Eindrapportage Jongerenonderzoek Overvecht Wijkraadpleging Overvecht
Rapportage: Drs. D.L. van der Veen H. Posthumus, BSc.
Utrecht, september 2008
Onderzoeksbureau Labyrinth Ondiep Zuidzijde 6 Utrecht Tel: 030-262 71 91 e-mail:
[email protected] internet : www.labyrinthonderzoek.nl
Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies Aanbevelingen
4 9
1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doelen 1.3 Onderzoeksaanpak 1.4 Responsoverzicht 1.5 Representativiteit 1.6 Analyse 1.7 Leeswijzer
11 11 11 12 14 14 14 15
2. Imago Overvecht 2.1 Associatie bij Overvecht 2.2 Gevoel bij Overvecht 2.3 Rapportcijfer Overvecht 2.4 Conclusie
16 16 21 22 24
3. Toekomstperspectief 3.1 Blijven wonen in Overvecht 3.2 Opgroeien kinderen in Overvecht 3.3 Conclusie
26 26 28 29
4. Vrijetijdsbesteding 4.1 Vrijetijdsbesteding buitenshuis 4.2 Buurthuisbezoek 4.3 Activiteiten 4.4 Jongerenplekken 4.5 Wat jongeren missen in Overvecht 4.6 Conclusie
30 30 33 34 38 40 44
5. Actiebereidheid 5.1 Betrokkenheid bij de buurt 5.2 Helpen van buurtbewoners 5.3 Organiseren van jongerenactiviteiten 5.4 Conclusie
46 46 48 49 52
2
Bronvermelding
53
Bijlage 1 Vragenlijst
54
Bijlage 2 Diepte-interviews jongeren / professionals Gespreksverslag bezoekende jongeren van buurthuis De Boog Gespreksverslag Cumulus - welzijnswerk Gespreksverslag Buurthuis Transit – Jongerenwerker Cumulus en 5 jongeren (vrijwilligers)
60 62 64 66
Bijlage 3 Responsoverzicht
69
Bijlage 4 Representativiteit
70
Bijlage 5 Significantie
76
3
Samenvatting en conclusies Aanleiding en doelstelling In 2007 maar ook al eerder zijn jongeren uit Overvecht negatief in het nieuws gekomen. Verschillende kranten berichtten over jonge jongeren die anderen intimideren, bedreigen en mishandelen. Ook werd geschreven over het geringe vertrouwen van Overvechtse jongeren in instanties en de desinteresse van jongeren in hun wijk. Overvecht heeft veel jongeren en er zullen in de toekomst ook meer (jongere) jongeren bijkomen. Vaak wordt er gesproken over (problemen met) jongeren, maar relatief weinig wordt daadwerkelijk gesproken met jongeren. De wijkraad Overvecht heeft besloten dat daar verandering in moet komen en heeft daarom jongeren tot het thema van de wijkraadpleging gekozen. Gezien het toenemend belang van het jeugdvraagstuk in Overvecht, is het van groot belang om van jongeren zelf te weten te komen hoe ze hun wijk nu en in de toekomst zien en wat ze missen in de wijk. Ook willen we graag weten wat jongeren hier zelf aan bij (willen) dragen. In dit onderzoek worden jongeren zelf aan het woord gelaten. De resultaten zijn met behulp van statistische toetsen geanalyseerd. Deze toetsen gaan de samenhang tussen 2 variabelen na. Een aantal achtergrondvariabelen is standaard meegenomen: • Etniciteit (allochtoon / autochtoon) • Geslacht (man / vrouw) • Leeftijdsgroep (jongere jongeren van 13 t/m 17 jaar en oudere jongeren van 18 t/m 25 jaar) • Groep: o middelbare scholieren o studenten o niet meer studerenden/werkenden (zowel afgestudeerden als schoolverlaters)
Het onderscheid naar etniciteit is in dit onderzoek gemaakt, omdat een aantal opvallende verschillen naar voren komen tussen allochtone en autochtone jongeren.
Hoofdconclusies: • Jongeren beoordelen Overvecht een stuk positiever dan de gemiddelde wijkbewoner. Gemiddeld geven jongeren een 6,5 voor de wijk tegen een 5,3 van de gemiddelde wijkbewoner. Jongeren hebben dus een overwegend positief gevoel over de wijk, maar associëren de wijk even goed met negatieve aspecten. • Jongere jongeren, allochtone jongeren en middelbare scholieren hebben een 4
positiever gevoel bij Overvecht, geven een hoger cijfer aan de wijk en blijven liever zo lang mogelijk wonen in Overvecht dan oudere jongeren, autochtone jongeren en de groep niet meer studerenden/werkenden. • Hoe verder jongeren gevorderd zijn in hun levensfase, hoe minder positief zij denken over Overvecht (maar nog altijd positiever dan de gemiddelde bewoner van Overvecht). • Bijna 40% van de jongeren is niet tevreden over het aanbod aan activiteiten en ruim 40% geeft aan iets te missen in de wijk, hoewel bijna 1 op de 5 helemaal niet weet of er iets ontbreekt. Sport- en speelvoorzieningen maar ook een kroegje worden het meeste gemist. • Slechts een klein deel van alle jongeren bezoekt regelmatig een buurthuis. Toch zou bijna 1 op de 5 jongeren aan een buurthuis of jongerencentrum geld willen besteden. Het is mogelijk dat jongeren geïnteresseerd zijn in een heel ander type buurthuis dan de nu beschikbare. • Bijna 40% van de jongeren vindt dat Overvecht te weinig goede hang- of ontmoetingsplekken kent. • Bijna 1 op de 5 Overvechtse jongeren is wel eens actief in de buurt, en maar liefst een derde zou graag samen met andere jongeren een activiteit voor de wijk willen opzetten. Een buurtfeest of evenement is dan het meest populair. Bijna 40% is bereid om zelf activiteiten op touw te zitten, mits middelen en faciliteiten beschikbaar zijn. De bekendheid met middelen en faciliteiten is onder jongeren echter gering.
Imago Overvecht Het imago van Overvecht is meer positief dan negatief onder Overvechtse jongeren. Maar liefst 45% van alle jongeren is (zeer) positief over de wijk tegenover slechts 24% (zeer) negatief. De gezelligheid, het groen, het winkelcentrum en meer algemeen positieve aspecten (´leuke wijk´) zijn de meest genoemde positieve associaties die jongeren met de wijk hebben. Toch hangen in de beleving van jongeren ook criminaliteit, hangjongeren en flats samen met de wijk. De groep niet meer studerende/werkende jongeren heeft minder positieve associaties bij Overvecht dan de andere groepen. Zij denkt vaker aan hangjongeren, criminaliteit of een overig negatief aspect en veel minder vaak aan gezelligheid. Hoewel jongeren over het algemeen meer positief dan negatief zijn over de wijk, associëren ze Overvecht toch met zowel positieve als negatieve zaken. Wat hierbij opvalt, is dat maar heel weinig jongeren Overvecht associëren met onveiligheid of bedreiging. Het is aannemelijk dat de negatieve associaties met Overvecht voor een deel het gevolg zijn van ´horen zeggen´, zonder dat jongeren dit aan den lijven hebben ondervonden. Deze gedachte wordt ondersteund door de reacties op de debatavond die gehouden werd naar aanleiding van dit onderzoek. Het negatieve ima5
go dat de wijk in de media heeft gekregen, houdt volgens veel jongeren verband met hun (deels) negatieve associatie. Jongeren zijn ruimschoots positiever over de wijk dan de gemiddelde bewoner van Overvecht. Dit komt tot uiting in het rapportcijfer, dat met een 6,5 op een ruime voldoende uitkomt. Bewoners uit Overvecht gaven in 2007 slechts een 5,3 voor hun wijk. Ook hier bestaat weer een verband tussen de drie jongerengroepen en het rapportcijfer: de niet meer studerenden/werkenden geven een lager cijfer (6,2) dan de middelbare scholieren (6,9). De studenten zitten hier tussenin. Basisscholieren geven zelfs een 7,3 (wijkraadpleging basisscholieren, 2008). Ook allochtone jongeren oordelen positiever over de wijk dan autochtone jongeren en jongere jongeren geven een hoger cijfer dan de oudere jongeren. Met betrekking tot leeftijd blijkt dat hoe verder jongeren gevorderd zijn in hun levensfase, hoe minder positief zij denken over de wijk.
Toekomstperspectief jongeren Het toekomstperspectief van Overvechtse jongeren is behoorlijk positief. Het aandeel jongeren dat graag zo lang mogelijk in Overvecht wil blijven wonen, is groter dan het aandeel dat dat niet wil (45% tegenover 33%). Vooral de allochtone jongeren, maar ook de groep jongere jongeren blijven het liefst zo lang mogelijk in Overvecht wonen, oudere jongeren en autochtonen denken hier duidelijk minder positief over. Ook middelbare scholieren hebben vaker deze intentie dan de niet meer studerenden/werkenden. Deze uitkomsten sluiten aan op de conclusies over het imago van jongeren: hoe verder jongeren gevorderd zijn in hun levensfase, hoe minder positief zij denken over de wijk en hoe minder geneigd zij zijn om zo lang mogelijk in Overvecht te blijven wonen. Blijkbaar treed een verandering op naarmate jongeren verder vorderen in hun levensfase. Wanneer oudere jongeren daadwerkelijk wegtrekken, kan dit nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van de wijk, zeker wanneer het hier initiatiefrijke jongeren betreft (bijvoorbeeld startende ondernemers). Jongeren zien het minder positief in om ook hun kinderen in de wijk te laten opgroeien. 39% vindt Overvecht geen goede wijk voor hun kinderen, tegenover 29% die dit wel vindt. Hoewel jongeren zichzelf redelijk thuis voelen in Overvecht, vinden zij het toch geen ideale plaats voor hun kinderen om op te groeien.
6
Vrije tijdsbesteding jongeren In hun vrije tijd buitenshuis spreken jongeren het liefste gewoon wat af bij vrienden thuis (51% van de jongeren doet dit graag), maar ook de bioscoop (50%) en sporten bij een sportvereniging (42%) zijn erg populair. Jongeren met verschillende achtergrondkenmerken hebben andere voorkeuren wat betreft vrije tijdsbestedingen. Enkele opvallende verschillen zijn de volgende: autochtone jongeren spreken liever af bij vrienden thuis (64% van de autochtone jongeren) dan allochtone jongeren (42%) en gaan ook veel liever naar een café (45% tegen 12% van de allochtone jongeren). Jongere jongeren spreken veel vaker op straat af met vrienden (rondhangen, 42%) dan de oudere jongeren (18%) De studentengroep gaat relatief vaak naar een café, kroeg of bioscoop, terwijl ook middelbare scholieren relatief vaak afspreken op straat (rondhangen). Van alle jongeren bezoekt 73% zelden tot nooit een buurthuis. Slechts een kleine groep jongeren komt regelmatig in een buurthuis. Onder allochtone jongeren ligt dit percentage hoger. Jongeren onder de 18 bezoeken relatief vaker een buurthuis dan oudere jongeren en middelbare scholieren vaker dan studenten. Het buurthuis wordt dus beter benut door jongere jongeren en jongeren van allochtone afkomst. Van alle jongeren is bijna 40% het (zeer) oneens met de stelling dat voor jongeren in Overvecht voldoende activiteiten worden georganiseerd. Slechts een kwart is het hier (zeer) mee eens. Allochtone jongeren zijn relatief wat meer tevreden over het activiteitenaanbod. Wanneer jongeren een geldbedrag mochten uitgeven aan een activiteit of voorziening in Overvecht, wordt een sport- of speelvoorziening en een activiteit (algemeen) of een dagje uit het meeste genoemd. Géén enkele activiteit of voorziening springt er uit. Met betrekking tot een jongerencentrum of buurthuis doet zich iets opvallends voor. Het is niet zozeer dat jongeren deze voorziening missen (slechts 7% van alle jongeren), maar 17% van alle jongeren wil hier wel geld aan besteden. Het is mogelijk dat jongeren geïnteresseerd zijn in een heel ander type buurthuis of jongerencentrum dan de nu beschikbare. Vooral allochtone jongeren (21%) zijn voorstander van een jongerencentrum of buurthuis, maar ook de groep studenten noemt dit vaak (20%). Bijna 40% van alle jongeren is het erover eens dat Overvecht te weinig goede hang- of ontmoetingsplekken kent. Bijna één derde van alle jongeren vindt het aanbod aan deze plekken wel in orde. Jongere jongeren spreken in hun vrije tijd vaker met elkaar af op straat of in parken. Deze jongeren zijn minder tevreden over het aanbod aan goede hangplekken dan oudere jongeren.
7
Van alle jongeren geeft een hoog percentage aan iets te missen in hun buurt voor jongeren (42%), maar 40% van alle jongeren mist daarentegen niets specifieks. Uit de wijkmonitor 2008 blijkt dat in 2007 18,8% van de inwoners uit Overvecht tevreden was over de jongerenvoorzieningen in de wijk (Gemeente Utrecht, 2008). Van de jongeren die in ons onderzoek niets in hun buurt missen (40%), mag worden aangenomen dat zij (redelijk) tevreden zijn over de jongerenvoorzieningen. Dit percentage ligt opvallend hoger dan de 18,8% uit de burgermonitor. Autochtone jongeren en oudere jongeren missen vaker niets in hun wijk dan allochtone jongeren en jongere jongeren. Allochtone jongeren en jongere jongeren geven daarentegen vaker aan niet te weten of ze iets missen. Lang niet alle jongeren kunnen dus goed aangeven wat ze willen of wat ze missen. Ook bij de vraag wat jongeren die iets missen dan missen, springt niet één antwoord er echt uit. Het vaakste wordt gedacht aan een sport- of speelvoorziening (17%), terwijl een café of kroegje door 16% van alle jongeren wordt genoemd. Het valt op dat vrouwen, oudere jongeren maar vooral autochtone jongeren een kroegje relatief vaak missen. De jongere jongeren noemen relatief vaak de sport- en speelvoorzieningen en goede hangplekken, net als de middelbare scholieren.
Actiebereidheid jongeren Van alle jongeren uit Overvecht heeft bijna 1 op de 5 het afgelopen jaar iets voor de buurt gedaan. Uit de wijkmonitor 2008 blijkt dat in 2007 30,1% van de inwoners uit Overvecht actief was in hun buurt (Gemeente Utrecht, 2008). Dit percentage ligt hoger dan het percentage jongeren dat het afgelopen jaar iets heeft gedaan om de buurt te verbeteren, maar voor jongeren is 1 op de 5 een groot aandeel. Allochtone jongeren geven aan relatief vaker iets voor de buurt te doen dan autochtone jongeren. Van de jongeren die iets voor hun buurt gedaan hebben, wordt door bijna een derde aangegeven dat ze andere jongeren hebben begeleid of aangesproken op hun gedrag. Ook een derde heeft geholpen met het schoonmaken of opruimen van de buurt. Ruim één derde van alle jongeren geeft aan wel eens buurtbewoners te helpen zonder daarvoor betaald te krijgen. Allochtone jongeren doen dit naar eigen zeggen vaker dan autochtone jongeren. Het doen of dragen van boodschappen wordt door veel jongeren genoemd als manier om buurtbewoners te helpen. Van alle jongeren uit Overvecht ziet ruim één derde het wel zitten om samen met andere jongeren een activiteit te organiseren. Dit is een grote groep jongeren. Hoe positiever jongeren oordelen over de wijk, hoe eerder zij bereid zijn om gezamenlijk activiteiten op touw te zetten. Positief denken over de wijk leidt dus tot een 8
grotere betrokkenheid bij de wijk. Daarnaast is bijna 40% van alle jongeren bereid om zelf activiteiten op touw te zetten, mits zij hier de middelen en faciliteiten voor krijgen. 60% van alle jongeren weet niet dat een jongerenwerker hen verder kan helpen met ideeën of initiatieven om iets voor de wijk Overvecht te gaan doen. Daarnaast blijkt dat een ruime meerderheid van alle jongeren die graag samen met andere jongeren een activiteit zouden willen organiseren, niet weet waar ze terecht kan voor hulp om dit te realiseren. De actiebereidheid is dus aanwezig, maar de kennis van middelen en faciliteiten om dit te bereiken is beperkt. Onder de jongeren die het wel zien zitten om gezamenlijk een activiteit te organiseren, is een (buurt)feest of optreden het meest populair. Mits middelen en voorzieningen goed bekend zijn onder deze jongeren, ligt hier een grote kans om Overvechtse jongeren meer te betrekken bij de buurt.
