Vrouwen van Rome
Annelise Freisenbruch
Vrouwen van Rome Seks, macht & politiek in het Romeinse rijk
Vertaald door Mieke Lindenburg
Athenaeum—Polak & Van Gennep Amsterdam 2011
Voor mijn ouders
Oorspronkelijke titel First Ladies of Rome © 2010 Annelise Freisenbruch Vertaling © 2011 Mieke Lindenburg/ Athenaeum—Polak & Van Gennep, Singel 262, 1016 ac Amsterdam Omslag Anneke Germers Omslagillustratie © Getty Images/ Hulton Archive Kaart © Hannie Pijnappels Boekverzorging Hannie Pijnappels
isbn 978 90 253 6839 5/ nur 683 www.uitgeverijathenaeum.nl
Inhoud
Inleiding Ik, Claudia... Odysseus in vrouwengewaad: het ontstaan van een Romeinse first lady De eerste keizerlijke familie: de vrouwen van Augustus Familievete: de prinses van het volk en de vrouwen van Tiberius’ regering Heksen van de Tiber: de laatste keizerinnen van het Julisch-Claudische huis Cleopatra in het klein: een Joodse prinses en de first lady’s van de Flavische dynastie Goede keizerinnen: de first lady’s van de tweede eeuw Een filosofe op de keizerstroon: Julia Domna en het ‘Syrische matriarchaat’ De eerste christelijke keizerin: vrouwen in de tijd van Constantijn Bruiden van Christus, dochters van Eva: de first lady’s van de laatste Romeinse dynastie Nawoord Dankwoord Een opmerking over het gebruik van namen Noten Een keuze uit de bibliografie Stambomen Register
9 21 63 109 148 194 228 261 298 330 375 378 380 381 417 435 448
Inleiding
Ik, Claudia... De gemalin van Caesar hoort een onberispelijk leven te leiden. Plutarchus, Het leven van Julius Caesar Mrs Landingham, The West Wing1 Wanneer bezoekers van het Museum van Klassieke Archeologie van de Universiteit van Cambridge het idee hebben dat ze in het privéparadijs van een excentrieke kunstverzamelaar zijn beland, dan kun je hun dat moeilijk kwalijk nemen. Kuier maar eens door die langgerekte, galmende ruimte met het hoge, glazen dak, begeleid door de zachte ‘soundtrack’ van de potloden waarmee kunstenaars zitten te schetsen, en je wordt onthaald op een verzameling van meer dan vierhonderd alom bekende beelden uit de klassieke oudheid. Je ziet daar de friezen en frontons, door Lord Elgin uit het Parthenon meegenomen; je ziet de Apollo van het Belvedère, ooit vereerd als het fraaiste exemplaar van alle bewaard gebleven antieke beelden; je ziet het aangrijpende, uit het Vaticaan afkomstige beeldhouwwerk van de gedoemde Laocoön en zijn zoons die, door twee zeeslangen omstrengeld, een wisse verdrinkingsdood tegemoet gaan in het water voor de muren van Troje. Wanneer je bij de laatste afdeling van het museum belandt, sta je oog in oog met een Romeinse eregalerij, de lichaamloze gelederen bustes van de mannen die over het Romeinse rijk hebben geheerst. De meeste beroemde namen zijn erbij; marmeren gezichten die de herinnering oproepen aan de bijbehorende, bekende historische figuren: een mollige, nog jonge Nero, een rimpelige, onverzettelijke Vespasianus, een beschaafde, bebaarde Hadrianus en een magere, misnoegde Commodus. Ergens achteraan in deze illustere galerij van grijze, patricische koppen bevindt zich het ietwat uit de toon vallende, gladde, bleke gezicht van een vrouw. Alleen haar naam staat op het kaartje eronder: Faustina Minor. Meer niet. Het is een geretoucheerd, bloedeloos masker van een gezicht, uitdrukkingloos en ondoorgrondelijk. Haar gekamde inleiding
9
haar vertoont zorgvuldig aangebrachte, regelmatige golfjes, en de lege kassen van haar amandelvormige ogen staren naar iets achter ons.3 Wat rest ons nog van de vrouw die zij ooit is geweest? Want dit is louter nog een schim, niet alleen doordat het een levenloos geheel is, maar ook doordat het, net als de meeste andere voorwerpen in dit museum, een kopie is, een gipsen afgietsel van het origineel, meer dan een eeuw geleden vervaardigd, toen verzamelingen van zulke afgietsels en ook het bestuderen van de klassieke kunst bijzonder in zwang waren. Het valt niet mee om de identiteit vast te stellen van gezichten uit de oudheid, en het staat dan ook niet eens vast dat het hier werkelijk om Faustina Minor gaat, een naam die waarschijnlijk niet al te veel mensen ook maar vaag iets zal zeggen, hoewel zij getrouwd was met de intens bewonderde Marcus Aurelius, de zestiende keizer van Rome. Hoe moeten we ons het leven voorstellen van de vrouw achter dat raadselachtige gipsafgietsel, een vrouw die over de schouder van haar man uitkeek over een keizerrijk, maar over wier leven betrekkelijk weinig is overgeleverd? De verleiding om voor Pygmalion te spelen, om je fantasie de vrije loop te laten en Faustina en de andere vooraanstaande vrouwen van het keizerlijke