Eindrapportage Innovatieteam 7 Wmo-verstrekkingen
Van hangmat naar vangnet?
Opsteller
team 7
Datum
15 april 2012
Versie
def2
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding
3
1.1 Algemeen 1.2 Proces/bouwstenen 1.3 Aandachtspunten
3 3 4
Hoofdstuk 2 Samenvatting/leeswijzer
6
Hoofdstuk 3 Wettelijke context en beleidsvrijheden 3.1 Samenvatting 3.2 Wat is Wmo? 3.3 Compensatiebeginsel
7 7 7 8
Hoofdstuk 4 Voorzieningen Wmo in 2011 4.1 Algemeen 4.2 Financieel overzicht individuele verstrekkingen Raad 2011 inclusief begroting 2012 4.3 Overzicht formatie in 2011
10 10 10 11
Hoofdstuk 5 Vergelijking verstrekkingen Wmo met andere gemeentes 5.1 Algemeen 5.2 Uit het BMC rapport ‘De uitvoering van de Wmo vergeleken’, conceptrapport 15 maart 2012
12 12
Hoofdstuk 6 Besparingsmogelijkheden 6.1 Hulp bij het Huishouden 6.2 Woonvoorzieningen 6.3 Vervoersvoorzieningen 6.4 Rolstoelen 6.5 Uitvoering team Wmo
15 15 19 21 25 27
Hoofdstuk 7 Scenario’s 7.1 Algemeen 7.2 Stapelen 7.3 Bouwstenen per scenario 7.4 Voorbeelden van mogelijke scenario’s
31 31 31 32 32
Hoofdstuk 8 Slotwoord 8.1 Algemeen 8.2 Relevante documenten
33 33 33
Bijlagen
34
12
2
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1
Algemeen
De onderzoeksvraag van de projectgroep KTD aan innovatieteam 7 luidt als volgt: Opdrachtformulering: 1. 2. 3. 4.
Geef een beeld van het voorzieningenniveau in Soest op het gebied van WMO-verstrekkingen, mede gerelateerd aan het voorzieningenniveau in andere gemeenten. Geef aan waar sprake is van gemeentelijke beleidsvrijheid. Geef de mogelijkheden voor efficiencyverbetering aan. Betrek hierbij ook de mogelijkheden van samenwerking. Geef de mogelijkheden van versobering en kostenbesparingen aan. Werk twee scenario’s uit, te weten een (netto)kostenreductie van 10% resp. 25%.
NB De opdracht rond WMO-beleid is bij het team Welzijn belegd. Leg zo mogelijk dwarsverbanden!
Daarnaast heeft de gemeenteraad een zevental uitgangspunten benoemd voor de kerntakendiscussie: a.
b.
c. d. e.
Het aantal inwoners in de kern Soest blijft op het huidige peil. Het aantal inwoners in Soesterberg zal door de uitbreiding stijgen naar ca. 9.500. Beleid bij het thema Bouwen en Wonen dient erop gericht te zijn dit te kunnen realiseren. Bij de afweging en discussie over kerntaken hechten wij groot belang aan de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners en de samenleving. Op basis van de huidige invulling van taken door de gemeente is het denkbaar dat er een verschuiving plaatsvindt naar inwoners en samenleving De gemeente Soest blijft zorg verlenen aan het niet zelfredzame deel van de samenleving. De zwakkeren zullen zoveel mogelijk worden ontzien bij de uitkomsten van de kerntakendiscussie Inwoners of bedrijven die profijt hebben van een voorziening of dienst dienen naar redelijkheid bij te dragen in de kosten daarvan Het samen met andere gemeenten uitvoeren van taken kan belangrijk zijn uit het oogpunt van efficiëncy en continuïteit. Wel verwachten we van een samenwerking dat het een duidelijke toegevoegde waarde heeft voor Soest en dat onze rol van afnemer van diensten goed geborgd wordt.
Voor innovatieteam 7 zijn met name de punten b t/m e relevant. Met de opdrachtformulering en de uitgangspunten in het achterhoofd zijn we als innovatieteam 7 aan de slag gegaan met het zoeken naar besparingsmogelijkheden. De ondertitel van deze eindrapportage luidt: Van hangmat naar vangnet? Dit is een gedachte die regelmatig naar boven kwam bij het uitwerken van de besparingsvoorstellen. Welke gemeente wil Soest zijn? Met welke gedachte in het achterhoofd worden keuzes gemaakt? En hoe verhouden die zich tot bovengenoemde uitgangspunten, met name tot punt c?
1.2
Proces/bouwstenen
Om te komen tot de beantwoording van de hierboven genoemde onderzoeksvraag, hebben wij breed onderzoek verricht. Er zijn talloze interviews gehouden, er is bureau-onderzoek en internetstudie gedaan en er zijn stapels teksten doorgespit op zoek naar innovatieve èn bruikbare besparingsideeën. Enkele voorbeelden van interviews: met onderzoeksbureaus, consulenten Wmo, SCIO, de SWOS, BBS, andere gemeentes etc. Uit de stapel informatie die is verzameld, hebben we vervolgens de bruikbare ideeën gedestilleerd. Verschillende ideeën vielen na veel denk- en uitzoekwerk en uitgebreide gedachtewisselingen af. De overgebleven ideeën hebben we uiteindelijk uitgewerkt in concrete voorstellen. Deze voorstellen worden in dit rapport aangeboden als bouwstenen. Bouwstenen waarmee, al dan niet met een bepaald scenario in gedachten, een stapel 3
gebouwd kan worden die leidt tot een besparing van 10%, 25% of een ander percentage. Gedurende het proces heeft afstemming plaatsgevonden met de teams 5 (Wmo-beleid), 6 (Sociale zekerheid, Werk en Integratie) en 9 (Samenwerking).
1.3
Aandachtspunten
1.3.1 Eigen bijdrage Een eigen bijdrage bestaat al bij Hulp bij het Huishouden en kan bovendien worden geheven bij vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen. Voor rolstoelen mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage worden geheven. Bij de behandeling van de Verordening individuele voorzieningen Wmo is in december 2011 aangegeven dat een beleidsregel tot het heffen van eigen bijdragen per 1 april 2012 in werking zou kunnen treden. Besloten is dit uit te stellen lopende de kerntakendiscussie. Waarschijnlijk treedt de beleidsregel Eigen bijdragen Wmo per 1 juli 2012 in werking. Wethouder Coppes heeft aangegeven dat zij de gemeenteraad uiterlijk 15 mei een conceptbeleidsregel zal voorleggen zodat deze informatie ook nog kan worden betrokken bij de afwegingen in het kader van het vervolg van de Kerntakendiscussie. 1.3.2 Decentralisaties Met de naderende decentralisaties zal de Wmo een enorme ontwikkeling doormaken. Welke gevolgen de decentralisatie van de AWBZ op ons onderwerp, Wmo-verstrekkingen, heeft, valt op dit moment niet te overzien. Dit is in grote mate afhankelijk van de keuzes die bestuurlijk gemaakt zullen worden. Hierdoor richten wij ons in dit onderzoek slechts op de situatie voor wat betreft WMO-verstrekkingen zoals deze nu bestaat. Wij zullen echter aansluiting zoeken bij de projectleiders van de decentralisaties, om te borgen dat ons onderzoek goed aansluit bij deze ontwikkelingen en hierin geen beperkingen veroorzaakt. 1.3.3
Onderzoek SB|G
Op verzoek van de gemeenteraad wordt lopende deze opdracht door BMC onderzoek gedaan naar de kwaliteit en kosten van de dienstverlening door SB|G voor Wmo-verstrekkingen in vergelijking met de dienstverlening door ons eigen Wmo-loket. Dit onderzoek is nog niet afgerond, wij zullen de voorlopige resultaten in deze eindrapportage meenemen en aansluiten bij de bevindingen van dit SB|G-onderzoek.
1.3.4
Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) en gehandicaptenparkeerkaart (GPK)
Het team Wmo, dat belast is met de uitvoering van de Wmo voorzieningen, behandelt ook aanvragen voor een gehandicaptenparkeerplaats (GPK) en een gehandicaptenparkeerplaats (GPP). Deze voorzieningen zijn geen Wmo-voorzieningen, maar hebben wel raakvlakken met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als het gaat om mee te kunnen doen in de samenleving. GPK: een kaart waarmee als bestuurder dan wel passagier gebruik gemaakt kan worden van speciaal daarvoor ingerichte algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. GPP: het inrichten van een individuele parkeerplaats (op kenteken) bij de woning van belanghebbende. Aandachtpunten ten aanzien van deze voorzieningen zijn: -
-
De hoogte van de legeskosten c.q. het niet heffen van legeskosten De legeskosten die de burger betaalt bij toekenning van een GPK bedragen momenteel € 15,30. Voor de aanvraag, aanleg en verwijdering van een GPP worden geen kosten in rekening gebracht. Aanvraag, afhandeling en realisatie kost de gemeente dus geld. (N.B.: in maart 2011 is een adviesnota ingediend voor het vaststellen c.q. invoeren van (hogere) tarieven c.q. legeskosten. Deze adviesnota is niet akkoord bevonden.) De interne processen rondom afhandeling van een aanvraag voor GPP In de huidige werkwijze zijn afdeling Ruimte en afdeling Dienstverlening betrokken bij de beoordeling van aanvragen. Hier liggen wellicht kansen voor efficiencyverbetering.
4
-
Jurisprudentie De Wmo is een relatief nieuwe wet. Dit betekent in de praktijk dat duidelijke kaders veelal ontbreken. Er is een duidelijke trend in uitspraken van de Hoge Raad die steeds beter vormgeven aan de grens tussen de verantwoordelijkheid van de inwoners en van de gemeente.
5
Hoofdstuk 2: Samenvatting/leeswijzer
In deze eindrapportage past meer een leeswijzer dan een samenvatting; het is een gebruiksdocument waarin het niet draait om theoretische bevindingen, maar om praktische handreikingen. Handreikingen om gefundeerd te kunnen nadenken over kerntaken en mogelijke besparingskeuzes. In hoofdstuk 1 schetsen wij een aantal kaders en aandachtspunten rond de Wmo-verstrekkingen, in het licht van de kerntakendiscussie. In hoofdstuk 3 leggen wij uit welke wettelijke context ten grondslag ligt aan de Wmoverstrekkingen. Hieruit afgeleid geven wij aan welke beleidsvrijheid je als gemeente hebt bij de uitvoering van de Wmo. Gemeentes hebben behoorlijk wat mogelijkheden om een lokale kleur aan te geven aan het verstrekken van Wmo-voorzieningen. In hoofdstuk 4 geven wij een beeld van de bedragen die omgaan in de uitvoering van de Wmo. We splitsen dit uit in de verstrekkingen zelf, en in de kosten voor het team Wmo-verstrekkingen. Hoofdstuk 5 gaat in op de vraag om vergelijking met andere gemeentes. In bijlage 3 staan nog veel meer cijfers uit het BMC-onderzoek dat in dit hoofdstuk in concept wordt gepresenteerd. Helaas blijkt het moeilijk om een heldere vergelijking te maken; omdat gemeentes verschillende lokale keuzes maken blijkt het appels met peren vergelijken. Hoofdstuk 6 vormt met bouwstenen, de daadwerkelijke besparingsvoorstellen, de kern van deze eindrapportage. 28 bouwstenen bieden een keuze aan mogelijkheden om het anders te doen. De genoemde mogelijke besparingsbedragen moeten gezien worden als een indicatie. De grondgedachte die achter het maken van eventuele besparingskeuzes ligt, kan van grote invloed zijn op de invulling van die keuzes. In hoofdstuk 7 bieden wij een zestal scenario’s aan en geven wij aan welke bouwstenen bij deze grondgedachtes passen. Zo kan de lezer bouwstenen stapelen en een pakket aan maatregelen samenstellen met een variabel besparingspercentage. Hoofdstuk 8 geeft nog wat laatste informatie: hoe beleefde innovatieteam 7 het proces en welke documenten zijn relevant. In de bijlage tenslotte, vindt u achtereenvolgens achtergrondinformatie bij paragraaf 6.5: uitvoering Wmo, een memo over (landelijke) ontwikkelingen, en de extra cijfers uit het vergelijkingsonderzoek van BMC.
6
Hoofdstuk 3: Wettelijke context en beleidsvrijheden 3.1
Samenvatting
Wij hebben een internetstudie gedaan over de mate van beleidsvrijheid binnen de Wmoverstrekkingen. Hieruit is een grote beleidsvrijheid vanuit de landelijke overheid gebleken. Elke gemeente mag op zijn manier beleidsregels en een verordening samenstellen. De enige duidelijke kaders die geschetst worden zijn de compensatieplicht en het niet toestaan van het hanteren van een inkomensgrens bij het toekennen van een voorziening. Ook dient bij ieder onderzoek aantoonbaar maatwerk geleverd te worden. En tenslotte is ook het op de juiste manier vormgeven aan de Kanteling een belangrijke factor bij lokale invulling.
3.2
Wat is de Wmo?
Sinds 1 januari 2007 is de Wmo van kracht; de Wet maatschappelijke ondersteuning. In de Wmo zijn de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG), de Welzijnswet en onderdelen uit de AWBZ samengebracht. Steeds meer onderdelen van de AWBZ zullen worden ondergebracht bij de Wmo. Voor een overzicht van deze ontwikkelingen verwijzen wij naar de memo (landelijke) ontwikkelingen. Het maatschappelijke doel van de Wmo is ‘meedoen’. De wet moet ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen meedoen in de samenleving. De Wmo is ingevoerd met de volgende doelstellingen: 1. 2. 3. 4. 5.
Het veilig stellen van de zware en langdurige zorg in de toekomst De beheersing van de groei in de zorguitgaven Het herstellen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers Het bevorderen van samenhang in lokaal beleid en lokale uitvoering Het realiseren van noodzakelijke en laagdrempelige ondersteuning dichtbij de belanghebbende.
3.2.1
Uitgangspunten van de Wmo
De Wmo kent hierbij de volgende uitgangspunten: 1. 2. 3. 4.
5. 6.
7.
Iedere burger draagt de individuele verantwoordelijkheid voor de eigen maatschappelijke participatie Iedere burger is niet alleen belast met de verantwoordelijkheid voor zichzelf, maar ook voor zijn omgeving (“civil society”) De gemeenten bieden algemene lokale voorzieningen aan, bijvoorbeeld sociaal-cultureel werk, algemeen maatschappelijk werk, sportmogelijkheden, ouderenbus Vanuit de gemeenten moet aan de kwetsbare burger die niet op ondersteuning vanuit zijn omgeving kan rekenen, persoonsgerichte, individuele voorzieningen geboden worden. In artikel 4 Wmo ligt wettelijk vast dat het hier gaat om hulp bij het huishouden, vervoer, rolstoelen en woningaanpassingen Het gemeentelijke Wmo-beleid wordt vastgesteld op basis van samenwerking met de eigen burgers en de lokale belangenorganisaties Het motto dat het kabinet hanteert voor de Wmo is “niet leunen maar steunen”. Hiermee wordt gedoeld op de bevordering van de zelfredzaamheid en participatie van burgers, opdat zij niet automatisch een beroep op de overheid doen Gemeenten hebben een grote mate van beleidsvrijheid. Zij zijn vrij om binnen de aangegeven kaders het beleid te bepalen en prioriteiten te stellen in de te bieden voorzieningen. Hierdoor ontstaan de lokale verschillen tussen gemeenten. De landelijke wetgeving is echter van hogere orde dan de gemeentelijke wetgeving; gemeenten moeten bij het stellen van hun eigen regels altijd binnen de grenzen van de landelijke wetgeving blijven. De Wmo is dus, net als de vroegere WVG, een kaderwet.
7
De Wmo bestaat uit 9 prestatievelden. Innovatieteam 7 richt zich op prestatieveld 6: Verlenen individuele voorzieningen Dit prestatieveld beschrijft het onderdeel van maatschappelijke ondersteuning dat zich richt op individuele mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat hier om individueel te verlenen voorzieningen, die aan de behoefte van het individu zijn aangepast. Ondanks het individuele gebruikskarakter van de voorziening kan de gemeente die voorziening op collectieve wijze vorm geven. Denk hierbij aan het vervoer van gehandicapten door middel van taxibusjes waarop men een individueel beroep kan doen. Of men 'toegang' heeft tot een dergelijke voorziening hangt echter altijd af van de individuele kenmerken van de persoon met een beperking.
