1.1.1. Naam en richting ........................................................3 1.1.2. School en bevolking ...................................................3 1.1.3. School en gebouw ......................................................3 1.1.4. Financiën ....................................................................3
1.4.1 Adaptief onderwijs ................................................... 17 1.4.2. De ontwikkeling van de kinderen .......................... 17 1.4.3. De zorg voor kinderen met specifieke behoeften ... 18 1.4.4. Leerling gebonden financiering (rugzakje) .............. 20 1.4.5. De overgang naar het voortgezet onderwijs ........... 22 1.4.6. Bijzondere activiteiten voor de kinderen ................ 23 1.4.7. Calamiteiten en ontruiming .................................... 24
1.2. WAAR DE SCHOOL VOOR STAAT ................................4
1.5. OMGANG MET ELKAAR.............................................. 24
1.2.1. De levensbeschouwelijke dimensie ...........................4 1.2.2. De pedagogische / didactische dimensie ...................5 1.2.3. De onderwijskundige dimensie ..................................5 1.2.4. Opdracht ....................................................................5
1.5.1 Ongewenste intimiteiten ......................................... 24 1.5.2. Pesten ...................................................................... 25 1.5.3. Pestprotocol ............................................................ 26 1.5.4. Gebruik moderne media ......................................... 26
1.3. DE ORGANISATIE VAN HET ONDERWIJS...................7
1.6. DE OUDERS/VERZORGERS ....................................... 27
1.3.1. De opvang van nieuwe leerlingen. .............................7 1.3.2. Ontwikkelings- en programma-gericht onderwijs .....7 1.3.3. De organisatie van het onderwijs ............................10 1.3.4. De samenstelling van het team ................................11 1.3.5. Begeleiding stagiaires ..............................................13 1.3.6. De activiteiten voor de kinderen..............................13 1.3.7. Kerndoelen ...............................................................15 1.3.8. Speciale voorzieningen in het schoolgebouw ..........16 1.3.9. Speciale voorzieningen buiten het schoolgebouw ..16
1.6.1. Het belang van de betrokkenheid van ouders/verzorgers ............................................................. 27 1.6.2. Informatievoorziening aan ouders/verzorgers over het onderwijs en de school ............................................... 28 1.6.3. Contact met de ouders/verzorgers ......................... 28 1.6.4. Inspraak ................................................................... 29 1.6.5. Ouderactiviteiten .................................................... 30 1.6.6. Ouderraad ............................................................... 30 1.6.7. Schoolverzekering ................................................... 30 1.6.8. Vrijstelling van onderwijs ........................................ 31 1.6.9. Onderwijskundig rapport ........................................ 31 1.6.10. Schorsing en verwijdering van leerlingen ............. 31
EEN WOORD VOORAF ..........................................................2 1.1. DE SCHOOL .....................................................................3
1.4. DE ZORG VOOR KINDEREN ........................................17
1
EEN WOORD VOORAF Deze schoolgids is bestemd voor alle ouders/verzorgers van de leerlingen van onze school. De schoolgids bestaat uit twee delen: een algemeen deel (deel 1) en een variabel deel (deel 2). Dit laatste deel is uitgevoerd in de vorm van een kalender. U ontvangt een exemplaar van beide delen bij de inschrijving van uw kind op school en vervolgens krijgt u jaarlijks een geactualiseerd deel 2. Eenmaal in de 4 jaar verschijnt er een nieuw deel 1. De schoolgids is bedoeld als middel om u te informeren over de organisatie en de inhoudelijke kwaliteiten van onze school. De schoolgids heeft tevens een functie naar ouders/verzorgers van toekomstige leerlingen. Voor hen geeft deze schoolgids een beschrijving van wat zij van de school mogen verwachten, op grond waarvan zij een beslissing kunnen nemen of hun kind op onze school past. Voor uitgebreidere informatie wordt soms verwezen naar de website van de school. Op de omslag van deze schoolgids staat een afbeelding van het in onze school aangebrachte kunstwerk. Het thema van dit kunstwerk is het verhaal van Noach. De symbolen van de duif, die een olijfblaadje in de ark brengt, en de regenboog zijn de tekenen van Gods trouw. Zijn trouw is nog altijd dezelfde. Naast de praktische informatie vindt u in deze gids ook meer achtergronden van ons werk. We laten als school zien hoe we werken en wat we te bieden hebben, zodat u als ouders/verzorgers weet waar de school voor staat. In de eerste plaats betreft dat de identiteit van waaruit we onderwijs geven, maar ook het pedagogisch klimaat op de school, de wijze waarop het onderwijs georganiseerd wordt, hoe de contacten met u worden onderhouden, hoe de leerlingen gevolgd worden in hun ontwikkeling en hun leervorderingen en hoe omgegaan wordt met eventuele knelpunten in hun ontwikkeling. Een goede communicatie stellen we zeer op prijs. We horen dan ook graag uw reacties/suggesties. Daarmee kunnen wij weer ons voordeel doen voor de volgende schoolgids. Hoe nuttig de organisatie van het onderwijs ook is, het hart van het christelijk onderwijs zit daar niet in. Dat zit in ouders/verzorgers, kinderen, leerkrachten en bestuursleden die zich afhankelijk weten van de Heere God. Daarom willen we u vragen de school met uw gebeden te omringen. Met vriendelijke groet, J. van den Ende / B. Hoftijzer
2
1.1. DE SCHOOL 1.1.1. Naam en richting De Eben-Haëzerschool is een christelijke school op reformatorische grondslag. Zij gaat uit van de ‘Vereniging tot het verstrekken van basisonderwijs op gereformeerde grondslag te Tholen’. De grondslag voor alle facetten van het onderwijs op onze school is het Woord van God. Aan dat Woord worden de beginselen voor de opvoeding en het onderwijs ontleend. Op school wordt gebruik gemaakt van de Statenvertaling. Naast de Bijbel onderschrijft de school de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. De schoolvereniging is aangesloten bij de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS), een organisatie van besturen van reformatorische scholen. De praktische consequentie hiervan is, dat de school gebruik maakt van de begeleiding die Driestar Educatief biedt. De schooladministratie wordt gedaan door het VGS. 1.1.2. School en bevolking Onze school ligt aan de Molenvlietsedijk 7 in Tholen. De meeste kinderen komen uit Tholen en daarnaast uit Dinteloord, Oud-Vossemeer, Poortvliet en de polders rondom Tholen. De kinderen komen uit gezinnen van de Gereformeerde Gemeente, de Hersteld Hervormde Kerk, de PKN, de Christelijk Gereformeerde kerk, de Gereformeerde Gemeente in Nederland en de Christen Gemeente. 1.1.3. School en gebouw Het oudste gedeelte van het schoolgebouw, vier lokalen, dateert uit 1965. In 1978/1979 werden er drie lokalen bijgebouwd en één van de oudste lokalen werd verbouwd tot gemeenschapsruimte. Het gedeelte van de kleuters is in 1976 gebouwd. In 1993 en in 1995 kregen we een lokaal van Ter Tolne in gebruik. In 1997/1998 is een ingrijpende verbouwing gerealiseerd. In 2001/2002 werden er twee prachtige lokalen voor de onderbouw bijgebouwd. Diverse hokkerige ruimtes achterin de school werden omgebouwd tot een fraai handvaardigheid-/overblijflokaal en het bestaande handvaardigheidlokaal is ICT-lokaal geworden. Het gehele gebouw omvat nu 13 leslokalen, een speelhal, een gemeenschapsruimte, een grote en een kleine werkkamer, een directiekamer, een handvaardigheidsruimte en een ICT-ruimte. Door de uitbreiding raakten we heel wat m2 plein kwijt. Na enkele overlegrondes was de gemeente zo welwillend ons de strook grond aan de Molenvlietsedijk in bruikleen te geven. Op onze kosten is het hek verplaatst en de bestrating aangebracht. Aan de rand van het kleuterplein staat een noodlokaal. Hierin is de instroomgroep gehuisvest. Dit lokaal wordt ook gebruikt om met kleine groepjes te werken. In 2010 is in de tuin achter de school een noodvoorziening geplaatst. Hierin is op de begane grond een drietal werk/spreekkamers en een berging voor speelmateriaal van de kleuters gesitueerd en op de verdieping een ruime teamkamer met keuken. Het plein en de tuin van de school zijn ingericht als schoolhof. 1.1.4. Financiën Tijdens de jaarvergadering wordt verantwoording afgelegd van het gevoerde financiële beleid. U krijgt een vereenvoudigde versie van de officiële stukken bij de uitnodiging voor de jaarvergadering en kunt uw vragen daarover schriftelijk indienen voor de vergadering.
