ELIAS CANETTI SLOTSOM AANTEKENINGEN 1992-1993 VERTALING W. HANSEN UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS AMSTERDAM · ANTWERPEN
Copyright © 1996 erven Elias Canetti/ Carl Hanser Verlag München/Wien Copyright Nederlandse vertaling © 1999 W. Hansen/BV Uitgeverij De Arbeiderspers Oorspronkelijke titel: Aufzeichnungen 1992-1993 Uitgave: Carl Hanser Verlag ISBN
90 295 0937 6/NUGI 321
1992
De bemiddelaar die voor niemand respect heeft. Finesses van onderdanigheid. In welke kern schuilt het neen? Psychologie, draaglijk zolang ze de raadsels die ze zogenaamd oplost, vergroot. Hij denkt erover zich weer te ontwortelen. Ze was al helemaal huid en streek langs zijn vinger. Een dichter van wie niet één zin nodig is, maar elke zin giftig. `Eurydamas uit Cyrene zegevierde in het vuistgevecht. Zijn tegenstander had hem de tanden uitgeslagen, maar hij had ze ingeslikt zodat zijn tegenpartij het niet merkte.' Een beschuldiging die tot niets leidt, wekt haat. Een aanhoudende beschuldiging is een onding. Zelfs bloedwraak had meer zin, terwijl die voor ons gevoel geen zin heeft. Hoe monstrueuzer een schuld is, des te minder kan ze standhouden. Maar moet dan worden vergeten wat er is gebeurd? Het moet blijven bestaan als iets onbegrijpelijks, niet als schuld. Is het onbegrijpelijke te scheiden van schuld? Het onbegrijpelijke is anoniem. Het heeft niet betrekking op een volk. Het is iets onmenselijks, waardoor iedereen wordt bedreigd en dat van alle kanten kan binnenvallen. Men gaat het samen te lijf als een monstrum. Hij erkent geen enkele vijand. Niemand is sterk genoeg om zijn vijand te zijn. Het is beter je angst uit te spreken dan ermee rond te blijven lopen. Het beste is angst op te schrijven zonder hem uit te spreken. Het is mogelijk dat de rigiditeit van je doodshaat je ervan weerhouden heeft kennis te nemen van bepaalde dingen in je tijd. Er zouden tijden kunnen zijn die je niet wilt kennen en daarom verdonkeremaant. Verdragen maken de geest steriel. Wie een geestesleven leidt, zou er niets van moeten weten. Verdragen sluiten uit. Uit te weinig mensen wordt een verkeerde wereld afgeleid. Uit te veel mensen ontstaat er geen. Er is te veel. Je weet nog steeds niets. Daar berust je in. Dat mag je niet worden vergeven. Van ervaring dom worden. Hoeveel onzin er wel niet wordt geschreven! Hoeveel onzin er wordt bedacht! Waar met al die
onzin naartoe? Je kunt het toch niet gewoon slikken en vergeten? Roem onder beroemde mensen is gevaarlijk. De namen, naast elkaar, hitsen elkaar blindelings op. Ze steken de kleine dood en voeden de grote. Ze zijn geneigd zich uitsluitend te richten op alleenheerschappij, onbereikbaar doel. Het betekent al ongeluk dat ernaar gestreefd wordt. Je moet de roem in kleine partjes uit elkaar halen. Je moet er veel minachting voor hebben en heel weinig consideratie ermee. De eigenlijke roem is onbeïnvloedbaar, ondanks media, omkoping en bedrog. Alleen prijzen zijn beïnvloedbaar. Maar ook zij kelderen plotseling, zonder aanleiding lijkt het, en de onschuldige toeschouwer haalt opgelucht adem. Hij neemt zichzelf steeds waar. Hij houdt er niet mee op. Hij heeft zijn geld eerlijk verdiend en schaamt zich. Waarom is het zoveel? Waarom wordt het niet minder? In steden stik je op diverse manieren: in de ene van afwisseling, in de andere van onherkenbaarheid. Maar er zijn ook identieke steden. Die komen er steeds meer. De zwijgzwetser is geweest. Hij heeft zichzelf een nieuwe god aangeschaft en brengt hem mee. Maar het is een godin. Hij leent haar overal uit. Ze kon zwijgen alsof ze een naam voor het eerst hoorde. Maar het was de vader van haar enig