Aanbevelingen De aanbevelingen volgen uit de resultaten van dit onderzoek en uit de afsluitende debatavond, waar met jongeren werd gediscussieerd over de wijk Overvecht. De aanbevelingen met betrekking tot basisscholieren (groep 7 en 8) worden in de wijkraadpleging Basisscholieren gepresenteerd, deze volgen dus nog.
Actiebereidheid jongeren • Jongeren in zijn algemeenheid moeten beter wegwijs gemaakt worden met middelen en voorzieningen om activiteiten te organiseren voor de wijk (bijvoorbeeld het leefbaarheidsbudget). Bijna 40% van alle jongeren is bereid om zelf activiteiten op touw te zetten, mits zij hier de middelen en faciliteiten voor krijgen. Jongeren blijken echter onbekend met de faciliteiten en middelen om iets dergelijks voor elkaar te krijgen, waardoor initiatieven de kop in worden gedrukt. Tijdens de debatavond kwam het oprichten van een (internet)platform ter sprake, waar jongeren terecht kunnen met (vragen over) al hun initiatieven voor de wijk. De door Labyrinth voor het onderzoek gebruikte website www.jongovervecht.nl zou hiertoe kunnen dienen. • Ruim één derde van alle jongeren ziet het wel zitten om samen met andere jongeren een activiteit te organiseren. Een buurtfeest wordt het meeste genoemd als activiteit, en dit is een mooie kans om Overvechtse jongeren meer te betrekken bij de buurt (zowel organiserende als bezoekende jongeren). De kennis van middelen en voorzieningen om iets dergelijks te bereiken is beperkt, dus stimuleer jongeren tot het uitvoeren van een dergelijke activiteit. De intrinsieke wil is aanwezig, zo blijkt uit het onderzoek. 9
Toekomstperspectief jongeren •Hoe verder jongeren vorderen in hun levensfase, hoe minder graag zij in Overvecht blijven wonen. Het wegtrekken van deze groep kan positieve initiatieven voor de wijk (bijvoorbeeld startende ondernemingen) verhinderen. Het is daarom van belang dat de band tussen de oudere (werkende) jongeren en de wijk in tact blijft. Uit het onderzoek blijkt dat ruim 1 op de 5 oudere jongeren die iets missen in de wijk, denkt aan een kroegje of gezellig (lunch)café. Het aanbod hiervan is in Overvecht erg beperkt. Het stimuleren van een dergelijke locatie kan de betrokkenheid van ouder wordende jongeren bij de wijk behouden of vergroten. • Tijdens de debatavond bleek dat verschillende jongeren liever niet spreken van probleemwijk of de nadruk willen leggen op problemen in hun wijk. Een positief imago van de wijk is voor hen belangrijk. Een positief imago van Overvecht draagt er toe bij dat jongeren positiever oordelen over hun eigen toekomst in de wijk en die van hun kinderen, zo blijkt uit interviews en gesprekken. Dit onderzoek toont ook aan dat wanneer jongeren positiever oordelen over de wijk, zij zich ook liever willen inzetten voor de wijk. Zet daarom in op een positief imago van Overvecht. Benoem bijvoorbeeld in een persbericht een aantal positieve ontwikkelingen in de wijk. En wanneer er iets negatiefs voorvalt, denk er eens over na om de naam van de subwijk te noemen of bijvoorbeeld ´Utrecht-Noord´. Overvecht is immers zo groot, de kans dat hier iets gebeurt is op basis van omvang statistisch veel groter dan dat in diverse andere Utrechtse wijken iets voorvalt.
Activiteitenaanbod • Ruim een derde van de jongere jongeren die iets missen in hun wijk, noemt een sport- en speelvoorziening, bijna een kwart mist een goede hangplek. Hoewel in Overvecht diverse sport- en speelvoorzieningen / hangplekken beschikbaar zijn, is het raadzaam om de geschiktheid van (de huidige locaties) te overwegen: op welke plekken bestaat een tekort aan dergelijke geschikte plekken en zijn er plekken waar maar weinig gebruik van wordt gemaakt? Op basis hiervan kan wellicht een betere verdeling gerealiseerd worden. • Met betrekking tot de buurthuizen bleek tijdens de debatavond dat lang niet iedereen behoefte heeft aan een buurthuis, los van het activiteitenaanbod aldaar. De sportclub en eigen vriendenkring biedt hen meer dan voldoende afleiding. Andere jongeren zijn niet tevreden over het activiteitenaanbod van buurthuizen, waardoor zij daar niet komen. Het is raadzaam om de wensen van potentiële buurthuisbezoeker in kaart te brengen. Hierbij moet worden ingezoomd op de wensen van vooral jongere jongeren en allochtone jongeren, omdat zij relatief meer geïnteresseerd zijn in buurthuizen. Accepteer dat een deel van alle jongeren nooit een buurthuis zal binnenstappen.
10
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De wijkraad bestaat uit actieve bewoners en ondernemers uit de wijk die het College van B&W gevraagd en ongevraagd adviseert over zaken die de wijk aangaan. Ieder jaar mag een wijkraad wijkbewoners consulteren over één of meerdere actuele thema´s: de wijkraadpleging. In 2007 maar ook al eerder zijn jongeren uit Overvecht negatief in het nieuws gekomen. Verschillende kranten berichtten over jonge jongeren die anderen intimideren, bedreigen en mishandelen. Ook werd geschreven over het geringe vertrouwen van Overvechtse jongeren in instanties en de desinteresse van jongeren in hun wijk. Overvecht heeft veel jongeren en er zullen in de toekomst ook meer (jongere) jongeren bijkomen. Vaak wordt er gesproken over (problemen met) jongeren, maar relatief weinig wordt daadwerkelijk gesproken met jongeren. De wijkraad Overvecht heeft besloten dat daar verandering in moet komen en heeft daarom jongeren tot het thema van de wijkraadpleging gekozen. Figuur 1: leeftijdsopbouw Overvecht 2007
1.2 Doelen Gezien het toenemend belang van het jeugdvraagstuk in Overvecht, is het van groot belang om van de jongeren zelf te weten te komen hoe ze hun wijk nu en in de toekomst zien. Ook is het relevant om te weten wat jongeren hier zelf aan bij willen dragen. In dit onderzoek worden jongeren zelf aan het woord gelaten. We willen graag inzicht verkrijgen in: • wat jongeren zelf van de wijk vinden en welke associatie ze met de wijk hebben (hoofdstuk 2). • hoe jongeren hun eigen toekomst in de wijk zien (hoofdstuk 3). • wat jongeren zelf graag doen in hun vrije tijd en wat zij verbeterd of 11
veranderd willen zien in de wijk, welke voorzieningen ontbreken (hoofdstuk 4). • wat jongeren zelf willen en kunnen doen voor de wijk en wat ze doen op dit moment (hoofdstuk 5).
1.3 Onderzoeksaanpak Onderzoekspopulatie De groep jongeren waar dit onderzoek zich op richt, is breed opgezet. Gekozen is voor vier groepen jongeren, te weten basisscholieren uit groep 7 en 8, middelbare scholieren, studenten en niet meer studerenden / werkenden. De resultaten van het onderzoek met betrekking tot de basisscholieren zijn gebundeld in de Wijkraadpleging basisscholieren groep 7 en 8 (2008), omdat deze categorie jongeren anders benaderd is (via scholen) dan de andere jongeren. Ook de vragen die de basisscholieren hebben beantwoord zijn anders geformuleerd, meer gericht op deze leeftijdsgroep. De jongeren die in dit onderzoek centraal staan, zijn naar leeftijd afgebakend in de categorie 13 t/m 25 jaar. De vragenlijst is opgesteld in overleg met de wijkraad, op basis van een eerste jeugdinventarisatie en inleidende interviews. Naast het kwantitatieve gedeelte, is ook inhoudelijk met relevante wijkactoren doorgesproken over het jongerenvraagstuk. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden met jongerenwerkers en vrijwilligers van Cumulus, Ucee-station, stichting de Bakkerij, wijkbureau Overvecht en verder zijn diverse groepsgesprekken gevoerd met jongeren en medewerkers van buurthuis Transit, buurthuis de Boog en het Vaderrijn College. Een aantal van deze gesprekken zijn opgenomen in bijlage 2.
Uitvoering onderzoek De jongerendoelgroep is woonachtig in Overvecht. Om deze jongeren te benaderen is gekozen voor verschillende benaderingswijzen (mixed mode benadering), deels afhankelijk van de groep waarbinnen jongeren vallen. Een deel van de jongeren is face to face of schriftelijk benaderd, maar ook is aan jongeren de mogelijkheid gegeven om online deel te nemen aan het onderzoek. Jongeren zijn een relatief moeilijk te bereikbare doelgroep en dat bleek ook tijdens de uitvoering van dit onderzoek. Daarom hebben veel extra inspanningen plaatsgevonden om voldoende jongeren te bereiken1. 1 Met name de groep niet meer studerende / werkende jongeren bleek moeilijk bereikbaar. Daarom zijn in het bijzonder werkgevers benaderd met de vraag om jongeren ter plaatse te mogen enquêteren. Ook is hen verzocht het onderzoek bekend te maken onder hun werknemers uit Overvecht, en in verschillende gevallen is hier ook gehoor aan gegeven.
12
Het face tot face (en in sommige gevallen schriftelijke) onderzoek heeft plaatsgevonden op diverse plaatsen in Overvecht waar jongeren komen. Het gaat om de volgende locaties/organisaties: • Groot Winkelcentrum Overvecht, op verschillende dagen en verschillende tijdstippen • Diverse kleinere winkelcentra in Overvecht, op verschillende dagen en verschillende tijdstippen • Buurthuizen De Boog en Transit, tijdens verschillende jongerenavonden • Vaderrijn College, in verschillende klassen en onder jongeren van verschillende leeftijden; onder begeleiding van docenten zijn de enquêtes schriftelijk ingevuld. • Jeugd- en jongerenteam Utrecht Noord, via de wijkagent • Bij een aantal grotere werkgevers: Albert Heijn-XL, Dirk van de Broek, Jumbo, Hema en AC-Delco; deels schriftelijk en deels face to face Op de website www.jongovervecht.nl hebben jongeren de vragenlijst kunnen invullen. Op verschillende manieren zijn jongeren gestimuleerd om online deel te nemen: • Sportclubs uit Overvecht hebben het onderzoek onder de aandacht van hun leden gebracht • Aankondiging van het onderzoek op de website van Ucee-station, op veel pagina´s van vriendennetwerk Hyves en op diverse jongerenfora (bv. Funx.nl en Scholieren.com) • Promofilmpje op YouTube2, met hierin een aankondiging van het onderzoek • Met medewerking van ROC Midden-Nederland ruim 500 brieven verstuurd naar Overvechtse jongeren uit hun ledenadministratie • Bedrijven/instellingen benaderd (o.m. Rabobank, De Vechtse Banen, ROI, A&E-uitzendbureau, Loyds, ROC-ASA), met het verzoek het onder zoek onder hun werknemers kenbaar te maken • Flyers opgehangen in buurthuizen, moskee, in de personeelskantine van winkels en supermarkten, in sporthallen en op scholen (middelbare scholen, ROC´s, hogescholen en universiteit) • Flyers uitgedeeld aan jongeren in winkelcentra en op straat, bij scholen en sportclubs • Huis aan huis geflyerd bij een groot aantal adressen in Overvecht Het kwantitatieve veldwerk heeft plaatsgevonden in de eerste helft van 2008. 2 Dit filmpje is te bekijken op http://www.youtube.com/watch?v=VJ0SsgxglF8
13
1.4 Responsoverzicht In totaal hebben 390 jongeren deelgenomen aan het onderzoek. Dit aantal is voldoende om betrouwbare uitspraken over de jongerenpopulatie van Overvecht te doen. Tabel 1: responsoverzicht
1.5 Representativiteit Om de representativiteit van het onderzoek vast te stellen, hebben we de cijfers van de totale populatie jongeren vergeleken met de verdeling over de respons. Hierbij is gekeken naar etniciteit (allochtoon / autochtoon), geslacht, leeftijd en groep.3 Voor wat betreft etniciteit en leeftijd bestaan er verschillen tussen de responsgegevens en populatiekenmerken. Aan het onderzoek hebben relatief veel allochtone jongeren deelgenomen en relatief veel jongere jongeren (13 tot 18 jaar). Deze vertekening is niet heel groot, waardoor een weging mag worden toegepast: de antwoorden van autochtone jongeren en oudere jongeren (18 t/m 25 jaar) worden in dit onderzoek iets zwaarder meegeteld. Hierdoor ontstaat een goede afspiegeling van de jongerenpopulatie en wordt het onderzoek representatief voor alle jongeren van 13 t/m 25 jaar. In Bijlage 3 wordt dieper ingegaan op de representativiteit van het onderzoek.
1.6 Analyse De resultaten zijn met behulp van statistische toetsen geanalyseerd. Deze toetsen gaan de samenhang tussen twee variabelen na. Een aantal achtergrondvariabelen is standaard meegenomen: • Etniciteit (allochtoon / autochtoon) • Geslacht (man / vrouw) • Leeftijdsgroep (jongere jongeren van 13 t/m 17 jaar en oudere jongeren van 18 t/m 25 jaar) • Groep: o middelbare scholieren o studenten o niet meer studerenden/werkenden (zowel afgestudeerden als schoolverlaters) 3 Wanneer in het onderzoek gesproken wordt over ‘groep’of ‘groepsindeling’, wordt altijd verwezen naar de verdeling tussen middelbare scholieren, studenten en niet meer studerenden / werkenden.
14
Met betrekking tot het begrip allochtoniteit is de meest gangbare definitie gehanteerd: een jongere wordt tot deze groep gerekend als hijzelf of één van zijn ouders in het buitenland is geboren. In deze groep vallen zowel niet-Westerse als Westerse allochtonen. Dat betekent dat een jongere met een Duitse moeder ook tot deze groep wordt gerekend. De meeste allochtonen in Overvecht zijn van Marokkaanse afkomst. Het onderscheid naar etniciteit is in dit onderzoek gemaakt omdat een aantal opvallende verschillen naar voren komen tussen allochtone en autochtone jongeren. We hebben alleen kruistabellen weergegeven indien er sprake is van een statistisch significant verband. Een aantal resultaten zijn wel opgenomen in kruistabellen, hoewel deze (net) niet significant zijn. In voetnoten wordt hier dan altijd melding van gemaakt. De verschillen zijn in dat geval opvallend genoeg en geven een indicatie van de werkelijke verschillen. Dit geldt ook voor die verbanden die niet getoetst kunnen worden, maar wel opvallende verschillen tonen. Ook hiervan wordt melding gemaakt in een voetnoot.