3
1.2. WAAR DE SCHOOL VOOR STAAT 1.2.1. De levensbeschouwelijke dimensie De grondslag van het onderwijs De Bijbel, als het Woord van God, is voor ons de bron en het fundament van onze levensbeschouwing, van opvoeding en onderwijs. De Drie Formulieren van Enigheid (Heidelbergse Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijdenis en Dordtse Leerregels) worden geheel en onvoorwaardelijk onderschreven en zijn daarom van grote betekenis voor de reformatorische levensbeschouwing. Ons mens- en kindbeeld, doel, missie en visie zijn gebaseerd op de Bijbel. Mens- en kindbeeld Uitgangspunten: elk mens is uniek en geschapen als beelddrager van God de mens is gevallen in de zonde en daardoor onbekwaam geworden tot enig zaligmakend goed en geneigd tot alle kwaad alleen door wederbarende genade door de Heilige Geest wordt het beeld van God in beginsel hersteld de enige weg daartoe is Jezus Christus door het geloof in Christus wordt de mens een nieuw schepsel en dat leidt tot een leven in dankbaarheid, wat gestalte krijgt in het leven naar Gods geboden alleen in de verheerlijking van God zijn Schepper vindt de mens zijn volkomen bestemming de mens heeft een cultuuropdracht: de aarde te bewaren en te bebouwen Bovenstaande bepaalt hoe opvoeding en onderwijs aan onze school gegeven dient te worden, waarbij steeds de oproep tot geloof en bekering moet doorklinken. Hoofddoelstellingen Onze school wil binnen de grenzen van Gods Woord, voor ieder kind een veilige vormingsplaats zijn met als hoofddoelstellingen: A. De kinderen wijzen op de Weg, de Waarheid en het Leven: Jezus Christus (zie Johannes 14:6) Vanuit de overtuiging dat de diepste zin van een mensenleven ligt in het dienen van God, wijzen we de kinderen op Hem. Zonder een waar geloof in Jezus Christus kan een mens niet gelukkig zijn. In de godsdienstige vorming maken we hen duidelijk dat er voor zondaren genade bij God is. Daarnaast leren we kinderen eigen gedrag en allerlei maatschappelijke verschijnselen te toetsen aan de hand van de Bijbel. Het Bijbels onderwijs neemt daarom een grote en belangrijke plaats op onze school in. Daarbij krijgt ook de praktische kant van het christendom: naastenliefde, hulpverlening, respect voor Gods schepping en schepselen, ruime aandacht. B. De kinderen toerusten voor het maatschappelijke leven We willen de kinderen gedegen voorbereiden op een plaats in de maatschappij, waar ze zelfstandig en vaak in samenwerking met anderen, een taak moeten vervullen. Hierbij besteden we aandacht aan tal van aspecten: de godsdienstige vorming de verstandelijke ontwikkeling (rekenen, taal en lezen) de motorische ontwikkeling (lichamelijke vaardigheden) de sociale ontwikkeling (omgang met elkaar) de emotionele ontwikkeling (gevoelsleven) nuttige maatschappelijke kennis (verkeer, informatica, EHBO, burgerschapskunde) kennis en begrip van aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en andere culturen Gezien de leeftijd van onze leerlingen (4-12 jaar) zien wij het als onze taak om een zekere bescherming te bieden tegen de zondige invloeden die vanuit de samenleving op hen afkomen. Wij stellen daarom vanuit onze identiteit hoge eisen aan leerkrachten, methodes en leermiddelen. Naarmate het kind ouder wordt, zal naast het bieden van bescherming een geleide confrontatie met de hedendaagse samenleving niet mogen ontbreken. 4
1.2.2. De pedagogische / didactische dimensie Naast alle onderwijskundige taken zijn we op school ook gericht bezig met opvoeden. We proberen daarbij zoveel mogelijk op één lijn te werken met de gezinnen van onze school. De Bijbelse normen en waarden zijn echter ons belangrijkste uitgangspunt. Op basis daarvan willen we een respectvolle omgang met elkaar stimuleren en er naar streven dat kinderen de school ervaren als een vertrouwde en veilige werk- en speelomgeving. Samengevat willen we zeggen dat: wij veel waarde hechten aan een veilig en uitdagend pedagogisch klimaat dat gedragen wordt door de liefde tot God en de naaste wij elk kind als een uniek schepsel zien en daarom rekening houden met de verschillen tussen kinderen wij appelleren aan de drie basisbehoeften van kinderen: relatie, competentie en zelfstandigheid wij steeds zoeken naar het juiste evenwicht tussen houvast bieden en uitdagen een goede zorgstructuur een onmisbaar hulpmiddel is de kinderen het functioneren van de levensbeschouwing in de praktijk ervaren, dit komt tot uiting in onderling vertrouwen, respect, veiligheid en hulp 1.2.3. De onderwijskundige dimensie Vanuit de Bijbel is het de opdracht om de gaven en talenten die leerlingen gekregen hebben ten volle te ontplooien, Mattheüs 25 : 14 - 30. Vanuit datzelfde Schriftgedeelte blijkt het verschil in gaven en talenten. Reformatorisch onderwijs dient uit te gaan van verschillen in mogelijkheden tot leren bij kinderen en behoort in het geven van onderwijs daar rekening mee te houden. De onderwijskundige visie is daarvan afgeleid. We nemen deze verschillen in gaven tot uitgangspunt. We streven in ons onderwijs naar goede interactieve lessen, effectieve instructie en goed klassenmanagement in een uitdagende, kansrijke leeromgeving. Dit onderwijs wordt gegeven door competente leerkrachten in een goed functionerende schoolorganisatie. Via een integraal, cyclisch kwaliteitszorgsysteem is de kwaliteit van dit alles gewaarborgd. Wat goed onderwijs is, wordt bepaald door de samenleving. Die stelt zich de vraag: Wat hebben leerlingen nodig om in de huidige maatschappij te kunnen functioneren? Het antwoord op die vraag is niet altijd hetzelfde: allerlei invalshoeken, inzichten, ontwikkelingen en wisselende prioriteiten spelen een rol. Kwalitatief goed onderwijs: komt tegemoet aan de basisbehoeften van leerlingen (veiligheid, waardering, uitdagingen om te leren) helpt leerlingen om die dingen te leren die maatschappelijk noodzakelijk zijn, maar ook die ze zelf willen en kunnen leren is bij de tijd (inhoud, leermiddelen, werkwijzen, aansluiting bij vervolgonderwijs en maatschappij) past bij de eigen identiteit van de school en bij de actuele stand van zaken in de onderwijskundige theorie en praktijk stelt doelen en werkt aan hoge, realistische opbrengsten Voor opvoeding en onderwijs zijn de ouders/verzorgers de eerst verantwoordelijken. Zij hebben bij de doop van hun kind beloofd in de eerste plaats hem/haar te onderwijzen en in de tweede plaats te doen en te helpen onderwijzen. Bij deze tweede taak is de school behulpzaam. Met name het 5e gebod behoort de relatie te bepalen tussen ouders/verzorgers, kinderen en leerkrachten.
