Innovatiearrangement Bouw en Infra Beschrijving van drie parels 17 oktober 2012
Dit document beschrijft drie parels die het project Innovatiearrangement Bouw en Infra heeft opgeleverd. Dit zijn de loopbaangesprekken Bouw en Infra, het Bouwlab en de opleiding Servicemedewerker Gebouwen. Aanleiding was het tussentijdse auditrapport waarin het projectteam geadviseerd werd ter afronding van het project een aantal parels te beschrijven.
Voorwoord Hieronder treft u de beschrijving aan van drie parels die het project Innovatieproject Bouw en Infra heeft opgeleverd. Aanleiding is het advies dat de auditcommissie van het platform Beroepsonderwijs heeft uitgebracht naar aanleiding van de tussenrapportage van het project. De commissie adviseert daarin de parels te beschrijven. De beschreven parels zijn: 1. Loopbaangesprekken Bouw en Infra 2. Het Bouwlab 3. De opleiding Servicemedewerker Gebouwen Projectleiding in 2012 was in handen van Hans Kaspersen, programmamanager Techniek en Technologie. Inhoudelijk verantwoordelijk waren Coen Kraak, opleidingsmanager van de opleiding Bouw en Infra voor de Loopbaangesprekken Bouw en Infra, Michel Erkelens, projectleider van Het Bouwlab en Maarten Albersen, opleidingsmanager van team Vakmanschap voor de opleiding Servicemedewerker Gebouwen. Bij elke parelbeschrijving horen bijlagen. We hebben ervoor gekozen alleen bijlagen mee te sturen die tussentijdse evaluatie zichtbaar maken en die hebben geleid tot bijstellen van producten of processen. Bijlagen die als (eind)producten van de onderdelen van het project kunnen worden beschouwd, zijn kort beschreven, maar zijn vanwege de hoeveelheid en lijvigheid niet meegestuurd. Op verzoek worden ze graag toegestuurd.
drs. Bastiaan A. Smits Directeur Onderwijs College Westpoort / College Noord ROC van Amsterdam
2
Innovatiearrangement Bouw en Infra parel 1: Loopbaangesprekken Bouw en Infra Beschrijving van het ontwikkelproject ‘loopbaangesprekken binnen loopbaanoriëntatie en begeleiding in de opleidingen Bouw en Infra Inleiding In de regio Amsterdam en omstreken was medio 2010 in de bedrijfstak Bouw een kwantitatief en kwalitatief tekort aan personeel. De opleidingen Bouw en Infra en het op te richten Bouwlab wilden door een explicieter diversiteitbeleid een breder publiek - in het bijzonder meer meisjes en allochtonen - aantrekken. Daarbij hoorde een gerichtere loopbaanbegeleiding om zowel de nieuwe als de bestaande doelgroepen voor de opleidingen en de sector te behouden. In het onderstaande wordt de aanpak van het project loopbaanbegeleiding beschreven en wordt geschetst hoe men op basis van een pilot is gekomen tot een doorlopende lijn loopbaanoriëntatie voor studenten Middenkader Bouw en Infra. Omdat de ontwikkelde aanpak ook voor andere opleidingen in ROC’s toepasbaar is, zijn zoveel mogelijk overdraagbare producten, zoals gespreksprotocollen, vragenlijsten als bijlagen toegevoegd. Probleemanalyse Ongemotiveerde leerlingen, voortijdig schooluitval en bedrijven die ontevreden zijn over de kwaliteit van gediplomeerden speelden de opleidingen Bouw en Infra van het ROC van Amsterdam parten. Dit is een landelijk probleem. Onderzoek van Meijers, Kuipers en Bakker1 laat zien dat 34% van de studenten in niveau 3 en 4, ongediplomeerd uitvalt omdat zij onvoldoende zelfkennis hebben. Ook hebben ze een slecht beeld van het scala aan beroepsmogelijkheden die de opleiding biedt en hoe die bij hen passen. Studenten oriënteren zich onvoldoende in de praktijk, raken daardoor gedemotiveerd en vallen voortijdig uit. Tot voor kort kwam loopbaanoriëntatie in de opleidingen Middenkader Bouw en Infra pas aan de orde als studenten stage gingen lopen in het tweede jaar. Pas dan kregen ze een beeld van het werkveld en de beroepen waarvoor zij werden opgeleid; een beeld dat vaak niet overeenkwam met het idee en het toekomstperspectief dat ze zich gevormd hadden. Ook in het ROC van Amsterdam waren de onduidelijkheid vóór de stage (Waarom moet ik dit allemaal weten?) en de confrontatie met de (harde) werkelijkheid tijdens de stage oorzaken voor het afbreken van de opleiding. Een goede begeleiding bij de ontwikkeling van een loopbaanperspectief en een beroepsidentiteit is belangrijk voor alle deelnemers, in het bijzonder voor hen die van huis uit weinig affiniteit met de bouwsector hebben. Daarom heeft het ROC van Amsterdam een methodiek ontwikkeld om loopbaanbegeleiding en -ontwikkeling te integreren in de opleiding. Beoogd doel Doel is studenten van de opleidingen Bouw en Infra te ondersteunen bij het ontwikkelen van een loopbaanperspectief en een beroepsidentiteit. Dit wordt bereikt door studenten grondig te informeren over de mogelijkheden binnen de sector. En hen voortdurend ervaringen te laten opdoen in het werkveld met steeds de vraag in het achterhoofd: past dit bij mij?
1
Kuijpers M., Meijers F., Bakker J., (2006) Over leerloopbanen en loopbaanleren: loopbaancompetenties in het
(v)mbo
3
Het onderliggende doel is het versterken van de motivatie zodat studenten behouden blijven voor de sector. Het doel op de langere termijn is een toename van het aantal en de kwaliteit van de opgeleiden. Doelgroep Alle studenten van de middenkaderopleidingen Bouw en Infra van de opleidingssector Bouwen en Wonen van het ROC van Amsterdam. De doelgroep bestaat uit mannelijke en vrouwelijke studenten variërend in leeftijd van 15 tot 27 jaar, van verschillende etnische, culturele, religieuze achtergronden en sociaaleconomische status. De deelnemers zijn woonachtig in de omgeving groot Amsterdam. Uitvoerders/betrokkenen P&O-ers van bedrijven, mentoren, docenten. Ouders zijn niet direct betrokken, maar wel geïnformeerd over de breedte van de sector, de stage en de aanpak van de loopbaanoriëntatie en begeleiding. Conceptueel model, verwachtingen over de relatie tussen de activiteit en beoogde effecten Het doel van de loopbaangesprekken met vertegenwoordigers uit bedrijven en het loopbaanprogramma waar ze deel van uit maken, is de loopbaanoriëntatie van de studenten te versterken. Als basis voor de gesprekken dienen de praktijkervaringen. Tijdens de gesprekken worden de studenten gestimuleerd op hun eigen capaciteiten en de loopbaanmogelijkheden te reflecteren. Een goede voor- en nabereiding van de gesprekken zijn essentieel om een proces van loopbaanzelfsturing en het ontwikkelen van een arbeidsidentiteit op gang te brengen. Theoretische onderbouwing van de aanpak Het concept ‘Krachtige loopbaangerichte leeromgevingen in het (v)mbo’2 was uitgangspunt bij de vormgeving en verandering van het onderwijs bij ROC van Amsterdam afdeling Bouw en Infra. Dit theoretisch kader omschrijft dat loopbaanzelfsturing om twee redenen belangrijk is: 1. Ten eerste neemt de individualisering van de samenleving toe en die zorgt ervoor dat de zogenoemde ‘standaardbiografie’ niet meer richtinggevend is voor de inrichting van de levensloop. De keuzemogelijkheden voor studie en werk zijn veel groter dan vroeger. 2. Ten tweede is de industriële economie overgegaan naar een diensten- en kenniseconomie. Voor steeds meer werknemers is sprake van een loopbaan waarin zij enkele malen van bedrijf, branche en mogelijk zelfs beroep zullen moeten wisselen. Ook binnen een functie zullen in de loop der tijd werkzaamheden veranderen. Het benutten van deze keuzemogelijkheden om inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt en om persoonlijk te ontwikkelen vraagt om zelfsturing in werk en leren. De medewerker en dus in beginsel de student is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor het verloop van zijn eigen leerloopbaan. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat loopbaancompetenties van belang zijn voor loopbaanzelfsturing en de ontwikkeling van een arbeidsidentiteit van studenten. Wanneer jongeren loopbaancompetenties ontwikkelen, zullen zij uiteindelijk over een arbeidsidentiteit beschikken. Het ontwikkelen van de loopbaancompetenties staat in de hier beschreven methodiek centraal. Kuijpers beschrijft de vijf loopbaancompetenties als: 1. Capaciteitenreflectie: Het gaat hier om het reflecteren op aanwezige werkcompetenties.
2
Meijers, Kuijpers en Bakker, september 2006. Krachtige loopbaangerichte leeromgevingen in het (v)mbo: hoe
werkt het
4
2. Motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden die van belang zijn voor de eigen loopbaan. 3. Werkexploratie: onderzoek van werk en mobiliteit in de loopbaan. De oriëntatie op het inzetten van werkcompetenties staat hierin centraal. 4. Loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces. Het gaat hierbij om het plannen van en het onderhandelen over de ontwikkeling en het inzetten van werkcompetenties voor de loopbaan. 5. Netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de interne en externe arbeidsmarkt gericht op loopbaanontwikkeling. Succescriteria Succescriteria zijn: gemotiveerde studenten, studenten die loopbaancompetenties ontwikkeld hebben, minder uitval, meer gediplomeerde uitstroom, meer doorstroom naar vervolgonderwijs, betere aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt, tevredenere ‘afnemers’. Gehanteerde innovatiestrategie De pilot had tot doel een werkwijze voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding te ontwikkelen en uit te testen. De aanpak was: uitvoeren, evalueren met studenten en P&O-ers en reflecteren door projectteam, en daarna een aanpassing van de werkwijze. Deze werkwijze heeft geleid tot
het ontwikkelen van een visie, het ontwikkelen van materialen, het informeren van docenten, bedrijven, studenten en ouders, het scholen van de uitvoerders van het project: voor docenten een training interculturele communicatie door Hans Kaldenbach, en voor de eerstejaars studenten een workshop door Diversity Joy onderzoek naar de mogelijkheden ter voorkoming van uitval van met name Turkse jongeren. Dit is gedaan door Ine Vink, onderzoeker van de Universiteit van Utrecht. Conclusie: behoefte aan begeleiding toegesneden op de persoon en meer competitie in het onderwijs. het betrekken van het Kohnstamm Instituut om de pilot onderzoeksmatig te begeleiden.
Gekozen is voor een gefaseerde aanpak. In 2009-2010 is begonnen met de invoering van loopbaangesprekken van eerste- en tweedejaars met P&O-functionarissen uit bedrijven. Het jaar daarop is deze aanpak op basis van de opgedane ervaringen bijgesteld en voortgezet. De loopbaangesprekken waren ingebed in een bijeenkomst van een dagdeel. De bijeenkomst bestond uit informatie over de sector (met de nadruk op innovatie en duurzaamheid), reflectie op de eigen kwaliteiten in relatie tot de sector (kernkwadranten) en het loopbaangesprek. Doel van de bijeenkomst voor de student was: een helder beeld kunnen schetsen van de eigen loopbaanontwikkeling. (Waar sta ik nu? Waar wil ik heen? Wat heb ik nodig? Waar ben ik goed in? Waar moet ik aan werken?) Evaluatie; ervaringen, tevredenheid en suggesties voor verbetering Door de onderzoekers van het Kohnstamminstituut is een evaluatieformulier ontwikkeld (via de ROCspiegel) om ervaringen van de studenten in kaart te brengen. De vragenlijst is breed toepasbaar en heeft tot doel de ervaringen van de deelnemers met programmaonderdelen te inventariseren met het oog op verdere verbetering. Aandachtspunten in de vragenlijst zijn:
5
Tevredenheid over het loopbaanprogramma; Leereffect van het loopbaanprogramma en transfer van het geleerde; Loopbaanoriëntatie (beeld van het beroep, loopbaanontwikkeling in de Bouw en Infra); Oordeel over het loopbaanprogramma en de onderdelen ervan; Suggesties voor verbetering van het loopbaanprogramma.
