Eindhoven, de sociaalste: ontwikkeling van samenkracht
November 2011
Voorwoord ‘Eindhoven, de sociaalste – ontwikkeling van samenkracht’; na intensieve gesprekken met allerlei vertegenwoordigers uit ‘de stad’, na beraadslagingen in het tijdelijk Comité WIJeindhoven met daarin een diversiteit aan experts, na bestudering van ervaringen elders in het land rondom vernieuwing in het sociale domein, ligt er nu een adviesrapport voor de gemeente Eindhoven met daarin een beargumenteerde keuze voor een stelselwijziging, een innovatie in het sociale domein van Eindhoven. Met gepaste trots presenteren we dit rapport. Gepaste trots omdat er onder grote tijdsdruk gewerkt is in de periode september – november 2011, maar nog veel meer met gepaste trots omdat het een inhoudelijk gemotiveerd advies is dat bij uitvoering naar onze overtuiging zal leiden tot meer effectiviteit in het domein en uiteindelijk ook tot meer efficiency. En – last but not least – omdat het een advies is dat haalbaar is in de uitvoering; het is geen theoretische beschouwing, het is een handreiking voor een ‘sociale systeeminnovatie’. Het Comité WIJeindhoven realiseert zich ook dat het niet een handreiking is die pasklaar is en direct valt in te voeren. Er is nog veel ‘ontdekkracht’ nodig, er zijn nog thema’s nader uit te werken, er is nog tijd nodig om verder te ontwikkelen. Maar de kaders zijn helder, de koers tekent zich af. Voor degene met minder tijd; deze publicatie start met een samenvatting van het advies. Toch raad ik u aan iets meer tijd te nemen en het hele eindrapport te lezen. U vindt in deze publicatie ook de oorspronkelijke opdracht van de gemeente Eindhoven aan het Comité WIJeindhoven. Ten slotte treft u een samenvatting aan van een eerste reactie vanuit ‘de stad’ op het advies, opgetekend tijdens een bijeenkomst op 3 november 2011 waar vertegenwoordigers vanuit de brede sociale praktijk, betrokken ambtenaren en leden van de raadswerkgroep Sociaal Beleid voor waren uitgenodigd. Rest mij alle professionals vanuit de Eindhovense praktijken die in de periode september – oktober 2011 constructief input hebben geleverd aan het advies van het Comité WIJeindhoven hartelijk te danken voor hun tijd en inspiratie. Ik wens u veel leesplezier en ik wens Eindhoven durf en innovatiekracht toe om - ten bate van alle Eindhovenaren - ‘samenkracht’ verder te ontwikkelen en ‘Eindhoven, de sociaalste’ in woord en daad verdere betekenis te geven. Namens alle leden van het Comité WIJeindhoven, Jos Kusters Voorzitter Comité WIJeindhoven
Comité WIJeindhoven v.l.n.r.: Jan Steyaert, Lilian Linders, Oeds Westerhof, Hafize Karacelik, Jos Kusters en Daniel Giltay Veth.
2
Samenvatting Achtergrond Nederland is altijd geroemd om zijn goed ingerichte verzorgingsstaat. Zorg en welzijn voor iedereen, ongeacht rang of stand, was daarbij het devies. Armoede en sociale uitsluiting zouden daardoor voorgoed uitgebannen worden. Met wederzijdse instemming creëerden politiek en samenleving aldus een prachtig systeem dat haar waarde meer dan bewezen heeft. Echter nu blijkt het vijftig jaar na dato minder houdbaar te zijn door grote veranderingen in de samenleving. In de loop van de decennia zijn ook de diverse nadelen van de klassieke verzorgingsstaat aan het licht gekomen. De moeizame financiering ervan bijvoorbeeld. Maar ook de uitvoering kwam steeds meer onder vuur te liggen van de samenleving. Er ontstond namelijk een kostbare, professionele hulpverlening die een steeds verder uitdijende verkokering, bureaucratisering, overlap en institutionalisering achter zich aan sleepte. Waardoor het accent steeds meer kwam te liggen bij de specialistische hulpverlener en zijn ‘productenaanbod’ in plaats van bij de burger met zijn vraag om zorg of ondersteuning. Met als gevolg dat cliënten vaak door de bomen het bos niet meer zien, zorg niet aankomt bij de mensen voor wie zij was bedoeld en bepaalde groepen burgers niet worden bereikt. Ook de tijdgeest holde het model uit. Het wordt niet meer van deze tijd beschouwd dat burgers lang leunen op ‘van overheidswege verstrekte zorg en steun’. Bovendien bestaat de gemiddelde burger op wie dit systeem zich van oudsher richtte niet (meer); de samenleving van Eindhoven is een mozaïek van duizenden leefstijlen. En nagenoeg iedereen is op een bepaald moment in zijn leven hulpbehoevend. Dat vraagt om flexibiliteit in plaats van uniformiteit. Ondanks de nadelen blijven de onderliggende principes van die verzorgingsstaat absoluut de moeite waard. Onderlinge solidariteit, zorg, onderwijs, werk, wonen en hulp die voor iedereen toegankelijk zijn, gelijke kansen voor elk persoon; het levert doorgaans een
maatschappij op met een hoge sociale kwaliteit waarin mensen ontspannen en prettig met elkaar omgaan. Hiermee is in een notendop tevens de uitdaging geschetst waar het comité WIJeindhoven zich voor gesteld zag: hoe zetten we de op zich duurzame filosofie achter de verzorgingsstaat om in een nieuwe duurzame formule? Een model dat toelaat de nieuwe uitdagingen tegemoet te treden, dat voorkomt dat hierboven geschetste uitwassen zich herhalen, dat realistisch en betaalbaar is en dat sociaal goed is voor de stad en zijn burgers.
Systeeminnovatie Om maar meteen met de deur in huis te vallen: met wat eenvoudig verstelwerk lossen we de groter wordende problemen niet meer op. Er is een fundamentele innovatie van het huidige sociale systeem nodig, een ingrijpende omslag in denken en doen. Dat betekent dat bestaande organisaties in het sociale domein ook hun eigen bestaansrecht ter discussie moeten stellen. Want wij willen het bestaande systeem op een compleet nieuwe leest schoeien. Dit houdt in enkele grove pennenstreken onder meer in: • • • • • • • • •
Meer preventieve zorg, minder ‘curatief’ Van formele naar meer informele zorg Van doelgroep naar individuele burger Van specialist naar meer generalist Van verticaal naar horizontaal Van sectoraal naar integraal Van ‘negen tot vijf’ naar flexibele inzet Van aanbod naar vraag Van verkoopmodel naar inkoopmodel
Het Comité WIJeindhoven beseft dat haar adviezen inhouden dat traditionele structuren en systemen in de stad doorbroken moeten worden. Wij willen generalistische WIJ-professionals in teams zetten in alle wijken in de stad. Deze WIJ-professionals komen in plaats van de grote groep generalisten die nu vanuit de specialistische uitvoeringsorganisaties in het sociale domein actief zijn. Dat zal gebeuren onder de vlag van een nieuw samenwerkingsverband waar het gedeeld eigenaarschap van het sociale domein primair uitgangspunt is. We weten dat dit bestaande organisaties diep in hun hart zal raken. Toch adviseert het comité de gemeente om hieraan geen concessies te doen en op dit terrein geen compromissen te sluiten. Want deze verandering moet; in het belang van de Eindhovenaren en hun stad.
Verantwoording Hoe zijn wij als comité tot dit advies gekomen? Puntsgewijs schetsen wij hieronder de argumenten die hiervoor aan de basis liggen. 3
-
Eindhoven is uitgerust met een breed en goed functionerend stelsel van formele en informele sociale basisvoorzieningen (zorg, cultuur, wonen, werk, sport en onderwijs). Het gros van de inwoners van de stad maakt hier gebruik van en levert zo mede een actieve bijdrage aan de sociale kwaliteit van Eindhoven.
-
Genoemd stelsel heeft bewezen over grote maatschappelijke veerkracht te beschikken. Immers, de meeste sociale vraagstukken en problemen worden binnen dit geheel opgelost. Bijzonder eraan is het grote aantal vrijwilligers dat zich aan deze voorzieningen verbonden heeft. Dat versterkt het beeld van een solidaire, stedelijke samenleving waarin mensen niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen opkomen.
-
Wij constateren dat er een steeds wisselende groep Eindhovenaren in de samenleving rondloopt die niet in staat is om de sociale vraagstukken waar ze mee worstelt op eigen kracht aan te pakken.
-
Wij veronderstellen dat voor de inwoners van Eindhoven voor wie dit geldt geen optimaal functionerend systeem bestaat. Dit wordt deels veroorzaakt door de ‘kokers’ met een toenemend aantal generalisten en specialisten die producten- en dienstenaanbod gericht werken en de kosten van de zorg verhogen. Gevolg: de zorg wordt onbetaalbaar én zorgbehoevende burgers die een beroep doen op hulp, steun of zorg raken in deze wereld van indicaties, instituties en protocollen al gauw de weg kwijt. Of ze blijken onvindbaar.
-
Als het burgers wel lukt om over al deze drempels heen te komen dan bestaat het risico dat ze te snel, te specialistische en eenzijdige zorg en hulp krijgen. Of ze raken gehospitaliseerd en daardoor afgesneden van hun sociale omgeving. Terwijl veel vraagstukken ook op te vangen zijn met informele zorg of binnen sociale netwerken.
-
Dit laatste past ook beter bij de maatschappij van vandaag waarin mensen zoveel mogelijk zelfredzaam (willen) zijn. Informele zorg staat in dat geval meestal dichter bij de burger dan specialistische hulp, die overigens in sommige gevallen wel noodzakelijk blijft.
-
Wij willen de burgers van Eindhoven meer naar zelfhulpnetwerken, informele zorgcircuits én betere specialistische hulp krijgen. Daarom is het nodig om in alle wijken in de stad te werken met generalistische teams. De brede WIJ-professional fungeert als de ‘smeerolie’ die het sociale systeem draaiende houdt. Deze generalist zoekt samen met de burgers naar oplossingen voor hun problemen die zo goed mogelijk passen bij hun behoeften en leefwereld. De vindplaats ligt in eerste instantie in de sociale basisvoorzieningen. Als informele zorg geen uitkomst biedt en er toch een beroep moet worden gedaan op specialisten, dan blijft de WIJ-professional het traject en de interventie volgen. Keuzes welke specialismen noodzakelijk zijn liggen in het domein van het sociaal beleid.
Gevisualiseerd:
Sociale basisvoorzieningen etwerken mele n F or
Sport, cultuur
Werk
Informele netwerken Zelfhulp
Vrijwilligers
Familie, buurt
Onderwijs
Wonen
Burgers
Generalisten teams met WIJprofessionals
Specialisten
4
Sociaal beleid
Sociale omwenteling Als de sociale omwenteling die het Comité WIJeindhoven voor ogen staat zijn beslag krijgt, heeft dit grote gevolgen voor allerlei factoren:
De burger •
Zijn logica komt centraal te staan in het zorg- en hulpaanbod.
•
Wordt aangesproken op wederkerigheid. ‘Voor wat, hoort wat’, om het populair te zeggen. Als een burger aanspraak kan maken op zorg, mag de gemeenschap aanspraak maken op zijn of haar sociale betrokkenheid en bereidheid afspraken na te komen. Een deal is een deal, in deze.
•
Kijkt eerst naar de eigen kracht en de in de sociale omgeving en netwerken aanwezige samenkracht om problemen uit de wereld te helpen. Pas daarna wordt een beroep gedaan op de professionele zorg. Op dit vlak liggen er voor Eindhoven grote kansen, want de stad kan aanspraak maken op een ruime voorraad menselijk kapitaal. Ruwweg één op de twee inwoners is als ervaringsdeskundige, mantelzorger of vrijwilliger in de weer. Daarnaast borrelt Eindhoven van de particuliere initiatieven ter versterking van de sociale samenhang in wijken en buurten.
•
Niet het probleem van de burger komt centraal te staan, maar zijn eigen kracht. Hij zal daar ook permanent op gewezen en aangesproken worden.
•
Het sociale systeem richt zich niet alleen op de zorgbehoevende burger. In de WIJ-stad Eindhoven worden alle burgers uitgenodigd om hierin een rol te spelen. Immers iedereen heeft op een bepaald moment in zijn leven zorg nodig en iedereen kan iets betekenen voor anderen.
De sociale basisvoorzieningen (sport, cultuur, onderwijs, wonen, werk, zorg) •
Moeten open staan voor signalen betreffende sociale vraagstukken en bereid zijn deze mee op te lossen. Dit vraagt om een coöperatieve en gastvrije houding tegenover iedere burger. Dit engagement kan via een sociaal contract worden vastgelegd.
•
Zorgen ervoor dat minder mensen in de stad gebruik hoeven te maken van sociaal beleid.
De gemeente •
Treedt op als regisseur van het sociale beleid en de basisvoorzieningen. Bevordert overal in de stad sociaal ondernemerschap en verbindt initiatieven met elkaar. Participeert in de WIJ coöperatie op basis van gelijkwaardigheid in het samenwerkingsverband van eigenaren.