1.2.4. Opdracht Samenvattend zien we vanuit bovenstaande dimensies de volgende missie voor de school: De Eben-Haëzerschool wil staan voor Bijbels, adaptief onderwijs, met zorg en aandacht voor ieder kind. In deze opdracht komt tot uitdrukking dat het onderwijs dat wij willen geven past in het kader van de Bijbelse grondslag. Die grondslag doortrekt ons zijn, onze levensbeschouwing en daarmee alles wat tot uitdrukking komt in ons denken, spreken en handelen. 5
Dat het onderwijs gegeven wordt vanuit deze grondslag geeft aan dat de normen en waarden, die wij overdragen, ontleend zijn aan de Bijbel. Ons onderwijs heeft, vanuit de Bijbel, de opdracht om rekening te houden met verschillen tussen leerlingen. Goed onderwijs houdt voor ons in dat wij steeds zoeken naar de mogelijkheden om recht te doen aan het omgaan met verschillen en het bieden van onderwijs op maat. Identiteit De school wil in de samenleving een duidelijke plaats innemen. Dit houdt niet in dat er zonder meer aan allerlei culturele/recreatieve activiteiten wordt deelgenomen. Hierbij wordt selectief vanuit de identiteit te werk gegaan. Wij achten het van groot belang dat de kinderen een eigen mening kunnen vormen op grond van de Bijbel. Dat houdt ook in dat we in de bovenbouw, met voorzichtigheid, de kinderen confronteren met onderwerpen / teksten met een niet-christelijke achtergrond en maatschappelijke ontwikkelingen. De identiteit van de school komt eveneens tot uitdrukking in : het benoemingsbeleid het pedagogisch klimaat de schoolregels Prioriteiten Het geven van goed onderwijs en het verbeteren of vernieuwen daarvan heeft steeds onze aandacht. Prioriteit daarbij hebben een drietal basisbehoeften van het lerende kind: het hebben van goede relaties met leerkrachten en medeleerlingen het hebben van een competentiegevoel, d.w.z. het gevoel hebben dat je de opdracht die je krijgt aan kunt het gevoel van onafhankelijkheid hebben, d.w.z. het zonder anderen zelf tot iets in staat zijn Dit vraagt zeker vaardigheid van ons als leerkrachten in het scheppen van een klimaat, een werksfeer, waarin wij weten om te gaan met de verschillen tussen leerlingen. Anders gezegd: de zorg voor kinderen die een langzamere of juist een snellere ontwikkeling doormaken dan de meeste kinderen gaat ons zeer ter harte. Het klimaat van de school Voor de ontwikkeling en de prestaties van de kinderen is een gezond opvoedkundig en onderwijskundig klimaat van groot belang. Zij moeten zich thuis voelen, veilig voelen en geborgen weten. Wij proberen een veilige en ordelijke sfeer te scheppen door duidelijke regels binnen en buiten de klas te stellen, waar ieder zich aan moet houden. Het hoe en waarom van diverse regels proberen we de kinderen steeds duidelijk te maken. We zien dit klimaat als uitgangspunt om eerlijk en vriendelijk met elkaar om te gaan. Kinderen varen wel bij een goede sfeer op school. Een goede band tussen het kind en de meester of juf is essentieel. Bij het opvoeden en onderwijzen willen we kinderen stimuleren door beloningen en corrigeren door straf. We willen in onze omgang met de kinderen de eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid bevorderen. Dat betekent dat wij onze rol als leerkracht zien als die van begeleider en gezagsdrager. Door onze houding, ons handelen en ons gedrag dienen wij onze positie als drager van het gezag en uitdrager van Gods Woord recht te doen, zodat ook door onze omgang met de kinderen de naam van God niet gelasterd, maar veel meer geprezen zal worden. In het belang van het kind is het nodig dat zinvolle informatie steeds wordt uitgewisseld tussen ouders/verzorgers, leerkrachten en bestuur. We hechten dan ook grote waarde aan een goede verhouding met de ouders/verzorgers. Door middel van ouderbezoeken, contact- en ouderavonden, schoolkrant en schoolnieuws, willen we deze contacten onderhouden.
6
1.3. DE ORGANISATIE VAN HET ONDERWIJS 1.3.1. De opvang van nieuwe leerlingen. De plaatsing van een kind op school Aanmelding Ouders/verzorgers, die ervoor kiezen hun kind op onze school aan te melden, worden als hun kind 3 jaar wordt, uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek met enkele leden van bestuur en directie. Hierbij ontvangen de ouders ook een set formulieren voor de inschrijving van 4-jarigen. De meeste kinderen zijn reeds in de prognose opgenomen en krijgen automatisch een uitnodiging. Als ouders/verzorgers twijfelen of hun kind bij ons bekend is dan, kunnen ze telefonisch contact opnemen met de school. Toelating Als ouders hun kind aanmelden, is er een kennismakinggesprek met bestuur en/of directie. Bij de aanmelding van leerlingen geldt dat de ouders/verzorgers de grondslag van de school, zoals deze verwoord is in de statuten, tenminste respecteren dan wel onderschrijven. Dit geschiedt door ondertekening van een verklaring. Dit betekent tegelijkertijd dat ouders de regelgeving van de school accepteren. Alleen als de grondslag van de school wordt onderschreven, wordt het lidmaatschap van de vereniging aangeboden. Hiervoor dient het aanmeldingsformulier voor lidmaatschap van de schoolvereniging te worden ondertekend. Per gezin kan één persoon lid worden. Inschrijving Bij de inschrijving wordt een aantal persoonlijke gegevens van het kind ingevuld op het inschrijfformulier. Aan de ouders/verzorgers, die voor het eerst een kind aanmelden, worden een aantal zaken meegegeven. Dit zijn: schoolgids deel 1 en (schoolkalender) deel 2 recente schoolkrant boekje met de statuten van de schoolvereniging verklaring onderschrijven/respecteren grondslag van de school aanmeldingsformulier voor het lidmaatschap van de schoolvereniging vragenlijst met vragen over de ontwikkeling van het kind voor zijn 4e jaar contract ouderbijdrage ouderverklaring De laatste drie worden ook aan ouders/verzorgers meegegeven die een volgend kind opgeven. Instroom Voor kleuters is de eerste schooldag, de dag na hun 4e verjaardag. Daaraan voorafgaand worden de kinderen die op de Bastuin hebben gezeten uitgenodigd om een keer te komen wennen op de basisschool. De kinderen die niet op de Bastuin hebben gezeten worden vier wenmomenten aangeboden. Na het wenmoment krijgen de kinderen een zogenaamd wenboekje mee naar huis om thuis nog eens te bekijken. (Zie verder hoofdstuk 2.7.12. en 2.7.13 van deel 2.) Reeds schoolgaande kinderen worden geplaatst in de groep waarin ze zaten op hun vorige school. Peuterspeelzaal Ter voorbereiding op de instroom van de 4-jarigen in de kleutergroep kunnen peuters naar de peuterspeelzaal. Onze school werkt samen met peuterspeelzaal de Bastuin. De observatiegegevens van de peuters worden door de groepsleidsters van de peuterspeelzaal doorgegeven aan de leerkrachten van groep 1/2 van de basisschool. 1.3.2. Ontwikkelings- en programma-gericht onderwijs Het onderwijs dient aan te sluiten bij de ontwikkeling van het kind. Dat betekent voor ons dat we in groep 1 en 2 sterk ontwikkelingsgericht werken. Het heeft de mogelijkheid in zich om aan te sluiten bij de individuele ontwikkeling van het kind en het kind te stimuleren tot verdere ontwikkeling. In groep 2 besteden we veel aandacht aan geletterdheid en gecijferdheid, vanwege het feit dat de kinderen hiervoor steeds meer belangstelling krijgen en aan toe beginnen te raken. Daarnaast ook om de overgang naar groep 3 zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen. Vanaf groep 3 wordt er volgens een leerstofjaarprogramma gewerkt (programmagericht onderwijs). Hierbij staat klassikale instructie en het aanleren van kennis en vaardigheden centraal. In de overgang van ontwikkelingsgericht naar programmagericht werken, wordt een spanning ervaren tussen het jaarklassensysteem en het omgaan met individuele verschillen. 7