3.2.2 Wettelijke bepalingen van de Wmo De landelijke wettelijke kaders zijn vastgelegd in de volgende documenten:
Wet maatschappelijke ondersteuning Memorie van Toelichting op de Wet maatschappelijke ondersteuning Besluit Maatschappelijke ondersteuning.
Voor de documenten, zie 8.2. De belangrijkste punten die betrekking hebben op deze memo zijn hieronder beschreven.
3.3
Compensatiebeginsel
Zoals beschreven in de nota van toelichting is voor de Wmo een compensatiebeginsel ingevoerd. Dit compensatiebeginsel geeft de opdracht om aan personen met bepaalde beperkingen voorzieningen te verstrekken die deze personen in staat stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning alsmede medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Volgens de verordening individuele voorzieningen Wmo Soest 2012 heeft de gemeente Soest de taak compenserende maatregelen en/of voorzieningen te treffen. Compenserende maatregelen en/ of voorzieningen zijn gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van een belanghebbende. Daartoe treft het college van burgemeester en wethouders compenserende maatregelen en/of voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die belanghebbende in staat stellen: a. b. c. d. De 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
een huishouden te voeren zich te verplaatsen in en om de woning zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. hierboven genoemde activiteiten worden geconcretiseerd tot acht resultaatgebieden: een schoon en leefbaar huis wonen in een geschikt huis beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren zich verplaatsen in en om de woning zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.
8
3.3.1 Persoonskenmerken, behoefte en capaciteit Bij het bepalen van de voorzieningen dient rekening te worden gehouden met de persoonskenmerken, de behoefte en de capaciteit van de aanvrager om uit oogpunt van kosten zelf in oplossingen te voorzien. Gezegd moet worden dat iemand met voldoende financiële middelen niet bij voorbaat uitgesloten mag worden voor compensatie vanuit de Wmo. Het hanteren van een algemene inkomensgrens zonder individuele toetsing is dus niet toegestaan. In eerste instantie dient gekeken te worden naar mentale en fysieke mogelijkheden van belanghebbende om tot een oplossing te komen. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van een eigen netwerk of van voorliggende voorzieningen (zie memo landelijke ontwikkelingen). Indien iemand inderdaad recht heeft op compensatie vanuit de Wmo, komt het vraagstuk van inkomen en eigen bijdrage aan de orde. De eerste vraag is dus of de aanvrager in staat is zelf in de voorziening te voorzien. Is dat niet het geval en wordt de voorziening toegewezen, dan komt pas het vraagstuk van de eigen bijdrage aan de orde. Let op: Het kan dus zo zijn, dat belanghebbende vanwege zijn inkomen de volledige kostprijs uiteindelijk zelf betaalt. Diegene wordt dan wel gecompenseerd (compensatiebeginsel), omdat diegene niet zelf in staat is de voorziening te regelen, maar wel de financiële middelen heeft. 3.3.2 Landelijke vastgelegde verstrekkingvormen en lokale beleidsvrijheid De gemeenten hebben de beleidsvrijheid te bepalen in welke vorm de voorziening wordt aangeboden. De gemeente dient wel altijd te beoordelen wat de aanvrager als individu nodig heeft. Een voorziening kan verstrekt worden in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget, te besteden aan de geïndiceerde voorziening. De gemeenten zoeken de goedkoopst compenserende oplossing. 3.3.3 Eigen bijdrage Gemeenten zijn vrij te bepalen of de aanvrager voor de voorziening een eigen bijdrage moet betalen. Ook hebben zij de bevoegdheid van het Rijk gekregen de hoogte van de eigen bijdrage vast te stellen. Ze zijn daarbij vrij in de inrichting van een eigen bijdragesysteem. Aan deze vrijheid zijn door de wetgever echter twee beperkingen gesteld. In de eerste plaats is in het besluit geregeld welk inkomensafhankelijke maximum geldt en hoe dat berekend wordt. Gemeenten mogen wel een lagere bijdrage opleggen, maar geen hogere. Daardoor hebben gemeenten voldoende armslag om een eigen bijdragebeleid te voeren, zonder dat sprake is van het voeren van inkomensbeleid in die zin dat er meer opgelegd wordt dan het bij wettelijk voorschrift geregelde maximum. Dat is dus niet toegestaan.
Bronnen http://www.btsg.nl http://www.invoeringwmo.nl http://www.vng.nl www.beleidsplanwmo.nl http://dms01.saxion.nl/C12574DB002E48FC/All+documents/410F15718776F31DC125774C006DE DFC/$File/Scriptie%20SJD.pdf
9
Hoofdstuk 4: Voorzieningen Wmo in 2011
4.1
Algemeen
Het schetsen van een beeld van het voorzieningenniveau op het gebeid van Wmo-verstrekkingen is een deel van de onderzoeksvraag. Vanzelfsprekend worden hierbij aantallen en euro’s genoemd. Het stroomlijnen van de verschillende betaalmethodes en financiële geldstromen van de verstrekkingen is al geruime tijd punt van aandacht. Hier treedt een discrepantie op. In 2012 is een flinke slag gemaakt in deze stroomlijning. Zo zijn er afspraken gemaakt met de leveranciers over specifiekere facturering. Wij baseren ons in dit rapport echter op de gerealiseerde cijfers van 2011, die op bepaalde onderdelen niet eenduidig geïnterpreteerd kunnen worden. Concreet betekent dit onder andere dat de cijfers in paragraaf 4.2 van dit rapport niet geheel overeenkomen met de cijfers in hoofdstuk 6. De besparingsbedragen die we in dit hoofdstuk noemen, zijn soms dan ook discutabel. In dit licht moeten dan ook de besparingscijfers behorend bij de verschillende bouwstenen gezien worden.
4.2
Financieel overzicht individuele verstrekkingen Raad 2011 inclusief begroting 2012
Individuele verstrekkingen WMO 2010 budget incl.wijz
2011 werkelijk
budget incl.wijz
2012 werkelijk
budget incl.wijz
rolstoelen
499.890
586.364
499.890
423.105
499.890
0
lasten
594.890
612.633
594.890
455.597
594.890
0
baten
-95.000
-26.269
-95.000
-32.492
-95.000
0
Vervoersvoorzieningen
722.326
954.956
822.326
1.227.770
822.326
0
a. Vervoersmiddelen
419.218
606.219
519.218
722.327
519.218
0
lasten
424.210
698.148
524.210
827.465
524.210
0
baten
-4.992
-91.929
-4.992
-105.138
-4.992
0
b. CVV
303.108
348.737
303.108
505.443
303.108
0
lasten
303.108
454.113
303.108
745.605
303.108
0
baten
0
-105.376
0
-240.162
0
0
woonvoorzieningen
500.000
567.764
650.000
503.898
650.000
0
lasten
500.000
583.875
650.000
511.634
650.000
0
baten
0
-16.111
0
-7.736
0
0
hulp bij huishouden
3.304.175
3.206.294
3.183.175
3.013.423
3.282.672
0
lasten
4.004.000
3.947.430
3.633.175
3.978.581
3.732.672
0
baten
-699.825
-741.136
-450.000
-965.158
-450.000
0
5.026.391
5.315.379
5.155.391
5.168.196
5.254.888
0
totaal voorzieningen
10
4.3
Overzicht formatie in 2011
Totale kosten inclusief overheadteam Wmo-verstrekkingen is ca. € 900.000. Hiervan is circa € 600.000 directe loonkosten en circa € 300.000 aan indirecte loonkosten. Deze € 300.000 bestaat uit personeelskosten (van een gedeelte van kader dienstverlening, bedrijfsvoering, financiën) en via een verdeelsleutel directe kosten van automatisering en huisvesting. Het team Wmo in de gemeente Soest bestaat uit de volgende formatie:
FTE
schaal
1
11A
82.800
1,35
8/9
77.500
1,6
8
87.600
1
8
53.900
3,95
7/8/9
mantelzorgondersteuning
0,5
8
27.200
adm. ondersteuning WMO
3,1
6/7/8
48.566
teamleider kwaliteitsmedewerker Indicatie-adviseur Indicatie-adv/consulent consulent
Totaal
loonsom
215.900
593.466
11
Hoofdstuk 5: Vergelijking verstrekkingen Wmo met andere gemeentes
5.1
Algemeen
Een deel van de opdracht aan innovatieteam 7 is het relateren van het voorzieningenniveau op het gebied van Wmo-verstrekkingen aan het voorzieningenniveau in andere gemeenten. Uit het rapport Feiten en cijfers gemeente Soest dat in het kader van de eerste fase van de kerntakendiscussie door BMC is opgesteld, blijkt dat de gemeente Soest per inwoner € 9 meer aan Wmo-voorzieningen uitgeeft dan gemiddeld. In opdracht van de gemeente Soest heeft BMC onder de titel De uitvoering van de Wmo vergeleken in het voorjaar van 2012 vervolgens een onderzoek gedaan met een tweeledige opdracht: 1. kijken naar wat in het verleden is besloten (zelf doen) en wat de aanleiding daarvoor was 2. een vergelijking van de (uitvoering en kosten van de) Wmo-voorzieningen in 2010. Het voorlopige resultaat van het tweede deel van de opdracht (het eindrapport is nog niet vastgesteld door het college noch aangeboden aan de gemeenteraad) presenteren wij hieronder. Voor een vergelijking met regiogemeentes en SB|G, verwijzen wij u graag naar het complete conceptrapport van BMC (zie paragraaf 8.2). In dit tweede BMC-rapport komt het hierboven genoemde verschil van € 9 niet terug. Dit lijkt opmerkelijk, maar kan verklaard worden doordat verschillende bronnen gebruikt zijn. Feiten en cijfers gemeente Soest baseerde de berekening op IV3-gegevens, uitvoering van de Wmo vergeleken baseerde zich op een SBGO-vragenlijst die door team Wmo-verstrekkingen is ingevuld.
5.2
Uit het BMC rapport ‘De uitvoering van de Wmo vergeleken’, conceptrapport 15 maart 2012
Totaal beeld Gemiddeld zijn de totale netto Wmo-uitgaven € 141 per inwoner (benchmark-gemiddelde 2010; 2011 nog niet bekend). In Soest is dit € 132 in 2010 en € 128 in 2011. Dit zijn de uitgaven aan hulp bij het huishouden, hulpmiddelen, (personele) uitvoeringskosten min de inkomsten (waaronder eigen bijdragen en terugvorderingen PGB).
12
Tabel 1
Kerncijfers uitvoering Wmo Soest
Soest
Benchmark-gemiddelde
2010
2011
2010 (2011 nog niet bekend)
Achtergrondkenmerken % 65plussers
18%
-
16%
% 75plussers
8,4%
-
7,2%
% thuiswonende 75 plussers
93%
-
91%
% huishoudens met een laag inkomen
7,3%
-
8,4%
% inwoners met een wmo-hulpmiddel
5,1%
-
4,9%
% inwoners met hulp bij het huishouden
2,8%
-
2,8%
Uitgaven hulp bij het huishouden per inwoner
€ 83,08
€ 90,23
€ 91,69
Uitgaven hulpmiddelen per inwoner
€ 51,80
€ 50,15
€ 45,96
Uitvoeringskosten totaal
€ 15,27
€ 11,84
€ 17,34
o
directe personeelskosten per inwoner
€ 7,29
€ 7,45
€ 13,78
o
kosten externe indicatie totaal per inwoner
€ 6,63
€ 4,39
€ 2,03
o
kosten overig per inwoner
€ 1,36
-
€ 1,47
Inkomsten per inwoner (eigen bijdragen
€ 17,83
€ 24,14
€ 14,35
Netto Wmo-uitgaven (uitgaven aan hulp bij het huishouden, hulpmiddelen en
€ 132
€ 128
€ 141
% aanvragen gemeente zelf indicatiestelling: hulp bij het huishouden
68%
42%
76%
% aanvragen gemeente zelf indicatiestelling: Wmo hulpmiddel
62%
60%
73%
Totale formatie
1,5
1,8
2,4
o
uitvoerend (loket, consulent, beroep en bezwaar, contractbeheer)
1,0
1,2
1,5
o
ondersteunend (administratief, applicatiebeheer, interne controle)
0,2
0,2
0,5
o
overhead (beleidsmedewerker, leidinggevenden)
0,4
0,4
0,4
€ 344
-
€ 401
Uitgaven
uitvoeringskosten min eigen bijdragen) Indicatie
1
Formatie (FTE)
Kosten per aanvraag Kosten uitvoering per aanvraag
1
Een fte (full time equivalent) is vergelijkbaar met een medewerker die een volledig dienstverband heeft gehad. Dit komt
overeen met 1.800 uur per jaar. Een medewerker die een gedeelte van het jaar in dienst is geweest wordt naar verhouding aan 1fte toegerekend. Dit is een bruto norm. 13
De (directe personele) uitvoeringskosten2 bedragen gemiddeld voor alle benchmarkdeelnemers € 17 per inwoner (Soest € 15) voor zowel de gehele benchmark als de verschillende gemeentegrootteklassen. Deze uitvoeringskosten bedragen 12% van de netto Wmo-uitgaven (Soest 12%). Bij de uitvoeringskosten valt op dat Soest in 2010 lagere kosten heeft dan gemiddeld en dat dit met name komt door de kleine formatie. Het aantal Fte’s in Soest voor uitvoering en ondersteuning is een stuk kleiner dan gemiddeld. De externe indicatiekosten in Soest zijn hoog in 2010. In 2010 werd gewerkt met consulenten en het CIZ. Vanaf 2011 wordt echter gewerkt met indicatieadviseurs en SCIO Consult. In 2011 zien wij dat de externe indicatiekosten per inwoner met 33% zijn gedaald ten opzichte van 2010 en dat de formatie met 0,2 Fte is uitgebreid. De totale uitvoeringskosten zijn in 2011 gedaald met ongeveer 20% ten opzichte van 2010. Hierdoor geeft de gemeente Soest aanzienlijk minder uit dan de deelnemende gemeenten aan de benchmark Wmo. Taken en verantwoordelijkheden en de vertaling daarvan in uitvoeringskosten en formatie blijven lastig vergelijkbaar. Het kan zijn dat er accentverschillen zijn tussen gemeenten. Bijvoorbeeld inkoop (aanbestedingen) en contactbeheer kan (deels) vanuit inkoop en kwaliteit uitgevoerd worden in plaats van Wmo. Waar ligt precies de grens tussen Wmo en andere beleidstaken en welke taken vallen onder welke programmabegroting? De gegevens die wij hier presenteren geven dus een globaal beeld van de situatie. In bijlage 3 treft u de uitgebreide benchmarkgegevens aan die zijn samengesteld ten behoeve van het conceptrapport De uitvoering van de Wmo vergeleken.
