Eindrapportage Publiek voor een theater in Leidsche Rijn Gemeente Utrecht - Projectbureau Leidsche Rijn 24 september 2013
2013-042 rp 03 lagroup Postbus 1558 1000 bn Amsterdam
www.lagroup.nl
[email protected] + 31 (0)20 - 550 20 20
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
2
Inhoud 1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Aanleiding Vraagstelling Profiel Leeswijzer Risico’s en verantwoordelijkheden
3 3 4 6 6
2
Schets van het publiek en theoretische vraag
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern in vogelvlucht Deelname aan cultuur Belangrijke factoren en trends & ontwikkelingen Vergelijkbare theaters De theoretische vraag
7 9 10 12 15
3
De invloed van het bestaande aanbod
17
3.1 3.2 3.3 3.4
Overzicht van het omliggende aanbod Castellum en bioscoopfunctie in Leidsche Rijn Stadsschouwburg Utrecht uitgelicht Het overige concurrerende theateraanbod
17 18 19 22
4
Synthese en conclusies
23
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Omvang en samenstelling publiek Aantal voorstellingen Effecten op SSBU Effect TivoliVredenburg Slot
23 26 27 29 30
b1
Bronnen
31
b2
Over lagroup
32
1
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
3
Inleiding 1.1
Aanleiding Leidsche Rijn is de grootste ontwikkellocatie van Nederland. Tot 2025 worden hier 31.000 woningen gebouwd en worden er verschillende commerciële en/of maatschappelijke voorzieningen ontwikkeld. Leidsche Rijn Centrum is een van de sluitstukken in de ontwikkeling van Leidsche Rijn. In het Stedenbouwkundig Plan Leidsche Rijn Centrum Oost Fase 1 (februari 2013) presenteert de gemeente Utrecht de ambitie dat Leidsche Rijn Centrum het tweede centrum van Utrecht wordt, met een sterke functiemenging, waaronder veel publieksgerichte functies zoals horeca en vrijetijdsvoorzieningen. Er wordt onder meer gesproken over de vestiging van een ‘culturele trekker van formaat’, het zogenoemde Cultuurforum. Aan lagroup is gevraagd de potentiële afzetmarkt in kaart te brengen van het theaterdeel en zodoende expertmatig te kijken naar de potentie van een theater in het Leidsche Rijn Centrum, binnen het Cultuurforum.
1.2
Vraagstelling In overleg met het Projectbureau Leidsche Rijn van de gemeente Utrecht is de vraagstelling aan lagroup als volgt verwoord: Breng de potentiële afzetmarkt in kaart van een nieuw (traditioneel) theater in Leidsche Rijn met circa 800 stoelen en een brede culturele programmering. Beantwoord hiertoe de volgende vragen: Wat is de omvang en samenstelling van het potentiële publiek dat dit theater jaarlijks zou kunnen trekken? Hoeveel voorstellingen zou dit theater (indicatief/bandbreedtes) jaarlijks kunnen programmeren (professionele en amateurvoorstellingen), kijkend naar het potentiële publiek en het potentiële aanbod? Wat zijn de mogelijke effecten van de komst van dit theater op de omvang (en samenstelling) van het publiek van Stadsschouwburg Utrecht (SSBU)? Uitgangspunten Het onderzoek wordt op hoofdlijnen en expertmatig uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op de professionele theaterfunctie en amateurfunctie in een eventueel nieuw theater in Leidsche Rijn. Er wordt niet ingegaan op eventuele ondersteunende functies, zoals (commerciële) verhuur. Financiële exploitatie of financiële verkenningen vormen geen onderdeel van het onderzoek. Een dergelijk vraagstuk kan niet geheel kwantitatief worden ingestoken, maar wordt ook bezien vanuit de visie van lagroup op de theatermarkt van nu en de toekomst. Het onderzoek zal daarom bestaan uit zowel kwantitatieve analyses als kwalitatieve
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
4
interpretatie en visievorming. In dit rapport wordt het theater in Cultuurforum kortweg aangeduid als ‘Cultuurforum’.
Profiel Het profiel van Cultuurforum vormt een vertrekpunt voor dit onderzoek en hebben we als een gegeven meegekregen. Uitgangspunt hierbij is dat het aanbod in principe aanvullend is op het aanbod dat is te zien in Stadsschouwburg Utrecht. Om het profiel voor het theater in Leidsche Rijn te beschrijven, zijn wij uitgegaan van een model dat we hebben ontwikkeld. Theoretisch kader: schaalgrootte en complexiteit In het aanbod van theatervoorstellingen is een onderscheid te maken naar schaalgrootte en complexiteit. Schaalgrootte refereert enerzijds aan de grootte van de voorstelling (aantal acteurs, decorstukken) en anderzijds aan het publieksbereik. Complexiteit refereert hier aan de benodigde voorkennis en theaterervaring van de bezoeker om een bepaalde voorstelling te kunnen waarderen. Ten aanzien van complexiteit worden voorstellingen eenvoudigweg ingedeeld in de categorieën complex en niet-complex. Uiteraard is de wereld niet zo zwart-wit, het biedt echter een denkkader dat later kan worden benut ten behoeve van de scenario-ontwikkeling. Wat betreft schaalgrootte hanteren we klein, middelgroot, groot en zeer groot. Ter verduidelijking en illustratie onderstaand schema met daarin per categorie een voorbeeldvoorstelling. Figuur 1
Voorbeelden van theaters per octant
Schaalgrootte
1.3
Cultuurforum
Complexiteit programmering
5
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Zoals is te zien hebben wij in Figuur 1 voorbeelden van theaters aangehaald. Hierin hebben we Cultuurforum ook geplaatst. Dat geeft aan wat het profiel ongeveer is van het theater. Om dat specifieker te maken, zie Figuur 2. Cultuurforum kan met de zaal van 800 zitplaatsen, en met het voor dit onderzoek als uitgangspunt meegegeven profiel, in ons model ondergebracht worden op het snijvlak van profiel C en E. Zie onder de figuur de verdere uitleg. Dit profiel nemen we als uitgangspunt voor het onderzoeken van de vraagmarkt voor dit theater.
Schaalgrootte
Figuur 2
Een versimpeling van het podiumaanbod in acht segmenten
A C E G
B D F H
Complexiteit programmering
De vlakken kunnen als volgt worden geduid: A. Van Sister Act tot Hans Klok Laagdrempelige, zeer grote producties, hoge entreeprijzen (> € 35), meerdaagse series. Getoond op één plek in het land of in een beperkt aantal grote theaters. Focus op groot cabaret, musical & show. B. Van Siegfried tot The Tempest Complexe, zeer grote producties, hoge entreeprijzen (> € 35), meerdaagse series. Focus op hedendaagse dans, traditionele en hedendaagse opera en klassieke muziek. C. Van Sonneveld tot Love Story Laagdrempelige, grote producties, een of meer dagen, entree middentarief (€ 25 - € 35). Focus op musical, show, groot cabaret. D. NDT1 tot Angels in America Complexe, grote producties, een of meerdagen, entree middentarief (€ 25 - € 35). Focus op hedendaagse dans, oorspronkelijk toneel en muziektheater. E. Van Alles went behalve een vent tot Sara Kroos Laagdrempelige, middelgrote producties, meestal één dag, entree standaardtarief (tot € 25). Focus op toneel, cabaret, show. F. Van De Ideale Man (NT Gent) tot The New Forrest (Wunderbaum) Complexe, middelgrote producties, één dag, entree standaardtarief (tot € 25). Focus op toneel, dans, muziektheater en nieuwe popmuziek.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
6
G. Van Joris Lutz tot Stand Up Comedy Laagdrempelige, kleine producties, één dag, lage entree (tot € 17,50). Focus op cabaret en jeugdtheater. H. Van Abattoir Fermé tot onbekend talent Complexe, kleine producties, één dag, lage entree (tot € 17,50). Focus op toneel, dans, muziektheater en vernieuwende klassieke muziek.
1.4
Leeswijzer Om een beeld te schetsen van de context schetsen we in Hoofdstuk 2 het publiek, cultuurgedrag en de theoretische vraag. In Hoofdstuk 3 brengen we het bestaande aanbod in beeld van Utrecht en omgeving en beschrijven we de invloed van dat aanbod op de vraag naar een theater in Leidsche Rijn Centrum. In het afsluitende Hoofdstuk 4 Synthese en conclusies brengen we de vergaarde informatie uit hoofdstuk 2 en 3 bij elkaar en beantwoorden de verschillende elementen uit de vraagstelling.
1.5
Risico’s en verantwoordelijkheden Het onderzoek is uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van lagroup. Het rapport en de bijlagen vormen een geheel. Indien het rapport ter beschikking wordt gesteld aan derden, dient dat in zijn geheel te geschieden. Bij het onderzoek en de samenstelling van dit rapport is uiterste zorgvuldigheid betracht. Daarbij is uitgegaan van de waarheidsgetrouwheid van door de opdrachtgever en door derden verstrekte informatie.
2
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
7
Schets van het publiek en theoretische vraag In dit hoofdstuk gaan we in op de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern, schetsen we de specifieke bevolkingskenmerken en besteden we aandacht aan landelijke bezoekerstrends en bezoekgedrag. Dit koppelen we daarna aan de potentiële vraag naar een theater met een zaal van circa 800 zitplaatsen.
2.1
Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern in vogelvlucht Inwoners en opbouw In 2013 wonen in totaal 322.000 mensen in de stad Utrecht, in de wijken zoals in Figuur 3 weergegeven. De verwachting van de gemeente Utrecht is dat de stad nog verder zal groeien. Utrecht onderscheidt tien wijken. De wijk Vleuten-De Meern is de grootste wijk van Utrecht, met 45.000 inwoners. De verwachting is dat de bevolkingsgroei in de wijk Leidsche Rijn het sterkst toeneemt, tot ruim 43.000 in 2020, aldus de gemeente Utrecht in de Wijkwijzer 2013.1 In de twee wijken aan de westkant van de A2 en het AmsterdamRijnkanaal, het onderwerp van dit onderzoek, zullen in 2020 circa 90.000 mensen wonen. Figuur 3
Wijken in Utrecht, gescheiden door de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal.
Schematisch: A2 en Amsterdam-Rijnkanaal
1
WijkWijzer 2013. De tien Utrechtse wijken in cijfers.
