Een woordvoerder ofwel het “woord” bij de daad Stephen
Stephen is al een flinke tijd mijn raadsheer. Hij woont mooi aan de rand van Groenekan in een klassiek ingericht huis met een geur die daarbij hoort. Oude cognac, doorleefd hout, vleug sigarenrook van heel lang geleden. Dankzij vermoedelijk een enkel tuiltje echte lavendel, is het er niet muf of zo. Luchtverfrissers heb ik er nooit geroken, behalve op het toilet. Als ik bij hem ben, zit ik altijd op hetzelfde bankje, schuin tegenover het grote raam met uitzicht over de velden en op de bosrand in de verte. Recht tegenover me staat een antiek ogend kastje met daarop een spiegel gevat in een krullerige lijst. De ophanging is horizontaal, zodat Stephen de spiegel zo kan kantelen dat ik mezelf recht in het gezicht kan zien. Ik moet mezelf vaak aankijken, vooral als ik volgens hem aan het zwammen ben of aan het draaien. Dat werkt, kan ik je zeggen. Stephen is 68, bijna 69 en als laatste was hij handelaar in “verantwoord en duurzaam” hardhout. “Vroeger heette het nog ‘Groen’ hardhout, nu is het ‘verantwoord en duurzaam’. Hardhout was altijd al duurzaam omdat het lang meegaat, maar bij ons zijn bovendien de productie, verwerking en hergebruik ‘groen’ en dus milieuvriendelijk geregeld. Tegenwoordig heet het ‘duurzaam met een relatief geringe ecologische footprint’. Over tien jaar zullen we wel weer een ander accent er aan moeten geven zodat ons ‘niet aflatend respect voor het leven op deze globe’ nogmaals blijkt.” Hij is een ervaren ondernemer en gezien zijn huis en het erf er omheen behoorlijk succesvol. “Zeer zakelijk maar niet egocentrisch,” zo werd hij mij aanbevolen, “goedlachs, meestal maar net genoeg geduld, wil kwaliteit, is op het goede moment veeleisend en ‘soms, uh, erg origineel’. Aardig kun je hem niet noemen, wel integer en betrokken.” Ik kan meestal snel bij hem terecht. Een enkele keer heeft hij geen zin in mijn gedoe en dan kan ik meteen vertrekken. Soms al na een half uur. Dan hoef ik een aantal dagen daarna ook niet bij hem aan te kloppen. Ook dat werkt soms wonderwel! Stephen heeft weinig op met goede bedoelingen. Hij kan daar behoorlijk sarcastisch over zijn in onverbloemde termen. “De kern van een bedoeling is het doel en een doel is pas echt als je concreet de eerste stap in de goede richting zet en dan is het geen bedoeling maar een doelgerichte actie.” Voornemens vindt hij ondingen. “Ze bezetten je hersens en houden je weg van het echte doen. Een goed voornemen betekent dat je iets nuttigs nog niet doet. Kun je beter kijken waarom je het al zo lang uitstelt. Het is een oud gezegde maar niet minder waar: de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.” Kansen creëren vindt hij ook onzin. “Gewoon goed je ogen en oren open houden dan zie je er meer dan je aankunt,” is zijn mening, “en kun je de beste eruit pikken ook nog. Dat zijn de goede kansen.”
1
Goede kansen laten liggen en mooie mogelijkheden voorbij laten gaan vindt hij dom. Hij houdt helemaal niet van dom. Dan heeft hij het over “dat domme meisje of dat domme jongetje.” Hij houdt ook niet van impliciet. Impliciet is een soort “duveltje in een doosje. Het verrast je altijd onaangenaam, met name als het net niet goed uitkomt.” “BTW op vertrouwen” noemt hij het, “jouw inhaligheid verlegd naar mij.” Expliciet zijn vindt hij een plicht. “Expliciet zijn betekent gewoon duidelijk zijn. Je hebt je zaakjes niet op orde als je iets niet expliciet kun maken. Dat mag je niet wegmoffelen in wolligheid.” Tot zover Stephen. Hij was voor mij erg belangrijk toen ik langdurig vastzat met mijn werk. Nu is hij nog steeds erg belangrijk. Vooral voor het onderhoud van mijn autonomie.
