Eenheid in verscheidenheid in het land van kalm aan
De input van zeven toeristische ondernemers voor de Ontwikkelagenda Cultuurhistorie Zuidoost Fryslân.
Aangeleverd door Karst A. Berkenbosch
Inhoud:
Opdrachtomschrijving Voorwoord Verslag van het gesprek met Greet Musch van streekwinkel en minicamping ‘Singel’ in Jubbega. Verslag van het gesprek met Bert Zijlstra van Nieuw Allardsoog in Bakkeveen Verslag van het gesprek met Henk Madser van Van der Valk in Wolvega Verslag van het gesprek met Tjitte de Wolff van Tjaarda in Oranjewoud Verslag van het gesprek met Bea Raggers van Theeschenkerij De Buytenplaets in Noordwolde Verslag van het gesprek met Jan de Roos van Appelscha-Outdoor Verslag van het gesprek met Paulo Martina van Museum Drachten.
Voorwoord bij de input De input voor de Ontwikkelagenda. Naschrift.
Opdrachtomschrijving:
Het genereren van input van een aantal belangrijke toeristische ondernemers in Zuidoost Fryslân ten behoeve van de Ontwikkelagenda Cultuurhistorie Zuidoost Fryslân. Deze input, hun ideeën en hun ‘drive’ worden binnengehaald via 1 op 1 gesprekken. Ze dienen als kwantitatieve versterking op de in de hiervoor gelegen bijdragen in Rondetafelgesprekken door de commerciële tak van de toeristische sector. Het gaat er daarbij met name om dat de ondernemers zelf aangeven wat ze kunnen met het cultuurhistorische verhaal van hun dorp, streek, regio voor hun toeristische product, wat ze daarvoor denken nodig te hebben om het te realiseren en wie daar verder voor nodig is. Overige relevante informatie: Er zijn in totaal in deze 1:1-gesprekken zeven ondernemers geïnterviewd, die zich desgevraagd zelf hebben aangemeld hiervoor belangstelling te hebben. De betreffende zeven ondernemers zijn opvallend genoeg keurig verspreid over het gebied van Zuidoost Fryslân, uit alle gemeenten wel één, soms twee. De gesprekken vonden plaats in de weken 21 en 22 van 2013.
Voorwoord Als voorbereiding op deze gesprekken heb ik de volgende rapporten grondig doorgenomen: Friese Wouden, Land van natuurlijk ritme. Een onderzoek van de aanbodzijde van de toeristische markt . door E.D. Idsardi (2012) De Friese Wouden Authentiek, Inspirerend, Aangenaam , Actief. door Grontmij, Van der Tuuk (2009) Omdat het begrip ontwikkelagenda voor mij nieuw was heb ik de definitie daarvan opgezocht: In de ontwikkelagenda is gefaseerd beschreven welke resultaten men ieder jaar wil bereiken om concrete invulling te geven aan de input.
Deze definitie heeft meegespeeld bij hoe ik de gesprekken ben ingegaan. Uitgangspunt bij de gesprekken was het rapport van Cor Trompetter, waarin in zes thema’s het cultuurhistorische verhaal van Zuidoost Fryslân is weergegeven. Elke ondernemer heeft dat stuk voor het gesprek toegestuurd gekregen. Voordat ik het eerste gesprek ben ingegaan had ik voor mezelf een aantal vragen op een rijtje gezet. Deze vragen waren niet bedoeld om één voor één af te werken, maar als een reminder voor het geval het gesprek minder vlot zou verlopen. Ik heb er eigenlijk alleen in het eerste gesprek gebruik van gemaakt. Daarna werden de gesprekken minder gestructureerd, maar daardoor wel spontaner. Om de cultuurhistorische lijn echter vast te houden, heb ik tijdens die gesprekken steeds rekening gehouden met die vragen. Ik heb geprobeerd mij te houden aan de boodschap die ik van Nicolette Hartong meekreeg: ruimte geven aan spontaniteit en mezelf zoveel mogelijk wegcijferen. Door die ruimte te geven, verliepen de gesprekken erg verschillend, maar is de spontaniteit zeker uit de verf gekomen. Met het laatste punt, mezelf zoveel mogelijk wegcijferen, had ik soms moeite en dat is dan ook niet altijd gelukt. Een enkele keer heb ik mijn kennis en ervaring met de cultuurhistorie ingebracht als het gesprek daar aanleiding toe gaf. Wel maakte ik dan de betreffende ondernemer van te voren bekend met de boodschap van mevrouw Hartong. In de verslagen passeren veel zaken de revue. Omdat elk verslag het spontane gesprek volgt, kunnen sommige onderwerpen vaker aan de orde komen. Alle verslagen zijn door de geïnterviewde ondernemers nagekeken en inclusief de conclusies goedgekeurd. Een enkeling had een toevoeging, die ik schuingedrukt heb weergegeven. Duidelijk is dat het begrip cultuurhistorie lang niet bij iedereen dezelfde associaties oproept. De een gebruikt het begrip heel breed een ander veel enger. Toch ziet elke geïnterviewde het belang van de cultuurhistorie in en wil er graag wat mee doen. Rest mij nog om te zeggen dat alle gesprekken uitermate plezierig zijn verlopen en mijns inziens een belangrijke input hebben opgeleverd voor de ontwikkelagenda. Karst A. Berkenbosch
Greet Musch van streekwinkel en minicamping ‘Singel’ in Jubbega. Het gesprek begint uitermate spontaan. We zitten nog niet op de stoel of we hebben het over de hokjesgeest die je hier in Jubbega volgens Greet nog altijd hebt. “Mensen zijn te veel naar binnen gericht.” Daarna volgen er n.a.v. het onderwerp van mijn bezoek een aantal losse, maar wel steekhoudende opmerkingen: “Er wordt veel op touw gezet, maar wat is het doel? “Voor de Friese Waterlinie moesten de mensen zelf dingen op poten zetten.” ”Denk bij cultuurhistorie ook aan de scholen.” “Arrangementen zijn leuk, maar het kost de ondernemer handenvol geld, terwijl de meeste mensen zich niet meer willen laten binden door een arrangement.” In het Vechtdal hebben de mensen dezelfde ervaring. “Mensen willen zich niet meer binden. Ze willen vrij zijn.” “Het zou goed zijn als men de arrangementen die er zijn eens ging inventariseren en zou kijken wat het effect is. “Mensen willen beleven en ervaren wat er is.” Greet had één stel die alle musea in de omgeving bezocht heeft. Er is volgens Greet meer behoefte aan promotiemateriaal. Ze vraagt zich af of de stukjes geschiedenis op de borden van de fietsknooppunten wel aan slaan. Ze weet het niet, maar heeft haar bedenkingen. “Fietsroutes zijn populairder dan arrangementen. “ Wat vertel je de gasten over de cultuurhistorie?: “Ik vertel over de geschiedenis en het ontstaan van de beekdalen, over de pingoruïnes, over Sparjebird, dat daar in de oorlog een kamp was en later een kamp voor NSB’ers. Je kunt dat nu nog terug vinden in de vorm van het gebied. Ook wijst ze de gasten op bepaalde winkels. Rinsema in Gorredijk is populair en bekend onder haar gasten. Ook verwijst ze de gasten wel eens naar bepaalde personen en stuurt ze mensen naar het Historisch Informatiecentrum in Jubbega. Verder reageert ze op vragen van bezoekers als ze vragen waar wat te zien of te doen is. Antwoorden die daarbij zijn gegeven zijn: De optocht met Koninginnedag in Beetsterzwaag, de Orangerie in Oranjewoud en Open Stal. Wat kan er duidelijker? `Een overzicht van de activiteiten kan beter. Ook als er wel materiaal voor handen is, is het voor de gasten niet altijd even duidelijk.` Wat vind je belangrijk? Greet komt daarbij tot de volgende opsomming: 1e Gebiedspromotie. Mensen kiezen voor een gebied. 2e Activiteiten zijn al wat minder belangrijk en 3e De plaats waar mensen overnachten zien ze dan wel. Waar kiezen mensen voor? “De mensen kiezen hier voor het gebied en voor de rust. Haar gasten vinden het belangrijk
dat er geen vaste staanplaatsen zijn. Daar hebben zij en haar man uitdrukkelijk voor gekozen en dat wordt door de gasten gewaardeerd. Verder komen de mensen hier vooral om lekker te fietsen. Wel vindt ze dat er een verdiepingsslag nodig is. De mensen in Appelscha weten niet wat er verder in het gebied te zien en te beleven is. Ook is het gebied te onbekend. Ze pleit voor herkenningspunten en verwijst daarbij naar de subsidieaanvraag die de stichting voor de bebording van het gebied heeft aangevraagd. (Ik citeer even uit de tekst op de website) Om de identiteit van het gebied zichtbaar te maken is het gebied als pilot uitgekozen om te onderzoeken wat het effect van bebording zal opleveren voor ondernemers, maar ook voor het aantrekken van bezoekers van het gebied. De bebording bestaat uit twee onderdelen: Een 7 tal welkomstborden bij de invalswegen en een 75 tal borden onder de plaatsnaamborden. Verder loopt er een subsidieaanvraag voor bebording van een wandelknooppunten netwerk. Wandelen is in trek. Wandelevenementen rijzen als paddenstoelen uit de grond. De Frije Wiken leent zich bij uitstek als wandelgebied. Het systeem van bebording sluit naadloos aan bij de bebording van het bekende fietsknopennetwerk. Greet verwijst verder naar ‘De wike van de Frije Wiken’. Deze is in de bouwvakvakantie en gericht op de promotie van het gebied: verschillende activiteiten worden er georganiseerd, zoals een moutainbikerit en een nachtwandeling. Je kunt bedrijven bezoeken, die speciaal voor deze week de (stal)deuren open doen voor de toerist. Voorbeeld: een buffelfarm. De Frije Wiken zet zich af tegen de grote ‘belangrijke’ plaatsen. Bij de minicamping van Greet gaat het vooral om de individuele bezoeker. Daarvoor zijn goede folders nodig. Greet pleit voor een zelfde uitstraling in het hele gebied De Friese Wouden. Ook moet overal dezelfde achtergrondinformatie beschikbaar zijn. Informatie voor fietsers moet op het fietsstuur kunnen zitten. Het foldertje over de Zand- en Veenroute van de Friese Waterlinie, die ik haar als voorbeeld liet zien, vond ze van het juiste formaat en ook met een overzichtelijke hoeveelheid achtergrondinformatie. Ook de prijs van € 2,-- kan volgens Greet nog net. Een folder over de smaakroute kost € 3,25 en haar ervaring is dat mensen dat al te duur vinden. Verder had ze nog als opmerking dat er behoefte aan vertellers is. Verder hebben we het nog even gehad over het Toeristisch Netwerk Heerenveen. Ze vond dat ze op een bepaald moment te veel alleen de kar moest trekken. De nieuwe slogan van Beleef Friesland kan bij Greet op weinig enthousiasme rekenen: Deze is namelijk ‘Water en meer’. Conclusie: Hoewel het gesprek niet alleen over de cultuurhistorische component ging, en toeristen volgens Greet ook belangstelling hebben voor bepaalde activiteiten en winkels, is de eindconclusie wel dat de streek en de daarbij behorende rust en geschiedenis door de toeristen als de belangrijkste factor worden gezien om voor dit gebied te kiezen. Het gebied kan volgens Greet nog beter gepromoot worden door de kwaliteit van de folders te verbeteren, door te kiezen voor een eenduidige uitstraling en ze betaalbaar te houden, en door het opzetten van een netwerk van vertellers, die over de streek kunnen vertellen. Ook kan de verwijsfunctie naar ondernemers/musea e.d. nog verbeterd worden, door de
informatie die er is (ook voor de ondernemer) toegankelijker te maken. Samenwerken met andere ondernemers is prima, maar je moet wel weten wat de toeristen op die andere plaatsen kunnen verwachten. De mensen reserveren niet en willen ook zo weer weg kunnen. Bij haar komen vooral individualisten die eigen baas willen zijn. Met die groeiende doelgroep moet je rekening houden. Arrangementen werken dan ook niet bij haar. De nieuwe slogan ’Water en meer’ van Beleef Friesland kan niet op haar enthousiasme rekenen .