2
Tot de uitvoeringskosten behoren de kosten van medewerkers die direct zijn belast met de uitvoering van de individuele
voorzieningen, inclusief het eerstelijnsmanagement en beleidsontwikkeling. Dit is inclusief uitgaven voor tijdelijk personeel en opleiding van medewerkers en inclusief eventuele bijdragen aan een gemeenschappelijk orgaan of een andere gemeente. Dit is dus exclusief de gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting. 14
Hoofdstuk 6: Besparingsmogelijkheden
6.1
Hulp bij het Huishouden
6.1.1 Waar hebben we het over? Bij de huishoudelijke hulp kennen we 3 categorieën; HH1: dit is het echte schoonmaakwerk zonder verdere begeleiding van cliënten. HH2: deze vorm wordt geleverd als cliënten minder/geen regie meer kunnen voeren over het huishouden en HH3 is een extra intensieve begeleiding. HH3 wordt zelden ingezet. 80% van de cliënten die huishoudelijke hulp ontvangen, krijgt dit in natura, 20% ontvangt een PGB en regelt zelf zijn hulp. Indicatiestelling: In 2007 is de huishoudelijke hulp overgegaan van de AWBZ naar de WMO. De indicaties voor huishoudelijke hulp zijn destijds door de gemeente Soest voor het grootste deel overgenomen zonder toetsing, voor een periode van 5 jaar. Nu, in 2012, komen de verlengingen van deze aanvragen en zullen er herindicaties plaatsvinden. Nu er wel getoetst gaat worden volgens Wmo-normen zal dit leiden tot besparingen. Er zullen veel minder HH2- indicaties afgegeven worden. Gezien het feit dat van de indicaties HH 1/3 HH2 krijgt en 2/3 HH1, is te verwachten dat er minder HH2 indicaties worden afgegeven. Dit bespaart: € 75.000. De gemeente moet nu de keuze aanbieden tussen ZIN en PGB. Er wordt een landelijke discussie gevoerd om de verplichting om te zetten in “kan”. Daarna kan de gemeente zelf aangeven wanneer en aan wie een PGB wordt aangegeven. Het tarief van het PGB (nu € 20) is nu 90% ten opzichte van het gemiddelde van de tarieven voor de drie soorten HH bij de zorg in natura. Binnen het tarief voor ZIN valt ook de signaleringsfunctie. 100% van het PGB wordt overgemaakt in tegenstelling tot ZIN waarbij er 51% wordt verzilverd. Er wordt nu jaarlijks steekproefsgewijs 10% van de PGB gecontroleerd. Dit kost de nodige tijd, omdat veel burgers hun uitgaven moeilijk kunnen verantwoorden (geen bonnen, zwart werk). Tot op heden is deze controle niet al te streng geweest. Uit onderzoek van “Het WMO-kantoor” blijkt dat een 100% controle veel besparingen op kan leveren – ook al kost controle ook formatie- , doordat mensen hun uitgaven achteraf niet kunnen
verantwoorden en er ook een preventieve werking van uitgaat.
HH1 PGB
188x
621.927
HH2 PGB
69x
300.088
HH3 PGB
1x
8395
Terugbetalingen PGB’s
-73.000
HH1 ZIN
871x
1.985.534
HH2 ZIN
364x
1.204.396
HH3 ZIN
3x
1.512
Advieskosten
62x
62.540
Eigen bijdrages CAK
- 965.000
Inhuur derden
49.600 3.195.992
15
6.1.2
Voorstellen Huishoudelijke Hulp
Bouwsteen 1: Creëren van een algemene voorziening* HH1 voor mensen met een beperking De gecontracteerde zorgleveranciers moeten een verantwoordingformulier invullen en krijgen dan een subsidie van bijvoorbeeld € 7 per uur. Dit is gebaseerd op het verschil tussen de maximaal eigen bijdrage per uur en het maximale bedrag per uur welke aan de zorgleverancier wordt betaald voor HH1. Voor mensen die dan de HH1 nog niet kunnen betalen wordt gekeken naar de WMO draagkracht. De extra kosten worden dan door de gemeente vergoed. De WMO draaglast kan de gemeente zelf vaststellen (b.v 125% boven minimuminkomen). (Landelijk speelt een discussie of niet 110% moet worden aangehouden). *Algemene voorziening: een algemene voorziening houdt in dat er geen aanvraag voor gedaan hoeft te worden. Deze is dus voor iedereen bereikbaar.
Financiële gevolgen: Ervan uitgaande dat, conform de gemeente Renkum, 40% van de geïndiceerde burgers een inkomen heeft binnen de draagkracht, wordt 40% bespaard van de uitgaven HH1 ZIN. Dit is in Soest € 640.000 (minus derving van eigen bijdragen, plus minder kosten aan CAK). Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Burgers met een inkomen boven de 125% van het minimuminkomen zullen ontevreden zijn. Er zal een overgangsperiode moeten worden aangehouden. De gemeente kan ook een ondersteunende functie hebben bij cliënten die niet zelf de hulp kunnen regelen. Mogelijke besparing bouwsteen 1: € 640.000 Scenario A B D F Bouwsteen 2: HH1 wordt voor huishoudens boven 1,5 keer bijstandsniveau als algemeen gebruikelijk beschouwd De burger dient zelf huishoudelijke hulp te regelen door rechtstreeks in te kopen bij een schoonmaakaanbieder of een particulier. Er wordt uitgegaan van tarieven die variëren van € 12,50 per uur tot € 17 per uur. De markt bepaalt de prijs. De gestelde grens van 1,5 keer boven bijstandsniveau geldt als richtlijn. Er is gekozen voor 150% i.p.v. 125% om de kwetsbare groep die hiertussen valt hierin mee te nemen. Het bepalen of iets als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd vindt plaats op basis van individuele toetsing. Dit betekent dat afhankelijk van individuele kenmerken zoals bv. de draagkracht van een huishouden, bepaald wordt of een voorziening als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd. In de gemeente Amersfoort en Renkum is deze maatregel al ingevoerd. Uit een juridische toets bleek dat het onverkort hanteren van een inkomensgrens voor aanvragers van een compenserende individuele voorziening niet mogelijk is. Maar de werkwijze zoals hierboven beschreven spreken we niet van een harde inkomensgrens, maar van een richtlijn waarvan kan worden afgeweken indien de individuele toets hier aanleiding toe geeft. Financiële gevolgen: Gemeente Renkum heeft deze maatregel ook ingevoerd. Ervan uitgaande dat, conform de gemeente Renkum, 35% van de geïndiceerde burgers in Soest een inkomen heeft boven 1,5 keer van het minimuminkomen, zal naar verwachting Soest 35% van de geïndiceerde burgers een inkomen hebben van 1,5 keer boven bijstandsniveau en wordt 35% van de uitgaven HH1 ZIN én PGB bespaard. Dit is € 910.000 plus een daling van de aanvragen met 35% (370 aanvragen x 3 uur= 1100, 1100 x € 70= € 77.000 ), plus minder kosten CAK, minus derving van eigen bijdragen. Een besparing van € 600.000 zou hiermee moeten kunnen worden gerealiseerd. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): In Renkum hebben de burgers positief gereageerd op de wijziging. De markt van schoonmaakaanbieders wordt zeer in beweging gebracht. Gecontracteerde leveranciers zullen er alles aan doen om hun klanten te houden. Maar er zullen ook nieuwe aanbieders op de markt komen. Het vergt de nodige voorbereiding bij zorgleveranciers en een overgangsperiode. Er moet voor de burgers met een inkomen tot 1,5x bijstandsniveau een compenserende organisatie worden opgezet. Er wordt kwaliteit ingeleverd: er wordt alleen nog 16
schoonmaak geleverd. Er bestaat volgens het VNG nog geen jurisprudentie over deze maatregel dus dit zal goed in de gaten moeten worden gehouden. Mogelijke besparing bouwsteen 2: € 600.000 Scenario A B D E F Bouwsteen 3: Nieuwe aanvragers voor een PGB huishoudelijke hulp, die al hulp ontvingen van eerste en tweede lijn (familie) worden afgewezen omdat dit gezien wordt als gebruikelijke zorg. (Een inschatting is dat dit 35% van de PGB aanvragen betreft). Financiële gevolgen: Dit bespaart 35% van € 930.000 = € 325.000 (minus inkomsten uit eigen bijdragen, minus 20.000 voor bezwaar en beroep = circa € 305.000. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Dit zal per individu bekeken moeten worden en niet gelden in situaties waarbij de familie uit de eerste en tweede lijn door veranderde omstandigheden minder hulp kan bieden. In de overgangsfase kan dit leiden tot commotie en bezwaarschriften omdat vergeleken wordt met eerder gehonoreerde aanvragen. Mogelijke besparing bouwsteen 3: € 305.000 Scenario B D E Bouwsteen 4: Investeer in diensten als een raamwas-service, was-strijkservice en boodschappendienst gedurende het hele jaar (met SWOS of bijstandgerechtigden). Daarna zou hiernaar verwezen kunnen worden, waardoor alle indicaties HH met 0,5 uren verminderd kunnen worden. Deze hierboven genoemde voorzieningen bestaan nu nog niet in gemeente Soest. Financiële gevolgen: Besparingen van 0.5 uur per week per geïndiceerde burger= 1500x 0,5uur x 40 weken = 30.000 uur x € 20 per uur = € 600.000. Maar er zijn ook investeringen nodig om dergelijke diensten te realiseren (bijvoorbeeld uitbreiding relatie met SWOS). Naar schatting kost dat € 50.000. Totaal kostenbesparend zou dat 600.000-50.00= € 550.000 opleveren. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Meer versnippering voor de burgers leidt tot ontevredenheid. Er is bij de besparing rekening gehouden met het hanteren van deze maatregel voor alle HH indicaties. Dit betekent dat de huidige indicaties herzien zullen moeten worden. Indien er wordt gekozen om deze maatregel alleen in te voeren voor nieuwe indicaties en niet voor de huidige indicaties zal de besparing minder geld opleveren. Mogelijke besparing bouwsteen 4: € 550.000 Scenario A B C D E Bouwsteen 5: Het creëren van twee PGB tarieven: het huidige tarief voor de hulp vanuit de thuiszorg (€ 20) en een lager tarief voor hulp van een kennis/buurvrouw/instantie als hulpstudent etc. (dat marktconform is (€ 15). Een schatting geeft aan dat 25 % van de pgb-gebruikers gebruik maakt van een leverancier en 75% van een particulier). Financiële gevolgen: Totaal van HH PGB is € 930.000. Van een tarief van € 20 naar € 15 is 25%. 25% van € 930.000 is € 232.000. 75% van alle PGB’s wordt besteed aan een particuliere hulp: 232.000 x 75% = 174.000. Dit houdt een besparing in van € 174.000 (minus derving van eigen bijdragen). Het PGB wordt door deze maatregel onaantrekkelijker gemaakt en dit zal naar verwachting leiden tot minder aanvragen.
17
Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Houdt de burger wel een reële keuze tussen ZIN en PGB? Er moet voldoende geld overblijven om adequate hulp in te kopen, dus een compenserende oplossing bieden. Voor de burger zal het gevolg zijn, dat de lasten toenemen. Om fraude te voorkomen is bij dit voorstel een 100% controle een vereiste. Dit zou gerealiseerd kunnen worden door cliënten de verplichting op te leggen een contract van de zorgaanbieder te laten zien. Mogelijke besparing bouwsteen 5: € 174.000 Scenario B D Bouwsteen 6: Het één tarief systeem bij PGB blijven hanteren, maar daarbij het tarief verlagen zodat het wel marktconform is. Het tarief voor de PGB is momenteel gebaseerd op 90% van het gemiddelde ZIN-tarief. Dit is een hoog percentage ten opzichte van dat van andere gemeentes. Voorstel 6a Een normbedrag invoeren van € 15 per uur. Voorstel 6b 75% van het gemiddelde ZIN-tarief te vergoeden (conform andere gemeenten). Dit is ook € 15. Financiële gevolgen: Besparing van 25% van € 930.000 = € 230.000: Doordat het PGB onaantrekkelijk wordt gemaakt zal dit leiden tot minder aanvragen voor een PGB. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Houdt de burger wel een reële keuze tussen ZIN en PGB? Er moet voldoende geld overblijven om adequate hulp in t kopen, dus een compenserende oplossing bieden. Voor de burger zal het gevolg zijn, dat de lasten toenemen. Voorstel 6a is het eenvoudigst uitvoerbaar. Bij 6b moet bij iedere aanbesteding in ZIN, de PGB tarieven worden aangepast. Mogelijke besparing bouwsteen 6a en b: € 230.000 Scenario B D Bouwsteen 7: Een percentage (bijv. 85%) van het tarief PGB uitbetalen uitgaande van het feit dat hulpvrager en/of hulpgever op vakantie gaan/ ziek zijn. 85% is een schatting van hoeveel hulp er per jaar wordt afgenomen, rekening houdend met ziekte en vakantie. (berekend door ongeveer 40 van de 52 weken te nemen. Financiële gevolgen: Een besparing van 15% van 930.000 = € 139.500. Mogelijke besparing bouwsteen 7: € 139.000 Scenario B D Bouwsteen 8: 100% controle invoeren op het verstrekte PGB. (Dit zou kunnen door middel van uitbesteding aan derden. Een alternatief is zelf controle uit te voeren, maar dit vergt extra personeel). Financiële gevolgen: Onterecht gebruik van PGB wordt voorkomen. In Haarlem is er 15% bespaard. In Soest zou 15% van de PGB HH uitgaven = € 135.000 bedragen. De huidige 10% toetsing kost 55 uur. De kosten van controle met extra inzet van eigen personeel: 9 x 55 uur x € 70 = € 34.650. M.a.w. dit bespaart € 135.000 – € 34.650 = € 100.000. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Moet PGB HH wel gecontroleerd worden? (vergelijking met kinderbijslag). Mogelijke besparing bouwsteen 8: € 100.000 Scenario D E
18
6.2 6.2.1
Woonvoorzieningen Waar hebben we het over?
Bij het onderdeel wonen wordt een onderscheid gemaakt tussen woonvoorzieningen, dat wil zeggen de losse, niet bouwkundige woonvoorzieningen en de woningaanpassingen, dus nagelvaste voorzieningen. Bij woonvoorzieningen kan gedacht worden aan een toiletstoel, een losse douchestoel, een tillift en een toiletverhoger. Bij woningaanpassingen kan gedacht worden aan een vaste douchezitje, het bad verwijderen en drempels nivelleren tot aan trapliften, rolstoel onderrijdbare keukens en een aanbouw om bv. slaapkamer en badkamer te realiseren. Door het levensloopbestendig maken van bestaande woningen en door bij nieuwbouw projecten aandacht te hebben voor toegankelijkheidseisen in het kader van de Wmo kunnen dure woningaanpassingen worden voorkomen. Hiervoor is een nauwere samenwerking tussen de verschillende teams afdelingsoverschrijdend noodzakelijk. Wonen Woningaanpassingen tot € 6800
119 x 188.237
Woningaanpassingen 6800 en meer
7 x 131.055
Woonvoorzieningen
107 x 80.743
Huurderving en verhuis/inrichtingskosten
14 x 39.263
Onderhoud, keuring, reparatie & verwijderen woonvoorzieningen
130 x 40.848
Huur/lease hulpmiddelen
31.680 (bulkfacuur) 511.826
6.2.2
Voorstellen woonvoorzieningen
Bouwsteen 9: Strenger toepassen van verhuisprimaat bij koop- en huurwoningen Indien men een koopwoning heeft, wordt men volgens de huidige werkwijze niet gedwongen te verhuizen en wordt de woning aangepast, mits dit binnen de mogelijkheden ligt. Dit is een hoge kostenpost. Door te kiezen voor het toepassen van het verhuisprimaat bij huur- en koopwoningen worden aanpaskosten bespaard. Bouwsteen 10: Aan inwoners van 75 jaar en ouder in principe geen woningaanpassingen meer toekennen Zoals beschreven in de Verordening individuele voorzieningen Wmo Soest 2012, welke 1 februari jongstleden in werking is getreden, is het aannemelijk dat ouder worden gepaard gaat met beperkingen. Indien men in een woning met een trap woont, dient men hierop te anticiperen en kan men sparen voor aanpassingen in de woning, dan wel uitkijken naar een meer geschikte woning. Financiële gevolgen van bouwstenen 9 en 10: Op uitvoeringsniveau zullen minder aanvragen voor woningaanpassingen afgehandeld hoeven te worden en de totale kosten voor woningaanpassingen zullen afnemen. In 2011 is aan inwoners van 75 jaar en ouder € 185.000,00 aan woningaanpassingen, woonvoorzieningen, reparatie en vergoeding voor verwijdering toegekend. Dit is 39 % van het totale bedrag op het gebied van woonvoorzieningen. Dit bedrag is toegekend aan 163 cliënten. Het laagst toegekende bedrag is € 74 het hoogst € 7.385,00 (afgeronde bedragen).
19
Door de gemeente zullen soms kosten voor huurderving en verhuis- en inrichtingskosten worden gemaakt. Aanpassingen aan de woning van personen van wie men niet meer kan verwachten dat men verhuist, zijn duur. Met inachtneming van deze gegevens kan door het niet meer toekennen van woningaanpassingen aan inwoners van 75 jaar en ouder naar schatting uiteindelijk minimaal € 50.000,- worden bespaard op de uitgaven woonvoorzieningen in het kader van de Wmo.
Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Bouwsteen 10 levert alleen besparingen op in combinatie met invoering van bouwsteen 9. De voorstellen leveren meer ontevredenheid bij inwoners op, omdat vaker nee gezegd moet worden. De maatregel kan als discriminerend worden ervaren voor inwoners van 75 jaar en ouder. Om aanvragen af te wijzen op levensloop dient de gemeente alle inwoners te hebben geïnformeerd over de eigen verantwoordelijkheid. Hiertoe dient budget beschikbaar te worden gemaakt. Toepassing van het verhuisprimaat betekent niet per definitie geen kosten. Er moeten geschikte woningen beschikbaar zijn om het verhuisprimaat te kunnen toepassen. In de huidige huizenmarkt is verhuizing niet altijd een reële optie.
Mogelijke besparing bouwstenen 9 en 10: € 50.000 Scenario B D E
Bouwsteen 11: Woningaanpassingen tot € 500 (bijvoorbeeld drempels verwijderen, douchestoel) algemeen gebruikelijk stellen. Eenvoudige woningaanpassingen tot € 500 algemeen gebruikelijk stellen en niet meer vergoeden. De huidige Klusjesdienst van de SWOS kan worden uitgebreid van ouderen naar alle inwoners, zodat mensen die zelf geen woningaanpassingen kunnen uitvoeren hierop een beroep kunnen doen. Hiermee kunnen personen die in eigen financiële middelen kunnen voorzien, maar niet zelf de regie kunnen voeren voor het realiseren van een voorziening, worden gecompenseerd.
Financiële gevolgen: De gemeente bespaart kosten op individuele voorzieningen, hoeft minder aanvragen in behandeling te nemen en kan volstaan met verwijzen. Uitgaande van de vergoede woningaanpassingen tot € 500 in 2011, levert het algemeen gebruikelijk stellen van deze woningaanpassingen naar verwachting circa € 65.000 op.
Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Er wordt een grotere aanspraak gedaan op de zelfredzaamheid van inwoners en er moeten mogelijkheden voor vergoeding blijven voor mensen onder 1,5 maal bijstandsniveau. Bij uitbreiding van de Klusjesdienst is er risico op concurrentie met de reguliere markt. De woonvoorzieningen die onder deze maatregel vallen zoals een douchestoel moeten wel in de reguliere handel verkrijgbaar zijn. Eventueel moeten nieuwe afspraken gemaakt worden met de thuiszorgwinkel of lokale winkels.
Mogelijke besparing bouwsteen 11: € 65.000 Scenario B C D E F
Bouwsteen 12: Een betere controle op uitgaven Wmo woonvoorzieningen In de huidige situatie wordt alleen bij complexe woningaanpassingen de expertise ingezet van de afdeling Realisatie. Door altijd offertes van € 500,- en hoger door een bouwkundige van de afdeling Realisatie te laten beoordelen, kan beter op uitgaven worden gereguleerd en worden onnodig geoffreerde kosten eerder opgemerkt.
20
Financiële gevolgen: Kosten worden gereguleerd en inzichtelijk gemaakt. Met aftrek van loonkosten van de afdeling Realisatie kan per jaar € 10.000 worden bespaard. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): Er wordt een groter beroep gedaan op de medewerkers van de Afdeling Realisatie. Mogelijke besparing bouwsteen 12: € 10.000 Scenario B C D E Bouwsteen 13: Het heffen van eigen bijdrage voor woonvoorzieningen Er wordt nu nog geen eigen bijdrage gevraagd indien mensen een scootmobiel verstrekt krijgen. Het blijkt dat 80% van alle gemeenten in Nederland een eigen bijdrage vragen voor o.a. de scootmobiel. De eigen bijdrage zal berekend worden naar hoogte van het inkomen door het CAK. Voor het heffen van eigen bijdrage voor woonvoorzieningen/ woningaanpassingen moet worden opgemerkt dat personen veelal gebruik zullen maken van andere voorzieningen binnen de AWBZ en de Wmo. Bij het opleggen van eigen bijdragen wordt stapeling tegengegaan (anticumulatie). Er is dus een kans dat met andere voorzieningen reeds de maximale periodebijdrage voor die persoon is bereikt. Er zullen dan geen inkomsten van de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen meer zijn. Financiële gevolgen: De drempel om een woonvoorziening aan te vragen wordt hoger en zal zeker mensen, die het ook met eigen oplossingen zouden kunnen oplossen, goed na doen denken of ze dit ervoor hebben. Het gevolg is dat er minder aanvragen komen voor een woonvoorziening. Er zijn in 2011 circa 250 aanvragen voor woningaanpassingen en woonvoorzieningen binnengekomen. Naar verwachting zullen er door de eigen bijdrage zo’n 50 aanvragen (grove schatting) wegvallen. 50 x 3 uur werk = 150 uur x € 70 = circa € 10.000 Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): In principe geldt de eigen bijdrage alleen voor nieuwe aanvragers. Er moet van te voren goed gecommuniceerd worden naar de inwoners dat er een eigen bijdrage gevraagd gaat worden zodat niet pas na afhandeling van de aanvraag een cliënt beslist geen voorziening te willen i.v.m. de eigen bijdrage. Mogelijke besparing bouwsteen 13: € 10.000 Scenario B D F
6.3
Vervoersvoorzieningen
6.3.1
Waar hebben we het over?
Onder vervoersvoorzieningen vallen o.a. voorzieningen als een kortingspasje voor de regiotaxi, autoaanpassingen, scootmobielen en aangepaste fietsen zoals fietsen met trapondersteuning en driewielfietsen.
Vervoer Financiële vergoeding
140 x 158.222
Scootmobielen
65 x 211.019
Aangepaste fietsen (elektrisch, driewiel)
121 x 128.893
Vervoersvoorziening diversen (handbike, tandem)
12 x 49.067
Individuele vervoersvoorziening anders
8 x 59.552
Bruikleenauto / aanpassing eigen auto / kosten taxi of eigen auto / gesloten buitenwagen
Onderhoud, reparatie en verzekeringen vervoersvoorzieningen
156.906 (deels bulkfactuur) 763.659
21
6.3.2
Voorstellen vervoersvoorzieningen
Bouwsteen 14: Fiets met trapondersteuning als algemeen gebruikelijk* Momenteel wordt de fiets met trapondersteuning nog verstrekt door de gemeente Soest, wel met een eigen aandeel van 380 euro. Echter in het bijna het hele land wordt hij als algemeen gebruikelijk gezien en verwacht van de burger dat hij deze zelf aanschaft. Ons voorstel is om de fiets met trapondersteuning ook in gemeente Soest algemeen gebruikelijk te maken.
Financiële gevolgen: In 2011 werd er € 110.573 uitgegeven aan een fiets met trapondersteuning. Dit zou dan een besparing opleveren van dit bedrag + de uitvoering (indicatiestelling etc) wat ongeveer 113 (fietsen) x 4 uur werk= circa 450 uur. Inclusief overhead is dat 450 x € 70 = circa € 31.500. Daarbij komen nog de onderhoudskosten van de fietsen. Dit is een bedrag van: € 21.000 Totaal zou deze maatregel kunnen leiden tot een besparing van ongeveer: € 163.000 De maatregel zou per direct ingevoerd kunnen worden. Het is een relatief makkelijke maatregel om kosten te besparen.
Kanttekeningen/gevolgen (voor de inwoners): De verwachting is dat deze doelgroep bij afwijzing van deze voorziening geen scootmobiel zal aanvragen. Het gaat om een specifieke doelgroep die vaak niet in aanmerking komt voor een scootmobiel en vaak nog andere eigen oplossingen heeft om zich te laten verplaatsen. *Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening is die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, leeftijd gerelateerd is, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten. Van deze voorziening moet gebruik worden gemaakt als deze voorhanden is en in redelijkheid een oplossing biedt voor de zorgvraag van de zorgvrager. De beleidsregels voegen hieraan toe dat de voorziening ook niet verstrekt wordt als er sprake is van een laag inkomen, in dat geval is de WWB voorliggend. (wettelijk voorliggende voorziening)
Mogelijke besparing bouwsteen 14: € 163.000 Scenario B D E Bouwsteen 15: Het kortingspasje voor de regiotaxi voor 75+ een algemene voorziening** maken Nu wordt er voor mensen jonger dan 80 jaar een indicatie onderzoek ingesteld en indien zij in aanmerking komen een indicatie afgegeven. Voor personen ouder dan 80 jaar is een verkorte procedure ingesteld maar is er ook wel een aanvraag en moet er een beschikking volgen. Voorstel is dat mensen boven de 75 jaar d.m.v. hun identiteitsbewijs te laten zien bij de balie van de gemeente een kortingspasje krijgen voor de regiotaxi. De indicatie geldt permanent. Dit scheelt veel aanvragen en indicatiewerk. Naar schatting gaat het om 10-12 aanvragen per week. Dit betekent dat alle mensen boven de 75 jaar voor het tarief, overeenkomend met actuele openbaar vervoerstarieven, gebruik kunnen maken van de regiotaxi i.p.v. het normale tarief wat ieder ander voor de regiotaxi moet betalen. Alle mensen onder de 75 jaar moeten gewoon een aanvraag doen bij de gemeente om een indicatie te krijgen voor de regiotaxi.
Financiële gevolgen: In 2011 kregen 236 mensen van 75 jaar en ouder een indicatie voor een kortingspasje voor de regiotaxi. Daarvan waren 172 mensen 80 jaar of ouder. Je bespaart onderzoek en administratie voor de aanvragen van mensen tussen 75 en 80 jaar, dit waren in 2011 74 mensen x onderzoekstijd en administratie van 2,5 uur= 185 uur x € 70 = € 12.950. Voor aanvragen van mensen boven de 80 jaar bespaar je vooral de administratieve lasten m.b.t. inboeken, screening 22
en beschikking. In 2011 waren dat 172 mensen x administratieve lasten is ongeveer 1 uur= 172 uur x € 70 = € 12.040. In totaal kan dit dus een besparing opleveren van bijna € 25.000.
Kanttekening/gevolgen (voor de inwoners): Een positief gevolg voor de burger zal zijn dat de wachttijden minder zijn. Nu moet iemand soms maanden wachten tot er een indicatie is gesteld en de beschikking is gemaakt. Verder is het klantvriendelijker naar de burger toe. Het krijgen van een kortingspasje van de regiotaxi is een stuk simpeler. Je zou in het begin van het invoeren van deze maatregel een grotere opkomst qua aanvragen kortingspasje kunnen verwachten. De verwachting is dat dit tijdelijk is en de aanvragen na deze periode niet hoger zullen zijn. Kanttekening is dat mensen een pasje aanvragen maar hem niet gebruiken. Indien er geen gebruik wordt gemaakt van het pasje kost het de gemeente alleen de kosten van het pasje maken. Dit is niet noemenswaardig. ** Algemene voorziening: Een algemene voorziening houdt in dat er geen aanvraag voor de voorziening gedaan hoeft te worden. Hij is dus zonder Wmo indicatie beschikbaar .
Mogelijke besparing bouwsteen 15: € 25.000 Scenario A Bouwsteen 16: Het controleren van het gebruik van verstrekte scootmobielen Er wordt nu niet gecontroleerd of verstrekte scootmobielen wel echt worden gebruikt, daarnaast worden er regelmatig signalen afgegeven dat er ergens een scootmobiel staat die nooit wordt gebruikt. Door bij voorbeeld stagiaires in te zetten op het nabellen van scootmobiel gebruikers kunnen scootmobielen die niet meer gebruikt worden weer worden ingenomen en in depot worden geplaatst om herverstrekt te worden.
Financiële gevolgen: Er zullen nu circa 400 scootmobielen rondrijden in Soest. De verwachting is dat er na controle zo’n 10% ingenomen zal kunnen worden, dat zijn ongeveer 40scootmobielen. Dit scheelt in onderhoud (40 scootmobielen minder x circa € 300 onderhoud-reparatie per scootmobiel = € 12.000) en deze scootmobielen kunnen weer herverstrekt worden wat nieuwe scootmobielen aanschaffen voorkomt/vermindert. Dit zou al snel kunnen leiden tot een besparing van eenmalig circa € 40.000 (aantal ingenomen scootmobielen herverstrekken i.p.v. nieuwe scootmobielen aanschaffen + onderhouds-reparatiekosten). Rekening houdend met een restwaarde van de scootmobiel na aantal jaren gebruik van ongeveer € 1000 per scootmobiel. Mogelijke besparing bouwsteen 16: € 40.000 Scenario A D E
Bouwsteen 17: Een scootmobielpool opzetten Een scootmobielpool houdt in dat er op één algemene plek, zoals in een verzorgingshuis, een aantal scootmobielen staan die gebruikt kunnen worden door mensen met een scootmobiel indicatie. De scootmobiel wordt dus gedeeld met andere gebruikers. Het kan ook zo geregeld worden dat leveranciers op afroep de scootmobiel binnen beperkte tijd met een volle accu komen brengen en na gebruik weer ophalen. Dit kan goed werken door middel van een code wat de cliënt via de gemeente krijgt, na aanvraag belemmeringen vervoer. Na 3 maanden kan er bekeken worden hoe vaak de scootmobiel is gebruikt. Bij incidenteel gebruik van de scootmobiel kan iemand gebruik blijven maken van de pool. Bij intensief gebruik kan er alsnog een individuele scootmobiel verstrekt worden.
23
Financiële gevolgen: Naar verwachting een terugloop van het aantal te verstrekken scootmobielen. Stel dat er 1/4 van de scootmobielen van het totaal afgaat zouden er circa 15 scootmobielen minder verstrekt worden in de loop der tijd t.o.v. 2011, d.w.z. 15 x € 3000 = € 45.000. Leveranciers zullen daarentegen hogere kosten rekenen voor het halen en brengen van de scootmobiel. Dus uiteindelijk zal dat een besparing kunnen opleveren van € 45.000 minus circa € 5000 halen en brengen = € 40.000. Onderhoud en reparatiekosten zullen wegvallen van zo’n € 300 per scootmobiel: 15x 300= € 4500) Er is door leveranciers wel aangegeven hieraan mee te willen werken. Voordeel is ook dat je stallingkosten bespaart en woningaanpassingen kan besparen omdat er geen adequate stalling gerealiseerd hoeft te worden, daar waar die nog niet aanwezig is.
Kanttekening/gevolgen (voor de inwoners): Het is nog niet duidelijk hoe verzorgingshuizen en verpleeghuizen tegenover zo’n pool staan. Voordeel voor deze huizen is dat er minder scootmobielen gestald worden als er een pool is. Het zou een optie kunnen zijn dat mensen die gebruik maken van de pool geen eigen bijdrage hoeven te betalen om zo de pool te stimuleren. De vraag is wie deze pool kan gaan beheren (receptie/ vrijwilliger?). Deze persoon kan de scootmobiel schoonmaken/ banden oppompen en accu’s opladen. Er zijn verschillende gemeenten die een scootmobielpool hebben opgezet. Ervaringen zijn dat er inderdaad minder individuele scootmobielen worden verstrekt, maar er niet veel gebruik wordt gemaakt van de pool. Het is de vraag of dit inderdaad de doelgroep is die er toch al weinig gebruik van maakte of dat het risico is dat een kwetsbare groep zich belemmerd voelt door deze vorm van het verstrekken van een vervoersvoorziening. Mogelijke besparing bouwsteen 17: € 40.000 Scenario A B C D E Bouwsteen 18: Eigen bijdrage voor scootmobiel Er wordt nu nog geen eigen bijdrage gevraagd indien mensen een scootmobiel verstrekt krijgen. Het blijkt dat 80% van alle gemeenten in Nederland een eigen bijdrage vragen voor o.a. de scootmobiel. De eigen bijdrage zal berekend worden naar aanleiding van het inkomen en bepaald worden door het CAK. Deze maatregel zal per 1 juli al ingevoerd gaan worden.