Rome tot leven te wekken, is enorm. Heel wat schilders, beeldhouwers en schrijvers zijn daar in de loop van de tijd al voor bezweken. Het invloedrijkste van alle portretten is misschien wel dat van de hand van de Britse auteur Robert Graves, die in augustus 1933, toen hij in ballingschap in het slaperige dorpje Deia op Mallorca woonde, zijn nieuwste manuscript naar zijn uitgever in Londen stuurde, zonder al te veel hoop dat hij met de opbrengst hiervan een schuld van vierduizend pond vanwege de aankoop van een huis zou kunnen voldoen. Dat boek was I, Claudius, een verhaal over de eerste keizerlijke dynastie van het Romeinse rijk, in de ik-vorm verteld door de stotterende Claudius, de vierde keizer van Rome. Graves liet zich smalend uit over zijn eigen boek. Hij noemde het een ‘uit zijn hoge hoed getoverd literair werkje’, maar het ontpopte zich als een enorm commercieel succes en kreeg lovende recensies, evenals het vervolg, Claudius de God. De twee boeken zijn in 1976 tot een televisieserie voor Engeland en de Verenigde Staten bewerkt. De in dertien afleveringen uitgezonden kroniek, aan de man gebracht met de wervende kreet ‘Het familiebedrijf dat de wereld bestuurde’, werd binnen de kortste keren reusachtig populair. De serie oogstte veel waardering voor de Britse 10
vrouwen van rome
cast, die uit louter sterren bestond, en overtrof alle kijkcijfers. Maar doordat het zwaartepunt van het verfilmde verhaal enigszins was verschoven ten opzicht van dat in Graves’ boeken, waren de werkelijke sterren van de film, degenen die in de meeste scènes de toon aangaven, die op de meeste aandacht mochten rekenen van de critici en wier gezichten samen hét imago van de serie vormden, de vrouwen in Claudius’ leven: vooral zijn grootmoeder Livia, de gemalin van Augustus, de eerste Romeinse keizer, en verder Messalina en Agrippina, Claudius’ derde en vierde vrouw. Deze vrouwen vormden een gevaarlijk trio. De machiavellistische Livia ruimde meedogenloos alle rivalen van haar zoon Tiberius uit de weg, Messalina was een moordzuchtige verleidster die haar oudere echtgenoot bedroog en vernederde, en Agrippina een zwarte weduwe, die uiteindelijk de hand had in Claudius’ dood.3 De recente, populaire televisieserie Rome, waarin Julius Caesars nicht Atia de kwaadaardigste en gedenkwaardigste rol toebedeeld heeft gekregen, is onmiskenbaar beïnvloed door I, Claudius. We weten amper meer van Atia’s leven af dan dat ze waarschijnlijk een toegewijde en rechtschapen moeder voor haar zoon Octavianus is geweest, maar in de serie werd ze met verve neergezet als een geslepen, amorele verleidster: duidelijk een culturele erfenis van de televisieserie uit de jaren zeventig. Het weinig vleiende portret dat Graves zelf van de vooraanstaande Romeinse vrouwen had geschreven, was echter ook niet zomaar uit ’s schrijvers inspiratie en fantasie voortgekomen. Hij had ervoor gekozen om grotendeels gebruik te maken van de beschrijvingen die de bekendste en meest gerenommeerde Romeinse geschiedschrijvers van hen hadden gegeven, en liet zich daar zelfs op voorstaan. ‘Ik ben nergens tegen de geschiedenis ingegaan,’ schreef hij ter verantwoording van het thema van zijn boeken, en om de manier waarop hij de vrouwen van de eerste Romeinse dynastie had afgeschilderd te rechtvaardigen, citeerde hij Romeinse historici van het kaliber van Tacitus en Suetonius.4 Wanneer we de literaire kronieken uit de oudheid lezen waardoor Graves zich heeft laten inspireren, lijkt er op het eerste gezicht niets mis met zijn karakterbeschrijvingen. Behalve Livia, Messalina en Agrippina bevat een willekeurige greep uit de stereotiepe levensbeschrijvingen van de Romeinse keizerlijke vrouwen ook een gevatte keizersdochter die haar vader te schande maakte door zich geregeld een stuk in de kraag te drinken op het Romeinse forum en vervolgens op het spreekgestoelte de liefde te bedrijven met wildvreemde mannen; een ijdele, inleiding
11