8
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Jonge en creatieve stad Utrecht is een groeiende en jonge stad. Opvallend is de vergroening enerzijds en de matige vergrijzing anderzijds. Utrecht scoort in de recente Atlas voor gemeenten 2013 nummer 3 bij vergroening en nummer 49 voor vergrijzing.2 Hierdoor blijft Utrecht ook in de toekomst een jonge stad. In de relatief jonge wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern woont de jongste bevolking.3 Verder heeft de stad relatief veel creatievellingen, eenpersoonshuishoudens en – volgens de Atlas 2013 – het grootste aandeel hoogopgeleiden van Nederland. De hoge woonaantrekkelijkheid van Utrecht kan worden gezien als een goede voorspeller van nog meer aantrekkingskracht op economisch kansrijke groepen. Leeftijdsopbouw en allochtonen Voor dit onderzoek is een aantal demografische kenmerken van Leidsche Rijn ten opzichte van de overige wijken in Utrecht relevant, zie hiervoor ook Tabel 1. Eveneens opgenomen in deze tabel is de geplande toename van het aantal inwoners van Leidsche Rijn (in 2020). Leidsche Rijn heeft opvallend veel kinderen en jongeren onder de 17 jaar. Afgezet tegen het gemiddelde van Utrecht, wonen er 50% meer kinderen van 0-17 jaar in Leidsche Rijn. Ook Vleuten-De Meern heeft verhoudingsgewijs een jonge bevolking. Leidsche Rijn heeft opvallend weinig 55+’ers. Bijna de helft minder dan in het gemiddelde van Utrecht. Kijkend naar 2020 zal het absolute aantal 55+’ers ongeveer 5.000 zijn. In Utrecht, waarvan de totale bevolking in 2020 door de uitbreiding van Leidsche Rijn toegenomen zal zijn, zullen in 2020 ruim 60.000 55+’ers wonen. Leidsche Rijn heeft verhoudingsgewijs veel niet-westerse inwoners. Vleuten-De Meern heeft er juist erg weinig. Tabel 1
Aantal relevante factoren bevolkingsopbouw
Leidsche Rijn
Vleuten-De Meern
Utrecht totaal
%
inwoners 2013
inwoners 2020 *
%
inwoners 2013
%
inwoners 2013
Totaal inwoners
-
27.760
43.000
-
44.850
-
322.000
0 t/m 11 jarigen
23,6%
6.550
10.150
21,4%
9.600
14,7%
47.330
12 t/m 17 jarigen
5,9%
1.640
2.540
7,1%
3.180
5,1%
16.420
55-plussers
11,5%
3.190
4.950
19,2%
8.610
18,2%
58.600
65-plussers
5,9%
1.640
2.540
11,1%
4.980
10,0%
32.200
niet-westers
26,3%
7.300
11.310
13,2%
5.920
21,7%
69.870
Bron: Wijkwijzer Utrecht.
* Aanname gehanteerd dat de bevolkingsopbouw gelijk blijft. Cijfers zijn afgerond op tientallen.
NB. Utrecht groeit voornamelijk door de uitbreiding van Leidsche Rijn, in 2020 heeft Utrecht circa 240.000 inwoners.
2 3
De Atlas voor Gemeenten scoort de 50 grootste gemeenten van Nederland op diverse onderwerpen. Bron: WijkWijzer 2013.
9
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Opleidingsniveau en inkomen In Figuur 4 is het opleidingsniveau van inwoner van Utrecht weergegeven. Het percentage hoogopgeleiden in Leidsche Rijn is vergelijkbaar met het gemiddelde in Utrecht. Leidsche Rijn scoort hier gemiddeld door nummer vijf van de totaal tien wijken te scoren. VleutenDe Meern heeft – op Overvecht na – het laagste percentage hoogopgeleiden. Overvecht haalt het gemiddelde van Utrecht sterk omlaag. De binnenstad en de daaraan grenzende wijken hebben een aanzienlijk hoger aandeel hoogopgeleiden. Leidsche Rijn en VleutenDe Meern scoren ook qua percentage laagopgeleiden gemiddeld, van de tien wijken hebben zij steeds in de middenmoot gescoord. Het percentage middelbaar opgeleiden is in beide wijken weer relatief hoog. Het besteedbaar huishoudinkomen is in Leidsche Rijn hoger dan het gemiddelde van Utrecht, dat geldt ook voor Vleuten-De Meern (huishoudinkomen: Utrecht € 33.800; Leidsche Rijn € 40.800; Vleuten-De Meern € 41.500). Figuur 4
Opleidingsniveau per wijk, in categorieën
% laag opgeleiden
% middelbaar opgeleiden
% hoog opgeleiden
Binnenstad
2,5
20,9
76,7
Oost
6,2
23,6
70,2
West
17,7
14,5
67,9
Noordoost
13,2
20,7
66,1
Zuid
20,7
20,4
59
Leidsche Rijn
17,7
28,8
53,5
Noordwest
25,7
24,7
49,6
Zuidwest
26,8
25,1
48,1
Vleuten-De Meern
24,2
28,5
47,3
Overvecht
40,8
33,6
25,6
Bron: WistUdata, gemeente Utrecht, 2012.
2.2
Deelname aan cultuur Voor dit onderzoek zoomen we in op het cultuurgedrag en theaterbezoekgedrag van inwoners van Utrecht, en Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern in het bijzonder. Zie hiervoor ook Tabel 2.4 In 2012 heeft 86% van de Utrechtse bevolking in de afgelopen 12 maanden minimaal één culturele activiteit bezocht. De film en het museum zijn het meest populair. Van de Utrechters bezochten in 2012: · 47% een musical-, toneel- of cabaretvoorstelling; · 15% een dans- of balletuitvoering; · 26% een klassiek concert of opera; · 47% een popconcert, discotheek of houseparty. 4
Bron: Gemeente Utrecht. Wijkmonitor. Cultuur.
10
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Volgens een inwonersenquête van de gemeente Utrecht heeft Leidsche Rijn een vergelijkbaar aandeel ‘cultuurbezoekers’ als het gemiddelde van Utrecht. De binnenstad en de omliggende wijken scoren hier aanzienlijk beter. Met ‘cultuurbezoekers’ wordt bedoeld inwoners die in 2012 zeggen een sociale en/of culturele activiteit te hebben bezocht. Deze cijfers zeggen niets over het feitelijke bezoek of de frequentie waarmee zij cultuur bezoeken. De inwoners van Leidsche Rijn zijn het minst van alle wijken tevreden over het cultuuraanbod in de buurt. Voor Vleuten-De Meern geldt dat minder; alleen de Binnenstad en Oost zijn meer tevreden over het aanbod in hun buurt. Tabel 2
Percentage cultuurbezoekers en tevredenheid aanbod in de buurt
% cultuurbezoekers Binnenstad
96,1
Binnenstad
Oost
95,9
Oost
50,5
West
92,5
Vleuten-De Meern
43,2
Noordoost
92,5
Noordoost
39,8
Zuid
86,4
Zuid
39,7
Leidsche Rijn
85,1
Overvecht
39,3
Vleuten-De Meern
82,2
Noordwest
38,6
Noordwest
81,7
Zuidwest
35,8
Zuidwest
81,5
West
34,6
Overvecht
70,3
Leidsche Rijn
32,9
Bron: Onderzoek Utrecht, Inwonersenquête.
2.3
% tevreden over cultuuraanbod in de buurt 81,9
Sortering van de wijken op het hoogste %.
