Eindrapportage Innovatiearrangement 22 februari 2012
HPBO gegevens
Nummer en naam van het project1:
MplusH IA 07314
Projectduur: Startdatum: Geplande einddatum: Gerealiseerde einddatum:
3 jaar, 8 maanden 01-04-2008 31-03-2011 31-12-2011
Eindrapportage opgesteld door:
Jan Raaijman (ICBA, extern projectleider)
Bij de totstandkoming van deze eindrapportage zijn betrokken: Hein van den Hoek Adrie Bressers Eric Holtman Andrea de Boeij Wilfrie Koekkoek Kea Bouwman Eddy van Laar Hans van der Vinne Marian van der Meijs
Voeg de rapportage(s) van het onderzoek als bijlage toe. Licht kort toe welke onderzoeksvraag in de rapportage is uitgewerkt. Naam van de bijlage met korte toelichting:
Eindmeting MplusH Eindverslag van de monitoring van dit project bij studenten, docenten en bedrijven.
Procesmanager vanuit het HPBO:
Huub Schmitz
1 Daar waar “project” staat, wordt ook “samenwerkingsverband” bedoeld.
Inhoud
1. Realisatie vernieuwingen
1
1.1. De realisatie van de doorlopende leerlijn (doelstelling 1 en 7)
1
1.2. De realisatie van de bedrijfsprojecten (doelstelling 4)
2
1.3. De betrokkenheid van het bedrijfsleven (doelstelling 2 en 5)
3
1.4. Versterking doorstroom en beperking uitval studenten (doelstelling 3 en 6)
4
1.5. Aanpassingen aan de projectdoelstellingen
5
2. Bijsturing n.a.v. Advies Auditcommissie
5
3. Bevorderende en belemmerende factoren
6
4. Zichtbare resultaten en meetbare effecten
7
4.1. Onderzoeksopzet
7
4.2. Resultaten van de uitgevoerde onderzoeken
8
5. Borging 5.1. Human Technology 5.2. RXH
9 9 10
6. Leren en reflectie
10
7. Samenvatting
12
1.
Realisatie vernieuwingen De doelstelling van het project is de realisatie van één gezamenlijk mbo-hbo opleidingstraject met gedifferentieerde in- en uitstroommomenten en niveaus, gebaseerd op contextrijk, competentiegericht leren in praktijknabije leersituaties in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. De beoogde resultaten zijn: 1
2 3 4 5
6
7
Opleidingen binnen Roc Nijmegen en binnen Rijn IJssel worden geïntegreerd met de opleidingen binnen de HAN. Het betreft de opleidingen: WEI-cluster (Werktuigbouw, Elektrotechniek, Installatietechniek), Bouw en Infra, ICT en Mobiliteit en Logistiek; Er worden 8 ambassadeurs vanuit het bedrijfsleven aangesteld met daarachter een 8-tal groepen bedrijven waarmee afspraken worden gemaakt; Er zullen naar schatting 200 studenten deelnemen aan het traject; Er worden minimaal 160 bedrijfsprojecten uitgevoerd, binnen en buiten de school; De betrokkenheid van het bedrijfsleven bij het onderwijsproces intensiveert. Bij alle bedrijfsprojecten krijgen bedrijven een actieve begeleidende en coachende rol. Zij verzorgen 25% meer gastlessen en vervullen een structurele rol bij de beoordeling van studenten; De instroom zal aan het eind van het project met 15% zijn toegenomen. De uitval neemt af met 25% en de doorstroom van mbo naar hbo neemt toe met 25%;
Gerealiseerd zonder Mobiliteit en Logistiek
De verkorting van de leerweg mbo-hbo wordt gerealiseerd en verankerd.
Verkorting gerealiseerd, deels verankerd
Gedeeltelijk gerealiseerd Ruim gerealiseerd Ruim gerealiseerd Gerealiseerd
Instroom en beperking uitval ruim gerealiseerd
De realisatie van deze projectdoelstellingen wordt hieronder geclusterd toegelicht: 1.1.
De realisatie van de doorlopende leerlijn (doelstelling 1 en 7) a. Ontwikkelde producten: Er zijn een tweetal kaderstellende notities gerealiseerd: • Gemeenschappelijke uitgangspunten voor het onderwijs • Studieloopbaanbegeleiding in ‘MplusH’ b. Aanpak: Er zijn ontwikkelteams samengesteld van vijf à zes mensen uit mbo en hbo, die veel zicht hadden op de te behalen niveaus voor studenten. Zij zijn gestart met de kwalificatiedossiers. De eindtermen van de mbo-opleiding en de doelen van het propedeusejaar zijn vergeleken. Voor zover er overlap was, kregen de mbo-leerlingen vrijstelling. Bij de doorlopende leerlijn zitten vierdejaars van het mbo en eerstejaars van het hbo bij elkaar in een klas. De mbo leerlingen werken zowel toe naar het behalen van hun mbo-diploma als hun propedeuse. De leerlingen maken in het derde jaar mbo een keuze voor het MplusH-traject. Er zijn dus twee groepen in het vierde jaar mbo: een groep van die het reguliere programma volgt gericht op het behalen van het mbo diploma en een groep die kiest voor doorstroming naar het hbo. Groot verschil tussen de groepen is dat de MplusH’ers het hele jaar school hebben en de reguliere leerlingen een halfjaar school en een halfjaar stage, waarin ze ook hun examinering doen. MplusH biedt studenten de mogelijkheid hun opleiding met één jaar te verkorten.
