Laline Paull
Vertaald door Hien Montijn
Cargo is een imprint van Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam Copyright © Laline Paull Copyright Nederlandse vertaling © Hien Montijn Oorspronkelijke titel The Bees Oorspronkelijke uitgever Fourth Estate/HarperCollinsPublishers, Londen Omslagontwerp Marry van Baar Omslagillustratie © Sam Droege Foto auteur Adrian Peacock Vormgeving binnenwerk Aard Bakker Druk Bariet, Steenwijk
www.uitgeverijcargo.nl
Voor Adrian
Proloog
De oude boomgaard lag ingeklemd. Aan een kant strekte zich een weids bouwland uit, een fantasieloos patchwork van koren en soja tot aan de donkere bosrand waarachter de heuvels begonnen. Aan de andere kant lag een wijk met bedrijfjes die doorliep tot aan de stad. Tussen de druipende bomen waren nog de resten van een pad zichtbaar. Een man van begin veertig schopte tegen de hoog opgeschoten brandnetels en zuring om het breder te maken. Een jongere vrouw, in een keurig donkerblauw mantelpak, volgde. Ze bleef staan om foto’s te maken met haar telefoon. ‘Ik hoop dat u het niet erg vindt, maar we zijn al bezig te kijken hoe het in de markt ligt en we moeten ze nu al van ons afhouden. Eersteklas herontwikkelingsgebied.’ De man tuurde tussen de bomen door. Hij luisterde niet. ‘Daar... dacht even dat hij er niet meer stond.’ In het hoge gras, gecamoufleerd in het groen, stond een oude houten bijenkast. ‘Ik kom niet dichterbij,’ zei ze. ‘Ik heb iets met insecten.’ ‘Net als mijn vader. Hij noemt ze zijn meisjes.’ De man keek omhoog naar de lage, grijze lucht. ‘Nog meer regen? Wat is er met de zomer gebeurd?’ De vrouw keek op van haar telefoon.
7
‘Zeg dat wel! Ik weet niet eens meer hoe een blauwe hemel eruitziet. Moet lastig zijn met de kinderen thuis.’ ‘Die merken het nauwelijks. Zitten alleen maar achter hun computer.’ De man liep naar voren en keek dichter bij de kast. Een paar bijen kwamen uit een kleine opening onderin. Ze liepen over een smalle houten plank en wapperden met hun vleugels. Hij sloeg ze een tijdje gade en keerde zich toen weer naar haar om. ‘Sorry. Dit is niet het juiste moment.’ ‘O.’ Ze borg haar telefoon op. ‘Bent u van gedachten veranderd?’ ‘Nee. Ik ga het verkopen...’ Hij schraapte zijn keel. ‘Maar nu nog niet. Het voelt niet goed.’ ‘Natuurlijk.’ Ze aarzelde. ‘Ik neem aan dat het moeilijk te zeggen valt wanneer ongeveer...?’ ‘Kan maanden zijn. Kan morgen zijn.’ De vrouw zweeg een moment eerbiedig. ‘Nu. Wees er verzekerd van dat wanneer u zover bent, het een gewild object is.’ Ze begon terug te lopen over het pad. De man stond alleen naast de kast. In een impuls legde hij zijn hand op het hout, alsof hij een pols voelde. Toen draaide hij zich om en volgde haar. Achter hen stegen bijen op in de opklarende lucht.
8
Een
De cel was te klein voor haar en de lucht was heet en bedorven. Door het verwoede geduw tegen de wanden brandden al haar gewrichten, haar hoofd was in haar borst gedrukt en ze had kramp in haar benen, maar haar inspanningen hadden gewerkt: één wand begon mee te geven. Ze haalde uit met al haar kracht en voelde iets kraken en breken. Ze duwde en scheurde en beet tot er een rafelig gat was naar de frissere lucht erachter. Ze wurmde zich erdoorheen en viel op de grond van een onbekende wereld. Geruis zaagde door haar brein, de grond schokte van een krachtige trilling en ontelbare geuren bedwelmden haar. Ze kon alleen maar ademhalen totdat het trillen en het geruis langzaam afebden en de geur in de lucht verdampte. Haar verstijfde lijf ontspande en ze werd kalmer toen haar hoofd volstroomde met kennis. Dit was de Aankomsthal en zij was een werkster. Ze behoorde tot de Florasibbe en ze was nummer . Zeker van haar eerste taak begon ze aan het schoonmaken van haar cel. In haar verwoede inspanningen om uit te breken had ze de volledige voormuur neergehaald, in tegenstelling tot haar nettere buren. Ze keek en volgde hun voorbeeld door haar brokstukken netjes naast de resten op te stapelen. De bezigheid verhelderde haar zintuigen en ze voelde de uitgestrekt-
9
heid van de Aankomsthal en hoe de trillingen in de lucht op de verschillende afdelingen veranderden. Rijen cellen zoals die van haar strekten zich uit tot in de verte,waar het rustig was maar waar de cellen gonsden alsof de bewoners nog sliepen. Vlak om haar heen was het een drukte van belang met veel net opengebroken en uitgeruimde kamers en nog veel meer die krakend openbraken en waaruit nieuwe bijen arriveerden. Ook werden de verschillende geuren van haar buren duidelijker, de een zoet, de ander scherp, maar allemaal aangenaam om op te snuiven. De grond pulseerde hard en onregelmatig toen er een jong meisje, verwilderd kijkend, over de gang tussen de cellen kwam rennen. ‘Stop!’ Schelle stemmen weerklonken aan beide kanten van de gang en er steeg een bittere geur op. Alle bijen bleven staan maar de jonge bij struikelde en viel over Flora’s afvalhoop. Toen klauwde ze zich een weg tussen de restanten van de opengebroken cel en kroop in een hoekje, waar ze haar kleine handjes omhoogstak. Gehuld in een bittere lucht die hun gezichten bedekte en hen identiek maakte, schreden de donkere gedaanten over de gang in Flora’s richting. Ze duwden haar opzij en trokken de huilende jonge bij naar buiten. Bij het zien van hun van scherpe punten voorziene handschoenen kwam met een angstkramp in Flora’s brein nog meer kennis vrij. Dit was de politie. ‘Je hebt je onttrokken aan de inspectie.’ Een agent trok aan de vleugels van het meisje, terwijl de andere de vier nog vochtige membranen inspecteerde. Eén was aan de rand verschrompeld. ‘Genade,’ huilde ze. ‘Ik zal niet weglopen. Ik kan op een andere manier nuttig zijn...’ ‘Misvorming is slecht. Misvorming is niet toegestaan.’