kind. Ik heb over veel namen gelezen, in het boek over het leven van de vrouw waaraan ik de titel van mijn nieuwe bundel met aantekeningen ontleende. Wie ben ik in haar levensverhaal allemaal niet tegengekomen! Plotseling is het me te moede alsof Parijs alles is geweest, en alsof Wenen, waarvan ik vervuld was, alleen in schijn heeft bestaan. Er is in mijn leven geen echte schittering geweest. In de kern van de zaak was het een sober leven, en alles wat mij rijk en fleurig en avontuurlijk leek, zou voor anderen nog niet voor één maand voldoende zijn geweest. Parijs is mij ontgaan. Met Parijs heb ik slechts zijdelings te maken gehad. Van Parijs heb ik net voldoende ervaren om te weten dat het mij ontgaan is. Maar wat is me, als ik nauwkeuriger kijk, eigenlijk níet ontgaan? Ik heb weinig gezien, ik ben maar op een paar plaatsen geweest, ik heb maar heel weinig mensen ontmoet die in dezelfde tijd hebben geleefd als ik. Plotseling, na de orgie van namen bij mijn avondlectuur vandaag, is alles wat ik voor een leven hield, verschrompeld. Ik ben plotseling de illusie van mijn leven kwijt, die tot enkele uren geleden nog bestond. Hoe moet ik dit gevoel van teleurstelling opvatten? Al na een half uur wordt het minder, en de zekerheid die altijd de mijne is geweest, keert terug. Al het nietige dat me is overkomen, dient zich aan alsof het iets heeft voorgesteld, en veegt weg wat verleidelijk geweest zou zijn en het nooit was. De verschaalde woorden, de valse tekens, het stervende schrift dat je als het jouwe herkent -- wat kan er van zoveel nietigheid overblijven! Werp het van je af, spreek het niet volledig uit. Het is altijd al zwak geweest, en het wordt nog zwakker. Wacht je tot het geheel en al is verbleekt?
Want wat jou bijeengehouden heeft, altijd bijeengehouden, was de krachtige klacht: wie jou ontnomen zijn, heb je met alle kracht vastgehouden: blijf hier, blijf hier, ik doe jullie niet weg, ik neem nergens afscheid van, wat het ook is, zo weinig dat het met het blote oog nauwelijks is waar te nemen, ik doe niets weg, maar betekent een dergelijke gretigheid al leven? Is het leven niet méér? Meer verrassing en meer verwarring, niet alleen in drukletters, wat is er bij jou eigenlijk meer geweest dan drukletters? Twee mensen, drie, misschien vier, misschien vijf, en verder? Verder niets? En al die namen? Betekenen de namen niets? Als de troosteloosheid ongegrond is, vermomt ze zich als teleurstelling, teleurstelling over een leven dat zogenaamd geen leven was. Maar het was toch meer dan een leven, het is een leven voor velen geweest, angst om velen, verwachting voor velen; en, zij het ook uiterst zelden, geslaagd. Dit leven heeft het zelfs niet eens helemaal aan schittering ontbroken, met haar wier adem jij gehouden hebt, ben je in Stockholm geweest, en van de vrouwen der geprezenen was zij de mooiste. Als er sindsdien geen schittering meer is geweest, dan heb je dat gewild, je hebt die afgeweerd en jouw trots in het tegendeel doen omslaan. En toen, twee jaar geleden, het mooiste: Veza's naam op boeken, ook in andere talen -- Veza, die nu jouw naam draagt en voor altijd met je verenigd blijft -- , is dat niet een wonder, die opstanding, zevenentwintig jaar na haar dood? De grote moedeloosheid gisteren, na het lezen van een boek over de glans van Parijs. En hoe troosteloos ging die glans verloren en mondde alles uit in de schande van Parijs. Het leven waarvan je kennis nam, begon met Toulouse-Lautrec, met andere grote schilders, met Mallarmé, Fauré, Debussy, en mondde uit in het Russische Ballet, dat je vreemd bleef. Het werd ten slotte een decennialange teleurstelling