Dit is de reden waarom op onze school het BAS-concept gehanteerd wordt: Onderwijs dat uitgaat van de verschillen tussen kinderen en de basisbehoeften relatie, competentie en zelfstandigheid. BAS BAS staat voor Bouwen aan een Adaptieve School. Door middel van een in het verleden gehouden cursus is het BASconcept ingevoerd. Adaptief onderwijs wil tegemoet komen aan de verschillen tussen kinderen. Het gaat erom dat ieder kind, ongeacht zijn niveau, zich veilig voelt bij ons op school. Om dit te bereiken, hebben we een aantal ontwikkelingslijnen van BAS ingevoerd. Deze lijnen zijn ook weer uitgewerkt in verschillende cellen. Hieronder zullen we de lijnen en cellen vermelden die wij op onze school hanteren: Structuur: 1. inrichting en aankleding school, klas en plein 2. voorspelbaarheid in leerkrachtgedrag 3. weekplanning Interactie: 1. basiscommunicatie en schriftelijke correctie 2. responsiviteit Zelfstandige leerhouding: 1. afspraken en routines 2. tijdsbewustzijn en taakplanning 3. begeleid zelfstandig leren Instructie en feedback: 1. effectieve leertijd 2. effectieve instructie en methoden 3. differentiatie Coöperatief leren: 1. groepsvorming Verdere informatie over hoe dit in de praktijk werkt, kunt u vinden op de website van onze school. OGO Wat is ontwikkelingsgericht onderwijs? OGO gaat uit van het actuele ontwikkelingsniveau van het kind. Er zijn al dingen die kinderen kunnen. Dan is er ‘de zone van de naaste ontwikkeling’, iets wat het kind graag wil doen, maar nog net niet zelf kan. Iemand anders, ouders, broers en zussen, medeleerlingen en leerkrachten, doen het voor, geven instructie of stellen vragen. Langzaam maar zeker neemt het kind dit op zijn eigen manier over en leert het die activiteit uit te voeren. Het kind staat centraal Niet ieder kind leert alles op hetzelfde moment, er zijn verschillen tussen kinderen. We vinden het belangrijk om rekening te houden met deze verschillen. Het kind is het uitgangspunt van onze visie op onderwijs. OGO richt zich op de totale ontwikkeling van het kind en met name op de volgende drie aspecten: 1. Basiskenmerken (dit zijn voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat er sprake is van groei en ontwikkeling): vrij zijn van emotionele belemmeringen, nieuwsgierig en ondernemend zijn, zelfvertrouwen hebben. 2. Brede ontwikkeling: communiceren, redeneren, problemen oplossen, reflectie en zelfsturing. 3. Specifieke kennis en vaardigheden: kleine en grove motoriek, geletterdheid, wiskundige oriëntatie, taal- en begripsvorming, sociale vaardigheden. Betrokken en betekenisvol Kinderen krijgen activiteiten aangeboden die uitdagend en motiverend zijn. De leerkrachten zorgen voor een uitdagende leeromgeving, zodat de kinderen gemotiveerd worden om aan de activiteiten mee te doen. Doordat ze geïnteresseerd raken in het onderwerp zijn ze persoonlijk betrokken bij het ontwikkelingsproces. Kinderen helpen elkaar en voeren activiteiten uit op hun eigen niveau. Het is ook belangrijk dat kinderen zelf initiatieven nemen. Kinderen worden uitgedaagd om te leren. (Als een peuter nooit een fiets ziet zal ook de wens om te leren fietsen niet ontstaan.) Ook eigen initiatief krijgt veel ruimte. Ontwikkeling vordert alleen als kinderen ervaren dat ze het zelf moeten doen. De kinderen zijn betrokken! (actief bezig). Daarnaast zorgt de leerkracht voor het tot stand komen van een zone van naaste ontwikkeling. Die zone bestaat uit activiteiten waaraan de kinderen kunnen en willen deelnemen, maar die ze nog niet zelfstandig tot een goed einde kunnen brengen. Om te zorgen dat de kinderen inderdaad in de betreffende 8
activiteit mee willen doen, zorgt de leerkracht dat er uitdagende, zinvolle activiteiten zijn. Hij/zij doet dat door zich in te leven in de groep en te luisteren naar wat hen bezig houdt. Omgaan met verschillen In ontwikkelingsgericht onderwijs wordt uitgegaan van verschillen tussen kinderen. Kinderen verschillen in hun aanleg en karakter en door wat zij tot dan toe aan kennis en vaardigheden verworven hebben. We proberen om de activiteiten in de groep zo vorm te geven, dat alle kinderen er aan deel kunnen nemen en zich binnen de activiteiten kunnen ontwikkelen. Deze uitgangspunten zijn terug te vinden in het concept basisontwikkeling. Hoe herkent u het ontwikkelingsgericht onderwijs op onze school? Thematisch werken In groep 1 en 2 wordt er gewerkt rondom thema’s. Het thema wordt opgezet aan de hand van de zes kernactiviteiten. We maken gebruik van de leerlijnen die in de observatiemethode KIJK worden aangegeven. In groep 3 en 4 wordt gewerkt vanuit de verschillende vakgebieden. Hiernaast werken ze ook regelmatig rondom een thema, hierbij gebruikmakend van de leerlijnen, die in de methode worden aangegeven. Bij de keuze van een thema wordt rekening gehouden met de actualiteit en de interesses van de kinderen. In de onderbouw zijn de thematische activiteiten gespreid over een zestal kernactiviteiten, te weten: spelactiviteiten gespreksactiviteiten lees-/schrijfactiviteiten reken-/wiskunde activiteiten constructieve activiteiten uitstapjes Inrichting U kunt het ontwikkelingsgerichte karakter van de onderbouw ook herkennen aan de inrichting van het lokaal. Er zijn verschillende hoeken ingericht, zoals bijv.: spelhoek, bouwhoek, lees/schrijfhoek, verteltafel, enz. Dit wordt steeds aangepast aan het thema. De kinderen worden actief betrokken bij de inrichting hiervan. Ontwikkeling en leren vindt o.a. plaats door de activiteiten in de hoeken. Ook het lokaal wordt in de sfeer van het thema gebracht. Meegebrachte spullen worden op de belangstellingstafel geplaatst. Planbord De kinderen kiezen een activiteit die zij willen doen. Dit kan een ‘mag-‘ of een ‘moetwerkje’ zijn. Aan het eind van de week moeten de ‘moetwerkjes’ af zijn (2 tot 4 werkjes). De kinderen mogen zelf kiezen wanneer ze dit doen. Ze hangen hun foto of naam bij de activiteit die ze gaan doen. Flexibel leren lezen Het stimuleren van geletterdheid leidt tot flexibel leren lezen. Een manier om geletterdheid te stimuleren is bijv. interactief voorlezen. Voorlezen en het omgaan met prentenboeken wordt in het algemeen gezien als een waardevolle activiteit voor kinderen. Interactief voorlezen, het voorlezen met ruimte voor interacties met kinderen, wordt met name erkend als een belangrijk middel om het begrijpend luisteren en de woordenschatontwikkeling bij jonge kinderen te stimuleren. Voorleessituaties kunnen losse, informele momenten zijn die zich afspelen tussen ouders en kinderen thuis. We hechten hier veel waarde aan en stimuleren dit door verteltassen mee naar huis te geven. Ouders krijgen de gelegenheid om prentenboeken te lenen om thuis voor te lezen. Op school kan het voorlezen ook opgevat worden als een instructiemoment. Dit voorlezen kan plaatsvinden in samenhang met andere activiteiten die betekenisvol zijn voor de vroege lees- en schrijfontwikkeling. Geletterdheid kun je ook stimuleren door het creëren van een themahoek, een speel-/verteltafel, een vertelkastje, een lettermuur, een lettertafel, enz. Met een themahoek, bijv. rommelmarkt, schoenenwinkel, haal je de werkelijkheid in de klas. Door schrijfmaterialen, folders e.d. in de hoek te leggen, worden kinderen spelenderwijs uitgenodigd om met letters en cijfers bezig te zijn. Door al deze activiteiten wordt de leesontwikkeling bevorderd en tekent zich eind groep 2 de volgende driedeling af: kinderen die al een beetje lezen (sommigen hebben al AVI M3 of hoger), kinderen die al wel met letters en woorden bezig zijn, dus nog maar een duwtje nodig hebben om te leren lezen en kinderen die nog niet of nauwelijks gericht zijn op het lezen en schrijven. De leerkracht van groep 3 krijgt hierover van de leerkracht van groep 2 een observatie- en registratieoverzicht. Na de vakantie kan de leerkracht in groep 3 op gedifferentieerde wijze met deze leerlingen omgaan. 9