10
Voordat de bij nog iets kon zeggen, duwden de twee agenten haar hoofd omlaag tot een luide knak hoorbaar was. Ze hing slap tussen hen in en ze lieten haar lijf in de gang vallen. ‘Jij.’ Een merkwaardig raspende stem richtte zich tot Flora. Ze wist niet wie van de twee sprak en staarde naar de zwarte haken achter op hun benen. ‘Niet bewegen.’ Uit hun handschoenen gleed een maatlat waarmee ze haar lengte opnamen. ‘Uitzonderlijke afwijking. Abnormaal.’ ‘Zo is het wel genoeg, agenten.’ Bij de aardige stem en geurige reuk liet de politie Flora los. Ze bogen voor een grote, keurig verzorgde bij met een prachtig gezicht. ‘Zuster Salvia, deze is weerzinwekkend lelijk.’ ‘En buitenmatig groot...’ ‘Kennelijk. Dank u wel, agenten, u kunt gaan.’ Zuster Salvia wachtte tot ze weg waren; toen glimlachte ze naar Flora. ‘Het is goed om bang voor ze te zijn. Sta stil terwijl ik opneem tot welke sibbe je behoort...’ ‘Ik ben Flora .’ Zuster Salvia stak haar antennes omhoog. ‘Een schoonmaakster die praat. Uiterst opmerkelijk...’ Flora staarde naar haar goud met geelbruine gezicht en de enorme donkere ogen. ‘Moet ik sterven?’ ‘Een priesteres stel je geen vragen.’ Zuster Salvia ging met haar handen langs de zijkanten van Flora’s gezicht. ‘Doe je mond open.’ Ze keek erin. ‘Misschien.’ Toen hield ze haar hoofd boven Flora’s mond en voedde haar een gouden druppel honing. Het effect was onmiddellijk en verbazingwekkend. Flora’s geest werd in één klap helder en in haar lijf stroomde kracht. Ze begreep dat ze zuster Salvia zwijgend moest volgen en alles moest doen wat haar gezegd werd.
11
Terwijl ze door de gang liepen merkte ze op dat elke bij haar ogen afwendde en druk in de weer was en dat ver voor hen uit een donkere, gebochelde bij in de goot liep met de dode jonge werkbij in haar mond. Dergelijke bijen waren er nog veel meer en bevonden zich allemaal aan de zijkant van de gang. Sommigen droegen plakken vuile was weg en anderen schrobden de kapotte cellen. Niet één keek er op. ‘Dat zijn jouw sibbenzusters.’ Zuster Salvia volgde de ogen van Flora. ‘Stuk voor stuk stom. Nog even en je zult ook deel uitmaken van de Schoonmaakdienst en onze huif van groot nut zijn. Maar eerst wil ik een persoonlijk experiment uitvoeren.’ Ze glimlachte naar Flora. ‘Kom.’ Flora volgde haar maar al te graag; alle herinnering aan het dodelijke incident was verdwenen bij haar verlangen naar meer honing.
12
Twee
De priesteres liep snel door de grauwe gangen van de Aankomsthal. Flora liep vlak achter haar en haar brein registreerde alle klanken en geuren terwijl andere leden van andere sibben uitbraken uit hun broedcellen. Nog meer donkere schoonmaaksters liepen door de goten met plakken vuile was. Flora werd de scherpe geur die hen onderscheidde gewaar en merkte op hoe de andere bijen elk contact met hen meden, en ze ging nog dichter achter de welriekende zuster Salvia lopen. De priesteres bleef staan, met haar antennes omhoog. Ze waren nu aan het einde van de Aankomsthal, waar de talloze rijen broedcellen ophielden en een grote zeshoekige opening toegang gaf tot een kleiner vertrek. Daaruit dreef op een daverend applaus een opwindende nieuwe geur naar buiten. Flora keek op naar zuster Salvia. ‘Ongelukkige timing,’ zei de priesteres.’ Maar ik moet mijn opwachting maken.’ Toen ze binnen waren liet ze Flora bij de muur wachten en zij ging vooraan staan in een grote menigte bijen. Flora zag hoe de voor een nog steeds gesloten broedcel verzamelde bijen opnieuw luid begonnen te klappen. Ze keek rond in het prachtige vertrek. Dit was duidelijk een Aankomsthal voor meer begenadigde bijen, want hij was royaal aangelegd om twee rijen met centrale cellen, elk bestaande uit zes grote en prachtig gedecoreerde individuele compartimen-
13
ten. Zuster Salvia stond in het welkomstcomité voor een ervan, en een heleboel bijen droegen schalen met versnaperingen en kruiken met nectar. Van de verrukkelijke geuren kreeg Flora nog meer honger en dorst. Van achter de gedecoreerde wanden van het compartiment klonk gedempt gevloek en gebonk, alsof de bewoner op en neer sprong. Bij het geluid van brekende was gingen de verzamelde zusters nog harder klappen en de opwinding versterkte hun sibbengeuren. Flora merkte een molecule op van een andere geur en haar brein wist dat het een feromoonsignaal was: Een man... Er komt een man! ‘Hoera voor Zijn Edele Manheid!’ riepen verschillende vrouwenstemmen toen er een groot stuk gedecoreerde was omlaagviel, gevolgd door kreten van verrukking toen door het gat het gekuifde hoofd van een gloednieuwe dar verscheen. ‘Hoera voor Zijn Edele Manheid!’ juichten de zusters opnieuw en ze haastten zich om hem naar buiten te helpen, waarbij ze zelf de was wegtrokken en met hun lijven een trap vormden. ‘Wat hoog,’ zei hij, terwijl hij over hen heen naar beneden liep. ‘En wat vermoeiend.’ Hij trok zijn darrige geur om zich heen, hetgeen nog meer gezucht en geklap uitlokte. ‘Welkom en Hoera voor Zijn Edele Manheid.’ Zuster Salvia maakte een diepe buiging. Terwijl alle andere bijen elegant hetzelfde deden, staarde Flora vol bewondering en probeerde de beweging na te doen. ‘U bewijst onze huif grote eer,’ zei zuster Salvia, terwijl ze omhoogkwam. ‘Inderdaad.’ En hij glimlachte charmant en alle zusters glimlachten terug en staarden hem begerig aan. Hij was verkreukt maar elegant en erg in de weer met de juiste schikking van zijn kraag. Toen die eindelijk zat zoals hij wilde, boog hij met veel zwier. Toen liet hij zich onder geestdriftig geklap van
14
de zusters van alle kanten zien, waarbij hij zijn benen twee aan twee uitstrekte, zijn kuif opstreek en hen zelfs trakteerde op een plotseling geraas van zijn motor. Ze slaakten verrukte kreetjes en waaierden naar elkaar, en sommigen verdrongen zich om hem lekkernijen en water aan te bieden. Met een droge mond en een razende honger keek Flora hoe hij at en dronk. ‘Gulzigheid is zonde, .’ Zuster Salvia stond weer naast haar. ‘Pas op.’ Ze liep door en voordat Flora weer naar de dar kon kijken, voelde ze een scherpe ruk aan het geursnoer dat de priesteres zonder haar medeweten aan haar antennes had bevestigd. Ze rende om haar in te halen. Terwijl ze volgde, werden onder haar voeten de trillingen in de vloer van de raat indringender, steeds sterker, alsof hij leefde en naar alle kanten energie uitzond. Met een zoemend gevoel steeg er via haar zes voeten een stortvloed aan informatie dwars door haar heen naar haar brein. Overweldigd bleef Flora midden in een grote hal staan. Onder haar voeten spreidde zich een weids mozaïek van zeskantige vloertegels uit, waarvan de figuren vanuit de hal doorliepen in de gangen. Eindeloze stromen bijen liepen er kriskras doorheen en de lucht was troebel van alle geuren die werden uitgezonden. Zuster Salvia kwam weer naar haar toe. ‘Nou nou. Je schijnt onmiddellijk elke etagecode doorgekregen te hebben. Sta eens heel stil.’ Ze raakte Flora’s antennes lichtjes aan met de hare. Een nieuwe geur omhulde hen. Flora ademde hem diep in en de kolkende wanorde in haar brein ebde af. Ze voelde zich rustig en heel blij worden, want de geur maakte haar met buitengewone zekerheid duidelijk dat zij, Flora , bemind werd. ‘Moeder!’ riep ze uit, terwijl ze op haar knieën viel. ‘Heilige Moeder!’