1.7 Leeswijzer In het eerste inhoudelijke hoofdstuk (hoofdstuk 2) wordt aandacht besteed aan het imago van de wijk onder jongeren. Hierbij wordt besproken welke associaties jongeren bij Overvecht hebben, welk gevoel ze hebben over de wijk en welk rapportcijfer de wijk krijgt. Het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 3) gaat in op het toekomstperspectief van Overvechtse jongeren. Hier komt hun mening aan bod over het blijven wonen in Overvecht en het laten opgroeien van hun kinderen in de wijk. Het derde inhoudelijke hoofdstuk (hoofdstuk 4) geeft uitleg over de vrije tijdsbesteding van Overvechtse jongeren: wat doen jongeren graag, bezoeken ze wel eens een buurthuis, hoe ervaren jongeren het activiteitenaanbod en de hoeveelheid jongerenplekken in de wijk en wat missen jongeren eigenlijk in Overvecht. Het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 5) beschrijft de actiebereidheid van jongeren: hoe betrokken voelen zij zich bij de wijk, helpen ze wel eens buurtbewoners en zijn jongeren bereid om samen met andere jongeren een jongerenactiviteit op touw te zetten? In de bijlagen wordt tot slot dieper in gegaan op de representativiteit van het onderzoek, de significantie van de gevonden verbanden en wordt ook een uitgebreid responsoverzicht weergegeven. Daarnaast zijn de vragenlijsten en diepteinterviews in de bijlage opgenomen. Op 8 juli 2008 heeft naar aanleiding van dit onderzoek een levendig debat plaatsgevonden tussen jongeren, waarbij ook de wijkwethouder aanwezig was. De belangrijkste uitkomsten van dit debat zijn meegenomen in de aanbevelingen, aan het begin van het rapport. 15
Figuren en tabellen In een aantal figuren en tabellen zijn percentages weergegeven die opgeteld de 100% overschrijden. Dit komt omdat deze percentages betrekking hebben op de antwoordcategorie: bijvoorbeeld 80% van alle jongeren maakt gebruik van voorziening x, en 60% van alle jongeren maakt gebruik van voorziening y. Jongeren hebben op deze vraag meerdere antwoorden kunnen geven (´Van welke voorziening(en) maak je gebruik?´). 80% van alle jongeren maakt dus gebruik van voorziening x, 20% doet dit niet. Op deze wijze moeten de percentages beoordeeld worden. Wanneer het totale percentage in figuren en tabellen wel op 100% uit moet komen, kan het voorkomen dat dit door afrondingsverschillen net niet het geval is. Ten overvloede: onder jongere jongeren wordt in dit rapport jongeren van 13 t/m 17 jaar verstaan; oudere jongeren zijn de jongeren van 18 t/m 25 jaar.
2. Imago Overvecht Het imago dat Overvecht onder jongeren heeft, staat in dit eerste inhoudelijke hoofdstuk centraal. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag wat er bij de jongeren opkomt als ze denken aan Overvecht (paragraaf 2.1), welk gevoel ze hebben bij Overvecht (paragraaf 2.2) en welk rapportcijfer de wijk krijgt (paragraaf 2.3).
2.1 Associatie bij Overvecht Jongeren hebben verschillende associaties bij Overvecht. In figuur 2 zijn de belangrijkste aspecten waar jongeren aan denken weergegeven4. De associaties die onder negatief (overig) of positief (overig) worden geschaard, zijn vaak heel algemene antwoorden, zoals ‘leuke wijk, vette buurt’ of ‘rotwijk, lelijke buurt’. Van alle jongeren heeft ca. 20 % zo’n algemeen positieve of negatieve associatie met Overvecht. Wanneer een (algemeen) antwoord vaak wordt gegeven, is dit antwoord opgenomen in de lijst van figuur 1 (zoals onder de noemer ´gezellige wijk` of ´winkelcentrum´). Jongeren hebben zowel positieve als negatieve associaties: ruim 13% van alle jongeren denkt aan gezelligheid, maar ook ruim 13% denkt aan criminaliteit. Ook de flats, het winkelcentrum en het groen scoren hoog. Allochtonen en multicultureel zijn als antwoord samengevoegd in een categorie; dit antwoord zal voor sommige jongeren een positieve associatie zijn en voor andere juist een negatieve. 4 Gemiddeld noemen jongeren 1,66 antwoorden op deze vraag.
16
In de anders-categorie wordt relatief vaak een specifieke voorziening of worden mensen uit Overvecht genoemd, zoals ´het zwembad` of ´mijn familie`. Een deel van de jongeren noemt zowel een positief punt als een negatief punt; de associaties bij Overvecht zijn dus gemengd. Wat wel opvalt is dat onveiligheid bijna nooit genoemd wordt, in tegenstelling tot criminaliteit of overlast (negatief overig). Het is aannemelijk dat de negatieve associaties bij Overvecht niet veroorzaakt zijn door een gevoel van onveiligheid.
Figuur 2: Wat komt er bij je op als je aan Overvecht denkt?
Deze vraag uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken van de jongeren, levert een aantal opvallende verschillen op5.
5 De tabellen in deze paragraaf zijn niet getoetst op significantie, maar geven een goede indicatie van de verschillen.
17
Uit tabel 2 blijkt dat ruim 17% van de allochtone jongeren aan gezelligheid denkt. Dit is veel vaker dan bij de 7% autochtone jongeren waarbij dit opkomt. Autochtone jongeren noemen daarentegen Overvecht relatief vaker ´mijn thuis of mijn huis´. Ook denken autochtonen iets vaker aan een negatief (overig) aspect van Overvecht of aan hang-/probleemjongeren.
Tabel 2: Associatie met Overvecht naar etniciteit
18
Mannen hebben relatief vaker een associatie met criminaliteit of met een overig negatief aspect dan vrouwen. Vrouwen denken relatief vaker aan gezelligheid (zie tabel 3). Verder zijn de verschillen beperkt.
Tabel 3: Associatie met Overvecht naar geslacht
Met betrekking tot leeftijdsgroep vallen verschillende zaken op: oudere jongeren denken vaker aan het groen en de flats, ofwel de omgevingskenmerken van Overvecht. Jongere jongeren denken vaker aan allochtonen/multiculturaliteit, criminaliteit, maar ook aan gezelligheid.
19
Tabel 4: Associatie met Overvecht naar leeftijdsgroep
Met betrekking tot de drie groepen valt vooral de afwijkende mening van de niet meer studerenden/werkenden op (zie tabel 5). Deze groep denkt relatief vaker aan hangjongeren, criminaliteit of een overig negatief aspect, maar veel minder vaak aan allochtonen/multiculturaliteit en vooral gezelligheid (slechts 2% van alle jongeren uit deze groep associeert dit met Overvecht). De niet meer studerenden/werkenden hebben dus een minder positieve associatie met de wijk dan de overige groepen. Studenten en middelbare scholieren verschillen minder van mening op dit gebied. Wel denken studenten relatief vaker aan de flats van Overvecht en minder vaak aan criminaliteit.
20
Tabel 5: Associatie met Overvecht naar groep
2.2 Gevoel bij Overvecht Naast de specifieke associatie die jongeren bij Overvecht hebben, is ook hun gevoel over deze wijk belangrijk. Uit figuur 3 blijkt dat meer jongeren positief dan negatief over de wijk zijn: maar liefst 45 % van de Overvechtse jongeren is (zeer) positief, 24 % is (zeer) negatief. Figuur 3: Welk gevoel komt er bij je op als denkt aan Overvecht?
21
Uit tabel 6 blijkt dat allochtone jongeren hun wijk positiever beoordelen dan autochtone jongeren. 11% van hen geeft aan zeer positief over de wijk te zijn, tegen 2% van de autochtonen. Tabel 6: Gevoel over Overvecht naar etniciteit
Uit het onderzoek blijkt (tabel 7) dat middelbare scholieren vaker zeer positief denken over de wijk dan de andere groepen6 . Ook valt het op dat middelbare scholieren minder vaak (zeer) negatief over de wijk denken: slechts 16 % van deze jongeren denkt zo, tegenover 24% van de studenten en 27% van de niet meer studerenden/werkenden. De niet meer studerenden/werkenden hebben tot slot minder vaak een (zeer) positief gevoel over de wijk (40%) dan de andere groepen (bijna 50%). Tabel 7: Gevoel over Overvecht naar groep
2.3 Rapportcijfer Overvecht Het gemiddelde rapportcijfer dat jongeren uit Overvecht voor hun wijk geven, is een 6,5. Dit is beduidend hoger dan de 5,3 die bewoners uit Overvecht in 2007 gemiddeld aan hun wijk gaven (Gemeente Utrecht, 2008). Jongeren zijn dus positiever over de wijk dan de gemiddelde wijkbewoners. Allochtone jongeren geven een hoger cijfer dan autochtone jongeren: een 6,8 tegenover een 6,1 gemiddeld (figuur 4). 8 Het verband tussen groep en gevoel over Overvecht is niet significant, maar geeft een goede indicatie van het verschil.
22
Dit komt overeen met het beeld dat naar voren kwam in tabel 6: allochtone jongeren zijn vaker zeer positief over de wijk dan autochtone jongeren. Ook tussen leeftijd en rapportcijfer bestaat een verband: jongere jongeren geven net als allochtone jongeren een hoger cijfer, te weten een 6,8 tegenover een 6,4 (figuur 5). Tussen jongens en meiden bestaat geen verschil.
Figuur 4: rapportcijfer Overvecht naar etniciteit
Figuur 5: rapportcijfer Overvecht naar leeftijdsgroep
23
Ook tussen de drie groepen blijkt verschil te bestaan in de hoogte van het rapportcijfer (figuur 6): middelbare scholieren geven gemiddeld een 6,9, tegen een 6,2 voor de niet meer studerenden/werkenden7. Figuur 6: rapportcijfer Overvecht naar groep
2.4 Conclusie Het imago van Overvecht blijkt meer positief dan negatief te zijn onder Overvechtse jongeren. Maar liefst 45% van alle jongeren is (zeer) positief over de wijk tegenover slechts 24% (zeer) negatief. De gezelligheid, het groen, het winkelcentrum en meer algemeen positieve aspecten (´leuke wijk´) zijn de meest genoemde positieve associaties die jongeren met de wijk hebben. Toch hangen in de beleving van jongeren ook criminaliteit, hangjongeren en flats samen met de wijk. De groep niet meer studerende/werkende jongeren heeft minder positieve associaties bij Overvecht dan de andere groepen. Zij denken vaker aan hangjongeren, criminaliteit of een overig negatief aspect en veel minder vaak aan gezelligheid. Hoewel jongeren over het algemeen meer positief dan negatief zijn over de wijk, associëren ze Overvecht toch met zowel positieve als negatieve zaken. Wat hierbij opvalt is dat maar heel weinig jongeren Overvecht associëren met onveiligheid of bedreiging. Wellicht zijn de negatieve associaties over Overvecht voor een deel het gevolg van ´horen zeggen´, zonder dat jongeren dit aan den lijven hebben ondervonden. Het negatieve imago dat de wijk in de media heeft gekregen, houdt hier mogelijkerwijs verband mee.
7 Uit de analyse blijkt dat het verband significant is met betrekking tot het verschil in rapportcijfer tussen scholieren en de niet meer studerenden/werkenden, niet tussen deze groepen en de studentengroep.
24
Jongeren zijn ruimschoots positiever over de wijk dan de gemiddelde bewoner van Overvecht. Dit komt tot uiting in het rapportcijfer, dat met een 6,5 op een ruime voldoende uitkomt. Bewoners uit Overvecht gaven in 2007 een 5,3 voor hun wijk. Ook hier bestaat weer een verband tussen de drie jongerengroepen en het rapportcijfer: de niet meer studerenden/werkenden geven een lager cijfer (6,2) dan de middelbare scholieren (6,9). De studenten zitten hier tussenin. Basisscholieren geven zelfs een 7,3 (wijkraadpleging basisscholieren, 2008). Ook allochtone jongeren oordelen positiever over de wijk dan autochtone jongeren en jongere jongeren geven een hoger cijfer dan de oudere jongeren. Met betrekking tot leeftijd blijkt dat hoe verder jongeren gevorderd zijn in hun levensfase, hoe minder positief zij denken over de wijk.
25
3. Toekomstperspectief Aan de jongeren is gevraagd hoe zij hun toekomst zien in Overvecht: willen ze er nog lang blijven wonen of juist niet? Ook is gevraagd of ze Overvecht een goede wijk vinden om hun kinderen te laten opgroeien. In dit hoofdstuk worden deze resultaten besproken.
3.1 Blijven wonen in Overvecht De reacties op de stelling ‘als het kan, blijf ik graag zo lang mogelijk in Overvecht wonen’, zijn weergegeven in figuur 7. Een groot deel van de jongeren is het hier (zeer) mee eens: 45%. Deze mening van jongeren hangt samen met hun gevoel bij Overvecht (zie figuur 3, 45% is (zeer) positief). Éénderde van de jongeren is het (zeer) oneens met de stelling. Het is aannemelijk dat deze jongeren een negatieve verwachting hebben over hun toekomst in Overvecht. Uit de Wijkenmonitor van 2008 blijkt dat in 2007 34,2 procent van alle Overvechters een negatieve toekomstverwachting had (Gemeente Utrecht, 2008). Dit cijfer komt overeen met de (negatieve) toekomstverwachting van Overvechtse jongeren. De reacties op deze stelling verschillen naar etniciteit, leeftijdsgroep en groep8. Figuur 7: ‘Als het kan, blijf ik graag zo lang mogelijk in Overvecht wonen’
Allochtone jongeren zijn het vaker zeer met deze stelling eens: 28% tegen slechts 5% van de autochtone jongeren. In totaal is maar liefst 59% van de allochtone jongeren het (zeer) met deze stelling eens, tegen slechts 32% van de autochtone jongeren.
8 De cijfers uit de overige tabellen van deze paragraaf zijn gebaseerd op alle jongeren die antwoord op deze vraag hebben gegeven: de categorie ´weet niet´ is weggelaten. Dit heeft te maken met de vereisten van de toegepaste statistische toets, welke alleen kan worden uitgevoerd bij antwoorden die in een rangvolgorde staan.
26
Tabel 8: Mening over graag lang blijven wonen in Overvecht naar etniciteit
Jongere jongeren zijn het vaker met deze stelling eens dan oudere jongeren: 56% van de jongere jongeren is het (zeer) met deze stelling eens, terwijl 43% van de oudere jongeren zich hier in kan vinden. Jongere jongeren zijn het met name veel vaker zeer met de stelling eens. Tot slot zijn 40% van de oudere jongeren het hier (zeer) mee oneens, tegen slechts 22% van de jongere jongeren. Tabel 9: Mening over graag lang blijven wonen in Overvecht naar leeftijdsgroep
Tenslotte zijn middelbare scholieren het veel vaker (zeer) eens met deze stelling (60%) dan de andere groepen en zij zijn het ook veel minder vaak (zeer) met de stelling oneens (22%)9 . Tabel 10: Mening over graag lang blijven wonen in Overvecht naar groep
9 Uit de analyse blijkt dat het verband betrekking heeft op het verschil in mening tussen scholieren en de niet meer studerenden/werkenden.