mooie maîtresse die de keizer ophitste om zijn moeder te vermoorden, zodat hij met haar kon trouwen; een getrouwde vrouw die het met een toneelspeler hield en daarna meedeed aan een samenzwering om haar echtgenoot uit de weg te ruimen; en een stiefmoeder die haar eigen stiefzoon probeerde te verleiden, zijn executie bekokstoofde en voor straf in kokend water werd gegooid. Julia, Poppaea, Domitia en Fausta – het zijn maar een paar van de dames die ervoor hebben gezorgd dat de vrouwen uit Rome gedurende de gehele geschiedenis overwegend met een uiterst kil oog zijn bekeken. Ze zijn zelfs steeds in zo’n kwaad daglicht gesteld dat menigeen hen in de loop der eeuwen als argument heeft gebruikt om vrouwen alle politieke macht te onthouden, en dat men met hun gezicht op de proppen kwam – in sommige gevallen letterlijk – als voorbeeld van verderfelijke monsters van moordzucht, zedeloosheid en algehele misdadigheid.5 Graves is namelijk geenszins de eerste geweest die de vrouwen uit de oudheid opdolf uit de geschriften van Tacitus en diens tijdgenoten. Bij lange na niet. In de westerse cultuur waren de eerste keizerlijke vrouwen al eeuwenlang door de mangel gehaald in toneelstukken, geschiedschrijvingen, romans, opera’s, films, gedichten, pornografische handboeken, op schilderijen, prenten en illustraties in manuscripten, in de vorm van beeldhouwwerken, ja zelfs op plaatjes op speelkaarten en andere nieuwerwetse snufjes. Sinds de veertiende eeuw, toen de eerste biografische overzichten van notoire vrouwen uit de geschiedenis verschenen – die van Giovanni Boccaccio, De claris mulieribus (Over beroemde vrouwen) in 1374 was de eerste in dat genre – hadden Romeinse dames al geregeld hun opwachting gemaakt in dergelijke lijsten. In een enkel geval waren ze voorgesteld als toonbeeld van vrouwelijk stoïcisme en patriottisme, maar meestal kwamen ze voor in grimmige verhalen die als waarschuwing moesten dienen voor opstandige jongedames. Bundels van dergelijke verhalen mochten zich verheugen in een grote lezerskring. Een goed voorbeeld van dit genre is het in 1766 verschenen boek van de hand van de Schotse geestelijke James Fordyce, Stichtelijke geschiedenissen voor jonge vrouwen. Steeds opnieuw zijn hun namen in de geschiedenis en de literatuur van stal gehaald als epitheton van andere befaamde – en controversiële – vrouwen: Catharina de Grote, Anna Boleyn, koningin Maria van Schotland, Lucrezia Borgia, Catherina de Medici, Eleonora van Aquitanië, Marie Antoinette en Josephine Bonaparte, om maar een handjevol te noemen, zijn allemaal wel eens 12
vrouwen van rome
vergeleken met vrouwen uit het Romeinse keizerrijk. En om wat dichter bij huis te blijven: er is zelfs een ‘Messalina van Ilford’ geweest, de negenentwintigjarige Edith Thompson, die in januari 1923 in Groot-Brittannië is opgehangen vanwege haar vermeende aandeel in de moord op haar echtgenoot. Heel wat mensen hebben sindsdien een vraagteken bij dat vonnis gezet, maar in persberichten uit die tijd aarzelde men niet de erotisch getinte inhoud van Thompsons brieven aan haar minnaar en medeverdachte Frederick Bywaters te citeren ter rechtvaardiging van de gewoonte haar naar Claudius’ manzieke en moordzuchtige derde vrouw te noemen.6 Aan de andere kant zijn ook weer niet alle meningen over de vrouwen die tot de Romeinse keizerlijke families behoorden, negatief uitgevallen. Sommigen genieten een betrekkelijk gunstige reputatie, zowel in antieke bronnen als in latere legenden, zoals Agrippina Major (Agrippiana de Oudere), de moeder van keizer Nero’s beruchte moeder Agrippina Minor (Agrippina de Jongere). Nadat de oudste Agrippina in het jaar 19 weduwe was geworden doordat haar alom geliefde echtgenoot Germanicus onder verdachte omstandigheden was gestorven, werd zij het vanzelfsprekende middelpunt van een groepering die de wrede hand van de regerende keizer Tiberius en diens moeder Livia in de moord op Germanicus vermoedden en haar hun steun betuigden. Caenis en Berenice, maîtresses van respectievelijk Vespasianus en Titus, die als vader en zoon samen regeerden, zijn allebei de heldin geweest van geliefde toneelstukken en romans, terwijl Helena, de moeder van Constantijn, de eerste christelijke keizer van het Romeinse rijk, zowaar tot de gelederen der heiligen mocht toetreden. Niettemin zijn het onmiskenbaar hun meer notoire, onkuise en heerszuchtige tegenhangsters die, vooral ook doordat hun levensgeschiedenis tot televisieserie is bewerkt, nu de bij het grote publiek gangbare ideeën over de ware aard van de Romeinse keizerlijke vrouwen beheersen. Zelfs de toonbeelden van deugdzaamheid die erin voorkomen doen aan als volslagen wezenloze figuren. In dit boek open ik opnieuw het gerechtelijk dossier over Livia en andere vooraanstaande Romeinse vrouwen. Ik wil proberen eens wat meer over hen aan het licht te brengen dan aan de hand van hun statische, stereotiepe beeldvorming mogelijk is. Alleen is de vraag hoe we over en uit naam van hen kunnen spreken, met de nodige complicaties verbonden. Rome was nu eenmaal een mannenwereld. De Romeinse inleiding
13