Financiële gevolgen: De drempel om een scootmobiel aan te vragen wordt hoger en zal zeker mensen die incidenteel gebruik willen maken van de scootmobiel goed na doen denken of ze dit ervoor over hebben. Het gevolg is dat er minder aanvragen komen voor een scootmobiel, dit is naar verwachting 10 per jaar = circa € 30.000. Ook in de uitvoering zal minder aanvragen zijn uitwerking hebben. Dit zal ongeveer 10x 4 uur werk= 40 uur x € 70= € 2800 besparen. Tot slot zullen de reparatie kosten ook afnemen, dit kan leiden tot een besparing van 10 x circa € 1000 reparatie per scootmobiel circa € 10.000. Totale besparing van ongeveer € 42.800. Daarnaast zijn er hogere inkomsten door de eigen bijdrage. Hier is moeilijk een bedrag voor te noemen omdat deze bijdragen inkomensafhankelijk zijn en de eigen bijdrage afhangt van het aantal voorzieningen en/of AWBZ zorg iemand al heeft. Kanttekening/gevolgen (voor de inwoners): In principe geldt de eigen bijdrage alleen voor nieuwe aanvragers. Mensen die al een scootmobiel in bruikleen van de gemeente hebben hoeven geen eigen bijdrage te gaan betalen. Er moet van tevoren goed gecommuniceerd worden naar burgers dat er een eigen bijdrage gevraagd gaat worden zodat niet pas na afhandeling aanvraag een cliënt beslist de scootmobiel niet te willen ivm eigen bijdrage. NB: het verschil tussen een eigen bijdrage en eigen aandeel is dat een eigen bijdrage op basis van het inkomen wordt vastgesteld en een eigen aandeel een vast bedrag is en dus voor iedere aanvrager hetzelfde is. Mogelijke besparing bouwsteen 18: ruim € 42.000 Scenario B D F
24
Bouwsteen 19: Scootmobielen van maximaal 8-10 km per uur verstrekken Nu worden er scootmobielen tussen de 8 tot 15 km per uur verstrekt. Het blijkt dat de scootmobielen die sneller gaan, buiten dat ze duurder zijn, ook sneller schade hebben, vaker bij ongelukken betrokken zijn en sneller slijten. Het alleen nog maar verstrekken van scootmobielen die maximaal 8-10 km per uur gaan zal daardoor een besparing opleveren.
Financiële gevolgen: Scootmobielen tussen 8-10 km per uur verstrekken: Het verschil in prijs tussen een scootmobiel van 8-10 en 12-15 km per uur ligt tussen de € 500 en € 1000 extra per scootmobiel. De verwachting is dat je bij de helft van de verstrekte scootmobiel een scootmobiel met lagere snelheid kan verstrekken. Dit zou een besparing opleveren van zo’n € 22.500. Daarbij bespaar je op kosten bijschade en hebben ze een langere levensduur. In totaal zou dit een besparing kunnen opleveren van € 30.000,-. Kanttekening/gevolgen (voor de inwoners): rekening moet worden gehouden met de participatiebehoefte van cliënt. Hoe reed degene voor de belemmering en wordt dat voldoende gecompenseerd met een scootmobiel met lagere snelheid. Eventueel kan er gedacht worden in combinaties met regiotaxi en scootmobiel. Niet alle aanvragers zullen tevreden zijn met een 8-10 km scootmobiel, een kleine groep heeft meer eisen en zal dit te langzaam vinden. De vraag is in hoeverre je in de Wmo hierin mee moet gaan. Mogelijke besparing bouwsteen 19: € 30.000 Scenario B
6.4
Rolstoelen
6.4.1 Waar hebben we het over? Er zijn 5 categorieën rolstoelen. Rolstoelen voor incidenteel gebruik, (later eenvoudige rolstoelen genoemd) rolstoelen voor semipermanent gebruik, rolstoelen voor permanent gebruik (hierin heb je de onderverdeling actieve rolstoel waarbij een persoon zelf zijn rolstoel kan voortbewegen en een passieve rolstoel waarbij een persoon geduwd moet worden. Als laatste categorie is er de elektrische rolstoel. Deze kan onderverdeeld worden in een elektrische rolstoel voor binnengebruik, voor binnen- en buiten gebruik en alleen buiten gebruik. Rolstoelen Handmatige rolstoelen
117 x 181.256
Elektrische rolstoelen
13 x 101.647
Sportrolstoelen
1 x 2882
Accessoires en aanpassingen rolstoelen
17 x 32.136
Rolstoeltraining
2 x 493
Onderhoud en reparatie rolstoelen
145.000 (bulk) 463.414
25
6.4.2
Voorstellen Rolstoelen
Bouwsteen 20: Een rolstoelpool opzetten Een rolstoelpool houdt in dat er op één algemene plek, zoals in een verzorgingshuis of thuiszorgwinkel, een aantal eenvoudige rolstoelen staan die gebruikt kunnen worden door mensen met een indicatie van de gemeente. De rolstoelen worden dus gedeeld met andere gebruikers. Een alternatief kan zijn dat leveranciers op afroep de rolstoel binnen beperkte tijd komt brengen en na gebruik weer ophalen. Er is door de leveranciers aangegeven dat zij hieraan willen meewerken. Dit kan goed werken door middel van een code die de cliënt via de gemeente krijgt, na aanvraag belemmeringen verplaatsen. Na 3 maanden kan er bekeken worden hoe vaak de rolstoel is gebruikt. Bij incidenteel gebruik van de rolstoel kan iemand gebruik blijven maken van de pool. Bij intensief gebruik kan er alsnog een individuele rolstoel verstrekt worden. Financiële gevolgen: Naar verwachting een terugloop van het aantal te verstrekken rolstoelen. Stel dat er 1/3 van de rolstoelen van het totaal afgaat, dan zouden er circa 35 rolstoelen minder verstrekt worden t.o.v. 201135 x circa € 600= € 21.000. Leveranciers zullen daarentegen hogere kosten rekenen voor het halen en brengen van de rolstoelen. Maar deze kosten zullen opwegen tegen de onderhoud en reparatiekosten. Kanttekening/gevolgen (voor de inwoners): Het is nog niet duidelijk hoe verzorgingshuizen of de thuiszorgwinkel tegenover zo’n pool staan. De vraag is wie deze pool kan gaan beheren (receptie/ vrijwilliger?). Deze persoon kan de rolstoel schoonmaken en banden oppompen. Het kan zijn dat aanvragers de aangegeven optie niet prettig vinden.
Mogelijke besparing bouwsteen 20: € 21.000 Scenario A B C D E Bouwsteen 21: Het individuele gebruik van toegekende rolstoelen onderzoeken en waar nodig innemen en in depot plaatsen voor her verstrekking Er wordt nu niet gecontroleerd of verstrekte eenvoudige rolstoelen wel echt worden gebruikt. Door bij voorbeeld stagiaires in te zetten op het nabellen van rolstoelgebruikers kunnen rolstoelen die niet meer gebruikt worden weer worden ingenomen en in depot neer worden gezet om herverstrekt te worden. Financiële gevolgen: Er zijn nu circa 500 rolstoelen verstrekt in de gemeente Soest. De verwachting is dat er na controle zo’n 10-15% ingenomen zal kunnen worden, dat zijn ongeveer 50-60 rolstoelen. Dit scheelt in onderhoud (50 rolstoelen minder x circa € 60 onderhoud- reparatie per rolstoel = € 3.000) en deze rolstoelen kunnen weer herverstrekt worden wat nieuwe rolstoelen aanschaffen voorkomt/vermindert. Dit zou al snel kunnen leiden tot een besparing van eenmalig circa € 13.000 (aantal ingenomen rolstoelen herverstrekken i.p.v. nieuwe rolstoelen aanschaffen + onderhoud- reparatiekosten). Rekening houdend met een restwaarde van de rolstoelen na aantal jaren gebruik van ongeveer € 200 per rolstoel. Tevens zorg je voor het beter benutten van een voorziening. Mogelijke besparing bouwsteen 21: € 13.000 Scenario A D E
26
6.5
Uitvoering team Wmo
6.5.1
Waar hebben we het over?
Zie paragraaf 4.3. Het team Wmo-verstrekkingen bestaat uit 17 werknemers, verdeeld over 7 verschillende functieomschrijvingen. In deze paragraaf gaat het vooral om samenwerking en efficiencyvoordelen. Wij willen hier opmerken dat het in alle gevallen zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is om een goede inschatting te maken van de werkelijke kostenbesparingen die hiermee gepaard gaan. Hiertoe is nader onderzoek noodzakelijk. Wij hebben er dan ook voor gekozen om ofwel een zeer grove schatting te doen, ofwel te kiezen voor PM. Daar waar we een maatregel kwantificeren in een besparing van formatie-uren, moet in het achterhoofd worden gehouden dat dit niet direct afgeboekt kan worden; we hebben te maken met arbeidsovereenkomsten. Beperking van externe inhuur kan hier wel direct beperkt worden. De uitvoering van de Wmo voorzieningen ligt bij team Wmo van de afdeling Dienstverlening. Het team bestaat uit indicatie adviseurs, kwaliteitsmedewerkers, een toetser, consulenten en administratieve ondersteuners. De consulenten bemensen het Zorgloket en verzorgen de afhandeling van aanvragen. Zij vervullen binnen hun functie dus meerdere rollen. Ook het Steunpunt Mantelzorg is onderdeel van team Wmo. Team Wmo is goed voor circa € 900.000 miljoen aan kosten en salarissen (zie paragraaf 4.3). Voor nadere informatie over de uitvoering door team Wmo-verstrekkingen verwijzen wij u naar Bijlage 1.
6.5.2
Voorstellen Uitvoering
Bouwsteen 22: Uitbesteden van de uitvoering Wmo voorzieningen aan Servicebureau Gemeenten (SB|G) Door de raad is eind 2011 de opdracht gegeven een onderzoek te doen of zelfstandige uitvoering van de Wmo een juiste keuze blijft of dat het mogelijk verstandig is om aansluiting te zoeken bij het SBG. Onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden.
Financiële gevolgen: Bij Samenwerking met SB|G zou door schaalvergroting winst te behalen zijn. Echter, de conclusie van het onderzoek van BMC is dat samenwerking niet per definitie winst zal geven.(Bron: Rapport BMC; De uitvoering van de Wmo vergeleken) In de deelopdrachten is gekeken naar wat de bestaande samenwerkingsverbanden hebben opgeleverd. Daarbij is een voorzichtige conclusie te trekken, dat er mogelijkheden lijken te zijn voor efficiencyverbetering door samenwerking, minder mogelijkheden voor versobering en kostenbesparingen en dat het de moeite zou kunnen lonen om naar andere samenwerkingsverbanden, ook buiten het Gewest te kijken. Een juiste en volledige vergelijking vergt echter veel meer onderzoek. Kanttekeningen/gevolgen(voor de inwoners): In het onderzoek wordt kennis, ervaring en continuïteit van de uitvoeringsorganisatie als voordeel benoemd. Als kanttekening moet hierbij gezegd worden dat Soest gebruik maakt van een meer recente versie van het cliënt volgsysteem, regionaal voorloper is als het gaat om gedigitaliseerd werken en digitale verwerking van facturen via het cliëntvolgsysteem. In dit opzicht zou vooruitgang achteruitgang betekenen. Mogelijk leidt dit voorstel tot minder tevredenheid van de inwoners vanwege de afhandeling ‘op afstand’ en tot minder contact tussen uitvoering en beleid en minder snel bij kunnen sturen. Mogelijke besparing bouwsteen 22: PM Scenario AC
27
Bouwsteen 23: Samenwerking met Baarn en Bunschoten op het gebied van de Wmo In navolging van de samenwerking tussen bij voorbeeld Baarn, Bunschoten en Soest op het gebied van de bijstand, kan eenzelfde constructie worden bedacht voor de Wmo.
Financiële gevolgen: Samenwerking met Baarn en Bunschoten op het gebied van de Wmo levert naar waarschijnlijkheid diverse indirecte besparingen op:
Schaalvergroting levert continuïteit, kennis, ervaring en mogelijk efficiency op; Mogelijke inkomsten door verhuur van ruimte aan Baarn en Bunschoten; Het softwarepakket voor het cliëntvolgsysteem, en dus de kosten, kunnen worden gedeeld; Volgens een zeer grove schatting levert deze bouwsteen 3% op totale loonkosten op. Uitgaven en inkomsten voor bijvoorbeeld materialen en een cliëntvolgsysteem zijn hier nog niet in meegenomen.
Kanttekeningen/gevolgen (voor de inwoners): Voordelen die uit onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn dat de specifieke taakgroepen beter kunnen worden uitgerust met middelen, zoals een eigen intern controller, applicatiebeheerder en jurist. Bovendien levert het betere opvang en vervanging bij ziekte en dus minder kosten voor detacheringkrachten op. Mogelijke besparing bouwsteen 23: PM Scenario AC
Bouwsteen 24: Team Wmo onderbrengen bij de BBS (samenwerkingsverband Baarn, Bunschoten, Soest voor de Bijstand) Team Wmo maakt gebruik van hetzelfde cliëntvolgsysteem (GWS) van de BBS. Voor 0,2% wordt reeds applicatiebeheer van BBS ingekocht. De BBS is gehuisvest in Soest. Financiële gevolgen: Samenwerking levert hoogstwaarschijnlijk besparing FTE, gebruik ruimte en overhead op. Kanttekeningen/gevolgen (voor de inwoners): In het verleden is een duidelijke politieke keuze gemaakt om voor bezoekers van de BBS een aparte ingang van het gemeentehuis te organiseren. Deze keuze zou moeten worden herzien. Verder zijn de doelgroepen erg verschillend en vragen deze doorgaans om een andere benadering. Bij de BBS hebben medewerkers hun eigen cliënten. Team Wmo heeft geen cliëntverdeling. De werkwijzen zullen op elkaar moeten worden afgestemd voor een efficiënte werkwijze. Bovendien hanteren de BBS en team een eigen structuur in bereikbaarheid. Voor een efficiënte werkwijze dient bereikbaarheid gelijkgesteld te worden. Mogelijke besparing bouwsteen 24: PM Scenario AC
Bouwsteen 25: Het opzetten van een Wmo-brede informatiefunctie Het Zorgloket is in de huidige vorm toegespitst op het informeren over mogelijkheden binnen de Wmo voorzieningen op algemeen, voorliggend of individueel niveau. De Wmo is echter veel breder dan dat. Met het opzetten van een Wmo-brede informatiefunctie met partners die al een informatiefunctie hebben op het terrein van de Wmo (BBS, MEE, woningcoörporaties, SJI, CJG, SWOS, AMW etc.) wordt voldaan aan alle prestatievelden. Zo wordt door alle partners dezelfde informatie verstrekt aan alle inwoners van Soest met een diepgaandere dienstverlening voor haar ‘eigen’ producten en diensten.
28
Financiële gevolgen: Zie bijlage 1. Kanttekeningen/gevolgen( voor de inwoners):Er is één ingang voor de inwoners Wmo-breed. Inwoners hebben minder een van-het-kastje-naar-de-muur-ervaring voor de inwoners, er is meer warme overdracht. Een juiste overdracht van gegevens levert uiteindelijk efficiency, maar vergt ook tijd. Keuzes die hier worden gemaakt, hebben relaties met keuzes binnen de drie decentralisaties. Mogelijke besparing bouwsteen 25: PM Scenario AC
Bouwsteen 26: Optimaliseren van het cliëntvolgsysteem en scheiding van melding en aanvraag Uit onderzoek blijkt dat een Wmo consulent van de gemeente Soest dagelijks minder aanvragen kan afhandelen dan in diverse andere gemeenten. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen, zoals combinatie van functies en rollen en gebruik van het cliëntvolgsysteem. Het huidige cliëntvolgsysteem (GWS) biedt meer mogelijkheden dan momenteel worden benut. Door het opschonen van het cliëntvolgsysteem en het in gebruik nemen van latent aanwezige digitale dossiers hoeven de medewerkers minder gegevens in te voeren en kunnen betere koppelingen worden gemaakt. Het in gebruik nemen van latent aanwezige (digitale) dossiers maakt het tevens mogelijk om betere invulling te geven aan de werkwijze volgens de Kanteling, namelijk het scheiden van melding en aanvraag en het op het juiste moment uitvoeren van het gesprek.