Belangrijke factoren en trends & ontwikkelingen In het maken van een prognose voor de theoretische vraag naar een theater met 800 zitplaatsen en het beschreven profiel, spelen een aantal factoren en trends en ontwikkelingen een rol. Deze zullen we hieronder beknopt beschrijven. Reisbereidheid De reistijd naar een theater heeft effect op het daadwerkelijke bezoek. Uit enigszins gedateerd onderzoek blijkt dat de meeste mensen gemiddeld ongeveer een half uur reizen voor een reguliere theatervoorstelling.5 Publiek voor opera, klassieke muziek, dans en toneel reist in de praktijk weinig: circa 75% van het publiek woont binnen een straal van 17 kilometer vanaf de locatie waar de voorstelling gegeven wordt.6 Voor musicals bedraagt de reistijd maximaal 40 minuten en alleen voor stadionconcerten en zeer bijzondere voorstellingen zijn mensen bereid nog verder te reizen. Dat een kunstuiting ‘te ver’ is, 5 6
TNS-NIPO. Marktbeschrijving Podiumkunsten. 2007. Binnenlands bestuur. Cees Langeveld. Publiek reist beperkt naar de podiumkunsten. 2011.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
11
geldt voor een minderheid van het publiek overigens als reden voor niet-bezoek. Ook voor mensen die wél geïnteresseerd zijn in de voorstellingen die een schouwburg of theater biedt, maar toch niet tot bezoek overgaan, is ‘te ver’ vrijwel geen reden om niet te gaan. Als reden om niet te gaan wordt het vaakst ‘het kwam er niet van’ aangegeven, gevolgd door ‘ga liever niet alleen’. Er spelen dus voornamelijk andere redenen dan afstand voor de meeste mensen. De reden dat afstand niet sterk meeweegt is waarschijnlijk omdat de meeste mensen relatief dichtbij een theater wonen, afstand is daarom waarschijnlijk een dissatisfier. Het voordeel voor inwoners van Leidsche Rijn is dan ook dat het voorziene theater op maximaal tien minuten afstand van hun woning is beoogd, en met de auto of per fiets zeer goed bereikbaar is. Ook voor inwoners van Vleuten-De Meern is Leidsche Rijn Centrum dichtbij, zo’n maximaal 15 minuten met de auto. Hoogopgeleid en levensfase Het is alom bekend dat hoogopgeleide mensen vaker het theater bezoeken dan middelbaar of lageropgeleiden. Daarnaast is de levensfase van invloed op bezoekgedrag. Mensen met kleine kinderen (jonger dan 6 jaar) gaan het minst, mensen boven de 40 – alleenstaand of met partner – gaan het vaakst naar de gecanoniseerde kunstvormen (bijv. toneel, dans of klassieke muziek). Dat is anders bij de populaire kunsten zoals cabaret, film en popmuziek, waar veel mensen van onder de veertig (zonder kinderen en met wat oudere kinderen) op afkomen en die door de categorie 40+ minder wordt bezocht. 7 Landelijk dalende vraag – dalende bezoekcijfers De landelijke theatermarkt heeft – mede door, maar niet alleen als gevolg van de crisis – sinds de top in 2007-2008 een enorme transitie doorgemaakt. Als voorbeeld, in een rapport van lagroup/PB/bbn uit 2008 signaleerden we dat Stadsschouwburg Utrecht (SSBU) het aanbod en de publieksvraag niet meer voldoende kon beantwoorden: met een gemiddelde zaalbezetting van meer dan 80% trok zij ruim 260.000 bezoekers in 2007. In 2012 waren er dat 224.000. Landelijk zijn er de laatste jaren (sterk) dalende bezoekcijfers over de gehele breedte van de podiumkunsten zichtbaar. Bureau Ape signaleert in recent onderzoek bij de meeste genres dalende bezoekersaantallen tussen 2008 en 2011. Voor dit onderzoek van toepassing: bij de niet-rijksgesubsidieerde voorstellingen neemt Ape tussen 2008-2011 een bezoekdaling van gemiddeld 5,4% per jaar waar; het bureau wijt dit deels aan de recessie. Opvallend is dat in de genoemde periode het aantal niet-rijksgesubsidieerde voorstellingen is gedaald, terwijl het aantal rijksgesubsidieerde voorstellingen is gestegen.8 De daling is onderzocht aan de hand van cijfers tot en met 2011. De cijfers van 2012 zijn bekend, maar nog niet vergelijkend gepubliceerd. Bekend is dat landelijk een verdere daling in bezoekersaantallen bij theaters zichtbaar wordt, en daarmee ook een verdere daling van het aantal voorstellingen en het aantal uitverkochte voorstellingen. Het is niet bekend of de markt de komende jaren stabiliseert. Ook al daalt het populaire aanbod sterker dan het gecanoniseerde, er zijn alsnog meer 7 8
SCP. Kunstminnend Nederland. 2013. Ape (i.o.v. Ministerie van OCW). Effecten van de economische crisis in de cultuursector. Oktober 2012. p. 59.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
12
mensen geïnteresseerd in populaire dan in gecanoniseerde kunstvormen (82% vs 53% van de bevolking van 16 jaar en ouder). Dans telt de minste geïnteresseerden (45%), film de meeste (90%). Meer specifiek kunnen we constateren dat de vraagzijde van (vooral) de musicalmarkt is ingestort. Dit is problematisch, omdat dit genre een vrij groot aandeel innam in de populair programmerende theaters in het land. De experts geven aan dat consumenten musicalmoe zijn. Er is een aantal jaar geleden een wildgroei aan musicals ontstaan, de traditionele musicaltitels van weleer slaan niet meer voldoende aan en mensen zijn niet meer bereid om het volle pond te betalen. Veranderende vrijetijdsmarkt De dalende bezoekcijfers in het theater hebben enerzijds te maken met de crisis, die langer aanhoudt dan aanvankelijk gedacht. Anderzijds speelt de veranderende vrijetijdsmarkt een niet te onderschatten rol. Nederlanders hebben steeds minder vrije tijd, het aantal vrijetijdsactiviteiten buiten de deur neemt af en verschuift naar binnenshuis. Tegelijkertijd is de vrijetijdsmarkt een verdringingsmarkt geworden, met een toename in het aanbod en diversiteit aan mogelijkheden. Dit betekent dat theater concurreert met bioscoop, festivals, TV, internet, sport, winkelen, games et cetera.9
2.4
Vergelijkbare theaters Aan de hand van het landelijk functionerende Theater Analyse Systeem (TAS), ontwikkeld door de branchevereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), hebben we gekeken naar verzorgingsgebieden die vergelijkbaar zijn met het voorziene theater in Leidsche Rijn Centrum met 800 zitplaatsen. De resultaten van de benchmark met TASgegevens zijn goed bruikbaar in de analyse van het theater, maar hierbij moet wel enig voorbehoud worden gemaakt. Allereerst is de kwaliteit van het cijfermateriaal in TAS afhankelijk van de input door de theaters zelf. Daarnaast dienen de cijfers altijd in perspectief geplaatst te worden met andere (niet-TAS)-analyses en aspecten en met de (specifieke) omstandigheden die betrekking hebben op het eigen theater. TAS-vergelijkingen geven aldus een totaalbeeld hoe het mogelijke theater in Leidsche Rijn Centrum zich in grote lijnen verhoudt tot de benchmarktheaters. Keuze benchmarktheaters Bij de keuze van de benchmarktheaters is gekeken naar gebieden of steden met een vergelijkbaar inwonersaantal als van de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern samen, een ligging nabij (of als wijk gelegen in) een grote stad, en een populair profiel. In de selectie zijn Oosterhout en Stadsdeel Nieuw-West in Amsterdam afwijkend op basis van het inwoneraantal, maar het gemiddelde tussen deze twee komt weer overeen met het uitgangspunt van circa 90.000. De volgende theaters zijn gekozen, zie de tabel op de volgende pagina. 9
NHTV en NRIT, Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd, 2009/2010.
13
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Tabel 3
Selectie van steden en theaters voor de benchmark
Stad
Inwoners
Theater
Zitplaatsen
Theaterzalen
zaal 1
zaal 2
Stoelen per 1.000 inwoners
Stadsdeel Nieuw West Amsterdam
135.000
De Meervaart
2
800
300
8,1
Hengelo
81.000
Rabotheater
2
880
350
15,2
Schiedam
76.500
Theater aan de Schie
1
702
-
9,2
Oosterhout
53.500
Theater de Bussel
2
485
100
10,9
Amstelveen
84.500
Amstelveense Schouwburg
2
683
237
10,9
Gemiddeld
86.000
-
1,8
710
247
10,9
Bron: CBS (per 1 januari 2013, afgerond op vijfhonderdtallen), websites theaters. Bewerkt: lagroup.
De theaters zijn nabij de volgende steden gelegen: Stadsdeel Nieuw West Amsterdam – bij Amsterdam met 800.000 inwoners; Hengelo – bij Enschede met 159.000 inwoners; Schiedam – bij Rotterdam met 615.000 inwoners; Oosterhout dichtbij Breda met 178.000; Amstelveen bij Amsterdam met 800.000 inwoners. Een naadloze vergelijkbaarheid is nooit mogelijk, door voorliggende keuze denken we de gemiddelde vraag zo goed mogelijk te kunnen benaderen. Omdat bij het te projecteren Cultuurforum één zaal is voorzien (alleen een grote zaal), en andere theaters vrijwel allemaal over twee zalen beschikken, nemen we dit mee in de analyse. Theater aan de Schie werkt in de praktijk ook met twee zalen, de foyer wordt dan ingericht als kleine zaal. Deze aantallen zijn verwerkt in de gegevens. We maken daarom onderscheid in de kleine en grote zaal en kijken naar het professionele en amateuraanbod. Signaleringen We hebben op hoofdlijnen gekeken naar de – voor dit onderzoek relevante – prestaties van de geselecteerde theaters. We signaleren de volgende punten als we de benchmarkgegevens interpreteren en in landelijk perspectief plaatsen, zie ook Tabel 4 en Tabel 5. De benchmarktheaters hebben zalen met wisselende afmetingen. Als er in een stad/ wijk van de gekozen omvang één theater is, heeft het theater vaak twee theaterzalen. Het bereik van de theaters in de benchmark is circa 57.000 bezoekers per jaar. De benchmarktheaters programmeren in de grote zaal gemiddeld 106 voorstellingen. De gemiddelde zaalbezetting ligt niet zo hoog, gemiddeld nog geen 300 verkochte tickets per voorstelling (negatief vertekend door de kleine zaal). Daarmee gecorrigeerd komt het aantal bezoekers per voorstelling in de grote zaal ongeveer neer op 400 bezoekers per voorstelling, dat is een zaalbezetting van circa 57%. Bij de benchmarksteden bedraagt het totaal aantal bezoeken per inwoner 0,67. Dat betekent dat per 1.000 inwoners er 670 jaarlijks eenmaal naar het gebenchmarkte theater gaan. Dit is een kengetal waarmee wordt gerekend. In de praktijk zal een kleiner deel van de bevolking meerdere malen gaan, variërend van light users tot heavy users; een ander deel van de bevolking gaat helemaal nooit naar het theater.
14
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
De benchmarktheaters trekken 50% van hun bezoekers aan van buiten de gemeente. Het landelijk gemiddelde is met 47% vergelijkbaar. Bij theaters in de grote steden ligt dit meestal wat lager, omdat de positie als stadsschouwburg vaak erg sterk is. Het amateuraanbod vindt in dergelijke theaters vooral plaats in de kleine zaal. De producties van amateurverenigingen zijn veelal te klein om in de grote zaal te programmeren (ze ‘verdrinken’ op het podium) en bovendien zijn de verenigingen niet in staat om de huur van een grote zaal op te brengen en om de zaal gevuld te krijgen. Bij de benchmarktheaters trekken amateurvoorstellingen 22% van het totaal aantal bezoekers. Dat is relatief veel; het aandeel amateurvoorstellingen is in grootstedelijke schouwburgen (vanaf 150.000 inwoners) vaak aanzienlijk kleiner dan in de kleinere (regio)theaters. De geprogrammeerde genres (Tabel 5) tonen de kleine en de grote zaal gezamenlijk. Te zien is dat cabaret en kleinkunst, toneel, en daarna populaire muziek de voornaamste geprogrammeerde genres zijn. In de afname is vooral cabaret populair (aanbod 22% afname 25%). De theaters tonen vrijwel geen klassieke muziek, en weinig opera en dansvoorstellingen. Niet optimaal te zien in de tabellen, maar op basis van ervaring en deskresearch, kunnen we constateren dat de benchmarktheaters een relatief populair profiel hebben.10 Tabel 4
Overzicht aanbod en afname
benchmark Totaal aantal theatervoorstellingen waarvan professionele voorstellingen
194 163
waarvan amateurvoorstellingen Totaal aantal theatervoorstellingen waarvan grote zaal - professioneel *
31 194 106
waarvan grote zaal - amateur *
11
waarvan kleine zaal - professioneel *
57
waarvan kleine zaal - amateur *
20
Totaal aantal bezoekers theatervoorstellingen
57.318
waarvan aan professionele voorstellingen
44.708
waarvan aan amateurvoorstellingen
12.610
Bezoeken per inwoner
0,67
Percentage bezoekers van buiten de gemeente
50%
Aantal bezoekers per voorstelling
295
Bron: TAS 2012, bewerkt lagroup. **Niet Nietin inTAS. TAS.Toedeling Toedelingop opbasis basisvan vananalyse analyseseizoensbrochures seizoensbrochures (telling (telling per per zaal). Reeks 5 theaters: tussen 22%44% van alle voorstellingen speelt in de kleine zaal, gemiddelde ca. 35%. Omdat amateurvoorstellingen vaker zaal). theaters: tussen 22%-44% alleisvoorstellingen speelt in dedekleine in deReeks kleine5 zaal spelen dan in de grotevan zaal, ook hierbij in het aantal verhouding GZ-KZ: 65-35 zaal, gemiddelde ca. 35%. Omdat amateurvoorstellingen vaker in de kleine zaal gehanteerd. spelen dan in de grote zaal, is ook hierbij in het aantal de verhouding GZ-KZ: 6535 gehanteerd.