identiteit werd uitsluitend bepaald door militaire en politieke prestaties, en tot die gebieden hadden Romeinse vrouwen geen toegang. Zelfs het Latijnse woord virtus, dat ‘moed’ betekent, bevat als wortel het woord voor ‘man’, vir. In geen enkele periode van de Romeinse geschiedenis konden vrouwen een politiek ambt bekleden. Ze konden geen legers aanvoeren, bij verkiezingen konden ze niet stemmen, ze bezaten maar betrekkelijk weinig wettelijke rechten, en over het geheel genomen speelden ze slechts een beperkte en streng voorgeschreven rol in het openbare leven, zeker in vergelijking met hun echtgenoten, broers, vaders en zoons. Weliswaar valt hier en daar iets te lezen over het verzet van een of meer vrouwen tegen voor hen onvoordelige wetten, en over discussies onder juristen en filosofen over de vraag welke bijzondere rechten vrouwen dienden te worden verleend op het gebied van onderwijs en erfrecht, maar er was in de oudheid beslist geen sprake van zoiets als een vrouwenrechtenbeweging. De meeste van de in dit boek besproken vooraanstaande dames zouden de historici nooit zijn opgevallen als ze niet met een bepaalde man getrouwd waren geweest of een bepaalde zoon hadden gekregen, en hun levensbeschrijvingen zijn strijk-en-zet opgesteld in het licht én in de schaduw van die van hun mannelijke verwanten. Een van de voornaamste problemen voor de hedendaagse historicus die de vrouwen van het oude Rome wil bestuderen, is dat er bijna geen enkel geschrift van een vrouw, laat staan van een keizerlijke vrouw, tot ons is gekomen, behalve dan een paar flarden poëzie, een enkele brief en wat graffiti. De vrouwen van hedendaagse politici kunnen interviews geven of hun memoires schrijven om de feiten op een rijtje te zetten, maar de enige door een vrouw geschreven autobiografie uit de oudheid die we kennen, namelijk die van Nero’s moeder Agrippina Minor, is op een bepaald ogenblik ten prooi gevallen aan de censurerende geschiedenis, samen met eventuele andere door vrouwen geschreven werken. Ook mannen uit de oudheid zijn slachtoffer geworden van dergelijke literaire ongelukken en gevallen van sabotage: zo zijn de geschriften van Claudius bijvoorbeeld niet bewaard gebleven. Die werken zouden waarschijnlijk een matigende invloed hebben gehad op het gangbare oordeel dat de vierde Romeinse keizer een incompetente en komische fguur was.7 Maar de systematische wijze waarop de stemmen van antieke vrouwen zijn uitgewist, getuigt van meer algemene vooroordelen over vrouwen, en laat duidelijk zien hoe weinig waarde daaraan 14
vrouwen van rome
werd gehecht en hoe weinig men ernaar taalde. Als gevolg hiervan kunnen we de vrouwen uit de oudheid nooit anders beschouwen dan door de ogen van degenen die vaak pas tientallen jaren of zelfs eeuwen na hun dood over hen hebben geschreven, en bovendien niet in hen geïnteresseerd waren als individu, maar slechts als figurant of speelster van een bijrol in het levensverhaal van hun mannelijke verwanten. Maar misschien is het lastigste probleem wel de vraag welke koers we moeten volgen door het literaire gebied vol voetangels en klemmen waaraan we het merendeel van onze opvattingen over de keizerlijke vrouwen van Rome ontlenen. Hoe moeten we bijvoorbeeld onze keus bepalen tussen de contrasterende versies van Livia die naast elkaar bestaan? In de weinig vleiende beschrijvingen van Tacitus, de grote Romeinse historicus en felle criticus van het Julisch-Claudische huis, is ze een tegendraadse tiran, de dichter Ovidius prijst haar in geslepen bewoordingen als een ingetogen, getrouwde vrouw met de schoonheid van Venus, en de filosoof Seneca geeft uiting aan zijn bewondering voor de stoïcijnse zelfbeheersing waarmee ze het verlies van haar dierbaren draagt. Antieke bronnen vormen vaak een verwarrende en moeizame gordiaanse knoop van tegenstrijdigheden, roddelpraat, insinuaties en valse sporen. Bovendien wordt in zulke bronnen geen aandacht besteed aan allerlei biografische bijzonderheden die wij interessant vinden, zoals karakterontwikkeling en psychologische motivatie, en in de beschrijvingen van vrouwen zijn die al helemaal ver te zoeken. Vrouwen worden in zulke bronnen vaak in schrille, oppervlakkige, primaire kleuren geschilderd en ondergebracht in vaste morele categorieën, bijvoorbeeld in die van de konkelende stiefmoeder (Livia, Agrippina Minor en tot op zekere hoogte ook Trajanus’ vrouw Plotina), of die van de onrechtvaardig behandelde echtgenote (Augustus’ zuster Octavia of Nero’s eerste vrouw Claudia Octavia).8 Wie met dergelijke problemen te maken krijgt, zal in de verleiding komen de meest plausibele gedeelten van de verhalen over antieke vrouwen eruit te pikken – waarbij hij zich meestal laat leiden door het criterium welke het minst luguber aandoen – en vervolgens wat psychoanalyse en intuïtie aanwenden om de resterende hiaten op te vullen. In de meeste gevallen is het echter een hopeloze taak om met zekerheid vast te stellen welke elementen in zulke weinig subtiele karakterschetsen op waarheid berusten en welke niet. Geen enkele historicus is gezegend met een antenne die het verleden kan opvangen, en het zou niet eerlijk inleiding