Observeren van kinderen Met behulp van de observatiemethode KIJK volgen we de ontwikkeling van de kinderen. Onderwijskunst Om de leeromgeving van de leerlingen rijker te maken, maken wij gebruik van het concept onderwijskunst. Onderwijskunst is een manier van lesgeven en denken waarin theorie en praktijk heel nauw samen gaan. Exempels Onderwijskunst wordt vormgegeven met behulp van exempels. Een exempel is een samenhangende onderwijseenheid of compositie waarin voor leerlingen een ‘mensheid thema’ aan de orde wordt gesteld. Mensheid thema’s zijn natuurverschijnselen of ontdekkingen die het dagelijks leven van mensen ingrijpend hebben gewijzigd of een belangrijke bijdrage leverden aan de ontwikkeling van cultuur en wetenschap. Voorbeelden zijn de ontdekking van de boekdrukkunst maar ook natuurkundige fenomenen zoals licht en verbranding. Principes De vier belangrijkste pedagogische en onderwijskundige uitgangspunten worden omschreven aan de hand van vier principes: genetisch: de wording staat centraal, het gaat om de wordingsgeschiedenis van een fenomeen, thema of persoon socratisch: dit principe betreft de vormgeving van de gesprekken exemplarisch: heeft te maken met de inhoud van het onderwijs, het gaat over betekenisvolle onderwerpen die worden uitgediept de esthetische: houdt in dat de leerkracht zich bewust is van de pedagogische uitwerking van leersituaties, daarbij wordt onderwijs in scène gezet: verhalen, beeldrijke taal en andere kunstvormen zijn belangrijk bij de vormgeving van onderwijscomposities De pedagogische en onderwijskundige achtergronden, waarop onderwijskunst gebaseerd is, kunnen leerkrachten helpen op een aantrekkelijke manier met leerstof om te gaan. Dit wordt aangeboden met praktische exempels. Het exemplarisch onderwijs is een onderwijsvorm met een grote meerwaarde voor zowel leraren als kinderen. Exemplarisch onderwijs heeft een sterke betrekking op díe ontwikkeling van kinderen die nodig is om met een goede grondhouding in de maatschappij te staan. Je dwingt de kinderen om ernst te maken met hun leerhouding, omdat ze een ondergrond nodig hebben om zich te ontwikkelen. Exemplarisch onderwijs wil bereiken dat de kinderen gegrepen raken door wat ze leren. We willen de kinderen probleemeigenaar maken. De kinderen zullen helemaal meegenomen worden in een exempel en zich zeer betrokken voelen. Een kort voorbeeld om dit te schetsen: Een leerkracht komt in de klas en geeft iedereen een kaars. Deze worden aangestoken en de kinderen krijgen de opdracht om stil te zijn en naar het vlammetje te kijken. Daarna moeten ze opschrijven wat ze erbij denken. Eén kind maakt een gedicht over een vlammetje, een ander kind vraagt zich af wat er nu eigenlijk brandt en weer een ander heeft ergens anders opgelet. De leerkracht speelt hier op in en laat de andere leerlingen reageren. Zo ontstaat er een gesprek over de vlam van een kaars. D.m.v. een aantal proeven probeert de klas erachter te komen wat er nu eigenlijk brandt bij de kaars. Het is prachtig om te zien dat alle kinderen hierin meegaan. Ze voelen zich echt probleemeigenaar en willen zoeken naar een antwoord op de vraag. In dit voorbeeld zie je duidelijk dat de kinderen helemaal verzonken zijn in iets, gegrepen zijn door het probleem. Het spreekt hen aan en ze willen er verder mee. Ze gaan zich verwonderen over wat er gebeurt, ze gaan nadenken en ze gaan proeven doen. Dit is het voorbeeld van onderwijs met hoofd, hart en handen. Dat is waar exemplarisch onderwijs voor staat. Het gaat om de vraag naar de zin, de essentie, de betekenis van waaruit de leraar met de leerlingen bezig is. Het gaat om de vraag wat op de levensweg van de leerling zodanig zin- en betekenisvol is, dat het hen inleidt en inwijdt in de zaken die er daadwerkelijk toe doen gekend te worden. Vanuit het oogpunt van de christelijke pedagogiek is dit een essentiële en principiële zaak. 1.3.3. De organisatie van het onderwijs De organisatie gaat uit van het leerstofjaarklassensysteem. Dat wil zeggen dat in elk leerjaar een afgesproken leerstofpakket geleerd moet worden door de leerlingen. De leerstof wordt dus aangeboden aan groepen kinderen die ongeveer even oud zijn. Dit betekent niet dat alle kinderen ook even ver zijn in hun ontwikkeling en over dezelfde mogelijkheden beschikken. Door individuele en gedifferentieerde programma's zoeken we steeds naar de mogelijkheden om recht te doen aan het omgaan met verschillen en het bieden van onderwijs op maat. 10
Effectieve leertijd We streven er naar de beschikbare leertijd zo doelmatig mogelijk te gebruiken. Om deze reden wordt het belsignaal voor de aanvang van de schooltijd vijf minuten van te voren gegeven. Op deze manier kunnen de lessen op tijd beginnen. Er zijn tijdverspillers geïnventariseerd om uit te zoeken hoe we nog effectiever kunnen werken. Hier zijn afspraken over gemaakt en vastgelegd. Organisatie van zorg voor leerlingen met specifieke behoeften Een wezenlijk deel van het onderwijs is de zorg voor kinderen met problemen. Hoe die zorg op school georganiseerd is, kunt u lezen in hoofdstuk 1.4. 1.3.4. De samenstelling van het team In het organogram ziet u hoe de hiërarchie van bestuur en team is opgebouwd. Hieronder vindt u een beschrijving van de diverse functies. Directeur en adjunct-directeur De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de school. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde beleid. De adjunct-directeur staat de directeur ter zijde bij de uitvoering van directietaken. Daarnaast heeft nog een aantal andere taken namelijk: les geven, studenten begeleiden voor PABO de Driestar en lidmaatschap Regionale Zorg Commissie van WSNS. De verdeling van directietaken is geregeld in een directiestatuut. Bouwcoördinatoren Zij coördineren het werk per bouw. Zij zoeken naar middelen en maken plannen om tot kwaliteitsverbetering te komen. Ook wordt er regelmatig per bouw vergaderd om zo efficiënter te kunnen werken. Intern begeleiders De intern begeleider (IB-er) is belast met het goed laten verlopen van de extra zorg voor kinderen, die bepaalde problemen hebben. De IB-er verzorgt de coördinatie van het afnemen van toetsen in het kader van het leerlingvolgsysteem. Aan de hand van deze toetsuitslagen wordt bepaald wie extra begeleiding nodig heeft. De intern begeleider coördineert de hulp, zorgt dat ouders/verzorgers erbij betrokken zijn en nemen zonodig contact op met extern deskundigen, zoals een schoolbegeleider of orthopedagoog. Ook geeft de IB-er leiding aan de onderwijsassistenten en coacht zij de leerkrachten m.b.t. de leerlingenzorg. ICT-coördinator De ICT- coördinator coacht leerkrachten op computergebied en houdt het computernetwerk op orde i.s.m. een extern automatiseringsbedrijf.
11
Managementteam Het managementteam (MT) bestaat bij ons op school uit de directie, intern begeleiders en de bouwcoördinatoren. Het MT houdt zich bezig met organisatie, het beleid van de school en met nieuwe schoolontwikkelingen. Groepsleerkrachten De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor het onderwijsleerproces in de groep. De groepsleerkracht geeft vorm aan het onderwijsprogramma, houdt de resultaten van de leervorderingen bij en rapporteert intern aan directie en team en extern aan de ouders/verzorgers. Hij/zij is het eerste aanspreekpunt voor de ouders/verzorgers als het over het onderwijs aan hun kind gaat. Onderwijsassistenten De onderwijsassistent assisteert bij het geven van onderwijs. Zij functioneert onder leiding van de groepsleerkracht en de IB-er voor zover het om leerhulp gaat. Het beleid is er op gericht om dit meer en meer in de groep zelf te doen. Het kan gaan om individuele hulp of om een groepje leerlingen, die problemen hebben met sommige leerstofonderdelen en daarvoor extra instructie nodig hebben. Daarnaast verricht zij allerhande activiteiten die de gang van het onderwijs bevorderen, zoals begeleiding van leerlingen bij computergebruik e.d.
Dit organogram maakt de structuur van de organisatie inzichtelijk Vrijwilligers Onder vrijwilligers verstaan we personen die regelmatig belangeloos op school werkzaamheden verrichten. Enkele vrijwilligers doen administratief werk, helpen bij de schoolkrant, verrichten kopieerwerk, halen geld op, runnen het documentatiecentrum, zijn overblijfkracht, houden de tuin bij etc. Schoolschoonhoudsters Zij dragen de zorg voor een schone, frisse school. Zeker geen onbelangrijk punt! Managementassistente Zij heeft tal van administratieve taken in opdracht en onder verantwoordelijkheid van bestuur en directie: leerlingenen ledenadministratie, rekeningenbeheer, gereedmaken lijst van ingekomen stukken voor de bestuursvergadering, archivering bestuursstukken, personeelsadminstratie enz.