10 Theaters inde grote steden (+150.000 inwoners) programmeren veelal een groter aandeel toneel (vanwege de opdracht vanuit het Rijk).
15
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Tabel 5
Genres – aantal/verhouding voorstellingen en bezoekers, grote en kleine zaal samen
Genres Toneel
aanbod
afname
%
aantal
%
aantal
22%
43
16%
9.171
Klassieke muziek
1%
2
1%
573
Dans- en bewegingstheater
5%
10
4%
2.293
Populaire muziek (incl. wereldmuziek)
15%
29
12%
6.878
Musical en operette
9%
17
12%
6.878
Cabaret en kleinkunst
22%
43
25%
14.330
Opera en muziektheater
4%
8
4%
2.293
Overig professioneel
6%
12
4%
2.293
Amateurvoorstellingen
16%
31
22%
12.610
Totaal
100%
194
100%
57.318
Bron: TAS 2012.
2.5
De theoretische vraag In deze paragraaf kijken we, met behulp van de input uit de voorgaande paragrafen, naar de vraag die een theater in een gebied met 90.000 inwoners theoretisch gezien kan aantrekken. Dit is het verwachte cultuurgebruik van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern in 2020. In de volgende hoofdstukken zullen we de invloed van het bestaande aanbod verwerken. Zoals omschreven, trekt een theater met 800 zitplaatsen weinig amateuraanbod aan. In de prognose kijken we daarom voorlopig alleen naar de vraag naar professionele voorstellingen. Daartoe nemen we het aantal bezoeken per inwoner van 0,67 uit de benchmark als vertrekpunt. We hebben dit kengetal op een aantal andere manieren getoetst. De (succesvolle) Stadsschouwburg Utrecht behaalt een vergelijkbare ratio (322.000 inwoners versus 210.000 bezoekers aan theatervoorstellingen leidt tot 0,65). Dat heeft te maken met het sterk concurrerende cultuuraanbod in Utrecht (zie hoofdstuk 3.1), schouwburgen in de overige G4-steden halen minder bezoekers dan Utrecht. Om nog een vergelijking te maken: de ratio ligt iets hoger (0,79) bij theaters in relatief even grote steden als Leidsche Rijn/ Vleuten-De Meern (in 2020) die niet in de omgeving van een grote stad liggen, die een regiofunctie hebben, gelegen zijn in een gebied waar een lage theaterdichtheid is en waar relatief weinig concurrerend vrijetijdsaanbod is.11 In de tabel is gecorrigeerd met het aanbod in de kleine zaal. Zoals in Tabel 6 hieronder te zien is, leidt de berekening naar een theoretische vraagmarkt van circa 12 duizend bezoekers uit Leidsche Rijn en nog eens dat aantal voor Vleuten-De Meern. Het dubbele van deze twee samen komt bij een regulier theater van buiten de ‘gemeente’. Deze drie samen leiden tot een totaal van circa 47.000 potentiële bezoekers.
11
Als benchmarksteden hebben we hiervoor de theaters genomen in Emmen, Sittard-Geleen, Zwolle, Roosendaal en Leeuwarden.
16
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Tabel 6
Leidsche Rijn Vleuten-De Meern Buiten 'de gemeente'
Het theoretische bereik
Bezoekers Inwoners Theoretisch Theoretisch Theoretisch Theoretische Theoretische benchmark in 2020 bereik op bereik grote bereik kleine vraagmarkt vraagmarkt professionele basis van zaal - factor zaal - factor 800-zaal 800-zaal voorstellingen factor 0,67 * 0,8 ** 0,2 ** Cultuurforum Cultuurforum *** 43.000 25% 11.800 44.700
44.900
58.900
47.100
11.800
-
Totaal
25%
11.800
50%
23.500
100%
47.100
* Berekening: (43.000+44850) maal 0,67. Factor 0,67 zijn voorstellingen in de grote en kleine zaal. ** In aantal voorstellingen 65%-35%; in bezoekers 80%-20% - vanwege capaciteit grote zaal per voorstelling. *** Bij de benchmark/landelijke theaters is 50% van het publiek afkomstig uit omliggende gemeentes.
Naar verwachting beïnvloedt de bevolkingsopbouw van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern deze 47.000 bezoeken aan een theater met een populair aanbod door de aanwezigheid van veel gezinnen met jonge kinderen en weinig 55+’ers. Het is een bekend gegeven dat het theaterbezoek aan gecanoniseerd aanbod van de ene groep (jonge gezinnen) veel minder is dan de andere (55+’ers). Hier komen we in de volgende hoofdstukken op terug. Tot nu toe hebben we gekeken naar de theoretische vraag van de inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern naar een theaterzaal van 800 stoelen met bijbehorend populair aanbod. Een belangrijke factor in de feitelijke vraag naar een nieuw theater is de mate waarin al wordt voorzien in theateraanbod, dus in welke mate de vraag kan worden bediend met het voorhanden zijnde aanbod. In het volgende hoofdstuk bekijken we wat de invloed is van het bestaande aanbod in Utrecht en de directe omgeving.
3
17
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
De invloed van het bestaande aanbod In dit hoofdstuk gaan we in op de aanbodmarkt, we koppelen trends en ontwikkelingen in het land aan de specifieke situatie in Utrecht.
3.1
Overzicht van het omliggende aanbod Utrecht staat volgens de Atlas voor Gemeenten 2013 in de top 3 op het gebied van aantal uitvoeringen in de podiumkunsten (per 1.000 inwoners). Met de komst van TivoliVredenburg neemt deze dichtheid verder toe. Met het type programmering is een zekere scheiding aan te brengen in het profiel van de verschillende podia, maar de podia strijden allemaal om de gunst van de vrijetijd van de consument (die minder wordt en verandert). Nabijgelegen, in de provincie Utrecht, is nog een aantal andere theaters die meedingen naar de gunst van de vrijetijd van de consument. In de hierboven beschreven Atlas zijn deze theaters niet meegenomen. Figuur 5 geeft een overzicht van de theaters die vanuit Leidsche Rijn Centrum binnen 25 minuten per auto bereikbaar zijn. De theaters zijn in meer of mindere mate concurrerend met Cultuurforum. In de volgende paragrafen zoomen we in op deze theaters. Figuur 5
Overzicht theaters
Castellum, Leidsche Rijn (gepland)
Stadsschouwburg Utrecht
240
1.000
200
Beatrixtheater, Utrecht Het Klooster, Woerden
1.500
Theater Kikker, Utrecht
180
200
De Kom, Nieuwegein 650
200
TivoliVredenburg, Utrecht
220
5.000
Fulcotheater, IJsselstein 356
Theater aan de Slinger, Houten 296
Reistijd auto tot 25 minuten
Leidsche Rijn Centrum
Capaciteit zalen – kleur correspondeert met de grootte van de zaal.
18
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
3.2
Castellum en bioscoopfunctie in Leidsche Rijn Het Cultuurforum, waarvan het voorziene theater deel uitmaakt, wordt stedenbouwkundig ingebed in Leidsche Rijn Centrum, aan de oostzijde van Leidsche Rijn. Hier wordt ook een commerciële bioscoop gevestigd van 2.000 stoelen, verspreid over zeven zalen. Daarnaast is de ontwikkeling van Castellum gepland, met een theaterzaal en een openluchttheater. Er is sprake van dat het Castellum door Theater Kikker geëxploiteerd gaat worden. Castellum en de nabij gelegen bioscoop vormen belangrijke concurrenten voor het Cultuurforum. De theaterfunctie is in Tabel 7 kort samengevat. Castellum verwacht jaarlijks 35.000 bezoekers te zullen bereiken, het programmeert met de 240-zaal een ander aanbod, maar we verwachten dat het theater (voornamelijk) op de vrije tijd van dezelfde doelgroep is gericht, namelijk de inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern. Ook al is het aanbod anders dan het geplande aanbod in de 800-zaal van Cultuurforum, Castellum zal in dezelfde vijver vissen. De geplande – nabijgelegen – bioscoop is niet verwerkt in de tabel, maar deze zal ook inzetten op de vrije tijd van de inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern en zal hierin met lagere ticketprijzen (dan theaters veelal vragen) ten dele slagen. Bioscoopbezoek is populairder dan theaterbezoek. In 2011 bracht ruim de helft (54%) van alle Nederlanders van 16 jaar en ouder minstens één bezoek aan een bioscoop of filmtheater. Bijna de helft (46%) van alle bioscoopbezoekers is in 2011 vaker dan drie keer naar een bioscoop of filmtheater geweest.12 Tabel 7
Prognose Castellum
Castellum theaterzaal
openluchttheater
totaal
Zaalcapaciteit
240
150 à 400
242
Aantal voorstellingen
120
25 à 30
150
waarvan professioneel*
90
-
-
waarvan amateurs
30
-
-
Bezoekers voorstellingen waarvan aan professionele voorstellingen
35.000
waarvan aan amateurvoorstellingen Bron: Selectiedocument Castellum. * Incl. festivals.