•
Is opdrachtgever van de generalistische teams van de WIJ-professionals. De wethouders treden op als de peetvaders van deze teams. Elke wethouder krijgt daarmee meerdere wijken toegewezen om de herinrichting van het nieuwe sociale landschap te volgen. Geeft het concept van de WIJ-stad een gezicht door middel van een designopdracht.
•
Er komen ambtenaren met ‘doorzettingsmacht’ en daadkracht die de power hebben om schotten en muren te slechten.
•
Werkt langs horizontale programmalijnen. Met daaraan gekoppelde politieke agenda’s.
•
Heeft een voorbeeldfunctie. Onder meer door de opname van een sociale paragraaf in contracten met leveranciers of bij de inhuur van bedrijven. Dat geeft nieuwe impulsen aan sociaal verantwoord ondernemen. Maar zal ook zelf het goede voorbeeld geven door werk uit te besteden aan individuen of groepen die dat goed kunnen gebruiken.
•
Krijgt in de uitvoering primair de rol van specialistische uitvoerder van wetten en regels. Met de sluiting van een aantal loketten en meldpunten als onvermijdelijk gevolg.
•
De uitvoering, inclusief financiën wordt flexibel. Maatwerk staat daarbij voorop. 5
•
Aanbevelingen van de WIJ-professional krijgen het sterkst mogelijke accent. In principe neemt de gemeente ze over. Indien niet, dan met argumenten omkleed.
•
Gaat het gesprek aan met andere financiers van sociaal beleid zoals de AWBZ en zorgverzekeraars over de besteding van de revenuen die met de verschuiving naar meer preventie en informele zorg worden behaald.
•
Krijgt een pioniersrol bij het verbeteren en aanpassen van bestaande regelgeving. Als blijkt dat Eindhovense projecten worden gefrustreerd door landelijke wetten en procedures moet de gemeente dit aankaarten bij de Haagse politiek. Evengoed moet de gang naar het binnenhof worden gemaakt als blijkt dat Eindhovense ‘best practices’ van sociaal beleid ook buiten de gemeentegrenzen navolging verdienen.
De huidige specialistische kokers •
Kokers met generalisten worden zo spoedig mogelijk afgebouwd.
•
Moeten letterlijk en figuurlijk terrein afstaan aan de WIJ-professional.
•
Worden afgerekend op excellente diensten en producten op het moment dat ze er als specialist worden bijgehaald.
•
Investeren in de verdere ontwikkeling van hun specialisme.
•
Worden ingekocht. De WIJ-professional adviseert daarbij om welke producten en diensten het gaat.
•
De ingekochte dienstverlening wordt gevolgd door de generalist en zijn cliënt.
•
De specialist heeft wel de verantwoordelijkheid voor haar specialistisch handelen, maar niet de eindverantwoording voor de cliënt.
De WIJ-professional
6
•
Wordt gerekruteerd uit de specialistische organisaties, instellingen en instanties.
•
Stelt zich midden in de wijk op, is benaderbaar zonder drempels en is outreachend. Is primair bezig de samenkracht te benutten en actief terughoudend bij het inzetten van specialistische zorg.
•
Wordt via benchmarks gemonitord en beloond op out come.
•
Maakt een kritische analyse van wat er aan de hand is en zoekt de oplossing(en) samen met de cliënt/burger allereerst in de informele sfeer.
•
Deelt zijn kennis en ervaringen met andere teams in de stad en regio.
•
Is van vele markten thuis, kent de burgers in zijn gebied (en vice versa), is een teamplayer met groot verantwoordelijkheidsgevoel en durft in het belang van de burger beslissingen te nemen.
7
Eindrapportage ‘Eindhoven, sociaal innovatieve stad’ Een toekomstbeeld Over een kleine tien jaar kunnen inwoners van Eindhoven voor hulp terecht in hun omgeving en in sociale netwerken. Ook treffen ze dichtbij professionele ondersteuning aan als dat nodig is. Ze ontmoeten dan een professional die hen serieus neemt als gesprekspartner. Samen halen ze zoveel mogelijk eigen regie terug in het leven van de burger in kwestie. Elke inwoner van Eindhoven weet dat zelfredzaamheid en op je eigen benen staan niet altijd vanzelfsprekend is. Iedereen is kwetsbaar en vele mensen zijn voor kortere of langere tijd zorgbehoevend. Tegelijk komen in onze samenleving veel mensen op voor elkaar. En als de informele zorg niet meer voldoet, is er altijd het professionele vangnet. Inwoners werken aan zelfredzaamheid, aan het versterken van hun eigen kracht, en de samenkracht van de netwerken om hen heen. Al dan niet bijgestaan door een hulpverlener. Ze worden daarbij niet gehinderd door organisatorische beslommeringen en ingewikkelde regels en procedures. Professionals en organisaties gaan hier soepel en flexibel mee om. WIJeindhoven draagt ertoe bij dat inwoners in Eindhoven zich over een aantal jaar gehoord en gezien voelen als compleet mens. Dat onderlinge betrokkenheid en compassie de dagelijkse omgang met elkaar bepalen. Burgers zijn voor hun welbevinden niet meer afhankelijk van een hulptraject, maar staan stevig in de schoenen en zelfbewust in het leven. Ze nemen verantwoording voor hun eigen leven zonder arrogant te worden of het respect voor anderen te verliezen. Alle inwoners van Eindhoven, instellingen en bedrijven zijn ervan doordrongen dat de stad en het alledaagse leven vorm krijgen door mensen zelf, en niet door formats, instituties, tabellen en indicaties. Sociaal ondernemerschap is alom aanwezig, ook bij gemeente en professionals. Eindhoven is terecht en met rede bekend als innovatieve stad; niet alleen in de economische en technologische wereld of vanwege toonaangevend design. Maar ook als stad die uitblinkt in sociale kwaliteit, beschaving en solidariteit gooit Eindhoven hoge ogen. WIJeindhoven draagt met een systeeminnovatie zichtbaar bij aan deze ambitie.
8
1.
Inleiding
Sinds halverwege de vorige eeuw kennen we in Nederland de verzorgingsstaat met zorg, hulpverlening en gelijke kansen voor iedereen. Lange tijd gold dit systeem - dat met wederzijdse instemming van politiek en burgers werd ingesteld - als hét middel tegen alle sociale kwalen. Maar het klassieke model heeft zijn tijd gehad. De kosten rijzen de pan uit, er is veel kritiek op de manier waarop het systeem werkt en het concept past steeds minder bij een maatschappij die mondialer, individualistisch en grijzer wordt. Kortom, de verzorgingsstaat is aan grondige revisie toe. De basisgedachte achter die verzorgingsstaat is onverminderd actueel. Onderlinge solidariteit en gelijke kansen voor iedereen leveren nog altijd een samenleving op waar mensen sociaal en ontspannen met elkaar omgaan. De voortschrijdende professionalisering en institutionalisering in het sociale domein heeft onbedoeld geleid tot ver doorgevoerde verkokering en bureaucratisering. De instituten en de professional zijn centraal komen staan in plaats van de burger waarvoor het systeem ooit werd opgetuigd. Het resultaat hiervan is dat burgers worden benaderd vanuit de systeemwereld van de overheid en instanties en niet vanuit hun eigen leefwereld. En die leefwereld is zeer verschillend en divers, simpelweg omdat mensen en leefstijlen verschillend zijn. Tegelijkertijd zijn er groepen mensen verder van de samenleving af komen staan. Mensen die het niet lukt om hun plek terug te veroveren en sociaal een steeds grotere achterstand oplopen. Marcel van Dam heeft het over ‘de onrendabelen’; een groeiende groep mensen die het vertrouwen in de maatschappij kwijt is en met de rug naar de samenleving staat. Vice versa geldt dat de samenleving ook het zicht op deze ‘onrendabelen’ kwijt is. Hierbij past een kritische kanttekening. Ook aan de achterkant van de samenleving hoopt zich het nodige sociale kapitaal op in een breed scala aan informele zorgverlening. Waarmee de ‘onrendabelen’ juist ook weer rendabel zijn voor onze maatschappij. In verschillende landelijke publicaties van wetenschappers, onderzoekers, ministeries en adviesraden wordt ervoor gepleit het sociaal systeem grondig op de schop te nemen. Met bijvoorbeeld de Wmo wordt hier al een voorschot op genomen. ‘Zorgen voor’ maakt daarin plaats voor ‘zorgen dat’; de eigen kracht van mensen wordt meer en meer beschouwd als het middel om regie over eigen leven te voeren. Eigen Kracht conferenties en sociale netwerkstrategieën laten zien dat deze benadering meer en meer ingeburgerd raakt in de hulpverlening. Ook in het recente rapport van de Raad voor de Volksgezondheid over de toekomstige inrichting van ons zorgstelsel worden begrippen als ‘eigen kracht’ en ‘informele hulp dicht bij huis’ gebruikt als onderleggers. Toch is de werkelijkheid weerbarstiger. Enerzijds rukken de eigen kracht filosofie en het vraaggericht werken - dicht bij de leefwereld van burgers - onmiskenbaar op. Tegelijk komt de duurzame maatschappelijke participatie van Van Dams minder zelfredzame ‘onrendabelen’ erg moeizaam tot stand. Deze twee ambities kunnen elkaar ook in de weg zitten. De effecten van eigen kracht en meer regievoering bij mensen zelf en bij informele netwerken is minder zichtbaar en daardoor minder meetbaar. Hoe verhoudt zich dat tot heldere, zichtbare, meetbare en controleerbare resultaten die direct voortkomen uit overheidshandelen? In Eindhoven is de afgelopen jaren kritisch gekeken hoe binnen de sociale pijler de lokale overheid en de gesubsidieerde hulpverlening het doen. Eind 2009 publiceerde de rekenkamercommissie een rapport over effectiviteit in het welzijnsbeleid, ‘Twee Werelden’. Conclusie was dat het onduidelijk is of het gevoerde beleid effectief is en dat er zich twee duidelijke richtingen voor de toekomst aftekenen. Er moet meer vraaggericht worden gewerkt en er moet meer vanuit de kracht/regie van mensen zelf worden gehandeld. Het huidige coalitieakkoord (‘Werken aan Morgen’) sluit hier nauw bij aan. Het roer moet om binnen de Wmo en de welzijnswereld. ‘We kunnen veel vernieuwender zijn en kansen benutten. In lijn met het rekenkameronderzoek is een fundamentele heroverweging noodzakelijk.’ Het College van Burgemeester en Wethouders van Eindhoven vindt dat er meer maatwerk nodig is, in plaats van het generieke aanbod dat burgers nu vaak krijgen voorgeschoteld. Gericht op de behoeften van de persoon en ervan uitgaande dat veel mensen over voldoende bagage beschikken om hun leven vorm te geven. Het College heeft een plan van aanpak opgesteld en aan de raad aangeboden. Hierin staat onder meer: ‘Het College heeft de ambitie om deze raadsperiode te komen tot een fundamenteel andere manier van werken in het sociaal maatschappelijke domein, waarbij de uitgangspunten zijn dat er vraaggestuurd en wijkgericht wordt gewerkt, dat de eigen kracht en het zelforganiserend vermogen van inwoners wordt aangesproken en dat effectiviteit en beperking van bureaucratie centraal staat bij de uitvoering van beleid’. In vervolg daarop is in april 2011 het raadsvoorstel ‘Nieuw sociaal beleid, inhoudelijke kaders en vervolgproces’ door de gemeenteraad unaniem akkoord bevonden.
9
De roep om nieuw sociaal beleid, is gebundeld in een programma met als werktitel ‘WIJeindhoven’. Onder deze vlag vinden de activiteiten plaats die bijdragen aan de herbezinning op het systeem binnen de sociale pijler, opereert het tijdelijke adviescomité en wil de gemeente in 2012 in twee wijken in Eindhoven experimenteren met een andere organisatievorm en werkwijze in het sociale domein.
Essentieel is dat er een verandering in het brede sociale domein langs een aantal lijnen wordt ingezet: • • • •
‘Op weg naar eigen kracht’. Mensen zijn uniek, kennen hun eigen situatie het beste en weten doorgaans ook zelf het beste wat ze nodig hebben om uit de problemen te komen en te blijven. De rol van de overheid/professional is om op basis hiervan in gesprek te gaan. Niet vanuit een behoefte om te ‘zorgen voor’ en met een standaardaanbod in de hand, maar vanuit gemeende belangstelling voor een uniek mens en aansluitend bij de oplossing die deze persoon zelf voorstaat. Eigen kracht is niet exclusief gericht op het individu, maar ook op de onderlinge kracht van mensen. Vanuit het principe van ‘aansluiten bij de eigen kracht van een uniek mens’ streeft WIJeindhoven naar professionele ondersteuning dichtbij de burgers. Immers, om mensen te kennen en maatwerk te kunnen bieden, is het nodig dat mensen gekend worden. Hierbij is het noodzakelijk om over de grenzen van bestaande domeinen en kokers heen in gesprek te gaan. Sociaal werkers in de stad moeten volgens WIJeindhoven zoveel mogelijk integraal werken. Hun focus ligt niet bij doelgroepen, en professionals en gemeente moeten hun werkwijze daarop aanpassen. De WIJ-professional gaat in woord en daad over de volle breedte te werk met mensen die ondersteuning nodig hebben. ‘Generalisten met mandaat’ heet dat in de visie van WIJeindhoven. Burgers in Eindhoven zoeken oplossingen in eerste instantie binnen hun eigen netwerk en de (informele) netwerken in de stad en pas in tweede instantie bij de professional. Het Comité WIJeindhoven is in opdracht van de gemeente aan de slag gegaan met een herbezinning op het systeem. In dit rapport presenteren we een model (zie pagina 14) dat aangeeft hoe praktijk en werkwijze in het sociale domein er in de toekomst uit komen te zien. Naar verwachting draagt dit bij aan meer effectiviteit en efficiency.