12
Coördinator schoolorganisatie Deze is verantwoordelijk voor: de personeelsbibliotheek, het bestellen van materialen, het bijhouden van inventarisaties, het updaten van de onderwijsinhouden van het schoolplan, het verwerken van allerlei verslagen, het bijhouden van besluitenlijsten, boekjes voor de kerst e.d. 1.3.5. Begeleiding stagiaires Op onze school lopen ieder jaar een aantal studenten van PABO ‘De Driestar’ stage en vaak ook studenten van de opleiding OA en soms SAW. Zij komen met gerichte opdrachten naar de school toe en doen zoveel mogelijk praktijkervaring op. Per studiejaar valt de nadruk op één of twee bepaalde groepen. De groepsleerkracht begeleidt de studenten en blijft verantwoordelijk voor het groepsgebeuren. Omdat de OA-studenten allerlei werkzaamheden voor de groepsleerkrachten doen en zodoende soms bezig zijn met vertrouwelijke informatie over leerlingen, hebben we besloten geen studenten uit Tholen aan te nemen of studenten die een broertje of zusje op school hebben. Dit om te voorkomen dat ze geconfronteerd worden met zorggegevens over bekenden. De studenten van het laatste studiejaar aan de PABO komen eenentwintig weken achtereen lesgeven. Gesplitst in twee perioden over twee verschillende groepen. Het de bedoeling zelfstandig leiding te leren geven. Om die reden zal de groepsleerkracht buiten de klas verblijven en andere taken binnen de school verrichten. Deze eindstage heet LIOstage (LIO staat voor leraar in opleiding). 1.3.6. De activiteiten voor de kinderen In groep 0, 1 en 2 spreken we niet van vakken maar van activiteiten. Een dagindeling ziet er bij hen als volgt uit: Ochtend: ontvangstgesprek: de kinderen mogen wat vertellen godsdienstige vorming: Bijbelverhaal, gebed, zingen, gesprek, verwerking arbeid naar keuze m.b.v. het planbord. De kinderen mogen kiezen en plannen wat ze gaan doen: spelen in de hoeken, een mag of een moet werkje maken eten en drinken: gezellig samen eten en drinken en luisteren naar een verhaaltje taalontwikkeling: rijmen, taalspelletjes, prentenboek bekijken enz. bewegingsonderwijs: buiten spelen, gymmen met groot en klein materiaal, spelles Middag: arbeid naar keuze m.b.v. het planbord. De kinderen mogen kiezen en plannen wat ze gaan doen: spelen in de hoeken, een mag- of moet werkje maken bewegingsonderwijs: buiten spelen, gymmen met groot en klein materiaal, spelles muzikale vorming Godsdienstige vorming In de groepen 1 t/m 6 wordt elke week een psalm of Bijbeltekst aangeleerd, terwijl in de groepen 7 en 8 elke week een gedeelte van het Kort Begrip of de Catechismus geleerd moet worden. Dit wordt op maandagochtend besproken en in de groepen 3 t/m 8 ook overhoord. Op dinsdag, woensdag en donderdag wordt een gedeelte uit de Bijbel verteld. We gebruiken daarbij de handreiking ‘Hoor het Woord’. Op vrijdag worden in de groepen 0 t/m 6 de vertellingen verwerkt of wordt er een zendingsverhaal verteld. In de groepen 7 en 8 is er iedere vrijdag een kerkgeschiedenisverhaal. Lezen De kinderen leren woorden lezen en spellen in groep 3. Voor het leren lezen wordt de methode ‘De Leessleutel’ gebruikt. Door (hardop) breken en bouwen worden woorden gelezen. Het spellen is hier nauw mee verweven. Er wordt ook aandacht besteed aan leesbegrip en leesbeleving. Er wordt hierbij thematisch gewerkt. Vaak zijn er verschillende hoeken ingericht en wordt het planbord gebruikt. Vanaf groep 4 krijgt lezen een vervolg. We zijn bezig met het ontwikkelen van een leerlijn voor voortgezet technisch lezen. Op dit moment worden er d.m.v. een roulatiesysteem verschillende leesactiviteiten in groepjes uitgevoerd, waarbij extra aandacht gegeven wordt aan de zwakke lezers. Er wordt ook aandacht besteed aan lezen op tempo en verschillende strategieën en vaardigheden. Bij tutorlezen worden leerlingen van groep 8 ingezet. Zij lezen elke dag een kwartiertje met kinderen uit de groepen 3 en 4 die dit nodig hebben. Het tutorlezen vindt plaats van de voorjaarsvakantie tot de zomervakantie.
13
Voor begrijpend lezen gebruiken we in de groepen 4 t/m 8 de methode ‘Taalfontein’. Naast deze methode zetten we ook de digitale methode ‘Nieuwsbegrip’ met actuele teksten in en maken we gebruik van het hulpboek Begrijpend Lezen van CITO. Ook wordt er gebruik gemaakt van het documentatiecentrum. In alle klassen is een klassenbibliotheek aanwezig waar de kinderen naar belangstelling en niveau uit kunnen kiezen. De school heeft ook een abonnement op de openbare bibliotheek. Rekenen Voor de groepen 1 t/m 8 wordt de methode ‘Wereld in getallen’ gebruikt. In de kleutergroepen wordt aandacht besteed aan voorbereidend rekenen. Daarbij komen bijv. tellen en begrippen als meer/minder en veel/weinig aan de orde. Vanaf groep 3 werken we volgens de methode. Om het automatiseren elke dag terug te laten komen hebben we daarnaast een eigen leerlijn ontwikkeld. M.b.v. deze automatiseringslijn oefenen we (deel)tafels, optellen, aftrekken, breuken, procenten en meetkundige begrippen. Voor redactierekenen gebruiken we de methode ‘Redactiesommen’. De redactiesommen worden in groep 6 t/m 8 op verschillende niveaus geoefend. Schrijven Voor schrijven wordt de methode ‘De Schrijfsleutel’ gebruikt. In groep 2 wordt alleen met de schrijfpatronen gewerkt. In groep 3 worden de letters aangeleerd. In groep 4 worden de hoofdletters aangeleerd. Vanaf groep 5 wordt er geoefend op snel en netjes schrijven. Omdat kinderen in de bovenbouw steeds meer ‘los’ willen schrijven, wordt er in deze methode in groep 6 begonnen met het aanleren van blokletters. Dit wordt verder uitgebouwd in groep 7 en 8. De kinderen mogen dan ook in hun schrift met blokletters schrijven. Bij deze methode is er ook een ruime keuze uit kopieerbladen. Schrijven wordt dan wat speelser aangepakt. Taal In groep 3 wordt het onderdeel taal geïntegreerd met het aanvankelijk lezen. We gebruiken hiervoor de methode ‘De Leessleutel’. In groep 4 t/m 8 werken we met de methode ‘Taalfontein’. De volgende onderdelen komen aan bod: stellen, taalbeschouwing, woordenschat, spreken en luisteren, leesbegrip en leesbeleving. Meer informatie over de laatste twee onderdelen kunt u hiervoor vinden bij ‘Lezen’. Engels Om het Engels te stimuleren bij de kinderen is er een leerlijn ontwikkeld voor groep 1 t/m 4. Hierin worden aanbevelingen gedaan hoe de leerkracht op een speelse manier de kinderen in deze groepen kan laten kennismaken met Engels. Daarnaast maken we ook gebruik van de methode “My name is Tom”. De kinderen in groep 5 t/m 8 krijgen les vanuit de methode ‘Hello World’. Het is belangrijk dat kinderen in het basisonderwijs een positieve houding ontwikkelen betreffende het leren van een vreemde taal. Engels is hun eerste schoolse kennismaking met vreemde talen. Om de luistervaardigheid te bevorderen wordt er in groep 7 en 8 gebruik gemaakt van speciale luisteroefeningen. Voor de leesbevordering wordt er gebruik gemaakt van lees(prenten) boekjes. De kinderen krijgen ook repetities. Sociale redzaamheid Sociale redzaamheid heeft betrekking op het gedrag van de kinderen in de samenleving. We verdelen het over drie verschillende onderdelen: Verkeer: Voor verkeer gebruiken we de methode ‘Wijzer door het verkeer’. Op een speelse manier wordt verkeer al aangeboden in groep 1 en 2. Vanaf groep 3 wordt verkeer systematisch aangeboden. De basislessen zijn zo samengesteld dat de kinderen precies weten hoe ze zich moeten gedragen in het verkeer. In groep 7 doen de kinderen verkeersexamen, daarvoor wordt geoefend met voorgaande verkeersexamens.
Sociale vaardigheden: Het is belangrijk om de kinderen al vroeg te leren hoe je moet omgaan met je jezelf en de ander. Daarom is sociaal-emotionele vorming in het lesprogramma opgenomen en wordt er regelmatig lessen in dit kader gegeven. Op deze wijze werkt het preventief. We willen door o.a. het gebruik van de methode ‘BOMJEDA’ ervoor zorgen dat er minder gedragsproblemen ontstaan bij de kinderen.