Hieronder volgt in het kader een bespreking van de belangrijkste bevindingen. Een uitgebreide rapportage van de evaluatie is opgenomen als bijlage. De studenten Over het algemeen zijn studenten redelijk positief over het dagdeel programma. Ze vonden het leuk en ze zijn tamelijk tevreden over wat er in het loopbaanprogramma aan de orde kwam. Vooral over de loopbaangesprekken waren ze positief. Die waren voor hen voor herhaling vatbaar. We kunnen stellen dat het programma leerprocessen in gang heeft gezet; op de vraag of de respondenten voldoende hebben geleerd van het dagdeelprogramma antwoordden ze gemiddeld genomen tamelijk positief (score 3.6*). Men heeft vooral iets geleerd dat in voorbereiding op de stage gebruikt kan worden (score 3.7). We hebben studenten gevraagd zichzelf te beoordelen, d.w.z. na te gaan of ze voorafgaand aan deelname aan het programma al een duidelijk beeld hadden van wat ze na deze opleiding wilden gaan doen en of het beeld is veranderd nadat ze het programma hebben gevolgd. Ze geven aan dat ze voorafgaand aan het dagdeelprogramma gemiddeld gesproken al een redelijk duidelijk beeld hadden (gem. score 3.6). Wel zijn er verschillen: sommige deelnemers hebben helemaal geen duidelijk beeld, andere juist wel. Na het dagdeelprogramma is het beeld gemiddeld gesproken niet veel veranderd (gem. score 3.5 De meeste deelnemers geven wel aan dat ze door deelname aan het programma (wat) meer inzicht hebben gekregen in datgene wat zij al kunnen en datgene waaraan ze nog moeten werken om verder te komen in een loopbaan in de Bouw en Infra. De meeste deelnemers (93%) antwoorden ‘heel belangrijk’ op de vraag in hoeverre het belangrijk is zicht te krijgen op de richting waarin de eigen loopbaan zich zal ontwikkelen; een enkeling (7%) vindt dat een beetje belangrijk. Van alle onderdelen van het dagdeelprogramma zijn de respondenten het meest tevreden over het onderdeel loopbaangesprek. Niemand oordeelt hierover negatief; 68% vond het goed en 32% gaf een voldoende. De belangrijkste tips voor verbetering betreffen de aspecten tijd en voorbereiding van het loopbaangesprek. * op een vijfpuntsschaal van 1=helemaal niet----5=in sterke mate. In de evaluatie met de gespreksvoerders lag de focus op de loopbaangesprekken: Hoe zijn ze verlopen en welke suggesties zijn er ter verbetering? Hier in het kader volgen kort de belangrijkste bevindingen, in de bijlage het integrale evaluatieverslag.
6
De P&O-ers De studenten verschillen sterk wat betreft hun ideeën over hun verdere loopbaan. Sommige hebben daar al uitgesproken ideeën over, andere nog helemaal niet. Die ideeën baseren ze meestal op ervaringen in de beroepspraktijk. Suggesties voor verbetering van de gesprekken betreffen niet zozeer de gesprekken zelf maar de voorbereiding en de nazorg. Zo pleiten de P&O-ers ervoor het doel van het gesprek helderder neer te zetten en de deelnemers van te voren duidelijke voorbereidingsopdrachten te geven. Daarnaast wijzen ze op het belang van het opdoen van praktijkervaring, via bijbaantjes, excursies in de bouw, bij woningcorporaties, zodat ze een breder beeld krijgen van werk in de Bouw. Architect of binnenhuisarchitect zijn lang niet de enige mogelijkheden. En rolmodellen inschakelen. Een P&O-er pleit ervoor docenten te betrekken bij de gesprekken omdat die dan ook hun kennis van het werkveld kunnen vergroten. Suggesties voor vervolgstappen hebben allemaal te maken met een verdere intensievere kennismaking met de beroepspraktijk, door excursies, speeddates, gastdocenten, en het versterken van de samenwerking tussen school en werkveld. Ten slotte wijzen de gespreksvoerders op het belang van het verbinden van loopbaanervaringen met de leerlingen zelf om op die manier het zelfbeeld te verhelderen.
De door de leerlingen en gesprekvoerders genoemde suggesties voor verbetering zijn terug te zien in de verdere ontwikkeling van de doorlopende leerlijn loopbaanoriëntatie zoals verderop in deze notitie beschreven. Ervaring met implementatie De P&O-ers zijn geschoold en voelden zich goed toegerust om de gesprekken te voeren, maar de studenten waren in de mentorlessen onvoldoende voorbereid op de gesprekken. De activiteit vond te dicht op de vakantie plaats, waardoor er onvoldoende tijd was om er met de leerlingen nog op terug te komen. Naar aanleiding van de evaluaties is er een lessenreeks ontwikkeld ter voorbereiding. De P&O-ers benadrukten het belang van kwaliteitenreflecties en wilden die tijdens het loopbaangesprek met de eerstejaars koppelen aan activiteiten als hobby’s en sport. Daarmee zou de verbinding tussen eigen kwaliteiten en beroepsactiviteiten gemakkelijker gemaakt kunnen worden.. Conclusie over de effectiviteit Op basis van de verzamelde gegevens is vooralsnog weinig te zeggen over de effectiviteit van het loopbaanoriëntatieprogramma. De verrichte evaluaties hebben vooral betrekking op de uitvoerbaarheid van en de tevredenheid over de loopbaangesprekken. Het is wenselijk in de evaluatie systematisch aandacht te besteden aan effecten op loopbaancompetenties en motivatie. Daarvoor handzame en praktische instrumenten beschikbaar. Om vast te stellen in hoeverre beoogde effecten als vermindering van de uitval, bevorderen van gediplomeerde uitstroom en doorstroom naar vervolgonderwijs gerealiseerd worden, kan gebruik worden gemaakt van schooldata. De onderzoekers van het Kohnstamminstituut hebben daarvoor een aantal suggesties gegeven; meestal betreft dit effecten op de wat langere termijn.
7
Suggesties voor verbetering Op basis van de in de pilotfase opgedane ervaringen is een aantal suggesties voor verbetering geformuleerd: Betere voorbereiding door mentoren in het reguliere programma, eerder tijdstip in het jaar, meer aandacht voor ‘nazorg’, doortrekken naar hogere leerjaren. Voortzetting/institutionalisering/borging Op basis van de in het project opgedane ervaringen is een doorlopende leerlijn ontwikkeld voor loopbaanoriëntatie in de BOL 4 opleidingen. Deze is geïntegreerd in het stamgroepprogramma van leerjaar 1 t/m 4 en omvat: werkveldexploratie, loopbaangesprekken met het bedrijfsleven, bedrijfscoachactiviteiten popgesprekken In het kader hieronder een korte beschrijving. In het team Bouw en Infra is sinds een aantal jaren een stamgroepprogramma in ontwikkeling. De stamgroep is de thuisbasis van een leerling binnen BOL 4 Bouw en Infra, een soort mentorgroep die bestaat uit ongeveer 20 studenten. De groep wordt begeleid door de studieloopbaanbegeleider (een docent). De activiteiten zijn vooral gericht op de bredere competenties zoals leren, leefstijl, werkstijl, loopbaanoriëntatie en burgerschap. Leidraad voor het programma is de methode: Leren en loopbaan, studieloopbaan begeleiding3. In 2012-2013 is het lesmateriaal van de methode vervangen door het stamgroepprogramma (zie het overzicht van de stamgroepsactiviteiten gericht op loopbaanoriëntatie en -begeleiding in bijlage 1). Hieronder wordt kort aangegeven hoe deze onderdelen in de praktijk van het onderwijs worden aangeboden. Werkveldexploratie De werkveldexploratie start zo snel mogelijk in het 1e leerjaar en maakt onderdeel uit van de introductieperiode. Onafhankelijk van het al gekozen uitstroomprofiel maken studenten kennis met alle vier kerntaken(ontwerp, uitwerking, uitvoering en beheer) van de middenkaderfunctionaris Bouw en Infra in het bedrijfsleven. Dit programma vindt het gehele 1e leerjaar plaats en bestaat uit voorlichtingen en presentaties gegeven door (vak)docenten en excursies naar bouw- en infrabedrijven en projecten. Het doel van deze werkveldexploratie is de student een reëel beeld te geven van het beroep waarvoor hij wordt opgeleid en om de student bewust te maken van de samenhang tussen de leeractiviteiten op school en de bouwprocessen in de praktijk. De studenten worden gestimuleerd zich te verdiepen in de sector, zelf vragen te stellen en zich steeds af te vragen: Wat spreekt me aan? Waarom spreekt het me aan? Kan ik dat? Hierop worden de studenten in de stamgroep voorbereid. Ze krijgen ter voorbereiding op de excursies en voorlichtingsactiviteiten opdrachten waarin hen wordt gevraagd informatie te verzamelen over het bedrijf dat langs komt of het project dat zij gaan bezoeken.
Bedrijfscoachproject Dit project is een concrete opbrengt van de evaluaties van de loopbaangesprekken. Naast de voorlichtingsactiviteiten en excursies doen de eerstejaars al een stage. Je zou het een uitgebreide 3
