Corpus delicti
Elias Palm
Corpus delicti Vertaald door Edith Sybesma
Amsterdam . Antwerpen 2013
Q is een imprint van Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam Oorspronkelijke titel Corpus delicti Copyright © Elias Palm 2010 Published by agreement with Ordfronts Förlag AB, Stockholm and Leonhardt & Høier Literary Agency A/S, Copenhagen. Copyright vertaling © 2013 Edith Sybesma / Em. Querido’s Uitgeverij BV, Singel 262, 1016 AC Amsterdam Omslag Esther van Gameren Omslagbeeld Benjamin Harte / Arcangel Images / Hollandse Hoogte ISBN 978 90 214 4248 8 / NUR 305 www.uitgeverijQ.nl
Proloog
Hij ging vrijwillig in de bagageruimte liggen. De slang die aan de uitlaat vastzat, was zorgvuldig verborgen; ze hadden heel vernuftig een gat in de plaat geboord om de uitlaatgassen daar onopvallend heen te leiden. Er zat angst in zijn blik, maar hij handelde uiterst kalm. Voorzichtig stopte hij zijn bagage in de kofferbak en kroop in elkaar in de beperkte ruimte, die nog steeds naar nieuwe auto rook, en met een doffe klap sloeg de klep dicht. Het werd zo zwart als de nacht. De bagageruimte was krapper dan hij zich had voorgesteld en opeens leek het plan niet meer zo goed doordacht. Vanwege de gro te rugzak die hij bij zich had moest hij bovendien met zijn knieën hoog opgetrokken in een soort foetushouding liggen. Overal voel de hij de begrenzingen van de kofferbak. Toen de motor werd ge start, rook hij de geur van uitlaatgassen meteen. Bij de muffe, bijna metaalachtige smaak hield hij instinctief zijn adem in. Hij besefte meteen dat hij zich niet zou kunnen omdraaien, en dat hij al hele maal niet bij het slot zou kunnen. Desondanks probeerde hij kalm te blijven en rationeel te denken, maar inwendig groeide zijn pa niek, zijn borstkas stond op springen en de tegenwoordigheid van geest waaraan hij dringend behoefte had, brokkelde steeds verder af. Hij kon de gedachten die door zijn hoofd schoten maar een frac tie van een seconde vasthouden en de angst begon zich van hem meester te maken. Bij onvolledige verbranding van koolwaterstoffen, zoals in een benzinemotor, wordt niet alleen kooldioxide gevormd, maar ook zijn veel giftiger neefje koolmonoxide. Net als zuurstof dringt het koolmonoxide door de dunne wanden van de longblaasjes het bloed binnen. Daar bindt de giftige combinatie van koolstof en zuurstof aan de zuurstof transporterende hemoglobinemoleculen. Het koolmonoxide neemt niet alleen de plaats van de zuurstof in, maar bindt zo stevig dat er geen nieuwe zuurstof opgenomen kan 5
worden als het bloed de longen opnieuw passeert. Als het lichaam het zuurstoftekort opmerkt, probeert het dat wanhopig te compen seren door meer te gaan inademen, maar er wordt tevergeefs naar lucht gehapt. Hoe diep je ook inademt, er wordt geen nieuwe zuur stof in het bloed gebonden. Het koolmonoxide dat zijn plaats heeft ingenomen, vervolgt zijn voor het lichaam vruchteloze carrouselrit in de bloedsomloop terwijl je langzaam wegzakt in steeds diepere bewusteloosheid. Zonder zuurstof stoppen alle stelsels van het li chaam ermee en dan is de dood een feit. Omsloten door uitlaatgassen en duisternis voelde hij een plotse linge rust over zich komen. Voor zijn geestesoog zag hij beelden, net als een film. Een glimlachend gezicht, een strand. Beelden – niet uit zijn verleden, maar uit een toekomst. Een gelukkige toe komst. Met die beelden kwam ook zijn tegenwoordigheid van geest terug. Hij lag weer in de kofferbak en leverde een gevecht met de zuurstofhonger van zijn lichaam. Na nog een paar pogingen om zich om te draaien kon hij zijn adem niet langer inhouden. Gulzig zoog hij zo veel lucht naar binnen als zijn longen konden verdra gen. Daarna bonsde hij. Eerst heftig, daarna steeds krachtelozer. De auto reed de stad uit, naar het platteland. Er werd geen schreeuw om hulp gehoord. Om er zeker van te zijn dat de uitlaatgassen het beoogde effect hadden gehad, verliet de bestuurder de grote weg en sloeg smallere, donkere wegen in. Toen er geen straatlantaarns meer stonden en de weg omzoomd werd door dennen die hoog naar de donkerblauwe hemel oprezen, bleef de auto staan. De bestuurder drukte zijn oor tegen de zwarte lak van de achterklep en hoorde alleen het doffe geronk van de stationair draaiende motor. Hij opende de klep en een wolk van uitlaatgassen walmde in zijn gezicht. De hoestbui, die weergalmde door het bos, was niet te onderdrukken. De contouren van een mannenlichaam dat in foetushouding lag begonnen zich af te tekenen in de donkere ruimte. Als het lichaam ooit werd gevonden, zouden ze het in ieder geval niet kunnen identificeren, dacht hij toen hij uit alle macht een klap met de al bloederige hamer tegen de onderste delen van het gezicht gaf. Hij kon achteraf niet met zekerheid zeggen hoeveel klappen hij 6
had gegeven, maar kleine, verspreide tandsplinters verrieden dat ze raak waren geweest. Hij ging achter het stuur zitten. Ook in de slecht verlichte auto zag hij dat hij bloed onder zijn nagels had ge kregen. Hij lette goed op dat hij het interieur niet vies maakte, zette de auto voorzichtig in de eerste versnelling en reed naar de grote weg.