15
zijn te beweren dat wij bij ontstentenis van hun eigen stem en andere concrete aanwijzingen omtrent hun leven, als buikspreker voor die vrouwen mogen optreden. Dit boek is beslist geen poging in die richting, en ook is het niet bedoeld als ‘biografie’ van die vrouwen in de gebruikelijke zin van dat woord: ik kan niet in hun hoofd doordringen, ik kan hun leven niet van A tot Z navertellen.9 Wat we nodig hebben is een agnostische benadering van de bonte verzameling standaardbeelden van de moeders en gemalinnen van Romeinse keizers waarmee we te maken hebben. Het is namelijk net alsof je met een historische multiple-persoonlijkheidsstoornis worstelt wanneer je probeert de werkelijke Romeinse vrouwen te ontdekken achter de maskers en karikaturen in de beschrijvingen uit de oudheid, en juist in het besef van een dergelijke worsteling ligt de sleutel tot ons begrip van hun plaats in de samenleving. Mijn stelling luidt dat de identiteit van de Romeinse first lady’s zo’n ongrijpbare, tegenstrijdige en aanvechtbare indruk maakt doordat die telkens werd bepaald door de politieke agenda en reputatie van de keizer met wie ze getrouwd of verwant waren, en verder door het oordeel over diens regering. Over het algemeen streefden de keizers ernaar zichzelf te presenteren als hoofd van de familie. En om dat beeld te versterken werden hun vrouwelijke verwanten naar voren geschoven als toonbeeld van deugdzaamheid en fatsoen. Maar als de tegenstanders van een keizer, of een nieuwe dynastie die erop gebrand was alle banden met de voorgangers door te snijden en elke herinnering aan hen uit te wissen, hun zegje deden, kon de beschrijving van zulke vrouwen natuurlijk volslagen anders uitvallen. Vandaar dat ik meen dat het gebruik van de term ‘first lady’ in mijn boek precies op zijn plaats is. Voor een deel is dat een toespeling op de beschrijving van Livia in de antieke literatuur als femina princeps, een vrouwelijke versie van de door haar echtgenoot Augustus gekozen titel van princeps (‘hoofd’ of ‘eerste der burgers’), die je vrij zou kunnen vertalen als ‘first lady’.10 Maar bovendien vestigt deze term de aandacht op de opvallende en soms verbijsterende overeenkomsten in de belangrijke rol die zowel de vooraanstaande vrouwen van Rome als hun hedendaagse politieke tegenhangsters moeten spelen in de campagne die het imago van hun echtgenoot als familievader aan de man moest en moet brengen; want het gaat nog altijd om echtgenoten, niet zozeer om echtgenotes. Die rol dient nog steeds ter ondersteuning van de politieke agenda van de echtgenoot, net als die van Livia en alle andere first lady’s. 16
vrouwen van rome
Zo zullen we bijvoorbeeld zien hoe verscheidene gemalinnen van Romeinse keizers lof toegezwaaid kregen vanwege hun benaderbare, open houding ten opzichte van hun onderdanen, of omdat ze kleren en andere bezittingen afstonden om geld in te zamelen voor het leger, of omdat ze een sobere levenswijze bevorderden – dit alles om het imago van de keizer op te vijzelen. Wanneer we een paar vrouwen onder de loep nemen voor wie de term ‘first lady’ destijds is ingevoerd, zien we dat dergelijk modelgedrag door de eeuwen heen terugkeert, met telkens precies hetzelfde oogmerk. Zo stelde de echtgenote van de eerste Amerikaanse president, Martha Washington, de traditie in om de officiële residentie op bepaalde dagen open te stellen voor bezoekers, een passend gebaar van de kant van de vrouw van een van de grondleggers van de Amerikaanse republiek. In de Eerste Wereldoorlog veilde president Woodrow Wilsons vrouw Edith de wol van een kudde Shropshireschapen, waarna ze de opbrengst ten goede liet komen aan het leger. Michelle Obama is in de voetstappen van Andrew Johnsons dochter Martha Johnson Patterson en van Rutherford B. Hayes’ vrouw Lucy getreden – de eerste liet melkkoeien grazen op het gazon van het Witte Huis, terwijl de laatste de bonnetjes van de door haar gekochte kledingstukken bewaarde, zodat ze konden worden gecontroleerd – door een moestuin aan te leggen, een uit politiek oogpunt gewiekste zet in de milieubewuste, economisch moeizame tijd waarin haar man werd beëdigd. Omgekeerd zijn ook heel wat Amerikaanse first lady’s hevig bekritiseerd, net als bepaalde Romeinse keizerinnen die