K. Van den Herik en P. Winkler, 2009, Leren en loopbaan, studieloopbaanbegeleiding.
8
snuffelstage kunnen noemen. Anders dan in een snuffelstage krijgt de student meerdere werkzaamheden en functies te zien waardoor hij al heel vroeg in zijn schoolloopbaan intensief in contact gebracht wordt met zijn toekomstige werkveld. Die inkijk wordt verschaft door de zgn. bedrijfscoach. Deze is werkzaam in een bedrijf en heeft een vergelijkbare opleidingsachtergrond als de student. Hij zit op een positie van waaruit hij een goed overzicht heeft over de diverse werkzaamheden en bekend is met de verschillende beroepsuitoefenaars in het bedrijf. Alleen door de goede contacten die het Bouwlab (Lees parel 2) en de opleiding Bouw en Infra heeft met de sector, is het gelukt deze sleutelfiguren te vinden. Behalve als bemiddelaar fungeert de bedrijfscoach als begeleider: Hij of zij, geeft informatie, beantwoordt vragen en stimuleert de student tot het stellen van vragen, en reflecteert met hem op de opdrachten die de student van school heeft meegekregen. Hij blijft ook na de snuffelstage een belangrijke contactpersoon voor de student en helpt bijvoorbeeld met het leggen van contacten voor het verwerven van een stage. Ook rapporteert hij aan de begeleider van de student op school. Er zijn maximaal twee studenten gekoppeld aan een coach. De studenten lopen minimaal 4 dagdelen mee in een bedrijf en liefst ieder dagdeel met een andere discipline binnen het bedrijf. (zie bijlage 4 evaluatie infracoach). De bedrijfscoach is ingevoerd bij Infra, het project wordt nu uitgebreid naar de Bouw Loopbaangesprekken met het bedrijfsleven De loopbaangesprekken met het bedrijfsleven worden één keer per jaar, tegen het eind van het schooljaar gevoerd. Ze zijn ingebed in een middagvullend programma (zie carrousel programma in bijlage 2) Naast de individuele loopbaangesprekken zijn er verschillende activiteiten gericht op loopbaanoriëntatie. De gesprekken worden gevoerd met personeelsfunctionarissen van verschillende bouw- en Infrabedrijven. Duur: ca. 20 minuten. De middag wordt afgesloten met een borrel. Doel voor de studenten is netwerken. Ze hebben daarvoor een opdracht die er o.a. in bestaat met minstens één andere personeelsfunctionaris contact te leggen. Alle vijf loopbaancompetenties staan bij dit onderdeel centraal staan maar de nadruk ligt op capaciteitenreflectie, werkexploratie en netwerken. De studenten toetsen of hun ambities haalbaar zijn en of hun beeld van het werk en het bedrijf overeenkomt met de werkelijkheid. De werkgever toetst of zijn beeld van de toekomstige werknemer overeenkomt met de student die voor hem zit. Bovendien kan de werkgever de student waardevolle tips geven over hoe de opleiding verder in te vullen. De loopbaangesprekken vinden jaarlijks plaats en de leerlingen worden zo veel mogelijk gekoppeld aan dezelfde personeelsfunctionaris. Er zit een opbouw in de gesprekken in de achtereenvolgende leerjaren. Weliswaar is het doel in de eerste twee jaar hetzelfde, maar daar zit de opbouw vooral in de verdieping. Doel: Studenten verkennen in het gesprek de richting of het beroep in de bouw waar hun interesse naar uitgaat; zij kunnen vertellen in welke richting hun loopbaan zich ontwikkelt, waar hun sterke en waar hun ontwikkelpunten liggen en de personeelsfunctionarissen geven advies. Concreet worden stagemogelijkheden onderzocht in het bedrijf van de personeelsfunctionaris en daarbuiten. De tweedejaars kunnen hun gesprek duidelijker koppelen aan concrete stage-ervaringen. Basis voor het gesprek zijn CV en visitekaartje van de student en de gespreksleidraad van de personeelsfunctionaris. (Bijlage) In de voorbereidende lessen onderzoeken studenten hun persoonlijke kwaliteiten, reflecteren op hun leer- en werkstijl, onderzoeken bij welk beroep welke werkzaamheden en competenties horen en maken ze een cv en hun eigen visitekaartje. Dit geldt zowel voor de eerste- als de tweedejaars.
9
(zie voorbereidende lesprogramma in de bijlage 3) De voorbereiding van de derde en vierdejaars in de stamgroep is minder intensief. Leerlingen hebben dan dankzij al gelopen stages en het loopbaanoriëntatieprogramma een goed beeld van hun beroepsrichting. In gesprek met de personeelsfunctionaris verkennen zij de mogelijkheden voor stage en proeve van bekwaamheid bij een specifiek bedrijf. Het accent van hun loopbaancompetentieontwikkeling ligt hier vooral bij loopbaansturing (Hoe bereik ik wat ik wil?) en netwerken (Wie kan me daarbij helpen?).
Pop-gesprekken Minimaal 3 maal per jaar vinden er POP-gesprekken plaats tussen de student en de stamgroepcoach. Deze gesprekken zijn vooral op de opleiding gericht. Het gaat daarbij om studieresultaten en persoonlijke ontwikkeling, wat echter niet los staat van de loopbaanontwikkeling Aandachtspunten zijn: Capaciteitenreflectie: Hoe gaat het met de ontwikkeling van mijn competenties? Motievenreflectie: hoe zie ik mijn eigen (levens)loopbaan? (School)loopbaansturing: Hoe realiseer ik mijn leerdoelen? Wat zijn de nieuwe leerdoelen die ik me stel?
10
Bijlagen Bijlage 1 Resultaten evaluatie leerlingen van het dagdeelprogramma waar de loopbaangesprekken deel van uitmaakten. Responsgroep (grootte, sekse, afkomst en leerjaar) Van alle deelnemers die het loopbaanprogramma volgden, hebben 29 deelnemers de vragenlijst ingevuld. Alle respondenten zitten in het eerste jaar. Door technische problemen hebben de tweedejaars de vragenlijst niet in kunnen vullen. Driekwart van de respondenten zijn jongens (77%); bijna een kwart zijn meisjes (23%) (n=26). De meeste respondenten zijn van Nederlandse afkomst (54%) en een relatief grote groep is van Turkse afkomst (38%). De overige respondenten zijn: Surinaams, Egyptisch en Koerdisch. Tevredenheid over het loopbaanprogramma We zijn nagegaan in hoeverre de respondenten tevreden zijn over het loopbaanprogramma dat hen is aangeboden in mei 2011. De respondenten zijn er in het algemeen redelijk positief over. Ze vonden het leuk en ze zijn tamelijk tevreden over wat er in het loopbaanprogramma aan de orde kwam (gem. 3.74). Over de opzet en vorm zijn ze gemiddeld genomen iets minder tevreden en dat geldt ook voor de vraag of de opzet/vorm van het loopbaanprogramma bij hun manier van leren paste; maar met een score van resp. 3.3 en 3.4 is men toch nog altijd bovengemiddeld tevreden. Leren en toepassen Naast de vraag of ze tevreden zijn over het loopbaanprogramma was de vraag of ze er iets van geleerd hebben en of ze dat wat ze er van geleerd hebben kunnen toepassen of gebruiken in een andere situatie, zoals thuis of voor een stage. In het algemeen kunnen we stellen dat het loopbaanprogramma leerprocessen in gang heeft gezet; op de vraag of de respondent voldoende heeft geleerd van het loopbaanprogram antwoorden de respondenten gemiddeld genomen tamelijk positief (score 3.6). Men heeft vooral iets geleerd dat in voorbereiding op de stage gebruikt kan worden (score 3.7). Of men iets geleerd heeft dat op school, thuis/privé gebruikt kan worden, daar is men iets minder positief over, maar met een gemiddelde score van respectievelijk 3.4 en 3.1 is er gemiddeld genomen nog steeds sprake van een positief leereffect en van transfer van het geleerde naar andere situaties. Zelfbeoordeling voor en na deelname aan het loopbaanprogramma We hebben gevraagd leerlingen zichzelf te beoordelen, dat wil zeggen: na te gaan of ze voorafgaand aan deelname aan het loopbaanprogramma al een duidelijk beeld hadden van wat ze later wilden worden met deze opleiding en wat het beeld is nadat ze het programma hebben gevolgd. We zien dat de respondenten voorafgaand aan het programma gemiddeld gesproken al een redelijk duidelijk beeld hebben van wat ze met de opleiding later willen worden (gem. score 3.6). We merken daarbij op dat individuele respondenten wel variëren in hun antwoorden: sommigen deelnemers hebben helemaal geen duidelijk beeld van hun toekomst terwijl anderen juist een heel goed beeld hebben van wat ze later met deze opleiding willen worden. Opvallend daarbij is dat geen van de meisjes aangeeft een (heel) onduidelijk beeld te hebben voorafgaand aan het program, terwijl dat voor een aantal jongens wel geldt. Etniciteit speelt hier geen rol. Na het volgen van het loopbaanprogramma is de duidelijkheid van het beeld van wat de deelnemer 4
Score op vijfpuntsschaal, 1 = heel ontevreden t/m 5 = heel tevreden
11
later wil worden met deze opleiding gemiddeld gesproken niet veel veranderd (gem. score 3.5). In dit opzicht heeft het loopbaanprogram gemiddeld genomen geen verandering teweeg gebracht. Bovendien zien we dat het beeld voor met name de autochtone deelnemers zelf iets onduidelijker is geworden (een iets grotere groep5 autochtone deelnemers oordeelt neutraal). Dat het beeld onduidelijker is geworden kan een positieve opbrengst zijn; deelnemers zouden bijvoorbeeld na afloop van het loopbaanprogramma zich meer kunnen zijn gaan afvragen of het beroep wel die facetten bevat zoals aanvankelijk bedacht. Bijdrage loopbaanprogramma aan loopbaanontwikkeling Hoe belangrijk vinden de deelnemers het nu om zicht te krijgen op de richting waarin de loopbaan zich ontwikkeld? En heeft het loopbaanprogram de deelnemer nu geholpen bij het nadenken over wat de deelnemer al kan en waaraan gewerkt moet worden om verder komen in een loopbaan in de bouw en Infra? En heeft het geholpen bij het nadenken over wat je moet doen om meer te weten te komen voor een loopbaan in de bouw en Infra? De meeste deelnemers antwoorden eensluidend op de vraag in hoeverre het belangrijk is zicht te krijgen op de richting waarin de eigen loopbaan zich zal ontwikkelen; 93% vindt dat belangrijk; een enkeling vindt dat een beetje belangrijk (7%). De deelnemers wisselen meer van mening ten aanzien van de vraag of het loopbaanprogram hen geholpen heeft bij het nadenken over wat zij al kunnen en waaraan nog moet worden gewerkt om verder te komen in een loopbaan in de bouw en Infra. Er is een relatief grote groep voor wie dat wel het geval is, maar bijna de helft van de respondenten heeft een meer behouden mening en vindt dat het programma maar een ‘beetje’ geholpen heeft. Een substantieel deel (15%) is ronduit negatief en geeft aan dat het programma hen niet heeft geholpen; sekse en etniciteit spelen hierbij geen rol. Wisselende meningen zien we ook bij het antwoord op de vraag of het loopbaanprogramma hen geholpen heeft na te denken over wat je moet om meer te weten te komen voor een loopbaan in de bouw en Infra. De helft van de respondenten vindt van wel, terwijl ruim een derde deel (38%) dat ‘een beetje’ vindt; 12% van de respondenten is op dit punt negatief. Rapportcijfer over het loopbaanprogramma Met een gemiddeld rapportcijfer van 6.3 beoordelen de deelnemers het programma als voldoende. Het hoogste rapportcijfer dat is toegekend is een 10; het laagste is een 3. Deze laagste score is toegekend door twee jongens (allochtoon en autochtoon). De hoogste score is toegekend door een respondent van Turkse afkomst. Mening over de verschillende onderdelen van het loopbaanprogramma Wat vonden de deelnemers van de verschillende onderdelen van het loopbaanprogramma? Opvallend is dat in tegenstelling tot de andere vragen, relatief veel respondenten de vragen bij dit onderdeel niet hebben ingevuld; zo’n 25% (10 respondenten). In de presentatie van de resultaten van deze topic betrekken we alleen degenen die dit onderdeel hebben ingevuld. Van alle onderdelen van het loopbaanprogramma zijn de respondenten het meest tevreden over het onderdeel loopbaangesprek. Niemand oordeelt hierover negatief; 68% vond het goed en 32% gaf een voldoende. Een goede tweede is het onderdeel innovatie en duurzaamheid. Driekwart van de respondenten beoordeelt het onderdeel als voldoende of goed. Een kwart echter is er negatief over en geeft dit 5
We merken hierbij op dat het uiteindelijk gaat om kleine aantallen.