1
MplusH IA 07314
c.
Aantallen studenten bij Bouwinfra en ICT: Instroomjaar en richting
d.
1.2.
Reguliere instroom uit vo in MplusH (reguliere studenten propedeuse HAN)
Instroom mbo in MplusH (studenten laatste jaar mbo)
Doorstroom mbo-hbo in MplusH (uit kolom instroom mbo)
ICT/ICA: September 2009
19
26
15 (van 26) =58%
September 2010
27
10
10 (van10)=100%
September 2011
43
11
Nog niet bekend
Bouw infra/ Built environment: September 2009
nvt
24
18 (van 24)=75%
September 2010
24
22
15 (van 22)=68%
September 2011
18
21+ 9
Nog niet bekend
Binnen Engineering is de ontwikkeling later gestart. Hier zijn tussen de betrokken scholen afspraken gemaakt over een toekomstige verdeling van de onderliggende opleidingen. De bedoeling was om doorlopende leerlijnen mechatronica in Nijmegen uit te voeren, en de doorlopende leerlijnen elektrotechniek en werktuigbouw in Arnhem. De HAN heeft een opleiding Technologie en Samenleving ontwikkeld, waarvoor echter geen toestemming werd verleend om ermee te starten. De accreditatiecommissie achtte de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding onvoldoende aangetoond. Rijn IJssel heeft een opleiding Human Technologie ontwikkeld, die mede tot doel had aan te sluiten bij de hbo-opleiding Technologie en Samenleving. Doordat deze hbo-opleiding niet is goedgekeurd, kon er geen eenduidige aansluiting worden gerealiseerd.
De realisatie van de bedrijfsprojecten (doelstelling 4) Dit innovatiearrangement beoogde een doorlopende leerlijn te realiseren waarbinnen bedrijfsprojecten een belangrijke rol spelen. Doel hiervan was de verbetering van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven in het kader van contextrijk leren in praktijknabije situaties. Bedrijfsprojecten bieden de meerwaarde van het werken met projecten in of uit de echte praktijk. In het kader van het project werd de student uitgedaagd binnen een project een bijdrage te leveren aan voorafgestelde doelen en binnen een vastgestelde periode en methodiek. Zij leren daarbij ook zelf structureren en plannen. Het min of meer vrijblijvende karakter van de stage wordt daarmee verlaten. De toegevoegde waarde voor bedrijven die bedrijfsprojecten laten uitvoeren neemt hierdoor sterk toe. a. Ontwikkelde producten: Ten behoeve van de ordening van de bedrijfsprojecten is een kaderstellende notitie ontwikkeld over de bedrijfsprojecten, is een briefing opgesteld voor deelnemende bedrijven en is door de stuurgroep op basis van gesprekken met alle geledingen een advies opgesteld over omgaan met de verschillende varianten van bedrijfsprojecten. Hierbij is rekening gehouden met de verschillen in de betrokken bedrijfstakken. De verschillende varianten zijn: 2
MplusH IA 07314
Bedrijfsprojecten, die in de praktijk plaatsvinden als onderdeel van de doorlopende leerlijn: Deze variant bleek het meest geschikt bij grotere bedrijven in omvangrijke projecten met een heldere projectplanning. Voor het MKB bleek het lastig om deze variant goed in te plannen. • Bedrijfsprojecten, die de stage vervangen en waarnaast geen lessen plaatsvinden. Dit type bedrijfsprojecten vervingen de bestaande stageperiodes. Doordat er steeds sprake was van duidelijk geformuleerde, authentieke opdrachten werd de leerervaring van studenten kennisintensiever en nam de tevredenheid van het bedrijfsleven over de studenten toe. • Bedrijfsprojecten, die de lesblokken van authentieke opdrachten voorzien, praktijkgericht maken en in grote lijnen op school worden uitgevoerd: gebleken is dat dit type bedrijfsprojecten zinvol is als alternatieve invulling tijdens economische recessie, zoals in de projectperiode. De opdrachten zijn gebaseerd zijn op levensechte bedrijfssituaties, en worden geschikt gemaakt voor invulling door groepen studenten. In totaal zijn 220 bedrijfsprojecten uitgevoerd bij 167 bedrijven. Daarmee is een sterke basis gelegd voor een structurele aanpak van een meer contextrijke en vraaggestuurde invulling van bedrijfsprojecten, die in plaats komen van de oorspronkelijke stageaanpak. •
1.3.
De betrokkenheid van het bedrijfsleven (doelstelling 2 en 5) De betrokkenheid van het bedrijfsleven was een belangrijk uitgangspunt in het project. Er is veel geïnvesteerd zodat bedrijven niet slechts alleen ad hoc betrokken zijn bij de beroepsopleiding in de doorlopende leerlijn, maar er is fors op ingezet om vooraf gestructureerde afspraken te maken met een zo breed mogelijke geleding van bedrijven. De in het kader van MplusH ingezette benadering van bedrijven via de zogenaamde bedrijfsambassadeurs is vooral in de sector Bouw-Infra succesvol gebleken, maar andere sectoren bleken minder goed via die weg te benaderen. Daarnaast bleef de betrokkenheid van bedrijven toch vooral gecentreerd rondom de bedrijfsprojecten, en bleef hun inzet rondom de ontwikkeling van de doorlopende leerlijn, relatief beperkt.
3
MplusH IA 07314
a.
b.
c. 1.4.