door tegenstanders van hun echtgenoot gehekeld werden als spilzieke creaturen, of ervan beschuldigd dat ze zich met de politiek bemoeiden. Zowel Mary Lincoln als Nancy Reagan kregen het zwaar te verduren omdat ze met geld zouden smijten. De eerste werden haar onbetaalde rekeningen voor kleren nagedragen, in een tijd dat zoveel families dierbaren verloren in de burgeroorlog, en de laatste kwam onder vuur te liggen toen in het begin van de eerste regeringsperiode van haar man bekend werd dat zij voor meer dan tweehonderdduizend dollar nieuw serviesgoed voor het Witte Huis had aangekocht, uitgerekend op de dag voordat de regering van haar man plannen aankondigde om de eisen ten aanzien van de voedingswaarde van gesubsidieerde schoolmaaltijden omlaag te schroeven. Ter illustratie van de manier waarop er soms positieve en negatieve etiketten op een en dezelfde first lady worden geplakt, kan Michelle inleiding
17
Obama als voorbeeld dienen: zij is slechts de laatste in een lange rij presidentsvrouwen die deining hebben veroorzaakt door uiting te geven aan hun politieke opinies. In haar geval hebben die ertoe geleid dat ze haar zachtere rol van ‘Oppermama’ is gaan benadrukken, om te voorkomen dat ze conservatieve kiezers voor het hoofd zou stoten.11 Natuurlijk is er een wereld van verschil tussen hedendaagse vrouwen van politici en die uit de oudheid waar het om hun politieke en sociale mogelijkheden gaat, maar de rolmodellen voor vrouwen die al eeuwenlang worden doorgegeven, zijn in vele opzichten onveranderd gebleven. Dit boek begint vlak voor de keizertijd, toen Livia’s echtgenoot Augustus op het punt stond de eerste Romeinse keizer te worden en zij de eerste keizerin, en gaat vervolgens de gangen na van een aantal vrouwen die Livia in die rol hebben opgevolgd, van de eerste eeuw tot in de vijfde. Het eindigt met de dood van een van de laatste keizerinnen van het West-Romeinse rijk, Galla Placidia. Niet alle keizerinnen uit die lange periode komen aan bod in dit boek. Ik heb ervoor gekozen me te beperken tot degenen over wie de uitvoerigste berichtgeving bewaard is gebleven en die het onderwerp zijn van verhalen die een belangrijke rol spelen in de Romeinse geschiedenis. De meeste hoofdstukken gaan over de vrouwen van keizers, maar in vele gevallen spelen de dochters, moeders en andere vrouwelijke verwanten van de keizers een even belangrijke rol, net zoals ze dat hebben gedaan in de loop van de geschiedenis van de first lady’s van Amerika. Dat was met name het geval in de negentiende eeuw, toen er vaak een beroep werd gedaan op nichten, zusters en schoondochters van presidenten om als surrogaatgemalin en gastvrouw op te treden in het Witte Huis als de presidentsvrouw zelf daar niets voor voelde.12 Zich verdiepen in het verleden is vaak net zoiets als door een venster van matglas turen, waarachter vage vormen en kleuren wazig en traag door elkaar deinen. Dat is zeker zo als je probeert je in de wereld van de vrouwen van Rome te verdiepen. Toch komen sommige van die vormen en kleuren af en toe wat dichter naar het glas toe, tekenen ze zich iets scherper af, zodat we onze ogen nog meer inspannen in ons verlangen ze duidelijk waar te nemen. Iedereen loopt wel eens rond met zo’n soort wens, iedereen snakt er soms naar contact te krijgen met het verleden en ergens te gaan staan waar ooit een bepaald iemand heeft gestaan, iets aan te raken wat hij of zij ooit heeft aangeraakt. We kunnen er nooit pre18
vrouwen van rome
cies achter komen wie de ‘werkelijke’ Messalina, Agrippina enzovoort waren, wat ze dachten, wat er door hen heen ging, en of ze inderdaad zo pikzwart of deugdzaam waren als ze zijn afgeschilderd. Toch voelen we wel degelijk een huivering van opwinding op ogenblikken dat we iets ontdekken wat ons voor ons gevoel een klein stapje dichter bij hen brengt: het gecremeerde stoffelijke overschot van een slavin die Livia’s kleren opvouwde en haar een glas van haar favoriete rode wijn inschonk; het huis met de weelderige ornamenten waarin Augustus’ in ongenade gevallen dochter Julia ooit heeft gewoond; een ivoren ledenpop waarmee een meisje aan het keizerlijke hof misschien heeft gespeeld; of een door een jonge Romeinse keizer geschreven brief waarin hij herinneringen ophaalt aan lange avondgesprekken met zijn moeder, die daarbij op het voeteneinde van zijn bed zat. Wanneer we op die momenten bovendien ten volle bereid zijn om onze gedachten te laten gaan over de essentiële rol die de vrouwen van Rome op het grootse Romeinse schouwtoneel hebben gespeeld, komt die witte museumbuste met de lege oogkassen weer tot leven.