15
‘Bijna.’ De priesteres keek voldaan. ‘Hoewel ik van dezelfde adellijke sibbe ben als Hare Majesteit, geloofd zijn Haar eieren. En aangezien de Koningin zo goed was mij vandaag toe te staan om Haar te bedienen, ben ik rijk gezegend met Haar geur. Dat wat jij, , gewaarwordt, is slechts een minieme fractie van de Koninginneliefde.’ De stem van zuster Salvia kwam van ver en Flora knikte. Terwijl de Koninginneliefde door haar lijf en brein stroomde, vertraagden de verschillende frequenties en coderingen in de tegels en bezonken tot een kaart van de huif, die voortdurend informatie afgaf. Alles was even fascinerend en prachtig en ze richtte haar blik op de priesteres. ‘Ja, zeer ontvankelijk.’ Zuster Salvia keek haar aan en wees toen naar een andere plaats in het mozaïek. ‘Nu moet je daar gaan staan.’ Flora ging gehoorzaam en voelde hoe de raat subtiel verschillende trillingen en frequenties doorgaf. Ze plaatste haar voeten zo dat ze het sterkste signaal opvingen en de priesteres keek scherp oplettend toe. ‘Je voelt iets, maar begrijp je het?’ Flora wilde bevestigend antwoorden maar van puur geluk kon ze niet praten, alleen maar kijken. Haar zwijgen ontspande zuster Salvia. ‘Mooi. Kennis produceert bij jouw sibbe slechts pijn.’ Terwijl ze verder liepen, stabiliseerde Flora’s euforie zich in een gevoel van intense fysieke ontspanning en verhoogd inzicht. Nu pas besefte ze ten volle de schoonheid van zuster Salvia’s elegante verschijning, hoe de repen van haar bleekgouden zijden vacht afstaken tegen de bruine gloed van haar strepen, die op hun beurt precies pasten bij de teint van haar zes benen. Over haar rug lagen lange doorzichtige vleugels gevouwen en haar antennes liepen in dunne punten uit.
16
Ze liepen dieper de huif in; Flora was verrukt van de bewerkte en met fresco’s versierde wanden van oude geur en de prachtige melange van haar levende zusters. Ze voelde niet hoe onder haar voeten de gouden tegels veranderden en de kale grauwe was begon, of hoe de priesteres haar geurcape over hen beiden uitspreidde toen ze een kleine lege gang betraden die geen enkele trilling bevatte. Pas toen ze stilhielden voor een kleine, eenvoudige deur, voelde ze hoe ver ze gelopen hadden en dat ze nog steeds erge honger had. ‘Nog even.’ Zuster Salvia antwoordde alsof ze gesproken had. Ze raakte een paneel in de muur aan en de deur ging open.
17
Drie
De kleine kamer was rustig en kaal en door de muren filterde een heerlijke, zachte geur. De bleke zeshoekige tegels vertoonden een breed spoor van slijtage over het midden van het vertrek en Flora zette haar voeten breder neer voor het geval er informatie op te vangen was. ‘Allang verdwenen.’ Zuster Salvia stond met haar rug naar haar toe, maar ze wist nog steeds wat Flora deed. ‘En je moet je mond houden.’ Toen klonken er rennende voetstappen en er stormde nog een bij de kamer binnen. Geschrokken bleef ze staan toen ze de priesteres tegenover zich zag. ‘Zuster Salvia, we wisten niet dat u zou komen.’ Aan haar fel glimmende strepen te zien was ze een oudgediende, maar haar vacht was geel, haar gezicht grof en haar antennes dof. Ze maakte een diepe buiging. Zuster Salvia neeg haar hoofd. ‘Zuster Kaardebol. Gaat het wel?’ ‘Maar natuurlijk; een Kaardebol is altijd even sterk en paraat. In deze sibbe zult u geen ziekte aantreffen. Waarom? Is er een zieke aangetroffen?’ ‘Nee, nee, absoluut niet.’ Zuster Salvia hield haar aandacht even op de verste muur gevestigd. Flora keek ook. Waar de versleten tegels eindigden, tekende zich heel vaag een derde deur af.
18
Zuster Kaardebol wrong haar handen ineen. ‘Een bezoek van een Melissenpriesteres is altijd een eer – maar had zuster in haar wijsheid niet verordend om deze kant van de Kinderkamer af te sluiten? Anders was er vast iemand hier geplaatst om u te ontvangen...’ ‘Ik wilde geen aandacht trekken.’ Zuster Salvia keek de schemerige gang in waaruit zuster Kaardebol was gekomen en deze maakte van de gelegenheid gebruik om Flora aan te staren. Opgeschrikt door haar voelbare afkeuring probeerde Flora een onhandige buiging. Zuster Kaardebol gaf haar een harde tik op de dichtstbijzijnde knie. ‘Recht vooruit, nooit uit elkaar!’ Ze keek naar zuster Salvia. ‘De brutaliteit! Maar afgaande op haar vochtige vacht is ze net uit... Ik begrijp het niet?’ ‘We waren verplicht te wachten terwijl er een dar uitkwam. Daar heeft ze die fratsen gezien.’ ‘O, een nieuwe prins! Wat een eer voor onze huif – was hij meteen al heel knap? Of worden ze dat als hun vacht opkomt? Wat zou ik graag...’ ‘Zuster Kaardebol, hoeveel verzorgsters heb je verloren?’ ‘Sinds de laatste inspectie?’ Zuster Kaardebol keek geschrokken. ‘Vergeleken bij andere afdelingen maar heel weinig. Wij zijn niet als de veldbijen, wij houden ons verre van de buitenwereld en zijn gevaren – maar zelfs onze sibbe heeft soms verliezen te verduren...’ Ze schraapte haar keel. ‘Zes, zuster Salvia, sinds de laatste inspectie. Bij de minste blijk van wanorde of een zweem van ziekte, haal ik ze weg – we nemen geen risico. En hier hebben we natuurlijk alleen de zuiverste sibbe, en de gehoorzaamste.’ Ze kuchte. ‘Zes, zuster.’ Zuster Salvia knikte. ‘En wat weet je over andere afdelingen?’ ‘O! Alleen maar keukenmeidenkletspraat, geroddel, niets wat voor herhaling vatbaar is.’