In deze rapportage laten we zien hoe generalistische teams van WIJ-professionals in hun dagelijkse activiteiten te werk zullen gaan. We lichten toe hoe de inzet van sociale basisvoorzieningen en van specialistische zorg noodzakelijk blijft, maar wel anders wordt gepositioneerd. De rol van de gemeente in het transitieproces krijgt aandacht en de rapportage sluit af met een aantal aanbevelingen voor de implementatie van WIJeindhoven.
10
2.
Maatschappelijke basisvoorzieningen, sociaal beleid met generalistische en specialistische werkwijze
Maatschappelijk gezien ligt Eindhoven er tiptop bij. De stad telt voldoende goed onderhouden maatschappelijke basisvoorzieningen waar alle inwoners van de stad gebruik van maken; scholen, sportgelegenheden, cultuurvoorzieningen, wijkcentra, maar ook wegen, bedrijventerreinen, winkelcentra. Een deel van deze voorzieningen is te kenschetsen als ‘sociale basisvoorzieningen’. Denk aan onderwijs, werk, wonen, zorg, cultuur en sport. Al deze basisvoorzieningen dragen bij aan de sociale kwaliteit van de stad. Maar dat is niet voldoende om het hoofd te bieden aan alle uitdagingen en problemen die inwoners van Eindhoven in hun eigen dagelijkse leven ervaren. De gemeente Eindhoven heeft tot taak samen met de andere partijen deze basisvoorzieningen op peil te houden. Daarnaast moet de gemeente sociaal beleid uitwerken om inwoners die (tijdelijk) minder in staat zijn op eigen kracht te functioneren vooruit te helpen. Alle Eindhovenaren maken op de één of andere manier gebruik van de basisvoorzieningen in de stad. Slechts een deel van de bevolking doet een beroep op de specifieke voorzieningen of interventies die vanuit het sociale beleid worden ingezet.
Alle inwoners hebben belang bij een goede sociale kwaliteit in de stad, dat maakt het leven aangenaam voor iedereen. Alle inwoners hebben een zekere mate van kwetsbaarheid en maken kans ergens tijdens hun leven een beroep te moeten doen op sociaal beleid.
Het sociaal beleid in Eindhoven is niet speciaal gericht op een specifieke groep in de samenleving. De mate waarin iemand ‘kwetsbaar’ of ‘minder zelfredzaam’ is valt niet altijd te voorspellen. Soms lijkt het dat ‘gebruikers’ een vast deel van de bevolking zijn, een groep die het niet in de samenleving zou kunnen redden zonder herhaaldelijke interventies. Natuurlijk zijn er mensen voor wie dit geldt. Maar daar de nadruk op leggen verhult dat er dynamiek is in die groep. Sommige mensen slagen er met een duwtje in de rug weer in om zelf de draad op te pakken. Andersom zijn er mensen die door tegenslag (tijdelijk) afhankelijk worden. En er is een belangrijke groep inwoners die met een lichte en relatief eenvoudige ingreep sociaal weer verder kan. Het etiket ‘kwetsbaar’ versterkt het beeld dat deze mensen problemen hebben of een probleem zijn voor de samenleving. Velen van hen hebben echter een manier gevonden om met hun kwetsbaarheid om te gaan. In die zin weten ze zichzelf te redden. De echte problemen ontstaan voor hen pas als ze de regie over hun leven kwijt zijn. Vanuit het besef dat iedereen kwetsbaar is en soms minder zelfredzaam kan zijn, is het wenselijk dat er geen categoriaal beleid wordt gevoerd gericht op bijvoorbeeld inkomensgrenzen. Er ontstaat anders een ongewenste tweedeling in de maatschappij tussen zij die het kunnen betalen en dus meer zelfredzaam lijken, en zij die dat niet kunnen. Het draagvlak voor publieke dienstverlening in het sociale domein komt daarmee onder druk te staan. In het huidige sociale systeem wordt doorgaans pas actie ondernomen als de uitwassen van gebrek aan zelfredzaamheid zichtbaar worden. De ingrepen zijn dan relatief zwaar en duur, het aanbod overdadig. De innovatie die met WIJeindhoven wordt voorgestaan beoogt ondermeer: 1. Dat bij de maatschappelijke basisvoorzieningen meer de focus op preventie komt te liggen. Met de erkenning dat er nu eenmaal zorgbehoevende mensen zijn die - al dan niet tijdelijk - de greep op het leven kunnen verliezen. Het is nuttig en goedkoper om al snel (lichte) hulp te bieden, in plaats van af te wachten tot problemen uit de hand lopen. 2. Dat wordt gewerkt vanuit het principe ‘één huishouden, één plan, één hulpverlening’. Dit is prettig voor het betreffende huishouden en goedkoper omdat dure 2e lijnsinterventies minder vaak nodig zijn. 3. Dat het terugvinden van zelfregie en (weer) zelfredzaam worden centraal staat. Eigen kracht en samenkracht is daarbij leidend, zoekend naar steuntroepen in de eigen sociale omgeving.
WIJeindhoven kanteling WIJeindhoven wil dat zoveel mogelijk inwoners gebruik kunnen maken van de basisvoorzieningen die er zijn. Dat maakt het immers minder noodzakelijk om specifiek sociaal beleid te voeren. De gemeente heeft een rol in het onderhouden van die voorzieningen. Ook het bedrijfsleven, woningcorporaties, zorginstellingen en net zozeer minder zichtbare netwerken of het particulier initiatief dragen daar hun steentje aan bij. WIJeindhoven wil dat zoveel mogelijk mensen de regie over hun eigen leven kunnen voeren. Door de kracht in henzelf, de 11
netwerken om hen heen en in de Eindhovense samenleving. Zo kunnen ze op een ontspannen manier leven. Dat betekent dat - analoog aan de verantwoordelijksladder van de Wmo – de omslag wordt gemaakt van specialistische en verkokerde individuele ‘zware’ zorg, naar meer generalistische inzet dichtbij mensen en (informele) netwerken.
Grafisch weergegeven ziet dat er als volgt uit:
WIJeindhoven praktijk
Eindhovenaren en hun eigen sociale netwerken
Informele netwerken in de stad
Sociale basisvoorzieningen
Generalistisch werkende teams
Stedelijke specialistische voorzieningen
Generalist als inkoper Door inzet van generalistische teams met WIJ-professionals (zie hoofdstuk 3) wordt bereikt dat mensen met een hulpvraag voortaan vanuit een meer complete en brede visie op hun ‘totaal situatie’ worden benaderd. Vanuit dat blikveld kijken WIJ-professionals eerst naar wat mensen zelf kunnen doen of wat binnen de informele- en sociale netwerken of de maatschappelijke basisvoorzieningen kan worden opgevangen. Want er zit veel potentie en sociale energie in de samenleving, meer dan nu aangesproken wordt. Waar de WIJ-professionals zelf tot actie kan overgaan, doet hij dat. Pas daarna wordt zonodig gebruik gemaakt van specialistische inzet. De WIJ-professionals krijgen de rol van ‘inkoper’ in plaats van ‘verkoper’. Zij gaan in conclaaf met de hulpvrager en indien nodig ‘kopen zij in’ bij een specialist. De WIJ-professional hanteert voor dit gesprek twee uitgangspunten: wat denkt de hulpvrager zelf dat er aan de hand is en wat denkt deze persoon zelf nodig te hebben? De WIJ-professional start altijd aan de linkerkant (‘Eindhovenaren en hun eigen sociale netwerken’) en als dat niet de oplossingen biedt, schuift hij naar rechts totdat de adequate oplossing is gevonden. Sociaal beleid staat dan in het teken van weer deelnemen aan het maatschappelijke leven, terug naar eigen regie, eigen kracht en zelfredzaamheid. Dat kan alleen door uit te gaan van de werkelijkheid van een inwoner of een groep inwoners; niet door te vertrekken vanuit de institutionele wereld met een andere werkelijkheid en andere taal. Die wereld zal blijven bestaan, maar meer op de achtergrond en minder dominant. Tegelijk blijft het specialisme als vangnet nodig en aanwezig.
WIJ-professional De kunst is om in de toekomst de werelden van een inwoner of een groep inwoners en die van de overheid/professional met elkaar te verbinden. De WIJ-professional is de ‘verbindingsofficier’ tussen deze werelden; de informele en formele wereld, de leefwereld van inwoners en de systeemwereld van de overheid en professionele specialist. Maar wel een verbindingsofficier met inhoud, kennis en vaardigheden om zelf op te treden. De WIJ-professional is niet alleen gesprekspartner in het brede sociale domein, hij is ook in staat zelf in te grijpen en ‘kleine operaties uit te voeren’. Als een specialist nodig is neemt hij zelf de leiding in plaats van te ‘signaleren, door te verwijzen en over te dragen’. De WIJ-professional richt zich primair op het bevorderen van ‘gezondheid’, in plaats van het behandelen van ‘ziekten’. Misschien is de omschrijving ‘sociale huisarts’ wel het meest treffend voor de WIJ-professional. WIJeindhoven wil teams met zulke ‘sociale huisartsen’ inzetten in alle wijken van Eindhoven. 12
De generalistische teams met WIJ-professionals kijken verder dan een enkel levensdomein, weten over de volle breedte van de hoed en de rand en kunnen al deze sociale kennis ook toepassen. Een devies staat daarbij voorop: de hulpvragende burger in kwestie moet zo snel mogelijk terug naar het gangbare leven in de dagelijkse maatschappij. Dit stelt hoge eisen aan het niveau van de professional, zowel op het gebied van kennis, als vaardigheden en competenties. In het volgende hoofdstuk gaan we daar nader op in.
De sociale kracht van Eindhoven In Eindhoven zijn volop mensen actief in het sociale domein. Sommigen via georganiseerde, professionele hulpverlening, anderen meer onzichtbaar als vrijwilliger, mantelzorger of ervaringsdeskundige. Vele Eindhovenaren leveren via sport of cultuuractiviteiten een bijdrage aan de sociale kwaliteit van de stad. Er is dus volop sociaal ondernemerschap in Eindhoven aanwezig. Er zijn in Eindhoven vele initiatieven waarbij vanuit de professionele instanties en organisaties wordt gestuurd op ‘vermaatschappelijking van zorg’. Bijvoorbeeld in de Eindhovense krachtwijken, met hun inloopmogelijkheden voor (ex) psychiatrisch patiënten, laagdrempelige, alledaagse gesprekken voor buurtbewoners, en het samen met de wijk werken aan een prettig en ontspannen leefklimaat. Dat is iets anders dan ‘buurtparticipatie’ die veelal vanuit de instituties wordt opgezet en vervolgens aan de wijk voorgelegd wordt. Alle goede bedoelingen ten spijt blijft het echter toch gaan om professioneel optreden, waarbij de wijk mag aanhaken. Om een voorbeeld te noemen: (ex) verslaafden of mensen met een psychiatrisch verleden vinden via een ‘tussenhalte’ in een woonbuurt veel beter hun weg terug naar de samenleving. Maar het blijft – zo zien we in de praktijk – vaak bij een beschermde omgeving die wel in de wijk wordt georganiseerd, maar niet door en voor de wijk. De rol van de gemeente ten aanzien van informele netwerken is ingetogen en dat moet ook zo blijven. Onderzoek toont aan dat teveel bemoeienis van de overheid deze waardevolle netwerken juist verstoort en verkokering en het ontstaan van een ‘protocollencultuur’ in de hand werkt. Wel is het nodig dat de overheid en de professionele wereld een goed zicht krijgen op die informele sociale wereld. In het essay ‘een zooitje ongeregeld’ bepleit Klaas Mulder dat hier een enorme kans ligt om de formele en informele wereld met elkaar te verknopen. Aldus kan de lokale overheid een rol spelen in het ondersteunen van mensen in hun eigen kracht en in de kracht van netwerken en de samenleving. Een extra reden om de nieuwe generalistisch werkende teams niet als een stedelijke voorziening op afstand te laten opereren, maar dichtbij de mensen en hun informele netwerken. Het maatschappelijke kapitaal in de Eindhovense samenleving kan hierdoor beter worden verzilverd. Ook in Eindhoven staat de samenwerking tussen professionals hoog op de agenda. Op basis van casusoverleggen wordt gepoogd meer integraal te werken. Met helaas als gevolg dat de bestaande kokers eerder uitdijen dan zichzelf overbodig maken. Hierdoor verbreed en verdiept die institutionele koker zich juist. En dus de specialistische manier van kijken en werken. Er zijn in Eindhoven veel ideeën over meer vraaggericht werken, meer aansluiten bij een mens in plaats van bij een product. Zij verzanden echter in de werkelijkheid waar procedures, regels en ingewikkelde systemen de toon blijven aangeven. Dat is precies de reden waarom WIJeindhoven deze route wil afkappen. Er is een innovatie in het systeem nodig; een andere, nieuwe logica. Met als vertrekpunt dat mensen onderling meer kunnen betekenen voor elkaar en voor degenen die minder zelfredzaam zijn. Dat gebeurt dikwijls met lichte ondersteuning van goed toegeruste en slim handelende generalisten, zonder dat deze zelf een koker gaan vormen. Zij nemen het voortouw voor ‘de operatie’ opdat iemand zo snel mogelijk weer terug is op de plek in de Eindhovense samenleving die hem het best past.