Ontwikkelde producten en instrumenten: De betrokkenheid van bedrijven is gerealiseerd door middel van een opdrachtbrief voor bedrijfsambassadeurs, de aanstelling van 8 ambassadeurs, en de instelling van overlegplatforms tussen afdelingsmanagers en ambassadeurs per cluster. Elke ambassadeur opereert namens een eigen achterban. Mede ingegeven door het advies van de auditcommissie is een advies opgesteld over de wijze van omgaan met het bedrijfsleven in de doorlopende leerlijn. Aanpak: Bij de start van het project zijn een achttal ambassadeurs benoemd en is overleg opgestart tussen deze ambassadeurs en de betrokken afdelingsmanagers. Dit heeft voor de sector Bouwinfra geresulteerd in een regulier afstemmingsoverleg. Bij de overige sectoren is uiteindelijk gekozen voor een benadering vanuit de bestaande contacten vanuit de betrokken scholen. Belangrijke overweging hierbij was, dat het opstarten van een apart overleg tussen drie scholen met een groep bedrijven, puur gericht op de doorlopende leerlijn, bestaande overleggen en afspraken te veel zouden doorkruisen. Kwantitatief: er zijn 167 bedrijven betrokken bij MplusH.
Versterking doorstroom en beperking uitval studenten (doelstelling 3 en 6) a. De studieloopbaanbegeleiding van de studenten werd in het kader van het project sterk geïntensiveerd. Dit om de studenten beter te leren kiezen voor differentiaties of bedrijfsprojecten. Als uitgangspunt voor de studieloopbaanbegeleiding werd voortgeborduurd op het gedachtegoed van Mariska Kuipers over integrale loopbaanbegeleiding (zie schema). Deze uitgangspunten werden vertaald in een kaderstellende notitie over studieloopbaanbegeleiding in MplusH en in extra rollen voor de studieloopbaanbegeleiders die daarvoor ook extra begeleidingsuren kregen toegewezen.
Integrale loopbaanbegeleiding
Intakegesprek Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP)
Instroomassessment POP-gesprekken
Doorstroomassessment
Uitstroomassessment
b.
Portfolio
Voortgangsgesprekken (inclusief inter- en supervisie)
Reflectieverslagen
Praktijkevaluaties
Door deze aanpak kregen studenten meer gelegenheid hun mogelijkheden, kansen en wensen te herkennen en te benutten. In de praktijk betekende dit dat de mbo studenten in het derde 4
MplusH IA 07314
jaar in de gelegenheid werden gesteld te kiezen voor afronding van hun mbo-opleiding, of voor een verdere focus op doorstroom naar het hbo. Gebleken is dat deze aanpak heeft geleid tot een verhoging van de doorstroom naar het hbo met 18% en een verlaging van de tussentijdse uitval met 54%. 1.5.
Aanpassingen aan de projectdoelstellingen a. Verlenging projectduur. In overleg met HPBO is de projectduur van dit innovatiearrangement verlengd tot eind 2011. Daardoor kon het hele schooljaar 2010-2011 nog verder worden geëxperimenteerd met de doorlopende leerlijn en konden nog nieuwe bedrijfsprojecten worden gerealiseerd b. Verder zonder mobiliteit en logistiek. Omdat het Roc Nijmegen en de HAN ook deelnemen aan het innovatiearrangement BCC (Bedrijfs Competence Centre), is het cluster mobiliteit en logistiek uit MplusH weggelaten. Dit is gecompenseerd door aanvullende inspanningen in de andere drie clusters.
2.
Bijsturing n.a.v. advies Auditcommissie De Auditcommissie is op 21 juni 2010 op bezoek geweest in Nijmegen. Na de gesprekken met diverse geledingen gaf de commissie dit project een positief mits. De commissie constateerde een grote motivatie bij zowel docenten als studenten om via een MplusH methodiek beter gemotiveerde en beter voorbereide studenten in het hbo te laten instromen. Toch zag de commissie dat de ontwikkeling van MplusH nog in een zeer divers stadium verkeerde. Er zijn grote verschillen tussen de sectoren waarneembaar en ook tussen de twee roc’s. De commissie gaf een aantal adviezen mee die het verdere verloop van het project zijn opgepakt en die hier kort worden besproken: a. Zorg voor een nadere verkenning van verschillende varianten van bedrijfsprojecten: Er is gedurende twee schooljaren geëxperimenteerd met bedrijfsprojecten, in een periode van economische recessie. Door de verschillende varianten van bedrijfsprojecten kon hier flexibel op worden ingespeeld. Zo zijn er meer binnenschoolse bedrijfsprojecten gerealiseerd, en minder bedrijfs5
MplusH IA 07314
b. c. d.
e.