19
‘Herhaal toch maar.’ Zuster Salvia richtte nu al haar aandacht op zuster Kaardebol en liet haar geur opkomen. Flora keek omlaag naar de wastegels en verroerde zich niet. Z u s t e r Kaardebol wrong haar handen ineen. ‘Zuster Salvia, we boffen heel erg op de Kinderkamer, volop voedsel, alles wordt ons gebracht – we komen niets tekort, we zijn niet blootgesteld aan gevaren...’ Ze aarzelde. ‘Vooruit, zuster Kaardebol. Vertel het maar.’ Zuster Salvia was kalm en vriendelijk, en zuster Kaardebol durfde op te kijken. ‘Er wordt gezegd dat regen het seizoen bederft, dat de bloemen ons mijden en ongeboren afvallen, dat veldbijen uit de lucht neerstorten en niemand weet waarom!’ Ze plukte zenuwachtig aan haar vacht. ‘Er wordt gezegd dat we van honger zullen omkomen en dat de baby’s dood zullen gaan en mijn kleine verzorgsters maken zich zulke zorgen dat ik bang ben dat ze zullen vergeten...’ Ze schudde haar hoofd. ‘Niet dat ze dat doen, zuster, nooit, want ook al zouden ze kunnen tellen, ze staan onder streng toezicht en de roosters worden altijd strikt nageleefd – u mag me doden als het niet zo is.’ ‘Daar hoef je me geen toestemming voor te geven.’ Zuster Kaardebol barstte in lachen uit en greep naar een van haar handen. ‘O, zuster Salvia, het doet me zo goed om grapjes met u te maken – nu heb ik gezegd wat me dwarszit en ben ik niet bang meer.’ ‘Dat is de rol van de Melissen: zij nemen alle angsten op zich zodat de huif onbekommerd is.’ Zuster Salvia gaf een kalmerende geur af die de kamer vulde. ‘Amen,’ zei zuster Kaardebol. ‘Maar wel jammer voor die dappere Distelsibbe.’ ‘Waarom? Wat hebben ze gedaan?’ Te laat bedacht Flora zich. 20
Zuster Kaardebol keek haar verontwaardigd aan en vergat haar eigen ontsteltenis. ‘Ze práát? Wat een schaamteloosheid. Zuster Salvia, hou me niet langer in spanning en zeg me waarom ze hier is. Als het is om schoon te maken, dan zal ik haar inlijven bij de volgende ploeg – maar ik hoop dat niet de hele Schoonmaakdienst tegenwoordig over een tong beschikt, want dan wordt het hommeles.’ Ze staarde Flora boos aan. ‘Luidruchtige, vieze wezens.’ ‘Velt zuster Kaardebol een oordeel over ons doel?’ ‘Nee, zuster, vergeef me.’ ‘Wees dan zo goed eraan te denken dat Variatie niet hetzelfde is als Misvorming.’ ‘Zuster vereert mij met haar grote wijsheid – maar in mijn onwetende ogen zijn die begrippen een en hetzelfde.’ Zuster Kaardebol deed een stap terug van Flora. ‘Wat is ze monsterlijk groot – en als die vacht droog is, zal hij net zo dik zijn als die van een dar en haar pantser is even zwart als dat van een kraai – niet dat ik er ooit een heb gezien, Moeder zij dank.’ Zuster Salvia werd heel stil. ‘Misschien ben je moe na zo’n lange diensttijd? Je hart is loyaal en wil graag van dienst zijn, maar je geest is vermoeid?’ Zuster Kaardebol schudde geschrokken haar hoofd. Zuster Salvia wendde zich tot Flora. ‘, doe je mond open en laat zuster Kaardebol kijken.’ Flora deed wat haar gezegd werd en zuster Kaardebol tuurde onmiddellijk naar binnen. Ze keek zuster Salvia verbaasd aan. Toen greep ze Flora’s tong, trok die er in zijn volle lengte uit waarna ze hem met een knal liet terugschieten. ‘Ik begrijp het! Het is inderdaad mogelijk, maar met die tong komt...’ ‘Ze zal het gebruik ervan verliezen wanneer het tijd is om
21
terug te keren naar haar sibbe. En mocht het blijven, dan zal ik persoonlijk alle kennis uit haar brein verwijderen. Test haar en als ze niets produceert, moet je haar onmiddellijk wegsturen.’ Zuster Salvia keek Flora vriendelijk aan. ‘Dit experiment is een groot privilege. Wat zeg je daarvan?’ ‘Aanvaard, gehoorzaam en dien.’ De woorden ontsnapten ongevraagd aan Flora’s mond. Zuster Kaardebol sidderde. ‘Laten we er het beste van hopen. Wat een monster.’ Beschaamd zocht Flora de bescherming van zuster Salvia, maar de priesteres was verdwenen. ‘Zo zijn ze.’ Zuster Kaardebol bekeek haar. ‘Je weet nooit waar je met hen aan toe bent, het is altijd weer een verrassing. Nou, kom maar mee.’ Ze duwde een deur open en Flora rook de zoete, zuivere geur erachter. ‘Als het niet zuster Salvia zelf was geweest die me dit heeft opgedragen, zou ik het heiligschennis noemen.’ Ze duwde Flora met haar voet naar binnen. ‘Laten we maar gelijk beginnen.’
22
Vier
De enorme Kinderkamer stond vol met rijen glimmende wiegen en boven sommige kringelden lichtstreepjes. Flora volgde zuster Kaardebol verder het vertrek in. Tot haar verwondering was het licht in feite een lichtgevend vocht dat druppelsgewijs uit de mond van de jonge, over de wieg gebogen verzorgsters kwam. Door de afdeling liepen zwijgend nog veel meer jonge en knappe verzorgsters; hun monden gloeiden. ‘Wat mooi!’ Ondanks haar wrevel streek zuster Kaardebol haar borstvacht glad en ze knikte. Ze wees op een wieg die niet verzorgd werd. ‘Welk geslacht?’ Flora keek erin. De larve was net uitgekomen, en aan de doorschijnend witte huid kleefden nog zachte, paarlemoeren schilfers. Het kleine gezichtje was gesloten in slaap en erboven geurde het naar zoete melk. ‘Een meisje. Ze is beeldschoon.’ ‘Het is maar een gewone werkster. Zoek nu een jongen.’ Zuster Kaardebol wees op de grote Kinderkamer. ‘Ja zuster.’ Flora zette haar antennes op. Rij na rij snoof ze de sterke, onveranderlijke geur op van meisjesbaby’s. ‘Dat kun je niet hiervandaan doen, onnozel wicht.’ Flora gaf geen antwoord. Ze kon ruiken tot welke sibbe de
23
jonge verzorgsters behoorden en alle duizend meisjesbaby’s. Er was geen geur van een jongensbaby. ‘Ik heb gezocht en er is er niet één. Hoe komt dat?’ Zuster Kaardebol staarde haar aan. ‘Laat in het seizoen houdt Heilige Moeder op ze te maken.’ Ze huiverde. ‘Een goed reukgevoel is niet voldoende om je uit de Schoonmaakdienst te houden. Hou je vermetele tong en laten we dit dwaze experiment afmaken.’ Zuster Kaardebol duwde Flora naar de eerste wieg die ze haar had gewezen en klopte tegen de zijkant zodat het kleine wezentje wakker werd. Toen het haar mond opende en begon te huilen, vouwde zuster Kaardebol voldaan haar armen over elkaar en keek Flora aan. ‘En nu?’ Flora boog voorover om te kijken en het wezentje kromde zich en strekte zich naar haar uit. Haar warme geur steeg nog sterker omhoog, verweven met het tere parfum van de Koninginneliefde. Onmiddellijk begonnen Flora’s wangen vanbinnen op twee plekken te tintelen en haar mond liep vol met zoet vocht. In paniek keek ze naar zuster Kaardebol. ‘Vloeisel!’ riep zuster Kaardebol. ‘Niet inslikken, laat het lopen.’ Ze zette Flora in de juiste positie terwijl de lichtgevende druppels uit haar mond vielen. Ze vielen op de babylarf, die ophield met huilen en zich in allerlei bochten wrong om ze op te likken. De druppels werden een dun stroompje dat een plas vormde om het babylijfje, totdat het niet meer kon drinken. Het vocht hield op te vloeien en Flora’s wangen trilden niet langer. Volslagen uitgeput steunde ze tegen de zijkant van de wieg. De baby groeide zienderogen en de onderkant van de wieg gloeide. Van alle kanten keken andere verzorgsters toe. ‘Nou nou,’ zei zuster Kaardebol. ‘Het is dat ik het met eigen ogen heb gezien. Een flora van de Schoonmaakdienst die in