7
Hoofdstuk 1
Het water in de witte wastafel kleurde lichtrood van het bloed. Ella spoelde haar handen en onderarmen af onder de warme straal. Met een moedeloze zucht keek ze in de spiegel, terwijl ze zich zorgvul dig waste. Ze zag er niet uitgeruster uit dan voor de vakantie, be dacht ze. Haar blik viel weer op haar armen. Het was niets voor haar om bloed op haar onderarmen te krijgen, zoals vandaag. Wel iswaar bedekten haar blauwe rubberhandschoenen slechts een der de van haar onderarmen, maar ze deed dit werk al meer dan tien jaar en had onnodig geklieder leren vermijden. Ze had gaandeweg een techniek ontwikkeld waarmee ze in een paar minuten een evi sceratie kon doen, meestal zonder één enkel bloedspatje. Evisce ratie. Dat was gewoon een mooi woord voor het verwijderen van de ingewanden, die daarna veel gemakkelijker onderzocht konden worden. Maar vandaag was ze aan het klungelen en klooien ge weest. Ze zat onder de bloedspetters, net als de vloer rond de roest vrijstalen tafel. Ze was gewoon wat roestig na de vrije dagen die ze met kerst had gehad, bedacht ze. ‘Ella!’ De schelle stem van de secretaresse galmde uit de luidspre ker in de sectiekamer. ‘Ik ben hier!’ schreeuwde ze terug. De communicatieapparatuur aan de muur was verre van mo dern, maar wel praktisch als je vieze handen had. ‘Er komt een mogelijke donor aan,’ schalde de secretaresse. ‘Ik kom zo naar boven, dan kijk ik er wel naar,’ antwoordde Ella gelaten. Ze was vergeten hoe hectisch ze de eerste dagen na een vakantie soms vond, maar gelukkig was het al donderdag en het weekend was in zicht. Ze had nog niet vaak een echte kerstvakantie gehad. Normaal gesproken verstreken er zelden meer dan twee weken tus sen de wat bloediger onderdelen van haar werk, maar nu had ze al bijna vier weken geen voet in deze zaal gezet. Ze was niet ie 8
mand die thuis veel kluste, maar ze kon verbluffend goed met een mes omgaan en de vingervlugheid waar ze om bekendstond, zou vast snel terugkomen. Voor veel mensen was de vergelijking tussen sectie verrichten op een menselijk lichaam en fietsen vermoedelijk ietwat macaber, maar er was wel een overeenkomst. Als je het een maal kon, verleerde je het nooit, hield ze zichzelf voor. Ondanks de onderbezetting was haar verzoek om een wat lan ger verlof met kerst gehonoreerd. De vier pathologen en twee arts- assistenten van de afdeling hadden de laatste vijf jaar samen het werk gedaan dat voor acht specialisten bedoeld was. Het tekort aan forensisch pathologen was even opvallend als moeilijk te verhel pen. Weliswaar was de belangstelling voor het specialisme onder jongeren toegenomen, maar het zou nog een jaar of dertien duren voordat deze belangstellenden volleerde pathologen waren. Om de een of andere reden maakten lang niet alle arts-assisten ten hun vervolgopleiding af. Misschien was voor veel van hen de stap van de troostende, genezende artsenrol naar de objectieve, af standelijke rol van de forensisch patholoog een te grote overgang. Daarom staken ze er nu veel moeite in om al meteen de juiste per sonen aan te stellen, maar zolang die er nog niet waren, moesten Ella en haar collega’s elkaar zo goed mogelijk helpen. Met kerst en oud en nieuw hadden zij en Markus twee weken doorgebracht in een huisje in de bergen. Die reis was hun laatste gezamenlijke poging geweest om hun veertien jaar oude relatie te redden. Het idee was dat ze samen weg zouden gaan en zich zou den afsluiten voor de buitenwereld, die er meestal voor zorgde dat ze nooit tijd voor elkaar leken te hebben. Hun relatie kraakte in haar voegen en Ella had de dagelijkse sleur en hun veeleisende ba nen als de voornaamste oorzaken daarvan beschouwd. Maar de va kantie in de bergen had haar duidelijk gemaakt dat die factoren hen juist zo lang bij elkaar hadden gehouden. Toen ze niet opgeroe pen konden worden, geen vergaderingen of dienstreizen hadden, toen er geen smoezen meer waren voor hun gebrek aan inzet, werd duidelijk dat er ook geen relatie meer was om te redden. Er waren alleen nog leegte en verdriet. Verdriet, niet alleen om wat ze ooit hadden gehad en waren kwijtgeraakt, maar ook om iets waarvan ze allebei hadden gehoopt dat het nog zou komen. 9
Negenendertig jaar en alleen. Bijna veertig. Dat was geen aan trekkelijke gedachte. Ook al had Ella onbewust wel begrepen dat hun relatie geen stand zou houden, toch had ze zich er mentaal niet op voorbereid hoe het zou zijn om op eigen benen te staan. Ze had de twee jaar oudere Markus ontmoet in het jaar waarin ze haar art senbevoegdheid had behaald. Ze was net aan haar specialisatie chi rurgie begonnen en ze hadden twee maanden op dezelfde afdeling gewerkt. Dat ze hun romance geheim moesten houden voor de rest van het personeel was een deel van de spanning. Er trok een glim lach over haar gezicht terwijl ze voor de spiegel stond. Ze moest weer denken aan hun nachtelijke ontmoetingen in ondergrondse gangen en linnenkamers. Het was een heerlijke zomer geweest. Ze was toen helemaal niet van plan geweest de rest van haar leven bij