27
3.2 Opgroeien kinderen in Overvecht In figuur 8 staan de uitkomsten van de reacties op de stelling: ´Als ik kinderen krijg, wil ik niet dat ze opgroeien in Overvecht`. Een groot deel van de jongeren is het hier (zeer) mee eens, namelijk 39%. 29% van de jongeren is het hier (zeer) mee oneens, terwijl 10% het niet goed weet. De uitkomsten in figuur 7 verschillen van de uitkomsten in figuur 6. Het valt op dat een deel van de jongeren die graag zo lang mogelijk in Overvecht blijven wonen (45%), niet aangeeft het (zeer) oneens te zijn met bovengenoemde stelling. Hoewel jongeren zich zelf redelijk thuis voelen in Overvecht, vinden zij het toch geen ideale plaats voor hun kinderen om op te groeien. Figuur 8: ‘Als ik kinderen krijg, wil ik niet dat ze opgroeien in Overvecht’
Jongeren met verschillende achtergrondkenmerken verschillen niet sterk in hun reacties op deze stelling. Uit het onderzoek komt wel naar voren dat autochtone jongeren het vaker (zeer) met deze stelling eens zijn (50%) dan de allochtone jongeren (40%)10. Tabel 11: Mening over kinderen niet laten opgroeien in Overvecht naar etniciteit
10 Dit verschil is net niet significant, maar geeft een goede indicatie van het verschil.
28
De groep niet meer studerenden/werkenden vindt vaker dan de andere groepen dat hun kinderen niet in Overvecht (zouden) moeten opgroeien (51%)11. Tabel 12: Mening over kinderen niet laten opgroeien in Overvecht naar groep
3.3 Conclusie Het toekomstperspectief van Overvechtse jongeren is behoorlijk positief. Het aandeel jongeren dat graag zo lang mogelijk in Overvecht wil blijven wonen, is groter dan het aandeel dat dat niet wil (45% tegenover 33%). Vooral de allochtone jongeren, maar ook de groep jongere jongeren blijven het liefst zo lang mogelijk in Overvecht wonen, oudere jongeren en autochtonen denken hier duidelijk minder positief over. Ook middelbare scholieren hebben vaker deze intentie dan de niet meer studerenden/werkenden. Deze uitkomsten sluiten aan op de conclusies over het imago van jongeren: hoe verder jongeren gevorderd zijn in hun levensfase, hoe minder positief zij denken over de wijk en hoe minder geneigd zij zijn om zo lang mogelijk in Overvecht te blijven wonen. Jongeren zien het minder positief in om ook hun kinderen in de wijk te laten opgroeien. 39% vindt Overvecht geen goede wijk voor hun kinderen, tegenover 29% die dit wel vindt. Hoewel jongeren zich zelf redelijk thuis voelen in Overvecht, vinden zij het toch geen ideale plaats voor hun kinderen om op te groeien.
11 Ook dit verschil is net niet significant, maar geeft een goede indicatie van het verschil.
29
4. Vrijetijdsbesteding In dit hoofdstuk komt naar voren wat jongeren graag in hun vrije tijd doen, wat ze vinden van de activiteiten die voor hen worden georganiseerd, in hoeverre er tevredenheid bestaat over de plekken waar jongeren naar toe kunnen en wat jongeren missen in Overvecht.
4.1 Vrijetijdsbesteding buitenshuis Aan alle jongeren is gevraagd wat zij buitenshuis graag doen in hun vrije tijd12. Afspreken bij vrienden thuis en een bezoek aan de bioscoop zijn dingen die maar liefst de helft van alle jongeren graag in hun vrije tijd doet. Ook sporten in clubverband is populair (42%), veel populairder dan vrij sporten in parken of op pleinen (15%). In de anders-categorie komen we vaak het antwoord ‘winkelen’ tegen als geliefde vrije tijdsbesteding. Voor 26% van de jongeren is rondhangen een geliefde vrijetijdsactiviteit, terwijl 24% in zijn of haar vrije tijd graag een cafeetje bezoekt. Het buurthuis komt niet naar voren als een populaire vrije tijdsbesteding: slechts 9% van alle jongeren geeft aan dit graag te doen. Figuur 9: Wat doe je graag in je vrije tijd buitenshuis?
Wanneer deze vraag aan de hand van de verschillende achtergrondkenmerken wordt bekeken, vallen er diverse verschillen op13. In tabel 13 valt vooral op dat autochtone jongeren vaker gebruik maken van betaalde voorzieningen: bioscoop, café, bowlingbaan en poolcentrum. Allochtone jongeren spreken vaker af op pleinen / in parken (rondhangen) (30%). Afspreken bij vrienden thuis doen beide groepen vaak, maar autochtone jongeren doen dit nog vaker dan allochtone jongeren: 64% tegenover 42%. Terwijl allochtone jongeren vaker dan autochtone jongeren publieke ruimtes opzoeken om met elkaar af te spreken, komen autochtone jongeren vaker thuis bij elkaar dan allochtone jongeren. 12 Jongeren hebben gemiddeld 2,84 antwoorden gegeven op deze vraag.
30
Tabel 13: Verschil in vrije tijdsbesteding allochtoon - autochtoon
Meiden spreken vaker af bij vrienden thuis (56%) dan jongens (46%) en bezoeken ook vaker een grand- of lunchcafé (28% tegenover mannen 19%). Jongens uit ons onderzoek komen daarentegen weer vaker in een poolcentrum of coffeeshop. Tabel 14: Verschil in vrije tijdsbesteding man - vrouw
Jongere jongeren spreken veel vaker af op pleinen of in parken (rondhangen, 42%) dan oudere jongeren (18%) en jongere jongeren sporten daarnaast ook vaker op straat. Oudere jongeren spreken vaker af bij vrienden thuis, bezoeken vaker een bioscoop en gaan vooral veel vaker naar een( grand- of lunch)café (32% tegen 8%). 13De tabellen in deze paragraaf zijn niet getoetst op significantie, maar geven een goede indicatie van de verschillen
31
Tabel 15: Verschil in vrije tijdsbesteding naar leeftijdsgroep jongeren
Uit tabel 16 blijkt dat studenten (38%) het meeste een (grand- of lunch)café bezoeken. De groep niet meer studerenden/werkenden spreken het minst vaak af op pleinen/parken (rondhangen, 12%) en sporten het minst vaak op straat (8%). Ook geven zij relatief vaak het antwoord ´niets´ (18%). Van alle groepen spreekt de groep studenten het meeste af bij vrienden thuis (58%) en is verantwoordelijk voor de meeste bioscoopbezoeken (60%). Tabel 16: Verschil in vrije tijdsbesteding tussen de drie groepen
32
4.2 Buurthuisbezoek In figuur 10 wordt duidelijk hoe vaak de Overvechtse jongeren een buurthuis bezoeken: 73% doet dit zelden of nooit, 17% zegt dit wel geregeld te doen. Figuur 10: Hoe vaak bezoek je een buurthuis?
Allochtone jongeren bezoeken vaker een buurthuis dan autochtone jongeren (zie tabel 17). Ruim een kwart van de allochtone jongeren zegt geregeld een buurthuis te bezoeken, tegenover nog geen 10% van de autochtone jongeren. 63% van de allochtonen zegt zelden tot nooit in een buurthuis te komen, terwijl 88% van de autochtone jongeren zelden of nooit een buurthuis bezoekt. Tabel 17: Bezoekfrequentie buurthuis naar etniciteit
De jongere jongeren bezoeken vaker een buurthuis dan de oudere jongeren. Bijna vier op de vijf jongeren van 18 t/m 25 bezoekt zelden tot nooit een buurthuis, terwijl dit percentage voor de jongere jongeren op 62% ligt. Tabel 18: Bezoekfrequentie buurthuis naar leeftijdsgroep
33
Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet opvallend groot, hoewel vrouwen minder vaak een buurthuis bezoeken dan mannen. Uit het onderzoek blijkt verder dat het verschil tussen de drie groepen (scholieren, studenten en de niet meer studerenden/werkenden) niet zo groot is, al valt op dat scholieren vaker een buurthuis bezoeken dan met name de studenten14. De groep niet meer studerenden/werkenden valt hier tussen in.
4.3 Activiteiten Uit figuur 11 blijkt dat 38% van alle jongeren het (zeer) oneens is met de stelling: ‘Voor mij als jongere worden in Overvecht voldoende activiteiten georganiseerd’. 24% van de jongeren is het (zeer) met de stelling eens en 19% van de jongeren weet het niet. Wellicht hebben de jongeren die ‘weet niet’ antwoordden niet zo’n behoefte aan activiteiten in de wijk. Figuur 11: ‘Voor mij als jongere worden in Overvecht voldoende activiteiten georganiseerd’.
Allochtone jongeren zijn het vaker zeer met deze stelling eens (9%) dan autochtone jongeren (0%).
14 Het verband tussen de bezoekfrequentie aan een buurthuis en de groepen kan niet statistisch getoetst worden, omdat de celvulling van de kruistabel niet voldoet aan de statistische vereisten.
34
Tabel 19: Mening over stelling ‘Er worden voor mij voldoende activiteiten georganiseerd’ naar etniciteit
Tussen de tevredenheid van jongens en meiden over het activiteitenaanbod in Overvecht bestaat geen groot verschil, hoewel vrouwen uit onze steekproef het relatief wat vaker (zeer) met de stelling eens zijn dan mannen. De reacties van scholieren, studenten en niet meer studerenden/werkenden verschillen niet sterk. Uit de steekproef blijkt wel dat middelbare scholieren het vaker (zeer) met deze stelling oneens zijn (53%) dan de studenten (41%). In figuur 12 staat de volgende vraag centraal: ‘Stel, je krijgt een grote zak met geld. Je kunt dit besteden aan een activiteit of een voorziening voor jongeren in Overvecht. Waar zou je het geld aan uitgeven?’. Slechts een deel van de jongeren geeft een concreet antwoord (bijvoorbeeld een voetbalveld of fitnesscentrum of een bezoek aan een pretpark), terwijl een ander deel het meer bij algemeenheden houdt. Wanneer een concrete activiteit of voorziening door veel jongeren wordt genoemd, is deze opgenomen in de categorieën (zoals feest/disco, bioscoop of jongerencentrum), anders is gekozen voor een meer algemene categorie, zoals sportactiviteiten en leerzame of sociale activiteiten/voorzieningen. Uit figuur 12 blijkt dat 18% van alle jongeren het geld zou uitgeven aan een sport- of speelvoorziening, of aan activiteiten (algemeen) / dagje uit15. Ook een jongerencentrum of buurthuis is relatief populair (17%). Dit is opvallend, aangezien eerder bleek dat slechts een klein deel van de jongeren buurthuizen bezoekt. Wellicht vinden jongeren buurthuizen wel leuk, maar voelen zij zich niet thuis in de huidige buurthuizen. De categorie ‘anders’ is hoofdzakelijk gevuld met concrete voorzieningen die niet in grote aantallen worden genoemd (denk aan een zwembad of een poolcentrum). Onder jongeren bestaat geen grote eensgezindheid over waar het geld aan besteed moet worden: niet meer dan 18% van alle jongeren noemt dezelfde bestemming.
15 Gemiddeld geven jongeren 1,27 antwoord op deze vraag.
35
Figuur 12: Stel, je krijgt een grote zak met geld. Je kunt dit besteden aan een activiteit of een voorziening voor jongeren in Overvecht. Waar zou je het geld aan uitgeven?
Jongeren met verschillende achtergrondkenmerken geven andere antwoorden gegeven16. Uit tabel 20 blijkt dat allochtone jongeren relatief vaker geld willen besteden aan activiteiten (algemeen) of een dagje uit, dan autochtone jongeren. Ook een jongerencentrum of buurthuis wordt door allochtone jongeren vaker genoemd, net als een leerzame of sociale activiteit of voorziening. Tabel 20: Gewenste besteding van geld door jongeren aan jongerenvoorziening / -activiteit naar etniciteit
16 De tabellen uit deze paragraaf zijn niet getoetst op significantie, maar geven een goede indicatie van de verschillen.
36
Tussen jongens en meiden bestaan geen grote verschillen wat betreft geldbesteding. Wel valt op dat vrouwen vaker dan mannen (10% tegen 3%) voorstander zijn van een feest of disco voor jongeren in de wijk. Uit tabel 21 komt naar voren dat relatief meer oudere jongeren geld willen spenderen aan een leerzame of sociale activiteit/voorziening (16%) dan jongere jongeren (7%). Een optreden of evenement wordt bijna uitsluitend door oudere jongeren genoemd (8%). Tabel 21: Gewenste besteding van geld door jongeren aan jongerenvoorziening / -activiteit naar leeftijdsgroep
Vooral studenten willen geld uitgeven aan activiteiten (algemeen) of aan een dagje uit voor jongeren (22%), terwijl middelbare scholieren relatief vaak in sport- of speelvoorzieningen willen investeren (24%). Ook denken middelbare scholieren vaker aan goede (hang)plekken voor jongeren (14%). Vooral niet meer studerende of werkende jongeren zouden geld willen uitgeven aan een optreden of evenement (10%). Het jongerencentrum of buurthuis wordt tot slot door 20% van de studenten genoemd, relatief veel vaker dan de middelbare scholieren (11%).
37
Tabel 22: Besteding van geld door jongeren aan jongerenvoorziening / -activiteit naar groep
4.4 Jongerenplekken Uit figuur 13 blijkt dat 37% van alle jongeren het er (zeer) over eens is dat Overvecht te weinig plekken kent om andere jongeren te ontmoeten. 30% is het hier (zeer) over oneens en vindt dus dat het aanbod aan jongerenplekken in orde is. De mening van jongeren over het aanbod aan ontmoetingsplekken vertoont geen grote verschillen tussen jongeren van verschillende etniciteit, sekse, leeftijd of groep. Figuur 13: ‘In Overvecht zijn te weinig plekken waar ik naartoe kan om andere jongeren te ontmoeten’
38
Uit figuur 14 blijkt dat 40% van alle jongeren het er (zeer) mee eens is dat er te weinig goede hangplekken bestaan voor Overvechtse jongeren. Dit antwoord komt aardig overeen met de reactie weergegeven in figuur 13. Het merendeel van de jongeren is het er dus (zeer) mee eens dat Overvecht te weinig goede hang- of ontmoetingsplekken kent, maar de meningen zijn verdeeld. Bijna één derde van alle jongeren vindt het aanbod aan deze plekken wel voldoende. Figuur 14: ‘Ik vind dat er te weinig goede hangplekken zijn voor jongeren in Overvecht’
Uit tabel 23 blijkt dat jongere jongeren het vaker zeer met de stelling eens zijn (23%) dan oudere jongeren (11%)17. Uit dit onderzoek is gebleken dat jongere jongeren in hun vrije tijd vaker met elkaar afspreken op straat of in parken (rondhangen, zie tabel 14, 42% van de jongere jongeren doet dit graag). De jongeren die vaker rondhangen zijn dus (iets) minder tevreden over het aanbod aan goede hangplekken. Tabel 23: Mening over stelling: ´Ik vind dat er te weinig goede hangplekken zijn voor jongeren in Overvecht´ naar leeftijdsgroep.
17 De cijfers uit deze tabel zijn gebaseerd op alle jongeren die antwoord op deze vraag hebben gegeven: de categorie ´weet niet´ is weggelaten. Dit heeft te maken met de uitvoerbaarheid van de statistische toets, welke alleen kan worden uitgevoerd bij antwoorden die in een rangvolgorde staan. De toets is net niet significant, maar geeft een goede indicatie van het verschil.