24
staat is koninginnengelei te maken – Vloeisel.’ Ze corrigeerde zichzelf. ‘Je mag het alleen Vloeisel noemen.’ ‘Waarom zuster?’ Flora was warm en slaperig. ‘Sst,’ zei zuster Kaardebol. ‘Geen vragen. Het enige wat je moet onthouden is te voeden volgens de instructies van je meerdere. Geen druppel meer, ook al vragen de baby’s erom. En dat doen ze. Nu moet ik een plek voor je vinden waar je kunt slapen – al weet ik niet wat de andere meisjes ervan zullen zeggen. Verwacht niet dat ze je zullen aanraken of willen borstelen.’ Zuster Kaardebol bracht Flora naar een rustruimte waar jonge zorgbijen zachtjes lagen te praten of te slapen. Om hun monden gloeiden laatste sporen na. Flora ging onmiddellijk liggen. ‘Flora is hier op uitdrukkelijk verzoek van zuster Salvia.’ Zuster Kaardebol sprak op een toon die geen tegenspraak duldde. ‘Ja, ze produceert Vloeisel en ja, dat is niet volgens de regels van haar sibbe, maar met alle regen, kou en gebrek aan voedsel leven we nu eenmaal in een periode waarin niets volgens de regels is, dus we zullen allemaal behulpzaam zijn. Is dat duidelijk?’ De verzorgsters mompelden instemmend en zetten voedsel en drinken binnen Flora’s bereik, maar die was te moe om zich te bewegen. Boven haar ging de stem van zuster Kaardebol door en ze wist dat de geur die opsteeg toen de raat trilde de Koninginneliefde was en dat dit het Devotiesacrament was. Ze wilde zich aansluiten bij de in geurige harmonie biddende zusters, maar het vertrek was warm en donker en het bed was zacht. Net als het werk van de andere verzorgsters was dat van Flora eenvoudig. Ze moest de baby’s Vloeisel geven zoals geïnstrueerd, uitrusten als de toevoer ophield en daarna opnieuw be-
25
ginnen. Zoals zuster Kaardebol nadrukkelijk aan zuster Salvia te kennen had gegeven, werd de voedingstijd strikt in acht genomen en aangegeven met verschillende bellen die te kennen gaven dat een bepaald gedeelte van de Kinderkamer meer moest voeden of ermee moest ophouden. Het onophoudelijke rinkelen van bellen en de energie die de gevoede larven uitstraalden produceerden een intense, onwezenlijke sfeer in de Kinderkamer, maar één geluid trok altijd Flora’s aandacht. Dat was de heldere, volle klank van de zonnebel, die met zijn bijzondere frequentie alle bijen liet weten dat er buiten de veilige muren van de huif weer een dag was aangebroken. Flora genoot vooral van de speciale trilling en beluisterde die vanwege het bijzondere genot. Om de drie bellen deden de toeziende zusters de ronde en namen alle verzorgsters mee bij wie de vacht overeind was gaan staan en die minder Vloeisel begonnen te geven, en ze vervingen hen door nieuwe, net uit de Aankomsthal, bij wie de vacht nog zacht en vochtig was. Flora’s vacht was niet veranderd, dus bleef ze. Bij de zesde bel waren alle verzorgsters om haar heen vervangen, maar haar Vloeisel bleef onverminderd vloeien. Ook toeziende zusters werden vervangen, en er waren altijd een aantal Kaardebol onder hen. Terwijl ze hun doen en laten gadesloeg, begon Flora te begrijpen hoe de Kinderkamer functioneerde. De wiegen rouleerden voortdurend. Elke dag maakten de verzorgsters die op het punt stonden te vertrekken er een duizendtal schoon, vervolgens kwam er een klein leger schoonmaaksters om het afval op te ruimen en de vloeren te schrobben. Flora sloeg hen stiekem gade. Ondanks het feit dat ze nooit oogcontact maakten of iets zeiden, liet hun krachtige energie zich gelden en alle verzorgsters waren opgelucht wanneer ze vertrokken, met name Flora, die zich schaamde voor haar eigen sibbe. Dan maakten de verzorgsters de lege wiegen
26
in de net schoongemaakte afdeling gereed en de toeziende zusters zeiden reinigingsgebeden, waarna er een glinsterende geursluier over de gehele afdeling viel, die nu klaar was voor het Koninklijke Bezoek, gedurende welke gelegenheid de Koningin haar eieren legde. Bij de volgende zonnebel steeg in de Kinderkamer het verrukkelijke aroma van nieuw leven op en een duizendtal nieuwe, vlekkeloze en volmaakte eieren lag in hun wieg. Alle bijen in de Kinderkamer zongen gezamenlijk lofzangen op de vruchtbaarheid van hun Onsterfelijke Moeder. Het duurde nog drie zonnebellen voordat de larvenbaby’s uit de eieren kwamen en dan was het tijd om hun Vloeisel te voeden. Terwijl een oudere zuster de daaropvolgende drie dagen volgens een strikt tijdschema toezicht hield, zagen Flora en andere voedende verzorgsters verbaasd hoe de baby’s zienderogen groeiden. Hun veranderende lijfjes gaven een heerlijke geur af en dan kwam het onverbiddelijke moment waarop de toeziende zusters met een korte fluittoon aangaven dat het voeden moest stoppen. Hoe hongerig een baby ook mocht zijn, er mocht geen druppel meer gegeven worden want nu was moment daar om ze te spenen in de zaal van Afdeling Twee. Dat leek Flora een zeer aantrekkelijke plek om te werken. Ze had vaak door de dikke dubbele deuren die de twee kinderafdelingen van elkaar scheidden een glimp opgevangen van oudere verzorgsters die met de grotere kinderen speelden en hen zelfs in hun armen hielden. Flora vond alles wat te maken had met de Overgangsceremonie opwindend, van de manier waarop de baby’s begonnen te bewegen en opgewonden lachten bij de heerlijke voedselgeuren die door de dubbele deuren kwamen, tot de eerste flarden van de blije liederen die de zusters die hen kwamen halen zongen. Ze maakten voor iedereen in de zaal van Afdeling Eén,
27
zelfs voor Flora, elegante buigingen en namen dan de lachende baby’s mee in hun armen, waarna de deuren zich zachtjes achter hen sloten. Met hun volledig opstaande vacht, elegante ledematen en strakke reverences dwongen deze Viool-, Sleutelbloem- en Wikkesibben van Afdeling Twee Flora’s speciale bewondering af. In de schemerige, gewijde atmosfeer van Afdeling Eén oefende ze stiekem haar eigen reverence om haar beschamend brede, naar buiten gekeerde voetenstand af te leren – voor het geval zuster Salvia weer zou komen en haar naar Afdeling Twee zou overplaatsen. Dit was zo’n heerlijke gedachte, dat Flora haar opnam in haar gebeden tijdens Devotie. Ze vergat haar elke keer dat het betoverende parfum van de Koninginneliefde door de raat opsteeg, maar toen de verzorgsters weer waren vervangen en haar vacht nog steeds niet overeind was gaan staan, verzamelde ze al haar moed en ging op zoek naar zuster Kaardebol. ‘Je wilt overplaatsing?’ Zuster Kaardebol staarde haar verbijsterd aan. ‘Van Afdeling Eén, de meest gewijde plek in de huif? Waarom? Dichter bij Hare Majesteit zul je nooit komen. Ze komt hier elke dag langs!’ ‘Maar ik heb nooit gezien...’ Zuster Kaardebol gaf Flora een stevige draai om haar antennes. ‘Onbeschaamd, onwetend wicht! Denk je nu echt dat een flora, een schoonmaakster, ooit in de aanwezigheid van Hare Majesteit zelf zal kunnen verkeren? Ik wist wel dat dit zou gebeuren, ik was er van het begin af aan tegen – mag ik je ook vragen waarom je zo graag overgeplaatst wilt worden naar Afdeling Twee?’ ‘Het ziet er daar zo licht en gelukkig uit. En de verzorgsters spelen met de kinderen.’