Markus te blijven, maar ze hadden het leuk samen, en terwijl ze plannen maakten voor de toekomst, was de tijd verstreken. Veer tien jaar! Het was onvoorstelbaar. Ella schrobde met warm water, zodat de bloeddruppeltjes op haar armen oplosten. Bloed is rijk aan proteïne en lost aanzien lijk beter op in warm water dan in de alcoholhoudende schoon maakmiddelen die je vaak in zorginstellingen vindt. Op de afdeling forensische pathologie werden dergelijke middelen niet gebruikt, maar zij deden dan ook niet aan gezondheidszorg. Ze dienden het recht, niet de zieken. Een pleister en een paar hoofdpijntabletten konden ze vermoedelijk nog wel in een kastje vinden, maar verder deden ze niets aan verpleging. Ze richtte haar aandacht weer op haar eigen gezicht. Ze liet haar blik voor de zoveelste keer over haar lange, donkerbruine haar gaan. Ze stopte bij een grijze haar voor in het midden bij de haar grens. Geërgerd trok ze hem uit. Tot haar ontzetting zag ze dat het geen eenzame grijze haar was. Ze was verraden – nog geen veertig en al grijze haren. Ze zuchtte. Ook al wist ze dat het verouderen al op de dag van haar geboorte begonnen was, toch was ze er net als zoveel mensen nog niet klaar voor nu het echt zichtbaar werd. Haar genen hadden haar gezegend met een uiterlijk waar mensen zich voor omdraaiden, terwijl ze daar jarenlang nauwelijks moeite voor had hoeven doen. In wezen wist ze natuurlijk wel dat er niets mis was met haar uiterlijk, ze had alleen een hele poos niets gedaan om 10
er de aandacht op te vestigen. Ella’s moeder en oma hadden haar hele jeugd lang gezegd hoe belangrijk het was dat ze haar voordeel deed met haar bekoorlijkheden en dat ze die goed moest laten uit komen, zij het wel op een stijlvolle manier. Dat hadden ze zo vaak gezegd dat ze uiteindelijk had besloten om tegen hen in opstand te komen. Ze gebruikte geen make-up en koos kleren waarvan ze wist dat zij ze niet mooi zouden vinden. Een lange broek en een coltrui waren het persoonlijke uniform geworden dat ze tot halverwege de zomer droeg, daarna werd het er te warm voor. Van Ella’s besluit om meteen na haar eindexamen geneeskunde te gaan studeren hadden haar moeder en haar oma helemaal niets begrepen. Ze hadden keer op keer hun ongerustheid geuit over de onvrouwelijke taken die bij de rol van arts hoorden. Ella op haar beurt had ervan genoten het juist over dat soort aspecten te heb ben tijdens de familiediners, die steeds zeldzamer werden. Met een vuurrood gezicht had haar oma Grete het moeten bezuren dat ze in het bijzijn van de andere gasten aan Ella had gevraagd wat ze de afgelopen week op school had geleerd. Zo zei Grete dat altijd, alsof Ella op de basisschool zat en niet op de universiteit. Ella had in geu ren en kleuren beschreven dat ze geleerd hadden hoe je de prostaat van oudere mannen zorgvuldig kon bestuderen. Je kon deze klier het gemakkelijkst bereiken via de anus, en meer dan een vinger, wat glijmiddel en een handschoen had je niet nodig. Grete had gekeken alsof ze zou ontploffen, maar Ella’s opa had de spanning gebroken door het exposé van Ella chagrijnig te onderbreken met de zure op merking dat je blij mocht zijn dat er slechts één vinger nodig was voor het onderzoek. Iedereen lachte, al was niet ieders lach even oprecht, zeker die van gastvrouw Grete niet. Grete Liedenburg-Rossing. De naam alleen al zei een heleboel over die vrouw. Grete was in Duitsland opgegroeid en was na de oorlog samen met haar zus naar Zweden gekomen. Ze was trots op haar Duitse afkomst en toen ze met Ernst Rossing trouwde koos ze ervoor haar eigen naam te houden en er samen met die van haar man een dubbele naam van te maken. Kennelijk was de familie Lie denburg een deftig oud geslacht uit Beieren, wat Grete telkens wan neer haar achtergrond ter sprake kwam liet vallen. Ella had haar achternaam veranderd zodra ze meerderjarig was. 11
In tegenstelling tot Grete was Ella bijzonder terughoudend met informatie over haar aristocratische achtergrond, en over haar werk vertelde ze al helemaal nooit iets. Veel van haar taken zouden namelijk op een buitenstaander volkomen onbegrijpelijk en mis schien zelfs macaber overkomen. Voor het beoordelen van bepaal de letsels bij overledenen was op zijn zachtst gezegd uitgebreid en zeer zorgvuldig onderzoek nodig. Maar alleen het resultaat van het onderzoek werd in het sectierapport gepresenteerd, niet de gevolg de methode. Vanzelfsprekend deden ze alleen datgene wat in dat bepaalde geval nodig was, maar daar zat nou juist het probleem. Soms waren er organen aangedaan die niet gemakkelijk verwij derd konden worden voor onderzoek. Voor het visualiseren van sommige letsels had je geavanceerdere methoden nodig. Met de juiste techniek kon je bijvoorbeeld bepalen waar het geweld van daan kwam dat bepaalde specifieke breuken had veroorzaakt in de botstructuren van de hals, maar die techniek omvatte onderdelen als bevriezen, zagen en uiteindelijk koken. Begrippen die voor de meeste mensen niets met een sectie te maken hadden. Dus wan neer een