Bert Zijlstra van Nieuw Allardsoog Omdat Bert afkomstig is uit Wolvega, is de taal aan tafel het Stellingwerfs. Het elkaar tutoyeren ging dan ook vanzelf. Doe je al wat met de cultuurhistorie? Bert is door zijn werk als eigenaar van Nieuw Allardsoog geconfronteerd met de cultuurhistorie rondom Allardsoog en is, voornamelijk vanuit zakelijk belang, geïnteresseerd geraakt. Hij werkt daarbij vraaggericht. “Overigens worden er door de gasten steeds minder vragen gesteld. Veel gasten oriënteren zich vooraf via internet.” Bert zit in de Stichting Nije Boarn/Koningsdiep. Deze stichting heeft als doelstelling het stroomdal van het Koningsdiep onder de aandacht te brengen en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van het gebied. Ze zijn op dit moment bezig een zesdaagse wandeling te ontwikkelen die heen en terug langs het stroomdal van het Koningsdiep voert. De tocht is 120 kilometer lang. Die organisatie zorgt voor veel drukte. Bert vindt dat je het verhaal van de streek moet kunnen vertellen. Sommige mensen vragen er om en je moet het ze op een presenteerblaadje geven. Er is volgens Bert een toenemende belangstelling voor streekgeschiedenis en hij gebruikt hierbij de woorden: een maatschappelijke trend. Informatie moet er op een goede manier zijn. Niet te versnipperd. Er is nog steeds geen eenduidig verhaal over de Friese Wouden. Bert vindt het belangrijk dat iedereen in een organisatie en in het gebied een verhaal weet te vertellen, daar ook achter staat en wat bijdraagt aan het gewenste imago en beleving van bezoekers. Hij is bereid daar ook in zijn eigen bedrijf aandacht aan te besteden ( = internal branding). Bij Nieuw Allardsoog komen vooral groepen. Wat voor verhaal moet er gehouden worden als mensen geïnteresseerd zijn in de cultuurhistorie? Bert komt met de volgende opsomming: De ontstaansgeschiedenis Markante gebeurtenissen Aard van de mensen Landschap Streekeigene. Bert vertelt nu het verhaal van de omgeving: elementen hieruit zijn de aanwezige grafheuvels, de holle weg, de landweer, de omliggende natuurterreinen, het hannekemaaierspad en hoe Allardsoog is ontstaan. Dit verhaal vertelt hij tot nu toe aan zijn eigen groepen, maar zegt open te staan voor andere groepen van elders die hier belangstelling voor hebben. HET DEFINITIEVE VERHAAL moet volgens Bert een basisverhaal hebben, waarna je naar de naaste omgeving gaat. Daarna kom je bij de regio en uiteindelijk kom je weer uit op het basisverhaal met aanvullingen. Er moet een goede kaart van het gebied zijn en er moet
duidelijk op aangegeven worden wat er te doen is. Er moet toegang zijn tot materiaal of gelegenheid zijn om een verdiepingsslag te kunnen maken. Overal moeten vertellers komen, ambassadeurs van de omgeving. In het gebied van de Drentse AA gaan de ondernemers zelf als gids aan het werk. Het gebied de Friese Wouden moet herkenbaar worden aangegeven. In ieder geval met het logo van de Friese Wouden. Mensen komen op Nieuw Allardsoog om elkaar te ontmoeten en zijn meer naar binnen gericht. Toch is het goed dat je groepen naar elkaar kunt verwijzen. Wat vind je van de term ‘Land van natuurlijk ritme’? Kun je daar wat mee? Bert vindt de term: ‘Land van natuurlijk ritme ‘een beetje saai. Hij zou het mystieke van De Wouden meer willen benadrukken, waardoor je Het Woud meer laat beleven. “De cultuurhistorie van het gebied moeten we meer stroomlijnen, waardoor het beter is te vermarkten. We hoeven de cultuurhistorie van het gebied niet meer uit te vinden: het is allemaal al bekend en beschreven.” Op het laatst komen we nog even terug op het begrip ‘ambassadeurs’. “Ambassadeurs beïnvloeden de ondernemers, die daarop zelf als gids of anderen als gids laten optreden. Uiteindelijk moet de totale bevolking het verhaal van de Friese Wouden kunnen vertellen.” Conclusie: Veel kennis voor wat de cultuurhistorie betreft, is volgens Bert al aanwezig en beschreven. Het moet alleen gestroomlijnd worden. Er moet een eenduidig voor iedereen herkenbaar verhaal komen die via ambassadeurs/ondernemers en gidsen uiteindelijk de totale bevolking bereikt. Het gebied moet daarnaast ook herkenbaar worden aangegeven. Hoe dat moet weet hij nog niet, maar hij vindt wel dat het moet gebeuren. Ook vindt hij dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt moet worden van het logo van de Friese Wouden en dat er goed informatiemateriaal moet komen. Er moet volgens Bert door bezoekers een verdiepingsslag gemaakt kunnen worden middels beschikbare informatie waardoor het gebied beter beleefd wordt. Hij vindt de term ‘Land van natuurlijk ritme’ een beetje saai en zou graag zien dat het mystieke karakter van De Wouden meer wordt benadrukt. Hoe dat moet heeft hij niet aangegeven. Hoewel de groepen die hij krijgt naar binnen gericht zijn, bespeurt hij wel een trend dat er een toenemende belangstelling is voor het streekeigene. Mensen zoeken en vinden dat vooral via google. Hij is bereid om groepen van elders te ontvangen om hen vervolgens kennis te laten nemen van het verhaal van de omgeving. Belangrijkste vraag die Bert met zijn visie/ideeën oproept is: Hoe komen we aan een eenduidig verhaal. Afgeleide vraag is hoe je dat verhaal dan vervolgens in de markt zet, waardoor je Het Woud meer laat beleven.