12
onderdeel een onvoldoende. Over het onderdeel films is men het minst tevreden; weliswaar vindt 60% het voldoende of goed, maar een substantieel - deel namelijk 40% - vindt dit onderdeel onvoldoende. Tot een vergelijkbaar oordeel komt men ook over het onderdeel ‘kernkwadranten’; 64% vindt het voldoende of goed en 36% vindt het onder de maat en oordeelt onvoldoende. Tips Aan respondenten is gevraagd hoe het loopbaanprogramma verbeterd kan worden. Een aantal deelnemers geeft aan dat het loopbaanprogramma ‘op zich best oké’ en ‘duidelijk is’. Vooral de loopbaangesprekken worden als positief ervaren (‘bij het gesprek ik heb veel informatie gehad’). Maar over de film is men niet tevreden (‘saai en niets van geleerd’). Op een aantal punten moet het programma ‘beter, leuker en interessanter worden’. Uit de open antwoorden van de deelnemers kunnen we de volgende verbetertips afleiden. Deelnemers actief betrekken ‘We moeten gewoon net zoals bij duurzaamheid iets kunnen doen en niet 45 minuten lang naar een Franse film kijken, dan val je gewoon in slaap ook al gaat het over architectuur’. Aantal activiteiten inperken, duur van het loopbaangesprek uitbreiden ‘Alleen het gesprek laten doen, en een langer gesprek, zodat je een beter beeld van het werk van een ander krijgt, en zodat je ook met andere mensen van andere bedrijven kan praten’ Doel van loopbaangesprek uitleggen ‘Ik weet niet wat de bedoeling was van de loopbaangesprekken, misschien moeten jullie ons van te voren beter informeren’ Organisatorische kant kritisch heroverwegen ‘Begin op tijd’; ‘Beter organiseren, er moet (…) voldoende tijd zijn om de geplande onderdelen te organiseren...Wat er dus niet was’ . Inhoud van activiteiten heroverwegen ‘De inhoud van de activiteiten voor de loopbaangesprekken moeten ergens op slaan. Aan de 'film/documentaire' heb je toch niks? Aan de duurzaamheidsopdracht zat geen conclusie, behalve de dingen de we al ELKE keer aanhoren, dat we duurzaam moeten bouwen’. Evenwichtige aandacht voor zowel bouw als Infra ‘Wanneer er mensen de opleiding Infra volgen, wat meer voor deze mensen doen; de bouw heeft eigenlijk alle aandacht en Infra niet. Het enige wat voor de Infra interessant was, was de gesprekken met de mensen uit het bedrijfsleven. Dus doe er a.u.b. wat aan!’
13
Bijlage 2 Rapportage van de bevraging van de P&O-ers over het dagdeelprogramma waar de loopbaangesprekken deel van uitmaakten. Rapportage bevraging P&O-ers Loopbaangesprekken 24-5-2011 Activiteit en doel Deelnemers voeren loopbaangesprekken met P&O-ers; deelnemers kunnen vertellen in welke richting hun loopbaan zich ontwikkelt. Vragenlijst De vragenlijst heeft tot doel de ervaringen van de P&O-ers met de gesprekken te inventariseren met het oog op verbetering van de kwaliteit van de loopbaangesprekken. Aandachtspunten zijn: de uitvoering (zijn de gesprekken gevoerd volgens plan); ideeën over verdere loopbaan bij deelnemers en samenhang met kenmerken van de deelnemers (diversiteit); input daarbij vanuit praktijkervaringen en samenhang met kenmerken van de deelnemers (diversiteit); Suggesties voor verbeteringen van de loopbaangesprekken, voor vervolgstappen in aansluiting op de loopbaangesprekken en koppeling van deze activiteit (loopbaangesprek) met andere programmaonderdelen die gaan over loopbaanontwikkeling van deelnemers en diversiteit? We bespreken hier kort de resultaten, voor een overzicht van de antwoorden in tabellen verwijzen we naar de bijlage. Respons De gesprekken zijn gevoerd door 12 P&O-functionarissen met 80 eerste- en tweedejaars studenten Zeven P&O-ers hebben de vragenlijst ingevuld. De uitvoering van de gesprekken Alle P&O-ers geven aan dat de gesprekken volgens plan zijn uitgevoerd. Ideeën over de verdere loopbaan Een van de P&O-ers geeft aan dat de deelnemers met wie is gesproken geen ideeën hadden over hun verdere loopbaan, bij drie van hen hebben de deelnemers daar wel ideeën over, en bij drie van hen soms wel en soms niet. Het is dus zinvol daar met de deelnemers over door te praten. Verschillen tussen jongens en meisjes ziet men op dit punt niet, en de P&O-ers die zowel met autochtone als met allochtone deelnemers hebben gesproken zien daar ook geen verschillen. Een P&O-functionaris stelt vast dat deelnemers met een Turkse achtergrond ondernemender lijken wat betreft hun toekomstideeën. Input vanuit de praktijk Drie van de zeven P&O-ers signaleren dat de deelnemers met wie ze hebben gesproken hun toekomstideeën baseren op ervaringen die zij hebben opgedaan in de beroepspraktijk. Zij zien hier geen verschillen tussen de deelnemers op basis van diversiteit.
14
Suggesties voor verbetering Zes P&O-ers hebben suggesties voor verbetering van de gesprekken. De meeste daarvan betreffen niet zozeer de gesprekken zelf maar de voorbereiding en de nazorg. Zo pleiten zij ervoor de deelnemers van te voren beter te informeren over de gesprekken zodat deze zich beter kunnen voorbereiden. Een suggestie voor zo’n voorbereiding: ‘Nou, het is helemaal niet verkeerd om deelnemers zich bewust te laten zijn van datgene wat ze privé doen te vertalen is naar delen van een functie. Meisjes die graag winkelen, een vertaling laten maken naar `inkoop´. De jongen die privé dansles geeft, zich bewust laten worden van het feit dat hij een koppeling heeft richting leiding geven, degene die graag hulp biedt aan familie en vrienden zich bewust laten worden dat je hiermee binnen de bouw (corporatie) ook uit de voeten kunt, etc. Startpunt is dan het individu. Dit traject zou ik voorafgaand aan de gesprekken doen.’ En: ‘Zelfbewustzijn vergroten door het kleine individuele te plaatsen naar de grote buitenwereld (inclusief werk). Ook dat deelnemers buiten schooltijd op een andere manier kunnen werken aan hun CV. Dat wat je leuk vindt, groter maken en uitbreiden. Dit punt is vaak het lastigste. Wat vind ik leuk?’ Daarnaast wijzen ze op het belang van het opdoen van praktijkervaring, via bijbaantjes, excursies in de bouw, bij woningcorporaties, zodat ze een breder beeld krijgen van werk in de bouw dan architect of binnenhuisarchitect. En rolmodellen inschakelen. Een P&O-er pleit ervoor docenten te betrekken bij die gesprekken omdat die dan ook hun kennis van het werkveld kunnen vergroten. En ten slotte suggereert een van de P&O-ers om nogmaals de gesprekken met dezelfde deelnemers te voeren om te kunnen bijsturen en om te kunnen zien of de gesprekken effect hebben gehad. Dit laatste loopt eigenlijk al vooruit op de volgende vraag, die naar vervolgstappen. Vervolgstappen De suggesties voor vervolgstappen hebben allemaal te maken met een verdere intensievere kennismaking met de beroepspraktijk, door excursies, speeddates, gastdocenten. Enkele citaten: ‘Bezoek aan een organisatie in de bouwbranche die iets vertelt over de organisatie en de verschillende functies en wat dat inhoudt.’ ‘Meer (in)zicht op het bouwproces en de daarbij behorende functies door middel van een excursie. Daaraan voorafgaand veel aandacht besteden aan eigen competenties, kwaliteiten en talenten (daar hebben ze nog weinig zicht nog of ze kunnen de vertaling naar de werkvloer nog niet maken).’ ‘Meer kennis laten maken met de praktijk, eventueel gastdocenten uitnodigen.’ ‘Excursies naar verschillende locaties die gebaseerd zijn op hun studie.’ En deelnemers laten reflecteren op de loopbaanmogelijkheden in relatie tot zichzelf: ‘Als vervolgstap een gesprek met de mentor. Sommige deelnemers hebben twijfels en durven dat eigenlijk niet goed bespreekbaar te maken. Hoe eerder de twijfel naar boven komt hoe beter het is.’ Ten slotte wordt gepleit voor een nauwere samenwerking tussen school en werkveld: ‘Het bedrijfsleven permanent binnen het onderwijsgebouw huisvesten en het bedrijfsleven een review laten maken over het onderwijsprogramma.’ Eigenlijk dus een pleidooi voor loopbaanoriëntatie nieuwe stijl, ervaringen opdoen en reflecteren op die ervaringen in relatie tot jezelf. Inbedding Enkele suggesties om het loopbaanprogramma te verbinden met andere programmaonderdelen die gaan over loopbaanontwikkeling van deelnemers en diversiteit: ‘Meer gesprekken met de mentor.’
15
‘Meer loopbaangesprekken gedurende de opleiding.’ ‘Vooraf meer/betere informatie over de opleiding en de loopbaanmogelijkheden.’ ‘Begeleid praktijkervaringen opdoen.’ ‘Derde- en vierdejaars inzetten om ervaringen uit te wisselen met eerstejaars.’
16
Bijlage 3 Vragenlijsten voor leerlingen Vragenlijst voor leerlingen over: loopbaangesprekken (eerste- en tweedejaars) en - oriëntatie op bouwopleidingen (eerstejaars) Algemeen format voor leerling-vragenlijstje voor de evaluatie van activiteiten gericht op loopbaanoriëntatie Activiteit: loopbaangesprek Je hebt deelgenomen aan een loopbaangesprek. Een belangrijk doel van het loopbaangesprek is dat je kunt vertellen in welke richting je denkt dat je loopbaan in de ‘Bouw en Infra’ zich zal ontwikkelen.