39
4.5 Wat jongeren missen in Overvecht Een groot percentage van alle jongeren geeft aan iets te missen in hun buurt voor jongeren (42%). Daarentegen mist 40% van alle jongeren niets specifieks, terwijl 18% het niet weet. Uit de wijkmonitor 2008 blijkt dat in 2007 19% van de inwoners uit Overvecht tevreden was over de jongerenvoorzieningen in de wijk (Gemeente Utrecht, 2008). Het is aannemelijk dat de jongeren die in ons onderzoek niets in hun buurt missen (40%) tevreden zijn over de jongerenvoorzieningen. Dit percentage ligt opvallend hoger dan de 19% uit de burgermonitor. Figuur 15: Mis je iets bij jou in de buurt voor jongeren?
Allochtone jongeren geven minder vaak aan dat ze niets missen (38%) dan autochtone jongeren (47%), maar geven veel vaker het antwoord ‘weet niet’ (21% van de allochtone jongeren tegen 9% van de autochtone jongeren).
Tabel 24: Of jongeren iets missen in hun buurt naar etniciteit
Jongere jongeren geven vaker aan niets te missen (34%) dan oudere jongeren (42%). 25% van de jongere jongeren weten het echter niet tegen slechts 14% van de oudere jongeren.
40
Tabel 25: Mis je iets bij jouw in de buurt naar leeftijdsgroep
De mening van jongens en meiden vertoont geen verschil. De groep niet meer studerenden/werkenden mist vaker dan de andere groepen iets in hun buurt (49%). Studenten missen minder vaak iets (43%) dan de overige groepen, terwijl maar liefst 27% van de middelbare scholieren het niet weet18.
Tabel 26: Mis je iets bij jouw in de buurt naar groep
Aan alle jongeren die hebben aangegeven iets te missen in hun buurt (42% van alle jongeren, zie figuur 15), is ook gevraagd wat ze dan missen. De antwoorden op deze vraag zijn weergegeven in figuur 16. 17% van al deze jongeren noemt een concrete voorziening, anders dan de antwoorden die in figuur 16 vermeld staan. Hierbij kunnen we denken aan een bioscoop, een poolcentrum of een pretpark19. 17% van alle jongeren die iets missen, noemt een sport-/ of speelvoorziening, zoals een voetbalkooi. Ook een café of kroegje wordt relatief vaak genoemd, net als activiteiten (algemeen) of goede (hang)plekken voor jongeren. Het valt op dat niet één antwoord er echt uitspringt, maximaal 17 % van alle jongeren noemt hetzelfde antwoord20. In de anders-categorie vinden we vooral antwoorden in de trant van ´positieve aandacht´ of ´respect´.
18 Het verband tussen groep en gevoel over Overvecht is niet significant, maar geeft een goede indicatie van het verschil. 19 De antwoorden kwamen niet in dermate hoge percentages voor, dat hiervoor een aparte categorie is aangemaakt. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het antwoord café/kroeg. 20 De respondenten geven op deze vraag gemiddeld 1,18 antwoord.
41
Figuur 16: Wat mis je bij jou in de buurt voor jongeren?
Deze vraag uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken van de jongeren, levert een aantal opvallende verschillen op21. Uit tabel 27 blijkt dat van alle autochtone jongeren die iets missen, maar liefst 31% een café of kroegje mist. Van de allochtone jongeren noemt slechts 5% dit als een gemis. Eerder in dit hoofdstuk werd al duidelijk dat bijna de helft van alle autochtone jongeren het bezoeken van een kroegje als een favoriete tijdsbesteding noemt. Tabel 27: Wat jongeren missen in hun buurt naar etniciteit
21De tabellen uit deze paragraaf zijn niet getoetst op significantie, maar geven een goede indicatie van de verschillen.
42
26% van de mannen die iets missen, noemt een sport- of speelvoorziening, in veel gevallen een voetbalkooi. Vrouwen missen dit relatief veel minder. Een café of kroegje wordt daarentegen veel vaker door vrouwen gemist (22%), tegen maar 10% door mannen. Tabel 28: Wat jongeren missen in hun buurt naar geslacht
Jongere en oudere jongeren verschillen in wat zij missen in hun buurt. Jongere jongeren noemen veel vaker sport- / speelvoorzieningen (34%) dan de oudere jongeren (11%). Ook goede hangplekken is iets wat jongere jongeren veel meer aangeven te missen dan oudere jongeren (23% tegenover 7%). Oudere jongeren daarentegen noemen vaker een café of kroegje (21%). Tabel 29: Wat jongeren missen in hun buurt naar leeftijdscategorie
43
Uit tabel 30 blijkt dat middelbare scholieren relatief vaak sport- en speelvoorzieningen missen (34%) in vergelijking met de andere groepen. Jongeren uit de groep niet meer studerenden/werkenden noemen relatief vaak een concrete voorziening (overige voorziening (concreet), 26%), zoals een bioscoop of poolcentrum. De studenten missen relatief vaker een kroegje (23%) of een (leuke) plek voor jongeren (algemeen) (15%). Tabel 30: Wat jongeren missen in hun buurt naar groep
4.6 Conclusie In hun vrije tijd buitenshuis spreken jongeren het liefste gewoon wat af bij vrienden thuis (51% van de jongeren doet dit graag), maar ook de bioscoop (50%) en sporten bij een sportvereniging (42%) zijn erg populair. Jongeren met verschillende achtergrondkenmerken hebben andere voorkeuren wat betreft vrije tijdsbestedingen. Enkele opvallende verschillen zijn de volgende: autochtone jongeren spreken liever af bij vrienden thuis (64% van de autochtone jongeren) dan allochtone jongeren (42%) en gaan ook veel liever naar een café (45% tegen 12% van de allochtone jongeren). Jongere jongeren spreken veel vaker op straat af met vrienden (rondhangen, 42%) dan de oudere jongeren (18%). De studentengroep gaat relatief vaak naar een café, kroeg of bioscoop, terwijl ook middelbare scholieren relatief vaak afspreken op straat (rondhangen). Van alle jongeren bezoekt 73% zelden tot nooit een buurthuis. Slechts een kleine groep jongeren komt regelmatig in een buurthuis. Onder allochtone jongeren ligt dit percentage hoger. Jongeren onder de 18 bezoeken relatief vaker een buurthuis dan oudere jongeren en middelbare scholieren doen dit vaker dan studenten. 44
Het buurthuis wordt dus beter benut door jongere jongeren en jongeren van allochtone afkomst. Van alle jongeren is bijna 40% het (zeer) oneens met de stelling dat voor jongeren in Overvecht voldoende activiteiten worden georganiseerd. Slechts een kwart is het hier (zeer) mee eens. Allochtone jongeren zijn relatief wat meer tevreden over het activiteitenaanbod. Wanneer jongeren een geldbedrag mochten uitgeven aan een activiteit of voorziening in Overvecht, wordt een sport- of speelvoorziening en een activiteit (algemeen) of een dagje uit het meeste genoemd. Géén enkele activiteit of voorziening springt er uit. Met betrekking tot een jongerencentrum of buurthuis doet zich iets opvallends voor. Het is niet zozeer dat jongeren deze voorziening missen (slechts 7% van alle jongeren), maar 17% van alle jongeren wil hier wel geld aan besteden. Het is mogelijk dat jongeren geïnteresseerd zijn in een heel ander type buurthuis of jongerencentrum dan de nu beschikbare. Vooral allochtone jongeren (21%) zijn voorstander van een jongerencentrum of buurthuis, maar ook de groep studenten noemt dit vaak (20%). Bijna 40% van alle jongeren is het erover eens dat Overvecht te weinig goede hang- of ontmoetingsplekken kent. Bijna één derde van alle jongeren vindt het aanbod aan deze plekken wel in orde. Jongere jongeren spreken in hun vrije tijd vaker met elkaar af op straat of in parken. Deze jongeren zijn minder tevreden over het aanbod aan goede hangplekken dan oudere jongeren. Van alle jongeren geeft een hoog percentage aan iets te missen in hun buurt voor jongeren (42%), maar 40% van alle jongeren mist daarentegen niets specifieks. Uit de wijkmonitor 2008 blijkt dat in 2007 18,8% van de inwoners uit Overvecht tevreden was over de jongerenvoorzieningen in de wijk (Gemeente Utrecht, 2008). Van de jongeren die in ons onderzoek niets in hun buurt missen (40%), mag worden aangenomen dat zij (redelijk) tevreden zijn over de jongerenvoorzieningen. Dit percentage ligt opvallend hoger dan de 18,8% uit de burgermonitor. Autochtone jongeren en oudere jongeren missen vaker niets in hun wijk dan allochtone jongeren en jongere jongeren. Allochtone jongeren en jongere jongeren geven daarentegen vaker aan niet te weten of ze iets missen. Lang niet alle jongeren kunnen dus goed aangeven wat ze willen of wat ze missen. Ook bij de vraag wat jongeren die iets missen dan missen, springt niet één antwoord er echt uit. Het vaakste wordt gedacht aan een sport- of speelvoorziening (17%), terwijl een café of kroegje door 16% van alle jongeren wordt genoemd. Het valt op dat vrouwen, oudere jongeren maar vooral autochtone jongeren een kroegje relatief vaak missen. De jongere jongeren noemen relatief vaak de sport- en speelvoorzieningen en goede hangplekken, net als de middelbare scholieren. 45
5. Actiebereidheid In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag hoe zeer jongeren betrokken zijn bij het verbeteren van hun buurt (paragraaf 5.1), in hoeverre jongeren buurtbewoners helpen (paragraaf 5.2) en of jongeren graag zelf een activiteit voor de wijk willen organiseren (paragraaf 5.3).
5.1 Betrokkenheid bij de buurt Van alle jongeren geeft 82% aan in het afgelopen jaar niets te hebben gedaan om de buurt te verbeteren, 18% vindt dat zij dit wel heeft gedaan. Uit de wijkmonitor 2008 blijkt dat in 2007 30,1% van alle inwoners uit Overvecht actief was in hun buurt (Gemeente Utrecht, 2008). Dit percentage ligt hoger dan het percentage jongeren dat het afgelopen jaar iets heeft gedaan om hun buurt te verbeteren. Figuur 17: Heb je in het afgelopen jaar iets gedaan om de buurt te verbeteren?
Allochtonen geven vaker aan iets voor de buurt te hebben gedaan (22%) dan autochtone jongeren (12%). Tabel 31: Al dan niet iets hebben gedaan om de buurt te verbeteren naar etniciteit
Uit het onderzoek komt ook naar voren dat studenten relatief minder vaak iets doen om de buurt te verbeteren (13%) dan de niet meer studerenden/werkenden (23%) (zie tabel 32)22 .
22 Het verband is niet significant, maar geeft een goede indicatie van het verschil.
46
Tabel 32: Al dan niet iets hebben gedaan om de buurt te verbeteren naar groep
Tussen deze vraag en de achtergrondvariabelen geslacht, leeftijdsgroep en woonduur in Overvecht bestaan geen grote verschillen. Ook tussen deze vraag en het gevoel van jongeren over de wijk (positief of negatief, figuur 3) bestaat geen verband. Bij deze vraag moet niet vergeten worden dat het gaat om de perceptie van de jongeren zelf. Iets wat de één niet ziet als het leveren van een bijdrage aan de buurt, ziet een ander wel als zodanig. Aan alle jongeren die iets hebben gedaan om de buurt te verbeteren, is gevraagd wat ze dan gedaan hebben. De antwoorden op deze vraag zijn gepresenteerd in figuur 18. 31% van de jongeren die iets hebben gedaan voor de buurt, geeft aan dat ze andere jongeren hebben begeleid of hebben aangesproken op hun gedrag. Het schoonmaken of opruimen van de buurt is een antwoord dat door 30% van deze jongeren wordt gegeven23. Figuur 18: Wat heb je gedaan om de buurt te verbeteren?
23 Op deze vraag is door jongeren gemiddeld 1,14 antwoord gegeven. Het is niet mogelijk om de gegevens uit figuur 18 uit te splitsen naar etniciteit, geslacht, leeftijdsgroep en groep. Dit komt omdat de celvulling hiervoor te gering is. De ongewogen gegevens uit figuur 18 zijn gebaseerd op de antwoorden van 53 respondenten. Veel jongeren hebben namelijk aangegeven het afgelopen jaar niets te hebben gedaan om de wijk te verbeteren.
47
5.2 Helpen van buurtbewoners Van alle jongeren zegt 34% wel eens andere buurtbewoners te helpen zonder hiervoor betaald te krijgen. 66% van de jongeren geeft aan dit nooit te doen. Figuur 19: Help je wel eens andere buurtbewoners zonder dat je ervoor betaald krijgt?
Allochtone jongeren (40%) geven aan vaker andere buurtbewoners te helpen zonder hiervoor betaald te krijgen dan autochtone jongeren (28%).
Tabel 33: Het al dan niet helpen van andere buurtbewoners naar etniciteit
Aan de jongeren die wel eens buurtbewoners helpen zonder dat daarvoor werd betaald, is ook gevraagd hoe ze dan helpen. De antwoorden op deze vraag zijn weergegeven in figuur 2024. 40% van alle helpende jongeren doen dat door middel van het dragen of doen van boodschappen. 20% helpt bij het doen van reparaties of tuinonderhoud en 19% van alle jongeren geeft aan te helpen met een klusjes in het algemeen. In de anders-categorie worden zaken genoemd als het wassen van de auto of het uitlaten van de hond25.
24 De jongeren geven gemiddeld 1,22 antwoord op deze vraag. 25 Het is niet mogelijk om de gegevens uit figuur 20 uit te splitsen naar etniciteit, geslacht, leeftijdsgroep en groep. Dit komt omdat de celvulling hiervoor te gering is. De ongewogen gegevens uit figuur 20 zijn gebaseerd op de antwoorden van 103 respondenten. 66% van alle jongeren geeft namelijk aan nooit andere buurtbewoners te helpen.
48
Figuur 20: Wat doe je (wel eens) voor andere buurtbewoners zonder dat je ervoor betaald krijgt?
5.3 Organiseren van jongerenactiviteiten De stelling, ‘Anderen hoeven helemaal geen activiteiten voor ons te organiseren, dat kunnen we zelf ook wel, als we de faciliteiten en middelen maar krijgen’, weergegeven in figuur 21, leidt tot wisselende reacties. 38% van alle jongeren vindt dat jongeren inderdaad best zelf de activiteiten kunnen organiseren, terwijl 28% van de jongeren het hier niet mee eens is. De mening van jongeren vertoont geen grote verschillen naar etniciteit, geslacht, leeftijdsgroep of groep. Figuur 21: ‘Anderen hoeven helemaal geen activiteiten voor ons te organiseren, dat kunnen we zelf ook wel, als we de faciliteiten en middelen maar krijgen’
49
Uit het onderzoek blijkt dat bijna 60% van alle jongeren niet weet dat een jongerenwerker hen verder kan helpen met ideeën of initiatieven om iets voor de wijk Overvecht te gaan doen26. Daarnaast blijkt dat bijna drie kwart van alle jongeren die graag samen met andere jongeren een activiteit zouden willen organiseren (zie figuur 22), niet weet waar ze terecht kan voor hulp om dit te realiseren27. Uit figuur 22 blijkt dat ruim een derde van alle jongeren graag met andere jongeren uit Overvecht een activiteit zou willen organiseren in de wijk. Figuur 22: Zou je samen met andere jongeren uit Overvecht een activiteit willen organiseren in de wijk?