kennis Ella argeloos vroeg wat ze op haar werk had ge daan, hield ze haar antwoord vaak vaag. Haar werk werd kort gezegd als anders beschouwd. Dat had ze geaccepteerd. Ze was echter langzamerhand gaan beseffen dat ze af en toe ook zelf als afwijkend werd gezien. Ella deelde bijvoorbeeld niet het geluksgevoel dat haar vriendinnen schenen te ervaren als ze kleren, tassen en dergelijke kochten. Van shoppen hadden El la’s moeder en oma iets gemaakt waar geen plezier aan te beleven viel. Ze had al vroeg te horen gekregen dat zij met haar rondin gen en haar niet al te lange lichaam geen ruitjes moest dragen, en als ze voor streepjes koos, dan beslist geen breedtestreep. Ze kon hun stemmen nog steeds horen wanneer ze af en toe snel kleren kocht. Ella glimlachte bij zichzelf toen ze bedacht wat haar vrou welijke familieleden zouden zeggen van de groene operatiekleren die ze tijdens de secties droeg. Als je klein van stuk bent en duide lijke vormen hebt, is het belangrijk je taille te benadrukken, had ze al sinds haar tienerjaren gehoord. Maar haar werkkleding kon een zwangerschap gemakkelijk verbergen tot het moment waarop de persweeën begonnen. 12
Ze had zelf geen kinderen en dat onderwerp hadden zij en Mar kus de laatste vijf jaar ook nauwelijks aangeroerd. Dat alleen zei waarschijnlijk al het nodige over hun relatie, bedacht ze. Misschien was het nog niet te laat. Maar inwendig voelde ze dat ze zichzelf iets wijsmaakte. Het was lang geleden dat ze aandachtig naar zichzelf had geke ken. Te lang, besefte ze nu. Ze had gewoon niet gemerkt dat ze ou der begon te worden. Ella maakte zich lang en schudde haar hoofd. Ze had genoeg gezien. Het was niets voor haar om tijd te besteden aan het soort zelfmedelijden waardoor ze nu was getroffen. Ze kon het ouder worden accepteren of ze kon er iets aan doen, dat waren de twee mogelijkheden. Haar moeder had haar eerste facelift gehad toen ze vijfenveertig was, ook al was dat echt niet nodig geweest. Maar Ella was absoluut niet van plan om onder het mes te gaan. Zij zou gewoon hetzelfde moeten doen als alle andere vrouwen die zich mooi wilden voelen. Sjoemelen. Het werken met overledenen was heel concreet, lichamelijk en vaak vermoeiend werk. Maar wilden de secties zin hebben, dan was mentale aanwezigheid nog veel belangrijker dan fysieke. Ook al leek de doodsoorzaak soms al duidelijk bij de uitwendige schouw, toch kon er na de sectie nog veel werk op haar wachten. Dat wist Ella maar al te goed, en vandaag was ze daar weer extra aan herin nerd. Al toen ze ’s ochtends de koele sectiekamer was binnengestapt, gekleed in haar groene werkkleding met korte mouwen en met haar haar in een oudewijvenknotje, had ze begrepen dat de eer ste zaak van de dag geen routineklus was. Dat het om lichamen van jonge mensen ging, daar was ze aan gewend. Op haar afdeling kwamen immers de mensen die veel eerder waren overleden dan hun omgeving had verwacht. Sommigen door eigen toedoen, an deren door een ongeluk en weer anderen door een ziekte waar zij zelf of hun omgeving geen weet van hadden gehad. Slechts bij een klein aantal van de lichamen die op haar roestvrijstalen tafel be landden, was er sprake van moord. Iemand moest echter bepalen tot welke groep de overledenen gerekend moesten worden. Juist die vraagstelling maakte haar werk spannend en noodzakelijk. Het was haar taak om vast te stellen of iets wat misschien op zelfmoord 13
of een ongeluk leek in werkelijkheid geen moord was. Zij moest de sporen en tekenen zien te vinden die anderen over het hoofd had den gezien. Zij leverde een bijdrage aan de rechtszekerheid. Dat had ze tijdens haar eerste jaren op de afdeling tenminste gedacht. Nu moest ze zichzelf nog wel eens aan die nobele gedachte herin neren, vooral op een warme dag in augustus met drie secties van overledenen die allemaal pas laat waren gevonden vanwege een huurachterstand of iets dergelijks. Rottende lijken waren name lijk automatisch een zaak voor forensische pathologie, aangezien de identiteit niet altijd vaststond. Vaak was er geen gelijkenis meer met de foto’s op hun rijbewijs, of met andere foto’s. Bovendien had je een geoefend oog nodig om eventuele tekenen van uitwendig geweld te kunnen ontdekken, wat ertoe had geleid dat de wetgever alle door rotting aangetaste lichamen aan het forensisch instituut had toebedacht. De sectiekamer werd koel gehouden. Iedereen werkte in opera tiekleren met korte mouwen, maar desondanks had Ella de zaal nooit als koud ervaren. Misschien kwam het door het plastic schort en de handschoenen of door de fysieke aard van het werk dat ze warm bleef. Ook in de donkere jaargetijden, wanneer ze al druk aan het snijden waren terwijl de zon nog op moest komen en de grote matglazen ramen in de zaal van weinig waarde waren, was het in de zaal even licht als midden op de dag. Aan het plafond hingen tl-buizen die de stralen van de zon moesten imiteren en de camera’s waren gekalibreerd naar die lichtbronnen, om ervoor te zorgen dat de kleuren zo correct mogelijk weergegeven werden. Bij elke sectietafel hoorden twee douches en een afvoerputje. Al het water werd in een grote tank onder het gebouw opgevangen, die afzonderlijk werd geleegd. Niets van het met bloed vermengde water dat in de putten verdween, werd met de rest van het riool water van de stad vermengd. Hun verhuurder had een lange lijst met eisen gehad waaraan moest zijn voldaan voordat de ruimte ge schikt was voor de speciale activiteiten van de afdeling. Er werd weinig aan het toeval overgelaten. Het sprak vanzelf dat ventila tie ook erg belangrijk was. Ella had allang schoon genoeg van de steeds terugkerende vraag of ze ook van die witte crème onder haar neus smeerde, net als Jodie Foster in de beroemde autopsiescène 14