Burgerschap: Burgerschap is niet een vak dat expliciet op het rooster staat. Het is verweven in alle vakken en krijgt daar waar nodig een extra accent. We kunnen burgerschap voor onze school zinvol inhoud geven. Onze kinderen groeien op in een pluriforme samenleving. We vinden het belangrijk en noodzakelijk dat zij actief hun 14
verantwoordelijkheden in hun omgeving op zich nemen en dat hun sociale integratie, binnen Bijbelse kaders, bevorderd wordt. We willen daarom dat de leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Daarbij is de Bijbel onze norm. Deze wijst er nadrukkelijk op dat de zorg voor de schepping en de naaste van het hoogste belang is. De Bijbel geeft tegelijk kaders aan waarbinnen dit hoort te gebeuren. De meeste items van het vak burgerschap maken deel uit van het christelijk vormingsideaal. Daarom past het vak burgerschap goed op een reformatorische school. Wereldoriëntatie Onder wereldoriëntatie vallen de volgende vakken:
Aardrijkskunde: Vanaf groep 5 wordt er aardrijkskunde gegeven. We gebruiken de methode ‘Hier en Daar’. We werken rond thema’s. Er wordt een onderwerp behandeld over ons eigen land en het buitenland. Met topografie wordt in groep 6 Nederland per provincie behandeld. Groep 7 behandelt Europa. In groep 8 komt de wereld in zicht.
Geschiedenis: Vanaf groep 5 wordt geschiedenis gegeven. Hiervoor gebruiken we de methode ‘Er is geschied’. Daarmee gaan we steeds verder terug in de tijd. Daarnaast gebruiken we een speciaal voor groep 5 gemaakte leergang regionale geschiedenis. Groep 6 werkt vanaf het begin van de jaartelling (+ 4000 v.Chr.) tot 1500. Groep 7 behandelt de geschiedenis vanaf 1500 tot 1750. Groep 8 vanaf 1750 tot heden.
Natuur: Vanaf groep 1 wordt de methode ‘Leefwereld’ gebruikt. De methode werkt steeds met thema's. Bij de kleuters organiseren we twee keer per jaar een natuurpad. We noemen dit Nijntjespad. Voor milieuonderwijs kan gebruik gemaakt worden van ‘Leefwijzer’, een uitgave van Driestar Educatief. We geven het onderdeel techniek extra aandacht door gebruik te maken van het ‘Ontdekkasteel’.
Expressieactiviteiten Onder expressieactiviteiten vallen de volgende vakken:
Muziek: Voor muziek gebruiken we in alle groepen de methode ‘Meer met muziek’. In groep 1 en 2 worden de lessen in aangepaste vorm gegeven. Vanaf groep 4 werken we ook met de methode ‘Luisterland’. Dit is een methode om het luisteren naar klassieke muziek te stimuleren. Per week staat één componist centraal.
Tekenen handvaardigheid en textiele werkvormen: In groepen 1 t/m 8 maken we gebruik van de methode ‘Uit de kunst’. Er wordt in deze methode uitgegaan van acht wereldoriënterende thema’s, die aansluiten bij de directe leefwereld van de kinderen. Er komen verschillende technieken en materialen aan bod. Er is ook aandacht voor beschouwing en vormgeving.
Bewegingsonderwijs: Gezond en goed bewegen oefenen we in de gymlessen. We gebruiken daarvoor de methode ‘Basislessen bewegingsonderwijs’ en ‘Basislessen bewegingsonderwijs 2 spel’. Groep 1 en 2 gymmen in het speellokaal. Groep 3 t/m 8 gaan naar de gymzaal aan de Zoekweg of de Meulvliet. In groep 7 krijgen de kinderen een leergang weerbaarheidslessen aangeboden.
ICT
De computer wordt gebruikt bij verschillende vakgebieden. In groep 1 en 2 worden computerprogramma’s gebruikt die behoren bij de methoden ‘Bas’ en ‘Leessleutel’. Vanaf groep 3 zetten we de computer ook in bij spelling, rekenen, aardrijkskunde, etc. Het is heel belangrijk dat de kinderen goed met de computer om leren gaan. Tijdens de ICT lessen werken de kinderen vanaf de middenbouw met Type Basic en boekjes van Schoolbits (Word, Excel, PowerPoint). Vanaf groep 5 wordt er gewerkt met opdrachten van Digimaster van Colon. 1.3.7. Kerndoelen De inhoudelijke doelen van het onderwijs zijn door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vastgelegd in zogenaamde kerndoelen. De kerndoelen zijn per vakgebied en dat is weer onderverdeeld in domeinen. 15
We willen in ons onderwijs zo’n vormings- en ontwikkelingsaanbod creëren dat door de methoden en ander ontwikkelingsmateriaal te gebruiken, wij aan de kerndoelen voldoen. Jaarlijks wordt tenminste één ontwikkelingsgebied geëvalueerd en op de kerndoelen bekeken. 1.3.8. Speciale voorzieningen in het schoolgebouw Naast de groeps- en speelwerklokalen hebben we de beschikking over: de gemeenschapsruimte: een multifunctionele ruimte voor diverse activiteiten een documentatieruimte: hierin bevinden zich de boeken van het documentatiecentrum de orthotheek (boeken en werkmateriaal voor speciale leerhulp) de kopieermachines. een handvaardigheidlokaal een speelhal voor kleutergym een directie-, team-, IB-, OA-kamer voor alle daarbij behorende werkzaamheden computerfaciliteiten: alle groepen hebben de beschikking over 1 of 2 computers in de klas een computerlokaal met 30 werkplekken 1.3.9. Speciale voorzieningen buiten het schoolgebouw Bij onze school is een schoolhof ingericht. De verschillende onderdelen zijn zodanig gekozen dat er voor alle leeftijdgroepen een uitdaging is. De schoolhof heeft verschillende functies: het is een trefpunt voor en na schooltijd. De kinderen zien en begroeten elkaar en maken een praatje het is een plaats waar gewerkt en geleerd kan worden. het is een plaats waar gespeeld kan worden. Door veel verschillende plaatsen te creëren, kunnen allerlei spelvormen naast elkaar plaatshebben
16
1.4. DE ZORG VOOR KINDEREN 1.4.1 Adaptief onderwijs Adaptief onderwijs stelt eisen aan de maximale groepsgrootte. Daarom wordt jaarlijks de beschikbare formatie zo goed mogelijk verdeeld. We streven naar combinatiegroepen met een maximum van 26 en enkele groepen van 30 kinderen. In het BAS-concept komt duidelijk naar voren dat adaptief onderwijs wil zeggen: onderwijs op maat in de klas. Dat houdt in dat de kinderen zoveel mogelijk in de klas ondersteund worden door leerkrachten en/ of onderwijsassistenten. De kwaliteit van het onderwijs wordt gegarandeerd door regelmatige klassenbezoeken van bouwcoördinatoren of adjunct-directeur. Inzet zorgmiddelen WSNS Uit de zorgmiddelen van het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS) bekostigen we deels de uren voor interne begeleiding en onderwijsassistentie. 1.4.2. De ontwikkeling van de kinderen Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen Kinderen zitten op school om te leren. Het is belangrijk om die ontwikkeling goed te volgen. Dat beoordelen we systematisch: Door dagelijkse correctie van het gemaakte werk. De vervolglessen kunnen dan afgestemd worden op de behaalde resultaten Door gerichte observatie van de kinderen. Niet alleen het resultaat telt. De manier waarop een kind werkt en denkt is van belang. Door te observeren zien we dat en kunnen we waar dat nodig is bijsturen Door beurten, overhoringen, toetsen en repetities. Een bepaalde hoeveelheid behandelde stof wordt overhoord. Daarmee wordt duidelijk of het kind die stof voldoende beheerst. De resultaten worden omgezet in cijfers. Deze worden gebruikt om de rapportcijfers te bepalen D.m.v. het observatiesysteem ‘KIJK’ volgen we in groep 1 en 2 de ontwikkeling van kinderen. Dit observatiesysteem wordt verderop nader beschreven Door periodieke toetsen van het leerlingvolgsysteem (LOVS). Twee keer per jaar worden alle kinderen van groep 3 t/m 8 getoetst op de vakken rekenen, lezen en spelling. Daarna wordt elke groep besproken met de intern begeleider en indien nodig wordt extra hulp geboden (zie 1.4.3). In groep 8 zijn de toetsen voornamelijk gericht op de schoolkeuze voortgezet onderwijs De sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gevolgd m.b.v. het pedagogisch leerlingvolgsysteem ZIEN voor groep 3 t/m 8. Met ZIEN observeren we het gedrag van de kinderen op een gestructureerde en vastgestelde wijze en tijd. Hiervoor worden eenmaal per jaar observatielijsten ingevuld om het gedrag van de kinderen in beeld te krijgen. Vanaf groep 5 wordt door de kinderen ook zelf een vragenlijst ingevuld. Na bespreking met de intern begeleider proberen we ook daar gerichte hulp te bieden Herfstsignalering: na de herfstvakantie wordt in groep 3 het protocol lezen en spellen gevolgd. Het doel is om in een vroeg stadium leesproblemen te signaleren. Als er leesproblemen zijn, wordt gestart met extra hulp en begeleiding. Bij hardnekkige problemen, kan in groep 4 na een half jaar intensieve training een dyslexie onderzoek plaats vinden. Dit gebeurt door de schoolbegeleider. De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld Het vastleggen van de ontwikkeling van kinderen Groep 1 en 2 Voor groep 1 en 2 wordt de ontwikkelingen van de kinderen vastgelegd in het observatiesysteem ‘KIJK’. ‘KIJK’ is: gericht kijken naar en observeren van kinderen. We kijken naar basiskenmerken en ontwikkelingslijnen. Basiskenmerken zijn: is het kind vrij van emotionele belemmeringen is het kind nieuwsgierig heeft het kind zelfvertrouwen is het kind betrokken De ontwikkelingslijnen zijn: sociale en emotionele ontwikkeling 17