en ging over in schande, toen Parijs platgetrapt werd. Is het niet de troosteloosheid van die neergang geweest wat je gisteren is overkomen? Hoe kon je je eigen leven laten binnenstromen wat in dat andere leven is gebeurd? Is dat goede leventje jou ooit iets aangegaan? Het heeft je herinnerd aan waar je in Wenen zijdelings mee te maken hebt gehad. A. en A. samen waren nog niet M. Het grote A. heb je gehaat, het kleine A. heeft jou versmaad, dank je lot dat je hun ontkomen bent. In jouw levensverhaal, de trilogie zoals die nu eenmaal bestaat, gaat het niet om schittering en gaat het niet om Parijs. Het zijn de vele verbindingen geweest die je gisteren in de war hebben gebracht en tot je zwakheid hebben geleid. De tijd van de decadentie zegt jou niets. Voor het woord `hautain' voel je alleen maar verachting. Je hebt in de mythen van de volken geleefd, dat is je ware schittering, welke hogere had je kunnen bereiken? Eraritjaka betekent meer voor je dan Parijs. Parijs heb je alleen beleefd om naar eraritjaka te verlangen. Proust zeer dicht genaderd, in mensen aan wie hij brieven schreef en die zijn figuren werden. Vat krijgen op mensen door gevlei en hen nooit meer loslaten. Hun bijzonderheden, geen enkele verwaarlozen. Hun manier van omgang bewaren, ondanks alle morele oordelen. Zich aan hen onttrekken door ziekte, terwijl ze figuren worden. Het hoffelijke gevlei waarmee dat proces begint, de centrale betekenis van Saint-Simon. De onmogelijkheid om ook maar de geringste bijzonderheid te verwaarlozen, als die
authentiek was. Een wereld waarin alles bestaat en niet al te zeer wordt vermengd. Behoedzaamheid in de vervormingen. Aan verdubbeling de voorkeur gegeven. Voorwaarde is een maatschappij waarin gepraat wordt en het gesprokene begrepen, anders zou vleien onmogelijk zijn. Een oorzaak voor de aantrekkingskracht van verfijnd gezelschap. Het zien van het gesprek als basis voor de beide grote romans van de eeuw: Proust en Musil. Hartstocht van het spreken vertakt in talloze figuren. Wie de lezer niet vergeet, moet geen groot boek beginnen. Hoe snel mag een schrijver zijn figuren doorzien? Als hij ermee begint, komt geen figuur tot leven. (De ongelukkige invloed van de psychoanalyse.) Proust probeert zijn figuren nog voor zich te winnen (niet alleen omwille van de mensen aan wie ze zijn ontleend), de lezer tracht hij niet voor zich te winnen. De graag-bestolene die het plotseling voorrekent. Je zou genoeg hebben aan jezelf voor wel twintig boeken als het niet zo vervelend was alles van jezelf te tonen. Mensen die hunkeren naar liefde, lijken allemaal zo op elkaar dat de observatie van een van hen al voldoende is. Het makkelijkst: je bent zelf die ene. De honderdjarige die een kind wil, dan pas. Hoe klein was mijn Charlus! En toch is hij een van de levendigste onder mijn doden. Het oude, het oudste wordt steeds helderder. Hoe zou het stralen als je over driehonderd jaar nog zou leven! Hij eist respect voor geleende kleren. Hij leest niets, maar prijzen dat hij het doet! Iemand wordt verliefd op een vrouw om haar verleden te vernietigen. Je mag je opstellen zoals je wilt, mild en vergevingsgezind, maar verachting blijft je kern, en als je iets veracht, heb je werkelijk iets te zeggen. Daarop steunt de orthodoxie van elke religie. Is dat het wat religies in leven houdt? De misère die zich als mythe vermomt. Het is mijn geluk dat ik zowel in mijn vroege jeugd als op hoge leeftijd met kleine landen te maken heb gehad. Want tegelijkertijd ben ik de historische getuige van de ineenstorting van alle grote rijken van de eeuw. Bedoelingen die te duidelijk zijn, zijn sneller op.
