?; - wat kan de bijdrage van de klant zijn om de CO2-uitstoot te verminderen?; met welke argumenten kan je de klant overtuigen?; - welke maatregelen kan de overheid nemen om jullie beroepsvereniging (sector) aan te zetten tot maatregelen die de CO2-uitstoot verminderen? - (…)
5
Betrek de praktijkleerkracht bij de voorbereiding. Wellicht vindt u samen interessante invalshoeken en vragen die nauw aansluiten bij de opleiding. Voor de kappersopleiding kan bijvoorbeeld ingespeeld worden op de verlichting van een kapsalon. Een uitgekiend verlichtingsplan vermindert het energiegebruik. Dat is goed voor het milieu én kostenbesparend. Enkele tests met de energiekoffer (doe-activiteit tweede graad) kunnen hen overtuigen. Ook in een project ‘mini-onderneming’ (bijvoorbeeld binnen de richting handel) kan aandacht besteed worden aan klimaatverandering en het Kyoto-protocol. De leerlingen wenden dan hun ‘ervaring’ aan in het rollenspel.
•
Geef de opdracht aan de leerlingen om de volgende dagen nog extra informatie te zoeken om zich optimaal in hun rol in te leven. Vragen en aanwijzingen waar ze die extra informatie kunnen vinden, staan op de fiche met de rolbeschrijving.
6
G 3. Les 2 (een gedeelte van een les) Evaluatie van de stand van zaken: • Beschikken de leerlingen over voldoende informatie? • Kan iedereen zich voldoende in zijn rol inleven? • Zijn er nog vragen of opmerkingen?
G 4. Les 3 Verloop van het debat 1. Voorstellingsronde (15 min): elke groep mag zich kort voorstellen (5x3 min) en de agendapunten aangeven die hij wil bespreken. 2. Zoemfase (10 min) De moderator bepaalt de agenda op basis van de aangereikte agendapunten. De groepjes bereiden hun tactiek voor. 3. Onderhandelingsronde De agendapunten worden één voor één besproken. Verschillende gesprekspartners doen concrete voorstellen. Na elk concreet voorstel volgt een stemming. Elke groep krijgt één stem, de politici een halve stem. Er moet een duidelijke beslissing uit de bus komen.
7
4. De politici stellen een beleidsverklaring op Ondertussen kan de pers aan het werk: vragen stellen, groepjes interviewen, enz… 5. De politici stellen hun beleidsverklaring voor. 6. Het debat wordt gesloten. Tip Nodig de leerlingen uit om in stadskleding naar het debat te komen. Zorg ook voor badges of naamkaartjes voor de verschillende rollen.
8
G 5. Nabespreking 1. Bespreek de verschillende rollen. Wat was moeilijk aan jullie rol? Wat viel op? Wie domineerde het gesprek? Wat waren de knelpunten? Wie was jullie bondgenoot? Wie was moeilijk te overtuigen? 2. Toets de vooropgestelde maatregelen aan de Trias Energetica. Hoe goed zijn de genomen beslissingen? Zijn ze uitvoerbaar? Is er zo veel mogelijk rekening gehouden met het besparen van energie? Wordt er duurzame energie gebruikt? Wordt het gebruik van fossiele brandstoffen zo veel mogelijk beperkt? Trias Energetica? Een methode in drie stappen om verantwoord om te gaan met fossiele brandstoffen en energie: Bespaar op energie: door de energievraag te verminderen. Gebruik duurzame energiebronnen waar dat kan. Gebruik alleen fossiele energie als het niet anders kan en doe dat op een efficiënte manier.
3. Wat denkt de pers over het rollenspel? Zijn hen bepaalde zaken opgevallen? Hebben ze genoeg informatie voor hun artikel?