Het loopbaangesprek Kun je aangeven in hoeverre je het met de volgende uitspraken eens bent? Tevredenheid Ik vond het loopbaangesprek leuk Ik ben tevreden over de opzet/vorm van het loopbaangesprek Ik ben tevreden over wat er in het loopbaangesprek aan de orde kwam Ik vond de opzet/vorm van het loopbaangesprek goed passen bij mijn manier van leren (1) Helemaal oneens ------------------------------- helemaal mee eens (5) Leren en toepassen Ik heb voldoende geleerd van het loopbaangesprek Ik heb iets geleerd dat ik op school kan gebruiken Ik heb iets geleerd dat ik in voorbereiding op een stage kan gebruiken Ik heb iets geleerd dat ik thuis/privé kan gebruiken (1) Helemaal oneens ------------------------------- helemaal mee eens (5) Hoe beoordeel je jezelf VOOR en NA het loopbaangesprek? Had je VOORAF het loopbaangesprek al een duidelijk beeld van wat je met deze opleiding later wilde worden? (1) Helemaal niet duidelijk ------------------------------- heel duidelijk (5) NA het loopbaangesprek is mijn beeld van wat ik later wil worden (1) Helemaal niet duidelijk ------------------------------- heel duidelijk (5)
17
Ontwikkeling van jouw loopbaan Hoe belangrijk vind je het om zicht te krijgen op de richting waarin je loopbaan zich zal ontwikkelen? 0 dat vind ik belangrijk 0 dat vind ik een beetje belangrijk 0 dat vind ik niet belangrijk Heeft het loopbaangesprek je geholpen bij het nadenken over wat je al kan en waaraan je nog moet werken om verder te komen in jouw loopbaan in de ‘Bouw en Infra’? 0 ja 0 een beetje 0 nee Heeft het loopbaangesprek je geholpen bij het nadenken over wat je moet doen om meer te weten te komen voor jouw loopbaan in de ‘Bouw en Infra’? 0 ja 0 een beetje 0 nee Een rapportcijfer en een tip Welk rapportcijfer zou je de ‘het loopbaangesprek’ geven? ………………………………………………………………………………………………. Heb je een tip hoe ‘het loopbaangesprek’ verbeterd kan worden? ………………………………………………………………………………………………. Wil je nog iets zeggen, dan kan dat hieronder. ………………………………………………………………………………………………. Een paar algemene vragen
Ik ben: 0 een jongen 0 een meisje Kruis aan wat je bent (je mag ook twee kruisjes zetten als dat bij je past) 0 Nederlands
18
0 Surinaams 0 Antilliaans 0 Turks 0 Marokkaans 0 Anders, namelijk ……
In welk jaar zit je? 0 eerstejaars 0 tweedejaars (einde vragenlijst) Alleen voor eerstejaars We willen graag ook een paar vragen stellen over de activiteit ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’. Heb je aan het begin van dit schooljaar deelgenomen aan ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’? (korte omschrijving door ROC van Amsterdam) 0 ja 0 nee, omdat…………………… (einde vragenlijst)
Als je hebt deelgenomen aan ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’, kun je jouw mening er over geven? Ik vond de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ leuk Ik ben tevreden over de opzet/vorm van de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ Ik ben tevreden over wat er in de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ aan de orde kwam Ik vond de opzet/vorm van de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ goed passen bij mijn manier van leren (1) Helemaal oneens ------------------------------- helemaal mee eens (5)
Heb je door de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ een beter beeld gekregen van welke opleidingsrichtingen er binnen ‘Bouw en Infra’ zoal zijn? 0 Ja 0 Een beetje 0 Nee
Heb je door ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ een beter beeld gekregen of doorgaan in de ‘Bouw en Infra’ wel of juist niet iets voor jou is? 0 Ja, ik heb een beter beeld gekregen 0 Een beetje 0 Nee, ik heb geen beter beeld gekregen
19
Heb je door ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ een beter beeld gekregen van het werkveld van ‘Bouw en Infra’? 0 Ja 0 Een beetje 0 Nee Heeft de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ je geholpen bij het nadenken over wat je belangrijk vindt en wat niet en welke beroepen in de ‘Bouw en Infra’ daarom bij je passen? 0 Ja 0 Een beetje 0 Nee Sloot dat wat je vandaag in het loopbaangesprek hebt gehoord aan bij wat je in het begin van het schooljaar in de ‘Oriëntatie op de bouwopleidingen’ hebt gehoord? 0 Ja 0 Een beetje 0 Nee 0 Weet ik niet meer
Dank je wel voor het invullen!
20
Bijlage 4 Format-vragenlijstje voor leerlingen voor de evaluatie van activiteiten gericht op loopbaanoriëntatie Afgelopen periode heb je meegedaan aan een activiteit/project,namelijk ……. naam invullen op ROC spiegel. Wil je aangeven wat je hiervan vond? 1. Ik vond deze activiteit/project leuk 0 Ja 0
Een beetje
0
Nee
2. Ik vond deze activiteit/project goed opgezet 0 Ja 0
Een beetje
0
Nee
3. Ik heb er van geleerd 0 Ja 0
Een beetje
0
Nee
4. Ik heb er dingen geleerd die ik niet verwacht had 0 Nee 0
Ja, namelijk, ……………………………………….
5. Ik vond de opdracht bij deze activiteit/project goed bij mijn manier van leren passen 0 Ja 0
Een beetje
0
Nee
0
Ik heb geen opdracht gemaakt
6. 0
Heb je door deze activiteit/project een beter beeld gekregen van het werkveld van Bouw en Infra? Ja
0
Een beetje
0
Nee
7. Heb je door deze activiteit/project een beter beeld gekregen van welke richtingen er binnen Bouw en Infra zoal zijn? 0 Ja 21
0
Een beetje
0
Nee
8. Heb je door deze activiteit/project een beter beeld gekregen of doorgaan in de Bouw en Infra wel of juist niet iets voor jou is? 0 Ja, ik heb een beter beeld gekregen 0
Een beetje
0` Nee, ik heb geen beter beeld gekregen
9. Heb je een tip hoe deze activiteit/project verbeterd kan worden?
22
Bijlage 5
Vragenlijst voor gespreksvoerders Evaluatievragen voor personen die de loopbaangesprekken met leerlingen voeren 18 april 2011 De volgende evaluatievragen kunnen worden gesteld aan de personen die de ‘loopbaangesprekken’ voeren. Dat kan desgewenst mondeling of schriftelijk direct na afloop van de loopbaangesprekken. De evaluatievragen kunnen in het kader van de kwaliteitszorg gesteld worden, met het oog op verbetering van de kwaliteit van de loopbaangesprekken. Mogelijke evaluatievragen voor degenen die de loopbaangesprekken voeren: 1. Is het gelukt om de gesprekken te voeren zoals voorgenomen? 2. Heeft men de indruk dat leerlingen ideeën hebben over hun verdere loopbaan? 2a. zijn er wat dat betreft verschillen tussen jongens en meisjes? 2b. zijn er wat dat betreft verschillen tussen allochtonen en autochtone leerlingen? 2c. zijn er wat dat betreft verschillen tussen leerlingen met een Turkse achtergrond en leerlingen met een niet-Turkse achtergrond? 3.
Zijn de ideeën die leerlingen in het loopbaangesprek inbrengen, gebaseerd op ervaringen die zij hebben opgedaan met de beroepspraktijk? 2a. zijn er wat dat betreft verschillen tussen jongens en meisjes? 2b. zijn er wat dat betreft verschillen tussen allochtonen en autochtone leerlingen? 2c. zijn er wat dat betreft verschillen tussen leerlingen met een Turkse achtergrond en leerlingen met een niet-Turkse achtergrond?
4. Heeft men suggesties voor verbeteringen van de loopbaangesprekken? 5. Wat is een goede vervolgstap in aansluiting op de loopbaangesprekken? 6. Heeft men ideeën over koppeling van deze activiteit (loopbaangesprek) met andere programmaonderdelen die gaan over loopbaanontwikkeling van leerlingen en diversiteit?
23
Bijlage 6 De functie van het flankerend onderzoek; de rol van het Kohnstamm instituut In de regio Amsterdam en omstreken was medio 2010 in de bedrijfstak Bouw een kwantitatief en kwalitatief tekort aan personeel. Problematisch was de beperkte instroom en grote uitval van deelnemers aan bouwopleidingen. Het ROC van Amsterdam, het Domein Techniek en Technologie, heeft toen een aantal activiteiten ontplooid om deze problematiek te tackelen. Allereerst wilde het experimenteren met een krachtig diversiteitbeleid voor de opleiding, zodat de bouwsector een breder publiek als meisjes en allochtonen aan zou spreken. Daarnaast wilde het betere loopbaanbegeleiding ontwikkelen die werd toegespitst op de bouw en wilde daarmee samen met personeelsfunctionarissen uit de branche experimenteren. Het Kohnstamm Instituut (KI) is mei 2010 gevraagd de activiteiten op genoemde gebieden te evalueren en deze te bezien op effecten op: het personeel (professionalisering t.a.v. het begeleiden van loopbaanleren van docenten, praktijkbegeleiders, P&O-functionarissen); de deelnemers (hun loopbaancompetenties, -oriëntatie en hun ervaring met maatwerk in onderwijs en begeleiding); de schoolpopulatie. Wat dat laatste betreft, zou het moeten gaan om de doorwerking van de activiteiten op de instroom, de doorstoom en uitstroom van cohorten deelnemers. Uitgaande van het beschikbare budget is besloten dat het KI deze evaluaties niet zelf zou verrichten maar de opdrachtgever zodanig zou gaan toerusten dat deze nu en in de toekomst zelf onderzoeksmatig zouden kunnen vernieuwen. De hoofdtaak van het KI is dan ook voornamelijk geweest: ondersteuning bij het onderzoeksmatig vernieuwen van de opdrachtgever (projectleider en leidinggevende) en indirect het team Bouw, opleiding BOL-4 met betrekking tot de uitvoering van het evaluatieonderzoek. Die ondersteuning heeft bestaan uit de volgende activiteiten. Ondersteuning bij de vraagverhelderingsfase Een intensief deel van de ondersteuning was gewijd aan explicitering van het conceptuele model achter de ‘vernieuwing’ en waarom dat belangrijk is (waarom doet men wat men doet: waarom worden activiteiten uitgevoerd, wat wil men er mee bereiken, etc.). Ook hebben de onderzoekers samen met de projectleider de veelheid aan beoogde activiteiten geanalyseerd, met elkaar in verband gebracht en systematisch beschreven. Daarbij zijn prioriteiten aangebracht en kernactiviteiten benoemd. Ook zijn de projectleider en de leidinggevende ondersteund bij het concretiseren van de onderzoeksvragen en bij het nadenken over de onderzoeksopzet (bijvoorbeeld wanneer meten; is een vergelijkingsgroep nodig, en zo ja wie zou dat kunnen zijn; welke data heeft de instelling al beschikbaar, wat moet nog worden verzameld?). Ondersteuning bij het meten van effecten/ evaluatie Ondersteuning was gericht op het idee dat evaluatie geen doel op zich is maar dat vanuit de verzamelde data een stap gemaakt kon worden naar een verbeterbeslissing. De vernieuwing moest worden ingebed in een kwaliteitscyclus, waarin de projectleider en de leidinggevende zorg droegen voor dataverzameling, de data rapporteerden naar het team en samen met het team de gegevens interpreteerden. Op grond daarvan zouden verbeterbeslissingen genomen kunnen worden.
24
Het KI heeft een standaardformat (instrument) ontwikkeld voor evaluatie van activiteiten bij verschillende doelgroepen als leerlingen en P&O-ers die men verrichtte; dit format is opgenomen als bijlage. Men kon daarbij gebruik maken van de ROC-spiegel als dataverzamelingsinstrument. Verder heeft het KI inzicht geboden in de mogelijkheden die schooldata bieden. Ook hebben de onderzoekers de projectleider en de leidinggevende ondersteund in de tussenrapportage gericht op terugkoppeling aan het team. Professionalisering Het KI heeft de opdrachtgever geleerd hoe data verzameld kunnen worden, geïnstrueerd in het gebruik van de ROC-spiegel en hoe de data gedaan kunnen worden benut (conclusies, verbeteren van geëvalueerde activiteiten). Tot slot: het KI heeft getracht bij de opdrachtgever een bewustwordingsproces op gang te brengen, namelijk: bewust kijken naar de eigen activiteiten en bedenken welke activiteiten welke effecten sorteren en of bijstelling nodig is. Aan de opdrachtgever (projectleider/ leidinggevende) en via hen indirect aan andere betrokkenen is gevraagd met een kwaliteitsbril naar de eigen activiteiten te kijken en de ontwikkeling ervan op basis van ‘evidence’. De insteek daarbij was de projectleider en de leidinggevende onderzoeksmatig te ondersteunen. Via hen moesten het team en andere relevante actoren worden bereikt. In hoeverre dat gelukt is, weten de KI-onderzoekers niet, omdat zij geen zicht hebben op de doorwerking ervan in het team en in de organisatie.