3.
projecten in de doorlopende leerlijn. De bedrijfsprojecten in de doorlopende leerlijn bleken vooral inpasbaar bij omvangrijke, langjarige projecten bij vooral grotere ondernemingen en bleken, juist in deze economisch moeilijke tijden, moeilijker in te passen in het MKB. De stagevervangende projecten bleken hiervoor juist goed te voldoen, omdat deze een grotere flexibiliteit kenden in doelstelling en hier vaker volstaan kon worden met één student in plaats van een groep van 3 of 4. Zorg voor extra communicatie naar studenten: Dit is gerealiseerd doordat de studieloopbaanbegeleiding in het tweede deel van het project beter op stoom is gekomen. Zorg voor extra aandacht voor effecten: tussentijds werd vooral op de processen gemonitord. Bij de eindmeting werden de effecten op in- door en uitstroom gemeten. Zorg ervoor dat het bedrijfsleven meer wordt betrokken bij het expliciteren van de praktijkgerichtheid: in overleg met de stuurgroep, opleidingsmanagers en bedrijven is gekeken naar de beste manier om de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven te borgen. Hierbij is gekozen voor aansluiting bij de bestaande relaties van de scholen met de bedrijven. Zorg voor extra aandacht aan de borging van de resultaten van het project: In de laatste fase van het project is uitgebreid contact geweest met het samenwerkingsverband RXH. Met dit al langer bestaande samenwerkingsverband van zes roc’s en de HAN is gesproken over de mogelijkheden om de ontwikkelde doorlopende leerlijnen ook in andere regio’s te gaan aanbieden.
Bevorderende en belemmerende factoren a.
b.
Algemeen oordeel over de voortgang: • Het project heeft geleid tot het realiseren van succesvolle doorlopende leerlijnen bij verschillende technische opleidingen. Dit heeft geleid tot verhoging van de doorstroom van mbo-studenten naar het hbo. De verschillen tussen de betrokken roc’s werden in de loop van het project meer zichtbaar en hebben geleid tot verschillende oplossingsstrategieën in de doorlopende leerlijn. De betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de bedrijfsprojecten was goed, maar hun betrokkenheid bij de ontwikkeling van de doorlopende leerlijn is niet goed uit de verf gekomen. Het bedrijfsleven had hier vooraf hogere verwachtingen van. Met name werd verwacht dat het project zou leiden tot meer flexibiliteit bij de opleidingen om snel en adequaat in te kunnen spelen op vragen vanuit het bedrijfsleven. De organisatie van de doorlopende leerlijn bood echter minder ruimte dan gehoopt. Eigenaarschap bij de samenwerkingspartners: • Tijdens het project hebben zich in de bemensing van de stuurgroep veel mutaties voorgedaan, door verschuivingen in de directies van de deelnemende scholen. Steeds zijn opvolgers ook in de stuurgroep gaan participeren zodat de continuïteit werd gewaarborgd. Ook hebben zich accentverschuivingen voorgedaan zoals de opstart van een nieuwe opleiding Human Technologie bij Rijn IJssel die consequenties had voor hun bijdrage aan de ontwikkelgroep Engineering. • Mede door de hierboven genoemde mutaties werden de verschillen tussen de deelnemende scholen meer zichtbaar in de loop van het project. Daardoor werd de ontwikkeling van de doorlopende leerlijn vooral in Nijmegen gerealiseerd, en was Rijn IJssel vooral bezig met het realiseren van bedrijfsprojecten.
6
MplusH IA 07314
De economische crises had consequenties voor de invulling van de bedrijfsprojecten en was ook niet bevorderlijk voor de inhoudelijke betrokkenheid van bedrijven bij de invulling van de doorlopende leerlijn; Projectorganisatie: • In het tweede deel van het project is besloten de aansturing van het project meer in handen te leggen van de betrokken opleidingsmanagers van de scholen. Dat gaf een positieve impuls op de inbedding van de doorlopende leerlijn maar beperkte de doorontwikkeling ervan enigszins. De belangrijkste producten werden de eerste twee jaar van het project door een gezamenlijke projectgroep ontwikkeld, zoals de uitgangspunten voor het onderwijs, het begeleidingsmodel en de aanpak van de bedrijfsprojecten. Daarna werd het steeds belangrijker om te borgen dat met de ontwikkelde aanpak zo intensief mogelijk werd geëxperimenteerd. Het zwaartepunt in de ondersteunende rol van ICBA bij het project verschoof daardoor in de loop van het project van ontwikkeling naar monitoring. Haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de plannen: • In de laatste fase van het project liepen de betrokken scholen aan tegen de verscherpte eisen vanuit de Inspectie van het onderwijs. De flexibiliteit die het opleidingsprogramma in de doorlopende leerlijn vraagt en de invulling van delen van de opleiding via extern georganiseerde bedrijfsprojecten, bleek voor de Inspectie erg lastig uit te leggen. Om die reden is de Hoofdinspecteur van het Onderwijs uitgenodigd om mee te praten over de manier waarop hierover goede afspraken gemaakt kunnen worden. Beschikbare tijd en middelen • De toegekende verlenging van de projectperiode heeft het mogelijk gemaakt een extra schooljaar te kunnen experimenteren met de doorlopende leerlijn en het werken met bedrijfsprojecten. Wettelijke eisen • De recente ontwikkelingen in het mbo waarbij op korte termijn driejarige programma’s moeten worden aangeboden sluiten niet aan bij de uitgangspunten waarop de doorlopende leerlijn in MplusH is ontwikkeld. In de komende periode zal moeten worden bezien hoe deze nieuwe beleidsregel ingepast kan worden met behoud van zoveel mogelijk onderdelen van MplusH. Hierbij speelt ook de macrodoelmatigheidsdiscussie binnen het mbo. Binnen de Gelderse roc’s vinden gesprekken plaats die ertoe moeten leiden dat het aanbod van Mbo opleidingen beter op elkaar wordt afgestemd. Onderdeel van deze operatie is de mogelijkheid dat leerlingen worden ingeschreven in brede opleidingsdomeinen, in dit geval techniek. Deze beleidsontwikkelingen zullen invloed hebben op de verduurzamingsmogelijkheden van de opbrengsten van MplusH. •
c.
d.
e.
f.
