Eindrapportage “Sleipnir” Een oefening van het Ministerie van EL&I en de paardensector over de uitbraak van Afrikaanse paardenpest
In opdracht van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Versie defintief 23 oktober 2012
Opgesteld door
INTERNATIONAL SAFETY RESEARCH EUROPE
POSTBUS 61195 2506 AD DEN HAAG www.isreurope.nl
Capgemini Consulting Papendorpseweg 100 3528 BJ Utrecht www.nl.capgemini-consulting.com
1
Inhoudsopgave 1 2
Algemene terugblik.........................................................................................................................3 Speerpunten voor verbetering .......................................................................................................5 2.1 Belangrijke constateringen .....................................................................................................5 2.2 Actiestrategie ..........................................................................................................................5 2.3 Tot slot ....................................................................................................................................7
2
1
ALGEMENE TERUGBLIK
Het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) is verantwoordelijk voor het bestrijden van de aangifte- en bestrijdingsplichtige paardenziekte Afrikaanse paardenpest (APP). Om deze bestrijding, mocht het noodzakelijk zijn, goed uit te kunnen voeren heeft het ministerie van EL&I een draaiboek ontwikkeld voor deze ziekte. Om deze ziekte goed te kunnen bestrijden is het wenselijk is dat ervaring wordt opgebouwd. Daarom is de afgelopen 1,5 jaar uitgebreid gewerkt aan zowel de actualisering van het draaiboek als aan het intensief trainen en oefenen met dit draaiboek en de crisisorganisatie voor een mogelijke uitbraak van de Afrikaanse paardenpest. Na de “Dag van het gezonde paard” eind 2011 is op 26 maart 2012 gestart met de training- en voorbereidingssessie “Kennismaken en kennis delen” in Lunteren. Hier werd duidelijk dat door de relatieve onbekendheid met deze ziekte, het vectorgebonden karakter, het ontbreken van een vaccin en de verregaande psychosociale gevolgen van dit type uitbraak, training en oefening gerechtvaardigd en noodzakelijk waren. De betrokken partijen in deze, wetenschappelijk veterinair adviseurs, de overheid met haar uitvoeringsorganisaties, de georganiseerde paardensector en andere stakeholders, hebben intensief samengewerkt bij de voorbereiding van de oefening. Tijdens een ‘Design sessie’ bij Capgemini Consulting op 14 april dit jaar is een aanzet gemaakt voor de ontwikkeling van een oefenscenario en de oefenopzet. Er waren interessante discussies en nadere kennismaking gaf gelegenheid tot het uitbreiden van het netwerk. Dat deze kennismaking tussen de partijen essentieel was bleek tijdens het moment suprême; de crisisoefening op 26 juni 2012 Op deze dag was een groot aantal spelende deelnemers van alle partijen aanwezig op het Ministerie van EL&I voor de oefening “Sleipnir - een uitbraak van de Afrikaanse paardenpest”. Deze oefening was bijzonder qua opzet omdat op realistische wijze een uitbraak van APP gesimuleerd werd maar vooral ook omdat alle stakeholders elkaar direct konden benaderen en met elkaar konden communiceren. Ook werd de departementale crisisstructuur beoefend en het effect van (sociale) media op dynamische wijze nagebootst. De druk die het niet beschikken over de juiste vaccins oplevert, de onrust in de maatschappij, de mogelijke economische gevolgen en vooral de mogelijkheid van directe communicatie tussen de verschillende spelende partijen zorgden voor een enerverende en leerzame oefening. Er is behoefte aan meer internationale kennisopbouw en -deling over dit type ziekten en de bestrijding hiervan. De aanwezigheid van waarnemers uit de EU, België, Duitsland, Zweden en GrootBrittannië tijdens de oefening heeft daar uiteraard aan bijgedragen. Zij werden tijdens de oefening ook actief betrokken en uitgenodigd feedback te geven.
3
De belangrijkste leerpunten zijn met de deelnemers aan de oefening op 19 september op de “terugkomdag Sleipnir” besproken en geëvalueerd. In het volgende hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan. Wij willen iedereen die zich over een langere periode zo heeft ingezet voor het bereiken van het behaalde resultaat ontzettend bedanken. De groep heeft met veel passie voor het onderwerp een flink aantal maanden succesvol samengewerkt. Mede namens International Safety Research Europe en Capgemini Consulting; Bedankt!
4
2 2.1
SPEERPUNTEN VOOR VERBETERING Belangrijke constateringen
Internationale aandacht. Het is evident dat het vraagstuk rondom de bestrijding van APP niet alleen in Nederland speelt en dat er vanuit het buitenland ook veel vraag is naar hoe we kennisopbouw en deling via bijv. oefeningen als deze kunnen organiseren. Europese harmonisatie. Er is op dit moment een verschil in hoe verschillende lidstaten de Europese de uitvoering van de Europese richtlijn (92/35) interpreteren tijdens een eventuele uitbraak. De richtlijn is op punten verouderd en moet aangepast worden. Moderne inzichten zoals wetenschappelijke adviezen in Nederland geformuleerd, kunnen hierbij aangewend worden. De wil tot samenwerking tussen de partijen in Nederland is zeer duidelijk aanwezig. De sector en de overheid versterken elkaar door het uitwisselen van kennis en ervaring en door het opbouwen van een netwerk tussen de verschillende partijen. De financiële consequenties van een uitbraak met APP zijn omvangrijk. Een goede schaderegeling ontbreekt in Nederland vooralsnog. Maar ook hier wordt de basis gelegd in (aanpassing van) de Europese richtlijn. Voor de taxatie en compensatie van gestorven paarden ten gevolge van een APP uitbraak is een goede schaderegeling nodig. Voor de bestijding van paardenpest en het uitvoeren van alle maatregelen is daarnaast een goede basisregistratie van paarden (Identificatie en Registratie) noodzakelijk. Deze is nog in opbouw in Nederland. Alle opgedane inzichten en leerervaringen zijn ook van belang voor andere uitbraken van (vectorgebonden ) dierziekten en kunnen vertaald worden naar een meer generieke aanpak.