28
‘Ja, en het resultaat is dat ze behept zijn met frivoliteit en aanhankelijkheid. Ik kan het niet geloven – je wilt van de Koningin vandaan? Zeg, vertel eens, denk je soms dat je een veldbij bent, in staat om te overleven zonder de goddelijke geur van onze Heilige Moeder? Want je vindt het kennelijk niet genoeg om verzorgster te zijn!’ ‘Zuster, het is... neem me niet kwalijk dat ik het vraag...’ Maar het was al te laat. De opwinding van zuster Kaardebol verspreidde zich over de gehele afdeling. De baby’s werden lastig, afgeleide verzorgsters keken op van het voeden en Vloeisel spetterde op de wiegen. Zuster Kaardebol gebaarde met haar armen naar hen. ‘Concentratie!’ Ze wendde zich weer tot Flora: ‘Nu moet je eens goed naar mij luisteren. Wij verlenen hier één dienst: identieke zorg voor identiek broed. Er wordt niet geïmproviseerd, er wordt geen overplaatsing gevraagd en totdat jíj ons werd opgedrongen kende de vlekkeloze sibbe van onze verzorgsters geen uitzondering.’ ‘Ik weet het zuster en ik ben erg dankbaar. Maar er zijn al zoveel zusters vervangen.’ ‘Wat gaat jou dat aan? Heb je soms geprobeerd te tellen?’ Zuster Kaardebol kwam dicht bij haar staan. ‘, heb je soms de roosters bestudeerd? Biecht onmiddellijk op als dat zo is, want het gaat om de veiligheid van de huif – wat weet je ervan?’ Haar geur vertoonde sporen van bezorgdheid en de baby’s begonnen weer te huilen. ‘Niets, zuster. Ik wilde het alleen maar vragen...’ ‘Dat is het, dat is de kern van alles: je wílde!’ Zuster Kaardebol bracht haar trillende antennes terug in hun normale staat en keek toen weer boos naar Flora. ‘Begeerte is zonde, IJdelheid is zonde – het is prachtig hoor, al dat bidden en oefenen, , want denk maar niet dat ik niet heb gezien hoe je je belachelijke reverence oefent...’ 29
‘Ledigheid is zonde.’ Vernederd door haar ontmaskering vervolgde Flora de catechismus. ‘Tweedracht is zonde. Gulzigheid is zonde...’ ‘En wat je eetlust betreft, die is even erg als die van een dar. Die vrome Salvia mag vinden wat ze wil...’ en hier keek zuster Kaardebol snel de zaal rond, ‘... maar je bent je soort ten voeten uit. Hebberig, lelijk, koppig. Meisjes, wat is ons eerste gebod?’ ‘Aanvaard, gehoorzaam en dien,’ zongen de verzorgsters, die hadden meegeluisterd en nu Flora aanstaarden. ‘Aanvaard, gehoorzaam en dien.’ Flora knielde voor zuster Kaardebol. ‘Een flora mag geen was maken, want zij is onrein, noch Propolis, want ze is onhandig, en nimmer mag ze op voedsel uitgaan, want ze heeft geen smaak, maar ze mag alleen schoonmaken en iedereen mag haar werk opdragen.’ ‘Juist.’ De antennes van zuster Kaardebol bewogen krampachtig. ‘En toch ben je hier en voed je de pasgeborenen van de Koningin. De zomer is koud en flora’s praten: het is de wereld op zijn kop! Wees dankbaar voor de eer, want het zal gauw voorbij zijn. Wist ik maar wanneer, want ik heb nooit meegemaakt dat jouw soort Vloeisel maakt.’ ‘Wat betekent het, dat mijn kennis gewist wordt?’ Zuster Kaardebols gelaatsuitdrukking werd milder. Ze zuchtte. ‘Daar zul je snel genoeg achter komen. Nu, doe ons allebei een lol en stel geen vragen meer.’ Flora keerde terug naar de grote zaal; haar hoop had plaatsgemaakt voor angst. Ze voegde zich bij een groep verzorgsters die wachtte om te horen welke sectie hierna Vloeisel moest krijgen; hun monden liepen al over van het heldere vocht. De bel ging en voor hen uit rende een donker schoonmaakstertje om te zorgen dat ze niet in de weg liep. Terwijl ze achteraan liep, zag Flora haar duidelijk: ze maakte zich klein met haar stoffer
30
en blik en hield haar vleugels zo in dat ze niet per ongeluk een hogere sibbe zou aanraken. Hun blikken kruisten elkaar even. Het schoonmaakstertje vertrok haar gezicht tot een lachje. Flora keek de andere kant uit en liep haastig door. De volgende baby was groot en hongerig. Ze keek omlaag in de open mond, de aanzet tot de trillingen in haar wangen om het voedingsritueel te beginnen. Er kwam niets. De verwrongen glimlach van de schoonmaakster zat haar dwars en Flora schudde haar hoofd. Ze nam de juiste positie in en concentreerde zich. De baby reikte smachtend met wijd open mond naar haar. Haar wangen begonnen te trillen en er sijpelden een paar druppels Vloeisel uit. Flora schudde haar hoofd zodat ze op de baby vielen die ze hongerig oplikte, omhoogkeek en haar mond voor meer opende. Flora concentreerde zich tot haar mondhoeken pijn deden van de inspanning, maar er kwam niets. De baby begon te huilen. Er verscheen een nieuwe verzorgster naast Flora; haar mond en gezicht glansden van verse Vloeisel. Ze was nog heel jong en ging volledig op in de voedingstrance. Ze ging naast Flora staan en boog voorover. De heldere stroom begon onmiddellijk te vloeien en het voeden kalmeerde de baby. Verward stapte Flora achteruit. ‘Het was een wonder,’ zei een vriendelijke, bekende stem, ‘dat je hoe dan ook kon voeden.’ Naast haar stond zuster Salvia, prachtig en angstaanjagend. Ze glimlachte. ‘Als je genoeg hebt van je werk, , zal ik je iets laten doen wat spannender is. Beschouw het als nog een test.’