Henk Matser van Van der Valk in Wolvega Als het woord cultuurhistorie is gevallen begint de heer Matser te vertellen dat hij bij De Lende een sluisje heeft bezocht en dat erg interessant vond. Hij woont hier 8 jaar en vindt zichzelf eigenlijk nog wat te jong om in de cultuurhistorie geïnteresseerd te zijn, maar …... hij is het wel. Probleem vindt hij dat je moeilijk de cultuurhistorisch interessante dingen op internet kunt vinden. “Je wilt je gasten heel veel bieden, maar daar moet je nu veel zelfstudie voor doen. Fietsroutes scoren, maar die heb ik zelf van internet geplukt.” Bij Van der Valk hebben ze fietsroute-arrangementen. Toch wil hij wel wat meer materiaal met achtergrondinformatie, maar dan niet te uitgebreid. Gebruikte eerste het woord ‘oppervlakkig’, maar dat werd later het woordje ‘summier’. Gasten willen graag wat meer weten, maar de informatie moet wel snel verwerkt kunnen worden. Matser vertelt over een bezoek aan Londen met zijn kinderen. Die werden geboeid door de verteller, omdat hij de teksten vertaalde. Vertellers kunnen dus erg belangrijk zijn. Komt nog even terug op de hoeveelheid materiaal op internet: “Er is zo veel, maar totaal niet gebundeld.” Herhaald dat hij wel wat anders wil, omdat Van der Valk nu wat te veel met de geijkte dingen aan komt zetten. “Natuurlijk kun je niet alles op de site zetten. We hebben het daarom geprobeerd met een informatietafel, maar dat werkte ook niet.” Ze hebben de informatietafel nu ingekrompen en op maar één meter van de receptie geplaatst. Er is dan direct contact met de receptionistes, waardoor er vrij snel interactie is. Doet u ook wat aan internal branding? Omdat het begrip ‘internal branding’ hem nog niet bekend is, leg ik uit dat het daarbij de bedoeling is dat iedereen in het bedrijf vanuit dezelfde basisinformatie ‘het verhaal’ vertelt en dat ook uitstraalt. Hierop kijkt de heer Matser toch wat bedenkelijk. “Het moet natuurlijk niet een geregisseerd verhaal worden,” zegt hij. “Bovendien worden er eigenlijk alleen bij de receptie vragen gesteld en elders in het bedrijf nauwelijks.” Is wel bereid om het cultuurhistorische verhaal over de Friese Wouden en daarna over de Regio en de naaste omgeving met de receptionistes door te nemen, zodat zij in elk geval vanuit dezelfde achtergrondinformatie een goed verhaal kunnen vertellen. Wijst er wel op dat door de diversiteit van de groepen die hij in huis krijgt: zakenmensen, toeristen, sporters en lokalen, er ook verschillende vragen leven die lang niet altijd met de cultuurhistorie te maken hebben. Toch ziet ook de heer Matser wel in, dat de belangstelling voor cultuurhistorie ‘booming’ is en hij is dan ook bereid om daar zeker tijd in te steken. Somt nog even op wat Van der Valk nu o.a. aan arrangementen in huis heeft: Met de elektrische fiets er op uit, pitch & put, drafbaan, schaatsclinics, een arrangement met museumkaarten en eentje waar voetbal een rol in speelt. Zijn ervaring is dat 55 plussers willen weten waar ze aan toe zijn. Die willen een kant en klaar pakket. Jonge gezinnen gaan meer hun eigen gang. We krijgen het nog even over de inhoud van het begrip cultuurhistorie. Op mijn vraag: Waar denkt u aan als we het hebben over cultuurhistorie, is zijn eerste reactie: gebouwen en tastbare dingen. Ook hoort daar voor hem de informatie bij waar men langs
fietst en in een enkel geval de taal. “Je zoekt naar een manier om op te vallen en te kunnen genieten van de omgeving. De vraag die dat ogenblikkelijk oproept is: Wat heb ik de mensen dan te bieden?” Hij moet voor elke groep wel iets anders hebben. Vertelt dat ze ook een arrangement hebben waarbij het Vlechtmuseum betrokken is. “De mensen kiezen voor zo’n arrangement, maar vergeten vervolgens om naar het Vlechtmuseum te gaan.” Is niet duidelijk waar dat aan ligt. “Bent u bereid om met andere ondernemers samen te werken?” De heer Matser is bereid om met andere ondernemers samen te werken. Hij doet dat nu al met een bedrijf in Giethoorn, waarbij ze overleggen over de aanpak. Heeft ook wel nagedacht over samenwerking met een busondernemer, maar het verhaal waarmee je mensen aan zo’n arrangement krijgt is nog niet interessant genoeg. Wel scoren tripjes naar de bollenvelden en de orchideeënhoeve. Hij is bereid om over de invulling van de cultuurhistorische component na te denken en wil er graag meer mee doen. “Want ik wil wel bekender worden.” Wel legt hij er de nadruk op dat hij commercieel denkt. Soms is het moeilijk om toeristen te begrijpen. Kreeg ooit een groep Japanners in huis die daar logeerden om een bezoek te kunnen brengen aan Amsterdam. Hoewel het economisch gezien nog niet mee zit en de toeristenmarkt ‘wankel’ is, constateert hij wel degelijk een groei. Heeft ooit geprobeerd iets met het fenomeen Pieter Stuyvesant te doen. Dat is niet gelukt. Aan het eind van het gesprek constateert de heer Matser dat het aan ‘topics’ in de naaste omgeving ontbreekt. “Natuurlijk hebben we Thialf en het Abe Lenstrastadion, maar dan houdt het ook wel op. Niet voor niets heeft hij de naam van ‘Van der Valk Wolvega’ veranderd in ‘Van der Valk Wolvega – Heerenveen’. Had nog liever Heerenveen voor Wolvega gezet, maar dat mocht niet. Constateert op het eind dat Friezen in zijn algemeenheid te afwachtend zijn: “Kijk maar naar Thialf.” Conclusie. De heer Matser heeft behoefte aan meer, maar wel toegankelijk materiaal. Denkt daarbij commercieel en wil graag bekender worden. Is bereid om daar tijd in te steken en zijn personeel te coachen in een eenduidig cultuurhistorisch verhaal. Er moet volgens hem gewerkt worden aan meer ‘topics’, waardoor het gebied populairder wordt en beter in de markt te zetten is. Hij is bereid om met andere ondernemers samen te werken en groepen naar die andere ondernemers te verwijzen. De (spinnen)webconstructie, ziet hij daarbij wel zitten. Hoewel de heer Matser niet zozeer de nadruk legde op eenduidigheid, is hij daar voor. De prachtige omgeving kan volgens hem een stuk beter vermarkt worden dan nu het geval is, maar dan moet het wel goed in de markt gezet worden, d.w.z. duidelijk, aantrekkelijk en toegankelijk. DAT dus. Fietsroutes zijn populair, maar moeten meer achtergrondinformatie bevatten. Vertellers zijn prima, maar een goede folder moet het verhaal ook kunnen vertellen. Moeilijkheid voor hem blijft de totaal verschillende groepen die hij in huis krijgt, waardoor de cultuurhistorische component voor hem een onderdeel is van zijn totale aanbod. Maar dan wel een belangrijk onderdeel.
Gesprek met Tjitte de Wolff van Tjaarda. De heer De Wolff wil eerst weten, waarom ik hier zit. Nadat ik hem dat verteld heb en hij een aantal aantekeningen heeft gemaakt, krijgen we het over de cultuurhistorie van de Friese Wouden. De Heer De Wolff begint met een aantal opmerkingen: Er zijn genoeg verhalen. De Stichting Netwerk de Friese Wouden is al bezig met een gids. Er is ook al een duidelijke pay-off: Land van natuurlijk ritme. Deze slogan is bij hem op het terras bedacht door de heer Peter Brinkman, de voorzitter van de Ecokathedraal. Er zijn genoeg kapstokken. Noemt hierbij de Streek- en Smaakroute, de streekproducten en de Wâldpyk. Ook zijn er genoeg galerieën en musea en er is zelfs al naar het jaar 3000 gekeken door de mensen van de Ecokathedraal. Noemt in dit verband ook nog de adel en de armoede. De Wolff komt met een opvallende invalshoek voor het promoten van het gebied. “De beste ambassadeurs zijn de mensen in de streek zelf. Helaas is het een beetje tegen de natuur van de Friezen om dat ook uit te dragen. Toch moet het promoten van het gebied beginnen met het enthousiast maken van de eigen bevolking. Je hebt dan niet een paar ambassadeurs maar wel 150.000. Hij noemt in dit verband het voorbeeld van New York waar iedereen vol trots met een sticker op zijn auto rondrijdt. Hierop staat alleen maar ‘I love NY’. Zoiets moet volgens De Wolff ook in de Friese Wouden gebeuren. De streek moet zichzelf promoten door de 150.000 ambassadeurs in het gebied. Om dat te bereiken moet men op de school beginnen: alle kinderen moeten naar de musea. Is de informatie toegankelijk genoeg? Als je er moeite voor doet wel. Komt ongevraagd op zijn eigen receptionistes die als ze het verhaal van de streek vertellen hooguit een mager zesje scoren. Heeft ook te maken met hun interesse. Dat lokt de vraag uit of de heer De Wolff wat aan internal branding doet. De heer De Wolff moet constateren dat daarin nog wel wat verbeterd kan worden. Is ook bereid om daar tijd en energie in te steken. We komen hierna weer op de toegankelijkheid van de informatie. “Je moet eerste een Foppe de Haan hebben die het verhaal van de streek goed kan vertellen.” Hij geeft hierna nog een voorbeeld hoe je het verhaal van de streek goed uitdraagt: “De mensen die de streekmarkt in Oldeberkoop opgezet hebben verdienen een lintje.” Doet verder de suggestie om een verkiezing uit te schrijven voor de beste ideeën om het gebied te promoten en herhaalt dat de bevolking bewust gemaakt moet worden van cultuurhistorie van de Friese Wouden. “De bewoners moeten daar trots op zijn en dragen het dan ook uit. Betere reclame kun je je niet wensen.” “Je zou ook een verkiezing kunnen uitschrijven voor het mooiste dorpsverhaal.”