Uit het onderzoek blijkt dat studenten vaker aangeven met andere jongeren een activiteit te willen organiseren (39%) dan de groep niet meer studerenden/werkenden (28%)28 . Tabel 34: Al dan niet willen organiseren van activiteit met andere jongeren naar groep
26 Deze vraag is beantwoord door een deel van de respondenten, namelijk door 114 jongeren. 27 Deze vraag is beantwoord door 33 jongeren. Te weinig om een representatieve uitspraak te doen voor de hele jongerenpopulatie, maar toch levert deze vraag een redelijke indicatie op. 28 Dit verband is niet significant, maar geeft wel een goede indicatie van het verschil.
50
Jongeren met een (zeer) positief gevoel over Overvecht, zijn eerder bereid om samen met andere jongeren een activiteit te organiseren dan jongeren die een (zeer) negatief gevoel over de wijk hebben (tabel 35). Tabel 35: Al dan niet willen organiseren van een activiteit met andere jongeren naar gevoel bij Overvecht
Van alle jongeren die wel samen met anderen een activiteit willen organiseren, geeft het grootste gedeelte (26%) aan dat zij dan een (buurt)feest of evenement willen organiseren. Leerzame of sociale activiteiten worden ook relatief vaak genoemd (door 15% van de jongeren), net als een voetbaltoernooi. In de anderscategorie vinden we vooral jongeren die niet precies weten wat ze dan willen organiseren . Figuur 23: Wat voor activiteit zou je dan willen organiseren in Overvecht?
51
5.4 Conclusie Van alle jongeren uit Overvecht heeft bijna 1 op de 5 het afgelopen jaar iets voor de buurt gedaan. Uit de wijkmonitor 2008 blijkt dat in 2007 30,1% van de inwoners uit Overvecht actief was in hun buurt (Gemeente Utrecht, 2008). Dit percentage ligt hoger dan het percentage jongeren dat het afgelopen jaar iets heeft gedaan om de buurt te verbeteren, maar voor jongeren is 1 op de 5 een groot aandeel. Allochtone jongeren geven aan relatief vaker iets voor de buurt te doen dan autochtone jongeren. Van de jongeren die iets voor hun buurt gedaan hebben, wordt door bijna een derde aangegeven dat ze andere jongeren hebben begeleid of aangesproken op hun gedrag. Ook een derde heeft geholpen met het schoonmaken of opruimen van de buurt. Ruim één derde van alle jongeren geeft aan wel eens buurtbewoners te helpen zonder daarvoor betaald te krijgen. Allochtone jongeren doen dit vaker dan autochtone jongeren. Het doen of dragen van boodschappen wordt door veel jongeren genoemd als manier om buurtbewoners te helpen. Van alle jongeren uit Overvecht ziet ruim één derde het wel zitten om samen met andere jongeren een activiteit te organiseren. Dit is een grote groep jongeren. Hoe positiever jongeren oordelen over de wijk, hoe eerder zij bereid zijn om gezamenlijk activiteiten op touw te zetten. Positief denken over de wijk leidt dus tot een grotere betrokkenheid bij de wijk. Daarnaast is bijna 40% van alle jongeren bereid om zelf activiteiten op touw te zetten, mits zij hier de middelen en faciliteiten voor krijgen. 60% van alle jongeren weet niet dat een jongerenwerker hen verder kan helpen met ideeën of initiatieven om iets voor de wijk Overvecht te gaan doen. Daarnaast blijkt dat een ruime meerderheid van alle jongeren die graag samen met andere jongeren een activiteit zouden willen organiseren, niet weet waar ze terecht kan voor hulp om dit te realiseren. De actiebereidheid is dus aanwezig, maar de kennis van middelen en faciliteiten om dit te bereiken is beperkt. Onder de jongeren die het wel zien zitten om gezamenlijk een activiteit te organiseren, is een (buurt)feest of optreden het meest populair. Mits middelen en voorzieningen goed bekend zijn onder deze jongeren, ligt hier een grote kans om Overvechtse jongeren meer te betrekken bij de buurt.
52
Bronvermelding • Gemeente Utrecht (2008), Wijkenmonitor 2008. • Gemeente Utrecht (2008), WistUdata / Bestuursinformatie.
53
Bijlage 1 Vragenlijst Overvecht en de Overvechtse jongeren zijn vaak negatief in het nieuws geweest; vaak wordt er veel gesproken over jongeren, maar relatief weinig met jongeren. In dit onderzoek willen we (Onderzoeksbureau Labyrinth) juist MET jongeren praten. We willen ons niet richten op problemen, maar vooral kijken naar datgene wat jongeren zelf voor de wijk willen doen. Het onderzoek voeren we uit in opdracht van de wijkraad Overvecht. Alle gegevens worden anoniem verwerkt. BEN JIJ TUSSEN DE 13 EN 26 JAAR EN WOON JE IN OVERVECHT? GEEF DAN JE MENING OVER DE WIJK! Invullen van onze vragenlijst kost slechts 5 minuutjes, alvast onze hartelijke dank voor je medewerking!! Datum………………………… Respondentnummer (niet invulen)………………… Je adres en huisnummer…………………………....................................................... Postcode……………………………………………….………………………………………… IMAGO OVERVECHT 1. Wat komt er bij je op als je aan Overvecht denkt? …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………..…………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………..…………………………………………………… 2. Welk gevoel komt er bij je op als je denkt aan Overvecht? • Zeer negatief • Negatief • Niet negatief, niet positief • Positief • Zeer positief 3. Welk rapportcijfer geef je voor Overvecht? …………………………………………………………………………………………………………………… TOEKOMSTPERSPECTIEF 4. Hoe lang woon je al in Overvecht? • Mijn hele leven, namelijk … ………………………………………………. • ………………………………………………………………………………jaar • Weet niet 54
5. Kun je aangeven in hoeverre je het met onderstaande stellingen eens bent. Je kunt als volgt antwoorden: zeer mee eens - mee eens - niet mee eens, niet mee oneens - mee oneens - zeer mee oneens.
VRIJETIJDSBESTEDING 6. Wat doe je graag in je vrije tijd buitenshuis? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. • Niets • Afspreken met anderen op pleinen/ portieken/ parken (rondhangen) • Afspreken bij vrienden thuis • Sporten bij een sportvereniging • Sporten in of op parken/ straten/ pleinen • Coffeeshop • Naar (grand/ lunch)café • Naar poolcentrum • Naar buurthuis voor de volgende activiteit, namelijk: ………………………… • Amusementshal/ gokhal/ arcadehal • Bioscoop/ filmhuis • Anders,namelijk……………………………………..…….……………………………… • Anders, namelijk…………………………………………………………………………… 7. Hoe vaak bezoek je een buurthuis? • Meer dan één keer per week • Maximaal één keer per week • Meer dan één keer per maand (maar niet dagelijks) • Maximaal één keer per maand • Enkele keren per jaar • Zelden tot nooit • Weet niet
55
8. Kun je aangeven in hoeverre je het met onderstaande stellingen eens bent. Je kunt als volgt antwoorden: zeer mee eens - mee eens - niet mee eens, niet mee oneens - mee oneens - zeer mee oneens.
9. Wat mis je bij jou in de buurt voor jongeren? • Niets • Weet niet …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ..................................................................................................................................... 10. Stel, je krijgt een grote zak met geld. Je kunt dit besteden aan een activiteit of een voorziening voor jongeren in Overvecht. Waar zou je het geld aan uitgeven? …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ACTIEBEREIDHEID 11. Heb je in het afgelopen jaar iets gedaan om de buurt te verbeteren? • Nee ->ga door naar vraag 13 • Ja 56
12. Wat heb je gedaan om de buurt te verbeteren? ……..………………………………………………………..…………………………………………………… …………...………………………………………………..…………………………………………………… 13. Help je wel eens andere buurtbewoners zonder dat je ervoor betaald krijgt? Zoals een klusje in huis, boodschappen doen of schoonmaken? • Ja, namelijk……………………………………………………………………………… • Nee 14. Zou je samen met andere jongeren uit Overvecht een activiteit willen organiseren in de wijk? • Ja • Nee -> ga door naar vraag 17 15. Wat zou je dan willen doen in Overvecht? ……..………………………………………………………..…………………………………………………… …………...………………………………………………..…………………………………………………… 16. Wil je hiervoor je gegevens noteren? Naam:………………………………………………………………………………………………………… Adres: ……………………………………………………………………………………………………… Postcode+ Woonplaats: ………………………………………………………………………… Telefoon:……………………………………………………………… E-mail:………………………………………………………………………………………… ACHTERGRONDGEGEVENS 17. Ben je een man of een vrouw? man vrouw 18. Wat is je leeftijd? ………..jaar 19. In welk land ben je geboren? En je moeder? En je vader? Nederland Nederland Nederland Marokko Marokko Marokko Turkije Turkije Turkije Suriname, Antillen, Aruba Suriname, Antillen, Suriname, Antilander land, namelijk……………. Aruba len, Aruba ander land, namelijk… ander land, namelijk……… 57
20. Wat is je hoogst AFGERONDE opleiding? geen basisonderwijs lager of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (VMBO) hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, VWO, atheneum gymnasium) middelbaar beroepsonderwijs (MBO) hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs (HBO, universiteit) anders, namelijk 21. Wat is op je situatie van toepassing? geen eigen inkomen student/scholier ->ga door naar vraag 22 betaald werk in loondienst eigen bedrijf/freelancer VUT/pensioen/AOW/rentenier arbeidsongeschikt werkloosheidsuitkering bijstandsuitkering anders, namelijk 22. Je geeft aan dat je een opleiding volgt. Welke? basisonderwijs lager of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (VMBO) hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, VWO, atheneum gymnasium) middelbaar beroepsonderwijs (MBO) hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs (HBO, universiteit) anders, namelijk 23. Wat is je postcode? ….. AVOND MET JONGEREN 24. Binnenkort willen we graag met een aantal jongeren uit de wijk verder praten over dit onderwerp. Heb je interesse om een dergelijke bijeenkomst bij te wonen? • Ja • Nee -> ga door naar vraag 26
58
25. Wil je hiervoor je gegevens noteren? Naam:………………………………………………………………………………………………………… Adres: ………………………………………………………………………………………………………… Postcode+ Woonplaats: ………………………………………………………………………………… Telefoon:…………………………………………………………………………… Email:………………………………………………………………………………………………………… 26. Heb je tot slot nog opmerkingen? …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… EINDE VAN DE ENQUÊTE, HARTELIJK DANK VOOR JE MEDEWERKING!!
59
Bijlage 2 Diepte-interviews jongeren / professionals Gespreksverslag scholieren / docenten Vaderrijn College te Utrecht-Overvecht Datum: Locatie: Gesprek met:
16 oktober 2007 Vaderrijn College te Utrecht Overvecht 7 leerlingen (woonachtig in Overvecht),een docente, directeur De Wit en docent Ouhammou
De leeftijd van de scholieren varieert van 14 t/m 16 jaar (klas 1 tot 4 ). Het imago van Overvecht Over het algemeen wonen de jongeren met plezier in de wijk, vooral omdat ze veel contacten in Overvecht hebben. Zo heeft Omar veel familie en vrienden in de wijk wonen. Hij geeft ook aan dat hij niet in andere wijk zou willen wonen omdat hij een hechte band heeft met de wijk Overvecht. Noual geeft duidelijk aan dat het een fijne buurt is om te wonen en te leven, en dat het niet zo’n slechte wijk is ‘zoals de media dat probeert wijs te maken’. Ze vertelt dat ze veel vriendinnen heeft en het niet leuk zou vinden om te vertrekken uit de wijk Overvecht. Zoubir vult aan dat hij een positief beeld heeft van Overvecht en dat de mensen en natuurlijk de media niet te vergeten, van een mug een olifant maken. “Natuurlijk heb je wel eens ruzie hier in de wijk, maar dat is overal zo. Ik heb veel contact met mijn familie en vrienden. Ik voetbal veel op straat. Ik ben ook veel met school bezig.” Ouffa geeft aan: “Overvecht vind ik leuk, ik ben er opgegroeid. Ik kom er mijn hele leven al en ik ben niets anders gewend. In Overvecht Zuid zijn niet zoveel problemen als in Noord.” Ook in de beleving van Issam is Overvecht niet een echte probleemwijk: “ Er gebeuren hier natuurlijk wel veel dingen, maar waar niet?” Zijn beeld over de wijk Overvecht is positief. Ook hij zou niet willen verhuizen. De reden hiervoor is dat hij (net zoals veel andere jongeren die deelnamen aan dit gesprek) veel mensen uit de wijk kent. Hij voelt zich ook thuis in Overvecht vanwege de grote groep allochtonen die in de wijk wonen. Wat missen jongeren in de wijk? Overvecht is een leuke wijk volgens de jongeren, toch zijn ze niet overal over tevreden. Zo vertelt Issam dat er geen hangplek is voor de jongeren: “Overal waar je hangt wordt je weg gestuurd door de politie. Er is wel een buurthuis maar daar zijn geen activiteiten voor de jongeren boven de 15 jaar. Er moeten nieuwe activiteiten komen in de buurt (jongeren centrum). Activiteiten zoals een speelkamer met computers of playstations. Nu zijn de activiteiten in het buurthuis voor 60
twaalfjarige scholieren. Wij zijn allemaal vijftien of zestien jaar. We willen dat er wat komt voor onze leeftijd, en dat wij op verschillende dagen naar het buurthuis kunnen gaan. Want die donderdag alleen schiet niet op.” De rest van de groep geeft deze leerling gelijk. Dit wordt ook beaamd door docent Ouhammou. Omar vindt het buurthuis maar ‘saai’: “Wij kunnen er maar op één dag terecht. Dat is de donderdag en het is een inloopdag. Je kunt dan bijvoorbeeld televisie kijken, maar dat vind ik niets. Er is maar één tv. Op andere dagen kunnen we er niet terecht”. Er is gewoon te weinig te doen, zo zijn er wel pooltafels maar geen stokken: “Die stokken worden niet vervangen en als ik ernaar vraag dan krijg ik te horen dat die nog besteld worden.” Omar mist in de wijk een goede plek waar hij met vrienden kan hangen. Sommige meisjes hebben behoefte aan een plek waar meisjes samen kunnen komen: “Er moet een plek voor de meiden komen vanaf 12 jaar. Een verzamelplek. Bij voorkeur ergens binnen”. Zo missen Foucia en Oufa een meidenclub. Of bijvoorbeeld een leuke modeshow. Sportactiviteiten Veel jongeren geven aan na schooltijd druk te zijn met huiswerk. Sommige hangen rond in de wijk of proberen een bijbaantje te vinden. Veel jongeren sporten. Fouzia: “Ik deed aan turnen, maar toen woonde ik nog in Bunnik. Het was een leuke vereniging. Toen kwam ik hier in Overvecht wonen, maar hier mengen ze de kleine kinderen met de grotere en daarom ben ik gestopt”. De ondervraagde jongeren zijn dan ook geïnteresseerd in sportactiviteiten in de wijk. Ouafa: Op het gebied van sport, wil ik dan bijvoorbeeld iets met dansen. Dat lijkt mij leuk. Als het alleen maar met meiden onderling is.’ Daarnaast vinden jongeren dat er genoeg te doen moet zijn op het gebied van sport. Issam vindt bijvoorbeeld dat er in de wijk weinig voetbalkooien zijn waar samen met andere jongeren kan worden gevoetbald. Dit wordt beaamd door Imad: “De voetbalhekken zijn gesloopt en je kunt er niet meer normaal voetballen. Het voetbalveld hier in Overvecht wordt niet goed onderhouden. De zijhekken van het veld zijn kapot gegaan en sindsdien zijn deze niet meer gemaakt.” Dit leidt ertoe dat jongeren in de buurt gaan rondhangen, vertelt Omar. Ook vanuit de buurthuizen zou meer georganiseerd kunnen worden op het gebied van sport, vinden de jongeren. Zo tonen Omar en Issam interesse om te fitnessen, terwijl Zoubir graag zou willen voetballen.