25
Innovatiearrangement Bouw en Infra Parel 2: Het Bouwlab Inleiding Het ROC van Amsterdam moest al een aantal jaren constateren dat de belangstelling voor opleidingen in de bouw gestaag afnam. Om de opleidingen voor zowel studenten als (stage)bedrijven aantrekkelijker te maken, werd besloten het Bouwlab op te richten. Het zou een soort etalage moeten worden voor de brede bouwsector waar onderwijs en bedrijfsleven hun veelbelovende talenten en innovaties zouden kunnen laten zien, een expertisecentrum dat tot doel had de bouwsector en het bouwonderwijs dichter bij elkaar te brengen en daarmee de kwaliteit van beide te optimaliseren. Het Bouwlab is een initiatief van het ROC van Amsterdam, maar maakt juridisch geen deel uit van het ROC van Amsterdam. Het is een stichting waarin ondernemers uit de brede bouwsector en het ROC van Amsterdam publiekprivaat samenwerken. Op het moment zijn 25 bedrijven contribuant van het Bouwlab. De stichting huurt voor het Bouwlab ruimte van het ROC van Amsterdam. Het Bouwlab bevindt zich op de bovenste verdiepingen van het MBO-College Noord, het nieuwe gebouw van het ROC van Amsterdam in Amsterdam-Noord. Op één van die verdiepingen bevinden zich ook de opleidingen Bouw en Infra die het hart vormen van het Bouwlab. Belangrijkste ruimte van het Bouwlab is de conferentiezaal. Hier vinden de ontmoetingen plaats tussen onderwijs en bouwbranche, tussen voorgezet onderwijs en bouwonderwijs, tussen ketenpartners en tussen overheden, onderwijs en bedrijfsleven. De ontmoetingen hebben verschillende vormen, maar hebben altijd een duidelijk doel: presentaties van nieuwe ontwikkelingen, maatwerktrainingen, loopbaangesprekken met bouwstudenten, advisering over het curriculum van de bouwopleiding, gastcolleges door in- en externen en discussiebijeenkomsten over consequenties van nieuwe ontwikkelingen. Probleemanalyse De bouwsector signaleerde een aantal jaar geleden dat het aantrekken van jong personeel moeilijk was. Vanwege de stagnatie in de bouw is dat probleem op het moment minder nijpend, maar verwacht wordt dat de vraag hoe dan ook zal toenemen doordat veel personeel in de bouw de komende jaren met pensioen zal gaan. Zowel bedrijven als het ROC van Amsterdam gaan ervan uit dat het aantrekken van nieuwe studenten moeilijk was door het imago van de bouw. De bouw werd geassocieerd met zwaar en vies werk. Bovendien liet het contact tussen onderwijs en werkgevers uit de sector te wensen over. Zo waren bedrijven niet tevreden over de kwaliteit van de opgeleiden en klaagden stagebegeleiders over moeilijk te maken afspraken. Doelen Het Bouwlab biedt een platform aan onderwijs en bedrijfsleven met als uiteindelijke doel verbetering van de kwaliteit van de werknemers. Het Bouwlab levert een bijdrage aan de verbetering van het imago van de bouw vooral door te laten zien hoe breed en divers de sector is met als doel het aantrekken van een bredere en dus grotere doelgroep. Het Bouwlab legt contacten tussen onderwijs en bedrijfsleven met als doel een helder beroepsperspectief en een stevige beroepsidentiteit van de studenten, met als achterliggend doel goed gemotiveerde studenten en minder uitval. 26
Voor het op te richten Bouwlab heeft het ROC van Amsterdam bewust gezocht naar een projectleider die enerzijds kennis heeft van de uitgebreide bouwwereld en anderzijds de opleidingen goed kende. Daardoor is het Bouwlab in staat een actueel en gedifferentieerd beeld neer te zetten van de branche en is het in staat duidelijk te maken welke functies en bijbehorende competenties op de korte en langere termijn gevraagd worden. Op die manier lukt het andere doelgroepen, bijvoorbeeld vrouwen voor de sector te interesseren en daarmee de diversiteit van de instroom te vergroten. Overigens ziet het Bouwlab diversiteit niet zo zeer in termen van verscheidenheid in etniciteit, cultuur of geslacht, maar meer als verscheidenheid in talenten. De sector vraagt in toenemende mate niet alleen techneuten of mensen die houden van lichamelijk werk, maar heeft ook nadrukkelijk behoefte aan mensen die processen kunnen managen en die goed kunnen communiceren. Taken van het Bouwlab Samenwerking verankeren: Het Bouwlab zorgt ervoor dat het bedrijfsleven op een structurele en niet vrijblijvende manier betrokken wordt bij het onderwijs. Organisatie: organiseren van ontmoetingen tussen onderwijs en bedrijfsleven, Signaleren: Door het uitgebreide netwerk is het Bouwlab in staat trends en dilemma’s te signaleren. Werving: Het Bouwlab speelt een belangrijke rol bij het aantrekken van bedrijven en evenementen en adviseert het ROC van Amsterdam evenals de participerende organisaties op dit gebied. Exploitatie: Het is verantwoordelijk voor de exploitatie van het fysieke Bouwlab. Promotie: De bestuurders van de stichting fungeren als ambassadeurs en zijn verantwoordelijk voor de promotie van het Bouwlab Doelgroepen Het Bouwlab richt zich zowel op het onderwijs als op het bedrijfsleven. Wat het onderwijs betreft zijn er tot nu toe twee doelgroepen: De Bouw- en Infraopleidingen niveau 4 van het MBO en het VMBO theoretische leerweg. Tot nu toe gaat het alleen om de theoretische leerweg omdat vooral die leerlingen instromen in de niveau-4-opleidingen. Wat de VMBO’s betreft heeft het Bouwlab het beleid de contacten zo hoog mogelijk in de organisatie te leggen en samenwerkingsovereenkomsten te sluiten zodat de kans op continuïteit zo groot mogelijk is. De uitvoering gebeurt op het niveau van decanen, docenten en leerlingen. Wat het bedrijfsleven betreft focust het Bouwlab op de brede sector, dus bouw- en infrabedrijven, architecten, maar ook bijvoorbeeld woningbouwcorporaties en sector gerelateerde softwarebedrijven. Uitvoerders/betrokkenen Projectleiding Bouwlab, functionarissen uit bedrijven (P&O-ers, projectleiders, werkvoorbereiders), docenten, decanen, loopbaanbegeleiders, studenten, leerlingen Onderbouwing van de aanpak vanuit onderwijsperspectief In de publicaties rond loopbaanoriëntatie en begeleiding wordt het hebben van een arbeidsidentiteit onder jongeren als succesfactor genoemd. Arbeidsidentiteit houdt in dat jongeren kunnen reflecteren op hun loopbaan en daardoor o.a. antwoord kunnen geven op de vraag in welk werk hun capaciteiten en ambities het best ontplooid kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van 27
een arbeidsidentiteit verhogend werkt voor de leermotivatie, de keuzekwaliteit en het voorkomen van uitval. Om het ontwikkelen van een arbeidsidentiteit op gang te brengen zijn concrete arbeidservaringen en reflectie daarop nodig. Uit dezelfde publicaties blijkt dat het merendeel van de scholen (nog) niet in staat is goede loopbaanbegeleiding te bieden, mede doordat docenten in vergelijking met mensen uit het bedrijfsleven niet hoog scoren op loopbaancompetenties, en netwerken nog nauwelijks aandacht krijgt. Voor het Bouwlab volgt daaruit dat studenten zo snel mogelijk in contact gebracht worden met de bedrijven. Dat kan in de vorm van een snuffelstage, een rondleiding of een loopbaangesprek. Wel is het vanzelfsprekend dat de voorbereiding van dit soort activiteiten in samenwerking met docenten gebeurt zodat zij - met het oog op de effectiviteit - hun kennis over leren kunnen inbrengen. De aanpak van het Bouwlab is anders dan gebruikelijk. Het bedrijf komt de school in, en niet omgekeerd. Vaak doen scholen hun best om docenten kennis en ervaringen op te laten halen in de bedrijven. De ervaring leert dat dit behalve voor de BPV-begeleiders weinig oplevert. Succescriteria Aan de onderwijskant: Gemotiveerde leerlingen, leerlingen ontwikkelen loopbaancompetenties, meer gediplomeerde uitstroom, meer samenwerking van docenten met bedrijven, meer communicatie met bedrijven over curriculum Aan de bedrijvenkant: realistisch (positief) beeld van motivatie van studenten, realistisch beeld van opleiding en docenten, signaleren van talentvolle studenten Ervaringen Het Bouwlab is op 20 september 2012 feestelijk geopend. Maar ook vóór de opening heeft het tal van activiteiten georganiseerd voor onderwijs en bedrijfsleven. Zie de activiteitenkalender op www.bouwlab.info Een belangrijke activiteit van het Bouwlab is de organisatie van de loopbaangesprekken. Deze worden niet alleen voor studenten van de opleiding Bouw georganiseerd maar ook voor VMBO-ers uit de sector techniek. Als gesprekspartners fungeren deskundigen uit de beroepspraktijk. Dat kunnen zowel uitvoerders, werkvoorbereiders, projectleiders, werkgevers als personeelsfunctionarissen zijn. De gesprekken hebben verschillende doelen. Voor die van de MBO-studenten: zie parel 1: loopbaangesprekken. Voor de VMBO-ers is het hoofddoel, ervoor te zorgen dat ze een realistisch beroepsbeeld krijgen en meer inzicht in de vele functies die de bouw kent. Het werven van de gesprekspartners uit de bedrijven, de zgn. ambassadeurs is geen enkel probleem omdat ze de gesprekken ook voor zichzelf als nuttig ervaren. Het bedrijf over de loopbaangesprekken Verrassend is dat er van beide kanten vooroordelen uit de weg worden geruimd. De bedrijven zijn verrast over de kwaliteit van de studenten. Het zijn leuke jongens en meiden die weten wat ze willen, en die doelgericht werken aan hun loopbaan.