“Het land van natuurlijk ritme, moet er ingehamerd worden, moet ook tastbaar worden. Vraag: Waar moet dat dan gebeuren en wie moeten dat doen? “Je moet beginnen bij de school. En verder zijn er al heel veel mensen mee bezig. De Stichting Netwerk de Friese Wouden doet dat, maar moeten meer handvaten hebben en meer armslag krijgen. Noemt in dit verband de wisselwerking tussen Provincie en ondernemers. De Stichting moet proberen meer verbindingen te leggen. Men moet zich daarbij niet alleen richten op de toeristen, maar vooral op de eigen inwoners. Een verdiepingsslag is in dit verband nodig. Geeft daarna het voorbeeld dat er in Tjaarda een lezing is gehouden met als titel: Vorstelijk Oranjewoud. Dat was een doorslaand succes. Hij verklaart dit succes door de zoektocht van mensen naar geborgenheid en de hang naar het oude vertrouwde. Dat laatste vind je op diverse terreinen terug, zoals in de streekproducten en de toenemende belangstelling voor de eigen geschiedenis. “Maar we zijn nog steeds niet trots genoeg op onszelf. ” Bewust worden van slogan maar die moet dan wel geladen zijn. Zie verderop hoe en met wat. We komen weer terug bij het begrip Friese Wouden en de slogan ‘land van natuurlijk ritme.’ Geeft bij dit laatste een voorbeeld van hoe mensen daar tegen aan kijken. De vraag die het bij een winkelman, campinghouder en receptioniste opriep was: “En wat is dat dan?” Op de vraag wie die vraag moet invullen, krijg ik eerst geen direct antwoord. Wel geeft De Wolff een aantal voorbeelden wat voor hem natuurlijk ritme inhoud: “Ontstaansgeschiedenis is natuurlijk ritme, maar ook De Friese Waterlinie is natuurlijk ritme en de terugkeer van de belangstelling voor de streekproducten. Er zit een golfbeweging in.” Elke ontwikkeling is een golfbeweging en van nature een ritme. Dat is op alles van toepassing. Welk onderwerp je ook pakt. Ontwikkeling van landschap, landadel, vervening. Het ritme is de verbinding. “Je kunt zeggen: De constante is de verandering.” Daarna verexcuseert de heer De Wolff zich door te zeggen dat het nu bijna filosofisch wordt. In ieder geval moeten er handvaten komen, handvaten die verteld moeten worden, die zichtbaar gemaakt moeten worden en duidelijk maken waar De Friese Wouden voor staat. Noemt in dit verband ook nog Thialf en het Abe Lenstrastadion. Dat zijn topics maar voor de individuele toerist lang niet altijd toegankelijk. Komt nog even terug op zijn eigen omgeving: “We hebben hier een prachtig gebied, met een boeiende geschiedenis. Maar helaas is er geen landhuis open en te bezichtigen. Er staat zelfs niet eens een bord. Overigens wordt aan dat laatste gewerkt. Er zijn topics genoeg maar niet toegankelijk. Maar de belangrijkste topics zitten in de mensen. We krijgen het even over het begrip citymarketing. (In Heerenveen zijn ze druk bezig om vanuit een voor iedereen duidelijke toekomstvisie te gaan werken). En in verband hiermee krijgen we het over het begrip slow food. De Wolff vertelt dat dat laatste begrip uit Umbrië in Italië komt. (Citymarketing is een manier van denken en handelen vanuit één gemeenschappelijk belang door alle betrokken partijen in de gemeente. Inwoners, ondernemers, bedrijven, organisaties en bezoekers.) (De Slow Food (langzaam voedsel) beweging zet zich af tegen de zogenaamde fastfood en beoogt de culturele of traditionele keuken te behouden en daarmee ook het oorspronkelijk gebruik van gewassen, zaden, dieren en landbouwgebruiken van een regio. De beweging is opgezet door Carlo Petrini in Italië)
Bent u bereid er tijd en energie in te steken? “Ik ben wel een beetje moe van alle initiatieven. Veel ondernemers leunen achterover en ik laat het grote verhaal graag aan anderen over. Ik heb er genoeg tijd in gestopt. Is wel bereid er intern aandacht aan te besteden.” Wie moet voor wat betreft de cultuurhistorie de kar trekken? “De verbinding is het verhaal. De Stichting netwerk de Friese Wouden moet dat vorm gaan geven. Laat iedereen in het gebied aangeven hoe het natuurlijk ritme op zijn of haar gebied van toepassing is.” Ik leg daarna nog even de spinnenwebconstructie uit en De Wolff ziet dat wel zitten. Bent u bereid om hierover nog eens met andere ondernemers te overleggen? “Dat is geen probleem, als het maar niet met een agenda en notulen gepaard gaat. Gewoon met elkaar onder de borrel. Dat zie ik wel zitten.” Geeft aan het eind van het gesprek aan dat het ook voor hem wat heeft opgeleverd: Hij gaat aandacht besteden aan het verhaal dat de receptionistes over de streek kunnen vertellen. Wel beperkt hij zich daarbij eerst naar zijn naaste omgeving ‘Vorstelijk Oranjewoud’. Als laatste krijgen we het nog over de uitspraak die mij een paar dagen terug ter ore kwam: ‘Kritiek is ongevraagd advies’. “Die onthoud ik,” zegt de heer De Wolff. Conclusie: De heer De Wolff ziet graag dat men zich eerst concentreert op de eigen bevolking. Die moeten als eerste leren hoe het cultuurhistorische verhaal van de Friese Wouden in elkaar steekt. Om dat te bereiken hebben we misschien wel een soort Foppe de Haan nodig. Als de mensen enthousiast zijn en het product De Friese Wouden gaan uitdragen, vult het zich ook naar de toerist vanzelf in. De verbinding is volgens De Wolff het verhaal. Ziet daarbij ook voor de scholen een belangrijke taak: breng met alle kinderen een bezoek aan de musea. De Wolff vindt daarnaast dat er betere verbindingen nodig zijn tussen wat de provincie en de Stichting Netwerk de Friese Wouden hebben bedacht en wat de omgeving (bewoners en toeristisch bedrijfsleven) moet ‘ademen’ en vertellen naar de gasten en toeristen. Hij vindt dat de Stichting meer handvaten moet krijgen en meer armslag nodig heeft om die vertaling te bewerkstelligen. Je zou dit kunnen doen door vanuit die stichting aan dorpsbelangen, stichting als de Frije Wiken, Rottige Meenthe, Koningsdiep, Staatsbosbeheer voor de Deelen enz., te vragen hun verhaal over het land van natuurlijk ritme naar voren te brengen. Door al die belevingen van het Land van natuurlijk ritme op een rijtje te zetten wordt het begrip ‘geladen’ en onderbouwd. Verbindt er een beloning aan om mensen te bewegen dit te bereiken. Je hebt gelijk de aandacht. Vraag Doutzen om de prijs uit te reiken, en vraag andere prominenten om in de jury te zitten. Dan heb je gelijk de ambassadeurs voor het geheel. Richt zichzelf in eerste instantie op de naaste omgeving, maar onderkent het belang van een uniforme uitstraling van het hele gebied. De huidige Stichting moet die kar trekken. Opm.: De heer De Wolff hoopt dat dit niet het zoveelste initiatief is waarmee uiteindelijk niets gebeurt. Waarvan acte.
Bea Raggers van Theeschenkerij De Buytenplaets in Noordwolde Wat houdt cultuurhistorie voor je in? Cultuurhistorie is voor Bea de geschiedenis van de streek, maar ze verbindt het ook met verhalen. Haar opa kon er vroeger zo mooi vertellen over wat er gebeurd is. Die verhalen zijn volgens Bea in het landschap terug te vinden. Denkt bij cultuurhistorie ook aan hoe het land zich heeft ontwikkeld. De verhalen moeten opgetekend worden. Er zijn voldoende verhalen. Doet zelf nog niks met de verhalen. Heeft een poging gedaan ze in een arrangement te verwerken, maar dat is toen niet gelukt. Zij had hier Pim Mulder voor aangetrokken. Die zou de verhalen vertellen. Kreeg er te weinig reactie op. Wijt dat aan het feit dat mensen het waarschijnlijk te duur vonden. Niet alleen moest de lunch betaald worden en het Vlechtmuseum, maar ook de verteller. Arrangement kostte € 40,--. Bea merkt nog op dat Baukje Scheppink van het Vlechtmuseum bezig is met het project Turven uit het Oosten. Bea heeft een arrangement met het Vlechtmuseum. Mensen gebruiken dan bij haar de vlechtlunch. Hoe vind je de slogan: Land van natuurlijk ritme? Prachtige titel. Het is nog te jong om te gaan leven. Het geeft heel goed aan hoe het leven hier is. Gasten zijn verrast over het landschap. De bevolking is hier nog puur, nemen de tijd en zijn aardig. Dat hoor ik van mijn gasten. In Noordwolde zeggen we altijd als iemand weg gaat: Kalm an. Staat ook op de borden. ‘Kalm an’ past prima bij het slow-verhaal. Het eten dat de mensen hier krijgen is ook slow food, dat komt dus uit de regio. De puurheid van het landschap is niet voldoende. Het moet onder de aandacht gebracht worden. . Er zijn nu nog te weinig mensen die van het bestaan van dit coulisselandschap afweten. Als ze hier komen zijn ze altijd verrast door de schoonheid. Soms denken de mensen dat ze hier in Drenthe zijn. Bea heeft moeite met het begrip Friese Wouden. Zelf noemt ze het De Friese Coulissen. “Het begrip Wouden klinkt te veel naar bos, terwijl er hele stukken tussen zitten waar geen bos te bekennen is. De term Friese Wouden dekt de lading niet.” Het cultuurhistorische verhaal moet niet onder één noemer worden gebracht. Daarvoor verschillen de streken te veel van elkaar. Ze vindt het dan ook goed dat er streken zijn die zich op hun eigen manier presenteren. Noemt daarbij De Frije Wiken en Folk sûnder oeren. Wel is het belangrijk dat er wordt samengewerkt. Tineke de Groot doet volgens Bea goed werk. Zij heeft er voor gezorgd dat er vijf ondernemers die ook een B&B hebben, nu met elkaar samenwerken en doorverwijzen als ze vol zitten. Tineke is bezig te verbinden. Ook TIF doet volgens haar goed werk. Er kan nog meer gekoppeld worden en aan netwerken gedaan. We krijgen het even over Van der Valk: De doelgroep van Van der Valk is volgens haar wezenlijk anders dan haar doelgroep. Bij haar komen ‘avontuurlijker’ mensen. Heeft ook met de prijs te maken. Ziet echter wel het belang van samenwerking in. Mensen die vanuit Van
der Valk een fietstocht maken, kunnen prima bij haar terecht. Zelf beveelt ze haar gasten de fietsknooppuntenroute aan. Ze hebben bij de Buytenplaets als arrangement ook ‘De culinaire tuintrip’. Ziet graag dat er routes komen met voldoende achtergrondinformatie. Als ik haar daarna de folder van de Zand en Veenroute in de handen druk, zegt ze dat ze zoiets bedoelt. Routes moeten dus meer uitgebouwd worden. We komen nog even terug op de vertellers: Die moeten niet te duur zijn. Als je mensen betaalt, heeft dat als voordeel dat ze er belang bij hebben. Vrijwilligers zijn soms moeilijker te krijgen. Bea vindt dat de bewoners er te weinig van af weten, al wordt er hard aan gewerkt door de Stichting Dorpsarchief Noordwolde. Daar bestaat voor de cursus Geschiedenis van Noordwolde zelfs een wachtlijst. Als we echt wat willen met de Friese Wouden moeten we mensen er in opvoeden. Bea erkent dat haar beeld van ‘Land van natuurlijk ritme’ vooral gericht is op haar eigen omgeving. Wel heeft ze ondertussen veel contact met andere bedrijven. Ze vindt het echter wel goed dat er een Overall-verhaal komt. “Iedere streek zou daarvoor de parels moeten aanreiken.” Wat moet er volgens jou op korte termijn gebeuren? Verhalen loskrijgen. En maak een mooi verhaal over de parels. Wat zijn voor jou de parels van het gebied? Het coulisselandschap en het slowe van de mensen, ook al is dat niet tastbaar. Dat geeft mensen het gevoel dat ze mogen zijn wie ze zijn. De mensen waarmee zij te maken krijgt benadrukken steeds de schoonheid van het gebied en de puurheid. Op mijn aandringen somt Bea nog een paar ‘parels’ op. Vlechtmuseum, maar vindt wel dat de naam van het museum een beetje een oubollig karakter heeft. Museum voor Valse kunst in Vledder (ligt buiten de regio, maar is voor haar gasten belangrijk.) Kaasboerderij in Oldeberkoop Oldeberkoop als dorp Open Stal. De opera in Spanga Kunst en cultuur in het algemeen. Wel maakt ze hierbij de opmerking dat er een hele hoop galerieën zijn, maar dat ze maar sporadisch open zijn. Wat moet er volgens jou gebeuren om de cultuurhistorie beter op de kaart te zetten? Er moet meer gedaan worden aan netwerken. Je kunt net als in Westerveld de ondernemers uitnodigen om met de bus door het gebied te reizen en de topics te bezoeken. Een soort gebiedsafari. Dan word je echt op ideeën gebracht.