61
Zelf activiteiten ondernemen Docent Ouhammou vindt dat er een jongerenorganisatie moet komen die hier de activiteiten goed kan regelen en organiseren en die de jongeren begrijpt. Volgens Rachid willen best veel jongeren hier aan meewerken. Issam oppert dat buurthuizen beter activiteiten per leeftijdscategorie kunnen organiseren. “De ene dag is het voor 16+ en andere dag weer van 12 jaar en jonger; we hebben wel respect voor die mensen die daar werken.” Toch hebben sommige jongeren hun bedenkingen bij de bereidheid om activiteiten te organiseren voor de wijk. Zo zullen andere jongeren daar niet altijd positief op reageren. Het aanspreken op het gedrag van anderen is volgens hem ook niet altijd zinvol. Jongeren en werk Ook zou je volgens Rachid veel jongens op het goede pad kunnen brengen. Omar vult aan dat veel jongens in Overvecht het er moeilijk mee hebben dat ze geen werk kunnen vinden. Ondertussen hebben ze vaak (vroegtijdig) de school verlaten: “Die jongeren zijn het zat, je ziet ze hangen buiten.” Ouffa denkt dat het goed zou zijn als jongeren in de wijk terecht zouden kunnen met vragen over werk e.d.: “Een buurthuis waar je terecht kan met je cv en sollicitatiebrieven. Waar je ook met je stagebrieven terecht kan.” Ook anderen denken dat het goed is als er in de wijk een loket wordt gecreëerd waar jongeren uit de wijk terecht kunnen met vragen over werk.
Gespreksverslag bezoekende jongeren van buurthuis De Boog Datum: Locatie: Gesprek met:
23 oktober 2007 Buurthuis De Boog in Utrecht Overvecht Mohammed, Khalid, Samir en Adil
Dagelijks leven Veel jongeren houden zich in het dagelijks leven bezig met hun studie of bijbaan. Veel jongeren sporten in hun vrije tijd, zoals voetbal of fitness. Imago Overvecht Volgens Mohammed kunnen veel zaken in de wijk beter. Zo gebeuren er wel eens nare dingen in de wijk, zoals vechtpartijen en dergelijke: “dan rijst de vraag waarom deze dingen in mijn wijk moeten gebeuren. Maar niet alles wat ik hoor over de wijk, klopt ook daadwerkelijk met de werkelijkheid.” Zo vindt hij dat de media veel zaken opblaast. Het enige waar de media zich op concentreert zijn wij; “de Marokkanen”, aldus Mohammed. 62
Het beeld dat de media over de wijk Overvecht heeft gecreëerd, strookt volgens Adil niet helemaal met de werkelijkheid. Er is wel narigheid in de wijk, maar deze is niet waarneembaar. Het zijn de jongeren tussen 8 jaar en 12 jaar die zich vervelen en al op jonge leeftijd met de politie in aanraking komen. Adil vindt ook dat de politie niet altijd correct optreedt. Het is nooit duidelijk wanneer zij een boete kunnen uitschrijven. De jongeren zijn nog jong en hebben geen middelen om aan het geld te komen. Het verdiende geld dat zij met een bijbaantje bij elkaar hebben gespaard geven zij liever niet uit aan boetes. Dit leidt weer tot criminaliteit. Ook zullen zij thuis ook geen melding maken van de gekregen boete, zij zijn immers bang voor hun ouders. Daarnaast hebben volgens Adil veel jongeren te kampen met schulden, deze jongeren weten meestal niet waar zij terecht kunnen voor hulp. Wat missen jongeren in de wijk? Mohammed deelt mee dat er meer activiteiten in de wijk Overvecht moeten komen. Het buurthuis moet volgens hem vaker open gaan. Buurthuis de Boog is slechts twee keer per week open voor de jongeren. Op de andere dagen wordt het buurthuis bezet door de buurtvaders die weinig betekenen voor de buurt. Het buurthuis moet juist vaker voor de jongeren open gaan, anders hangen deze op de straat. Op deze wijze neemt volgens Mohammed alleen maar de criminaliteit toe, wat naar zijn mening een bekend verhaal is. Adil vertelt dat jongeren in Amsterdam veel vaker naar het buurthuis gaan. “Ali B is zijn carrière in een buurthuis begonnen, daar is hij begonnen met rappen. Zo zijn er meerdere voorbeelden van bekende Nederlanders te noemen”. Volgens Adil is het zeer belangrijk om de jongeren bezig te houden. Er moeten veel activiteiten georganiseerd worden. Het is immers eenvoudig om de criminaliteit terug te dringen: jongeren bezighouden door leerzame activiteiten. Dat houdt ze van straat en dat leidt tot minder overlast op straat en een betere samenleving. Bij activiteiten moet gedacht worden aan leuke opleidingen en leerzame projecten. Samir geeft aan dat de buurtvaders eerder een probleem vormen in plaats van dat zij problemen verhelpen. Buurtvaders komen naar dit buurthuis, en bezetten het buurthuis voor theekransjes. Hij deelt vervolgens mee dat hij nooit met een buurtvader heeft gepraat. Op de zondagen zitten de buurtvaders in het buurthuis te kaarten. Dat is zonde van de tijd. Volgens Samir moeten er activiteiten ontplooid worden waaruit de jongeren lering kunnen trekken. De activiteiten moeten niet alleen plezier verschaffen, maar dienen tevens leerzaam te zijn.
63
Adil geeft aan dat de jongeren iemand nodig hebben die hen begrijpt. Een buurtvader of een hooggestudeerde begrijpt de jongeren niet. Men slaat op deze wijze de plank mis. Een jongere wordt niet begrepen door een buurtvader, omdat deze van een andere leeftijdscategorie is. En een hoogopgeleide past alleen de theorie toe, maar die theorie past niet in de praktijk. Toekomst Mohammed geeft aan dat hij van plan is om zijn HBO- diploma te halen en daarna een leuke baan te vinden. Vervolgens wil hij zich concentreren op het stichten van een gezin. Mohammed is van plan om de wijk Overvecht in de toekomst te verlaten, omdat deze wijk niet geschikt zou zijn voor kinderen. Hij heeft liever dat zijn kinderen niet in Overvecht opgroeien en opgevoed worden. Ook Samir geeft aan dat hij van plan is om eerst zijn diploma te halen, vervolgens een geschikte baan te zoeken. Uiteindelijk wil hij ook een gezin stichten. Op de vraag of hij in de toekomst Overvecht zal verlaten, kan Samir geen eenduidige antwoord opgeven. “ Ik zie wel, ik weet het niet zeker”. Ook Khalid is van plan om eerst zijn diploma te halen, een goede baan te vinden en vervolgens een gezin stichten. Khalid zegt dat hij graag de wijk Overvecht zal verlaten, maar niet op dit moment. Wanneer hij gaat trouwen, wil hij wel in een ander milieu belanden. Een vriendelijker en rustiger omgeving. Adil geeft te kennen dat de sfeer die nu in Nederland heerst hem doet overwegen om Nederland te verlaten. Volgens hem schiet het leven in Nederland niet meer op. “Je doet je best om het goed te doen, maar het lukt gewoon niet”.
Gespreksverslag Cumulus - welzijnswerk Datum: Gesprek met:
18 januari 2008 Erwin de Boer (EB), Hoofd afdeling Jeugd
Activiteiten Cumulus voor jongeren EB vertelt dat Cumulus verschillende activiteiten aanbiedt voor jongeren. Kinderen in de leeftijd vier tot en met twaalf jaar zijn een belangrijke doelgroep. Daarnaast zijn er de jongeren van 12 tot 18 jaar waar het jongerenwerk zich richt. Wat betreft de jongeren is er een belangrijk project, ´het Jongeren op Straat´ project. De jongeren in dit project hebben veel contact met rondhangende jeugd op straat. Voor de kinderen is het project de Vreedzame School erg belangrijk. 64
Participatiegroepen: gericht op activering EB vertelt dat het jongerenwerk binnen bezig is met een koerswijziging. Het welzijnswerk moet niet langer alleen maar een ‘vermaakfabriek’ zijn. Veel jongeren -vooral jongens- weten met negatief gedrag de aandacht op zich te vestigen en op deze manier bepaalde zaken voor elkaar te krijgen. Bijvoorbeeld, het geven van overlast kan ertoe leiden dat er voor deze jongeren een voorziening wordt getroffen. Cumulus heeft gekozen voor een nieuwe aanpak, die veel meer is gericht op het activeren van jongeren. In dit kader zijn de participatiegroepen opgericht. Jongeren worden zoveel mogelijk gestimuleerd om zelf activiteiten te ontplooien die ten goede komen aan de eigen ontwikkeling of aan de wijk. Dit leidt tot erkenning en acceptatie van deze jongeren door de buurt. Dergelijke activiteiten komen de buurt daarmee ten goede. Voorbeelden van activiteiten die zijn opgezet zijn activiteiten op het gebied van muziek, veilig spelen voor kinderen en het organiseren van voetbaltoernooien. In totaal zijn er vier participatiegroepen waar jongeren aan deelnemen. De vier groepen lopen rond in vier gedeeltes van de wijk, in de gebieden waarvoor een gebiedsaanpak geldt. De gebiedsaanpak (vanuit de gemeente) vormt de basis voor de participatiegroepen. Cumulus is nu ongeveer twee jaar bezig met deze participatiegroepen. De jongerenwerkers van Cumulus zijn veel op straat en maken langs deze weg contact met de hanggroepen. Ook worden jongeren ‘gerekruteerd’ via inloopavonden. Ook zijn er sommige jongeren die vrijwilliger worden en vervolgens bij Cumulus in dienst zijn gekomen. Effecten EB merkt dat deze koerswijziging al zijn vruchten begint af te werpen, er is minder overlast. Ook is er bij jongeren wel degelijk een welwillendheid om mee te werken. EB benadrukt dat het belonen van goed gedrag en het beslechten van slecht gedrag essentieel is bij het omgaan met kinderen en jongeren. Cumulus probeert dit dan ook te doen, EB heeft hierbij veel vertrouwen in zijn medewerkers. Het winnen van vertrouwen van de jongeren is daarbij erg belangrijk. De houding van jongeren is soms erg ambivalent. Aan de ene kant nemen vooral Marokkaanse jongeren een slachtofferrol aan, voelen ze zich gediscrimineerd. Aan de andere kant zien ze ook kansen bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt en willen ze graag eigen baas worden. Ze zijn vaak ook trots op Overvecht, een goed voorbeeld zijn de voetbalteams tussen de wijken.
65
Samenwerken met andere organisaties De relatie school- politiek- wijkbureau- welzijn is erg van belang bij het werken met jongeren. Voor de empowerment van jongeren wordt samengewerkt met bijvoorbeeld het Vader Rijn College. Met deze empowermentgedachte probeert Cumulus bepaalde ideeën om te buigen. Dit is volgens EB vaak strijdig met de politieke denkbeelden, waarbij verkeerd gedrag wordt beloond. EB vindt dat in de wijk slecht gedrag nog te vaak wordt beloond ‘als ik vervelend doe, dan krijg ik vanzelf wel iets gedaan’. Deze jongeren schreeuwen veel en worden teveel gepamperd. EB vindt dat de professionals echt veel doen in Overvecht, maar benadrukt dat de eigen verantwoordelijkheid nog altijd bij de jongeren zelf moet liggen.
Gespreksverslag Buurthuis Transit – Jongerenwerker Cumulus en 5 jongeren (vrijwilligers) Datum: Locatie: Gesprek met:
21 maart 2008 Buurthuis Transit in Utrecht Overvecht Abdel el Amrani (jongerenwerker Cumulus), 1 stagiaire en 4 vrijwilligers (jongeren)
Met de volgende personen is gesproken: • Abdel el Amrani (AA) (jongerenwerker Cumulus) • Hafida Sabar (24), MBO SCW, stagiair Cumulus • Achmed (20), HBO Bedrijfsinformatie, vrijwilliger Cumulus • Khalid (19), MHBO detailhandel, vrijwilliger & werknemer Cumulus • Mohammed (19), MBO facilitaire dienstverlening, vrijwilliger Cumulus • Mounaïm, vrijwilliger Cumulus Achtergrond vrijwilligerswerk Vanuit Buurthuis Transit zijn onder leiding van AA circa 6 jongeren actief in de participatiegroep. Deze jongeren organiseren 6 keer per jaar een activiteit voor verschillende doelgroepen in een bepaald gedeelte van Overvecht-Zuid (buurtgericht). Onlangs is een bingo-avond in een seniorencomplex georganiseerd, een groot succes aldus de jongeren. Alle doelgroepen komen aan bod. De jongeren opereren vanuit Transit, waar zij de beschikking hebben over een computer en andere faciliteiten. 4 a 5 keer komt de groep bijeen om de activiteit uit te denken en de voorbereidingen af te ronden.
66
AA geeft aan dat hij veel jongeren heeft gevraagd (in buurthuis en op straat) voor de participatiegroep, maar dat maar weinigen hierin geïnteresseerd waren. Ook de vrijwilligers zelf geven aan in eerste instantie niet zo positief te zijn geweest. Khalid zegt dat het niet ontvangen van geld enigszins afschrok, in combinatie met de tijd die er in gestoken zou moeten worden. Dat hij toch wilde deelnemen heeft volgens hem te maken met de wil om iets te bereiken, zowel in persoonlijke ontwikkeling als voor de wijk (i.v.m. de onveiligheid). Doorzettingsvermogen en ambitie zijn volgens hem belangrijke eigenschappen om te participeren. Veel jongeren missen deze eigenschappen en zijn eerder lui, aldus Khalid. Ondanks dat voor de vrijwilligers het begin moeizaam was (“ ´t is toch wel een verplichting”), geven ze aan dat het werk nu voldoening geeft. De activiteiten zijn een succes omdat ze aanslaan bij de deelnemers. Ook merken de jongens dat ze nu anders benaderd worden op straat, het beeld dat bijvoorbeeld ouderen van hen hebben verandert ten positieve. Vrijwilliger zijn leidt er alleen toe dat je minder tijd voor vrienden hebt, dat is soms jammer. De vrijwilligers geven ook aan dat het niet moeilijk is om deelnemers voor de projecten te vinden, dat loopt uitstekend. Voor de uitvoering wordt soms aan vrienden gevraagd om een handje te helpen. De jongeren hebben niet echt het idee dat door hun inspanning ook andere jongeren bewogen worden om vrijwilliger te worden. AA vertelt dat meer dan 6 vaste vrijwilligers ook te veel zou zijn voor Transit, daar is de kantoorcapaciteit te gering voor. Meer jongeren is uiteindelijk wel een wens, die kunnen dan eventueel bij een collega ‘vanuit de inloop’ opereren. Achmed geeft aan dat het ook de wens is om de bekendheid van dit vrijwilligerswerk te vergroten, veel buurtbewoners hebben hier op dit moment helemaal geen weet van. Het voordeel van een grotere bekendheid is tweeledig: enerzijds wordt deelname aan de activiteiten gestimuleerd en anderzijds zullen buurtbewoners positiever naar de wijk gaan kijken, dat is ook een belangrijk doel van dit vrijwilligerswerk. Op dit moment is het beeld wat buurtbewoners hebben van Overvechtse jongeren niet bepaald positief. Ook AA is van mening dat meer publiciteit over de activiteiten een positief beeld kan creëren bij overige wijkbewoners. Imago Overvecht en wensen jongeren De vrijwilligers vinden het niet terecht dat Overvecht zo’n slecht imago heeft: de wijk is over het algemeen rustig, er is sprake van een bepaalde saamhorigheid en er is bereidheid onder Overvechters om het gesprek aan te gaan, een stukje openheid. Overvecht heeft een slechte naam, als er dan nu iets in de wijk gebeurt is het direct weer groot nieuws. De wijk is ook erg groot, de kans dat hier iets gebeurt is dus ook gewoon groter. De vrijwilligers geven aan dat jongeren in z’n algemeenheid wisselend naar de wijk kijken, er is niet altijd genoeg te doen. Jongeren zijn 67
(doorgaans) tevreden over hun vriendengroep, maar de vraag is vaak: “wát gaan we doen?”. Het komt wel voor dat iemand uit de groep een idee heeft (bijvoorbeeld sporten) en de rest van de groep hierin meetrekt, maar het is moeilijk om hier iets structureels over te zeggen. Het inplannen van vrije tijd is niet eenvoudig, jongeren hebben daar moeite mee en weten vaak niet wat ze willen (verveling). Er bestaat een grote groep jongeren in Overvecht die niet schoolgaand is en ook geen baan heeft, aldus de vrijwilligers. De vrijwilligers zeggen zelf weinig moeite te hebben om hun vrije tijd goed in te richten. De vrijwilligers geven aan dat de bekendheid van de buurthuizen onder jongeren goed is, maar de opkomst wisselend. Het probleem is eigenlijk dat jongeren zelf niet goed weten wat ze willen. Op de vraag wat Overvecht dan nog mist, hebben de vrijwilligers zelf ook geen antwoord, niemand kan iets noemen. Achmed heeft een positief beeld over de toekomst van de wijk. De activiteiten gaan volgens hem steeds beter lopen en hij verwacht dat als andere jongeren dit gaan zien, hun perceptie van Overvecht ook positiever zal worden.