Financiële gevolgen: Door een efficiënter gebruik van het cliëntvolgsysteem kan een consulent per dag één à twee aanvragen per dag meer afhandelen. Dit biedt op jaarbasis een financiële ruimte à € 30.000. Kanttekening/gevolgen (voor de inwoner): Kortere wachttijden voor belanghebbenden met als positief gevolg dat belanghebbenden minder of geen aanspraak kunnen doen op de Wet dwangsom. Voor het uitvoeren van dit voorstel dient een investering gedaan te worden van enkele duizenden euro’s. Mogelijke besparing bouwsteen 26: € 30.000 Scenario A Bouwsteen 27: Verminderen bereikbaarheid Zorgloket Zoals hierboven beschreven is het Zorgloket momenteel op werkdagen bereikbaar van 9.30 tot 13.00 uur. Door de bereikbaarheid van het Zorgloket gelijk te stellen met de openingstijden van BBS, ’s morgens van 9 tot 10 uur, kan de persoon die normaliter het Zorgloket bemenst, zich met afhandeling van aanvragen bezighouden.
Financiële gevolgen: Het beperken van de bereikbaarheid betekent op jaarbasis 400 beschikbare uren, wat omgerekend neerkomt op € 28.000 op jaarbasis.
Kanttekeningen/gevolgen (voor de inwoner): Inwoners zullen naar verwachting ontevreden zijn over de verminderde toegankelijkheid . Bovendien vergt toenadering zoeken tot het Zorgloket voor veel inwoners vaak moed. Er moet schroom worden overwonnen alvorens men deze stap maakt. De beperkte toegankelijkheid werpt een drempel op voor deze groep. In het Wmo-beleidsplan wordt een loketfunctie in Soesterberg genoemd. Mogelijke besparing bouwsteen 27: € 28.000 Scenario A B
29
Bouwsteen 28: Scheiden van functies Medewerkers hebben nu verschillende petten op. Scheiding van functies levert duidelijkheid en snellere afhandelingtermijnen op, hetgeen weer invloed heeft op aanspraken op de Wet dwangsom. Voor de eerste selectie van het telefoonverkeer voor de Wmo wordt een medewerker van het Telefonisch Informatie Punt (TIP) ingezet. Afhandeling van aanvragen is de primaire taak van de consulenten en het gesprek wordt uitgevoerd door derden. (Voor het optimaal voeren van het Gesprek is scheiding van functies een must. Een medewerker die verantwoordelijk is voor de afhandeling van aanvragen zal tijdens het gesprek ongewild vooruit gaan denken in termen van individuele voorzieningen. Dit werkt belemmerend voor het resultaat van het gesprek.) Op welke manier verder invulling wordt gegeven aan het gesprek (externe inhuur via bijvoorbeeld MEE of eigen medewerkers) is een politieke keuze. Financiële gevolgen: Eventuele inzet van bijvoorbeeld MEE geschiedt middels subsidie via de afdeling Samenleving en is conform landelijke ontwikkelingen op het gebied van cliëntondersteuning door MEE. Voor de inzet van telefonisten kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen van het Telefonisch Informatie Punt (TIP) volgens het concept van @Soest geeft antwoord. Een grove schatting geeft aan dat 3% besparing aan loonkosten kan worden gerealiseerd door de juiste inzet van de juiste medewerkers.
Kanttekeningen/gevolgen (voor de inwoner): Er is geen ‘belangenverstrengeling’ bij het voeren van het gesprek met belanghebbende. Mogelijke besparing bouwsteen 28: PM Scenario A
30
Hoofdstuk 7: Scenario’s
7.1
Algemeen
In paragraaf 1.1 noemen wij al de uitgangspunten die de gemeenteraad formuleerde voor de kerntakendiscussie. Voor onze opdracht zijn vooral de volgende uitgangspunten relevant:
b. Bij de afweging en discussie over kerntaken hechten wij groot belang aan de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners en de samenleving. Op basis van de huidige invulling van taken door de gemeente is het denkbaar dat er een verschuiving plaatsvindt naar inwoners en samenleving c. De gemeente Soest blijft zorg verlenen aan het niet zelfredzame deel van de samenleving. De zwakkeren zullen zoveel mogelijk worden ontzien bij de uitkomsten van de kerntakendiscussie d. Inwoners of bedrijven die profijt hebben van een voorziening of dienst dienen naar redelijkheid bij te dragen in de kosten daarvan. e. Het samen met andere gemeenten uitvoeren van taken kan belangrijk zijn uit het oogpunt van efficiëncy en continuïteit. Wel verwachten we van een samenwerking dat het een duidelijke toegevoegde waarde heeft voor Soest en dat onze rol van afnemer van diensten goed geborgd wordt.
Daarnaast bestaat bij velen een beeld van Soest als gulle verstrekker in vergelijking met andere gemeentes. Waarschijnlijk is dit beeld hoofdzakelijk ontstaan doordat Soest nog steeds fietsen met trapondersteuning verstrekt en nog maar beperkt een eigen bijdrage heft. Bovendien bestaat het beeld dat Soest relatief makkelijk in vergelijking met andere gemeenten tot het verstrekken van een voorziening overgaat. Met al deze gegevens in het achterhoofd, en met de opdracht om na te denken over mogelijkheden van versobering, samenwerking en grotere efficiëntie kwamen wij tot de volgende scenario’s: A. B. C.
Soest verstrekt efficiënter Soest verstrekt soberder Soest verstrekt in samenwerking
D. E.
Soest verstrekt minder gul Soest verstrekt alleen als het moet
F.
Soest verstrekt en de gebruiker betaalt naar vermogen.
7.2
Stapelen
Wij noemden al eerder de bouwstenen. Deze vindt u in hoofdstuk 6 terug. Hieronder geven wij aan welke bouwstenen onder welk scenario kunnen worden gebracht. Hiermee stellen wij u in de gelegenheid te kiezen voor een bepaald scenario of voor een combinatie van scenario’s, waarbij u zelf de bouwstenen kunt stapelen tot het gewenste besparingsbedrag of –percentage. Het spreekt voor zich dat niet altijd de besparingen van bouwstenen kunnen worden opgeteld. Wij veronderstellen dat de architect die straks met deze eindrapportage aan de slag gaat, voldoende inzicht heeft (gekregen) om te zien waar bouwstenen niet kunnen worden gestapeld. Dit gegeven treedt vaak op wanneer verschillende bouwstenen hetzelfde onderwerp betreffen. Ook geldt dat bij bepaalde combinaties van bouwstenen, de ene bouwsteen effect kan hebben op de hoogte van de besparing van de andere. Een voorbeeld: als je kiest voor een combinatie van bouwsteen 2 en bouwsteen 6a, zal het besparingsbedrag van 6a veel lager uitvallen dan € 230.000: het percentage van 75% heeft nu namelijk betrekking op een veel lager startbedrag. Het totale bedrag dat aan verstrekkingen wordt uitgegeven, bedraagt ongeveer € 5 miljoen. Een besparingsopgave van 25% betekent dus € 1.250.000. Dit bedrag kan met het stapelen van bouwstenen ruimschoots worden bereikt.
31
7.3
Bouwstenen per scenario
A Soest verstrekt efficiënter Bouwstenen 1 2 4 15 16 17 20 21 22 23 24 25 26 27 28 B Soest verstrekt soberder Bouwstenen 1 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12 13 14 17 18 19 20 27 C Soest verstrekt in samenwerking Bouwstenen 4 11 12 17 20 22 23 24 25 D Soest verstrekt minder gul Bouwstenen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 16 17 18 20 21 E Soest verstrekt alleen als het moet Bouwstenen 2 3 4 8 9 10 11 12 14 16 17 20 21 F Soest verstrekt en de gebruiker betaalt naar vermogen Bouwstenen 1 2 11 13 18
7.4
Voorbeelden van mogelijke scenario’s
Er zijn legio combinaties te maken van gestapelde bouwstenen. Hieronder twee voorbeelden.
Boven een voorbeeld voor scenario D; Soest verstrekt minder gul. En onder een voorbeeldstapel voor scenario B: Soest verstrekt soberder.
32
Hoofdstuk 8 Slotwoord
8.1
Algemeen
Innovatieteam 7 heeft met veel plezier en enthousiasme aan het uitwerken van de onderzoeksopdracht gewerkt. We vonden het prettig en nuttig eens de tijd te hebben dieper in de materie te duiken, om onze bestaande ideeën te kunnen uitwerken en nieuwe ideeën te kunnen opdoen. Wij gaan ervan uit een document te hebben samengesteld dat een helder en bruikbaar inzicht biedt in besparings(on)mogelijkheden.
Soest, 30 maart 2012
8.2
Relevante documenten
Verseon: 837978 859656 709260 899812 900170 899824 900892 900893
Verordening individuele voorzieningen Wmo Soest 2012 Beleidregels individuele voorzieningen Wmo Soest 2012 Plan van Aanpak Wmo loket Soest, B&A Benchmark Wmo voorzieningen over 2010, SBGO Soest heeft Antwoord ©: doelstellingen en vervolgaanpak De uitvoering van de Wmo vergeleken, BMC 2012 WMO Besluit Maatschappelijke Ondersteuning
33
Bijlage 1: Achtergrondinformatie Uitvoering door team Wmoverstrekkingen 1.1 Samenwerking In de huidige situatie wordt in min of meerdere mate samengewerkt met een aantal externe organisaties: • Bij BBS wordt 0,2% applicatiebeheer voor het cliëntvolgsysteem (GWS) ingekocht; • Stimulansz ondersteunt bij juridische vraagstukken en beleidsverbetering; • SCIO consult: voor medische adviezen. In lichte mate bestaat ook samenwerking met andere externe organisaties. In de praktijk verwijst het team Wmo inwoners naar deze organisaties. Hieronder geven wij een aantal voorbeelden: • MEE (cliëntondersteuning aan mensen met een beperking); • Beweging 3.0 (cursussen, thuiszorgwinkel voor kortdurende uitleen van hulpmiddelen) • SWOS (personenalarmering, klusjesdienst, seniorenbus, ouderenadviseur, seniorenconsulenten etcetera) • Balans (onder andere vrijwilligersloket, activiteiten) • Ergotherapeuten (beoordeling rijvaardigheid hulpmiddelen) Ook intern is er sprake van samenwerking. Team Wmo werkt samen met de afdeling Realisatie, afdeling Samenleving (beleid Wmo) en de afdeling Bedrijfsvoering ten behoeve van respectievelijk advisering voor complexe woningaanpassingen, beleid en bezwaar- en beroepzaken. Regionaal wordt de samenwerking gezocht met andere gemeenten en het Servicebureau gemeenten (SBG) als het gaat om (regionale) aanbestedingen en grotere projecten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het vaststellen van de nieuwe Wmo verordening. Op deze manier wordt kennis gedeeld en benut. Ten slotte wordt samengewerkt met externe partijen naar aanleiding van een aanbesteding: • Leveranciers hulpmiddelen • Zorgaanbieders voor levering hulp bij het huishouden. Beleidsvrijheid Zoals eerder beschreven is de gemeente verantwoordelijk voor het compenseren van beperkingen. De manier waarop hieraan wordt vormgegeven, wordt lokaal ingericht. De gemeente heeft hierin een grote beleidsvrijheid maar dient binnen het kader te opereren van art. 4 Wmo, dat 4 domeinen benoemt. (Zie paragraaf 3.3.) Een aandachtspunt bij de indeling is de Kanteling. Dit VNG-project gaat over het anders vormgeven van de compensatieplicht in de Wmo. Welke ondersteuning heeft de burger écht nodig om te kunnen participeren? De Kanteling staat voor de omslag van ‘kies uw voorziening’ naar ‘wat kunt u nog zelf’ en de omslag van ‘zorgen voor’ naar ‘eigen regie’. van standaardoplossing naar maatwerk, en ook de omslag van eenrichtingsverkeer naar een tweegesprek tussen gemeente en burger. De Kanteling vraagt om continue ontwikkeling en handelen volgens nieuwe inzichten. Het zoeken naar nieuwe standpunten, het verkennen en eventueel verleggen van grenzen en aanpassingen naar aanleiding van jurisprudentie spelen daarbij een belangrijke rol. De organisatie van het contact met de burger en, meer in het algemeen, de toegang tot alle vormen van maatschappelijke ondersteuning, ontwikkelen continu. Binnen de Kanteling is het gesprek een centraal element. In het gesprek tussen belanghebbende en de gemeente wordt de situatie van belanghebbende in kaart gebracht en worden afspraken gemaakt over passende oplossingen.
34
Om goed uiting te kunnen geven aan de Kanteling, dient het Gesprek een duidelijke plek aan de voorkant in te nemen. Het gesprek kan bestaan uit één of meer contacten. Tijdens het Gesprek speelt preventieve voorlichting een rol. Inwoners van 55 jaar en ouder moeten bijvoorbeeld worden geïnformeerd over de eigen verantwoordelijkheid als het gaat om veilig en comfortabel wonen. Verder staan de mogelijkheden en beperkingen van belanghebbende centraal, maar ook de context waarin die beperkingen ervaren worden. Startpunt en basis voor het gesprek is een ‘melding’ waarin de situatie in brede zin beschreven wordt en niet een aanvraag voor een specifieke voorziening. Uiteindelijk wordt de burger ondersteund met één of meer oplossingen die passen bij zijn individuele situatie. Soms is daarbij sprake van een formele aanvraag als het gaat om de toewijzing van individuele voorzieningen. In de huidige situatie wordt het gesprek nog niet ‘aan de voorkant’ gevoerd. Dit werkt belemmerend voor een adequate uitvoering van de Wmo. Het voeren van het gesprek zal een positief effect hebben op de doorlooptijden van aanvragen. Of de gesprekken uitgevoerd zullen worden door medewerkers van de gemeente Soest of door externen, zoals bijvoorbeeld medewerkers van MEE, vraagt om een bestuurlijke keuze. In het Wmo-beleidsplan is opgenomen dat in 2012-2013 een plan van aanpak wordt opgesteld over organisatorische scheiding ten behoeve van het gesprek. Naast de afweging van de praktische voor- en nadelen van uitbesteden, dient nader onderzoek plaats te vinden in hoeverre uitbesteding aan bijvoorbeeld MEE kostenneutraal mogelijk is. In hoofdstuk 6 is een aantal bezuinigingsvoorstellen gedaan. In het gegeven tijdsbestek is het niet mogelijk gebleken de besparingsmogelijkheden op het gebied van uitvoering uit te werken. Voor alle voorstellen is daarom een grove schatting van 5% gemaakt op loonkosten. Uitgaven en inkomsten voor bijvoorbeeld huisvesting, gebruik middelen en software pakketten zijn hier niet in meegenomen. Indien een politieke voorkeur voor (één van de) voorstellen wordt uitgesproken, zal nader onderzoek moeten plaatsvinden.
1.2 Werkprocessen Korte schets De uitvoering van de Wmo voorzieningen ligt bij het team Wmo van de afdeling Dienstverlening. Hier is het Zorgloket ondergebracht. Dit loket is op werkdagen geopend van 8.30 tot 13.00 uur. Men kan zonder afspraak binnenlopen of telefonisch contact opnemen. Het Zorgloket wordt per dag bemenst door één persoon. Binnen team Wmo worden verder alle aanvragen Wmo ingediend en afgehandeld. De Wet Dwangsom speelt bij de afhandelingstermijnen een rol. De Wet dwangsom, van kracht
sinds 1 oktober 2009, moet bevorderen dat het bestuursorgaan op tijd beslist op aanvragen. Is het bestuursorgaan toch te laat, dan moet het een boete betalen, een dwangsom. Ook kan de indiener van de aanvraag dan naar de rechter stappen om alsnog een besluit af te dwingen. In de huidige situatie worden (wettelijke) afhandelingstermijnen maximaal benut en soms overschreden. Beleidsvrijheid Qua beleidsvrijheid geldt hetzelfde als voor de beleidsvrijheid van uitvoering samenwerking. Het staat de gemeente vrij een eigen invulling te geven aan de uitvoering van de Wmo. Voor een optimale uitvoering van de Wmo dient aandacht te zijn voor de grondbeginselen van de Kanteling.