Het hemelrijk van zijn bedoelingen. Vrijer en vrijer. Aan het eind van zijn eeuw volkomen vrij. Te veel herinnering. Het meeste begonnen, heel weinig gebeurd. Memoires van al het begonnene. Dieren, zeg je. Wat bedoel je? Je bedoelt alles wat leeft en waarvan je houdt omdat je het niet begrijpt. Het wezen van de verachting wordt geleidelijk aan het belangrijkste raadsel van mijn leeftijd. Hoe wil je hiërarchieën begrijpen zonder iets van verachting te weten? Verbazingwekkend dat een hoogst menslievend wezen zo diep kan verachten. Hoe vaak zou je iedere figuur opnieuw moeten bedenken, zelfs die uit je herinnering, om de waarheid te benaderen? Het valt me zwaarder af te zien van de onderwereld dan van het paradijs. Ach, de schimmen, als ten minste de schimmen van mijn doden maar bestonden! Dat ik meer wil, betekent niet dat ik van het weinige afzie. Zo moeilijk als doden is, zo moeilijk moet de verwerping van de dood blijven. Grootdoenerij uit wraak. Hij bedoelt wel iets als hij mythe zegt, maar hij vindt zichzelf schaamteloos als hij het woord in de mond neemt. Je schrijft om anders te zijn. Oplichters in het schrijven blijven wat ze toch al zijn. Als het dan toch moet, dan midden in een woord, dat door mijn sterven in tweeën breekt. Hij werd onder vijfduizend namen geworpen en kende er driehonderd. Hoog, diep -- ik word spoedig 87, maar daarvan heb ik me nog niet losgemaakt. Hij zoekt de zelfmoordenaars in zijn leven en haalt ze terug. Wat komen ze graag, en wat verbazen ze zich over het gezelschap waarin ze zich bevinden! Hij spreekt ieder van hen aan, ieder van hen staat hem te woord. Niemand begrijpt zichzelf, niemand zou het nogmaals doen. Samen danken ze hem, koor der zelfmoordenaars. Een god uit geld, niet klein te krijgen. Over beroemde mensen van elke soort laat hij zich enthousiast uit. Hij vindt dat een kwestie van betamelijkheid. Want anders zouden die weleens kunnen denken dat hij niet weet tot wie hij spreekt.
Trouw groeit met het aantal jaren dat na de dood vergaat. Iemand die heel oud wordt, zou in trouw moeten verstenen. Roman van een woestijn. Waar heeft iemand zich verborgen? Gesnater der veelweters. Der nietsweters geeuw. Gesprek van vrienden: ieder van hen vertelt over alles wat de anderen niet interesseert. Tussen schrijvers en schrijvers: uiterst smalle loopplanken. Levensgevaarlijk. Een omweg is beter. Niets doet de oude man liever dan raad geven, hij hoeft helemaal niet te weten wat hij zegt, maar hij zegt het. Als ze maar even kunnen, gapen ze zijn zinnen binnen. Verloren wie niet houdt van wat hij het minst is. Hij wacht tot er een vrouw komt die haar plaats wil innemen. Die mag hij op haar graf offeren. In het verleden wordt eenieder teder. Aantekeningen uit een nieuw leven dat niets van het oude overneemt. Hij gaf zich niet aan het zwijgen over, maar aan de wanhoop. Je kunt alleen maar meer zeggen dan je wilt. Aforismen uit gesmolten zwijgen. Gedachten die van hun aangeboren droefheid leven. Wat hij ook zou zeggen, het zou worden gehoord. Daarom zegt hij maar liever niets. Rumoer om Lichtenberg? Gelukkig zij die hem nu pas leren kennen. Hij weet te weinig om te sterven. Misschien zou hij juist daarna het belangrijkste hebben vernomen. Boeren in het Zuid-Indiase Karnataka: `Na maandenlange vruchteloze protesten verzamelden ze zich voor het parlementsgebouw en lachten twee uur lang de regering uit. Tweeduizend politieagenten keken toe zonder in te grijpen.' Schrijven lucht je op. Zelfs als je niets te vertellen hebt, lucht schrijven je op.