Conclusie Bea Raggers is met haar bedrijf vooral regionaal (op de naaste omgeving) gericht. Er moet binnen de Friese Wouden dan ook alle ruimte zijn om je als regio te kunnen profileren. Wel vind ze dat er een overall-verhaal verteld moet kunnen worden waarvoor de ‘parels’ door de verschillende regio’s zijn aangedragen. Ze is niet gelukkig met de term Friese Wouden (die dekt de lading niet), maar herkent zich volledig in de slogan: Land van natuurlijk ritme. Om dat land onder aandacht te brengen moet er meer gedaan worden aan het uitdragen van de streek. De streek kan volgens haar nog veel meer en beter onder de aandacht gebracht worden. Mensen zijn altijd blij verrast over het landschap als ze bij haar logeren, al denken ze soms dat het bij Drenthe hoort. Het is in den lande nog te weinig bekend. De bekendheid van de bewoners met de eigen streek mag wat haar betreft nog wel wat groter, vooral de bekendheid met de oude verhalen, die volgens haar nodig moeten worden opgetekend. Wel constateert ze dat de bewoners steeds meer belangstelling voor de geschiedenis van de streek krijgen. Die is zo groot dat er voor e cursus bij het Dorpsarchief zelfs een wachtlijst is. Ze is blij met die aandacht. Heeft wel haar bedenkingen bij de vrijwillige verhalenvertellers. Foldermateriaal blijft ook noodzakelijk, maar dan wel met de goede achtergrondinformatie. Voor haar geldt niet dat ze bij de grens van Friesland ophoudt. Het Koloniehof en het Museum voor Valse Kunst ( In Drenthe gelegen) zijn voor haar gasten belangrijk. Zou graag zien dat er meer aan netwerken gedaan wordt. Je kunt beginnen door de ondernemers een busreis langs de topics van de streek te laten maken. Die topics (parels) zijn door de verschillende regio’s zelf aangedragen. Daarmee doe je nieuwe ideeën op. Is voor samenwerking en wil dat ook wel uitbouwen. Nu al een arrangement met het Vlechtmuseum. Haar ervaring is dat arrangementen niet te duur mogen zijn. Opmerking Karst: We hebben het niet gehad over wie een en ander moet doen. Wel heeft Bea aangegeven dat Tineke de Groot en het TIF al goed werk doen. Latere opmerking Bea: Ik zou me zo kunnen voorstellen dat de St. de Friese Wouden een gebiedsafari initieert en een bus beschikbaar stelt. De organisatie van zo’n tocht kan door ondernemers uit het gebied worden opgepikt. In Westerveld, dat ik als voorbeeld noemde, werd het e.e.a. georganiseerd door de gemeente i.s.m. de ondernemers/organisaties wiens bedrijven bezocht werden. Ik dacht nog na over culturele-verhalen-routes. Dit zouden zowel fiets- als wandelroutes kunnen zijn met een folder zoals je mij liet zien, maar ook met een website waar je via een Q-code uit die folder op terecht kunt komen. Op die manier kun je ook filmpjes tonen en bijv. onze taal (Stellingwerfs, Koloniaals, Fries) laten horen.
Gesprek met Jan de Roos van Appelscha-Outdoor.
Wat houdt cultuurhistorie voor jou in? “Dat is voor mij vooral de oude landschapswaarden en de architectuur. Doe je er op dit moment wat mee? “Nee. Wel hebben we een keer een avondspel gehad gebaseerd op een historische gebeurtenis: een vliegtuig stortte hier tijdens de oorlog in de buurt neer en de piloot hing in de bomen. Dat avondspel was een groot succes, maar kon door omstandigheden niet gecontinueerd worden.” Wat kun je er mee? Jan ziet het als een commerciële kans om met die cultuurhistorie een nieuwe doelgroep (de ouderen) te bereiken. Jongeren gaan voor actie. De ouderen lopen op dit moment het bedrijf voorbij. Bij het kanoën en fietsen kan er dan wat extra’s aan toegevoegd worden. Voor de jeugd zou je het ook interessant kunnen maken, maar dan moet je wel gebruik maken van de moderne middelen zoals app’s. Geeft daarna een voorbeeld van het onderduikershol in Diever. (Merkt op dat wel buiten de Friese Wouden ligt) “Als je daar bent en je krijgt op je apparaat een filmpje te zien voegt dat iets toe.” We krijgen het even over het Pauperpad. Dat is volgens Jan nog geen groot succes. Zijn bedrijf zorgt voor het kano-gedeelte in de route. “Met 20 klanten vorig jaar houdt het wel op.” (Opm. Karst. De volgende dag stuurt Jan mij een mailtje door, die hij net heeft gekregen. Daarin wordt hem gevraagd of hij de boekingen kan verzorgen voor het Pauperpad. Er wordt dus aan gewerkt.) Waar ligt dat aan? Er zit geen commercieel belang achter. Dat is volgens Jan wel noodzakelijk om het goed in de markt te zetten en dat geld dus ook voor de cultuurhistorie van de Friese Wouden. We krijgen hierna een discussie over samenwerking met andere ondernemers. Op dit moment zijn er al allemaal clubjes bezig met het promoten van het gebied of deelgebiedjes van de Friese Wouden. Maar het ontbreekt aan gezamenlijk belang. Toch wil Jan zich graag richten op andere ondernemers en is bereid om aan een busreis langs verschillende ondernemers mee te doen. Kreeg al eerder een aantal ondernemers van de gemeente Westerveld op bezoek die aan een gebiedsafari meededen. Ook wil Jan graag voor andere ondernemers bijvoorbeeld fietsvakanties organiseren. “Wij hebben de knowhow, maar ook de logistieke ervaring om dat te doen.” Maakt daarbij wel gebruik van gps-apparaten etc. en richt zich naast de andere groepen ook graag op de moderne oudere. Jan is een beetje huiverig voor allemaal nieuwe initiatieven en nieuwe clubjes. Heeft in de raad van advies van Friesland Marketing gezeten, maar ziet daarna geen vervolg. “Mensen weten elkaar heel gemakkelijk te vinden als ze elkaar nodig hebben. De tijd van praten is voorbij.”