inleiding
19
Odysseus in vrouwengewaad:
het ontstaan van een Romeinse first lady Het kenmerk van de Romeinse natie was grandeur: de deugden, de ondeugden, de voorspoed, de tegenslagen, de glorie, de schande, de opkomst en de ondergang van het rijk, dat alles was even luisterrijk. Zelfs de vrouwen wedijverden, vol verachting voor de beperkingen die hun sekse door barbaarse en achterlijke lieden in andere naties waren opgelegd, met de heldhaftige koenheid van de man. Mary Hays, Female Biography (1801)1
Het leek wel alsof de vlammenzee zomaar was komen aanstormen. Iedereen die hij op zijn weg vond werd erdoor overvallen, en overal in de olijfgaarden en dennenbossen van Sparta zaaide hij dood en verderf. Deinende vlammen laaiden op in de nachtlucht, die vervuld raakte van de wrange geur van brandende hars, en dwars door het droge geknetter van afgeknapte takken klonk doodsbang geschreeuw en ingespannen gehijg. Een man en een vrouw renden door een brandend bos. Het was een hachelijke tocht. Op een gegeven ogenblik raakten het haar van de vrouw en de zoom van haar kleed, die over de grond sleepte, verschroeid, maar ze hadden geen tijd om de schade in ogenschouw te nemen. Vijandelijke troepen, die al geruime tijd achter hen aan joegen, zaten hen dicht op de hielen. Een paar weken daarvoor, toen de beide vluchtelingen en hun reisgenoten heimelijk aan boord van een schip waren geslopen dat op het punt stond de haven van Napels uit te varen, waren ze net niet gepakt. Het gekwelde gekrijs van hun pasgeboren zoontje had hen bijna verraden. De man heette Tiberius Claudius Nero en zijn gezellin was Livia Drusilla, zijn zeventienjarige vrouw.2 Het was het jaar 41 v.Chr. Drie jaar eerder had de moord op de dictator Julius Caesar, door dissidenten die in naam van de vrijheid waren opgetreden, de Romeinse republiek in een burgeroorlog gestort. De heersende kringen waren verdeeld geraakt in twee fel tegenover elkaar staande partijen: degenen die achter de moordenaars Brutus en Cassius odysseus in vrouwengewa ad
21
stonden, en degenen die Caesars voorvechters steunden, namelijk zijn achttienjarige achterneef en door hem aangewezen opvolger Gaius Octavianus en Marcus Antonius, zijn rechterhand. Deze twee hadden een onzekere overeenkomst met ex-consul Marcus Lepidus gesloten, het zogenoemde triumviraat, dat inhield dat ze de macht met zijn drieën zouden delen, waarna ze Brutus en Cassius in oktober 42 verpletterend hadden verslagen in de slag bij Philippi. Octavianus en Antonius kregen het echter al gauw met elkaar aan de stok, en de Romeinse elite zag zich genoodzaakt nogmaals kenbaar te maken aan welke kant men stond. Een jaar later kwam het tot een gewelddadige botsing tussen de beide partijen, en de patriciër Tiberius Nero, die zich aan de kant van Antonius had geschaard, zag zich gedwongen samen met zijn jonge vrouw Livia op de vlucht te slaan. Er volgde een tien jaar lange, hectische periode, waarin de beide partijen afstevenden op de slag bij Actium in 31, de grote zeeslag waarin Antonius, financieel gesteund door Cleopatra, zijn Egyptische minnares, de strijd aanbond met Octavianus. Deze slag zou voorgoed het lot bepalen van het Romeinse rijk. Toen het eerste bedrijf van dit grootse drama begon, was Livia Drusilla nog maar een figurant in het grote geheel, een onzichtbaar personage in een samenleving waarin het maar weinig vrouwen vergund was een rol te spelen in het openbare leven. Maar in het tweede bedrijf volgde de man wiens troepen in Sparta achter haar aan hadden gezeten Tiberius Nero op als haar echtgenoot, zodat zij werd opgestuwd tot de status van prima donna, en toen het drama zijn luisterrijke slot bereikte, stond Livia op het punt de first lady te worden van de nu aanbrekende keizertijd, en de stichtster van de Julisch-Claudische dynastie die deze periode inluidde. Als misschien wel de machtigste, en onbetwistbaar een van de meest controversiële en geduchte vrouwen die ooit die rol hebben gespeeld – haar kleinzoon Caligula gaf haar later de bijnaam Ulixes stolatus (‘Odysseus in vrouwengewaad’; Odysseus was de Griekse krijgsman die bekendstond om zijn listigheid en de stola was het lange bovengewaad, gedragen door degelijke Romeinse dames) – werd Livia het rolmodel waarnaar alle latere vrouwen van Romeinse keizers zich zouden moeten richten.3Geen enkele vrouw zou zo’n krachtig symbool worden van de strijd tegen de vele valkuilen waarmee een Romeinse vrouw in het openbare leven te maken kreeg, als zij. 22
vrouwen van rome