13
De WIJeindhoven praktijk Het model dat WIJeindhoven voorstaat in de toekomst laat zich grafisch als volgt weergeven:
Sociale basisvoorzieningen etwerken mele n F or
Sport, cultuur
Werk
Informele netwerken Zelfhulp
Vrijwilligers
Familie, buurt
Onderwijs
Wonen
Burgers
Generalisten teams met WIJprofessionals
Specialisten
Sociaal beleid Samenvattend: er komen generalistisch werkende teams met WIJ-professionals die in het brede sociale domein inzetbaar zijn, die present zijn in de leefwereld van burgers en die de informele netwerken in de stad op het netvlies hebben. Deze teams maken gebruik van de aanwezige basisvoorzieningen met formele en informele netwerken of laten inwoners er zelf gebruik van maken. Ze zijn handelingsbekwaam en bevoegd om zelf op te treden als er ‘kleine operaties’ uitgevoerd moeten worden. Op het moment dat er inzet vanuit de ‘kokers van specialisten’ nodig is, houdt de WIJ-professional zelf de vinger aan de pols. Een pleidooi voor een sterk ingerichte ‘frontoffice’ diep in de stad, een pleidooi voor het verbinden van de leefwereld van inwoners met de systeemwereld van de overheid en, waar nodig, de specialisten. Een pleidooi ook voor andere verbindingen tussen de onderdelen van dit systeem: - -
verticaal: tussen landelijke, provinciale en lokale overheid, tussen overheid en instelling, tussen beleid en uitvoering; horizontaal: tussen uitvoeringsprofessionals en hun instelling, tussen gemeenten, tussen beleidsprofessionals, tussen lokale bestuurders.
Met als implicatie dat de gemeente Eindhoven het aandurft om over de eigen territoriale grenzen heen te kijken. Als de praktijk in de stad laat zien dat er leemten in wetten en regels zitten, dan moet de gemeente daarvoor bij de landspolitiek aan de bel trekken. Evengoed kan het voorkomen dat de nieuwe aanpak ‘best practices’ oplevert die ook buiten Eindhoven navolging verdienen.
Wederkerigheid Wederkerigheid is een wezenlijk begrip binnen het gedachtegoed van WIJeindhoven. Eigen kracht stoelt op kracht binnen (informele) netwerken en kracht binnen de maatschappij: ‘samenkracht’. Als de burger iets van zijn overheid mag verwachten, dan mag die overheid ook iets van zijn burgers verwachten. 14
De sociale kwaliteit van de stad is een verantwoordelijkheid van alle actoren in de stad: gemeente, bedrijfsleven, woningcorporaties, zorginstellingen, het onderwijs, de sportclubs, cultuurinstellingen en burgers onderling. Allemaal partijen die een rol spelen in het leven van Eindhovenaren. De rol van de gemeentelijke organisatie is om het veranderingsproces van ‘verzorging door verkokerde professionale instellingen’ naar WIJeindoven te initieren, te begeleiden en mogelijk te maken. Bijvoorbeeld door bij het verlenen van subsidies hierop consequent te sturen en een sociale paragraaf op te nemen in de afspraken hierover. En door eerst en vooral binnen de eigen organisatie – ambtelijk én bestuurlijk - verkokering aan te pakken. Door mogelijk te maken dat er tot in alle haarvaten van de stad professionals zijn die de leefwereld van inwoners kennen. De rol van de gemeente is echter ook bescheiden. Lang niet alle initiatieven en organisaties in de stad die bijdragen aan de sociale kwaliteit van Eindhoven worden door de gemeente ‘gestuurd’ en/of gefinancierd. De gemeentelijke overheid moet hiermee wel in gesprek om van WIJeindhoven een gezamenlijk transformatieproces te maken. Zodat onderlinge betrokkenheid en wederkerigheid in woord en daad, invulling krijgen. Dit kan door ruimte te maken voor initiatieven uit de stad zelf, door informele zorg te stimuleren en door concepten als ‘durftevragen.nl’ ook beschikbaar te maken voor burgers. De gemeente kan samenwerking tussen het bedrijfsleven en sociale ondernemingen stimuleren door zelf als rolmodel op te treden. Bijvoorbeeld door consequent mensen in dienst te nemen met een achterstand tot de arbeidsmarkt, sociale ondernemingen in te huren voor bijvoorbeeld de catering van gemeentelijke evenementen en mensen met een WWB-uitkering in te zetten om diensten te leveren. Overigens zal het betrekken van ondernemers (of deze nou vertegenwoordigd zijn in kleine, informele netwerken of werken bij een multinational) altijd op basis van ‘win-win’ moeten plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld door ondernemers die zich maatschappelijk betrokken tonen tot preferrent contractant te benoemen voor de gemeentelijke organisatie.
15
3.
Inrichting en werkwijze van de nieuwe sociale uitvoeringspraktijk
Voor het model op pagina 14 van deze rapportage gelden de volgende stellingnamen: het is van belang dat de nieuwe WIJ-professional vanuit de leefwereld van mensen verbindend kan acteren naar alle levensdomeinen, breed inzetbaar is en handelingsbevoegd is om waar nodig op te treden. Dat eigen kracht niet alleen wordt opgevat als de kracht van een individu, maar net zozeer door de kracht van (informele) netwerken en de Eindhovense samenleving. En dat samenwerking met partnerorganisaties bij de inrichting van een nieuwe sociale praktijk onontbeerlijk is.
Sociale wijkteams met WIJ-professionals De toekomstige praktijk zal zo zijn georganiseerd dat inwoners naar een vertrouwde en makkelijk bereikbare plek toe kunnen. Dit bevordert de sociale interactie die nodig is voor de vertrouwensrelatie tussen mensen en professionals. Daarvoor is inzet en aanwezigheid nodig in de wijken zodat de WIJ-professional daar uitgroeit tot een bekend gezicht. Zodat de relaties naar de directe omgeving (en een deel van de informele zorg) kunnen worden gelegd. Tegelijkertijd mag de waarde van ‘wijkbewoner zijn’ niet worden overschat. Niet alle mensen identificeren zich met de wijk waar zij wonen. Onderlinge sociale ervaringen vormen minstens zozeer een gevoel van herkenning, erkenning en solidariteit. Dat betekent dat de WIJ-professional goed op de hoogte moet zijn van de (informele) zorgstructuur in de stad en de zelfhulporganisaties. En soms is het juist raadzaam om buiten de wijk aan de slag te gaan, omdat in de wijk sprake is van lang gewortelde tradities die sociaal gezien ook obstakels kunnen opwerpen. In de methodiek van werken is het belangrijk dat gekeken wordt naar eigen kracht, naar het sociale systeem (inclusief mogelijkheden die de informele zorg te bieden heeft voor de persoon met de hulpvraag), naar meerdere levensdomeinen en naar wat de meest duurzame oplossing is in een bepaalde situatie. Er dient professionele ruimte te zijn voor het vinden van passend maatwerk in plaats van ‘voorbedrukte aanbodformats’. Tegelijk moeten ook afspraken worden gemaakt over tijdsduur en eindmoment. Dit om te voorkomen dat een ‘steunsysteem’, een ‘leunsysteem’ wordt. ‘Actieve terughoudendheid’ is daarbij de basisattitude, waarbij de kracht in iemand zelf en zijn omgeving wordt opgezocht, verkend en aangeboord. De WIJ-professionals werken in integrale wijkteams en zijn preventief aanwezig om escalatie voor te zijn, zelfregie te bevorderen, dan wel om het informele netwerk in te zetten om structuur te bieden in het dagelijkse leven. Essentieel in de werkwijze is het bevorderen van eigen kracht (bijvoorbeeld via inzet van Eigen Kracht conferenties), de inzet van (informele) steunsystemen en slimme benutting van mogelijkheden in de buurt om participatie te bevorderen. Bijvoorbeeld door het met elkaar in contact brengen van minder zelfredzame mensen op basis van wederkerigheid. Aansluiten bij de kracht van mensen, door iemand niet primair te zien als ‘cliënt’, maar vooral als iemand die iets kan en wil. Een methodiek die misschien niet in heldere schema’s en protocollen is vast te leggen, maar die vooral iets zegt over de wijze waarop er naar mensen gekeken wordt en waarop zo iemand wordt benaderd. Waarbij ‘het gewone’ en de kracht van mensen voorop staan. Een kerncompetentie van de WIJ-professional is dat hij kan luisteren en zich aan de zijlijn durft op te stellen. De generalistisch werker probeert aanbod te vermijden. Hij luistert, wil weten wie er aan de ‘keukentafel’ tegenover hem zit en helpt mensen zichzelf te helpen. De specialist in de professionele wereld focust primair op zijn aanbod. De WIJ-professionals fungeren vervolgens als een soort ‘inkoper’ van dit ‘specialistisch aanbod’. Dat betekent ook dat er in de teams kennis aanwezig moet zijn van de financiële regelingen binnen de professionele wereld. En niet in de laatste plaats moeten de WIJ-professionals capabel zijn om ‘kleine operaties’ zelf uit te voeren. Dat betekent dat er binnen een nieuw op te richten consortium (zie volgende paragraaf) van waaruit deze teams opereren in de wijken heldere afspraken liggen met onder meer de gemeente, waar juridisch gezien veelal het mandaat ligt.
16
De gereedschapskist van de WIJ-professionals zit vol met daadkracht en kennis. De WIJ-professional vangt zoveel mogelijk vragen vroegtijdig op en zet de ‘vrager’ zoveel mogelijk zelf aan het werk om de antwoorden op deze vragen te zoeken. De WIJ-professional blijft wel ‘langszij’ maar neemt niet of zo min mogelijk van iemand over. Dat betekent onder meer dat gesprekstechniek een veel pregnantere rol moet krijgen binnen het beroep.
Hieronder volgen twee voorbeelden van de werkwijze die WIJeindhoven daarbij voor ogen staat. 1.
Alledaagse steun. Allochtone vrouw komt in aanmerking voor voedselbank vanwege financiële problemen. Door gebrekkig Nederlands en onzekerheid durft ze niet alleen te gaan. Iets verderop woont een andere cliënt van het generalistisch wijkteam, een Nederlandse vrouw. Ook deze vrouw haalt elke week een voedselpakket op. Generalist koppelt beide vrouwen aan elkaar, zodat de een de ander wegwijs kan maken. Na een half jaar werkt deze constructie nog steeds goed. Sterker, ook op andere terreinen helpen ze elkaar, en de allochtone vrouw leert hierdoor ook beter de taal.
2.
Vroeg ingrijpen Alleenstaande vrouw is uitbehandeld bij de GgzE. Moet flink bijbetalen op het gas, water en licht en kan dit geld niet op tafel leggen omdat ze in de bijstand zit. Raakt helemaal de kluts kwijt waardoor terugval dreigt. Generalist weet regeling te treffen met energiebedrijf. Buurvrouw van een paar deuren verderop heeft inzicht in administratieve zaken. Wij-professional brengt beide vrouwen in contact met elkaar. Afspraak is dat buurvrouw generalist belt als de alleenstaande vrouw er niet uitkomt. Contact tussen de twee vrouwen loopt goed, er is geen gedoe meer met rekeningen, de ex-cliënt van de GGzE is uit de bijstand, werkt bij de Ergon en er is weer ruimte voor trots in haar leven.
De toekomstig WIJ-professionals worden uit de bestaande instituties geworven en maken zich via onderling leren in bijvoorbeeld ‘communities of practices’ de nieuwe werkwijze steeds meer eigen. Ze leren van elkaars kennis en expertise en worden daarin actief ondersteund. Ten slotte; het mag duidelijk zijn dat de lat voor de professional ‘nieuwe stijl’ hoog komt te liggen. Veel en brede kennis, veel vaardigheden en stevige competenties. Dat betekent dat er wordt uitgegaan van een stevig hbo-niveau van de WIJ-professional. De investeringen die daarmee gepaard gaan, worden terugverdiend door minder gebruik te maken van duurdere specialisten uit de kokers (denk aan specialisten uit de geestelijke gezondheidszorg). Daarnaast kan het niveau van een aantal andere medewerkers van de specialistische kokers omlaag, omdat zij nog slechts administratieve afhandelingen hoeven te verrichten. Zoals het verstrekken van een voorziening of het betaalbaar stellen van een uitkering.