9
G 6. Eindtermen Bij het rollenspel zijn o.a. volgende eindtermen voor de derde graad van toepassing: Aardrijkskunde • De invloed van menselijke activiteiten op het milieu zoals broeikaseffect met voorbeelden illustreren. • Kritisch zijn tegenover aangeboden informatie zoals die m.b.t. ontwikkelings-, welvaarts- en milieuproblemen. • Zich bewust zijn van de plaats van de mens in het heelal. Milieueducatie (vakoverschrijdend) • Het normverleggend en grensoverschrijdend karakter van milieuvervuiling bij productie en verbruik kunnen illustreren. • Bereid zijn actief deel te nemen aan het maatschappelijk debat over natuur- en milieubeleid. • Bereid zijn ethische normen te hanteren ten opzichte van scenario's van bijvoorbeeld economische groei, welvaartsontwikkeling, demografische evolutie en biotechnologische ontwikkeling op mondiaal vlak. • Bij het kopen van goederen en verbruiken van diensten oog hebben voor nieuwe milieuvriendelijke alternatieven of kleinschalige initiatieven in het kader van een duurzame ontwikkeling. Wetenschappen algemeen Onderzoekend leren/leren onderzoeken • Met betrekking tot een concreet wetenschappelijk of toegepast wetenschappelijk probleem, vraagstelling of fenomeen een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en aangeven hoe deze kan worden onderzocht.
10
• • • • • • •
Ideeën en informatie verzamelen om een hypothese (bewering, verwachting) te testen en te illustreren. Omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beïnvloeden, inschatten. Aangeven welke factoren een rol kunnen spelen en hoe ze kunnen worden onderzocht. Resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover de verwachte, rekening houdend met de omstandigheden die de resultaten kunnen beïnvloeden. Resultaten van experimenten en waarnemingen verantwoord en bij wijze van hypothese veralgemenen. Doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen. Alleen of in groep een opdracht uitvoeren en er een verslag over uitbrengen.
Nederlands • • • • • • • • • • •
Bereid zijn om te luisteren. Een onbevooroordeelde luisterhouding aannemen. Een ander laten uitspreken. Reflecteren over de eigen luisterhouding. Het beluisterde toetsen aan eigen kennis en inzichten. Standpunten/meningen of oplossingen voor problemen uiteenzetten en motiveren in een gedachtewisseling, discussie, (werk)vergadering. Gespreksconventies hanteren om gesprekken te beginnen, te onderbreken, gaande te houden en af te sluiten. Argumenten herkennen en aanbrengen. Adequaat reageren op de inbreng van gesprekspartner(s). Algemeen Nederlands spreken. Een kritische houding aannemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag.
11
G 7. Beschikbaar materiaal Er zijn vijf fiches met de verschillende rolbeschrijvingen, een fiche voor de groep ‘Pers’, een fiche ‘Spelverloop’ en ‘goed om weten’ ter beschikking om af te drukken. H 7.1. . Vijf rolbeschrijvingen Elke groep ontvangt een fiche waarin het in te nemen standpunt en een aantal uit te voeren opdrachten staan. Standpunten zijn devolgende: H Politici Vlaanderen moet tegen 2012 5,2 % minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. De Belgische regering heeft het Kyoto-Protocol getekend, maar moet er nu ook in slagen dat doel te bereiken. Jullie kunnen dat doen op twee manieren. Enerzijds de CO2-uitstoot in eigen land verminderen. Anderzijds bijkomende emissierechten kopen in het buitenland. In eigen land moeten jullie met belangrijke factoren rekening houden. Enerzijds de economie die niet altijd met de beschuldigende vinger mag worden gewezen en ook belangrijk is voor de werkgelegenheid. Anderzijds de gezinnen die ook liever niet te veel in hun portemonnee willen tasten. De energiesector toont ook zijn goede wil, maar wil liever niet te veel richtlijnen en maatregelen opgelegd worden. Het komt er dus op aan een evenwicht te vinden. Daarom opteren jullie naast de uitwerking van een Nationaal Klimaatplan ook voor emissierechten uit het buitenland. Dat betekent concreet dat er in het buitenland maatregelen worden genomen om de CO2-uitstoot daar te beperken. In industrielanden heet dat Joint Implementation, in ontwikkelingslanden ‘Clean Development Mechanism’.