35
Bijlage 2: (Landelijke) ontwikkelingen
Mensen in staat stellen deel te nemen aan de samenleving en een zo normaal mogelijk even te leiden. Mensen met een hulpvraag niet alleen zien als hulpbehoevend, maar ook als mensen met talenten en met een gezonde kant. Dat is de kerngedachte van de Wmo. Maar hoe organiseer je dat als gemeente? Er zijn geen pasklare recepten. Elke gemeente kiest voor eigen invulling van het Wmo-beleid. Van burgers, hulpverleners, ambtenaren, public management en college vraagt dit een andere inzet, ander gedrag en een andere organisatie. Dat is wennen en uitproberen, zo blijkt in de praktijk. Inleiding Er zijn diverse belangrijke ontwikkelingen gaande in Soest waaronder 1. de decentralisaties 2. de Kanteling 3. de nieuwe verordening en 4. Antwoord© Decentralisaties Er gaat de komende jaren veel veranderen in de ondersteuning van inwoners op het gebied van wonen, werken, welzijn en zorg. Er staan drie grote decentralisaties op stapel van taken die nu nog door het Rijk en de provincie worden uitgevoerd: de Wet werken naar vermogen (Wwnv), AWBZbegeleiding en de Jeugdzorg. In combinatie met het bestaande takenpakket vanuit bijvoorbeeld de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), worden gemeenten de komende jaren verantwoordelijk voor vrijwel de volledige maatschappelijke ondersteuning aan inwoners. Art. 4 Wmo zal worden aangepast wanneer de begeleiding vanuit de AWBZ wordt toegevoegd aan de Wmo. De drie decentralisaties betekenen een forse verzwaring van de gemeentelijke verantwoordelijkheden en een flinke uitbreiding van de budgetten op het sociale domein. De drie decentralisaties gaan echter ook gepaard met ‘efficiencykortingen’. De opgave voor gemeenten is zodoende tweeledig: de ondersteuning van kwetsbare burgers ‘beter en goedkoper’ vormgeven. Het college van burgemeester en wethouders kiest er voor om de nieuwe taken tijdig en zorgvuldig vorm te geven én om de nieuwe taken in samenhang en in het bredere perspectief van de transformatie van het sociale domein te bezien. Er is namelijk niet alleen een samenhang, maar ook overeenkomst in doelstellingen tussen de drie decentralisaties. Zowel de Wwnv, Wmo/begeleiding als de nieuwe Wet zorg voor jeugd zijn gericht op de ondersteuning van mensen in een kwetsbare situatie en het bevorderen van participatie. Stand van zaken Soest Het college heeft het programmaplan ‘Samen werken aan samenhang’ Programmaplan decentralisaties sociale domein vastgesteld. In dit programmaplan schetst het college van burgemeester en wethouders op welke wijze zij de samenhang tussen de drie decentralisaties wil vormgeven en hoe dit zich verhoudt tot de activiteiten die per decentralisatie worden opgepakt. De kanteling Gemeenten zijn verplicht de burgers te compenseren voor hun beperkingen. In de wet is sprake van compensatieplicht. VNG-consulent Hein de Graaf: “Gemeenten moeten zich op tal van terreinen afvragen waar ze hun geld aan moeten besteden en waaraan niet meer. Ik heb het dan niet alleen over bezuinigingen, maar ook over kostenbeheersing.’ Die bezinning wordt aangeduid met de term Kanteling: 'In plaats van wat kunnen we voor de burger regelen, luidt de vraag steeds meer wat kunnen de burgers zelf met een beetje hulp van de gemeente. Als het bijvoorbeeld om de Wmo gaat, is de tijd van gemeier over aanvragen voorbij. Gemeenten gaan beter naar de vraag kijken en willen weten wat de burger in principe zelf kan, en hoede overheid dat kan faciliteren. Dit noem ik ‘terug naar echt’ want dat is wat iedereen wil, ongeacht of er een wet Wmo is of niet: zelf werken aan een duurzame oplossing voor je problemen.” In het kader van De Kanteling onderscheiden we vier typen oplossingen: eigen kracht, sociale omgeving, algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Bij het bespreken van mogelijke oplossingen voor de ondersteuningsbehoefte van de burger komen deze achtereenvolgens aan bod. 36
In onderstaande afbeelding is dat weergegeven als een aantal cirkels, waarbij de kern dus de eigen kracht van de burger is.
De nieuwe verordening De VNG heeft een nieuwe modelverordening gemaakt die gebaseerd is op het gedachtegoed van De Kanteling. Stand van zaken Soest
De medewerkers van het team Wmo van de afdeling Dienstverlening waar de uitvoering van de Wmo voorzieningen voor Soest is ondergebracht, hebben in de beginmaanden van 2011 een ‘Kanteltraining’ gevolgd
De VNG heeft in 2010 een Wmo modelverordening beschikbaar gesteld. Met behulp van deze modelverordening heeft de gemeente Soest door regionale samenwerking in 2011 gewerkt aan een nieuwe lokale Verordening, welke per 1 februari jongstleden in werking is getreden. Hier is dus sprake van een bottom-up model. Aandachtspunt hierbij is dat de praktijk in de huidige werkwijze niet volledig aansluit bij de beschreven werkwijze in de nieuwe ‘gekantelde’ verordening. Een procesmatige verandering is noodzakelijk voor verdere ontwikkeling.
Met de oude verordening in de hand zijn de overeenkomsten en verschillen op een rijtje gezet. Kanttekening: we hebben ons niet de vraag gesteld of er eerst een nieuwe verordening moest komen (top-down) of dat de Wmo-consulenten beter eerst in de praktijk hun kantelervaringen zouden gaan opdoen en dat daarna de verordening aangepast zou gaan worden (bottom-up). Het antwoord op die vraag is onder meer afhankelijk van de wijze van uitvoering van de Wmo. Doet de gemeente de meeste indicaties met ervaren consulenten zelf dan kan het een verrijking zijn om bottom-up te werken. Hoewel tot 1 januari 2011 de indicaties voor het grootste deel werden uitgevoerd door het CIZ is de stelling dat het top-down model dan mogelijk de voorkeur zou moeten hebben, niet bewaarheid gebleken. Kostenbeheersing in de uitvoering De kostenbeheersing van de uitvoering is onderverdeeld in twee aandachtsgebieden: De voorkant (het eerste contact met de klant). Ten aanzien van de eerste contacten kunnen de volgende vragen worden gesteld: -
Openstelling: zo houden, vergroten of verkleinen? Spreekuren en afspraken: op zoek naar optimale inzet Wel of geen inzet van vrijwilligers en/of participatiebaners? Wel of niet sterk inzetten op huisbezoek?
Van eerste contact tot arrangement Tussen gemeenten kunnen er verschillen bestaan in de manier waarop de Wmo wordt uitgevoerd. Gezien de grote verscheidenheid tussen gemeenten in termen van demografie, oppervlakte, aantal 37
Het concept Antwoord© De kwaliteit van dienstverlening staat hoog op de bestuurlijke agenda. De rijksoverheid besteedt er in haar beleidsprogramma expliciet aandacht aan en nagenoeg alle colleges van gemeenten formuleren ambities die moeten leiden tot betere publieke dienstverlening en vermindering van administratieve lasten. Antwoord© is het concept dat helpt om de ambities te realiseren. kernen, politieke samenstelling, etc. is het ook wenselijk dat deze verschillen kunnen bestaan. Vanuit het perspectief van de burger is er echter een algemeen kader te schetsen waar iedere gemeente mee te maken heeft. We nemen als uitgangspunt het traject dat een burger gemiddeld genomen doorloopt: vanaf het moment dat hij een beperking ervaart in zijn deelname aan de samenleving tot het moment dat hij passend ondersteund wordt ter compensatie van die beperking. De Kanteling heeft betrekking op dit hele traject. We onderscheiden vijf functies. Gemeenten staan voor inhoudelijke keuzes bij elk van deze functies. In de meest simpele vorm ziet een traject van eerste contact tot ondersteuningsarrangement er als volgt uit.
De achterkant (de afhandeling van ontvangen aanvragen Wmo) Kansen voor kostenbeheersing aan de achterkant liggen bij administratieve werkzaamheden, regeldruk, het werkproces en de Wmo-IV. Ten aanzien van de afhandeling van aanvragen kunnen de volgende vragen worden gesteld: Wel of niet verschuiven van administratieve werkzaamheden? Wel of niet aanpassen van de regeldruk en verantwoordingsplicht? Wel of niet optimaliseren van het werkproces? Wel of niet uitvoeren van een integrale intake? Wel of niet bezuinigen op de Wmo-IV (Individuele Voorzieningen)? Soest heeft Antwoord© De afdeling Dienstverlening is kartrekker bij de ontwikkeling van de visie op dienstverlening en de implementatie van Antwoord©. De volgende onderwerpen zijn voor de voorkant relevant: meer informatie over de inzet van het KCC en Antwoord, openstelling, spreekuren en afspraken en huisbezoek. Brede of smalle inzet van KCC en Antwoord©? Door te starten met Antwoord© willen veel gemeenten de publiekdienstverlening verbeteren: één ingang, één telefoonnummer, optimale digitale toegang, kortom: veel efficiency aan de voordeur. Door optimaal gebruik te maken van de faciliteiten van het KCC kan het Wmo-loket veel werk uit handen geven. De openstelling van het KCC is ruim. Er is een stroom burgers met vragen. Selectie voor Wmo-vragen kan in het KCC plaatsvinden. De medewerkers van het KCC kunnen een quickscan uitvoeren en vraagverkenning toepassen. Bij enkelvoudige, eenvoudige vragen kunnen
38
zijn zelf het antwoord geven. Veel van die vragen kunnen in een (telefoon)script worden uitgewerkt. Het KCC kan in staat gesteld worden om informatie over de status van de aanvraag te beantwoorden en om afspraken te maken. Voor de meer complexe of meervoudige vragen kunnen zij een afspraak maken met een consulent. Hierdoor komt meer tijd beschikbaar voor de mid- of back-office om de complexe en meervoudige vragen daadwerkelijk te beantwoorden en dieper in te gaan op deze vragen van burgers. Het dilemma is: gaan we in de gemeente het KCC breed of smal inzetten voor vragen van burgers en organisaties over de Wmo. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de kwantiteit en kwaliteit van de formatie van het KCC. Bij een kleine gemeente zal het moeilijker zijn om het KCC hier voor in te zetten. Bij (veel) medewerkers in het KCC met een lage opleiding is dit ook een extra uitdaging. Stand van zaken Soest Soest is aangesloten bij 01435 en we zijn zover dat er een TIP (Telefonisch Informatie Punt) is ingericht. Het TIP bedient nu team Burgerzaken, Team Wmo en V&H zullen aansluiten in de doorontwikkeling van TIP naar KCC. In een pilot is onderzoek gedaan naar het aantal enkelvoudige, eenvoudige vragen in het kader van de Wmo die telefonisch worden gesteld. Bronnen: www.vraagwijzer.nl www.vng.nl www.movisie.nl www.antwoord.nl
39
Bijlage 3: Benchmark Wmo (individuele voorzieningen) over 2010 SGBO-BMC
inwonerklasse Algemeen inwonertal % 65plussers % 75plussers % thuiswonende 75 plussers % huishoudens met een laag inkomen % inwoners met een wmo-hulpmiddel % inwoners met hulp bij het huishouden Uitvoering:financieel totale uitgaven (hulp bij het huishouden en Wmo hulpmiddelen) per inwoner eigen bijdragen (hulp bij het huishouden en Wmo hulpmiddelen) per inwoner totale inkomsten per inwoner Pgb teruggevorderd Pgb teruggevorderd bedrag per client Uitvoering:uitvoeringskosten uitvoeringskosten per inwoner (totaal) - directe personeelskosten per inwoner - kosten externe indicatie totaal per inwoner - kosten overig per inwoner kosten uitvoering per aanvraag % aanvragen gemeente zelf indicatiestelling: hulp bij het huishouden % aanvragen gemeente zelf indicatiestelling: Wmo hulpmiddel % duur indicatiestelling 0 - 1 jaar % duur indicatiestelling 1 - 2 jaar % duur indicatiestelling 2 - 3 jaar % duur indicatiestelling 3 - 4 jaar % duur indicatiestelling 4 - 5 jaar % duur indicatiestelling meer dan 5 jaar of onbeperkt Uitvoering:aanvragen aantal aanvragen hulp bij het huishouden per 1.000 inwoners (totaal) - aantal nieuwe aanvragen per 1.000 inwoners - aantal mutaties/herindicaties/vervangingsaanvra gen per 1.000 inwoners percentage afgewezen aanvragen hulp bij het huishouden aantal aanvragen wmo hulpmiddel per 1.000 inwoners (totaal) - aantal nieuwe aanvragen wmo hulpmiddel per 1.000 inwoners - aantal mutaties/herindicaties/vervangingsaanvra gen wmo hulpmiddel per 1.000 inwoners percentage afgewezen aanvragen wmo hulpmiddel
Soest 2010
Soest 2011
Amersfoort
Eemnes
Leusden
20.000 tot 50.000 inwoners
20.000 tot 50.000 inwoners
meer dan 100.000 inwoners
20.000 20.000 tot tot tot 20.000 50.000 50.000 inwoners inwoners inwoners
45.680 18% 8,4% 93% 7,3% 5,1% 2,8%
45.680 18% 8,4% 93% 7,3% 5,2% 2,7%
144.862 12% 5,7% 87% 8,3% 3,8% 2,3%
8.837 13% 5,1%
€ 135
€ 140
€ 14,90 € 17,83
€ 21,13 € 24,14
GK