Cultuur in historische centrum Utrecht heeft straks, naast podia als Stadsschouwburg Utrecht, TivoliVredenburg, Beatrixtheater, Theater Kikker, ook nog andere functies die de concurrentie aangaan met Cultuurforum. Denk alleen al binnen de cultuursector aan festivals, (de komst van) een megabioscoop op het Jaarbeursterrein, en diverse filmtheaters. De markt wordt complexer en de strijd om de tijd en het geld van de consument feller.
12 CentERdata & Stichting Filmonderzoek.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
3.3
19
Stadsschouwburg Utrecht uitgelicht Stadsschouwburg Utrecht (SSBU) is een van de grotere schouwburgen in het land. De schouwburg is zeer succesvol, kijkend naar bezoekersaantallen, en heeft een brede programmering. Kijkend naar de bij ons bekende informatie over de schouwburg, de TASbenchmark van de SSBU13 en onderstaande tabellen, kunnen we het volgende opmerken, wat relevant is voor dit onderzoek. SSBU programmeert meer voorstellingen en behaalt meer bezoekers in vergelijking met andere grote theaters in grote steden, ongeveer +50%. SSBU heeft een brede programmering, in vergelijking met de benchmarktheaters. SSBU programmeert ongeveer evenveel toneel als de andere theaters, maar geen klassieke muziek, minder opera, maar meer cabaret en kleinkunst. Dit laatste kan mogelijk verklaard worden doordat er in de meeste benchmarksteden andere theaters zijn die het cabaret programmeren. In Amsterdam is dat bijvoorbeeld De Kleine Komedie, in Rotterdam is dat Luxor en in Den Haag Theater Diligentia. De schouwburg is sinds de top in 2007 in bezoekaantallen met totaal 13% gezakt. Dat is een relatief geringe daling, in vergelijking met andere theaters in het land. Grote zaal: toneel/muziektheater wordt veel geprogrammeerd en trekt ook veel bezoekers. Dat geldt al helemaal voor cabaret, waarbij in de grote zaal met nog geen 40 voorstellingen bijna 32.000 bezoekers worden behaald, met (dus) een hoge bezettingsgraad van circa 83%. Toch geeft de schouwburg aan dat ook cabaret niet snel meer uitverkocht raakt. Nummer 3 in de grote zaal is muziek/ musical, waarvoor afgelopen seizoen circa 20.000 bezoekers afreisden naar de schouwburg. Met een bezettingsgraad van net 60% laat dit aanbod zien dat het minder populair is dan in de top van de markt, in 2007, toen landelijk bezettingspercentages van meer dan 80% werden bereikt. De schouwburg geeft aan dat er voorlopig nog geen aanwijzingen zijn dat het bezoekersaantal de komende jaren weer toeneemt.
13 TAS 2012, Stadsschouwburg Utrecht. Vergelijking met Stadsschouwburg Amsterdam, Rotterdamse Schouwburg, Koninklijke Schouwburg Den Haag, Het Vrijthof Maastricht en de Goudse Schouwburg.
20
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Tabel 8
Overzicht Stadsschouwburg Utrecht in 2012
SSBU DE-zaal
Blauwe Zaal
1.000
200
Zaalcapaciteit
totaal
277
276
1.200 553
waarvan regulier professioneel
239
236
475
waarvan overig professioneel*
28
31
59
waarvan amateurs
10
9
19
Aantal voorstellingen
Bezoekers voorstellingen
165.755
43.326
209.081
waarvan aan reguliere professionele voorstellingen
138.345
37.283
175.628
waarvan aan overige professionele voorstellingen*
19.622
4.278
23.900
7.788
1.765
9.553
waarvan aan amateurvoorstellingen
Bron: Opgave SSBU. * Incl. festivals en commerciële culturele verhuringen.
Tabel 9
Overzicht genres SSBU in 2012
Douwe Egberts Zaal Aantal
%
Cabaret
38
16%
31.785
Circus/Show
23
10%
14.456
Dans
21
9%
Muziek/Musical
32
13%
Opera en Operette
8
Toneel/Muziektheater Kinderen en familie Schoolvoorstelling Douwe Egberts Zaal
Blauwe Zaal
Bezoekers
Aantal
%
Bezoekers
Cabaret
60
25%
11.821
Dans
10
4%
1.424
10.639
Muziek/Musical
18
8%
3.028
19.463
Opera en Operette
2
1%
391
3%
4.809
Toneel/Muziektheater
97
41%
13.568
96
40%
46.202
Kinderen en familie
47
20%
6.726
19
8%
9.791
Schoolvoorstelling
2
1%
325
236
100%
37.283
2
1%
1.200
239
100%
138.345
Blauwe Zaal
Bron: Opgave SSBU.
Publiek De volgende punten zijn relevant ten aanzien van het publiek en de demografische afkomst, zie ook Tabel 10. Kijkend naar het publiek, functioneert de SSBU als een schouwburg voor de stad. 69% van de relatief vaste klanten (d.w.z. laatste twee seizoenen voor vier of meer voorstellingen kaarten gekocht) is afkomstig uit de stad Utrecht.14 Bij een gelijke verdeling onder de tien wijken in Utrecht zou elke wijk grofweg 6,5% van de enigszins vaste klanten leveren. Hierbij is geen rekening houden met het inwonertal van de wijken (de binnenstad is de kleinste wijk, Vleuten-De Meern en Noordwest zijn de grootste, Leidsche Rijn is in 2013 nog redelijk gemiddeld). In totaal is 3% van de klanten afkomstig uit Leidsche Rijn, zie Tabel 10. In De Bilt wonen relatief veel klanten van de SSBU, helemaal als je dat afzet tegen het
14 Het kostte te veel tijd en geld om – in plaats van het aantal klanten in de database en een indicatie van het aantal verkochte kaarten – een specificatie op te zetten die ook inzicht geeft in het aantal verkochte kaarten. Voor de diepgang van het onderzoek en de fase van het theater volstaat de gehanteerde informatie.
21
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
aantal inwoners. In Nieuwegein, Woerden, IJsselstein en Houten, gemeenten met een eigen theater, lijkt slechts een handjevol mensen de SSBU vaak te bezoeken. Inwoners van Woerden wijken mogelijk uit naar Gouda. Uit de aangeleverde cijfers kan gedestilleerd worden dat 17% van de inwoners van de stad Utrecht (exclusief de inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern) de laatste vijf jaar kaarten heeft gekocht voor een voorstelling in de schouwburg.15 In Leidsche Rijn is dat 9% en in Vleuten-De Meern bijna 8%. Dus de schouwburg wordt meer bezocht door mensen uit overig Utrecht dan door inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern. Dit zegt nog niets over het aantal kaarten dat zij aanschaffen. Binnen de acht overige wijken in de stad Utrecht zullen overigens naar verwachting ook grote verschillen zitten. De verwachting is dat de binnenstad, oost en noordoost het meeste publiek leveren. Als we op hoofdlijnen kijken naar het aantal verkochte kaarten, zien we het volgende. Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern hebben samen circa 200 klanten (118 respectievelijk 82) die het afgelopen seizoen voor minstens vier voorstellingen kaarten hebben gekocht. De helft van hen deed dat ook het seizoen ervoor. Als je deze groep – laten we ze heavy users noemen – afzet tegenover het gemiddelde van Utrecht minus Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern, dan blijkt dat de stad Utrecht (de acht wijken) tweemaal zoveel heavy users heeft als Leidsche Rijn en viermaal zoveel als Vleuten-De Meern. We kunnen voorzichtig stellen dat relatief minder inwoners van Leidsche Rijn en VleutenDe Meern de schouwburg bezoeken dan inwoners van andere wijken en omliggende gemeenten (ook rekening houdend met het inwonertal). Het is de vraag of het bezoekgedrag lineair toeneemt met 55% als het inwoneraantal van Leidsche Rijn in 2020 is toegenomen met dit percentage (van circa 28.000 naar de geprognosticeerde 43.000). Tabel 10
Postcode analyse SSBU Aantal klanten in database
SSBU
aantal Utrecht - stad
Utrecht (minus LR)
Leidsche Rijn en LR+
Leidsche Rijn De Meern, Veldhuizen, Vleuterweide, Vleuten, Terwijde
Westen van LR Noorden van LR
Zuiden van Utrecht
Woerden gem. Stichtse Vecht (Breukelen, Loenen en Maarssen)
2%
118
3%
60
3%
3.468
3%
82
2%
43
2%
1.140
1%
21
1%
11
1%
3.452
3%
118
3%
75
4%
3.335
2%
47
1%
29
1%
1.092
1%
12
0%
9
0%
Houten
3.600
3%
88
2%
52
3%
836
1%
9
0%
7
0%
Overig algemeen provincie
gem Zeist
Rest van Nederland
Overig
15
2.590
Nieuwegein IJsselstein Vianen
Totaal
42.649
% van totaal 32%
Klanten die in 2012-2013 Klanten die in de in totaal voor 4 (of seizoenen 2011-2012 en meer) voorstellingen 2012-2013 voor 4 (of meer) kaarten hebben besteld. voorstellingen kaarten hebben besteld. % van aantal aantal % van totaal totaal 2.238 61% 1.330 64%
gem. De Bilt -
4.396
3%
186
5%
110
5%
5.191
4%
300
8%
197
10%
62.687
47%
449
12%
147
7%
134.436
100%
3.668
100%
2.070
100%
Aantal klanten dat de laatste vijf jaar kaarten heeft gekocht, gedeeld door het aantal inwoners.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Figuur 6
Schematisch - % van totaal aantal klanten dat kaarten voor meer dan vier voorstellingen kocht in 2012-2013 Rest van NL
12%
gem. Stichtse Vecht
3%
Stad Utrecht Woerden
1%
22
Zeist, De Bilt
13%
61% 5%
Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
3%
Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen
3.4
Het overige concurrerende theateraanbod Van de overige omliggende theaters krijgen wij het volgende terug: In de Rode Doos in Leidsche Rijn komen relatief weinig bezoekers uit Leidsche Rijn. De Kom in Nieuwegein is een relatief nieuw theater (geopend mei 2012) en is dichtbij Leidsche Rijn gelegen. Het aantal bezoekers van De Kom moet nog toenemen om de begroting in de toekomst sluitend te krijgen; De Kom zit nu nog in de opstartfase. De reisafstand is ongeveer vijftien minuten vanuit Leidsche Rijn. Met 650 en 220 stoelen, circa 170 voorstellingen en een vrij populair profiel is het ook voor inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern een interessant theater. Ongeveer 50% van de bezoekers komt uit Nieuwegein en de andere 50% komt van buiten de gemeente Nieuwegein. Het is wel aannemelijk, door de goede parkeerfaciliteiten, het aantrekkelijke nieuwe gebouw en de goede bereikbaarheid (15 minuten vanuit Leidsche Rijn), dat De Kom bezoekers trekt uit de zuidelijke wijken van Utrecht, Leidsche Rijn en VleutenDe Meern. Omdat De Kom nog maar kort bestaat, zijn er nog geen betrouwbare postcode-analyses voorhanden. Uit het interview blijkt dat voor De Kom inwoners uit Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern logische marketingdoelgroepen zijn. Het Klooster in Woerden (vlakkevloerzaal, 180 stoelen) programmeert circa 80 populaire voorstellingen per jaar, voornamelijk niet gesubsidieerd aanbod. Het Klooster uit Woerden trekt voornamelijk bezoekers uit de eigen gemeente, zo’n 80%. Dat betekent dat inwoners uit de omliggende gemeenten weinig voor aanbod naar Woerden afreizen. Theater aan de Slinger in Houten programmeert jaarlijks 80 professionele voorstellingen en daarbij nog eens 80 à 90 amateurvoorstellingen. Houten toont relatief veel gesubsidieerd theater en behaalt met dit betrekkelijk complexe aanbod een relatief hoge zaalbezetting van circa 70%. Ook Houten functioneert als stadstheater, waarbij circa 80% van de bezoekers uit Houten zelf afkomstig is. Het Fulcotheater in IJsselstein programmeert per seizoen circa 135 voorstellingen (2013-2014). Het theater heeft een toegankelijk en populair profiel.