De WIJ-coöperatie De gemeente is opdrachtgever van de integraal werkende teams, maar de WIJ-professionals komen in dienst van een nieuw op te richten organisatie. Een coöperatie komt het comité daarbij als de meest inspirerende rechtsvorm voor. Immers, een coöperatie is een vereniging van eigenaren op basis van gelijkwaardigheid en een gelijk belang. Zo’n coöperatie bestaat uit diverse teams van uitvoeringsmedewerkers; de zogenaamde ‘WIJ-professionals’. De coöperatie kenmerkt zich door een constant ondernemerschap van teams en werkers en is juridisch onafhankelijk van de gemeente. De gemeente is opdrachtgever, de WIJ-coöperatie voert uit. Dit om te voorkomen dat er spanning ontstaat tussen de acties van de WIJ-professional en die vanuit de specialistische kokers. Door te regelen dat de nieuwe professionals en de specialisten op de achtergrond niet onder één dak werkzaam zijn, kan belangenverstrengeling en ‘verkoopgedrag’ vanuit de WIJ-professionals worden voorkomen. Dit biedt tevens de mogelijkheid om partners uit het maatschappelijk bestel in het bestuur van de coöperatie op te nemen. Zodat de zorg, het bedrijfsleven, woningcorporaties, het onderwijs, de culturele wereld en dergelijke ook een stem binnen de nieuwe organisatie krijgen. Voor alle duidelijkheid de specialistische uitvoerders maken geen deel uit van de coöperatie: je kunt niet tegelijkertijd opdrachtgever en opdrachtnemer zijn. Aansturing van de WIJ-coöperatie geschiedt door afgevaardigen in de coöperatie die de teams WIJ-professionals aansturen. De gemeente wijst een bestuurder uit het College van Burgemeester en Wethouders aan die direct betrokken is. Om de wisselwerking binnen dit nieuwe model zo sterk mogelijk te maken krijgen alle generalistische teams een wethouder als ‘peetvader’. Die krijgt daardoor min of meer vanzelf een aantal werkgebieden in de stad onder zijn hoede. De WIJ-professionals krijgen geen vaste uitvalsbasis. Ze werken flexibel, zijn veel op straat en in huis bij mensen en als ze ergens in de wijk moeten werken, dan kan dat vanuit een bestaande accommodatie of gebouw. 17
In eerste instantie krijgen de WIJ-teams wijken met ongeveer 20.000 inwoners toegewezen. Afhankelijk van de problematiek in een wijk, kunnen grootte en samenstelling van het team worden aangepast. In sommige buurten zal een ‘lightversie’ van een generalistisch team afdoende zijn; in andere buurten wordt juist intensiever ingezet. Gemiddeld bestaan de teams uit 5 tot 10 WIJ-professionals (met een maximum van 20 fte) die zoveel mogelijk zelfsturend zijn en een verschillende professionele achtergrond hebben. Door onderlinge kennisbevordering en competentieontwikkeling, worden op termijn de WIJ-professionals steeds breder inzetbaar en raken zij vertrouwd met de nieuwe werkwijze. Ten slotte is er het vraagstuk van verantwoording, prestaties en belonen. De teams moeten worden beloond voor preventief optreden en voor de kwaliteit van contacten in hun wijk. Vervolgens moeten zij worden gehonoreerd voor de wijze waarop ze er in slagen om met de specialistische kokers samen te werken, waarbij de kwaliteit van geleverde producten, diensten en activiteiten én beheersing van de kosten van belang zijn. Omdat er in dit model gewerkt wordt met integrale teams die vergelijkbare activiteiten ondernemen kan op kwaliteit en kostenbeheersing worden getoetst.
Specialisten binnen de WIJ-coöperatie Naast de inzet van generalistische wijkteams komt een generalistisch werkend multidisciplinair team dat zich volledig richt op de meest problematische huishoudens in Eindhoven. Het aantal van deze huishoudens zou tussen de honderd en tweehonderd schommelen. Dat team volgt deze permanent op de voet, grijpt in waar dat nodig is en dringt de overlast terug die deze huishoudens in hun omgeving veroorzaken. Daarnaast neemt het team de interventies voor zijn rekening die te zwaar worden voor de generalistische wijkteams, ondermeer omdat er sprake is van meerdere justitiële maatregelen. Daar waar situaties weer onder controle lijken te zijn, kan worden besloten om dit dossier weer over te dragen aan de generalistische wijkteams. Ook kunnen generalistisch werkende teams worden geformeerd die flexibel op specifieke groepen in Eindhoven kunnen inspelen. Deze teams functioneren onder aansturing van de WIJ-coöperatie.
Resterende specialistische kokers De huidige specialistische kokers blijven vooralsnog bestaan. Wel zullen ze door de werkwijze van WIJeindhoven kleiner worden. Voor een deel van de specialistische kokers resteert de meer administratieve afhandeling door medewerkers op MBO-niveau (zoals bijvoorbeeld een leerplichtboete of het regelen van een scootmobiel). Essentieel is wel dat de specialistische kokers goed toegankelijk zijn voor de WIJ-coöperatie en bereid zijn mee te werken aan deze nieuwe formule. Als dat niet gebeurt moet er een signaal naar een daartoe aangesteld ‘escalatieprofessional’ gaan. Hij of zij spreekt de onderhavige instelling of instantie uit de specialistische kokers daar direct op aan. In het uiterste geval kan dit ertoe leiden dat gemeente de organisatie in kwestie kort op de subsidie.
Samenlevingsontwikkeling WIJeindhoven gaat uit van een ander type relatie tussen systeem en burger. Het idee samen verantwoordelijk te zijn voor een sociale en leefbare samenleving in de stad ligt daaraan ten grondslag. Die ‘ander type relatie’ heeft betrekking op iedereen in Eindhoven. Alle Eindhovenaren worden aangesproken op actief burgerschap. Vanuit het besef dat wat vandaag de buurman overkomt morgen ook uw lot kan zijn. Onderlinge betrokkenheid met respect voor de eigenheid van ieder individu en onderlinge solidariteit staan ook in de nieuwe werkwijze centraal. Laat daarbij gezegd zijn dat Eindhoven op dit vlak al kan bogen op een sterke conduitestaat. Bijna een op de twee inwoners van de stad is in zijn vrije tijd in enige vorm actief binnen het sociale domein. Een grote rol is hierbij weggelegd voor de sociale basisvoorzieningen die door de overheid worden gezien als fundament voor een volwaardig leven. Dergelijke voorzieningen bevorderen dat mensen zelf hun levenskoers kunnen uitzetten, al dan niet samen met anderen. Daarbij horen juist niet ‘stigmatiserende kneuzenfondsen’ die bij elk probleem aanvullend en soms tijdelijk worden ingericht. De basis voorzieningen moeten sterk genoeg zijn om iedereen volwaardig mee te laten doen. Een cruciale vraag is of speciale of categoriale voorzieningen nodig zijn voor bijvoorbeeld dak- en thuislozen of (ex) psychiatrische patiënten. Of draagt dat dit juist bij aan hun afhankelijke positie in de maatschappij? ‘Hospitalisering’/ institutionalisering is een bekend fenomeen. Dat heeft deels te maken met een gebrek aan vermaatschappelijking van zorgen hulpverlening. Maar er is ook een gebrek aan veerkracht in de samenleving om mensen die het tegen zit en aan de zijlijn hebben gestaan, weer volledig op te nemen. Zo kunnen maatschappelijke steunsystemen in buurten een belangrijke bijdrage leveren aan echte vermaatschappelijking. Zowel voor buurtbewoners als betrokkenen. Als het tenminste ook door en voor de buurt wordt ingevuld. De gemeente kan 18
‘hospitalisering’ en institutionalisering mede tegengaan. Door bijvoorbeeld gespecialiseerde instellingen en organisaties aan te spreken op hun vermogen om duurzame relaties te leggen met de ‘gewone’ samenleving. En door partijen in de maatschappij (zoals het bedrijfs- en verenigingsleven) aan te spreken op een gezamenlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de sociale kwaliteit van de stad. Een Eindhoven waar het goed leven en werken is, is ook in hun belang. Het is daarbij onontbeerlijk dat de gemeente zelf een voorbeeldfunctie vervult. Bijvoorbeeld door het initiatief te nemen om een soort ‘label’ te ontwikkelen, waarmee de kwaliteit in het sociale domein ieders belang wordt. Bedrijven, instellingen, organisaties, en initiatieven in de stad die bijdragen aan sociale kwaliteit krijgen een ‘keurmerk’ dat ze erkenning en waardering geeft. Plus het voordeel een preferent partner van de gemeente te worden. Met name kleinere maatschappelijke organisaties en zelfhulpgroepen met veel vrijwilligers en ervaringsdeskundigen als de Vrijwillige Hulpdienst, Humanitas, Sensoor en de Zonnebloem spelen een vitale rol in het sociale veld. Zij bereiken juist die groepen mensen die anders niet of lastig te mobiliseren zijn. Daarom moet de gemeente de komende jaren eerder investeren , na een zichtbare trendbreuk, in dit type activiteiten dan erop bezuinigen. Daarnaast is het zinvol als de gemeente de komende jaren investeert in initiatieven die hun bestaansrecht al hebben bewezen. Bijvoorbeeld de inzet van wijkbewoners die binnen hun buurt optreden als verbinder binnen de informele structuren. Of de gerichte inzet van vrijwilligers/studenten die op basis van ‘jij doet iets voor mij, ik doe iets voor jou’ kleine diensten leveren en mensen aan elkaar koppelen. De gemeente moet proberen om dit soort initiatieven te herkennen, te stimuleren en mede mogelijk te maken. En de informatie hierover als een soort ‘kennisbeheerder’ actueel te houden, onder meer als instrument voor de WIJ-professionals.
Samenwerking met partnerorganisaties Wederkerigheid is niet alleen onderlinge betrokkenheid tussen mensen. Er bestaat ook wederkerigheid tussen instituties. Door contacten tussen overheid, wetenschap, onderwijs, bedrijfsleven, corporaties en gezondheidszorg raakt bekend wat bij anderen speelt en of werkwijzen onderling af te stemmen zijn. De gemeente zou ook in het sociale domein in de toekomst sterker in kunnen spelen op initiatieven vanuit het bedrijfsleven in de stad. Sociaal ondernemerschap op creatief en sportief gebied heeft naast economische vaak ook sociale effecten. Daarnaast kunnen ondernemers veel betekenen voor versterking en herkansing van mensen op de arbeidsmarkt. Een gelijkwaardige en ‘natuurlijke’ partnerband tussen overheid/instelling en bedrijfsleven kan grote meerwaarde hebben voor het sociale domein. Daardoor kunnen meer initiatieven over preferred suppliers, social return, maatschappelijk verantwoord en betrokken ondernemen van de grond komen. Het bedrijfsleven kan zeer wel onderdeel zijn van de WIJ-coöperatie. Datzelfde geldt ook voor de wetenschap en de beroepsopleidingen. De gelijkenis met de filosofie van Brainport wordt daarmee zichtbaar. Bij de samenwerking met professionele instanties waar de gemeente sturingskracht heeft (bijvoorbeeld in de vorm van subsidiering) is het zaak dat de gemeente contracten afsluit op basis van effecten (en niet zo zeer op basis van activiteiten). Deze effecten moeten zijn gericht op het aanboren en stimuleren van eigen kracht bij mensen. Het welslagen van de generalistische werkwijze zal mede afhankelijk zijn van de mate waarin bureaucratie en protocollisering worden teruggedrongen. In de eerste plaats hebben instellingen en lokale overheid hier zelf een belangrijke taak: vaak is er binnen verordeningen en wetgeving meer mogelijk dan men veronderstelt. Daarnaast kan het ook nodig zijn bij de wetgever te signaleren dat formele regelgeving een sta in de weg is voor de nieuwe werkwijze. Een andere belangrijke samenwerking is die met de partners van ZVW en AWBZ. Een verschuiving van formele naar informele zorg en méér preventie zal de uitvoering van bepaalde wetten en voorzieningen goedkoper maken. Zorgverzekeraars die hier voordeel van hebben moeten daarop worden aangesproken ten faveure van de lokale gemeenschap. Dit alles op basis van een betrouwbare kosten baten analyse.
19
4. Gevolgen van invoering Trendbreuk gevolgd door stapsgewijze invoering Voor de invoering van het gedachtegoed van WIJeindhoven is een meerjarenplan nodig. Voor de zorgvuldigheid is het wijs om de invoering ervan stapsgewijs te laten verlopen. Dat kan door in een of enkele stadsdelen te beginnen en momenten in te bouwen om bij te kunnen sturen. Daarnaast door een ‘transformatieagenda’ op te stellen voor de gemeentelijke organisatie zelf en de instellingen en organisaties waarmee zij een directe relatie onderhoudt. Plus een voor de instellingen, organisaties en (particuliere) initiatieven waar de gemeente minder direct relaties mee onderhoudt. Deze transformatie gaat zo langzaam als nodig, maar zo snel als mogelijk is. Het is niet de bedoeling om bestaande initiatieven door te ontwikkelen of te veranderen binnen de domeinen. Nee, er is een heuse trendbreuk en dus systeeminnovatie nodig. Over de domeinen heen.