De student over de loopbaangesprekken Voor de leerlingen en studenten gaat letterlijk een wereld open. Hun gesprekspartners kunnen zoveel vertellen over de vele functies, de taken die daarbij horen en de eigenschappen die je voor die functies nodig hebt. De gesprekken zijn leerzaam en de mensen uit de bedrijven denken vanuit hun deskundigheid mee en geven veel handige tips 28
Ook VMBO-ers voeren loopbaangesprekken met de ambassadeurs. Voor leerlingen uit het 3e en 4e jaar van het VMBO theoretische leerweg zijn de loopbaangesprekken onderdeel van een voorlichtingsprogramma dat ontwikkeld is door het Bouwlab. Doel van het voorlichtingsprogramma is het negatieve beeld van de bouw om te zetten in een realistisch beeld en daardoor ook andere doelgroepen aan te trekken. De scholieren krijgen een lesbrief over de bouw. Daarmee worden ze o.a. begeleid op het voorbereiden van vragen die ze tijdens een snuffelstage kunnen stellen. De leerlingen maken kennis met beide kanten van de bouw, zowel de uitvoering als de voorbereiding van een bouwproject. Ze gaan kijken op een bouwplaats, bij een woningcorporatie en op een architectenbureau. Na afloop presenteren ze hun bevindingen: Wat wist ik eerst? Wat weet ik nu? Hoe keek er eerst tegen aan? Hoe kijk ik er nu tegenaan? Zie ook http://vimeo.com/49626722 In ontwikkeling Het bouwlab is nog volop in ontwikkeling. Er zijn initiatieven die een vliegwieleffect lijken te hebben, die laten zien op welke manieren de sector en het onderwijs van elkaar kunnen profiteren. Een voorbeeld is de introductie van BIM. BIM staat voor Bouw Informatie Model. Het is software waarmee niet alleen virtueel (dus in 3D) gebouwd kan worden, maar dat ook het gehele bouwproces ondersteunt, van ontwerp tot en met uitvoering en onderhoud. Het structureert in feite de samenwerking binnen het bouwproject. Een van de leden van het Bouwlab, een ICT-bedrijf geeft cursussen over BIM. Dit bedrijf heeft de mogelijkheid gebruik te maken van de faciliteiten van het bouwlab, zoals ruimtes en computers en gaat scholing verzorgen voor studenten en docenten van de opleidingen Bouw en Infra. Hun deskundigheid nemen de studenten mee naar hun stagebedrijven. Bedrijven maken op die manier kennis met nieuwe ontwikkelingen, vragen om scholing en stappen over op deze werkwijze. Het ICTbedrijf adviseert over het onderwijsprogramma zodat dit meegroeit met de ontwikkelingen in de sector. De invoering van de software vraagt om een ander soort medewerker: minder techneut en meer communicator. Het bouwlab signaleert deze veranderende vraag en organiseert bijeenkomsten waarbij onderwijs en bedrijfsleven nadenken over de consequenties voor functies en kwaliteiten van werknemers. De samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs die geïnitieerd is door het Bouwlab heeft geleid tot het ontwikkelen van de nieuwe opleidingen modelleur BIM en IBOR waarover kort geleden een convenant is gesloten tussen het ROC Nijmegen, Scalda, Van de Bunt Adviseurs en ROC van Amsterdam. Het Bouwlab is niet alleen te bezoeken in het nieuwe gebouw van het ROC van Amsterdam in Amsterdam-Noord, maar kan ook virtueel bezocht worden op www.bouwlab.info. Ook daar vindt ontmoeting plaats tussen onderwijs en de bouwsector. Er ontstaat een stagebank en op termijn zullen bouwbedrijven zich daar kunnen profileren. De activiteiten van het Bouwlab zijn daar ook te vinden. Ervaring met de implementatie Met het Bouwlab wil het ROC van Amsterdam zich terecht graag profileren. Het laat zien hoe het bedrijfsleven bij het onderwijs betrokken kan worden en in zoverre kan het een voorbeeld voor andere domeinen zijn. De bedrijven zijn enthousiast en werken graag samen met het Bouwlab.
29
De directie van het ROC van Amsterdam is er zich bewust van dat het Bouwlabteam speciale kwaliteiten nodig heeft. Het moet beschikken over een groot netwerk binnen de bouwwereld, een uitstekende kennis van de branche en aansprekende persoonlijkheden. Vastgesteld moet worden dat het aantal partners achterblijft bij de prognose. Dat heeft natuurlijk te maken met de recessie. Maar ook de rol die het Bouwlab tot nu toe speelt voor de opleidingen, is niet groot genoeg. Het gaat vooral om bemiddeling van geschikte mensen voor de loopbaangesprekken van de Bouw- en Infraopleidingen. De expertise die ontwikkeld is op het gebied van loopbaanoriëntatie en begeleiding wordt niet gedeeld. Het Bouwlab bedient de VMBOleerlingen. De opleiding Servicemedewerker Gebouwen bedient haar studenten op haar manier en ook de methodiek die de opleidingen Bouw en Infra voor loopbaanoriëntatie en begeleiding is niet verder gekomen dan het eigen team. Daar zou het Bouwlab een verbindende rol kunnen en moeten spelen. Conclusie Het is nog veel te vroeg om iets over de effectiviteit te zeggen. Duidelijk is dat het Bouwlab een mooi maar door de recessie kwetsbaar plantje is dat gekoesterd moet worden, niet in de eerste plaats door de uitvoerders maar door de directie van het ROC van Amsterdam en de bedrijven die bij het Bouwlab zijn aangesloten.
30
Bijlagen 1. De gebouwde omgeving – de docentenhandleiding: In het project wordt de wereld van de bouw getoond aan de hand van informatie en opdrachten 2. De gebouwde omgeving – de lesbrieven voor leerlingen uit het VMBO 3. Evaluatieformulier voor VMBO-leerlingen naar aanleiding van de loopbaangesprekken 4. Leidraad voor het loopbaangesprek voor de VMBO-leerling 5. Loopbaangesprekken VMBO met P&O-functionarissen – informatie en leidraad voor de P&Ofunctionaris 6. Samenwerkingsovereenkomst van ROC Nijmegen, Scalda, ROC van Amsterdam en Van De Bunt Adviseurs voor het ontwikkelen van de opleidingen voor modelleur BIM en IBOR
31
Innovatiearrangement Bouw en Infra parel 3: De opleiding servicemedewerker gebouwen Inleiding Twee jaar geleden wendde woningcorporatie Ymere zich tot het ROC van Amsterdam. De corporatie wilde haar service verbeteren, in het bijzonder door het aantal logistieke bewegingen te verminderen. Dat wilde Ymere bereiken door de specialisten zoals timmermannen, loodgieters, elektriciens breder inzetbaar te maken en dus op te leiden. De corporatie had 100 werkzaamheden in kaart gebracht die zij van een dergelijke breed opgeleide werknemer verwachtte. Samen met het ROC werd daarvoor een scholingsprogramma ontwikkeld. Het takenprofiel paste grotendeels op dat van de servicemedewerker gebouwen, een opleiding niveau 2 in het kwalificatiedossier. Het ROC van Amsterdam kon daardoor niet alleen voor opleiding maar ook voor examinering zorgen. Ymere had aanvankelijk voorgesteld dat het ROC vooral de theorie zou verzorgen, en de leermeesters in hun bedrijf de praktijk. Dat werkte niet omdat de leermeesters vonden dat de werknemers die opgeleid werden nog te weinig konden in de praktijk. Gevolg was dat de op te leiden werknemers niet werden ingezet door de planners en dat de werknemers niet de gelegenheid kregen te leren wat ze moesten leren. Het Ymereproject werd de aanleiding voor één van de casussen van het innovatiearrangement. Op basis van het scholingsprogramma dat samen met Ymere werd ontwikkeld, ontwikkelde het ROC van Amsterdam een brede opleiding servicemedewerker gebouwen waarin vijf techniekdisciplines samenwerken. In eerste instantie ging het om een BBL-opleiding. De ervaringen werden meegenomen bij het ontwikkelen van een BOL-opleiding. De opleiding die binnen het innovatiearrangement ontwikkeld werd, gaat uit van de ervaringen in het Ymereproject. De taken die een werknemer moet kunnen uitvoeren, worden eerst in de schoolwerkplaats - ‘de hal’ genoemd - geoefend en daar wordt ook de bijbehorende theorie geleerd. Op die manier brengen de leerlingen de vereiste vaardigheden mee naar het leerbedrijf en heeft de leermeester vooral de taak om feedback ter verbetering te geven, te checken en af te tekenen. In dit project betekent ‘innovatief’ niet dat het gaat om een totaal nieuw concept, maar dat het gaat om een consequentere keuze voor de praktijk als uitgangspunt van de opleiding waarin verschillende disciplines samenwerken. Ook in het onderwijsprogramma weegt de praktijkcomponent zwaarder dan de theoriecomponent in vergelijking met de meeste techniekopleidingen. Het gaat om projectonderwijs waarbij de theorie geïntegreerd is, en aan bod komt als de praktijk erom vraagt. ‘De hal’ biedt een contextrijke leeromgeving. Wat uitgevoerd moet worden in de praktijk, wordt daar geoefend. De hal is door de docenten van de verschillende disciplines (timmeren, afbouw, metselen, Electro, installatie) gezamenlijk ontworpen. De uitvoering is samen met leerlingen in opleiding gedaan. Je zou kunnen zeggen dat de eerste lichting van de opleiding servicemedewerker gebouwen haar eigen school heeft gemaakt en ingericht. In de hal staat een houten huis met een grove kamerindeling waarin alles geoefend kan worden wat een servicemedewerker gebouwen (SMD-er) moet kunnen. Er is een afsluitbare ruimte getimmerd waar gereedschappen en materialen zijn opgeslagen. Er zijn wanden waar gemetseld kan worden, waar tegel zetten geoefend kan worden en elektriciteit kan worden aangelegd en aangesloten. Men heeft in de hal examenruimten in de vorm van houten constructies gerealiseerd voor de geïntegreerde proeve van bekwaamheid. 32
Op het moment zijn uiteenlopende doelgroepen in opleiding tot SMG-er: werknemers van woningcorporaties, jongens en meiden die bij defensie gaan werken en daarvoor eerst deze opleiding doen zodat ze in oorlogsgebieden snel barakken kunnen neerzetten, maar ook kunnen helpen bij opbouwwerkzaamheden voor burgers, en ten slotte is er een heel nieuwe doelgroep: jonge leerlingen die net van het VMBO komen of een VO-opleiding hebben afgebroken en die iets willen doen met hun handen, maar nog niet precies weten wat. In het bijzonder hun wilde het ROC van Amsterdam een passende opleiding bieden. Door deze jongeren een boeiend programma te bieden wordt tevens aan de vraag van het bedrijfsleven voldaan naar meer mensen die kiezen voor techniek. Probleemanalyse Nog niet zo lang geleden bood het ROC van Amsterdam brede schakelopleidingen aan voor de techniek, de zgn. ROC-op-maat-opleidingen. Daar was echter steeds minder animo voor en ook de uitval was groot. Één van de redenen was dat het voor de leerlingen niet helder was waar ze het voor deden, voor welk beroep ze werden opgeleid. Het programma was vooral gericht op sociale vaardigheden. Het kwam vaak voor dat de jongere al was uitgevallen voordat hij of zij aan de echte beroepsopleiding was begonnen. Nu is het doel van de opleiding voor de studenten helder: Ze worden opgeleid voor een beroep en kunnen zich tegelijkertijd oriënteren. De opleiding servicemedewerker gebouwen is breed: van elektriciteit aanleggen, metselen en stuken, tot het aansluiten van een toilet op het riool. Zo leren de studenten verschillende disciplines kennen en kunnen ze na verloop van tijd – mochten ze dat willen – een bewuste keuze maken voor een meer specialistische opleiding zoals Electro- of installatietechniek. Ook kunnen ze doorstromen naar de opleiding servicemedewerker gebouwen niveau 3.
Een docent vertelt hoe ouders met hun zoon het schoolgebouw binnen komen. Zoonlief ziet er niet erg gemotiveerd uit. Als de docent hem vraagt wat hij wil worden, zegt hij ‘sloper’. “Daar hebben we geen opleiding voor, maar kom maar eens mee.” De docent neemt hem mee naar de hal. Al bij binnenkomst verandert de houding van de jongen. Hoe meer de docent laat zien, hoe enthousiaster de jongen wordt. “Ja dat wil ik. Wat ik hier leer, kan ik later als sloper goed gebruiken.”