Toch gebruikt Jan tijdens dit onderdeel van het gesprek de termen ‘Verbinding leggen’ en ‘samenhang’. Als ik hem daar naar vraag antwoord hij dat het voor de toerist een goede zaak is, maar dat hij er persoonlijk waarschijnlijk maar een heel klein beetje beter van kan worden. “Maar als je elkaar en de regio kunt versterken, moet je het niet laten. Als ondernemer red je het hier niet alleen.” Helaas ziet hij nog te veel dat mensen figuurlijk een hek om hun bedrijf zetten. Wat zegt jou de naam Friese Wouden? De naam Friese Wouden zegt hem niets en ook zijn klanten zijn daarin niet geïnteresseerd. Heeft er ook niets aan. Voor Jan (en dus voor zijn klanten) is de naaste omgeving belangrijk. Mensen fietsen niet naar Heerenveen. Voor de toeristen geldt slechts: Wat is waar te doen en kan ik er komen. Jan ziet de Friese Wouden ook niet als een eenheid. Zie je het nut van een goed cultuurhistorisch overall - verhaal in? Hierop antwoord Jan bevestigend. Wel vindt hij dat de deelverhalen ook goed verwoord moeten worden. Voor hem zal het overall-verhaal waarschijnlijk weinig opleveren. Toch ziet hij er het belang voor de toerist wel van in. Ook uit solidariteit met andere ondernemers vindt Jan het een goede zaak dat het er komt. “Cultuurhistorie kan een toegevoegde waarde hebben.” Wat vind je van het aanbod aan foldermateriaal? Jan zou graag zien dat er folders en fietsroutes zouden komen met dezelfde opzet als de folders/kaarten in de skigebieden. Daarop kun je direct zien waar activiteiten zijn. Met kleurtjes op zo’n kaart kun je ook goed en overzichtelijk aangegeven waar bezienswaardigheden zijn en of die natuur- cultuur- of watergerelateerd zijn. Wat dat betreft kan/moet er een inhaalslag, maar ook een verdiepingsslag plaatsvinden. Samengevat: Beter aangeven wat er is en waar je op kunt letten. Hoe zie je de rol van de vrijwilligers in het cultuurhistorische verhaal? Dat hoeft volgens Jan geen probleem te zijn. Als er genoeg mensen zijn die het cultuurhistorische verhaal goed kunnen vertellen en je hebt die in jouw aanbod zitten (bijvoorbeeld bij een fietstocht), komt de vraag en komen de mensen vanzelf. Je moet het aanbieden. Vraag kun je creëren. Maakt in dit verband nog even de opmerking dat scholen budget hebben voor educatieve excursies. (Thuisgekomen merk ik dat we het niet over de slogan: ‘Land van natuurlijk ritme’ hebben gehad en ook niet over een begrip als ‘slow region’ en ‘slow food’. Dat is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat zijn bedrijf actiegericht is.) Kreeg de volgende dag de volgende reactie: Land van Natuurlijk ritme zegt mij niet zoveel. Weer een kreet naast de Friese Wouden. Wat wil men met deze kreet gebruiken, is het een pay-off bij de Friese Wouden of staat het er los van. Dan zal het waarschijnlijk zijn; Friese Wouden; Land van Natuurlijk Ritme. Het werkt pas als iedereen het gaat gebruiken, middelen krijgt aangereikt en de betekenis erachter weet.
Conclusie: Jan ziet het belang van de cultuurhistorie in, al zal dat voor zijn bedrijf maar een minimale toevoeging hebben. Is bereid om tijdens een busreis bij andere ondernemers langs te gaan. Hij ziet het belang van samenwerking in, omdat je het als ondernemer alleen niet redt. Gebruikt hiervoor zelf de termen verbinding leggen en samenhang. Nieuwe initiatieven moeten commercieel goed onderbouwd zijn, pas dan kan het lukken. Ziet daarbij wel degelijk een rol weggelegd voor de vrijwilligers/verhalenvertellers. Ziet in het folder en kaartmateriaal graag duidelijk aangegeven ‘wat waar is en wanneer’: Onderscheid daarbij met kleurtjes waar de verschillende cultureel-, sportief-, natuur- of watergerelateerde activiteiten/bezienswaardigheden zijn. De naam Friese Wouden zegt hem niet veel. Ziet de Friese Wouden ook niet als een eenheid, maar is wel voor een cultuurhistorisch overall- verhaal, als de deelverhalen dan ook goed uit de verf komen. Ook de slogan ‘Land van natuurlijk ritme’ zegt hem niet zoveel. Vindt dat zoiets pas werkt als iedereen het gaat gebruiken, middelen krijgt aangereikt en de betekenis kent. Denkt met een goed cultuurhistorisch verhaal (bij een fietstocht bijvoorbeeld) een nieuwe doelgroep te kunnen bereiken, de moderne ouderen. Denkt dat het effect voor zijn bedrijf niet groot zal zijn, maar ziet wel dat het voor de toerist belangrijk kan zijn. Als je wat voor de jeugd op het cultuurhistorische vlak organiseert, maak dan gebruik van de moderne hulpmiddelen. Er zijn te veel clubjes actief en de samenhang ontbreekt. Vind dat de tijd van praten voorbij is.
Gesprek met Paulo Martina, directeur van Museum Drachten
Wat houdt het begrip cultuurhistorie voor u in? “Alles wat door mensenhanden is gegaan. Beeldende kunst dus ook. Je moet het ook niet willen beperken en is dus heel breed. Wel is de inhoud vaak regio gebonden. In het museum hebben ze de cultuurhistorische collectie gescheiden van de beeldende kunst en ook op het gemeentehuis van Smallingerland is die scheiding doorgevoerd. Daar heb je een ambtenaar voor de beeldende kunst en een voor cultuurhistorie. Discussiepuntpunt op het gemeentehuis was de Papegaaienbuurt. Hoort dat bij de cultuurhistorie of Beeldende kunst, oplossing: allebei. (De heer Theo van Doesburg, de kunstenaar die de Papegaaienbuurt haar primaire kleuren gaf gebruikte deze buurt als lesmateriaal in het Duitse Weimar (Bauhaus). Overigens werd deze buurt al na een jaar weer overgeschilderd. Pas in 1988 kreeg de buurt de originele kleuren weer terug.) Wat is voor u het kenmerkende van de Friese Wouden? De heer Martina benadert het kenmerkende vooral sociologisch. De bewoners waren hier vaak maar tijdelijk vooral als je kijkt naar de veenarbeiders. Herkent als aparte groep ook de scheepsbouwers. (In het museum hebben ze net een fototentoonstelling over skûtsjes achter de rug. Deze zijn vooral in de regio Drachten gebouwd) Ook is Drachten het centrum van het historisch modernisme in Friesland. ( Van Doesburg, Rinsema, Kurt Schwitters, De Stijl en Dada) Vraag hem om bij deze vraag naar het gehele gebied de Friese Wouden te kijken. Antwoordt, dat de Friese Wouden het ondergeschoven kindje was van Friesland. De veengeschiedenis was hier belangrijk, maar dat was vooral de geschiedenis van de armoede. Erkent dat dat voor de toerist op het eerste gezicht niet echt aantrekkelijk is. Toch beschrijft de heer Martina het gebied als heel mooi. Benadrukt het coulisselandschap, de kleinschaligheid, de wâldhúskes en de bossen. Vindt dat het totale cultuurhistorische verhaal verteld moet worden, maar dat we daarbij ook de regionale verschillen moeten laten zien. (Opm. K. Vond deze opmerking verrassend, omdat ik hiervoor geen voorzet gegeven had. Het kwam uit hemzelf.) Wie moet dat doen? Denkt even na en komt dan met de naam Tresoar. Vertelt dat ze het in Groningen ook gedaan hebben. Wel vindt hij dat de mensen die de opdracht krijgen om het verhaal van de Friese Wouden te vertellen een helicopterview moeten hebben. Op mijn vraag of de Stichting Netwerk de Friese Wouden dat moet doen, antwoordt de heer Martina: De Stichting is een netwerk organisatie, die er op is gericht ondernemers met elkaar te verbinden. Toch vindt hij dat de Stichting er een rol in moet spelen, desnoods in samenwerking met Tresoar. De opdracht kan dan vanuit de Stichting gegeven worden, maar dan moet er wel subsidie voor aangevraagd worden. Merkt op dat wat hij zegt nog in het bestuur van de Stichting besproken moet worden.
We krijgen het daarna nog even weer over de rol van de Stichting zoals die nu functioneert: De stichting is een adviesgroep en een netwerkorganisatie. Geeft gevraagd en ongevraagd advies aan overheden, provincie en gemeentes. Legt daarna nog even uit dat Toerist Info Friesland gedeeltelijk door de Provincie betaald wordt en gedeeltelijk door de gemeente en dat Beleef Fryslân vanuit de Provincie betaald wordt ( waarvan acte). Op mijn vraag of de verbindende factor van de Stichting al voldoende uit de verf komt, is het antwoord ontkennend. “Dat komt nog lang niet uit de verf, maar we zijn daar ook nog wat te jong voor.” Wel vindt hij dat er al goede bijeenkomsten zijn geweest. Wat vindt u van de slogan: Land van natuurlijk ritme? Deze slogan kan op veel enthousiasme bij de heer Martina rekenen. “Daar zit het woord natuur in, maar staat ook voor onthaasten. Ook de kleinschaligheid klinkt er in door en je voelt als het ware het tempo er bij. “ Denkt dat de slogan veel ondernemers aanspreekt, omdat hij bijna poëtisch aan doet. Bovendien is het hier geen stedelijke omgeving. Als laatste merkt hij op dat er hier verhoudingsgewijs veel mensen met streekproducten bezig zijn ‘van prima kwaliteit’. We krijgen het daarna over het niveau van de folders en kaarten. Vindt dat daar wel wat mee moet gebeuren. Als voorbeeld noemt hij dat je beter moet aangeven waar je kunt overnachten. Dat wordt volgens hem al in kaart gebracht door het TIF. Ook ziet hij de arrangementen groeien en brengt Landschapsbeheer Friesland het gebied goed in kaart. Wat vindt u van de rol van de Vrijwilliger in het hele cultuurhistorische verhaal? Kijkt naar de vrijwilligster die achter de bar staat en zegt dat ze in het museum tot volle tevredenheid met veel vrijwilligers werken. Vindt dat je niet zonder vrijwilligers kunt. Hoe bereiken we de vrijwilligers die het cultuurhistorische verhaal kunnen vertellen? “Die zitten onder andere in de Historische Verenigingen.” Daarna krijgen we het even over de initiatieven die er in andere gemeentes al zijn ondernomen. Als ik hem het verhaal vertel van de busreis van ondernemers in Westerveld, die bij elkaar op visite gingen, is hij direct enthousiast. “Dat breng ik a.s. maandag direct in bij de vergadering van de Stichting,” zegt hij. Op mijn vraag of ze dat kunnen regelen zegt hij volmondig ‘ja’. Als laatste komen de doelgroepen nog even ter sprake. Volgens de heer Martina bevat de doelgroep alle mensen van 0 tot 99. “Je moet het product Friese Wouden zo breed mogelijk in de markt zetten.” Conclusie: De Heer Martina vindt dat het begrip cultuurhistorie zo breed mogelijk in de markt gezet moet worden, herkent geen specifieke doelgroepen en benadert de cultuurhistorie in het gesprek vooral sociologisch. Pleit verder voor een zo breed mogelijke benadering. Er moet begrip zijn voor de regionale en lokale zaken en dat verhaal moet ook verteld kunnen worden. Wel moet er een verhaal komen dat voor de hele Friese Wouden van toepassing is. Dat moet gemaakt worden door iemand met een helicopterview. Vindt dat de
Stichting Netwerk de Friese Wouden hier als opdrachtgever moet functioneren en daarbij ook kan/moet samenwerken met de opdrachtnemer, bijvoorbeeld iemand van Tresoar. Is enthousiast over een busreis voor ondernemers die tijdens die rit bij elkaar in de keuken kijken. Vindt dat de verbindende factor van de Stichting nog te weinig uit de verf komt en is bereid om die busreis met het bestuur te bespreken. Vindt dat er bij de folders nog wel iets moet gebeuren, maar geeft aan dat daar op dit moment ook al aan gewerkt wordt door het TIF en Landschapsbeheer. Vindt dat we gebruik moeten maken van vrijwilligers, die het cultuurhistorische verhaal kunnen vertellen en denkt dat die te vinden zijn bij de Historische Verenigingen. Is erg enthousiast over de slogan ‘Land van natuurlijk ritme’, die volgens hem haast poëtisch aan doet. Noemt in dit verband ook het grote aanbod aan streekproducten. Denkt dat veel ondernemers enthousiast zijn over de slogan, maar erkent dat die nog wel beter in de toeristische markt gezet moet worden.