Worstelingen Al mijn worstelingen en al mijn langdurig ergens in vastzitten wordt veroorzaakt door onvolledig of verkeerd benutten van wat ik in huis heb. Als ik iets niet in huis heb, kan dat me nooit problemen opleveren. Nederlands is bijvoorbeeld mijn taal. Ik ben ermee, erin en erdoor opgegroeid. Dank zij mijn taal druk ik me uit naar anderen, deel ik, droom ik, ontdek ik, kras en kerf ik, twijfel en pieker ik, vecht ik en voel ik me onbegrepen. Er zijn zoveel dingen die ik meemaak, voel en beleef waar geen woorden voor zijn. Dat kan me overstelpen. Als ik na veel zoeken dan eindelijk woorden vind voor wat ik bedoel, worden ze regelmatig verkeerd opgevat ook nog. “Nee, dat is niet wat ik bedoel”, roep ik dan vertwijfeld uit. Mijn taal zet me gevangen in mijn gevoelens, mijn verlangens, mijn twijfels en mijn onvermogen. Juist doordat mijn taal me normaal zoveel mogelijkheden biedt en me nu in de steek laat. Door mijn taal kan ik niet meer voldoende afstand nemen. Al deze mogelijkheden en problemen heb ik helemaal niet in en met het Russisch en maar een heel klein beetje in en met het Engels. Piekeren in het Engels lukt me bijvoorbeeld niet. Binnen de kortste keren ben ik vooral bezig met goede woorden vinden, zodat het gepieker erbij inschiet. Moeilijke en hardnekkige problemen los je samen gemakkelijker en sneller op, als je er samen mee bezig gaat in een vreemde taal. Dit blijkt uit allerlei onderzoek.
Keerzijde Van alles wat ik in me heb en wat ik me eigen heb gemaakt, is er ook een tegendeel in me aanwezig. Deel en tegendeel houden elkaar actief. Het lijkt er ook sterk op dat die kant van me die in het licht mag zijn – mijn zichtzijde – het tegendeel of de keerzijde uit zicht houdt en tot het duister veroordeelt. Het bestaan van mijn keerzijde wordt dan alleen nog maar voelbaar in mijn soms heftige projecties. Voor mezelf en voor anderen ben ik wie ik ben vanwege mijn zichtzijde, vanwege alle delen van me die het licht mogen zien. Zo presenteer en manifesteer ik mezelf. De tegendelen mogen niet uit het duister komen, omdat ik mezelf dan niet herken en omdat ik zo niet kan/wil zijn. Ik verwacht bovendien dat anderen eveneens verbijsterd zullen reageren. Ook zij zullen opmerken dat ik “zo helemaal niet ben!”
2
Het woord komt bij de daad
Een drijfveer is een mening, oordeel of verlangen die je tot een bepaald gedrag kan aanzetten. “Wat een vreselijke vrouw” is bijvoorbeeld een duidelijke mening die gevolgd kan worden door het daadkrachtige besluit “ze moet de groep uit!” Het woord komt bij de daad. Het bepaalde gedrag is dus een “logisch” gevolg van de drijfveer, van die mening, dat oordeel of verlangen. Maar wat als je die daad helemaal niet wilt of het mag niet? Deze tweespalt kun je op twee manieren aangaan. Via de daad of via het woord. Je kunt in de eerste plaats gewoon autonoom kiezen of je wel of niet tot een daad komt, zoals bij “ik heb erg snel geld nodig, maar ik steel jouw geld niet.” In de tweede plaats kun je ervan uitgaan dat “als het woord er niet is, de daad niet kan komen.” Dus, zolang je niet tegen je getrouwde collega zegt “ik verlang erg naar je”, wordt “de daad” vanzelf buiten de deur gehouden. Wat niet weet, deert immers niet.