4
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
23
Synthese en conclusies In de vorige hoofdstukken hebben we verschillende ontwikkelingen en factoren geschetst die van invloed zijn op de vraagstelling. In dit hoofdstuk brengen we alles bijeen in de synthese. We geven beknopt antwoord op de vier vragen zoals die in de vraagstelling zijn gespecificeerd.
4.1
Omvang en samenstelling publiek In hoofdstuk 2 hebben we de theoretische vraag geschetst naar een theater met circa 800 zitplaatsen in Leidsche Rijn met een populair aanbod. Om de vertaling te maken naar de potentiële vraag, koppelen we in dit hoofdstuk de relevante factoren (onder meer in beeld gebracht in de vorige hoofdstukken) aan elkaar. Dat doen we hieronder puntsgewijs. In perspectief Belangrijk te vermelden is dat grote steden zelden meerdere dergelijke grote theaterzalen succesvol (aantal bezoekers en financieel) kunnen exploiteren. Amsterdam is met de omvangrijke infrastructuur een uitzondering, evenals Rotterdam (de schouwburg en Luxor) en Den Haag (Lucent Dans Theater en de schouwburg). Alle drie steden met veel meer inwoners dan Utrecht. Factor: vooral aantrekkingskracht voor de wijk In paragraaf 2.5 hebben we de theoretische vraag naar professionele voorstellingen geschetst op 47.000. Dat is inclusief het aandeel ‘bezoekers van buiten de gemeente’, die in de benchmark 50% bedraagt. Wij verwachten echter dat Cultuurforum niet in staat zal zijn om 50% van de bezoekers aan te trekken uit overige Utrechtse wijken en gemeenten. Een theater in Leidsche Rijn Centrum zal volgens ons voornamelijk inwoners uit de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern aantrekken. Dat komt door een aantal factoren. Ten eerste is het theater- en cultuuraanbod in het historische centrum van Utrecht, specifiek het brede aanbod van de schouwburg en het aanbod van TivoliVredenburg, zo aantrekkelijk en volledig dat wij verwachten dat inwoners van de overige wijken van Utrecht niet zullen afreizen naar Cultuurforum. Alleen als er specifiek en zeer gewild aanbod staat dat niet te zien is in de schouwburg, zou dat een trigger kunnen zijn. De parkeergelegenheid is waarschijnlijk goed in Leidsche Rijn, maar voor de meeste cultuurminnende inwoners is het historische centrum aantrekkelijker en fysiek dichterbij, zeker met de fiets. Ten tweede is het een volledig nieuw theater in een nog te ontwikkelen stedelijk gebied. Dat levert een achterstand op ten opzichte van de benchmarksteden, die allemaal in een bestaande stad of wijk zijn gevestigd. Daardoor zal het zeker in de beginjaren moeilijk zijn om het benchmarkgemiddelde te realiseren. Ten derde draagt de enorme theaterdichtheid buiten de stad (met Theater aan de Slinger, Het Klooster, Fulcotheater en vooral De Kom) er naar onze mening sterk aan bij dat weinig bezoekers van de omliggende gemeenten zullen afreizen naar Cultuurforum.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
24
De Kom kan met de 650-zaal veel aanbod kwijt en met jaarlijks zo’n 170 voorstellingen, een mooi nieuw pand en goede parkeerfaciliteiten heeft dit theater een goede concurrentiepositie. Theater aan de Slinger en Het Klooster bedienen hun eigen gemeenten. Verder is Theater aan de Slinger dichtbij De Kom gelegen en ligt Het Klooster gunstig dichtbij uitvalswegen richting de Goudse Schouwburg. Op basis van bovenstaande argumenten zijn wij van mening dat de vraag van 50% bezoekers van buiten de gemeente (lang) niet gehaald kan worden. De toename van de vraag In paragraaf 2.5 hebben we beargumenteerd dat wij in 2020 een marktruimte zien voor circa 24.000 bezoekers. De eventuele extra marktruimte wordt dan dus bereikt door bezoekers van buiten Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern. Deze marktruimte bestaat uit: bezoekersgroep 1: potentiële bezoekers die nu naar de SSBU gaan, maar in het vervolg naar Cultuurforum zullen gaan; bezoekersgroep 2: potentiële bezoekers die nu naar de SSBU gaan, maar in het vervolg ook naar Cultuurforum zullen gaan; bezoekersgroep 3: potentiële bezoekers die nieuw in Leidsche Rijn komen wonen; bezoekersgroep 4: potentiële bezoekers die momenteel al in Leidsche Rijn en VleutenDe Meern wonen en die nu niet naar theater gaan (nieuwe aanwas). Als we zouden uitgaan van een positiever scenario, komen we uit op 28.000 marktruimte voor Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern samen, zie ook paragraaf 2.5. We rekenen overigens verder met de voorzichtige marktruimte van 24.000. Bezoekersgroepen 1 en 2 Er zijn voor dit onderzoek geen exacte cijfers voorhanden over hoe de huidige vraag in Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern momenteel wordt benut. Wel weten we dat 5% van de klanten (circa 6.000) in de database van de schouwburg (laatste vijf jaar kaarten gekocht) momenteel uit Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern afkomstig is. Het is nu niet bekend hoeveel kaarten dit betrof in 2012.16 Een grove rekenexercitie laat zien: niet iedereen in een database koopt elk jaar kaarten, als een derde van deze 6.000 jaarlijks voor twee tot vier voorstellingen gemiddeld twee kaarten koopt, zijn dat 8.000-16.000 kaarten. Dit blijft een rekenexercitie, het kan natuurlijk meer of minder zijn. Het is vervolgens de vraag hoeveel mensen overstappen van de schouwburg naar Cultuurforum. Een klein deel is momenteel heavy user: van de 6.000 mensen in de database zijn er ongeveer 200 die in 2012 voor vier of meer voorstellingen kaarten kochten voor de schouwburg. Deze heavy users zijn doorgaans trouw aan een podium, zij verkiezen waarschijnlijk het brede, maar ook gecanoniseerde aanbod in de schouwburg boven een nieuw theater met een populair (en deels commercieel) profiel. Een ander, minder trouw deel van het publiek zal nog steeds naar de Stadsschouwburg gaan, omdat zij dat aanbod verkiezen boven het aanbod in Cultuurforum. Een ander deel zal kiezen voor het dichtbij zijnde aanbod van Cultuurforum. 16 De schouwburg is wel in staat preciezere bezoekersgegevens te destilleren uit de database, maar gezien de diepgang van het onderzoek, de doorlooptijd (kort en in de zomer) en de complexiteit ervan is deze informatie voor dit onderzoek nog niet in beeld gebracht.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
25
Bezoekersgroep 3 De vraag die gesteld dient te worden is of de vraag van de toekomstige inwoners van Leidsche Rijn opgevangen kan worden door de SSBU. De toekomstige vraag (2020) is in Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern niet zoveel groter dan de huidige vraag (de mensen die in 2013 al naar de SSBU gaan); er is een groei geprognosticeerd van circa 15.000 inwoners (2013 versus 2020), dat is +21% ten opzichte van het huidige inwonertal van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern samen. Deze 15.000 extra inwoners leiden (middels de gehanteerde berekening) in 2020 tot circa 4.000 extra potentiële theaterbezoekers. Dat is in absolute zin niet veel, en al helemaal niet wanneer de toename wordt afgezet tegen de huidige bezoekcijfers van de stadsschouwburg van circa 210.000 bezoekers aan theatervoorstellingen. De omliggende theaters hebben voldoende ruimte om de extra bezoekers te huizen, zij zitten niet tegen het dak van hun bezettingsgraad. Dat geldt voor de schouwburg die met iets teruggelopen bezoekcijfers, maar met ongeveer evenveel voorstellingen als een aantal jaar geleden, (dus) ruimte heeft. Dat geldt ook (en nog meer) voor bijvoorbeeld De Kom. Bezoekersgroepen 1,2, 3 en 4: reisafstand & ruimte bij theaters Gezien de landelijke ervaringscijfers over reisbereidheid in relatie tot de reisafstand van Leidsche Rijn en/of Vleuten-De Meern naar de huidige omliggende theaters zien wij geen reden om een nieuw theater te bouwen om de extra vraag op te vangen. De reisduur naar relatief vergelijkbaar aanbod, met de Stadsschouwburg en bijvoorbeeld De Kom, is vanuit Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern kort genoeg om de verwachte vraag in 2020 (verder) op te vangen. Bezoekersgroep 4 is waarschijnlijk gevoeliger voor reisafstand en kan mogelijk worden aangesproken om dichter bij huis het theater (Cultuurforum) te bezoeken, afhankelijk of het aanbod hen aanspreekt. Ook voor bezoekersgroep 3 (veelal jonge gezinnen) kan een korte reistijd (in combinatie met het aanbod) een positief effect hebben op de bezoekfrequentie. Invloed van Castellum Het aanbod in Castellum zal weliswaar anders en kleiner van aard zijn (in kleinere zalen staan theatertechnisch kleinere voorstellingen en voorstellingen die minder publiek trekken), maar toch zal Castellum als concurrent gaan functioneren. Het theater is behalve voor professioneel aanbod, ook uitermate geschikt voor community art, kindervoorstellingen en amateurvoorstellingen. In het weekend kunnen gezinnen een familievoorstelling bezoeken: doen ze dat kleinschalig in Castellum of grootschalig in Cultuurforum? De directe concurrentie geldt ook, hetzij minder, voor cabaret. Shows, musical en groter ongesubsidieerd toneel zullen eerder in Cultuurforum worden geprogrammeerd. De conclusie is dat wij verwachten dat beide theaters de strijd met elkaar aangaan om de vrije tijd van de consument. Conclusie marktruimte Uit voorgaande hoofdstukken en bovenstaande synthese blijkt dat: Cultuurforum vooral zal functioneren als een theater voor de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern.