in Silence of the Lambs. Ze nam aan dat het om een soort men tholcrème ging en dat je waarschijnlijk niet veel bovenlip over zou houden als je die regelmatig gebruikte tijdens het werk. Bovendien wende je gewoon aan de geur. Alle deeltjes die haar neus binnen gingen en via de reukzenuw naar het reukcentrum in de hersenen eerst een symfonie van signalen veroorzaakten, speelden al na een paar minuten voor dovemansoren. De hersenen pasten zich snel aan en legden een heel nieuw referentiekader aan voor geuren. Er was nu meer voor nodig dan een stoffelijk overschot om Ella’s reuk centrum wakker te krijgen. Dat gold waarschijnlijk voor de gehele staf. Toch kwamen er soms assistenten op het idee een poging te doen de geur van de zwaarst aangetaste lichamen te verhullen door verschillende geurige vloei stoffen de zaal in te sprayen. Vaak iets wat naar citrus, lavendel of iets dergelijks rook, en het enige gevolg daarvan was dat Ella in het vervolg ook citroenen en Provençaalse landschappen met lijken as socieerde. Het was ook helemaal niet nodig. Ze had geen last van de geur van de overledenen. Veel van het voorbereidende werk aan de lichamen hadden de forensisch assistenten al gedaan voordat zij de sectiekamer binnen kwam. De assistenten moesten de overledenen meten, wegen en uitkleden. Deze gelouterde en ervaren medewerkers hadden dus het eerste fysieke contact met de doden op de afdeling. Vaak vielen eventuele afwijkingen van het normale hun dan al op, of beter ge zegd afwijkingen van wat ze in hun werk normaal vonden, en die van belang konden zijn voor de zaak. De eerste zaak waar de assis tenten die dag mee aan de slag gingen, was er weer zo een waarbij de ervaring die ze in hun morbide werkelijkheid hadden opgedaan van doorslaggevend belang zou blijken te zijn. Toen Ella het lichaam zag, dacht ze eerst dat haar medewerker in een gemakzuchtige bui had besloten de jongeman niet uit te kle den. Toen ze het lichaam beter bekeek, kwam ze daarvan terug. Er was iets raars aan de hand met de kleding van de man op de sta len tafel. Zijn strakke shirt met korte mouwen zat in een gebleekte spijkerbroek gestopt, die eigenaardig hoog was opgesjord. De broek was van een model dat los om de heupen hoorde te zitten, zodat je de rand van de onderbroek zag, maar nu zat die dus ter hoogte 15
van de navel, voorzien van een smalle, gladde lakriem. Je zag te genwoordig ook niet veel jongeren met witte tennissokken buiten de sportarena, constateerde Ella. Het was niet zo’n flatteuze kle dingstijl, maar je zag hem wel af en toe. Het probleem hier was dat die zo slecht te rijmen viel met het uiterlijk van de jongeman. Ook nu het leven eruit verdwenen was, kon je zien dat het een mooie jongen was geweest. Hij was 1 meter 75 lang en woog 63 kilo. Hij had blond haar, dat eruitzag alsof het net gekamd was. Zijn shirt zag er duur uit en was conform de mode versleten aan de boord en de mouwen. Om zijn hals zat een dikke strop. Ella keek Johannes, haar bijna vijftien jaar oudere assistent, vra gend aan. Hij was niet scheel of gebocheld, eigenschappen waarvan veel mensen schenen te denken dat ze bij het vak hoorden. De as sistenten werden tot voor kort achtervolgd door het vooroordeel dat ze wel heel raar en moeilijk moesten zijn omdat ze ervoor ge kozen hadden met overledenen te werken. Tegenwoordig was dat echter heel anders, nu films en tv-series met romantische ensce neringen van moord- en pd-onderzoeken elkaar aflosten. Wie een baan had bij forensische pathologie stond opeens in het vanzelf sprekende middelpunt van de belangstelling. Weinig onderwerpen werden zo interessant gevonden als moord en doodslag. Studiebezoeken waren dan ook niet meer ongewoon op de afde ling. Vaak ging het om politiemensen, officieren van justitie of ver pleegkundigen. Hun teleurstelling was vaak voelbaar als de ruimtes absoluut niet voldeden aan de verwachtingen die ze in al die uren voor de tv hadden opgebouwd. Er waren nergens tegeltjes in de sectiekamer en de tl-buizen aan het plafond knipperden of vonkten niet. Er was geen kapotte kraan die drupte en tot de grote teleurstel ling van de bezoekers werd de sectiekamer bijna uitsluitend ’s mid dags getoond, wanneer die leeg en schoongemaakt was. Het enige wat verried waarvoor de ruimte werd gebruikt, waren de vier roest vrijstalen tafels die in de geverfde betonnen vloer verankerd waren. Meestal hadden de assistenten ook alle messen weggehaald, zodat er alleen nog een paar scharen en een ijzeren liniaal op de tafels la gen. Dat was niet erg opwindend. De enigszins merkwaardige uitdossing van de overledene was niet de reden geweest waarom Johannes met uitkleden had gewacht tot 16