In tegenstelling tot haar Egyptische tegenspeelster Cleopatra, naast wie zij de eerstkomende tien jaar en ook in de geschiedschrijving de tweede viool zou moeten spelen, was Livia Drusilla niet al door haar geboorte voorbestemd tot een rol in de keizerlijke dynastie, al hoorde ze wel tot de kringen van de gevestigde macht. In 58 v.Chr. kwam ze op 30 januari ter wereld in de aanzienlijke, patricische familie der Claudii, die zich erop liet voorstaan af te stammen van de Trojaanse held Aeneas, een van de mythische stichters van het Romeinse rijk. Livia was veertien jaar toen Julius Caesar op 15 maart 44 werd vermoord, en er onder de Romeinse elite een burgeroorlog uitbrak.4 Het Claudische huis, waaraan ze van vaderskant verwant was – haar moeder Alfidia kwam uit een welgestelde, maar minder voorname familie uit de kustplaats Fundi –, speelde al sinds het begin van de Romeinse republiek in de vijfde eeuw v.Chr. een rol van betekenis op het politieke toneel: het kon bogen op niet minder dan achtentwintig consuls, vijf dictators en zes triomftochten (een openbaar eerbetoon aan een succesvolle legeraanvoerder). Verder was ze dankzij haar vader ook verwant aan de illustere familie der Livii, waartoe onder anderen ook Marcus Livius Drusus behoorde, een populistische held, vereerd door de inwoners van Italische steden die in het begin van de eerste eeuw v.Chr. luid en duidelijk hadden aangedrongen op de status van Romeins burger.5 Met zo’n schitterende stamboom was de jonge Livia een begerenswaardige huwelijkspartner voor elke man die naar politieke macht streefde, en in het jaar 43 kwam er dan ook prompt iemand naar haar hand dingen. Tiberius Claudius Nero, de huwelijkskandidaat in kwestie, behoorde tot een iets minder vooraanstaande tak van het Claudische huis en is in een brief van de grote Romeinse staatsman Cicero omschreven als ‘een hooggeboren, met veel talent gezegende en beheerste jongeman’. In de loop van de jaren veertig was hij een flink eind gevorderd op de maatschappelijke ladder: eerst bracht hij het tot quaestor en vervolgens tot praetor, één sport onder het hoogste politieke ambt, dat van consul.7 Hij was een gunsteling geweest van Julius Caesar, wiens vloot hij met succes had aangevoerd tijdens de oorlog met Alexandrië, maar vlak na de moord op Caesar was hij niettemin van partij veranderd en had hij de kant gekozen van de moordenaars Brutus en Cassius, net zoals Marcus Livius Drusus Claudianus, Livia’s rijke vader – die een jaar later in de slag bij Philippi tot de verliezende partij behoorde en zelfmoord pleegodysseus in vrouwengewa ad
23
de in zijn tent. Later zou Tiberius Claudius Nero zich achter Marcus Antonius scharen. De politieke hiërarchie van Rome verkeerde na de dood van Julius Caesar nog in verwarring toen Tiberius Nero, die in 50 v.Chr. zijn wens om met Cicero’s dochter Tullia te trouwen, gedwarsboomd had gezien, nu zijn oog liet vallen op zijn vijftienjarige bloedverwante Livia, zo’n twintig jaar jonger dan hij. In de Romeinse samenleving was dat een gangbaar leeftijdsverschil tussen huwelijkspartners.8 De verbintenis zal hoogstwaarschijnlijk geregeld zijn door haar vader, al hadden Romeinse moeders natuurlijk ook een stem als het om huwelijksaangelegenheden ging. Het huwelijk tussen Tullia, naar wie Tiberius Nero’s eerste keus was uitgegaan, en Dolabella, haar derde man, was namelijk door haar moeder Terentia bekokstoofd, en Cicero had zich er maar zonder morren bij neergelegd.9 Voor de wet echter waren alle Romeinse vrouwen, met uitzondering van de zes Vestaalse maagden die het vuur in de tempel van de godin Vesta hoedden, geheel en al onderworpen aan het gezag van hun vader, de pater familias, zolang die in leven was. Het gezag van de vader gold meestal zelfs nog nadat een vrouw getrouwd was, want in die tijd, vanaf de eerste eeuw v.Chr., werden huwelijken zonder manus steeds gangbaarder (manus had in dit geval de betekenis van ‘bezit’ of ‘macht’). Met andere woorden, in zo’n huwelijk viel een vrouw, en ook haar bruidsschat in de vorm van geld en land, nog steeds onder het wettelijke gezag van haar vader, in plaats van dat van haar echtgenoot. Deze regeling werd de norm als gevolg van het streven van welgestelde families, zoals die van Livia, om hun bezit intact te houden en de familie als één geheel voort te laten bestaan door te weigeren haar leden onder het gezag te laten vallen van een andere pater familias.10 Een meisje in Livia’s positie had formeel wel kunnen weigeren te trouwen, maar alleen als ze had kunnen bewijzen dat de door haar vader gekozen man niet deugde, een mogelijkheid waar waarschijnlijk maar weinig meisjes gebruik van konden of wilden maken. Het huwelijk vormde de enige eerbare bezigheid voor een vrije Romeinse vrouw, maar fungeerde ook als het smeermiddel én de bindende factor van de politieke hiërarchie. Een patricisch jong meisje als Livia, dat niet al te veel gelegenheid had om buiten haar beperkte familiekring in contact te komen met andere vrouwen of mannen, kon ervan uitgaan dat er haar in haar leven meer dan één huwelijk te wachten stond. Ze maakte namelijk deel uit van een elitewereld waarin het huwelijk niet als liefdesverbinte24
vrouwen van rome