Gevolgen voor het huidige professionele systeem Doordat de WIJ-coöperatie zo breed en preventief mogelijk werkt is het denkbaar dat er kokers uiteindelijk helemaal zullen verdwijnen. Immers; de professionals in deze specialistische kokers komen niet meer bij mensen over de vloer (dat doet de WIJ-professional) en hun rol en taak worden vooral administratief. De hoogwaardige specialistische kokers zullen ook een stap terug moeten doen. Immers, veel vragen van inwoners komen eerder bij de WIJ-professional terecht en worden in samenhang benaderd. Daarnaast worden maatschappelijke voorzieningen die er zijn voor iedereen in de stad veel beter benut en komen er minder categoriale voorzieningen. Om te laten zien dat de WIJ-professional effectiever en efficiënter werkt, is het raadzaam om vanaf de start te werken met een ‘fictief inkoopmodel’. Op basis van kengetallen wordt zichtbaar gemaakt hoeveel contacten de WIJ-professional heeft en in hoeveel van deze gevallen hij specialistische hulp inschakelt. Door eveneens zo’n rekenmodel voor de specialistische hulp te introduceren kan worden aangetoond wat de ‘WIJ-uitvoering’ kost en welke uitgaven verbonden zijn aan specialistische ondersteuning. Zo wordt inzichtelijk hoeveel de ‘WIJ-aanpak’ oplevert en welke specialistische koker daarvan in welke mate profiteert.
De gemeentelijke organisatie Ontkokering in het sociale domein betekent ontkokering binnen de gemeentelijke organisatie. Dat begint ermee dat het College van B & W het goede voorbeeld geeft door iedere wethouder een aantal wijken toe te wijzen. De ‘WIJ-aanpak’ moet een ‘spiegel’ in het gemeentelijk apparaat laten zien; vertrekken vanuit de complete mens in plaats van (deel)aspect, uitgaan van kracht in plaats van probleem, daadwerkelijk vraaggestuurd werken. Niet beginnen met het formuleren van beleid en dat eventueel nog voorleggen aan het publiek, maar andersom, namelijk vanuit signalen uit de wijk en stad beleid formuleren. De werkwijze zal minder moeten uitgaan van ‘blauwdrukken’ en beheersing. Ontwikkeling is het parool, met acceptatie van de daarbij behorende onzekerheden. Het gaat om een nieuw evenwicht tussen regievoering en het verlaten van gebaande paden en traditionele kaders. Dit betekent beleid maken op basis van praktijkkennis en een andere financiering die meer ruimte schept voor nieuwe initiatieven en het ‘zooitje ongeregeld’ van Klaas Mulder. Bovendien moet de gemeentelijke uitvoering bewegen richting generalistische werkwijze. Dat zal onder meer vermindering van het aantal loketten tot gevolg hebben. Binnen het ambtelijk apparaat zal gewerkt moeten worden met een horizontale programmering. Met synchroon daaraan een politieke agenda. Daarnaast is op dit moment veelal sprake van een ‘dubbele infrastructuur’: de lokale overheid formuleert beleid en blijft vervolgens vaak heel dicht op de uitvoering zitten. Tegelijkertijd zijn er andere partijen in de stad die deze dubbelslag ook maken. In de verhouding opdrachtgever-opdrachtnemerschap en het daarbij behorende partnerschap zijn nog veel voordelen te behalen. Dat geldt tevens voor nieuwe rol van de gemeentelijke organisatie. Deze zou meer als verbinder, kennisontwikkelaar en facilitator in het sociale domein moeten fungeren. Het bepalen van ‘hetgeen werkt in het sociale domein’ wordt veel minder een rol van de lokale overheid en meer die van de WIJ-professional. Het begeleiden van de noodzakelijke transformatie in het sociale domein is wel bij uitstek een taak voor de lokale overheid. Het zou naïef zijn te verwachten dat er vanuit de bestaande kaders, denkwereld en instituties spontaan en organisch een nieuw patroon ontstaat; het is aan de gemeente om dit proces te initiëren en te realiseren door onder meer gericht subsidiebeleid. In het volgende hoofdstuk gaan we hier specifieker op in.
20
5.
Rol van de gemeente bij het transformatieproces
Eerder in deze rapportage is verwezen naar de gevolgen van WIJeindhoven voor de gemeentelijke organisatie zelf, de noodzaak om te komen tot ontkokering binnen het gemeentelijk apparaat en het bestuur, de rol die de gemeentelijke organisatie in moet nemen in het sociale domein en de voorbeeldfunctie die de gemeente zou moeten bekleden. Bij het transformatieproces moet de gemeente zich opstellen als ‘eigenaar’. De lokale overheid is de enige partij in Eindhoven die daarin sturend kan zijn, omdat ze politiek verantwoordelijk is voor het sociale gehalte van de stad. Daarmee is niet gezegd dat de gemeente hierin alleen staat. Integendeel. Eerder in deze rapportage is gesteld dat het sociale domein van iedereen is; van burgers, wijken, instellingen en het bedrijfsleven. Maar het totaalplaatje hoort bij de lokale overheid te liggen. Daar zijn immers een aantal belangrijke wettelijke taken belegd en kan verbinding worden gemaakt tussen alle segmenten binnen het sociale domein. Dat de gemeente ‘eigenaar’ is van het transformatieproces WIJeindhoven, wil niet zeggen dat de gemeente voorop moet lopen bij het verder uitwerken van de concrete praktijk vanuit de nieuwe coöperatie. De gemeente laat ‘de praktijk’ daar waar hij hoort, namelijk bij de praktijk zelf. Het is aan de coöperatie en aan de WIJ-professionals als experts om een werkwijze te ontwikkelen die werkt. Dat betekent ook dat de gemeente in de eerste plaats de WIJ-coöperatie moet accepteren, ruimte moet bieden en voorop moet gaan in het veranderproces binnen de organisatie zelf.
21
6. Aanbevelingen
22
•
Het Comité WIJeindhoven adviseert om in eerste instantie werkers uit de huidige organisaties te halen, die in staat en bereid zijn als generalist te gaan werken. Deze werkers vormen een nieuwe organisatie met budget om zaken te regelen en om op te treden. Dat geld komt van de huidige instellingen en is dus niet tijdelijk of additioneel. De gemeente is opdrachtgever voor deze nieuwe organisatie, maar de werknemers komen niet in dienst van de gemeente.
•
Extra budgetten inzetten voor een meer generalistische aanpak binnen bestaande instituties is niet wenselijk. Het leidt tot precies dat, wat WIJeindhoven poogt te doorbreken; verdere ‘verkokering’ of tijdelijke werkverbanden naast het reguliere. WIJeindhoven richt zich juist op het doorbreken van doorgeschoten professionalisering en institutionalisering. Sterkere facilitering van de sociale basisvoorzieningen is noodzakelijk.
•
Het is raadzaam een maatschappelijke business case te ontwikkelen met kengetallen die helder maken wat de ‘opbrengst’ kan zijn van de invoering van de nieuwe organisatievorm en werkwijze. Te verwachten is dat daardoor bestaande specialismen binnen de zorg minder vaak hoeven te worden aangesproken, waardoor kosten lager uitvallen. Met deze informatie kan de gemeente later het gesprek voeren met bijvoorbeeld de zorgverzekeraars over de verschoven financieringstromen.
•
Daarnaast is het raadzaam een ‘virtueel inkoopmodel’ te ontwikkelen. Via kengetallen over het aantal ‘inkooporders’ van de WIJ-professional bij de specialistische kokers wordt zichtbaar gemaakt wat de WIJ-aanpak oplevert.
•
De gemeente moet een langdurige campagne voeren met als boodschap: ‘u bent vooral zelf verantwoordelijk voor uw welbevinden en dat van uw stad’. Deze campagne is onderdeel van de algehele versterking van de informele netwerken en van de sociale basisvoorzieningen in Eindhoven. Die versterking is nodig voor het welslagen van WIJeindhoven. Daarnaast moet het concept achter deze aanpak via een designopdracht een aansprekende vertaling in beeld en vorm krijgen.
•
De gemeente moet in haar subsidiebeleid uiting en inhoud geven aan het gedachtegoed van WIJeindhoven; ook subsidies voor sport- of cultuuractiviteiten moet alleen worden toegekend als de activiteit zichtbaar toegankelijk is voor alle Eindhovenaren. Inclusief zij die, al dan niet tijdelijk, minder zelfredzaam zijn.
•
Voor de de nieuwe WIJ-coöperatie moet een kwartiermaker worden benoemd die de organisatie in vorm, structuur en opzet gaat vormgeven. Een tweede (tijdelijk aangesteld) kwartiermaker gaat bij de instellingen ‘de geschikte medewerkers en bijbehorend budget’ vrijmaken voor de generalistische werkwijze van de WIJ-coöperatie.
•
De gemeente conformeert zich aan de coöperatie. Dat kan onder meer door een bestuurder uit B & W daarvoor aan te wijzen. De wethouders worden ‘peetvader’ van meerdere wijken en generalistische teams van WIJ-professionals.
•
In de aanbestedingen van de gemeente moet een stevige sociale paragraaf worden opgenomen waarin helder wordt dat de gemeente alleen zaken doet met bedrijven, organisaties, instellingen die zichtbaar werk maken van maatschappelijk betrokken ondernemen. De gemeente zelf geeft hierin het goede voorbeeld.
•
De uitvoering van WIJeindhoven in de praktijk gaat alleen lukken als er fundamentele keuzes worden gemaakt binnen de gemeentelijke organisatie zelf en als gekozen wordt voor een eenduidig WIJeindhoven model en een heldere werkwijze. Het comité is er van overtuigd dat de huidige weg onhoudbaar is en adviseert zo spoedig mogelijk een trendbreuk te realiseren die onomkeerbaar de beweging inzet naar systeeminnovatie en dus naar nieuw duurzaam sociaal beleid.
23
Nawoord Het Comité WIJeindhoven realiseert zich dat invoering van bepleite nieuwe organisatievorm en werkwijze gepaard gaat met het doorbreken van de huidige structuren en systemen in de stad. Door bij de professionele en specialistische instellingen werkers en bijbehorend budget weg te halen ten bate van de coöperatie WIJeindhoven zullen zij mee moeten veranderen. Dat gegeven zal slikken zijn en niet overal met gejuich worden ontvangen. Toch adviseert het Comité WIJeindhoven de gemeentelijke organisatie geen concessies hierin te doen en te werken met een compromismodel. Veranderen doet pijn, maar moet in het belang van de burgers en de stad. Tot slot: systeeminnovaties kun je niet een beetje doen, of vooraf vragen of iedereen het een goed idee vindt en meedoet. Systeeminnovaties zijn trendbreuken die in een bepaalde tijd gerealiseerd moeten zijn. Niet op stel en sprong, maar wel steeds zichtbaarder. Voor een systeeminnovatie is lef nodig, zowel bij politiek bestuurders als bij actoren in het veld. Het Comité WIJeindhoven wenst namens de inwoners van Eindhoven dat de stad lef heeft!
24
Woord van dank Het Comité WIJeindhoven heeft bij de totstandkoming van dit rapport dankbaar gebruik gemaakt van alle informatie die mensen die in de brede sociale praktijk werkzaam zijn hebben gedeeld. Dank dus aan Stefan Kuster en Joes Wieggers van Skatecentrum Area 51; aan Hans Marechal, Barbara van Santen en Wendie den Doop van De Boei; Joke de Haas, Anneke van der Kley en Jeanny van Herpt van de Stichting Zelfhulpnetwerken; Rene Toemen, Armando van Gent, Gonneke Zoutendijk van de Buurtonderneming Woensel West; Anneke Ormel van Stichting Hengel; Hanneke Hartman en Karlijn de Kwaadsteniet van de afdeling Wmo-individuele voorzieningen; Esther Knops van het Inkomensloket; Hayet Jellouli van Welzijn Eindhoven, Najat Toub van Stichting Amana en Amina Bouazizi, Maima Bounaj en Fadila Sombol van de moedercomités in Woensel en Gestel; Wieteke Brocken en Mildred Monpellier van RE-U; Peter Meulensteen en Frank Lieshout van Gezondheidscentrum Gestel; Cynthia Deane en Florence Bell van Stichting MAJ; Honoré Pieters van Philips Consumer Lifestyle; Thijs van Doorn van de afdeling Maatschappelijke Opvang van de gemeente; Pim Dijkstra van Neos, Rob den Dekker van de GGzE en Wim Klaessen en Sandra de Graaf van Novadic; alle leden van het kernteam van de wijk Doornakkers, de leden van de ambtelijke werkgroep Praktijken en last but not least Toon van den Heuvel en Jacolien Aleman voor de voortreffelijke ondersteuning van het Comité.