4.
Zichtbare resultaten en meetbare effecten
4.1.
Onderzoeksopzet Om de voortgang van de projectdoelstellingen en het innovatieproces goed te kunnen monitoren, zijn gedurende het project een drietal meetmomenten ingesteld: een nul-, tussen- en eindmeting. De nulmeting is uitgevoerd in het najaar van 2008/voorjaar van 2009. Deze meet de uitgangssituatie bij de verschillende doelgroepen (bedrijven, studenten, scholen, projectpartners) op het moment dat MplusH nog niet gestart is, of in de startfase verkeerde.
7
MplusH IA 07314
De tussenmeting heeft halverwege de projectperiode plaatsgevonden (voorjaar van 2010) bij dezelfde doelgroepen. De eindmeting vond plaats aan het eind van de projectperiode, medio 2011 (maartseptember). Bij alle drie de metingen wordt gebruik gemaakt van dezelfde instrumenten (met soms een kleine aanpassing), zodat ontwikkelingen in de tijd zichtbaar zijn. De tussenmeting en eindmeting zijn afgenomen bij de groepen die daadwerkelijk betrokken zijn bij het MplusH innovatietraject. De nul-, tussen- en eindmeting bestaan uit een 4-tal instrumenten die zijn afgenomen bij de verschillende doelgroepen: a. Bedrijven enquête (via internet) Onderwerpen: betrokkenheid bij en tevredenheid met: het onderwijs, de onderwijsontwikkeling en de bedrijfsprojecten. De nulmeting vindt plaats onder een brede groep bedrijven, de tussen- en eindmeting onder bedrijven waar MplusH bedrijfsprojecten plaatsvinden. b. Conditie enquête (via internet) Onderwerpen: de vijf condities voor effectief innoveren. Alle metingen vinden plaats onder projectgroepleden MplusH, ontwikkelteams MplusH, stuurgroep MplusH en MplusH ambassadeurs uit het bedrijfsleven. c. Studenten enquête (schriftelijk/mail) Onderwerpen: praktijkgerichtheid, flexibiliteit, tempo, maatwerk traject, loopbaanbegeleiding, POP. De nulmeting is uitgevoerd onder reguliere studenten/deelnemers van de betrokken studierichtingen (leerjaar 3-4 roc, leerjaar 1 hbo), de tussen- en eindmeting zijn afgenomen onder studenten die deelnemen aan het opleidingstraject van MplusH (leerjaar 4 roc, leerjaar 1 hbo). d. Uitdraai data uit schooladministratie Onderwerpen: in-, door- en uitstroomgegevens, tussentijdse uitval. De gegevens worden verkregen uit de schooladministraties van de betrokken scholen. De opzet voor de metingen is gebaseerd op het door HPBO en Cinop EC gehanteerde onderzoeksmodel en tot stand gekomen in overleg met projectgroepleden van Roc Nijmegen, Roc RijnIJssel en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Ook de kwaliteitszorgmedewerkers van de genoemde instituten en de projectleider van het MplusH project zijn bij de opzet en uitvoering van de metingen betrokken. Dr. Ellen Verheijen van CINOP EC heeft als Critical Friend vanuit het HPBO ondersteund bij de opzet van de nulmeting. ECBO heeft de gegevensverzameling voor de conditie enquête verzorgd. Roc Nijmegen verzorgde de uitvoering van de bedrijvenenquête en HAN en de beide Roc’s hebben vragenlijsten voor de studentenenquête uitgezet. Bij de opzet van de metingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij instrumenten en processen die al bij de betrokken partners in gebruik zijn. Zo is de studentenenquête gebaseerd op de studentenenquête die bij de HAN in gebruik is. 4.2.
Resultaten van de uitgevoerde onderzoeken Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt: a. MplusH studenten (t.o.v. reguliere studenten) • hebben een iets beter beeld over wat de opleiding onder een goede manier van leren verstaat; • ervaren de loopbaanbegeleiding meer als een waardevolle ondersteuning; 8
MplusH IA 07314
de MplusH studenten uit Nijmegen ervaren meer aandacht voor hun leervragen en leerbehoeften en een betere begeleiding bij inhoudelijke keuzes; • ervaren meer keuzemogelijkheden binnen de opleiding; • hebben een beter beeld van het onderwijsaanbod; • hebben vaker contact met het werkveld; • zijn vaker van mening dat ze straks een grotere kans op een baan hebben. MplusH Bedrijven die betrokken zijn bij MplusH (t.o.v. bedrijven vóór de invoering/die niet betrokken zijn bij MplusH) • zijn vaker positief tot zeer positief over de kwaliteit van de opleiding; • het oordeel van bedrijven over het niveau van de studenten is gestegen; • hebben een grotere betrokkenheid bij de bedrijfsprojecten. Tussentijdse uitval: De tussentijdse uitval in de beide roc’s is de afgelopen 3 jaar met 54% afgenomen (van 11% in schooljaar 2008-2009, naar 5% in 2010-2011). Voor de richtingen B&I, ICT (waar de MplusH doorstroomgroepen gestart zijn) is de afname zelfs 70%.(van 14% in schooljaar 2008-2009, naar 4% in 2010-2011). De daling in tussentijdse uitval hangt samen met meerdere factoren, MplusH kan daarin een rol gespeeld hebben. De toename van de doorstroom mbo-hbo in de MplusH groepen bedraagt 18% (over de schooljaren 2009-2010 en 2010-2011). Resultaten studenten: Dat het MplusH programma werkt, blijkt uit de resultaten: de mbo-deelnemers uit het MplusH programma blijken in 2010 gemiddeld hogere cijfers te halen dan de reguliere propedeuse studenten (met een havo, vwo of mbo-diploma). Ook behalen de mbo MplusH-deelnemers (op 4 van de 6 onderwijseenheden) meer studiepunten dan de reguliere studenten.