26
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
er in 2020 relatief weinig extra vraag is ten opzichte van 2013, wat inhoudt dat de vraag én aangewakkerd dient te worden én er publiek ‘weggehaald’ zal moeten worden bij Stadsschouwburg Utrecht. het toekomstige Castellum en TivoliVredenburg, en ook de te ontwikkelen bioscoop, concurrenten zijn. Ook al is het aanbod anders, het gaat om de strijd van de vrije tijd van de consument. de zaal zich niet goed leent voor amateuraanbod. er geen signalen zijn vanuit de markt dat de vraag naar de voorstellingen in het beoogde theater de komende jaren zal toenemen. Deze bovenstaande samenvattende punten leiden tot de bandbreedtes zoals opgenomen in Tabel 11. De gehanteerde variabelen zijn niet te voorspellen, maar ze hebben wel invloed. We hebben daarom aannames gedaan om deze invloed inzichtelijk te maken, dit verklaart de keuze voor de scenario’s. De variabelen hebben in de twee scenario’s steeds geen of een andere invloed op de marktruimte die als vertrekpunt geldt (kolom gevolg). Uit de tabel blijkt dat wij kansen zien voor jaarlijks 18.700-27.000 bezoekers. Tabel 11
Marktruimte advies
Variabelen
gevolg
Marktruimte Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
positief scenario
24.000
24.000
Concurrentie Stadsschouwburg, Castellum, Tivoli/Vredenburg
-20%
-4.800
-
Concurrentie Stadsschouwburg, Castellum, Tivoli/Vredenburg
-10%
-
-2.400
Demografie - leidt tot minder dan gemiddelde vraag
-10%
-2.400
-
16.800
21.600
Subtotaal Bezoekers buiten de gemeente (10% van totaal)
+10%
Bezoekers buiten de gemeente (20% van totaal)
+20%
Totaal bandbreedte
4.2
basisscenario
-
1.900 5.400 18.700
27.000
Aantal voorstellingen In deze paragraaf vertalen we bovenstaande bandbreedte naar het aantal voorstellingen. De volgende uitgangspunten gelden hierbij: Een grote zaal van 800 stoelen is niet zo geschikt voor amateurvoorstellingen, zie de uitleg in paragraaf 2.4. Wij adviseren geen amateurvo0rstellingen mee te nemen in de prognose. De nabijgelegen zaal van Castellum past hiervoor beter en zou de vraag goed moeten aankunnen (prognose Castellum 30 amateurvoorstellingen). Mocht de vraag zich in de praktijk bij Cultuurforum aandienen, dan kan de voorstelling altijd worden ingepland. Reken jaarlijks echter niet op meer dan vijf amateurvoorstellingen.
27
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
We adviseren uit te gaan van een bezetting van 65%. Dat is hoger dan veel theaters momenteel realiseren, lager dan Stadsschouwburg Utrecht realiseert, maar zou haalbaar moeten zijn. De uitgangspunten leiden tot een prognose van het aantal voorstellingen, zie Tabel 12. De tabel laat zien dat de marktruimte een bandbreedte toelaat van jaarlijks 36 tot 52 professionele voorstellingen. Tabel 12
4.3
Prognose aantal voorstellingen
Totaal aantal bezoekers
Zitplaatsen
Bezettingspercentage
Gemiddeld aantal bezoekers per voorstelling
Bandbreedte aantal voorstellingen
18.700
800
65%
520
36
27.000
800
65%
520
52
Effecten op SSBU In deze paragraaf gaan we in op de mogelijke effecten van de komst van Cultuurforum op de omvang (en samenstelling) van het publiek van Stadsschouwburg Utrecht. In eerdere paragrafen hebben we aangegeven welke gegevens op dit moment voorhanden zijn over de bezoekaantallen van de inwoners van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern in de SSBU. Zoals ook in die paragraaf uiteengezet, verwachten we dat de komst van Cultuurforum een deel van het huidige publiek aan SSBU zal overnemen van de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern. Omdat wij ervan uitgaan dat het theater voornamelijk wijkgericht is, verwachten we niet dat de SSBU veel bezoekers van buiten de twee wijken zal verliezen. Binnen de bandbreedte geven we een indicatie van 10-20% van het totaal. Als het aandeel van Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern in de database representatief is voor het aantal bezoekers in de schouwburg (4,5%), dan trekt SSBU momenteel circa 9.500 bezoeken (niet bezoekers) uit deze twee wijken. Een deel hiervan zal trouw blijven aan SSBU, het precieze aantal is echter moeilijk in te schatten. De te derven bezoeken zullen er volgens ons daarom maximaal 9.500 zijn, maar waarschijnlijk nog wat minder. Doorkijk naar genres In deze paragraaf schetsen we de doorkijk naar de genres. Gezien de parallellen met de SSBU is dit onderdeel in deze paragraaf opgenomen. Het in paragraaf 1.3 geschetste profiel, dat als vertrekpunt voor dit onderzoek dient, past volgens ons goed bij de demografische samenstelling van Leidsche Rijn en bij het reeds bestaande aanbod van Utrecht. Hierin leggen we enkele accenten. Deze zetten we hieronder uiteen. De demografische samenstelling van de wijken Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern, relatief veel jonge gezinnen en weinig 55+’ers, zorgt ervoor dat er minder dan gemiddeld bij een dergelijk theater vraag zal zijn naar traditioneel (gecanoniseerd) aanbod, zoals
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
28
klassieke muziek, toneel, dans, en dat er meer vraag zal zijn naar familievoorstellingen voor gezinnen met kleine kinderen, met matineevoorstellingen in het weekend. De jeugd van nu is de puber/jongere van 2020. Aanbod dat geschikt is voor deze groep, zien wij als kans, ook in relatie tot schoolvoorstellingen voor het voortgezet onderwijs. Deze demografische kenmerken, die leiden tot het passend profiel, passen bij het voornemen van het projectbureau om te streven naar aanvullend aanbod op dat van SSBU. Dit beschreven type aanbod is een toevoeging op het profiel C&E, zoals beschreven in paragraaf 1.3. Verder zien wij kansen voor ongesubsidieerd toneel en toegankelijke, maar wel verfijnde showvoorstellingen. Cabaret is het vierde genre dat ons kansrijk lijkt. Stadsschouwburg Utrecht onderhoudt goede contacten met de succesvolle cabaretiers. Wij verwachten dat circa vijftien Nederlandse cabaretiers de aantrekkingskracht hebben om, behalve in SSBU, ook in Leidsche Rijn een grote theaterzaal gevuld te krijgen. Wij zien weinig mogelijkheden voor muziekvoorstellingen in Cultuurforum, dit zetten we verder uiteen in paragraaf 4.4. Optimalisatiescenario Op verzoek van het projectbureau hebben wij gekeken naar aanbod dat aanvullend werkt op het aanbod van de schouwburg. In een alternatief scenario zou meer concurrentie (door bijvoorbeeld hetzelfde aanbod) tussen Cultuurforum en de SSBU kunnen worden toegestaan. Wanneer meer concurrentie wordt toegestaan, vragen wij ons sterk af of dit leidt tot meer bezoekers aan Cultuurforum. Het theater kan deze concurrentieslag winnen als: 1. Bezoekers van buiten Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern Cultuurforum verkiezen boven de schouwburg; 2. Het aanbod (de makers) Cultuurforum verkiest boven de schouwburg. Wij verwachten dat beide opties niet reëel zijn. SSBU is een sterk merk en een populaire schouwburg die veel bezoekers aantrekt, in relatieve én absolute zin (veel) meer dan de schouwburgen in de andere G4-steden. De ligging van de schouwburg is voor het merendeel van de huidige schouwburgbezoekers gunstiger dan de ligging van Cultuurforum (zowel wat betreft fysieke als psychologische afstand). Wij zien te weinig redenen waarom zij naar Cultuurforum zouden afreizen. Wij verwachten dat een ‘lichte’ verplaatsing van (een deel) van het aanbod naar Cultuurforum eerder louter een hogere bezettingsgraad in de schouwburg tot gevolg zal hebben. Behalve wanneer het aanbod in grote aantallen verplaatst wordt, zou concurrentie kunnen optreden. Maar in dat geval treedt een ander mechanisme in werking, want niet alleen voor het publiek, maar ook voor makers is de SSBU een geliefde speelplek, vanwege het gebouw, de zalen en de algehele sfeer. Wij verwachten dat ook de makers Cultuurforum niet boven de schouwburg zullen verkiezen. Makers willen sowieso de schouwburg van een van de grootste steden van het land aandoen. Omdat een deel van het aanbod ook al in De Kom Nieuwegein, het gevestigde Houten en IJsselstein zal worden geprogrammeerd (en in mindere mate in
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
29
Woerden), is de vraag of er markt is om nog meer in het theaterdichte gebied te spelen. Kortom, het opzoeken van meer concurrentie zien wij daarom niet als realistische optie.