25
Bijlage 1 Opdracht extern Comité WIJeindhoven Juni 2011 Inleiding
Kader voor deze opdracht is het raadsbesluit van de gemeenteraad van Eindhoven van 26 april “Nieuw Sociaal Beleid, inhoudelijke kaders en vervolgproces”. Voor deze opdracht en het extern comité is vooral dat deel van het raadvoorstel van belang dat gaat over de weg naar een vraaggerichte,effectieve en ontkokerde uitvoering. Kern daarbij is dat ontkokerde uitvoering uitgaat van eigen kracht van burgers, dat ze start dichtbij burgers en hun leefomgeving, dat eventuele professionele inzet een meer generalistisch karakter krijgt, dat daar doorzettingsmacht wordt georganiseerd en, last but not least, dat andere activiteiten (specialisme, beleidsvorming en contractvorming) hieraan dienstbaar worden. De inzichten van het nieuwe sociaal beleid maken gebruik van en sporen met recente analyses en opvattingen, zoals die hun neerslag vinden in het RMO advies Burgerkracht (de Boer, vd Lans) , met actuele opvattingen over Jeugdbeleid (Hermans en de Winter), met de evaluaties van Eindhovense krachtwijken, de evaluatie van de wijkvernieuwing, de Fontys studies over Actief Burgerschap, Eigentijds verantwoorden ( Steyaert, Linders) e.a.. De Eindhovense aanpak start, waar deze analyses eindigen.
Opdracht
Zoals in de inleiding al aangegeven, vormen de kaders die in het voorstel van 26 april 2011 door de gemeenteraad zijn vastgesteld, de kern van de opdracht voor het comité. In deze opdrachtformulering worden deze als bekend en als context beschouwd. In grote lijnen is de opdracht aan het comité uiteen te leggen in 3 onderdelen. Binnen elke onderdeel spelen een aantal specifieke vragen:
1.
ORGANISATIE SOCIALE UITVOERINGSPRAKTIJK
2.
WERKWIJZE SOCIALE UITVOERINGSPRAKTIJK
3.
MOGELIJKE GEVOLGEN
Schets een of meerdere organisatievormen/organogrammen voor de toekomstige Eindhovense uitvoeringspraktijk. Beschrijf de hoofdtaken van de eerste lijn (generalistische organisatie) en van de resterende tweede lijnorganisaties (specialisten). Verder wordt gevraagd bijzondere aandacht te geven aan de volgende thema’s: - beschrijf de gewenste breedte van het sociale domein, met specifieke aandacht voor de breedtekant van sport en cultuur hierin; - beschrijf het schaalniveau ( straat,buurt,wijk,stadsdeel, stad , regio) waarop de generalistische respectievelijk specialistische organisatie dienen te opereren; - beschrijf wie uitvoeringsverantwoordelijk wordt ( lokale overheid, maatschappelijke instelling, anderszins) voor de generalistische werkwijze; - geef een indicatie van de benodigde structurele formatie/middelen voor de organisaties. - beschrijf of en op welke wijze , naast aandacht voor professionele individuele- en gezinsondersteuning ook inzet nodig voor ”community development” activiteiten; - besteed hierbij aandacht aan het vraagstuk dat de organisatie van de uitvoeringspraktijk slechts ten dele door de gemeentelijke overheid te sturen is omdat er andere actoren/financiers zijn in het sociale domein die niet via de lokale overheid worden aangestuurd.
Beschrijf in hoofdlijnen de nieuwe werkwijze van de Eindhovense uitvoeringspraktijk en besteed daarbij aandacht aan: - de werkwijze binnen en tussen de generalistische en specialistische organisaties: wat is ieders kerntaak ( zie ook 1) en hoe worden overdrachtsproblemen zoveel mogelijk voorkomen? - de beperking van de werkwijze in relatie tot het bredere sociale domein waar de lokale overheid geen of minder sturing heeft (corporaties, zorginstellingen); - de methodiek van werken van de generalistische organisatie en de kennis , competenties en vaardigheden die dit van de professional vraagt; - de wijze waarop versterking van burgerparticipatie wordt ingebouwd; - de wijze waarop de doorzettingsmacht van de eerste lijn wordt georganiseerd.
De kern van de opdracht van het comité is onder de punten 1 en 2 beschreven: een zo concreet mogelijk inzicht in organisatievorm en werkwijze van de toekomstige Eindhovense sociale uitvoeringspraktijk. Te verwachten is dat de 26
conclusies van het comité ook andersoortige gevolgen heeft. Op drie punten willen wij aan het comité vragen een korte nadere beschouwing in de eindrapportage mee te nemen: - - -
welke gevolgen dient de beschreven ontkokerde uitvoeringspraktijk te hebben voor de gemeentelijke beleids- en contractvorming, en dus voor de gemeentelijke organisatie? hoe om te gaan met het dilemma dat enerzijds de gemeente een wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor een belangrijk deel van het sociale domein, maar dat anderzijds op een aantal terreinen die verantwoordelijkheid elders is belegd (corporaties, awbz, zorgverzekeraars). Met andere woorden: formeel kan de gemeente alleen sturen op organisatie en werkwijze via “eigen budgetten”, maar heeft ze geen formele bevoegdheid op terreinen als huisvesting, awbz en ziektekostenverzekering; hoe kan worden gekomen tot een ( stapsgewijze) invulling van de bevindingen van het comité?
Werkwijze comité
Aan het comité wordt gevraagd een eindrapportage op te leveren met antwoorden op de onder 1en 2 beschreven onderdelen. Daarnaast wordt gevraagd een korte beschouwing te wijden aan de punten onder 3. In haar werkwijze maakt het comité enerzijds gebruik van de deskundigheid van de leden zelf. Daarnaast kan zij de gemeentelijke organisatie gebruiken voor toelichting op vragen die niet bij het comité en wel in de organisatie bekend zijn. Ingang daarvoor is de secretaris van het comité. Uitgangspunt is dat de eindrapportage maximaal 40 pagina’s beslaat. Anderzijds zal het comité een aantal Eindhovense praktijken beschouwen. De hoeveelheid en welke bepaalt het comité zelf. Het beschouwen van praktijken wordt gezien als voertuig voor verdere concretisering van de voorgestane organisatievorm en werkwijze. Het is dus niet de bedoeling de praktijken te evalueren/visiteren op hun eigen uitgangspunten, maar om er aanknopingspunten in te vinden voor een nieuwe werkwijze en organisatievorm. De gemiddelde maximale tijdsbelasting per comitélid wordt vastgesteld op 10 dagen.
Samenstelling comité
Voorzitter: Jos Kusters (oa Directeur Ruud de Moorcentrum Open Universiteit, voorzitter Wmo-raad Eindhoven) Leden: Jan Steyaert (oa lector Fontys Hogeschool), Lilian Linders (oa docent/onderzoeker Fontys Hogeschool), Daniel Giltay Veth (oa DGV holding: onderzoeker/ondernemer in het sociale domein), Hafize Karacelik (oa welzijnswerker Lumens Groep), Oeds Westerhof (oa partner BMC, directeur Lux Nijmegen). Secretaris: Ingrid Widdershoven (Directieraad gemeente Eindhoven) Roulerende deelname per te beschouwen praktijk: een lid van het College van B&W en een lid van de Raadswerkgroep sociaal beleid.
Planning
Start van comité ( kick off, kennismaking, vaststelling praktijken, planning in agenda’s) voor zomervakantie. Praktijkenbezoek september. Afronding rapportage in oktober.
Opdrachtgever
In het raadsvoorstel van 26 april is besloten tot instelling van het comité. De formele opdrachtgever is het bestuurlijk team “nieuw sociaal beleid”. De leden van het comité werken “op persoonlijke titel” en zonder last en ruggespraak. Er is vertrouwen in de leden van het comité en met de resultaten/ eindrapportage zal in openheid worden omgegaan.
Vervolg
De eindrapportage van het comité zal worden meegenomen bij de besluitvorming over het transformatieprogramma van het toekomstige sociale beleid Eindhoven, welke besluitvorming wordt voorzien in het voorjaar 2012. Verder zal in de periode dat het comité actief is voorbereidingen worden getroffen om twee eerste fase praktijken volgens de nieuwe generalistische werkwijze op te starten. Het comité (of enkele leden hiervan) kan worden gevraagd betrokken te zijn bij, en te adviseren over de voorwaarden waaraan deze praktijken moeten voldoen om de doelstellingen van WIJeindhoven in de praktijk te kunnen toetsen.
27
Bijlage 2 Bijeenkomst met partnerorganisaties uit de stad 3 november 2011 Het Comité WIJeindhoven heeft de samenvatting van ‘Eindhoven, de sociaalste - ontwikkeling van samenkracht’ op donderdag 3 november 2011 gedeeld met ongeveer 65 vertegenwoordigers van partnerorganisaties uit de stad. Een samenvatting van de eerste reactie vanuit ‘de stad’ op ‘Eindhoven, de sociaalste – ontwikkeling van samenkracht’: b Laat de gemeente een voorbeeldrol vervullen (zowel ambtelijk, als bestuurlijk) als het gaat om ontkokering, maatschappelijk betrokken handelen, vraaggericht werken. b
Start niet direct in heel Eindhoven, maar begin in een aantal wijken.
b
Doe het, of doe het niet; ga niet beperkt en/of projectmatig aan de slag.
b
Duid met elkaar waar de sociale basisvoorzieningen wel of niet voor zijn en hoe die kunnen optimaliseren.
Tijdens de bijeenkomst van 3 november is aan de hand van een aantal stellingen in kleinere deelsessies het gesprek gevoerd over belangrijke thema’s als eigen kracht en wederkerigheid, sociale basisvoorzieningen/sociaal beleid en het al dan niet afschaffen van doelgroepenbeleid. Een samenvatting van de reacties uit ‘de stad’ wordt hieronder weergegeven.
Het versterken van eigen kracht en wederkerigheid is de enige optie voor een duurzame sociale samenleving b
Kijk hierbij naar gemakkelijke ‘win-win situaties’: er zijn veel sociale netwerken in de stad die – door mensen te informeren en te ‘confronteren’ – nog beter benut kunnen worden.
b
Wees voorzichtig met een ‘te simpele’ uitleg van het begrip ‘eigen kracht’ omdat dit kan doorschieten in ‘survivel of the fittest’ en dat leidt juist niet tot een duurzame sociale samenleving. De keerzijde van sturen op ‘eigen kracht’ kan zijn dat er dingen gebeuren die we met z’n allen niet willen .., Overweeg om te vertrekken vanuit ‘eigen regie’ in plaats van ‘eigen kracht’.
b
Zorg ervoor dat er gesproken wordt met mensen zelf in de stad; praat met elkaar in plaats van over elkaar.
Door het realiseren van uitstekende sociale basisvoorzieningen kan sociaal beleid worden afgeschaft b
Dat is een utopie: er blijven altijd mensen die specifiek beleid en de uitvoering hiervan nodig hebben.
b
Hoeveel ‘basisvoorziening’ heb je nodig en om welke voorzieningen gaat het precies?
b
Wat doe je met bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk: is dat onderdeel van een specialistische koker, van een basisvoorziening of maakt dit aandachtsveld onderdeel uit van de werkwijze vanuit de generalistische teams?
Eindhoven moet stoppen met doelgroepenbeleid en categorisering; dit leidt tot hospitalisering en stigmatisering
28
b
Mensen niet teveel problematiseren, betekent ook dat de gemeente niet teveel moet problematiseren.
b
Doorontwikkeling van al bestaande initiatieven kan als volgende stap een systeeminnovatie opleveren.
b
Zorg voor duurzame en zorgvuldige communicatie tussen gemeente en ‘het veld’.
Algemeen: b
Er is meer dan voldoende draagvlak voor het versterken van eigen kracht en wederkerigheid als belangrijkste interventie voor een duurzame sociale samenleving. Net als voor de stelling dat het realiseren van uitstekende sociale basisvoorzieningen het sociaal beleid sterk kan verminderen. Ook de stelling dat Eindhoven het individu centraal moet stellen en dus moet stoppen met doelgroepbeleid en categorisering (omdat dit leidt tot hospitalisering en stigmatisering) kan op breed draagvlak rekenen.