2.2
Actiestrategie
De communicatie tussen de overheid en de sector moet versterkt worden. Alleen op deze manier kan heldere en tijdige risico- en crisiscommunicatie naar de maatschappij tot stand worden gebracht. De overheid moet hierbij haar beperkte rol in communicatie (door alleen vastgestelde informatie te kunnen doorgeven) in deze erkennen en alternatieve oplossingen zoeken in samenwerking met andere partijen. Niet communiceren leidt daarbij tot meer schade dan transparant zijn. Ook wanneer je uitsluitend nog procesinformatie (bijv. over een mogelijke uitbraak) kunt geven. Overheid en sector moeten een gezamenlijke communicatiestrategie vaststellen die de basis vormt voor snel handelen bij het vermoeden van een uitbraak. Transparantie en zichtbaarheid op alle relevante fora en afgestemde boodschappen moeten onderdeel uitmaken van deze gezamenlijke strategie. De aandacht die de uitbraak zal hebben in de maatschappij en de emotie en opwinding die zal ontstaan onder de betrokken partijen (zowel sector als bij hobbyhouders) mag niet onderschat 5
worden. De onrust kan gevolgen hebben die niet vooraf exact ingeschat en overzien kunnen worden. De communicatiestrategie moet hier ook op anticiperen. Bestaande fora zoals BOKT.nl zijn hierin een zeer belangrijk hulpmiddel. Internationale afstemming. De Nederlandse overheid loopt samen met het Verenigd Koninkrijk voorop met het ontwikkelen van een draaiboek. Het verdient aanbeveling EU breed meer overeenstemming te creëren, bijvoorbeeld via onderlinge afstemming van nationale draaiboeken om een grootscheepse (Europese) uitbraak als APP op een effectieve wijze te bestrijden. Met Nederland en het VK alleen komen we er niet. In Brussel zal de lobby inspanning gecontinueerd worden en sterk in zetten op een EU gedragen beleid voor handelingen tijdens een uitbraak van APP. De voorgestelde wijzigingen zouden in lijn moeten zijn met waarover binnen Nederland tussen overheid, wetenschap en sector consensus bestaat over aanpassing van maatregelen richting bijv. besmette paarden, wilde paarden en dierentuinen. Schade-afhandeling. Een wettelijke basis voor een schaderegeling waarin alle betrokkenen zich kunnen vinden en waarin zowel de sector als de overheid een verantwoordelijkheid heeft, moet zijn grondslag vinden in verdere invulling van de EU-regeling. De juiste financieringsmethodiek vraagt nog om gedegen onderzoek. Dit moet nu ter hand worden genomen. Zowel de bestrijding van APP als ook de schadeafhandeling vraagt om een goede basisregistratie van paarden (I&R). De verplichting van registratie van paarden kan door opname in de Europese richtlijn worden afgedwongen. Als deze verplichting ontstaat, kan aan de sector worden overgelaten hoe de invoering (technisch) bijvoorbeeld via chipregistratie plaats kan vinden. De Publiek Private samenwerking De samenwerking tussen Overheid en Sector, dient verder invulling te krijgen. De bestaande verantwoordelijkheidsverdeling (de overheid is uiteindelijk verantwoordelijk voor de bestrijding) is hierbij leidend. Maar hoe deze verantwoordelijkheid verder geoperationaliseerd kan worden in effectieve afstemming met en advisering vanuit de sector en de wetenschap richting de overheid moet verder uitgewerkt worden. Het is in ieder geval noodzakelijk om periodiek met elkaar in gesprek te blijven en informatie uit te wisselen. Hiertoe zou het instellen van een “informatieknooppunt” kunnen worden verkend. Waarin wetenschap, onderzoek, sector en overheid bijv. 2 keer per jaar informatie uitwisselen over onderwerpen die er toe doen. Een “informatieknooppunt” kan op deze wijze bijdragen aan meer éénduidige informatiedeling en kennisdeling over bijv.: • Onderzoek naar zowel een vaccin als andere zaken kan de bestrijding van de APP verbeteren. Dit kan op nationaal of internationaal niveau. Keuzes moeten hierbij worden gemaakt welke (Europese) onderzoeken naar vaccins worden uitgevoerd • Richtlijnen voor andere (vectorgebonden) ziekten In het informatieknooppunt moet ook een vertegenwoordiging van of namens de ongeorganiseerde houders komen. Idealiter hebben degenen die deelnemen voldoende mandaat.
6
2.3
Tot slot
De oefening “Sleipnir” is afgerond. Het blijft noodzakelijk om de ontwikkeling van het draaiboek en het verdiepen en verbeteren van de contacten onderling te ondersteunen. De oefening heeft actiepunten opgeleverd waar direct mee aan de slag kan worden gegaan. De oefening heeft iedereen buitengewoon veel opgeleverd: Kennis, contacten, ervaring maar ook inzicht in de open einden die nog moeten worden ingevuld. Alleen als we daar mee aan de slag gaan kan Nederland zich “APP proof” noemen en zijn we goed toegerust bij een mogelijke uitbraak van deze ziekte.
7