Weet je wanneer je niets te vertellen hebt? De wisselvijand: drie dagen vóór je, drie tegen. Zeer slecht de mens die het niet kan verdragen dat iemand zichzelf serieus neemt. Je kunt je iemand voorstellen die naast zijn naam leeft en rustig toeziet, wat er ook mee gebeurt. Niet alleen zou hij een hele persoon rijker zijn, en wel die van de naam, hij zou ook een groot deel van zichzelf in bescherming nemen voor valse gevoeligheden, die met onzinnige aanvallen te maken hebben. Want er zijn genoeg andere dingen, meer dan genoeg, waarom je terecht zou kunnen worden aangevallen, maar die ken je alleen zelf, en je zou de mogelijkheid moeten hebben die te vinden zonder toe te geven aan misvormingen van buitenaf. Ik was vol vertrouwen, zij vol geheimen. Wat ze voor me geheimhield, was bepaald niet allemaal van belang, en bepaald niet allemaal van belang was wat ik haar toevertrouwde. Maar juist door de daad van vertrouwen en die van geheimhouding werd het belangrijk. Hij liegt enkel om te ontdekken. Zodra het klopt, zegt hij de waarheid. FRANZ STEINER
Er is zoveel over hem te zeggen. Waar moet ik beginnen? Zijn leven werd door zijn gestalte bepaald, hij had er geen. Hij was klein en zo tenger dat je hem bijna over het hoofd zag. Vooral zijn gezicht was bijzonder lelijk: laag, wijkend voorhoofd, krachteloze ogen altijd in onwillekeurige beweging. Zijn taal sentimenteel, zelfs als er niets te klagen viel. Onmogelijk om minder innemend dan hij voor het voetlicht te treden. Maar dan praatte je met hem en bleek hij op zijn langzame en schijnbaar passieloze wijze steeds iets te vertellen te hebben. Het was altijd helder en concreet, en vrij van elke retoriek. Het was helemaal inhoud, nooit middel. Als je gewend was geraakt aan het licht klaaglijke in zijn toon en er geen belang aan hechtte (je hoorde het altijd, daarom zeg ik `er geen belang aan hechtte'), bemerkte je als tweede, niet minder constant, de vragende toon, zo gedempt dat het leek alsof die zich helemaal niet wilde verzekeren van een antwoord. Je moest al een beetje de weg kennen in de geest van die man om te weten dat het alleen maar om kolossale antwoorden ging. Die zijn zo zeldzaam dat een verstandig mens ze niet verwacht. Ongestraft kun je naar de wetten vragen. De tekst ervan staat vast, en ten slotte blijft er voor sommigen niets anders over dan naar de precieze tekst van de wetten te vragen. Dat was Franz Steiners manier. Meer en meer koos hij voor de trouw aan de wetten van zijn geloof. Maar hij stelde nooit een poging in het werk mij ervoor te winnen. Hij waagde het nooit de vrijheidsdrang die mij bepaalde, aan te tasten. Hij was dankbaar dat ik hem ondanks zijn toenemende reductie tot een historisch vastgelegd geloof serieus nam, alsof hij vrij was, zo vrij als ik mezelf moest voelen. Op een manier die hij in de laatste jaren van onze vriendschap nooit zou hebben toegegeven, was en bleef hij steeds vrij. Hij was vrij in mythen. Hij was de enige mens die ik heb gekend met wie ik over mythen kon praten. Hij kende er niet alleen veel en kon me met sommige al evenzeer verrassen als ik hem, maar hij tastte ze ook niet aan, hij duidde ze niet, hij deed geen
poging ze volgens wetenschappelijke principes te ordenen, hij liet ze met rust. Voor hem werden ze nooit enkel een middel. Ook voor hem waren ze het hoogste en kostbaarste dat de mensheid verworven heeft. We konden dagenlang met elkaar over mythen praten, elk van ons schoten nieuwe te binnen die hij de ander aanreikte, en altijd waren ze in het leven van een bepaalde groep mensen het belangrijkste geweest, steeds hadden ze ertoe gedaan en hadden ze een beslissende invloed gehad. Geen van ons beiden, noch hij noch ik, zou in die gesprekken iets hebben durven verzinnen. Het ging niet om zijn of mijn speelse vindingrijkheid, het ging om mythen die tot in details overgeleverd waren, en volgens welke mensen hun leven hadden ingericht. Het vertrouwen dat tussen ons heerste, berustte op het respect voor mythen, waaraan we, ieder voor zich, een groot deel van onze tijd besteedden. Men zou denken dat dat helemaal niet zo zeldzaam is, maar daarbij wordt over het hoofd gezien dat bijna alle kenners van mythen ze misbruiken voor bepaalde doeleinden, ter bevestiging van een of andere theorie of indeling.