29
Bijlage 3 CV’s leden extern comité Lilian Linders Fontys Hogeschool Sociaal Werk Sinds januari 2001 ben ik docent/onderzoeker bij Fontys Hogeschool Sociale Studies. Ik houd mij bezig met sociaal-wetenschappelijk onderzoek binnen het sociale domein, vooral op het gebied van welzijn, informele zorg, sociale netwerken, vermaatschappelijking van de zorg, sociale steun, mantelzorg en sociale cohesie. In september 2005 startte ik naast mijn werkzaamheden een promotietraject. Het onderwerp van mijn onderzoek is informele zorg in de buurt: wat beweegt bewoners om elkaar wel of niet te helpen. Met dit onderwerp haakt mijn studie aan bij het gedachtegoed van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De promotie vond plaats op 12 maart 2010 aan de Universiteit van Tilburg. De resultaten van het onderzoek geven handreikingen aan professionals die zich inspannen om informele zorg te stimuleren en te ondersteunen. Voor de belangrijkste resultaten verwijs ik naar het persbericht. Het proefschrift kan besteld worden via de online shop van de SdU. Vanaf september 2009 ben ik betrokken als onderzoeker bij de Wmo werkplaats Noord-Brabant, een van de zes Wmo werkplaatsen die Nederland rijk is en die opgezet zijn vanuit het Ministerie van VWS. De Wmo werkplaatsen trachten vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en beroepskrachten te scholen. De Wmo werkplaats Noord-Brabant richt zich op de vraag hoe formele zorg zo te organiseren dat er optimaal informele zorg beschikbaar komt. Recente publicaties 8 juli 2011 presentatie onderzoeksresultaten bij Lumensgroep Eindhoven t.b.v. studiedag 1 juni 2011 deelname verkiezingsdebat over hoe verder met de Wmo in Lux Nijmegen, georganiseerd door Spectrum 22 april 2011, Espanet-conferentie in Amsterdam, paper presentatie: “the supposed relationship between neighbourhood cohesion and informal care.” 15 april 2011, HSAO conferentie te Den Bosch, lezing over de risico’s van het streven naar onafhankelijk. 13 april 2011, Wmo Studiedag, Fontys Hogeschool Sociale Studies, over de betekenis van nabijheid Recente lezingen 22 april 2010, Espanet-conferentie in Amsterdam, “the supposed relationship between neighbourhood cohesion and informal care.” 19 maart 2010, “Zorgen in de buurt” Oost-Indisch Huis te Amsterdam, presentatie proefschrift Lilian Linders, de oratie van Margo Trappenburg en een onderzoeksrapport Jan Willem Duyvendak en Loes Verplanke 21 september 2009, Workshop Wmo Werkplaats Fontys Lustrum 10 juli 2009, paper presentatie “What induces people to give informal care?” JSWEC in Londen 14 mei 2009, presentatie over het manifest maken van ‘tacit knowledge’ door middel van diepte-interviews, Raak Training
30
Hafize Karaçelik Lumens Groep Ze werkt voor Welzijn Eindhoven in de achterstandswijk Doornakkers. Hafize Karaçelik werd bij het Welzijnsdebat in oktober uitgeroepen tot de Zorg + Welzijn Jonge Professional van het Jaar. ‘Ik weet waar mijn kwaliteiten zitten. Mensen benaderen me gemakkelijk.’ Ze is een geboren en getogen Brabantse, uit Waalwijk. ‘Ik ben de middelste uit een gezin uit het midden van Turkije. We zijn hier in 1980 komen wonen en moesten heel erg onze weg zoeken’, vertelt Hafize Karaçelik. ‘In groep een van de basisschool sprak ik nog geen woord Nederlands. En op de middelbare school wist ik niet precies wat ik wilde.’ ‘Mijn ouders komen van het platteland en zijn heel traditioneel. Alle vrouwen dragen bij ons een hoofddoek en tijdens de ramadan wordt er altijd gevast. Onze familie is heel gelovig. Maar ik heb me nooit belemmerd gevoeld. Op een keer had ik henna op mijn handen gekregen van mijn moeder. Dat is iets religieus uit Mekka. Mijn juf zei: “Je hebt vieze handen, ga ze maar wassen”. Daar stond ik dan. Ik sprak geen woord Nederlands. Een gebeurtenis die ik nooit meer vergeet.’ ‘Nieuwe dingen zoals feestjes heb ik altijd kunnen bespreken met mijn ouders. Als meisje had ik al heel filosofische vragen. Mijn vader gaf daar altijd heel serieuze antwoorden op. Toen ik in 2007 voor mijn stage een half jaar naar Istanbul wilde, zei mijn vader: “Als je denkt dat het goed voor je is, doe dat dan maar”. Eerst kwam ze op de mavo terecht, maar daar kon ze haar draai aanvankelijk niet goed vinden. Vervolgens deed ze de mbo-opleiding Detailhandel en stapte over naar de studie Maatschappelijk Werk. ‘Ik presteerde er meteen veel beter. Van supervisie heb ik veel geleerd. Maar in het begin maakte het me ook boos, omdat het zo confronterend is. Ik wilde eerst zo weinig mogelijk over mezelf vertellen. Maar ik leerde dat ik stil moest staan bij mezelf om anderen te kunnen helpen. Als je steeds je grenzen overschrijdt, maak je het jezelf heel moeilijk. Dan neem je meer op je schouders dan je aankunt. Je gaat jezelf overvragen.’ In Istanbul liep ze stage bij een gesloten instelling voor meisjes tussen de 12 en 18 jaar. ‘Die meisjes waren daar door de Raad voor de Kinderbescherming geplaatst vanwege prostitutie, eerwraak of diefstal. Heel shockerend. In Turkije heeft men veel minder middelen. De instelling had bijvoorbeeld maar drie computers. De pennen waren altijd zoek en ze werkten nog met papieren dossiers. Op elke externe brief moest een handtekening van de leidinggevende staan. Een afspraak die voor twee uur stond gepland, kon ook om half drie plaatsvinden. Dat vond ik zo frustrerend, daarin ben ik zo Nederlands als maar kan.’ De stage maakte Karaçelik sterker, zegt ze terugkijkend. ‘Het was ontnuchterend, ik kreeg waardering voor hoe goed we het hier hebben. Ik leerde mijn grenzen kennen en groeide over mijn onzekerheid heen. Het was een hele ommekeer, doordat ik nu durfde uit te spreken wat ik lastig vond. Tegelijk gaf het veel voldoening als ik iets bereikte met de meisjes.’
31
Jan Steyaert Fontys Hogeschool Sinds 1995 ben ik als socioloog tewerkgesteld bij Fontys Hogescholen in Eindhoven. Daar werk ik in de functie van lector voor de Fontys Hogeschool Sociale studies. Mijn werk richt zich op beroepsinnovatie via advies en onderzoek. Dat is zowel onderdeel van het lectoraat als in samenwerking met en in opdracht van externe werkveldorganisaties (brede welzijnsinstellingen, gemeente Eindhoven, Ministerie van VWS, Europese Commissie, ...). Sinds 1-1-2007 ben ik bij de Universiteit van Southampton bijzonder hoogleraar (adjunct research professor). Ik ben er verbonden aan CHST, Centre for Human Service Technology. Sinds 1-10-2008 ben ik ook als docent verbonden aan de master sociaal werk van de Universiteit Antwerpen. Daarnaast was ik tussen 2002 en 2005 research fellow en daarna visiting research fellow aan de University of Bath, department of social and policy sciences. Van 1-5-2005 tot 30-4-2006 was ik op sabbatical bij de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur, Universiteit van Tilburg, werkend rond het thema ‘betoverend burgerschap’. Voor 1995 was ik als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan het departement Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universitaire Instelling Antwerpen, nu Universiteit Antwerpen. Daarnaast heb ik nog een aantal nevenfuncties, als vorm van vrijwilligerswerk: b voorzitter Raad van Bestuur Steunpunt Algemeen Welzijnswerk b lid Raad van Toezicht Stichting Speciaal Onderwijs Eindhoven, SSOE b lid Algemeen Bestuur Kenniscentrum Zelfhulp en Ervaringsdeskundigheid, KZE b lid van de redactieraad van ‘Journal of technology in human services’ lid van de redactieraad van ‘Alert, tijdschrift voor zorg en sociale politiek’ b b maandelijkse boekrecensent van Zorg+Welzijn b redacteur canon sociaal werk en history of social work b lid van platform lectoren zorg & welzijn b lid van de Raad van Advies van de Academie voor Toegewijde Uitvoering b in de periode 2002-2008 was ik lid van het platformbestuur ‘ict en onderzoek’ van SURF b in de periode 1999-2008 was ik achtereenvolgens lid, secretaris en voorzitter van de ouderraad Arthurschool
32
Oeds Westerhof BMC Oeds Westerhof (1965) is directeur bij BMC. In de afgelopen jaren werkte hij zich als adviseur en interim-directeur een slag in de rondte: op Terschelling (Oerol), Arnhem (Het Domein), Eindhoven (Cultuur-Totaal), Etten-Leur (Knooppunt), Den Haag (Fonds voor de Podiumkunsten), Heerhugowaard (Cool), Amersfoort (Bibliotheken Eemland), Amsterdam (Grachtengordel), Flevoland (Servicecentrum Flevolandse Bibliotheken) en nog vele andere plaatsen. Lef en Leiderschap is een thema waar hij de komende jaren op verschillende momenten mee naar buiten wil treden. Current Directeur at Lux Nijmegen Partner at BMC Groep Past Voorzitter Bestuur at De Basis - Stichting Openbaar Onderwijs Heerenveen Bestuurslid at Centrum voor Film in Friesland - Noordelijk Filmfestival Voorzitter Evaluaties at Mediafonds Directeur a.i. at Het Domein Directeur a.i. at Terschellings Oerol Festival Manager Leisure at BMC Groep Director a.i. at Fund for Amateur Arts and Performing Arts (FAPK) Directeur at Keunstwurk Marketing Manager at Political Party Manager Public Relations at Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Alumni Officer at Rijksuniversiteit Groningen Education SIOO Rijksuniversiteit Groningen
33
Daniel Giltay Veth DGV Holding BV Vogelvlucht: b Geboren 19 augustus 1956 te Arnhem. Daarna gewoond in Amstelveen, Schalkhaar, Amsterdam, Haarlemmermeer, op een zeilboot in verre oorden en Zaandam. b Havo te Deventer (1975) gevolgd door de Sociale Academie Karthuizer Amsterdam, diploma maatschappelijk werk(1979). b 1979 - 1984: werkzaam in het welzijnswerk b 1985 - 1995: eigen adviesbureau Wavegame in arbeidsmarkt aangelegenheden b 1995 - 1997: zeilreis b Oktober 1997 – juli 2000: adviesbureau DGV Creatieve Impulsen b Vanaf juli 2000 – heden: DGV Holding BV en Koersvast Detacheringen BVNovember 1997- juli 2000: Vanaf juli 2000: DGV Holding BV b Vanaf juli 2000 eigenaar van DGV Holding BV. De Holding is eigenaar van Koersvast BV te Amsterdam en voert experimentele projecten uit voor Maatwerk Amsterdam waaronder de toeleidingsprojecten Geleidelicht (2001/2002), SAM en Proeftijd Maatwerk (2002/2003). In 2003 verzelfstandigd in de Stichting Horizon (www.stichtinghorizon.org). b De Holding voerde in 2003/2004 een Urban arbeidstoeleidings- en sociale activerings project uit met allochtone vrouwen in stadsdeel de Baarsjes in Amsterdam. b De werkmaatschappij Koersvast BV (www.koervast.org) detacheert en zendt werklozen uit bij MKBbedrijven. Koersvast is gespecialiseerd in werkzaamheden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. In de hoogconjunctuur bemiddelde Koersvast t/m/ 2002 louter de zgn. fase vier werklozen. In 2003 is gestart met een uitzendpoot en arbeidspool in de Elementaire dienstverlening. Er worden vanaf 2003 ook fase één, twee en drie werkzoekenden aangenomen c.q bemiddeld. b In 2001 verscheen de publicatie ‘Schipperen met Respect’, door mij geschreven in opdracht van de provincie Noord Holland, met portretten van mensen waarin een beeld geschetst wordt over de onderkant van de arbeidsmarkt in Nederland. b DGV Holding voerde in 2004 en 2005 het project FOCUST uit in opdracht van de dienst Maatwerk van de gemeente Amsterdam. Het was een disciplinering- en toeleidingsproject naar betaald werk van langdurig werklozen waarbij Koersvast de arbeidsbemiddeling uitvoerde. b In 2004 en 2005 is door DGV Holding het project ´Houvast´ voor dak- en thuislozen ontwikkeld in opdracht van woningcorporatie De Dageraad (Tegenwoordig: De Alliantie). In 2005 verzelfstandigd als Stichting. www.houvastamsterdam.nl b Vanaf juni 2005 is DGV Holding de hoofdaannemer van het project Bouwen aan Burgerschap in Stadsdeel de Baarsjes in Amsterdam. In dit project wordt gewerkt aan de maatschappelijke participatie van 150 veelal allochtone vrouwen met een bijstanduitkering.
34
Jos JM Kusters (voorzitter Comité Wijeindhoven) Open Universiteit Jos Kusters (1956) is directeur/bestuurder bij het Ruud de Moor Centrum. Dit is een onderzoeks- en expertisecentrum van de Open Universiteit op het gebied van professionalisering van leraren in alle sectoren van het onderwijs. Nevenfuncties b Voorzitter WMO-raad Eindhoven. Een onafhankelijk adviesorgaan van de Gemeenteraad met name gericht op de integraliteit van het WMObeleid b Voorzitter Raad van Toezicht Stichting Eenbes. De stichting is een samenwerkingsverband van 29 basisscholen in de regio Geldrop, Mierlo en Nuenen onder één bestuur b Voorzitter Stuurgroep Special Heroes. Een meerjarig landelijk project, in opdracht van het ministerie van VWS, met als doel integratie van leerlingen met een beperking in de vrijetijdssector b Tot 1 juni 2011 Lid van College van Advies Centrum Jeugd en Gezin gemeente Eindhoven. Het college adviseerde de wethouder op strategisch niveau bij de start, ontwikkeling en verdere uitbouw van het centrum b Bestuurslid HALT Oost-Brabant. HALT houdt zich bezig met repressie (afdoening jongeren onder de 18) en preventie (o.a. het tegengaan van alcoholgebruik onder jongeren). Jos Kusters heeft nagenoeg zijn hele carrière in het onderwijs gewerkt, onder andere bij Fontys Hogescholen en het Ministerie van Onderwijs. Ook in zijn nevenfuncties richt hij zijn aandacht op jongeren. Zijn bijzondere belangstelling gaat dan ook uit naar WMO prestatievelden met betrekking tot jeugd.
35
36