•
b.
c.
d.
5.
Borging De borging van het project verloopt langs twee lijnen. Enerzijds houden de betrokken scholen bij de ontwikkeling van nieuwe opleidingen rekening met de opbrengsten van het project. Dit wordt hieronder geïllustreerd rondom de ontwikkeling van de mbo-opleiding Human Technology (paragraaf 5.1). Anderzijds is afgesproken om MplusH over te dragen aan het samenwerkingsverband RxH, hét overlegplatform van 6 roc’s en de HAN (paragraaf 5.2).
5.1.
Human Technology Binnen het themaveld Engineering is een voorstel uitgewerkt voor een betere aansluiting tussen het mbo en hbo. Dit is vorm gegeven in een nadere toespitsing van het DOL-Teng programma (onderdeel van bestaande afspraken binnen RxH). Zowel Rijn IJssel als de HAN zijn bezig gegaan om een nieuw en innovatief technisch aandachtsgebied te ontwikkelen waar naast de inhoudelijke technische aspecten, vooral ook de aandacht wordt gegeven aan de mens in de technische omgeving. Gerealiseerd is tijdens de projectperiode een opleidingsprogramma met als richtsnoer het Kwalificatie-dossier Human Technology. Daarin is expliciet uitgewerkt hoe de wisselwerking tussen menselijke 9
MplusH IA 07314
gebruikers en de harde techniek plaatsvindt en welke competenties dat vraagt van toekomstige beroepsbeoefenaren. Binnen de HAN is gewerkt aan een deels vergelijkbare opleiding Technologie en Samenleving. Voor Rijn IJssel heeft dit ontwikkelwerk er in geresulteerd dat per schooljaar 2011/2012 is gestart met een 1e klas in de opleiding Human Technology. Het gaat om een opleiding die vanaf het begin als een driejarige mbo niveau 4 opleiding is vormgegeven. Daarmee voldoet de opleiding nu al aan de nieuwe richtlijnen volgens de nota ‘Focus op Vakmanschap’. Uitgangspunt daarbij is dat de studenten optimaal aansluiting vinden bij de verwante hbo-opleiding(en). Helaas is de door het hbo ontwikkelde opleiding Technologie en Samenleving niet goedgekeurd en kon daardoor niet worden opgestart. De doorlopende leerlijn die voorzien was tussen Human Technology en Technologie en Samenleving, kon daardoor niet worden gerealiseerd, maar zal plaatsvinden in de richting van de overige HTS opleidingen. 5.2.
RxH De belangstelling voor de aansluiting tussen mbo en hbo is niet nieuw. Breed wordt erkend dat de vraag naar mensen met een hogere, praktijkgerichte opleiding toeneemt. De optimalisering van de aansluiting tussen de verschillende schooltypes is hiervoor een vereiste. In 2000 hebben vier roc’s met de HAN een initiatief gestart voor het verkorten van de doorlooptijd van het mbo-hbo traject, het verbeteren van de afstemming in werkvormen en leerstijlen en het terugbrengen van uitval in de propedeuse door studenten beter voor te bereiden op de hbo-studie. Dit initiatief is uitgegroeid tot het samenwerkingsverband RxH, waarin nu zes roc’s (Roc Aventus, Rijn IJssel, Roc Nijmegen, Roc A12, Het Graafschap College en Roc de Leijgraaf) en de HAN werken aan een soepele overgang van het mbo naar de HAN, door het ontwikkelen van doorlopende leerwegen en een goede studieloopbaanbegeleiding. Er zijn veel overeenkomsten tussen MplusH en RxH. Daarom hebben de partijen besloten dat MplusH ingebed gaat worden in RxH. Met name het ontwikkelen van domeinbreed onderwijs binnen clusters, is iets om verder uit te bouwen in RxH-verband. Via RxH kan de intensieve samenwerking gecontinueerd worden tussen de partners op zowel bestuurlijk als onderwijsniveau. De ontwikkeling van doorlopende leerwegen kan via RxH verder gaan tot geïntegreerde leerwegen voor een betere aansluiting, één jaar verkorting van mbo-hbo en terugdringing van de uitval. De samenwerking met het bedrijfsleven kan verder uitgewerkt worden om projecten en stages te koppelen aan POP’s.
6.
Leren en reflectie Verdiepend onderzoek ECBO In het kader van het verdiepend onderzoek binnen dit Innovatiearrangement heeft MplusH geparticipeerd in een ECBO onderzoek naar slimmer werken in Innovatiearrangementen. In dit onderzoek zijn ECBO in samenwerking met Interstudie NDO ontwikkelteams van een vijftal innovatiearrangementen onderzocht. (ECBO Onderzoek “Slimmer werken in het beroepsonderwijs”, De Vijlder en Rozema, oktober 2011, definitief eindrapportage verwacht in maart 2012).