Het woord Dit weten, dit woord, is erg krachtig in jezelf en in de anderen. Je beseft bijvoorbeeld dondersgoed dat je getrouwde collega je waarschijnlijk niet meer frank en vrij tegemoet kan treden nadat het woord er eenmaal uit is. Dit is ongeacht welke daad. Zo werkt introjectie immers. Het begon met een extern opgelegde norm of waarde in termen van “je moet …” plus “je mag niet …”. “Je moet,” bijvoorbeeld, “eerlijk zijn” en “je mag niet liegen.” Deze externe motivatie haal je vervolgens bij jezelf naar binnen. Het wordt dan “ik zal eerlijk zijn, omdat ik weet hoe ze zich daarbij voelen” plus “ik zal niet liegen omdat ik weet dat ik anders ongenadig op mijn donder krijg.” Bij een externe motivatie wordt door anderen het woord gebruikt om bij jou de daad te controleren. We vinden bijvoorbeeld dat “seksueel getinte affecties niet in de werksfeer thuishoren.” Dit “woord” moet allerlei “ranzige” daden voorkomen. Bij introjectie haal je vervolgens dit woord naar binnen. Zo blijft de daad netjes onder controle. “Wat niet in de werksfeer thuishoort, hoort zolang je hier werkt niet thuis in je hart!”, wordt het dan. Verlangen naar een collega is dus helemaal fout en helemaal als hij of zij al getrouwd is. De optie verlangen en vervolgens autonoom kiezen wat je doet is hier volledig uit beeld. Erger nog: bij controle via het woord is de autonomie helemaal uit beeld. Ik kan misschien nog een beetje piepen dat denken vrij staat, maar voldoen zal ik!
Het hart als moordkuil
“Niet verlangen” heeft in bovenstaand voorbeeld “verlangen” als tegendeel. Zolang je niet autonoom kunt kiezen, moet je de tegendelen binnen houden op basis van “geen woord, geen daad”. Je hart wordt een moordkuil als teveel van dit soort tegendelen zich in je hart kunnen ophopen. Hun bevrijding gaat met behulp van het woord. Via je oren, doordat je uit je eigen mond hoort dat ze er zijn. Vervolgens kies je zelf wat je ermee doet. Dat is autonoom gedrag. Zolang je echter die autonomie nog niet hebt, moeten die woorden “in hechtenis” blijven omdat ze niet uit jouw mond kunnen/mogen komen. Daardoor kunnen ze je oren nooit bereiken en hoef je ook niet te kiezen. Voor dit soort situaties heb je een woordvoerder nodig om te voorkomen dat je moordkuil zich ongecontroleerd kan legen. Het is een
3
hulpmiddel of een simulatie op weg naar autonomie. Want, zolang het “woord” regeert en niet de “keuzevrijheid van doen”, wordt de ontwikkeling van autonomie belemmerd.
De daad Ik kan bijvoorbeeld maar moeilijk zeggen dat “ik diep van binnen ook een berekenend man ben en dat ik het daarom zus en zo wil”, temeer omdat ik die koele kikker in me bijna te vuur en te zwaard heb bestreden. Dat wringt aan alle kanten. In me en buiten me. Als ik echter in een simulatie een berekenende man aanstel als woordvoerder, kan ik hem dingen laten zeggen die ik zelf mijn mond niet uitkrijg. Stephen is mijn woordvoerder. Door hem kan ik zeggen “Het is wel even slikken en ik vind het ook wat gênant, maar Stephen vindt zus en zo, en ik kan er niet al te veel tegen inbrengen. Eigenlijk vind ik dat ik dus zus of zo moet willen.” Een verwijt wordt anders doordat je een woordvoerder citeert: “Stephen vindt je een rupsje nooit genoeg. Je wilt volgens hem niet zien hoe je de boel in of met je hulpeloosheid bedriegt en hoe je papt en nat houdt vooral ten koste van mij. Ik moet je volgens hem dumpen anders blijf ik bungelen. Strikt genomen heeft hij ergens wel gelijk, maar je dumpen doe ik niet. Ik zoek liever naar een andere oplossing. Dat kost mogelijk meer tijd, maar het is wat mij betreft veel waardiger. Schamper lachend zei hij dat hij dit wel dacht. ‘Stom, stom!’ noemt hij het.” Ik verwijt de ander in eerste instantie dus