Voorwoord bij de input: Het mag duidelijk zijn dat de door mij geïnterviewde ondernemers, op één persoon na, werkzaam zijn in de commerciële tak van de toeristische sector. Soms wordt er een bredere uitleg van het begrip ‘ondernemer’ gebruikt, waarbij ook de musea, de dorpsgidsen en de natuurorganisaties als Staatsbosbeheer, It Fryske Gea en Natuurmonumenten bedoeld worden en zelfs gemeenten en bibliotheken. Kortom: alle partijen die in gezamenlijkheid het toerisme bedienen. Voor ik tot de input voor de ontwikkelagenda kom, wil ik even ingaan op een aantal punten die niet direct iets met de cultuurhistorie te maken hebben, maar er wel indirect mee te maken hebben. Duidelijk is dat het begrip ‘natuurlijk ritme ( = de pay-off van de streek), niet bij iedereen enthousiast wordt ontvangen. Bert Zijlstra van Allardsoog mist daarin de mystiek van De Wouden. Hoewel ik als onafhankelijk interviewer ben ingehuurd permiteer ik mij toch de opmerking dat zijn zienswijze beslist de moeite waard is om opgenomen te worden in de ontwikkelagenda. Natuurlijk moet men cultuurhistorie in eerste instantie ‘sec’ behandelen, maar als daar een mystiek sausje over gegoten kan worden, moet men dat beslist niet laten. Als voorbeeld van een mystieke sfeer kan men het gebied de Delleboeren nemen. Cultuurhistorisch gezien is daar veel gebeurd, maar iedereen die daar tijdens een mistige dag of in het donker geweest is, voelt dat mystieke. Daar kan zondermeer ook op een aantal andere plaatsen meer mee gebeuren, al was het alleen al omdat veel mensen zich daartoe aangetrokken voelen. Wat opvalt is dat er al veel lokale/regionale initiatieven zijn. Heerenveen is druk bezig met citymarketing (= vanuit een voor ieder heldere toekomstvisie werken) en de Stichting De Frije Wiken die zich ook wel presenteert als It folk sûnder oeren werkt aan een betere promotie van het gebied dat grofwerk wordt begrensd door de dorpen De Knipe, Hemrik en Oldeberkoop. Zo zijn er meer regionale en lokale initiatieven waar niet alleen rekening mee gehouden moet worden, maar ook als kansen gezien kunnen worden om de cultuurhistorische component van het totale gebied van de Friese Wouden op de kaart te zetten. Door een aantal ondernemers is naar voren gebracht dat de individualisering in de toeristische sector sterk toeneemt en dat daarop met het materiaal, maar ook bij de topics in het gebied moet worden ingespeeld. Groepen kunnen bijvoorbeeld op afspraak in het Abe Lenstrastadion terecht, maar individuen niet of nauwelijks.(Is niet door mij geverifieerd.) De spinnenwebconstructie, waarbij ondernemers gasten naar elkaar toe sturen, wordt over het algemeen als een prima idee gezien. Enige initiatieven zijn er in dit kader al genomen, maar dan met de term ‘verbinden’. Wel moet duidelijk zijn wat de gasten kunnen verwachten. De naam DAT-constructie is door Karst bedacht. Geeft aan wat de ondernemers bedoelen. Als laatste valt het op dat de geïnterviewde ondernemers zich over het algemeen niet specifiek richten op een bepaalde doelgroep. Of zoals een ondernemer het verwoordde: Onze doelgroep is de groep mensen tussen 0 en 99. Wel liggen er per onderneming accenten die een bepaalde doelgroep iets meer of iets minder aantrekt. Eén ondernemer gaf specifiek aan dat hij door een goed cultuurhistorisch aanbod hoopte een nieuwe doelgroep binnen te kunnen halen. Anderen hoopten op een beter aanbod voor hun groepen/individuen.
De input voor de ontwikkelagenda.
Voordat de vragen beantwoord worden zoals die in de opdrachtomschrijving zijn geformuleerd, volgt nu eerst een opsomming van de punten die door de geïnterviewde personen naar voren zijn gebracht en waar aan gewerkt moet/kan worden. Een aantal punten overlappen elkaar, maar heb ik voor de duidelijkheid laten staan: 1. Er moet een eenduidig verhaal komen. Hierin de sfeer van het gebied benadrukken: rust + bijbehorende geschiedenis, maar ook de topics en datgene wat het gebied uniek maakt. Dat bereik je door het uniforme verhaal op te bouwen uit deelverhalen. 2. Houd rekening met de regionale verschillen. In Heerenveen zijn ze druk bezig met citymarketing (= vanuit een voor ieder duidelijke toekomstvisie gaan werken). Ook de Stichting De Frije Wiken kan als voorbeeld dienen van een deelgebied dat zich al duidelijk profileert. 3. Om tot een eenduidig verhaal te komen, moet men eerst de deelverhalen goed op een rijtje hebben. Dit kan gebeuren in de vorm van een prijsvraag. 4. Wil men het gebied als een eenheid naar buiten dragen, dan moet er veel aandacht besteed worden aan het ‘binnen’ gebeuren. Hiermee wordt bedoeld, dat de bewoners het verhaal van het gebied moeten kennen en ook kunnen/willen uitdragen. Bekende streekgenoten moet men daarbij inschakelen en ook het onderwijs kan daarbij een rol spelen. Kortom, het verhaal moet beter met de bevolking en ondernemers gecommuniceerd worden. Als iedereen het verhaal kent en herkent heeft de Friese Wouden er volgens een ondernemer 150.000 ambassadeurs bij. 5. N.a.v. punt 4: Al op de basisschool aandacht besteden aan de cultuurhistorie van het gebied. Alle kinderen een museumkaart. 6. Ondernemers met personeel zijn bereid hun werknemers (vooral receptionistes) bij te scholen in Het Verhaal. 7. Er is volgens de meeste ondernemers materiaal genoeg, maar het moet gestroomlijnd worden. Toegankelijkheid vergroten. Wel zullen er keuzes gemaakt moeten worden, waardoor de rijstebrijberg in hapklare brokken is verdeeld. 8. Eén ondernemer vindt dat de volksverhalen nog onvoldoende zijn opgetekend. Dat moet volgens haar op korte termijn gebeuren. 9. Er moet vooral bij fietsroutes beter materiaal komen met de nodige achtergrondinformatie. Dat kan via folders, maar ook via de nieuwe media. De cultuurhistorische informatie moet geen ellenlang verhaal zijn, maar kort en bondig een duidelijk beeld geven. Goed voorbeeld de beide fietsroutes langs de Friese Waterlinie. ( Opm. Karst: Heb ik de mensen als voorbeeld laten zien. ) 10. N.a.v. punt 8. Een goed cultuurhistorisch verhaal bij een sportieve activiteit kan ook nieuwe groepen voor het gebied interesseren: De moderne ouderen. 11. Om voldoende vertellers te krijgen moet elke streek eerst zijn/haar eigen verhaal helder hebben. Historische Verenigingen kunnen hiervoor mensen leveren. Spanningsveld blijft of je met vrijwilligers of ‘professionals’ werkt. 12. Ondernemers hebben met verschillende groepen te maken. Voor de ene ondernemer is cultuurhistorie een zeer belangrijk onderdeel voor het in de markt zetten van zijn of haar bedrijf, voor de ander is het slechts een onderdeel van zijn/haar marketingstrategie. Vooral voor die laatste groep ondernemers is het belangrijk dat er voldoende en duidelijk (folder)materiaal voor handen is.