Doel Een brede opleiding ontwikkelen die enerzijds leidt naar een concreet beroep en anderzijds de mogelijkheid biedt, zich op techniek te oriënteren. Daarmee ontwikkelt de student een arbeidsidentiteit. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van een arbeidsidentiteit verhogend werkt voor de leermotivatie, de keuzekwaliteit en het voorkomen van uitval. Betrokkenen Voor de betrokken docenten betekende de opleiding een omslag. Een interdisciplinaire opleiding vraagt om intensieve samenwerking. Het feit dat ze met elkaar ook de fysieke omgeving vorm moesten geven, maakte het gemakkelijker ook het curriculum samen inhoud te geven. De betrokken docenten gaven tot voor kort theorielessen aan studenten in de BBL. Ze hadden vaak weinig zicht op datgene wat de studenten leerden in de praktijk bij hun baas. Nu zijn de jongens in de hal aan het werk en oefenen ze de werkzaamheden. Op het moment dat ze bijvoorbeeld met nieuw materiaal bezig zijn, legt de docent de theorie uit die daarbij hoort. Af en toe
33
neemt hij de leerlingen mee naar het zelf getimmerde klaslokaaltje in de hal om extra theorie te geven. Met de BBL-doelgroep zijn de docenten vertrouwd, maar de BOL-studenten vormen een nieuwe doelgroep: vaak nog pubers met de gedragskenmerken die daarbij horen. Belangrijk doel van de BOLopleiding is nog steeds het ontwikkelen van sociale en loopbaancompetenties, maar nu is dat geïntegreerd in het curriculum. De BOL-studenten komen via de praktijkschool, welzijnsorganisaties en het Loopbaan Expertise Centrum (LEC) van het ROC van Amsterdam binnen. De laatst genoemden hebben een oriëntatietraject gevolgd nadat ze een opleiding gevolgd hebben die niet geschikt bleek. De resultaten In september 2011 zijn 40 leerlingen gestart met de nieuwe BBL-opleiding. 15 leerlingen werden in de AKA-opleiding geplaatst. 25 leerlingen werden direct geplaatst in de opleiding SMG niveau 2 De AKA-groep bestond uit 12 allochtone studenten (niet in Nederland geboren of minstens één van de ouders niet in Nederland geboren.). Er was slechts één meisje dat zich aangemeld had. Zij is overgestapt naar een andere, niet technische opleiding. Het AKA-traject kende 3 uitvallers, waarvan er twee overgestapt zijn naar een andere opleiding. De redenen van uitval zijn niet bekend. 6 Leerlingen daarvan gingen door naar een hoger niveau. In vergelijking met andere AKA-trajecten mag dit succesvol genoemd worden. De SMG-groep bestond voor meer dan de helft uit allochtone studenten. Daar waren geen meisjes bij. Tot nu toe kent het SMG-traject 4 uitvallers. 18 studenten zijn door naar het 2e jaar. 3 studenten moeten nog onderdelen uit het 1e jaar afsluiten. Van de uitvallers is er één overgestapt naar elektrotechniek en één naar motorvoertuigentechniek. Het is niet duidelijk waar de andere twee uitvallers naartoe zijn gegaan en wat de reden van hun uitval was. Succescriteria Aangezien het hier om een nieuwe opleiding gaat, is vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Wel kan het vergeleken worden met ROC op Maat, een onderwijsprogramma dat een aantal jaren geleden aangeboden werd voor een vergelijkbare doelgroep. In dit programma lag de nadruk op sociale vaardigheden. Docenten en opleidingsmanagers schrijven het succes toe aan een viertal factoren. 1. De groepsgrootte van maximaal 14 waardoor de begeleiding intensiever is. 2. Een duidelijk beroepsperspectief (De student weet wat hij concreet na zijn opleiding kan gaan doen, waar hij aan de slag zou kunnen, en welke vervolgstappen hij kan zetten in zijn loopbaan) en een arbeidsidentiteit. (De student kan vragen beantwoorden zoals: ‘Wat betekent arbeid voor en in mijn leven?’ en: ‘Wat wil ik via mijn arbeid betekenen voor anderen?’) 3. Een rijke leeromgeving die heel dicht aansluit bij de beroepspraktijk 4. Een intensieve (loopbaan)begeleiding met veel aandacht voor sociale vaardigheden die direct gerelateerd zijn opleiding en werk. Evaluatie De opleiding is nog volop in ontwikkeling. Aan het curriculum wordt nog geschaafd, vooral voor de BOL-opleiding moeten de instructies helderder. Waar het kan, worden taal en rekenen geïntegreerd. Waar het niet kan, probeert men een aantrekkelijk en efficiënt workshopaanbod te ontwikkelen. Wat al staat, is een goed BPV-handboek, een handleiding die beschrijft hoe de bewijsvoering aangeleverd moet worden die laat zien dat men klaar is voor de examinering, een duidelijke 34
organisatiestructuur met een heldere rolverdeling voor school en (stage)bedrijf, en een intensieve begeleidingsstructuur en de proeve van bekwaamheid met afsluitend panelgesprek. Samenhang met het project De nieuwe opleiding servicemedewerker gebouwen is een goede manier voor jongeren die geïnteresseerd zijn in bouw en onderhoud om zich op die wereld te oriënteren. Ze laat zien dat het jongeren vast weet te houden en voor opleidingen weet te interesseren. De doelgroep is cultureel divers, maar er zijn weinig meisjes. Er heeft tot nu toe geen actieve werving plaats gevonden om meer diversiteit in de doelgroep te bereiken. Het Bouwlab zou in die zin een actieve rol kunnen spelen. Voor alsnog is het voorlichtingsprogramma voor VMBO-ers dat door het Bouwlab en de opleiding Bouw en Infra wordt verzorgd, gericht op VMBO-ers die een niveau-4-opleiding kunnen en willen volgen. Niet op voortijdig schoolverlaters en leerlingen uit de basisberoepsgerichte leerweg van het VMBO. Onderzocht zou moeten worden of het programma ook bruikbaar is of gemaakt kan worden voor de doelgroep van deze opleiding, en of op die manier meer meisjes aangetrokken kunnen worden. Ook bij de werving van stagebedrijven is niet expliciet rekening gehouden met de doelgroep. Het gaat meestal om hotels en woningbouwverenigingen. In de woningbouwverenigingen is de praktijkbegeleider vaak van allochtone afkomst en kan voor leerlingen als rolmodel dienen. Dit is echter nog geen beleid. De opleiding is nog in de ontwikkelfase en daardoor nog naar binnen gericht, ook al is de basis ontwikkeld en geëvalueerd in de praktijk. Het Bouwlab en de loopbaangesprekken van de opleiding Bouw en Infra laten zien hoe het bedrijfsleven een actieve rol kan spelen in de opleiding en hoe het studenten helpt hun loopbaancompetenties verder te ontwikkelen.
35
Bijlagen: 1. De sterrenhemel: de leereenheden waaruit de opleiding bestaat in – voor docenten en studenten – in overzicht gezet. 2. De begeleidingsprocedure: een schematische weergave van de samenhang tussen de verschillende vormen en taken van begeleiding: het leer- en expertisecentrum, de zorgcoördinatie, het onderwijs en de leerlingbegeleiding 3. Het BPV-handboek voor studenten en stagebegeleiders met daarin de taken, aanwijzingen en hulpmiddelen 4. De handleiding voor de proeve van bekwaamheid: Beschrijving van de procedure voor het opstellen, 5. Uitvoeren, beoordelen en evalueren van de Proeve van bekwaamheid voor de opleiding Servicemedewerker gebouwen. 6. Leerwijzer servicemedewerker gebouwen: Deze bevat een introductie in de competentiegerichte opleiding (CGO) Servicemedewerker gebouwen niveau 2 en beschrijft de inhoud van het onderwijsprogramma. Bovendien geeft deze aan hoe de ontwikkeling van de student gevolgd wordt en hoe de beoordeling van opdrachten en examinering gebeurt. 7. Leidraad voor het eerste POP-gesprek 8. Portfolio: Het helpt de student de bewijslast te verzamelen die nodig is om aan te tonen dat hij klaas is voor de Proeve van Bekwaamheid. 9. Voorbeeld van een project: Ronde door het huis. Het laat zien hoe in de opleiding competentiegericht leren en loopbaanoriëntatie worden geïntegreerd.
36
Tenslotte De parels laten zien wat intensieve samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven aan meerwaarde voor beiden kan opleveren. De opleiding Servicemedewerker Gebouwen is ontstaan uit een vraag aan het ROC van Amsterdam uit het bedrijfsleven. Samen met het bedrijf is er scholing op maat voor het bedrijf gerealiseerd, waarbij expertise van werknemers bij de scholing betrokken werd. Dat heeft vervolgens de basis gelegd voor een opleiding die gekenmerkt wordt door een bijna naadloze overgang tussen onderwijs en bedrijfsleven enerzijds en opleidingsdisciplines anderzijds. Het loopbaanprogramma van de opleiding Bouw en Infra heeft op een andere manier voor intensieve samenwerking gezorgd tussen onderwijs en bedrijfsleven. Studenten worden beter dan voordien geïnformeerd over en voorbereid op hun toekomstige beroep en bedrijven krijgen meer zicht op de kwaliteiten van studenten en de inhoud van de opleiding. De loopbaangesprekken waren de eerste stap. De feedback daarop zorgde voor de tweede stap: een betere voorbereiding en nabereiding met als gevolg meer samenhang in de loopbaanoriëntatie en begeleiding. Een derde stap is de uitgebreide snuffelstage in het eerste jaar van de opleiding, een gevolg van de evaluatie van de loopbaangesprekken met de vertegenwoordigers uit de bedrijven. Het bijzondere daarvan is dat studenten echt het werk in al haar facetten te zien krijgen doordat ze begeleid worden door de meest geschikte persoon daarvoor in het bedrijf. Het Bouwlab maakt deze vormen van samenwerking mogelijk. Het helpt het onderwijs aan een optimaal netwerk en biedt bedrijven de gelegenheid invloed uit te oefenen op het curriculum en potentiële werknemers te leren kennen. Het voorlichtingsprogramma voor het VMBO dat zich nadrukkelijk richt op de brede bouwsector heeft de potentie om meer en een ander soort studenten – met andere capaciteiten – aan te trekken dat beter geïnformeerd, en daarmee hopelijk beter gemotiveerd is. Het Bouwlab laat zien dat het in staat is nieuwe ontwikkelingen te signaleren en ervoor te zorgen dat zowel onderwijs als bedrijfsleven daarvan kunnen profiteren. Wat we uit dit project vast willen houden, is de onderzoeksmatige aanpak, of anders uitgedrukt de strategie van de stappen en de cirkels. Wel mooie ideeën een kans geven (een stap), maar vervolgens goed kijken naar wat er gebeurt, hoe het in het gehele programma past en wat we kunnen verbeteren (een cirkel). Het beste voorbeeld daarvan zijn de loopbaangesprekken van de opleiding Bouw en Infra. Die aanpak heeft geleid tot een beter doordachte en beter gestructureerde loopbaanoriëntatie en –begeleiding en goede evaluatie-instrumenten. Op die weg gaan we voort in de opleidingen Bouw en Infra en in het Bouwlab waar het gaat om de loopbaanoriëntatie van de VMBO-ers. En die weg slaan we in voor de opleiding Servicemedewerker Gebouwen met als doel de kwaliteit van de loopbaanoriëntatie en –begeleiding in de bouwopleidingen te verbeteren. Die onderzoeksmatige aanpak kan ons ook helpen het Bouwlab beter te positioneren. Momenteel voert het Bouwlab activiteiten uit waar het bedrijfsleven enthousiast over is, maar de visie en de samenhang in het aanbod zal helderder moeten worden om het Bouwlab de rol te laten spelen die het ROC van Amsterdam voor ogen heeft. De in het kader van dit project geoefende aanpak kan daar volgens ons een bijdrage aan leveren. Het implementeren van BIM in onderwijs en bedrijfsleven zou een goede testcase kunnen vormen. Door het implementatieproces onderzoeksmatig te volgen, krijgen we helder wat er nodig is om het belangrijkste doel van het Bouwlab te bereiken: onderwijs en bedrijven samen op te laten trekken en van elkaar te laten leren.
37