niets. Dat doet Stephen. Het is verademend dat de ander vervolgens boos kan zijn op Stephen en niet op mij. De lijnen tussen ons beiden blijven door dit kanaliseren van ladingen gemakkelijker open. Wat het geïntrojecteerde “woord” betreft, kan ik voorlopig gewoon mezelf blijven – dat is: “ik blijf netjes voldoen” – terwijl ik tegelijkertijd met behulp van mijn woordvoerder prangende tegendelen in me de ruimte geef. Hier wordt zichtbaar hoe mijn woordvoerder mij kan helpen om met name van de beknellingen van het “voldoen aan” af te komen. Dat gaat ongeveer als volgt. Ik wil bijvoorbeeld erg graag een geslaagd ondernemer zijn. Ik moet daarom in de eerste plaats voldoen aan de criteria van goed ondernemerschap. In de tweede plaats wil ik mijn ondernemerschap geslaagd kunnen noemen. En ook daar zijn criteria voor. Voor elk criterium geldt: “als je aan dit criterium voldoet, dan is het goed.” Nuchter bezien zou daar bij moeten horen: “zo niet dan kun je het als volgt nog wel bereiken.” Zo’n bejegening zet aan tot autonomie. Wat er echter veel eerder bij lijkt te horen is: “zo niet dan is het slecht in termen van het tegengestelde.” Dit is een afkeuring. Dus: goed ondernemer <> slecht ondernemer en geslaagd <> mislukt. Willen voldoen lokt zo twee beoordelingen uit in plaats van één: (1) prima, je voldoet of (2) shit, je faalt! Faalangst zou je vanuit dit gezichtspunt kunnen opvatten als het gevolg van veel te veel verkeerd uitgevoerde toetsingen. Ook hierin kan je hart een moordkuil zijn. Of met name!? Het is dus ingewikkeld.
4
•
•
•
•
De criteria voor mijn voldoen heb ik geïntrojecteerd en vaak in een impliciete hoedanigheid ook nog. Ze zitten daardoor als het ware in me verstopt en zijn daardoor moeilijk direct benaderbaar. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een antwoord op de vraag op basis waarvan je jezelf zus en zo beoordeeld: “… dat voelt zo; heel sterk zelfs.” De verkeerde beoordeling blijft als introject in me en doet daar zijn werk. Iedere beoordeling die tot “goed of anders slecht” leidt is in deze context een verkeerde. Het is een veroordeling en daardoor niet autonomie bevorderend. Hier zou voor een beoordeling moeten gelden: “goed of als volgt kun je het wel halen”. Tenslotte worden de verkeerde beoordelingen in mij gebruikt om de overstap te maken van “je voldoet niet aan een aantal criteria” naar “je voldoet niet als persoon”. Je conclusie kan dan gemakkelijk worden: “Ik voel me een loser!” Niemand kan hier iets effectiefs tegenin brengen vanwege je krachtige, maar onduidelijke impliciete criteria en vanwege de verkeerde beoordelingen en dat alles ver uit zicht. Ze kunnen praten als Brugman, die anderen en allerlei argumenten aanvoeren, maar het bereikt me niet.
Zo niet bij mijn woordvoerder. Hij bejegent me als een “loser” als ik me een “loser” voel. Hij is immers precies mijn tegendeel. “Ja,” kan Stephen dan tegen me zeggen, “daarom woon ik hier in dit mooie huis aan de rand van Groenekan en jij niet!” Door zo nadrukkelijk het verkeerde deel van mijn interne veroordelingen woorden te geven, haalt hij dit bij me vandaan. Hij maakt expliciet, wat in me impliciet is. Zo maakt Stephen de weg vrij om te komen bij “en zus en zo kan ik doen om de criteria wel te halen, … of om ze los te laten”. En dat via mijn eigen mond, mijn eigen oren, mijn eigen ogen en zeker ook via mijn eventuele toehoorders aan wie ik het een en ander vertel. Opschrijven en vertellen zijn essentieel1. Op deze manier kan ik met behulp van mijn eigen projecties mijn introjecties hanteerbaar maken en mijn eigen keuzemogelijkheden genereren op weg naar mijn autonomie2. Merk op dat in de voorgaande zin twee keer eigen staat. Eigen is in het Grieks auto.