10
MplusH IA 07314
De doelstelling van dit onderzoek was als volgt geformuleerd: Wat is de rol van kennis als het gaat om het verbeteren van prestaties en innovaties van instellingen met het oog op leren van de organisaties? Wat is ondersteunend dan wel belemmerend voor dit proces? •
In de eindrapportage van dit onderzoek wordt een algemene conclusie getrokken over het kennisgebruik van ontwikkelteams: “De ontwikkelteams die centraal stonden in deze studie, bleken allen resultaatgericht, gedreven en collegiaal aan (kennis)producten te werken die passen bij de doelgroep die men begeleidt. Opvallend was de teams relatief geïsoleerd opereren. Men maakt over het algemeen weinig gebruik van andere kennisbronnen dan de eigen ervaringskennis. Daarnaast werd geconstateerd dat de teams maar zeer beperkt prikkels krijgen om hun handelen te richten op duurzaam kennisintensief werken. De teams krijgen geen expliciete handvatten aangereikt om de kwaliteit van hun opbrengsten of hun werkwijze te evalueren. In de opdracht speelt ‘gebruik maken van kennis’, slim werken’ of ‘kennis verspreiden’ nauwelijks een rol. Punten die op bestuursniveau van de school vaak wel op de agenda staan. Op het gebied van kennis lijkt een kloof te zijn tussen de rationaliteit van de bestuurders (verbreding, verdieping en verduurzaming van kennis) en die van de ontwikkelteams: goede toegepaste producten ontwikkelen voor een specifieke doelgroep. Er kan pas sprake zijn van kennisintensivering als er een verbinding komt tussen beide rationaliteiten. Kennisontwikkeling is een sociaal communicatief proces dat staat of valt bij de kwaliteit van de relatie en interactie van de teamleden. Om de kennisontwikkeling te verdiepen zou er meer gebruik gemaakt kunnen worden van bestaande kennis. Wel moeten teams uitgedaagd worden zelf kennis te ontwikkelen, en ruimte krijgen om zelf een strategie te bepalen voor het vervullen van de opdracht. Verder hebben de teams, om een aanpak te bepalen die leidt tot een zichtbaar goed resultaat, checks en balances nodig die geformuleerd zijn door een opdrachtgever. Om de kennisontwikkeling te verbreden zou er meer aandacht moeten zijn voor de opdrachtformulering: verduurzaming en kennis moeten er onderdeel van zijn uitmaken. Om het hele proces te ondersteunen is een leider nodig die faciliteert dan wel inspireert. En iemand die teamleden aan kan zetten tot reflectie”.
•
Specifiek voor MplusH geldt dat op een aantal manieren actief gewerkt is aan kennisontwikkeling en reflectie: De ontwikkelteams kregen een opdrachtbrief alsmede een aantal visiedocumenten over de uitgangspunten voor het te ontwikkelen onderwijs. Ook zijn gedurende het project een aantal gezamenlijke visiebijeenkomsten georganiseerd. Zo vond bij aanvang van het project een startconferentie plaats en is halverwege een stand van zaken bijeenkomst georganiseerd. Onder meer op deze momenten is intensief gesproken over de bestuurlijke ambities van de scholen en de bedrijven en over de te kiezen aanpak in de ontwikkelteams. De ontwikkelteams werden vervolgens samengesteld uit docenten vanuit de beide roc’s en de HAN. In het project was voorzien in ondersteuning van deze ontwikkelteams door het projectteam en door afstemmingsoverleg met de bedrijfsambassadeurs. Maar mede door de intensiteit van de werkzaamheden in de ontwikkelteams, is de feitelijke ontwikkeling van het design van de doorlopende leerlijn een relatief autonoom proces geweest. De uitwisseling over te hanteren uitgangspunten en gemaakte keuzes heeft daardoor vooral aan het begin en aan het eind van het ontwikkelproces plaats gevonden, en slechts beperkt gedurende de ontwikkeling zelf. Het resultaat van de werkzaamheden van de ontwikkelteams is erg goed ontvangen. Er zijn heldere keuzes gemaakt voor integratie, de invulling en de verkorting van de leerlijn mbo-hbo. Door de keuze om in het tweede deel van het pro11
MplusH IA 07314
ject een grotere rol te geven aan de afdelingsmanagers, werd de overdracht van de ontwikkelde aanpak in het schooloverstijgende ontwikkelteam naar de eigen schoolorganisatie en het eigen opleidingsteam, sterk bevorderd.
7.
Samenvatting Succesvolle kortere leerwegen in MplusH Meer doorstroom van het mbo naar het hbo, hogere studieresultaten en minder tussentijdse uitval van studenten. Het innovatiearrangement MplusH laat zien dat dit gerealiseerd kan worden door een intensievere studieloopbaanbegeleiding, gekoppeld aan een verkorte doorlopende leerweg vanuit het mbo naar het hbo. Het innovatiearrangement MplusH is van april 2008 tot december 2011 uitgevoerd door Roc Nijmegen, Roc Rijn IJssel, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en bedrijven. De vier partijen hebben een verkorte doorlopende leerlijn mbo-hbo gerealiseerd voor drie technische sectoren: ICT, Engineering en Bouwinfra, waarbij contextrijke, levensechte bedrijfsprojecten als belangrijke basis zijn gebruikt. Dat laatste onder andere met het oog op aantrekkelijkere opleidingen, zodat ook de voortijdige uitval van studenten aangepakt zou worden.