31
Vijf
Bij het zien van zuster Salvia maakten alle verzorgsters en kindermeisjes van Afdeling Twee een reverence, hoewel ze argwanend naar Flora keken, die naast haar liep. De priesteres was niet boos dat ze geen Vloeisel meer had en leek alleen maar te willen praten. ‘Ik zou zeggen dat het experiment een succes was,’ zei ze tegen Flora. ‘En ik weet zeker dat zuster Kaardebol je duidelijk heeft gemaakt wat een voorrecht zo’n gewijde taak is.’ ‘Ja, zuster. Ik ben heel dankbaar.’ ‘Maar je bent heel nieuwsgierig naar Afdeling Twee – naar mijn mening een nogal prozaïsche plek. Waarom?’ Hoe meer Flora inademde van zuster Salvia’s sterke geur, des te kalmer ze werd en ze voelde een onstuitbare drang om de waarheid te vertellen. ‘Op Afdeling Eén is alles altijd hetzelfde.’ Zuster Salvia lachte. ‘Daar gaat het nu precies om bij identieke zorg. Maar jij verveelde je.’ ‘Ja, zuster. Het spijt me.’ Flora liet haar hoofd hangen, maar zuster Salvia duwde het omhoog en legde haar lange antennes over die van haar. ‘We zullen de dwaze reverences en je vermetele hoop om Heilige Moeder te zien vergeten, want ik hoor dat je ook erg toegewijd bent en hard werkt.’ 32
‘Dat hoop ik, zuster.’ ‘En je houdt van de Koningin?’ ‘Met hart en ziel.’ Flora’s antennes trilden toen ze voelde hoe diep zuster Salvia haar brein binnendrong. Zul je alles doen om Haar te dienen? ‘Ik stel mijn hele leven in haar dienst.’ ‘Mooi.’ Zuster Salvia liep verder. ‘In deze periode van voedselschaarste ben je verbazingwekkend nuttig geweest in de Kinderkamer. Soms is het goed om de afwijkende exemplaren te behouden en een beetje te experimenteren.’ Ze glimlachte. ‘Is deze plek zoals je je die had voorgesteld?’ ‘Nog beter, zuster. Het is zo bruisend, met zoveel prachtige dingen...’ ‘Kijk je ogen maar uit. Ik wil dat je hem kent.’ Flora kon Afdeling Twee met haar versieringen en prachtig betegelde speelplekken niet in één keer in zich opnemen. Knappe verzorgsters en kindermeisjes zaten met hun weldoorvoede, kleine pupillen te zingen of spelletjes te doen, of voedden hen van glanzende borden. Overal waren gezonde, mooie kindlarven en hun vrolijke stompe gezichtjes waren bespikkeld met gouden stuifmeelpoeder. Verdwenen was het zware parfum van Vloeisel en biddend gemompel, en daarvoor in de plaats was het lichte aroma van vers brood, kinderversjes en gelach. Zuster Salvia observeerde haar. ‘Wat weet je van voedingspatronen?’ ‘Niets, zuster.’ Flora bewonderde twee dikke kindlarven die het uitproestten terwijl hun verzorgsters hen kietelden. ‘Dat vroeg zuster Kaardebol me ook. Het enige wat ik weet is dat de juiste tijd heel belangrijk is en dat er heel veel bellen zijn.’ Haar armen popelden om zelf een kind vast te houden en ze wendde zich af uit vrees dat ze in de greep van de zonde der Begeerte
33
zou geraken. ‘En we moeten altijd ophouden op het juiste moment en nooit één druppel meer geven.’ ‘Omdat...?’ ‘Dat weet ik niet zeker, zuster.’ Zuster Salvia raakte een van Flora’s antennes met die van haar en Flora voelde haar brein indringend resoneren. Het gevoel werd bijna ondraaglijk en hield plotseling op toen zuster Salvia haar losliet. ‘Mooi. Je bent betrouwbaar.’ Haar lange antennes bogen. ‘Maar vertel me, over mijn zusters Kaardebol: houden ze vergaderingen of bijeenkomsten in de Kinderkamer?’ ‘Ik geloof het niet.’ Flora wilde niets liever dan de priesteres behagen met het juiste antwoord. ‘Maar ik ken alleen die ene, de zuster die toezicht op mij hield.’ ‘O ja, voor jou zijn ze allemaal hetzelfde. En dat zijn ze bijna, hoewel ze zich van spraak moeten bedienen om elkaars gedachten te kennen. Hoogst eigenaardig. Maar zul je het mij vertellen als ze geheime bijeenkomsten houden?’ ‘Ja, zuster.’ Ze waren aan het einde van de zaal van Afdeling Twee gekomen, waar grote versierde panelen weer een doorgang aangaven. Flora kon de tekens niet ontcijferen, maar instinctief wist ze dat ze ze niet moest aanraken. Zuster Salvia beantwoordde haar onuitgesproken vraag. ‘Ze gaan over de Heilige Tijd, toen we allemaal in gebed sliepen.’ Haar stem was zacht en haar gezicht gloeide alsof ze een grote innerlijke blijdschap ervoer. ‘Bij elke Devotie herdenken wij iets van die staat.’ Ze bleef in gedachten verzonken. Flora vond het gepast om zwijgend naast haar te blijven staan. Haar ogen werden getroffen door een beweging. Het was weer zo’n ongelukkige schoonmaakster, die in de goot van de zaal met stoffer en blik in de weer was en Flora en de priesteres
34
rechtstreeks aankeek. Flora drukte haar knieën tegen elkaar en maakte zich zo lang en dun mogelijk, waarmee ze hun verschil probeerde te benadrukken. Al vegend liep de schoonmaakster hun voorbij. Hoewel er niets meer was geweest dan een blik, voelde Flora zich boos en opgewonden. ‘Wees niet boos op jezelf: niemand kan haar sibbe kiezen – anders zouden ze allemaal Salvia zijn.’ De priesteres verkeerde niet meer in haar staat van vervoering en glimlachte. Jouw sibbe is de basis van onze gemeenschap omdat jullie geen botanisch erfgoed hebben. Of beter gezegd, dat halen jullie uit onreine en willekeurige bloemen, die door deze huif worden gemeden.’ ‘Zuster Salvia! Zuster Salvia!’ De hoge, gespannen stem van zuster Kaardebol schalde over de lange, brede gang van Afdeling Twee. Ze roken de damp van haar paniek nog voor ze haar zagen: ze kwam op hen afrennen met wapperende antennes en haar gezicht was vertrokken van angst. ‘Alstublieft... u moet... u allebei alstublieft...’ Zuster Kaardebol kwam nauwelijks uit haar woorden. ‘Iedereen moet zich onmiddellijk melden; de ordepolitie is hier in onze zaal.’ Terwijl Flora zuster Salvia volgde door de zaal van Afdeling Twee, drukten verzorgsters en kindermeisjes hun kleine pupil dicht tegen zich aan en staarden hen zwijgend na. Voor hen uit door de grote openslaande deuren was de zaal van Afdeling Eén niet langer duister en stil, maar fel verlicht en er hing een scherpe, bittere geur. Flora struikelde toen haar brein probeerde zich te herinneren waar ze die van kende. Zuster Salvia nam haar bij de arm om de pas te versnellen en verdikte haar eigen geur om hen heen. ‘Je hoeft niet bang te zijn.’ Ze betraden de zaal. Aanvankelijk dacht Flora dat de ver-
35