dat Ella in de gelegenheid was het lichaam te zien. Hij wist niets van de huidige modetrends, dat was niet zijn terrein. ‘Kijk eens naar zijn sokken,’ zei Johannes met een slimme blik. Terwijl Ella haar dictafoon als een borstkuras aantrok en haar plastic schort voordeed, repeteerde ze de eerste zaak van de dag bij zichzelf. Aan het eind van elke werkdag bespraken ze op welke overledenen de volgende dag sectie zou worden verricht. In geval len waar geen verdenking van een misdrijf bestond, wilde de po litie altijd een gewoon forensisch-medisch onderzoek. Behalve het routinematige onderzoek van de inwendige organen hield dat ook een zorgvuldig onderzoek van de buitenkant van het lichaam in, om te zoeken naar tekenen van onder andere uitwendig geweld. De patholoog nam contact op met de politie wanneer moeilijk ver klaarbare bevindingen bij de uitwendige schouw een misdrijf kon den doen vermoeden. Het kon daarbij gaan om afweerletsel op de armen van een alcoholist, of om blauwe plekken in de hals bij een ophanging. In zulke gevallen eiste de politie hetzelfde onderzoek dat meteen verlangd werd bij kennelijke moorden, namelijk een volledige gerechtelijke sectie. Dat onderzoek vereiste meer tijd en middelen dan een gewone sectie. Maar het kwam maar heel zelden voor dat je in routinezaken tekenen van geweld vond die aanleiding gaven tot een dergelijk telefoontje naar de politie. De eerste zaak van vandaag had gisteren bij de bespreking een routinegeval geleken – een man van eenentwintig die dood was aangetroffen, hangend aan een touw in de garage. De jongeman studeerde industrieel ontwerpen aan de universiteit, maar woon de nog thuis bij zijn ouders – net als in de meeste universiteits steden was er een tekort aan woonruimte voor studenten. Zijn ouders waren weg geweest met oud en nieuw en hadden hun zoon bij thuiskomst in de garage gevonden. Bij het dode lichaam had den ze het mobieltje van de overledene gevonden en op de display stond een korte mededeling: HET SPIJT ME. In het proces-verbaal, dat gewoonlijk heel kort was bij routinezaken, stonden geen gege vens over eerdere zelfmoordpogingen en jongemannen die zichzelf ophingen waren helaas geen zeldzaamheid. Ella trok haar dikke, blauwe rubberhandschoenen aan en bestu deerde de witte tennissokken. Ze waren pas gewassen en stralend 17
schoon. Ook de zolen waren spierwit. Pas toen Ella de benen van de overledene optilde, zag ze de kleine vieze plekken bij de hiel. ‘Een beetje raar, hè?’ zei Johannes, die naast haar kwam staan. ‘Als je ervan uitgaat dat de vloer van de garage niet klinisch schoon gehouden werd, zijn zijn schoenen waarschijnlijk uitgeval len of uitgedaan,’ mompelde Ella bij zichzelf. Johannes knikte instemmend en volgde haar met zijn blik. ‘Of iemand heeft hem de sokken aangetrokken nadat hij was overleden.’ Ze redeneerde verder, terwijl ze langzaam langs het lichaam liep. ‘Zou je een paar foto’s van hem willen nemen met zijn kleren nog aan?’ vroeg Ella aan Johannes. ‘Vooral van de sokken.’ Er stond kippenvel op de blote armen van de jongen en de haar tjes stonden overeind, alsof hij het koud had. De lijkstijfheid was er dus nog, merkte ze op, en ze pakte de arm van de overledene stevig vast en boog het ellebooggewricht om haar vermoeden te bevestigen. Wanneer de zuurstoftoevoer naar de cellen wordt afge sneden, houdt de stofwisseling op. Er is geen energie meer beschik baar in de spiercellen, en aangezien er energie nodig is om spieren te spannen en te ontspannen, verstijven de spieren in de positie die ze hebben een paar uur nadat de dood is ingetreden. De aller kleinste spieren, bijvoorbeeld de spieren die de haartjes op de huid overeind zetten, worden ook iets ingekort, waardoor de overledene kippenvel krijgt. Het ellebooggewricht bood tot haar verbazing geen weerstand. De vingergewrichten daarentegen wel, ze moest al haar spierkracht gebruiken voordat die meegaven. Als de lijkverstijving eenmaal was verbroken, bleven de spieren daarna zacht en beweeglijk. Ge woonlijk hadden de assistenten de lijkverstijving in de armen al verbroken, aangezien dat vaak nodig was om de overledene uit te kleden, maar in dit geval was de jongeman nog gekleed. Ze ging verder en testte de lijkverstijving in de benen; die was er nog. ‘Heb je de armen aangeraakt?’ Johannes volgde elke beweging die Ella maakte en schudde alleen zijn hoofd bij wijze van antwoord. Ze constateerde dat het schou dergewricht ook zacht en beweeglijk was. Toen Johannes klaar was met foto’s maken kleedde hij het lijk uit, 18