Waardevolle loopbaanbegeleiding Studieloopbaanbegeleiders kregen een belangrijke taak bij MplusH. Ze besteedden bij studenten aandacht aan het leren herkennen en benutten van hun mogelijkheden, kansen en wensen. Dit gebeurde via loopbaanreflectie (reflectie op kwaliteiten en motieven), loopbaanvorming (werkexploratie en loopbaansturing) en netwerken. Onderdeel van de studieloopbaanbegeleiding was ook hulp bij het kiezen voor differentiaties en bedrijfsprojecten. Bedrijfsprojecten zijn projecten waarvoor een bedrijf de opdracht formuleert vanuit specifieke, door de school gegeven, kerntaken. Studieloopbaanbegeleiders deden dus veel meer dan enkel helpen bij studiekeuzemomenten. Uit een enquête 12
MplusH IA 07314
bleek dat de MplusH studenten dit waardeerden. Ze ervoeren de loopbaanbegeleiding meer als een waardevolle ondersteuning dan niet-MplusH studenten. Ook gaven ze aan dat ze een veel beter beeld hebben van het onderwijsaanbod, dat er meer keuzemogelijkheden zijn binnen de opleiding, onder andere voor projecten, en dat ze vaker contact hebben met het werkveld. Ook meenden bijna alle MplusH studenten (94%) dat ze een grote kans op een baan hebben. Voor de niet-MplusH studenten gold dit voor 79% van de studenten. Mbo en hbo in één klas Bij de doorlopende leerlijn zitten vierdejaars van het mbo en eerstejaars van het hbo bij elkaar in een klas. In totaal hebben 254 studenten meegedaan aan de gecombineerde groepen. Leerlingen in het mbo maken in het derde jaar een keuze: het MplusH-traject met de verkorte doorstroming naar hbo of het reguliere mbo-programma dat is gericht op het behalen van het mbo-diploma. De MplusH mbo-leerlingen werken zowel toe naar het behalen van hun mbo-diploma als hun propedeuse. Groot verschil tussen de groepen is dat de MplusH’ers het hele jaar school hebben en de ‘reguliere leerlingen’ een halfjaar school en een halfjaar stage, waarin ze ook hun examen doen. Erg goede studieresultaten De mbo’ers uit het MplusH programma deden het erg goed. Ze haalden gemiddeld hogere cijfers dan de reguliere propedeuse studenten (met een havo-, vwo- of mbo-diploma). Ook behaalden ze meer studiepunten, ondanks dat ze wat meer moeite hadden dan de reguliere propedeuse studenten met de ‘wat losse structuur’ van het hbo en met wat minder concreet geformuleerde opdrachten.
54% Minder uitval, 18% meer doorstroom De tussentijdse schooluitval is de afgelopen drie jaar bij de drie sectoren met 54% afgenomen op Roc Nijmegen en Roc Rijn IJssel: van 11% in schooljaar 2008/2009 naar 5% in 2010/2011. Voor de sectoren Bouwinfra en ICT, waar de MplusH doorstroomgroepen zijn gestart, is de afname zelfs 70%: van 14% in schooljaar 2008/2009 naar 4% in 2010/2011. De doorstroom in de MplusH groepen is toegenomen met 18% in de schooljaren 2009/2010 en 2010/2011.
13
MplusH IA 07314
Bedrijfsprojecten Naast de 254 studenten van de gecombineerde mbo-hbo-groepen hebben tientallen studenten deelgenomen aan de MplusH bedrijfsprojecten. MplusH kende drie soorten bedrijfsprojecten: projecten in de bedrijfspraktijk als onderdeel van de doorlopende leerlijn, stagevervangende projecten en bedrijfsprojecten in school. Studenten schreven op bedrijfsprojecten in, op basis van hun vooraf opgestelde POP. Vanuit het MplusH-programma bleek het behoorlijk lastig, met name bij het MKB, om geschikte bedrijfsprojecten te vinden in de bedrijfspraktijk als onderdeel van de doorlopende leerlijn. Het vergt van bedrijven dat ze ruim vooraf kunnen inschatten of er een opdracht komt waarvoor ze een groep studenten kunnen gebruiken. Bij grotere ondernemingen zijn wel diverse bedrijfsprojecten gedaan. Stagevervangende bedrijfsprojecten zijn veel uitgevoerd. Groot voordeel van deze opdrachten ten opzichte van de ‘gewone’ stages bleek de doelgerichtheid ervan. De bedrijfsprojecten in school waren projecten die de lesblokken praktijkgericht maakten door ze van authentieke opdrachten te voorzien. Daarbij werd een groot aantal aspecten en competenties in één projectopdracht gebundeld. Verschillende docenten begeleidden deze projecten. Ze bleken een groot leereffect te hebben. Vervolg Roc Nijmegen, Roc Rijn IJssel en de HAN hebben afgesproken dat MplusH ingebed zal worden in een groter samenwerkingsverband, RxH. Daarin werken vijf roc’s (Roc Rijn IJssel, Roc Nijmegen, Roc A12, Het Graafschap College en Roc de Leijgraaf) met de HAN aan een soepele overgang van het mbo naar de HAN. RxH kan daarbij zijn voordeel doen met de ervaringen en goede resultaten bij de sectoren ICT, Engineering en Bouwinfra in het innovatiearrangement MplusH. Nadere informatie Bij Jan Raaijman, extern projectleider vanuit ICBA 024 3823231,
[email protected], of bij de verschillende betrokken scholen.
14
MplusH IA 07314