Benchmark
2010
5,7% 2,9% 2,0%
28.812 15% 6,5% 92% 4,4% 3,1% 2,2%
32.209 16% 7,3% 91% 7,7% 5,1% 2,8%
59.474 16% 7,2% 91% 8,4% 4,9% 2,8%
€ 131
€ 91
€ 105
€ 137
€ 138
€ 13,56 € 16,04
€ 8,12 € 8,12
€ 13,57 € 13,57
€ 13,35 € 13,76 78% € 170
€ 14,02 € 14,35 75% € 179
ja
nee
nee
€ 284 € 15,27 € 7,29
€ 11,84 € 7,45
€ 15,31 € 14,84
€ 10,51 € 7,53
€ 21,11 € 17,83
€ 17,00 € 13,94
€ 17,34 € 13,78
€ 6,63 € 1,36 € 344
€ 4,39
€ 0,47
€ 2,07 € 0,91 € 203
€ 2,42 € 0,86 € 320
€ 1,76 € 1,22 € 400
€ 2,03 € 1,47 € 401
68%
42%
0%
60%
76%
76%
60%
72% 0% 0% 12% 5% 64%
73% 0% 0% 7% 5% 68%
62% JA
60% JA
0% -
JA
JA
17% 19% nee, geen onderscheid nee, geen in doelgroepen onderscheid in doelgroepen nee, geen onderscheid ja, wel onderscheid in doelgroepen 78% in doelgroepen 83%
15,4
15,4
13,1
12,3
15,9
17,9
17,9
7,7
9,5
13,1
12,3
15,9
10,8
10,8
7,7
5,8
0,0
8,6
8,6
2,3%
6,4%
3,7%
0,0%
2,6%
4,5%
4,8%
28,9
23,2
40,9
39,4
50,1
29,5
28,8
28,8
23,1
31,1
22,9
30,2
22,7
22,3
0,1
0,1
9,8
16,5
19,9
8,7
8,3
6,4%
11,9%
6,5%
4,6%
7,5%
7,9%
9,0%
40
Aantal formatieplaatsen per 10.000 inwoners totale formatie uitvoerend (loket, consulent, beroep en bezwaar, contractbeheer) ondersteunend (administratief, applicatiebeheer, interne controle) overhead (beleidsmedewerker, leidinggevenden) Doorlooptijden aanvraag-beschikking woonvoorzieningen aanvraag-aanvang werkzaamheden woonvoorzieningen aanvraag-beschikking rolstoelen aanvraag -levering rolstoelen aanvraag - beschikking individuele naturavervoersvoorziening aanvraag - levering individuele naturavervoersvoorziening aanvraag - beschikking collectieve vervoerspas aanvraag - levering collectieve vervoerspas aanvraag hulp bij het huishouden opdrachtverlening aan de zorgaanbieder opdrachtverlening aan de zorgaanbieder levering hulp bij het huishouden Levering eerder dan beschikking hulp bij het huishouden roerende woonvoorzieningen rolstoelen scootmobiel Bezwaarschriften hulp bij het huishouden percentage bezwaarschriften totaal - percentage waarvan totaal gegrond verklaard percentage bezwaarschriften hulp bij het huishouden - percentage waarvan gegrond verklaard percentage bezwaarschrift Wmo hulpmiddelen - percentage waarvan gegrond verklaard Tarieven hulp bij het huishouden 2010 hh1 hh2 hh3 een bedrag anders Tarieven hulp bij het huishouden 2011 hh2 hh3 een bedrag anders
1,5
1,8
2,0
2,1
2,5
2,4
1,0
1,2
0,9
1,5
1,6
1,5
0,2
0,2
0,3
0,2
0,5
0,5
0,4
0,4
0,8
0,4
0,4
0,4
45
69
59
63
47
49
63
82
41
64
49
43 47 39
89
38
55
44
45
65
40 41
27
28
25 21
19
48
26
28
25
24 11
ja ja ja ja
ja ja ja ja 0,7%
ja nee ja nee
80% 60% 76% 59%
77% 62% 72% 61%
0,5%
1,0%
1,1%
0%
25%
20%
0,4% 0%
0,9% 19%
1,1% 15%
0,3% 0%
0,6% 0%
1,2% 29%
1,1% 23%
€ 19,93 € 23,26 € 26,30
€ 20,51 € 23,46 € 27,64
€ 20,67 € 23,68 € 26,22
€ 20,11 € 23,74
€ 20,48 € 23,84 € 29,89 € 22,07
€ 20,26 € 23,63 € 26,73
€ 20,90 € 23,70 € 28,20
€ 21,00 € 24,07 € 26,65
€ 20,54 € 23,89
€ 20,77 € 24,05 € 28,35 € 22,32
1,1%
nee nee nee nee 0,2%
0% 0,9%
1,3%
€ 21,13 € 23,67 € 24,35
€ 21,46 € 24,20 € 25,10
€ 21,46 € 24,20 € 25,10
41
Tarieven Pgb 2010 alfahulp hh1 hh2 hh3 een bedrag Tarieven Pgb 2011 hh1 hh1 hh2 hh3 een bedrag Hulp bij huishouden: nieuwe toekenningen per 1000 inwoners aantal nieuwe toekenningen (totaal) - aantal nieuwe toekenningen alfahulp - aantal nieuwe toekenningen hh1 - aantal nieuwe toekenningen hh2 - aantal nieuwe toekenningen hh3 - aantal nieuwe toekenningen pgb - aantal nieuwe toekenningen anders aandeel eenvoudige hulp in natura aandeel pgb van het totaal Hulp bij huishouden: aantal cliënten eind 2010 per 1000 inwoners aantal clienten (totaal) - aantal clienten alfahulp - aantal clienten hh1 - aantal clienten hh2 - aantal clienten hh3 - aantal clienten pgb - aantal clienten anders aandeel eenvoudige hulp in natura aandeel pgb van het totaal Hulp bij huishouden: geleverde uren per 1000 inwoners - uren totaal - uren alfahulp - uren hh1 - uren hh2 - uren hh3 - toegekende uren pgb - geleverde uren pgb - uren anders aandeel eenvoudige hulp in natura aandeel pgb (toegekend) van het totaal aandeel pgb (geleverd) van het totaal Hulp bij huishouden: geleverde uren per client gemiddeld uren pgb (toegekend) per client per week gemiddeld uren pgb (geleverd) per client per week gemiddeld uren (natura) per client per week Hulp bij huishouden: uitgaven per inwoners
€ 16,40 € 18,76 € 22,11
€ 20,00 € 22,00 € 23,00
€ 20,00 € 22,00 € 23,00
€ 14,95 € 17,44 € 19,73
€ 20,00 € 22,00 € 23,00
€ 20,00 € 22,00 € 23,00
€ 15,19 € 17,73 € 20,05
4,3
1,9
5,1
13,7
3,5 0,5
1,7 0,2 0,0
3,7 1,0 0,0 0,4
10,6 2,3 0,1 0,7
0,2
€ 16,72 € 18,96 € 22,56
87% 5%
88%
79% 8%
82% 5%
27,6
27,3
23,3
19,7
15,6 7,2 0,0 4,8
16,6 6,2 4,5
68% 17%
61%
4.102
2,1 21,2
13,1 5,8 0,1 0,7
9%
69% 3%
4.208
3.627
2.076
2.792
1.925 964
1.347 696 33
1.311 1.311
1.319
1.498 1.546 2 582
67% 31%
49% 16%
65%
32% 32%
5,3
5,3
5,3 2,4
2,0
2,8
2,1
€ 16,53 € 18,94 € 20,97
€ 15,35 € 19,31
€ 16,80 € 19,25 € 21,32
€ 15,50 € 19,47
12,5 0,0 8,8 2,8 0,0 0,8 0,0 76% 7%
9,9
€ 14,66 € 15,51 € 19,08 € 22,92 € 16,93 € 14,74 € 15,57 € 19,38 € 22,08 € 17,29
1,1
9,8 1,4 6,3 1,9 0,2 1,1
77% 12%
79% 14%
22,3 0,0 12,5 7,8 0,0 2,0 0,0 62% 9%
28,3
3,8
27,8 5,5 16,9 7,4 1,3 4,0
69% 16%
72% 17%
3.030 0 1.250 1.152 0 628 628
4.374
4.417 954 2.306 1.351 199 830 798
52% 21% 21%
60% 19%
65% 21% 20%
5,9
3,7
3,9
5,9
3,5
3,5
2,3
2,9
2,8
6,6 2,3
16,6 7,8
2.150 1.536 722
42
Hulp bij huishouden: uitgaven per inwoners uitgaven per inwoner (totaal) - uitgaven alfahulp - uitgaven hh1 - uitgaven hh2 - uitgaven hh3 - uitgaven pgb per inwoner - uitgaven anders per inwoner uitgaven gemiddeld per client (pbg + natura) Wijze van uitkeren persoongebonden budget netto pgb bruto pgb Wmo hulpmiddelen totale uitgaven wmo hulpmiddelen per inwoner totale uitgaven wmo hulpmiddelen per client Vergoedingen voorzieningen verhuiskostenvergoeding
€ 83,08
€ 3.012
JA
taxikosten (op jaarbasis, excl. rolstoeltaxi) rolstoeltaxi vergoeding (op jaarbasis) vergoeding gebruik eigen auto (op jaarbasis) Aantallen en uitgaven woonvoorzieningen uitgaven voor woonvoorzieningen per inwoner (totaal) - uitgaven voor woningaanpassing per inwoner - uitgaven voor verhuizing en inrichting per inwoner overige uitgaven per inwoner gemiddelde uitgave per woningaanpassing gemiddelde uitgave voor verhuizing en inrichting aantal nieuwe woonvoorzieningen per 1.000 inwoners (totaal) - aantal nieuwe woningaanpassingen per 1.000 inwoners - aantal nieuwe verhuiskostenvergoedingen per 1.000 inwoners Aantallen & uitgaven rolstoelen uitgaven voor rolstoelen (totaal) - uitgaven voor sportvoorzieningen - uitgaven voor gewone rolstoelen gemiddelde uitgave per rolstoel aantal nieuw toegekende rolstoelen per 1.000 inwoners (totaal) - aantal nieuw toegekende rolstoelen in natura per 1.000 inwoners - aantal nieuw toegekende rolstoelen als pgb per 1.000 inwoners - aantal nieuw toegekende sportvoorzieningen per 1.000 inwoners aantal uitstaande rolstoelen per 1.000 inwoners rolstoelpool NEE
€ 90,23
€ 79,57
€ 51,85
€ 43,47 € 26,37 € 0,03 € 20,37
€ 32,38 € 38,40 € 0,05 € 8,74
€ 28,28 € 17,30 € 0,95 € 5,32
€ 3.308
€ 3.409
€ 2.633
JA
JA
€ 63,33 € 0,00 € 26,49 € 27,47 € 0,00 € 9,38 € 0,00
€ 89,96
€ 2.838
€ 3.174
€ 3.232
14% 86%
18% 82%
JA
€ 44,02 € 35,44 € 12,94
€ 91,69 € 14,47 € 48,94 € 34,24 € 6,10 € 14,07 € 46,65
€ 51,80
€ 50,15
€ 51,45
€ 39,43
€ 41,74
€ 45,11
€ 45,96
€ 1.025
€ 956
€ 1.357
€ 1.366
€ 1.326
€ 1.045
€ 1.087
€ 2.945
€ 2.945
€ 3.382
€ 3.382
€ 2.624
€ 2.676
€ 3.483 € 4.001
€ 3.483 € 4.001
€ 3.438 € 3.949
€ 3.438 € 3.949
€ 1.879 € 2.504
€ 1.719 € 2.328
€ 683
€ 683
€ 3.438
€ 3.438
€ 859
€ 891
€ 13,34
€ 11,20
€ 15,86
€ 11,51
€ 14,19
€ 12,22
€ 12,75
€ 12,89
€ 15,10
€ 9,97
€ 13,72
€ 11,58
€ 11,93
€ 0,45
€ 0,75 € 0,19
€ 1,53
€ 0,47
€ 0,74 € 3,52
€ 0,86 € 1,48
€ 5.256
€ 2.871
€ 1.916
€ 2.137
€ 2.929
€ 3.527
€ 6.764
€ 1.691
€ 2.475
€ 2.487
2,6
1,0
5,5
5,4
6,7
7,5
7,4
2,5
0,9
5,3
5,2
6,4
7,0
7,2
0,2
0,1
0,2
0,2
0,3
0,3
0,4
€ 13,42
€ 12,20 € 0,07 € 1.064
€ 5,54 € 0,00 € 5,54 € 802
€ 9,00 € 0,17 € 8,83 € 750
€ 9,20
€ 1.521
€ 9,81 € 0,00 € 9,81 € 1.409
€ 757
€ 9,13 € 0,12 € 8,74 € 752
3,1
1,1
2,3
1,8
2,5
4,2
4,0
3,0
0,9
0,9
2,4
4,0
3,7
0,1
0,1
0,0
0,0 8,8
0,1
7,0 NEE
0,9
11,5 NEE
6,9 NEE
NEE
0,0
0,1
0,0
0,0
12,0
12,3
12,2 14%
43
aantal gebruikers rolstoelpool (absoluut) aantal rolstoelen rolstoelpool (absoluut) scootmobielpool aantal gebruikers scootmobielpool (absoluut) aantal scootmobielen scootmoboelpool (absoluut) Uitgaven individuele vervoersvoorzieningen uitgaven individuele vervoersvoorzieningen (totaal) - uitgaven voor scootmobielen - uitgaven overig (inc beheerskosten en accessoires) in natura - uitgaven geldsomverstrekkingen gemiddelde uitgave per scootmobiel gemiddelde uitgave per individuele geldsomverstrekking Collectief vervoer: uitgaven aanwezigheid collectief vervoerssysteem (%ja) uitgaven voor collectief vervoer per inwoner gemiddelde uitgave collectief vervoer per client aanvullend vast bedrag (% ja) Tarief en gebruik collectief vervoer gratis goedkoper dan het blauwe strippenkaart tarief ongeveer gelijk aan het blauwe strippenkaart tarief duurder dan het blauwe strippenkaarttarief anders beperkt of onbeperkt gebruik van dit tarief beperkt onbeperkt anders keuze tussen geldbedrag of een collectieve vervoersvoorziening keuze aanvullend een vast bedrag Uitstaande vervoersvoorzieningen: collectief & individueel per 1.000 inwoners aantal uitstaande individuele vervoersvoorzieningen (totaal) - aantal uitstaande scootmobielen - aantal uitstaande overige individuele vervoersvoorzieningen - aantal uitstaande individuele geldsomverstrekkingen aantal uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen (inc. geldsomverstrekkingen)
0 0 NEE
NEE
NEE
NEE
NEE
6% 0 0
€ 15,27
ja
€ 18,11
ja € 9,77
€ 11,55 € 4,62
€ 10,73 € 2,70
€ 10,59 € 5,41
€ 13,48 € 8,24
€ 13,16 € 8,37
€ 4,62 € 2,30 € 785
€ 6,06 € 1,96 € 519
€ 4,31 € 0,86 € 687
€ 2,84 € 4,98 € 1.072
€ 2,49 € 4,05 € 1.018
€ 1.786
€ 2.894
€ 652
€ 768
€ 947
86%
89%
€ 10,71
€ 11,71
ja € 11,02
ja € 11,66
ja € 11,66
€ 7,96
€ 259 € 272 € 397 € 599 € 532 € 328 € 337 nee, geen aanvullend nee, geen vastaanvullend bedrag vast bedrag nee, geen aanvullend nee, geen vast aanvullend bedrag 8%vast bedrag8% -
-
-
-
3%
1%
-
-
-
-
18%
22%
JA
JA
JA
JA
65%
65%
-
-
-
-
5% 10%
4% 9%
JA -
JA -
JA -
JA -
31% 64% 5%
27% 71% 3%
nee
nee
nee
nee
21%
19%
17,9 4,9
18,3 4,6
10,0 5,9
9,8 5,2
13,1 7,9
18,1 7,6
16,6 8,3
9,8
10,7
2,8
4,0
3,9
3,6
2,8
3,2
3,0
1,3
0,7
1,3
8,6
6,4
37,7
40,5
29,4
19,5
15,0
38,4
39,2
44
Nieuw toegekende vervoersvoorzieningen aantal nieuw toegekende vervoersvoorzieningen (totaal) - aantal nieuw toegekende scootmobielen - aantal nieuw toegekende overige vervoersvoorzieningen - aantal nieuw toegekende individuele geldsomverstrekkingen aantal nieuw toegekende collectieve vervoersvoorzieningen (inc. geldsomverstrekkingen) Gemeentelijke uitgaven voor ondersteunende diensten en dagopvang per inwoner uitgaven maaltijdservice aan huis uitgaven maaltijdservice op gezamelijke locatie uitgaven klussendienst uitgaven wasserette met haal en brengservice uitgaven sociale alarmering uitgaven boodschappenservice uitgaven dagbesteding Aantal gebruikers ondersteunende diensten en dagopvang per 1000 inwoners gebruikers maaltijdservice aan huis gebruikers maaltijdservice op gezamelijke locatie gebruikers klussendienst gebruikers wasserette met haal en brengservice gebruikers sociale alarmering gebruikers boodschappenservice gebruikers dagbesteding Gemeentelijke uitgaven voor dagopvang per inwoner uitgaven ouderen uitgaven GGZ cliënten uitgaven lichamelijk gehandicapten uitgaven verstandelijk gehandicapten uitgaven dementerenden Aantal gebruikers dagopvang per 1000 inwoners gebruikers ouderens gebruikers GGZ cliënten gebruikers lichamelijk gehandicapten gebruikers verstandelijk gehandicapten gebruikers dementerenden
Netto Wmo-uitgaven per inwoner (uitgaven aan hh, hulpmiddelen en uitvoeringskosten min inkomsten) Uitvoeringskosten als % van netto Wmouitgaven
15,7
6,4
17,3
10,4
12,6
10,9
10,0
1,5
0,9
1,7
1,2
1,7
2,4
2,4
5,5
0,9
1,8
3,8
6,9
1,5
1,2
0,2
0,5
0,2
2,0
1,5
13,6
4,9
3,9
7,1
6,3
0,3
8,4
4,6
€ 1,43
€ 0,01
€ 0,00 € 0,00
€ 0,47 € 0,30
€ 1,21
€ 0,03 € 0,53 € 0,13 € 1,44
€ 0,00 € 0,05
6,4
5,9
12,8
7,5 7,3 0,2 6,2 4,5 6,7
2,6 0,7
€ 2,10 € 0,41 € 0,34 € 0,24 € 0,49
€ 0,48 € 0,21
0,1 0,7
10,9 0,7 1,4 0,9 0,8
€ 132
€ 128
€ 130
€ 94
€ 113
€ 140
€ 141
12%
9%
12%
11%
19%
12%
12%
45