terwijl Ella het proces-verbaal doorbladerde om te kijken of er iets in stond over een verplaatsing van de overledene. Nee dus. Toen ze zich weer omdraaide naar het lichaam, dat nu naakt op de metalen tafel lag, zag de man er veel jonger uit dan met kleren aan. Op de tafel lag de zoon van iemand, en misschien de vriend van iemand. Wanneer jonge mensen hun wanhoop op deze zelfdes tructieve manier uitschreeuwden, zat er vaak een ongelukkige lief de achter. Mannen hingen zich op, vrouwen namen te veel pillen in. Maar een ophanging was vaak een onherroepelijke daad, in te genstelling tot het innemen van grote hoeveelheden tabletten; daar kon je in veel gevallen nog wel wat aan doen als je er op tijd bij was. Hun maag werd leeggepompt, er werd een psychiater bij gehaald, en het werd een schreeuw om hulp genoemd. De mannen beland den daarentegen bij haar op de tafel. Ella drukte op de intercom en wachtte totdat iemand in het kan toortje haar zou horen. ‘Hallo!’ Weer de schelle stem van de secretaresse. Uit het overja rige apparaat klonk die blikkig en bijna onmenselijk. ‘Ik wil graag weten wanneer de jongen die zich heeft opgehangen voor het laatst levend is gezien. Kun je Jens vragen of hij dat voor me na kan gaan?’ Ella bladerde terug naar de eerste bladzijde en controleerde de naam. ‘John Westmark,’ verduidelijkte ze. ‘Ik geef het door,’ klonk er uit de luidspreker, waarna de commu nicatie werd verbroken. Om niet al te veel stil te staan bij het verdriet en het gemis van de nabestaanden en ook niet bij de zinloosheid van bepaalde sterfge vallen, probeerde Ella de overledenen louter als lichamen te zien. Als stoffelijke overschotten. Het lijk dat zij op haar roestvrijstalen tafel kreeg was in haar ogen niet meer dan een omhulsel. In veel gevallen hielp die manier van denken haar om verder te kijken dan de tragedie die voor haar lag. Slechts heel af en toe drong de pijn van de familie of de pijn die de overledene in haar visie had moe ten doorstaan door de muur heen die ze had opgetrokken. Ze hield zichzelf voor dat dat haar menselijk maakte en bewees dat ze nog niet helemaal afgestompt was. Het was moeilijk balanceren. Als 19
Ella te veel met de nabestaanden meevoelde, kostte haar dat zo veel energie dat ze op den duur haar werk niet meer zou kunnen doen. In plaats daarvan probeerde ze de emoties van de nabestaanden aan te voelen, maar ze voelde niet méé. Dat was simpelweg de enige manier om te overleven. Nadat ze de uitbreiding van de lijkvlekken had vastgelegd, ging ze bij het hoofd van de jongeman staan en bekeek zijn gezicht. Rond zijn ogen, op zijn voorhoofd, op zijn wangen en rond zijn oren zag ze kleine puntvormige bloedingen in de huid. Dergelijke bloedinkjes vond ze ook aan de binnenkant van de oogleden en in het mondslijmvlies. Daarna verwijderde ze het touw – een soort sleepkabel voor auto’s – dat driemaal om de hals gewonden was en voelde of de nek gebroken leek. Er bleef een duidelijke afdruk van het touw op de huid zitten, ook nadat ze het had verwijderd. Ella beschreef de afdruk gedetailleerd in haar rapport. Toen ze de huid van het hele lichaam had nagelopen zonder iets afwijkends op te merken, pakte ze het mes en begon aan het inwen dige onderzoek. Bij ophangingen besteedde Ella extra aandacht aan de hals en de nek. Eventuele verwondingen aan het tongbeen of bloedingen in de halsmusculatuur konden erop wijzen dat de dode gewurgd was en pas na de dood opgehangen. Maar dergelijk letsel had de jongeman niet. Haar gedetailleerde verslag van de in- en uitwendige schouw mondde uit in een verklaring waarin ze beschreef wat haar be vindingen waren, wat het chemische onderzoek van de lichaams vloeistoffen had aangetoond en wat de doodsoorzaak was geweest. Het was ook belangrijk om een oordeel te geven over wat enigszins onhandig de ‘wijze van overlijden’ werd genoemd. Ze moest met andere woorden een oordeel geven over de bedoeling die de over ledene had gehad met de handeling die tot de dood had geleid. Bij mensen die waren overleden aan een geneesmiddelenvergiftiging was dat vaak problematischer dan bij mensen die zich hadden op gehangen. Het kwam niet alleen vaak voor dat mensen een te hoge dosis innamen, maar de ene mens was ook gevoeliger voor genees middelen dan de andere. Bepaalde preparaten werden door de ene groep anders afgebroken dan door de andere. Ella zelf hoorde bij de mensen die om de een of andere reden niet reageerden op een 20
bepaald type pijnstillers. Daar was ze tijdens haar studie al achter gekomen, toen ze na een gemene tandinfectie fikse hoeveelheden van een zware pijnstiller nodig had om van de pijn af te komen. Van de dosis die zij had ingenomen had ze volgens de bijsluiter be wusteloos moeten raken, en er waren momenten geweest dat ze dat ook graag had willen zijn. Maar het was haar bedoeling om van de pijn af te komen, niet om bewusteloos te raken of haar leven op het spel te zetten. In de bedoeling van iemand die een touw om zijn nek deed en zich ophing aan het plafond kon je je moeilijk vergissen. Desondanks stond Ella na de sectie haar handen te wassen, naar haar grijze haren te kijken en te piekeren over de eerste zaak van die dag.