4.4
Effect TivoliVredenburg In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag of de muziekprogrammering van het beoogde theater wringt met de programmering van TivoliVredenburg. TivoliVredenburg zal vanaf midden 2014 in het nieuwe pand een diverse muziekprogrammering bieden. Het nieuwe podium heeft een stevige opdracht (in aantal activiteiten en bezoekers). TivoliVredenburg heeft jarenlange ervaring in het aantrekken van bands en heeft hiervoor geschikte zalen, waaronder een popzaal van 2.000 plaatsen, een grote concertzaal, diverse intieme zalen, én de bestaande contacten met de bookers. In de vijf zalen zullen dagelijks meerdere activiteiten worden geprogrammeerd in de disciplines klassiek (symfonisch en kamermuziek), pop, jazz en crossovers. Er is momenteel wat overlap in het aanbod dat de schouwburg programmeert en TivoliVredenburg zal bieden.17 Sommige theaterconcerten die de schouwburg programmeert, kunnen (in de toekomst) wellicht net zo goed (of beter) in TivoliVredenburg staan. Dat is afhankelijk van factoren als zaalgrootte, wensen/eisen van de booker, voorkeur van de band/artiest et cetera, type concert/voorstelling, publieksbereik van de band/artiest, et cetera. Stadsschouwburg zal collega-instelling TivoliVredenburg – gezien de complexe taakstelling/opdracht en geschikte zalen – de ruimte geven en de programmering met elkaar afstemmen, zodat in beide podia een passende muziekprogrammering staat. Naast deze twee podia signaleren we dat ook het Beatrixtheater momenteel met haar programmering inzet op de muziekmarkt.18 Daarnaast liggen Ziggo Dome en Heineken Music Hall op circa 20 minuten treinafstand. Ook al is het aanbod van deze drie laatstgenoemde podia anders dan een theaterconcertprogrammering, er is een overlap in het type bezoeker. Zoals in de vorige paragraaf aangegeven bij ‘doorkijk naar genres’ zien wij muziekprogrammering niet als een van de kansrijke genres voor Cultuurforum. Dit heeft een aantal redenen. De voornaamste argumenten om niet in te zetten op muziekprogrammering in Cultuurforum zijn volgens ons samenvattend: Op een treinafstand van 4 minuten vanuit Leidsche Rijn en een fietsafstand van zo’n kwartier zijn de speciaal voor muziek ontworpen zalen van TivoliVredenburg gevestigd. Deze zalen zijn akoestisch optimaal geschikt voor muziekprogrammering. Een theaterzaal heeft een technisch breed pallet, maar is minder specialistisch en dus minder geschikt voor muziekprogrammering. Er zijn naar verwachting niet veel theaterconcerten die Cultuurforum kan aantrekken. 17 De schouwburg programmeert het komende seizoen zo’n 13 theaterconcerten/muziekvoorstellingen in de grote zaal. Bekende namen zijn: Ruth Jacott, Wende Snijders en Ricky Koole/Leo Blokhuis. 18 Zo maakt de website melding van programma’s de komende maanden van Racoon, Ben Saunders, Ilse de Lange, Glennis Grace en Rowwen Hèze.
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
30
Dat heeft te maken met de (hierboven en eerder beschreven) aantrekkingskracht van TivoliVredenburg en de positie van de schouwburg. Om de marketing goed te voeren is een helder profiel belangrijk. Om het profiel van Cultuurforum zuiver te houden (en ook dat van de andere podia), is het verstandiger de muziekprogrammering over te laten aan de andere podia. Voor Cultuurforum zal de marketing voor de muziekprogrammering naar verwachting moeilijk zijn, omdat TivoliVredenburg met de corporate marketing zal domineren. Wij zien weinig redenen waarom bepaald aanbod (de bands en artiesten) Leidsche Rijn zou verkiezen boven TivoliVredenburg of de Stadsschouwburg. TivoliVredenburg heeft een complexe opdracht in aantal activiteiten en bezoekers; Cultuurforum moet de concurrentie niet willen aangaan.
4.5
Slot Tot slot willen we een aantal punten meegeven die ons inziens relevant zijn voor de verdere besluitvorming. Met de berekende bandbreedtes voor het aantal voorstellingen en bezoekers is een constructie met andere functies ten behoeve van de exploitatie aan te raden. Het slagen van een theater in Leidsche Rijn is afhankelijk van de aantrekkelijkheid van het centrum (levendigheid, horeca, et cetera). Omdat Leidsche Rijn Centrum nog ontwikkeld dient te worden is het moeilijk om als theater direct succesvol te zijn. Een opstarttijd van een aantal jaren, afhankelijk van de ontwikkeling van het gebied, zal in ieder geval nodig zijn. Gezien de samenstelling van bevolking, de positie van de Stadsschouwburg en de beperkte vraag, zou volgens ons een kleinere zaal overwogen kunnen worden. In een kleinere zaal passen amateurvoorstellingen bovendien ook beter, maar let op voor concurrentie met Castellum. Ook zou gekeken kunnen worden naar additionele functies waaraan de geschetste bevolking behoefte heeft. Het theater zou in dat geval meer kunnen zijn dan een stand alone theaterzaal waar grootschalige professionele voorstellingen geprogrammeerd worden. Het gebouw zou een plek kunnen zijn waar de bevolking ook overdag tijd wenst door te brengen en dat, hoe de vrijetijdsmarkt zich ook zal ontwikkelen, geschikt is voor een bredere vrijetijdsbeleving van de consument.
b1
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Bronnen Geraadpleegde personen Interviews Mevrouw L. Claus, directeur Stadsschouwburg Utrecht Mevrouw N. Ris, directeur Vredenburg (Utrecht) De heer S. van Zijst, hoofd Horeca en Sales Vredenburg (Utrecht) Mevrouw A. Kop, directeur De Kom (Nieuwegein) Mevrouw L. Wiering, directeur Het Klooster (Woerden) De heer A. Berendse, directeur Theater Aan de Slinger (Houten) Adviseurs lagroup Anneke Jenniskens Stephen Hodes
Schriftelijke bronnen Cijfers van de geïnterviewde instellingen. Gemeente Utrecht. www.utrecht.nl, Wistudata · Wijkwijzer. · Utrecht Monitor 2013, cultuur. SCP. Kunstminnend Nederland. 2013. VNG. Atlas voor gemeenten – editie 2013. 2013. Ape (i.o.v. Ministerie van OCW). Effecten van de economische crisis in de cultuursector. Binnenlands bestuur. Cees Langeveld. Publiek reist beperkt naar de podiumkunsten. 2011. Oktober 2012. NHTV en NRIT, Trendrapport toerisme, recreatie vrije tijd, 2009/2010. CentERdata & Stichting Filmonderzoek. VSCD. Theater Analyse Systeem. Castellum Hoge Woerd - Duurzaam cultuurpark in Leidsche Rijn. September 2009. Selectie Castellum Hoge Woerd. 6 juli 2012.
31
Over lagroup lagroup is een adviesbureau in de volle breedte van de vrijetijds- en cultuursector. In deze alinea’s kunt u lezen waar de kracht van ons bureau ligt en waar ons team van (eigen)wijze adviseurs zich in onderscheidt.
Kunst & Cultuur
Hotellerie & Horeca
Sport & Wellness
Congressen & Evenementen
samenwerkingspartners in. Vele jaren kennis en ervaring lagroup is opgericht in 1997 en is hiermee een van de eerste specialistische spelers in de vrijetijds- en cultuursector in Nederland. Daarnaast neemt iedere adviseur zijn eigen ‘bagage’ mee, die wordt gedeeld met het team. Door deze jarenlange ervaring kennen we veel succesvolle projecten in binnen- en buitenland en hebben we vergelijkingsmateriaal om te kunnen zien waar uw kansen liggen. Een advies van lagroup kent een hoge acceptatiegraad bij stakeholders, draagt bij aan de slagingskans van uw project en biedt vaak een goede basis om extra inkomsten te genereren. Bevlogen en betrokken adviseurs Onze adviseurs voelen zich persoonlijk betrokken bij de kwaliteit van de vrijetijds- en cultuursector. Door de oprechte interesse in en passie voor uw vakgebied is lagroup een goed ingevoerde gesprekspartner. Interessante projecten verdienen onze serieuze aandacht. We werken daarom graag met u samen om uw project tot een succes te maken. Om hierin te slagen, kijken we met een kritisch oog naar uw plannen. Zo kunnen wij u voorzien van een eerlijk en realistisch advies. Opdrachtgevers en opdrachten lagroup adviseert over toerisme & recreatie, kunst & cultuur, hotellerie & horeca, sport & wellness en congressen & evenementen. In stedelijke en gebiedsontwikkeling en in city-
Regio-/citymarketing
Combinatie van leisure & arts lagroup is een specialist op het gebied van vrijetijd én cultuur, vaak in relatie tot gebiedsontwikkeling. Onze naam zegt het al. De grenzen tussen deze twee werelden vervagen; denk bijvoorbeeld aan toprestaurants die zich in musea vestigen, hotels die luxe wellness ontwikkelen of een theater dat congresfaciliteiten aanbiedt. Omdat lagroup thuis is in het hele spectrum van de vrijetijds- en cultuursector kunt u met uw vraagstelling bij één bureau terecht. En mocht uw vraag toch onze expertise overstijgen, dan schakelen we een van onze vaste
Toerisme & Recreatie
Gebiedsontwikkeling
b2
32
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
Publiek voor een theater in Leidsche Rijn (24 september 2013)
33
en regiomarketing komen deze aandachtsvelden vaak samen. Ook hierin zijn we actief. We werken in opdracht van overheden, brancheorganisaties, projectontwikkelaars, ondernemers en individuele instellingen. Onze opdrachten variëren van concept- en beleidsontwikkeling, marketing, organisatievraagstukken tot impact- en haalbaarheidsstudies. Op onze website www.lagroup.nl krijgt u een indruk van onze adviseurs en van de projecten die wij hebben uitgevoerd. Daarnaast wijzen wij u graag op onze weblog www.lablog.nl. Hier vindt u inspirerende projecten over stedelijke en gebiedsontwikkeling, citymarketing en alles wat daarmee te maken heeft.