68
Bijlage 3 Responsoverzicht Aan het onderzoek hebben 390 respondenten deelgenomen. Niet alle respondenten hebben alle vragen ingevuld, waardoor het totaal van de achtergrondgegevens niet op precies op 390 uitkomt. In onderstaande tabel zijn zowel de ongewogen als de gewogen gegevens opgenomen. Met de gewogen gegevens is in dit rapport gerekend. De gewogen gegevens van de verdeling allochtoon/autochtoon en oudere/jongere jongeren zijn gebaseerd op de populatiegegevens uit 2008 van Overvecht (Gemeente Utrecht, WistUdata / Bestuursinformatie, zie verder bijlage 2, representativiteit)30 . Door het toepassen van een weging kan de verdeling man/vrouw wijzigingen (die in ons onderzoek uitstekend is), maar dat is niet het geval31.
Bron: Gemeente Utrecht, WistUdata / Bestuursinformatie en wijkraadpleging jongeren Overvecht 2008 30 De gewogen percentages vertonen minimale verschillen met de populatiegegevens. Deze verschillen worden veroorzaakt omdat een gecombineerde weging is toegepast: gewogen naar etniciteit én leeftijdsgroep. Alleen als respondenten in beide groepen kunnen worden ingedeeld kan een weging worden toegekend, anders niet (weging is dan ´1´). 326 jongeren kunnen worden ingedeeld naar etniciteit en 357 jongeren naar leeftijdsgroep. Dat betekent dat vooral bij leeftijdsgroep een aantal respondenten geen weging krijgt (zij hebben immers geen antwoord gegeven op de vraag naar etniciteit). De gewogen percentages komen nog altijd heel dicht bij de populatiewaarden. 31 De verhouding mannen / vrouwen van de respondenten is gelijk aan dat van de populatie.
69
Bijlage 4 Representativiteit Een onderzoek is representatief als de achtergrondgegevens van de respondenten overeenkomen met de achtergrondgegevens van de populatie. Om dit te kunnen bepalen is het noodzakelijk om over goede achtergrondgegevens van de populatie te beschikken. Omdat het onderzoek zich richt op jongeren, moet voor het bepalen van de representativiteit worden gekeken naar achtergrondvariabelen van deze jongeren. De achtergrondvariabelen waarop voor representativiteit is getoetst, zijn allereerst geslacht (man / vrouw) en etniciteit (allochtoon / autochtoon). Daarnaast is ook getoetst op leeftijd, omdat jongeren met sterk variërende leeftijden (13 t/m 25 jaar) aan het onderzoek hebben deelgenomen. Hierbij is getoetst of het aandeel jongeren uit het onderzoek van 13 t/m 17 (jongere jongeren) en 18 t/m 25 (oudere jongeren), overeenkomt met de Overvechtse populatie32 . Op opleidingsniveau is niet getoetst, omdat deze gegevens niet duidelijk uit de enquêteantwoorden naar voren kwamen33. Het onderzoek geeft overigens geen aanleiding om aan te nemen dat de variabele ‘hoogst afgeronde opleiding’ van grote invloed is op de mening van jongeren over de wijk. Daarnaast zijn jongeren van verschillende opleidingen geënquêteerd, zowel jongeren van de Hogeschool en Universiteit als jongeren van het VMBO.
Representativiteit naar geslacht Het leeftijdsinterval van de sekseverdeling uit de achtergrondgegevens is 15 t/m 24 jaar, terwijl het leeftijdsinterval van de respondenten iets breder is, te weten 13 t/m 25 jaar. Het is niet aannemelijk dat de achtergrondgegevens ten aanzien van het geslacht grote verschillen zullen vertonen voor jongeren van 13, 14 en 25 jaar. Uit de gegevens blijkt dat de sekseverdeling onder de respondenten exact gelijk is aan de sekseverdeling van Overvechtse jongeren. Met betrekking tot geslacht is het onderzoek daarmee representatief.
32Voor deze indeling is gekozen omdat het leeftijdsinterval 13 t/m 17 ongeveer gelijk is aan de middelbare scholierleeftijd. Jongeren boven deze leeftijd zijn volgens de wet volwassen en dit is daarom ook een mooie grens voor de jongere en oudere jongeren die in het onderzoek gehanteerd wordt. 33In de enquête is gevraagd is naar de hoogst afgeronde opleiding. De huidige opleiding van de respondenten wordt hiermee niet bekend, maar is wel relevant voor het bepalen van het opleidingsniveau. Daarnaast zijn geen eenduidige achtergrondgegevens bekend over het opleidingsniveau van Overvechtse jongeren, alleen van de Overvechtse bevolking als geheel is dit bekend.
70
Figuur 24: Verschil geslacht populatie Overvecht 15 t/m24 jaar / respondenten
Bron: WistUdata 2008, gemeente Utrecht en Labyrinth jongerenonderzoek 2008
Etniciteit jongeren Met betrekking tot representativiteit op basis van etniciteit is een onderscheid gemaakt tussen autochtone en allochtone jongeren. Voor de groep Overvechtse jongeren van 12 t/m 26 jaar bestaat bekendheid over hun etniciteit. Het leeftijdsinterval van de respondenten in dit onderzoek is iets smaller, te weten 13 t/m 25 jaar. Het is niet aannemelijk dat de achtergrondgegevens voor 13 t/m 25-jarigen grote verschillen zal vertonen met de achtergrondgegevens van 12 t/m 26-jarigen. Daarom wordt gerekend met deze cijfers van de gemeente Utrecht (2008). Figuur 25: Verschil etniciteit populatie Overvecht 12 t/m 26 jaar / respondenten
Bron: WistUdata 2008, gemeente Utrecht en Labyrinth jongerenonderzoek 2008 71
Aan het onderzoek hebben relatief veel allochtone jongeren deelgenomen. Om te bepalen of het verschil significant is met de populatiegegevens, is een tweezijdige t-toets uitgevoerd op het populatiegemiddelde. Tabel 36: tweezijdige t-toets op het populatiegemiddelde wel/geen autochtoon Overvechtse jongeren
Uit de uitgevoerde toets blijkt dat het verschil significant is34. Het wegen van gegevens is een gangbare methode om ligt scheve verdelingen recht te trekken, waardoor de representativiteit kan worden gegarandeerd. Voor dit onderzoek betekent dit dat de antwoorden van autochtone respondenten zwaarder moeten worden meegewogen. Zo ontstaat alsnog een goed beeld over de mening van de jongerenpopulatie uit Overvecht. Hoe de wegingsfactor tot stand komt, wordt achterin deze bijlage uitgelegd.
Leeftijd jongeren Met betrekking tot representativiteit op basis van leeftijd, is een onderscheid gemaakt tussen jongere jongeren en oudere jongeren. De beschikbare populatiegegevens zijn gebaseerd op 12 t/m 17-jarigen en 18 t/m 26-jarigen. Deze leeftijdsintervallen zijn iets breder dan de onderzoeksintervallen 13 t/m 17 en 18 t/m 25 jaar. We mogen echter aannemen dat het percentage jongere jongeren op 13- t/m 25-jarigen niet wezenlijk zal verschillen van het percentage jongere jongeren op 12- en 26-jarigen35.
34De toets is uitgevoerd met een significantieniveau van 95%. 0,000 < 0,05 dus significant. 35Aan beide zijden van het interval is precies één leeftijdsgroep toegevoegd.
72
Figuur 26: Verhouding jongere jongeren en oudere jongeren in populatie Overvecht / onder respondenten
Bron: WistUdata 2008, gemeente Utrecht en Labyrinth jongerenonderzoek 2008
Aan het onderzoek hebben relatief veel jongere jongeren deelgenomen. Om te kijken of het verschil significant is in vergelijking met de populatiegegevens, is een tweezijdige t-toets uitgevoerd op het populatiegemiddelde. De uitkomst van deze toets is opgenomen in tabel 37. Tabel 37: tweezijdige t-toets op het populatiegemiddelde oudere jongeren in Overvecht
Uit de uitgevoerde toets blijkt dat het verschil significant is36 . Dit betekent dat in het onderzoek de ‘oudere’ jongeren ondervertegenwoordigd zijn en daarom zullen de antwoorden van jongeren van 18 jaar en ouder zwaarder moeten worden meegewogen. Zo ontstaat alsnog een goed beeld over de mening van Overvechtse jongeren.
36 De toets is uitgevoerd met een significantieniveau van 95%. 0,000 < 0,05 dus significant.
73
Representativiteit ‘groep’ In het onderzoek worden ook uitspraken gedaan op groepsniveau, dus over middelbare scholieren, studenten en de groep niet meer studerenden/werkenden. Van deze groepen zijn geen populatiegegevens bekend, maar deze kunnen we wel beredeneren. Wat betreft sekse mogen we aannemen dat de verdeling jongens/ meisjes ongeveer voor ieder groep op 50/50 zal liggen. Dit komt overeen met de responsgegevens. Met betrekking tot leeftijd mag worden aangenomen dat de Middelbare scholieren gemiddeld een lagere leeftijd hebben dan de studenten en de studenten dan de werkenden/niet meer studerenden. Ook dit blijkt in het onderzoek het geval te zijn. Ook wat betreft etniciteit kunnen we een redelijke aanname maken. Uit de populatiegegevens weten we dat onder oudere jongeren een hoger percentage autochtonen voorkomt dan onder jongere jongeren. Dit betekent dat de groep niet meer studerenden/werkenden ook meer autochtonen zou moeten bevatten dan de groep middelbare scholieren (die immers een stuk jonger zijn). Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat dit inderdaad het geval is. Op basis van bovenstaande analyse mag worden aangenomen dat niet alleen op het niveau van jongeren in zijn algemeenheid, maar ook op groepsniveau representatieve uitspraken kunnen worden gedaan. In de volgende paragraaf wordt de weging uitgelegd.
Weging jongeren 13 t/m 25 Wegen is een gangbare methode om de representativiteit van een onderzoek te waarborgen. Wegen is echter geen wondermiddel en hier moet voorzichtig mee worden omgesprongen. Wegen betekent dat de antwoorden van verschillende respondenten zwaarder of lichter worden meegeteld. Het gevaar van wegen is dat een te kleine groep model komt te staan voor een grote groep, waardoor de kans op onbetrouwbaarheden groot wordt. Daarom wordt in diverse literatuur over onderzoeksmethoden geadviseerd om maximaal te wegen tot 1,5 a 2 keer de oorspronkelijke waarde (of 0,5 a 1 keer). De wegingsfactor voor een respondent uit een bepaalde groep wordt berekend door de proportie die deze groep in de populatie heeft te delen door de proportie van deze groep in het onderzoek. Voor de jongeren van 13 t/m 25 jaar is bekend dat aan het onderzoek relatief weinig oudere autochtone jongeren hebben deelgenomen en relatief veel allochtone jongere jongeren. We kunnen dus vier groepen onderscheiden: • Jong en allochtoon • Oud en allochtoon • Jong en autochtoon • Oud en autochtoon 74
Tabel 38: weging op basis van proportie groepen in onderzoek en populatie
Vooral de allochtone jongere jongeren zijn oververtegenwoordigd en de autochtone oudere jongeren zijn ondervertegenwoordigd. De wegingsfactor die voor deze groepen wordt toegepast is respectievelijk 0,57 en 1,78. Deze wegingen zijn behoorlijk, maar niet zo extreem dat het onderzoek aan kwaliteit inboet. Deze wegingen blijven boven de 0,5 en onder de 2,0. Overigens blijkt het verschil in uitkomsten tussen gewogen en ongewogen data niet groot te zijn.
75
Bijlage 5 Significantie • Tabel 6 * toets: Spearmans rangcorrelatie * significantieniveau: 0,026812 * correlatie coëfficiënt: -0,11271 • Figuur 4 * toets: Pearsons rangcorrelatie * significantieniveau: 0,000689 * correlatie coëfficiënt: -0,18736 • Figuur 5 * toets: Pearsons rangcorrelatie * significantieniveau: 0,021051 * correlatie coëfficiënt: -0,12228 • Figuur 6 * toets: ANOVA * significantieniveau: 0,002951 * R2 = 0,027 • Tabel 8 * toets: Spearmans rangcorrelatie * significantieniveau: 0,000001 * correlatie coëfficiënt: 0,309255 • Tabel 9 * toets: Spearmans rangcorrelatie * significantieniveau: 0,000000 * correlatie coëfficiënt: 0,199413 •Tabel 10 * toets: ANOVA * significantieniveau: 0,000635 * R2 = 0,037 • Tabel 17 * toets: Chi-kwadraat * significantieniveau: 0,000000 * Cramers V: 0,29987 • Tabel 18 * toets: Chi-kwadraat * significantieniveau: 0,046167* Cramers V: 0,190222 • Tabel 19 * toets: Spearmans rangcorrelatie * significantieniveau: 0,035387 * correlatie coëfficiënt: 0,119355 • Tabel 23 * toets: Spearmans rangcorrelatie * significantieniveau: 0,040413 * correlatie coëfficiënt: 0,108684 • Tabel 24 * toets: Chi-kwadraat * significantieniveau: 0,016596 * Cramers V: 0,159553 • Tabel 25 * toets: Chi-kwadraat * significantieniveau: 0,044430 * Cramers V: 0,133202 • Tabel 31 * toets: Chi-kwadraat * significantieniveau: 0,030903 * Cramers V: 0,119538
76
• Tabel 33 * toets: Chi-kwadraat * significantieniveau: 0,027941 * Cramers V: 0,122496 • Tabel 35 * toets: Spearmans rangcorrelatie * significantieniveau: 0,001182 * correlatie coëfficiënt: 0,157175
77