13. Ondernemers richten zich in eerste instantie op de naaste omgeving. Pas in tweede/derde instantie komt het totale gebied van de Friese Wouden in beeld. De behoefte aan een eenduidig verhaal is dan groot. 14. Sommige cultuurhistorische ‘monumenten’ (ook gebouwen) zijn niet toegankelijk of soms alleen maar voor groepen toegankelijk. Rekening houden met individualisering en verbeteren van de toegankelijkheid van bepaalde ‘topics’. 15. Maak gebruik van het logo en zorg dat De Friese Wouden een eenduidige uitstraling hebben. Dat kan via herkenbare tekens bij de invalswegen, maar ook met hetzelfde logo op alle borden van de Friese Wouden. 16. N.a.v. 14. Daarnaast kan elk deelgebied ook met zijn of haar logo herkenbaar op een uniform informatiebord of iets dergelijks staan. Wel moet het ten allen tijde voor de toerist duidelijk zijn dat ze zich in het gebied de Friese Wouden bevinden. 17. Voor ondernemers in de grensstreken houdt de cultuurhistorie niet op bij de grens. Zij zullen zich dan ook nooit voor de volle 100% op het gebied De Friese Wouden richten. Een streekgerichte aanpak binnen de Friese Wouden moet mogelijk zijn. 18. Het begrip Friese Wouden moet beter in de markt gezet worden. Het dekt niet het hele gebied en wordt dan ook niet door iedereen even enthousiast ‘omarmt’. De naam Friese Coulissen viel in dit verband. Wel is iedereen voorstander van punt 1. 19. Het mystieke van de Wouden moet beter benadrukt worden. 20. Het ‘Land van natuurlijk ritme’ moet als slogan beter neergezet worden. Het is sommige mensen die woonachtig en werkzaam zijn in het gebied niet duidelijk wat dat inhoud. In Noordwolde e.o. hebben ze al jaren een eigen variant: ‘Kalm an’. Wat opvalt is dat het enthousiasme bij de geïnterviewde ondernemers enorm verschilt. Bij twee ondernemers is deze slogan zelfs niet aan de orde gekomen. 21. Slow food (eigen streekproducten) speelt in het Land van natuurlijk ritme voor sommige ondernemers een belangrijke rol. Kan nog meer mee gedaan worden. 22. De topics van het gebied moeten helder naar voren worden gebracht en moeten ook voor de ondernemer duidelijk zijn. ( Zie 1). De DAT-constructie: Duidelijk, Aantrekkelijk en Toegankelijk moet hierop van toepassing zijn. 23. Er moeten meer ‘topics’ komen/ worden aangewezen. Die moeten dan wel goed in de markt gezet worden. 24. Alle ondernemers zijn bereid om samen te werken en doen dat soms ook al. Voor een nadere kennismaking kan een busreis langs elkaars bedrijven belangrijk zijn. Een te formele benadering wordt door een aantal ondernemers niet op prijs gesteld. Alleen red je het niet als ondernemer. 25. Ondernemers zijn bereid om groepen van anderen te ontvangen. 26. Het verhaal van de andere ondernemer moet bekend zijn en voldoende niveau hebben 27. Maak arrangementen niet te duur. 28. Ga selectief om met nieuwe initiatieven. Te veel initiatieven leiden tot een vorm van vermoeidheid bij de ondernemers. 29. Er zijn al veel instanties actief, maar de samenhang ontbreekt. 30. De Stichting Toeristisch Netwerk De Friese Wouden moet het voortouw nemen. 31. Rest mij, Karst A. Berkenbosch, om er nog een punt aan toe te voegen dat niet door de ondernemers naar voren is gebracht. Het begrip cultuurhistorie zal zondermeer nader gedefinieerd moeten worden, omdat dat nu in vele variaties gehanteerd wordt. Zonder duidelijke definiëring wordt Het Verhaal een moeilijk verhaal. In de beperktheid toont zich de meester.
Samenvattend Om tot een goede samenvatting te komen zijn de bovenstaande punten verdeeld over de in de opdrachtbrief geformuleerde vragen. Misschien overbodig, maar voor alle duidelijkheid: het gaat hierbij vooral over hoe de commerciële tak van de toeristische ondernemers er tegen aan kijkt. Het cultuurhistorische verhaal van Zuidoost Fryslân Wat kunnen de toeristische ondernemers er mee? Wat hebben zij daarvoor nodig? Wie hebben ze daar verder bij nodig?
Wat kunnen de toeristische ondernemers er mee? 1. Hun personeel, met name de receptionistes, door internal branding het verhaal over de Friese Wouden laten vertellen, waarbij uiteraard ook het regionale en lokale verhaal verteld wordt. 2. Verwerken in hun eigen verhaal. 3. Het aantal fietsroutes en fietsarrangementen uitbreiden. Door de beperkte actieradius van de doelgroep moet het verhaal wel regionaal van opzet zijn. 4. Het aantal arrangementen specifiek gericht op de cultuurhistorie vergroten 5. Een nieuwe doelgroep binnen halen, de moderne oudere. (Door één ondernemer genoemd. Hij wil sportiviteit en cultuurhistorie graag met elkaar verbinden) 6. Maatwerk leveren. Ook aan individuele toeristen. 7. Gemakkelijker doorverwijzen naar collega’s, musea en bezienswaardigheden 8. De producten de toeristen letterlijk voorschotelen (slow food) of doorverwijzen waar ze te krijgen zijn. 9. Lezingen over een cultuurhistorisch onderwerp organiseren voor hun gasten als bekend is waar de specifieke deskundigen zitten.
Wat hebben zij daarvoor nodig? 1. Structuur in het cultuurhistorische aanbod. Afbakenen, met duidelijker topics en last but not least een betaalbaar aanbod. 2. Een letterlijke en herkenbare afbakening van het gebied. 3. Een door iedereen gebruikt logo op alle informatieborden e.d., zodat het ook in de regio’s duidelijk is waar men zich bevindt. 4. Een gemakkelijk vindbare Friese Woudensite met een overall en een regionaal/lokaal aanbod. (Opm. Karst. Als je nu De Friese Wouden intypt, kom je als eerste bij een zorgverzekeraar uit.) 5. Folders + gebiedskaarten / regiokaarten met daarin goede maar niet te uitgebreide achtergrondinformatie, maar ook met wanneer en waar er activiteiten zijn. 6. Fiets- en wandelkaarten met duidelijke achtergrondinformatie 7. Cultuurhistorisch belangrijke monumenten moeten (vaker) open zijn.
8. Hapklare brokken, die elke ondernemer zo aan zijn/haar klanten kan aanbieden. Hierdoor kan de cultuurhistorie ook beter en vaker op een individuele manier beleefd worden. 9. Een vertellerspool. Goed opgeleide vertellers/gidsen/dorpsgidsen en daaraan gekoppeld de kennis bij de ondernemer over wie wat kan. 10. Draagvlak onder de ondernemers. 11. Elkaars verhaal kennen. (Kan d.m.v. bijvoorbeeld een busreis.) 12. Bredere kennis onder de bevolking van Het Verhaal. Beginnen op de scholen. Heeft te maken met draagvlak onder de bevolking. 13. Geld voor afbakening, folders etc. Zullen ondernemers soms zelf doen, maar waarschijnlijk niet altijd direct voor een gebiedsafbakening. 14. Een mystieke benadering van het gebied door het te koppelen aan oude volksverhalen. Die verhalen moeten soms nog worden opgetekend. 15. De slogan: Het land van natuurlijk ritme moet worden gekoppeld aan bepaalde items, waardoor het inhoud krijgt. Wie hebben ze daar verder bij nodig? 1. De bestuurders van de Stichting Netwerk de Friese Wouden. Zij moeten voorwaardenscheppend bezig zijn. 2. Iemand van Tresoar zou door de Stichting ingeschakeld kunnen worden voor het overall-verhaal. 3. Onderwijzers, leden van Historische Verenigingen en individuen om het regionale verhaal te maken. Stichting neemt het voortouw, regio’s kunnen dat overnemen. Kan in de vorm van een prijsvraag. 4. Goede vertellers/gidsen/dorpsgidsen, o.a. te vinden bij Historische Verenigingen. Zij worden door de ondernemers benaderd als bekend is wie wat kan doen. 5. Collega-ondernemers om te kunnen doorverwijzen. Vult zich vanzelf in als het draagvlak aanwezig is. 6. Mensen van de natuurorganisaties voor bepaalde excursies. Wordt door de ondernemers zelf opgepakt. 7. Deskundigen die kunnen zorgen voor hapklare brokken. Kunnen op de website genoemd worden met zijn of haar specifieke deskundigheid. 8. Mensen die slow food produceren. Waar kun je wat krijgen. 9. Leden van Historische Verenigingen die oude volksverhalen kunnen optekenen. 10. Bestuurders van gemeenten en provincie voor realisatie herkenbaarheid. 11. Tineke de Groot en Chris Tuinstra als regio-aanjagers in het gebied de Friese Wouden. Zij kunnen tevens als coördinator optreden tussen verschillende instanties en draagvlak creëren tussen ondernemers.
Naschrift Het is niet de bedoeling dat er met de titel van dit verslag een nieuwe slogan over de Friese Wouden wordt uitgestort. De titel is puur gebaseerd op de uitspraken die tijdens de gesprekken zijn gebezigd. Het begrip verscheidenheid in de titel is hier niet bedoeld voor groepen als kinderen, ouderen en gezinnen, maar is hier gebaseerd op sportief/actief en minder sportief/actief, meer natuur gericht of meer cultuur gericht en daarnaast (gechargeerd) op de begrippen rijk – arm. Bovendien geeft de titel weer wat door de meeste ondernemers in de Friese Wouden als het belangrijkste voor henzelf en de toeristen wordt ervaren: rust, ruimte, vriendelijkheid, kleinschaligheid en schoonheid en last but not least een gebied met een rijk, maar wel divers cultuurhistorisch verleden. Kortom een land van natuurlijk ritme.