21
Hoofdstuk 2
Ella’s haar hing druipnat op haar schouders. Ze hoorde bij de nieu we generatie pathologen die douchten als ze klaar waren met hun dienst in de sectiekamer. De oudere collega’s verbaasden zich er over dat de jongere artsen zo fanatiek waren wat de hygiëne betrof. Misschien zou zij zich er uiteindelijk ook toe beperken haar werk kleding uit te trekken, haar handen te wassen en zich met wat extra parfum te besprenkelen. Van dat idee werd ze niet vrolijk. Op haar kantoor heerste een grote wanorde. Je kon onder de sta pels papieren nog net de lichte houtkleur zien van het grote L-vor mige bureau. Er stonden ook twee grote beeldschermen op van haar computer, en aan de andere kant een grote, dure microscoop. Op de bezoekersstoelen lagen verschillende tijdschriften over fo rensische pathologie en de boekenplanken waren gevuld met me ters mappen, waarin ze allemaal informatie bewaarde die ooit nog eens van pas zou kunnen komen. Van alles, van oude wetenschap pelijke artikelen tot rapporten van verschillende instanties die raakvlakken hadden met forensische pathologie. Het laboratoriumpersoneel had duidelijk geen duimen zitten draaien tussen kerst en oud en nieuw, constateerde ze. Naast haar microscoop had iemand zes glaasjes opgestapeld met dunne stuk jes weefsel van haar secties. De stukjes waren geprepareerd en klaar om te worden onderzocht. Ze moesten toch maar wachten tot ze meer tijd had, bedacht ze. Boven op de stapels papieren lagen de documenten die ze nodig had om het bezoek van die middag aan de arrondissementsrechtbank voor te bereiden. De baan van pa tholoog bracht mee dat ze af en toe naar de rechtbank werd geroe pen om wat ze eerder al schriftelijk had verklaard te verdedigen, te verduidelijken of soms te herhalen. Vanmiddag ging het om het laatste. Daarom zat ze zich nu, pas gedoucht en voor de verande ring gekleed in een mantelpakje, voor te bereiden. Ze voelde zich eigenlijk nooit prettig in het krijtstreepensemble, maar ze had ge 22
merkt dat ze daarmee gemakkelijker het ontzag inboezemde dat ze nodig had om geloofwaardig te zijn als arts in overheidsdienst – ook al was ze negenendertig. Het betrof een onderzoek dat Ella had uitgevoerd bij een vrouw die zei dat ze was verkracht. Ook al waren de omstandigheden zel den optimaal, toch waardeerde Ella de momenten waarop ze met levende mensen te maken had. Ella en haar collega’s wezen de mensen die ze onderzochten er altijd wel op dat ze geen patiën ten waren, maar eisers. Hun korte bezoek aan de afdeling forensi sche pathologie had niets met gezondheidszorg te maken; het ging er alleen maar om het letsel te documenteren en daaruit vervol gens conclusies te trekken. Meestal waren er geen verwondingen aan het onderlichaam bij verkrachtingen, ook nu niet, maar an ders dan vaak het geval was had de vrouw in kwestie haar belager gekrabd om zich te verdedigen, en er daarmee voor gezorgd dat de aanklacht van de officier misschien stand zou houden. De ver dachte had eerder een relatie gehad met de vrouw en toen Ella hem onderzocht, had hij diepe krabwonden rond zijn ogen. Meestal on derzocht ze zowel de eiser als de verdachte, maar de conclusie was vaak dat ze kon bevestigen noch uitsluiten dat er een verkrachting had plaatsgevonden. Ella zag dat niet meer als een probleem. Er moest logischerwijs een vorm van technisch bewijs zijn om iemand wegens verkrach ting te veroordelen, als je de rechtszekerheid wilde handhaven, zo redeneerde ze. In veel geweldszaken kon ze dat soort bewijs wel le veren, maar bij verkrachtingen zelden. Ze was blij dat zij het bewijs niet hoefde te beoordelen, of – erger nog – de geloofwaardigheid van de betrokken partijen, en dat ze geen straf hoefde op te leggen. Godzijdank was dat de taak van de president van de rechtbank en van de juryleden, en niet die van haar. Ergens onder de stapel papieren op Ella’s bureau rinkelde opeens de telefoon. Geërgerd schoof ze haar aantekeningen opzij en nam op. ‘Ja!’ Ze had gezien dat het een intern nummer was en sloeg daarom de gebruikelijke begroetingsfrases over. ‘Gestrest?’ 23
Het was Jens, de communicatiemedewerker van de afdeling. De communicatiemedewerker, die meestal een verpleegkundige ach tergrond had, verlichtte de taak van de pathologen onder andere door het aanvragen van patiëntendossiers die bij bepaalde zaken nuttig konden zijn en hij nam ook een groot deel van het contact met de familie en de politie voor zijn rekening. ‘Gaat wel,’ antwoordde Ella en ze leunde achterover op haar stoel. ‘Je wilde weten wanneer een zekere John Westmark voor het laatst levend was gezien,’ stelde Jens vast. ‘Voor zover ik kan zien, staat dat in de papieren,’ voegde hij er voorzichtig aan toe. ‘Ja,’ begon Ella, ‘maar dat is volgens de ouders, en die waren drie dagen weg geweest. Wat weten zij er nou van wat hun zoon die da gen gedaan heeft? Nee, de politie moet een beetje beter haar best doen en nagaan of de jongen echt met niemand anders contact heeft gehad in de tussentijd. Een oudejaarsfeest misschien?’ ‘Dan begrijp ik het. Ik bel meteen om het na te vragen.’ Hij hing op. Nadat ze haar papieren over de verkrachting nog één keer had doorgelezen en de foto’s had bekeken die ze van het letsel van de verdachte had gemaakt, ging ze naar een van haar lievelingssites op internet. Hier snuffelde ze wel eens stiekem een paar minuten rond, maar verder besteedde ze betrekkelijk weinig tijd aan internetten. Op deze veilingsite kon je online op allerlei spullen bieden. Ze had er de afgelopen jaren verschillende aankopen gedaan. Ze had een zwak ontwikkeld voor vergulde spiegels, waarvan ze er nu thuis een aardig aantal aan de wand van haar werkkamer had hangen. Gezien haar matige belangstelling voor haar eigen uiterlijk leek dat mis schien een vreemd gekozen verzamelobject, maar haar belangstel ling voor spiegels lag op een heel ander vlak. Het ging haar vooral om de geschiedenis en het unieke karakter van de spiegel. Ze fan taseerde er uren over wie voor die spiegel had gestaan voordat die in haar huis terecht was gekomen. Ze beschouwde ze als stille ge tuigen die nooit zouden verraden wat ze ooit hadden weerspiegeld. Die belangstelling voor antieke voorwerpen had ze gemeen met haar moeder Judit, met wie ze steeds minder contact had. Haar moeder had Ella van kleins af meegenomen naar veilingen. Ze kon 24