12
H Energieproducenten Jullie hebben al verantwoordelijkheid op milieuvlak opgenomen, onder meer door het bevorderen van rationeel energieverbruik bij de klanten. De energieproducenten willen allemaal in die richting voort werken en zijn bereid mee te werken om de Kyotonorm te halen. Maar – en dit punt is zeer belangrijk! – jullie zijn ervan overtuigd dat er niet zozeer extra inspanningen nodig zijn in de energiesector. De meeste broeikasgassen zijn afkomstig van andere sectoren: transport, allerlei industriële processen en verwarming bij gezinnen, kantoren en bedrijven. De energieproductie is maar goed voor 24,5% van de CO2-emissies. Maatregelen om het broeikaseffect tegen te gaan, moeten dus vooral van andere sectoren komen. Het is onaanvaardbaar dat er vaak aan voorstellen gedacht wordt om het leeuwendeel van de inspanningen door de elektriciteitssector te laten uitvoeren. H Industrie Bij de ondertekening van het Kyoto-Protocol heeft Vlaanderen zich ertoe verbonden om de uitstoot van broeikasgassen met 5,2% te verminderen. Dat legt een aanzienlijke druk op jullie ondernemingen. De industrie wordt vaak ten onrechte met de vinger gewezen als grote en zelfs enige schuldige van de verhoogde CO2-uitstoot. Ruim 2/3 (zie ‘tabel CO2-uitstoot in Vlaanderen’ op de fiche ‘Goed om te weten’) hiervan moet immers op rekening geschreven worden van de individuele burger en de transportsector. En hun aandeel is de afgelopen jaren nog gestegen. Door de hoge energieprijzen in België hebben veel bedrijven de afgelopen decennia al veel inspanningen geleverd om hun energieverbruik terug te dringen. Het is dan ook moeilijk haalbaar nog bijkomende energiebesparingsmogelijkheden te vinden. Wel bestaan nog kansen om door verbeteringen
13
aan producten indirect bij te dragen aan de vermindering van het energieverbruik. Voorbeelden: productie van zuinigere huishoudtoestellen, gebruik van lichtere materialen in voertuigen, duurzamere en beter recycleerbare materialen, fotovoltaïsche cellen,... H WWF De volgende jaren worden heel belangrijk om werk te maken van schone energie en om de klimaatverandering in de hand te houden. De voorbije klimaatconferentie heeft aangetoond hoe we de klimaatverandering kunnen beperken door een sterke vermindering van de CO2-uitstoot. Nu moeten we ervoor zorgen dat de overheid en het bedrijfsleven voldoende snel en krachtig vooruitgang boeken om hun beloften waar te maken. We hebben nog maar weinig tijd om de ernstigste gevolgen van het broeikaseffect te voorkomen. Daarom zijn er (wereldwijd) grote inspanningen nodig voor nieuwe vormen van energie zoals wind-, zonne-, biomassa- en geothermische energie en voor een maximale energie-efficiëntie. Zo zou de Europese energieconsumptie met ten minste een derde kunnen verminderen. Het Kyoto-Protocol houdt in dat België zijn uitstoot van broeikasgassen met 7,5% moet verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Onze uitstoot is echter nog steeds niet gedaald onder dit niveau, we zijn dus nog ver verwijderd van het bereiken van de doelstelling. Het potentieel in België is nochtans groot, vooral bij de transportsector en de verwarming van gebouwen is de toename van de uitstoot van broeikasgassen sinds 1990 het grootst. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat de meeste Belgen goed weten wat het verdrag van Kyoto is en wat klimaatverandering inhoudt, maar vaak de gevolgen van hun eigen gedrag onderschatten. Ook hier is nog werk aan de winkel.
14
H De burgers Jullie zijn bereid iets voor het milieu te doen. De klimaatveranderingen baren jullie zorgen. Een paar gevolgen zijn immers nu al zichtbaar: een algemene opwarming van de aarde, zachtere winters, meer neerslag, meer overstromingen en stormen, enz. Er moet dus wel degelijk iets gebeuren. Jullie vinden dat de regering maatregelen moet nemen om de CO2-uitstoot die door de industrie en vooral de energieproducenten wordt veroorzaakt, aan te pakken. Want het zijn vooral zij die, volgens jullie, verantwoordelijk zijn voor de grote hoeveelheid CO2. Om energie op te wekken maken ze hoofdzakelijk gebruik van fossiele brandstoffen en bij de verbranding van die stoffen komt CO2 vrij. Zelf kunnen jullie ook wel een (klein) steentje bijdragen. Jullie zijn bereid dat te doen, al zijn jullie er enerzijds nog niet helemaal van overtuigd dat het veel zal helpen. Anderzijds mag het ook allemaal niet te veel geld kosten en mogen de werkgelegenheid, economie en welvaart van ons land niet in gevaar komen. H 7.2. . De pers De persmensen hebben een observerende opdracht en mogen tijdens het debat niet tussenkomen. H 7.3. . Spelverloop Fiche voor de moderator. H 7.4. . Goed om weten Elke groep krijgt deze fiche met achtergrondinformatie.
15