Simulatie Het “woord” werkt levensecht waardoor het goed is voor veel gevoel. “Ja, ik voel me schuldig als ik eigenlijk walg van een paar omstandigheden rondom jou of van een paar vreselijke gedragingen van je, terwijl ik wel degelijk echt voor je heb gekozen!” Ik hou mijn walging binnen, waardoor mijn hart een moordkuil wordt. En dan flap ik het er ineens en ongecontroleerd uit, met alle gevolgen van dien. Vreselijk! Dat betekent dat de simulaties waarin mijn woordvoerder moet optreden ook levensecht moeten zijn, zoals in een aangrijpende film of in een overweldigende roman. Een fantasie weegt niet voldoende op tegen het echte “woord”. Een goede simulatie waarin je kunt opgaan daarentegen wel. 1 Forming a Story: The Health Benefits of Narrative. http://poetryforpersonalpower.com/wp-‐content/uploads/2011/10/health-‐benefits-‐of-‐ forming-‐a-‐story.pdf 2 The Moderating Role of Autonomy and Control on the Benefits of Written Emotion Expression. http://intrinsicmotivation.net/SDT/documents/2009_WeinsteinHodgins_PSPB.pdf
5
Zo’n simulatie begint met drie intentionele stappen: 1. “Ik ben weer bij Stephen geweest en het was goed/vreselijk.” >> Goed of vreselijk zet de hoofdtoon. 2. “Waar ging het over?” >> Ik vertel het onderwerp. Daarin maak IK een keuze en sla ik de weg in naar autonomie. 3. “Hoe reageerde hij?” >> Ik rapporteer zijn eerste reacties. “Hij was niet verbaasd” of “hij keek me sceptisch/verveeld/betrokken aan”. Dit zet een ondertoon. Daarna ontplooit zich in simulatie het gesprek tussen mijn woordvoerder Stephen en mij welhaast vanzelf. Zeker als ik mezelf erin laat opgaan.
De woordvoerder Je zit voor je gevoel al veel te lang vast in een bepaalde situatie. Die situatie kun je vatten in een tiental trefwoorden. Jezelf in die situatie ook. Tezamen formuleren twintig trefwoorden je zichtzijde. De keerzijde wordt vervolgens bepaald door het tegendeel van elk trefwoord van de zichtzijde. In een matrix: Mijn zichtzijde Mijn keerzijde Tiental trefwoorden: Trefwoorden als tegendeel: 1. 1. 2. 2. Mogelijke De situatie 3. 3. oplossing? 4. 4. enz. enz. Tiental trefwoorden: Trefwoorden als tegendeel: 1. loyaal 1. ik in de eerste plaats Kenmerken of 2. gunnend 2. opeisend competenties Ik in die situatie 3. geduldig 3. ongeduldig van mijn 4. begrijpend 4. niet geïnteresseerd woordvoerder enz. enz. Vervolgens stel je jezelf de persoon voor die voor jou onder deze omstandigheden heel geschikt is. • Een man of vrouw? • Welke leeftijd? • Welk opleidingsniveau? • Welk beroep? • Welke ervaring? • Wat moet hij/zij kunnen? • Welke uitstraling? • Welke manifestatie en status? • Hoe en waar hij/zij leeft? • Gelovig? Spiritueel? • Hoe kleurrijk en origineel? • Plaats waar je elkaar ontmoet? • Sfeer op die plek? • Enz.
6
Deze mens geef je nu nadrukkelijk de bovenstaande kenmerken of competenties mee. Hieruit volgen vanzelf zijn of haar principes en stokpaardjes zoals bij Stephen: Hij houdt ook niet van impliciet. Impliciet is een soort “duveltje in een doosje. Het verrast je altijd onaangenaam, met name als het net niet goed uitkomt.” “BTW op vertrouwen” noemt hij het, “jouw inhaligheid verlegd naar mij.” Deze principes en stokpaardjes aangevuld met kenmerkende uitspraken brengen het profiel tot leven. Nu nog een naam zoals “Stephen met ph” en je kunt beginnen met je simulaties. Hoe vaker je naar hem/haar teruggaat, des te echter het wordt.3
3 The Connection Between Art, Healing, and Public Health: A Review of Current Literature. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2804629/ The Impact of Stories. http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=449FTZkmicEC&oi=fnd&pg=PA175&dq=F orming+a+Story:+The+Health+Benefits+of+Narrative&ots=lkm64wo_7R&sig=cFzHXSzq Gp0MFimIJQZm4hNHnlU
7