zorgsters vertrokken waren, want alle wiegen waren onbeheerd en een paar baby’s huilden al, maar toen zag ze hen allemaal in rijen naast de balie staan. Sommigen huilden openlijk van angst en hun antennes zwaaiden ongecontroleerd heen en weer, anderen stonden stokstijf stil. De ordepolitie stond langs de zijkanten van de zaal. Hun sibbengeuren waren verborgen onder hun geurmasker, hun ogen stonden uitdrukkingsloos en hun donkere vacht was glad tegen de ringen geplakt – maar Flora herkende hen van de Aankomsthal. Zuster Salvia wond een draad van haar eigen geur om Flora’s antennes en Flora voelde hoe haar mond werd dichtgeklemd. De priesteres zette haar aan het einde van de eerste rij, deed vervolgens een stap naar voren en maakte een buiging voor de politie. ‘Zuster Inspecteur, zusters agenten. Welkom.’ De inspecteur salueerde naar haar en draaide zich toen om om de verzorgsters toe te spreken. ‘Er is weer een vleugelmisvorming aangetroffen.’ Het geurmasker vervormde haar stem tot een krassend gegons. Ondanks hun angst mompelden de verzorgsters vol walging. ‘Alle lof voor de waakzame Distelwacht op de vliegplank.’ Haar geur kwam met haperende stoten terwijl ze de verzorgsters monsterde. Zuster Kaardebol barstte in huilen uit. ‘Niet hier, mevrouw Inspecteur. Nooit op Afdeling Eén, dat is onmogelijk... Heilige Moeder komt hier elke dag en Haar geur is zo mooi en zo sterk... er kan geen...’ ‘Zwijg!’ beet de inspecteur haar toe. ‘Denk je dat ik bedoel dat het gebrek van Hare Majesteit afkomstig is? Je bent bijna zelf een verraadster, zuster...’ ‘Moge Heilige Moeder me doodslaan voor mijn volgende ademhaling als dat zo is!’ Zuster Kaardebol liet zich op haar knieën vallen, maar zuster Inspecteur trok haar weer overeind. ‘Neem haar maten op.’ Ze duwde zuster Kaardebol naar
36
twee van haar agenten, die hun zwarte schuifmaat om haar dikke middel klemden. Zuster Kaardebol liet het van angst lopen en de stank vermengde zich met de angststank die opsteeg uit de ademspleten van de verzorgsters. Achter hen begonnen alle baby’s te huilen. Zuster Salvia keek kalm toe. ‘Zij in elk geval niet.’ De inspecteur liet zuster Kaardebol los en richtte zich tot de verzorgsters. ‘Misvormingen zijn een teken dat het kwaad door onze huif sluipt. Ergens houdt zich een profanerende ketter schuil, die het waagt gewijd Moederschap aan de Koningin te ontfutselen. Daarom is er ziekte, daarom ontstaat misvorming. Uit haar bedorven broed!’ Haar antennes zwaaiden schokkerig heen en weer en Flora voelde haar gewelddadige inslag. ‘Alleen de Koningin mag broeden,’ antwoordde zuster Salvia en keek de verzorgsters aan. ‘Alleen de Koningin mag broeden,’ slaagden sommigen erin te antwoorden, maar anderen staarden naar zuster Kaardebol, die zich met beschaamd neergeslagen antennes wanhopig schoonmaakte. De inspecteur hield een lange scherpe klauw op naar de zaal. ‘We zullen elke wieg inspecteren, we zullen de buik van iedere verzorgster opmeten tot we de schuldige gevonden hebben. En daarna zullen we haar smerige lijf uiteenrijten en onze huif van zonde zuiveren.’ ‘Doe wat u moet doen, zuster Inspecteur.’ Zuster Salvia boog opnieuw. Zuster Inspecteur gaf een teken en enkele van haar agenten begonnen systematisch de rijen wiegen te onderzoeken terwijl anderen met hun zwarte schuifmaten de maat opnamen van de doodsbange verzorgsters. Toen zij aan de beurt was, keek Flora angstig naar zuster Salvia, ervan overtuigd dat haar gretige trek haar als verdoemd
37
zou brandmerken, maar de priesteres sloeg geen acht op haar. De schuifmaat ging om haar buik, maar de politie liep door en nam van iedere bij de maat tot alle verzorgsters gecontroleerd waren en er niemand schuldig was bevonden. Degenen die het durfden, draaiden zich om om naar de wiegen te kijken waarin de larvenbaby’s jammerden terwijl de agenten hen een voor een oppakten. Met krachtige trillingen scanden hun antennes de kleine, tere lijfjes. De baby’s huilden angstig en braakten hun Vloeisel op en deze stank vermengde zich met hun kinderontlasting. ‘Gij die ons aller Moeder zijt,’ de stem van zuster Kaardebol was schor en iel, maar de verzorgsters vielen ter ondersteuning bij. ‘Uw schoot is heilig,’ zongen ze om hun angst te bedwingen. ‘Uw bruidsvlucht is volbracht, u bent de Koningin.’ Flora wilde meedoen, maar de geur van zuster Salvia had haar volledig verstijfd. ‘Van de dood komt eeuwig le...’ De mooie stemmen verstomden toen uit een van de wiegen indringende kreetjes klonken. Alle verzorgsters keken vol afgrijzen toe hoe een van de agenten zich erover boog. De kreetjes werden een angstig krijsen toen de agent een larvenbaby omhooghield die uit alle macht probeerde zich op te rollen. Een andere agent trok haar open, en ze hoorden de huid scheuren. Zuster Salvia, die naast Flora stond, trok een klauw uit haar handschoen. ‘Breng haar hier.’ Terwijl ze de kreten van de baby smoorde, scande ze haar met zacht gloeiende antennes tot de paarlemoeren huid verschrompelde. ‘Het is mogelijk,’ verklaarde ze. ‘Ze heeft een vieze, vreemde lucht.’ ‘Dat is angst,’ riep zuster Kaardebol. Zuster Inspecteur negeerde haar, hield de baby omhoog
38
en prikte haar aan haar haak. Terwijl ze haar aan haar agenten voorhield, krijste en kronkelde de baby in haar doodstrijd. ‘Vernietig haar.’ ‘Wacht.’ Zuster Salvia wees naar Flora. ‘Zij moet het doen.’ Met een schok voelde Flora dat ze zich weer kon bewegen. Zuster Inspecteur trok haar klauw van de larvenbaby om haar op de grond te laten vallen, maar Flora ving de baby op en drukte haar tegen zich aan, het eerste kind dat ze ooit vasthield. Het warme bloed sijpelde in haar vacht en ze drukte het doodsbange kleine wezentje dicht tegen zich aan in een poging het bloeden te stelpen. Eet haar levend op. De stem sprak in Flora’s hoofd. Ze drukte de baby nog steviger tegen zich aan en door haar antennes sneed een snerpend geluid. Doe het . Rijt haar uiteen. Flora boog haar hoofd over dat van de baby en schermde haar af met haar armen. De stem in haar hoofd bulderde luider: . Ze had het gevoel dat haar antennes barstten van de klap die ze kreeg. Ze wankelde en viel, met de baby nog steeds tegen zich aan gedrukt. Het regende slagen en haar antennes werden twee sprieten die bonkten van ondraaglijke pijn. De gillende baby werd uit haar armen gerukt. Ze voelde haar warme bloed in haar gezicht spetteren en hoorde hoe het vlees uiteen werd gereten en het gegrom van de ordepolitie die het verslond. Flora gilde, waarbij haar tong in haar mond werd verdraaid en de schreeuw in haar mond bleef steken. ‘Dat was te veel gevraagd.’ De stem van zuster Salvia was zacht en vriendelijk. ‘Einde experiment.’
39