speel- en werkgedrag motoriek zintuiglijke waarneming mondelinge taalontwikkeling lichaamsoriëntatie ruimtelijke oriëntatie tijdsoriëntatie symboolverkenning ontwikkeling van logisch denken
Al deze kenmerken en ontwikkelingslijnen worden van elk kind geobserveerd. De observaties worden in januari en juni geregistreerd. Groep 3 t/m 8 Vanaf groep 3 krijgen kinderen cijfers of een andere beoordeling voor hun werk. De groepsleerkracht verzamelt de cijfers van het dagelijkse schriftelijke werk, de overhoringen, toetsen en repetities. De scores voor de LOVS-toetsen worden verwerkt in Parnassys. Samen met een indruk van het functioneren in de klas, vormen deze gegevens de basis voor het rapport, dat twee maal per jaar uitgereikt wordt. Ook de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen wordt geregistreerd in Parnassys. Alle onderzoeksverslagen, handelingsplannen en verslagen van gesprekken worden opgeslagen in Parnassys. Op deze manier wordt van alle leerlingen een digitaal leerling dossier gevormd. Het doorspreken van vorderingen Enkele malen per jaar worden de vorderingen van alle leerlingen met de intern begeleider besproken. Tussentijds heeft de intern begeleider regelmatig contact met groepsleerkrachten over leerlingen die extra zorg krijgen of nodig hebben. Verslaggeving hiervan wordt in Parnassys opgeslagen. Het overleg met ouders/verzorgers over de ontwikkeling van kinderen In de groepen 0 t/m 7 komt de leerkracht één keer per twee jaar op ouderbezoek. De leerkracht bespreekt alles wat van belang is met betrekking tot het kind. Zorgleerlingen worden indien nodig elk jaar bezocht. Kinderen uit groep 0, die naar school komen voor de voorjaarsvakantie, krijgen ouderbezoek. De kinderen die dan in groep 0 geen bezoek krijgen, zijn in groep 1 aan de beurt. De ouderbezoeken worden afgelegd in de periode van oktober tot de kerstvakantie. De ouders van de kinderen die geen ouderbezoek krijgen, worden uitgenodigd voor de verplichte contactavond van 10 minuten in november. Voor groep 8 geldt dat alle ouders/verzorgers worden uitgenodigd voor deze contactavond. Daarnaast worden de ouders/verzorgers van kinderen uit groep 2 t/m 7 na het eerste rapport uitgenodigd om op school in een gesprek van 10 minuten de ontwikkeling/vorderingen van de kinderen te bespreken. Deze avond is voor alle ouders verplicht. De ouders/verzorgers van kinderen uit groep 8 worden in maart uitgenodigd voor een gesprek op school in het kader van de schoolkeuze voor het voortgezet onderwijs en dan worden ook de gegevens van het LOVS en het rapport bekeken. De ouders van de kinderen van groep 1 worden in juni/ juli uitgenodigd voor een gesprek van 15 minuten om de ontwikkeling van de kinderen te bespreken.
1.4.3. De zorg voor kinderen met specifieke behoeften Door observatie van het dagelijkse werk of door de resultaten van de LOVS-toetsen ontdekt de leerkracht bepaalde problemen. Zodra er extra onderzoek of hulp wenselijk is, neemt de groepsleerkracht contact op met de ouders/verzorgers.
Met eigen mensen en middelen In eerste instantie zullen we dan proberen die problemen binnen onze school op te lossen. De leerkracht kan zelf extra hulp bieden. Soms zal hij daarbij de intern begeleider inschakelen. Hiervan worden de ouders op de hoogte gesteld. Wanneer blijkt dat geen extra hulp meer nodig is, krijgen ouders/verzorgers dit van de leerkracht te horen. Bij de 18
hoofdvakken houden we rekening met de verschillende mogelijkheden van kinderen. Er is extra stof voor snelle werkers. Van kinderen die meer moeite met de stof hebben, wordt niet verwacht dat zij dezelfde prestaties leveren. Extra opdrachten vervallen en oefenstof kan eventueel ingekort worden. Natuurlijk is er een minimumdoel dat we met alle leerlingen proberen te bereiken. Vanaf groep 5 wordt er structureel in niveaus gewerkt. Vanaf groep 6 wordt er ook op niveau becijferd. Onze orthotheek bevat tal van naslagwerken, toetsen en hulpmiddelen om kinderen extra hulp te kunnen bieden. Er zijn twee intern begeleiders om de extra zorg te coördineren. Verder zijn er onderwijsassistenten die de leerkrachten ondersteunen bij het uitvoeren van de handelingsplannen. Met hulp van buiten Wanneer we er met eigen mensen en middelen niet uitkomen, wordt na overleg met intern begeleider en ouders/verzorgers de schoolbegeleidingsdienst ingeschakeld. Als blijkt dat verder onderzoek of advies nodig is, wordt een beroep gedaan op de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het Samenwerkingsverband. Onze school zit met nog 23 andere basisscholen in een samenwerkingsverband met de Samuëlschool voor speciaal basisonderwijs en de EbenHaëzerschool voor speciaal onderwijs te Kapelle. Samen streven we ernaar kinderen zolang mogelijk op de basisschool te handhaven. De PCL bekijkt wat er al gedaan is en wat er nog meer zou kunnen gebeuren. Dit kan extra onderzoek betekenen, extra hulp voor het kind of hulp voor de leerkracht bij de begeleiding van het kind (ambulante begeleiding). Daarbij kan de schoolbegeleidingsdienst (Driestar Educatief), een leerkracht uit het Speciaal Onderwijs of een andere externe deskundige worden ingezet. Versnellen of vertragen Soms kan het zinvol zijn om een kind (een deel van) de leerstof van een bepaald jaar over te laten doen. Het omgekeerde kan ook voorkomen: dat een kind zover vooruitloopt op de leeftijdsgenoten dat het een groep kan overslaan (versnellen). In beide gevallen vindt zorgvuldig teamoverleg plaats. We hanteren hierbij de volgende procedure: november: tijdens het 10 minuten gesprek wordt aangeven hoe de stand van zaken is. Als er zorgen zijn, wordt dit gemeld. Ook de intern begeleider wordt erbij betrokken. Er kan soms al worden meegedeeld dat er twijfels zijn over de overgang naar de volgende groep of dat er gedacht wordt aan versnellen februari: tussen de afname van de LOVS-toetsen en de voorjaarsvakantie worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek en wordt er gesproken over eventueel vertragen of versnellen. Tevens wordt een afspraak gemaakt voor een overlegmoment in april april: Er wordt besproken of er een beslissingsmodel (formulier om te bepalen of een kind over kan of niet) ingevuld gaat worden en afgesproken wanneer de ouders de uitslag kunnen verwachten mei/juni: in de week na de LOVS-afname wordt een overgangsbespreking gehouden en worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek om de beslissing te bespreken
Protocol herfstkinderen Herfstkinderen zijn kinderen die geboren zijn in oktober, november of december. De meeste kinderen gaan vervolgens na tweeënhalf jaar kleuteren naar groep 3, een klein deel van deze kinderen stroomt na ruim anderhalf jaar door naar groep 3.Omdat we willen dat ons onderwijs aansluit bij de leer- en ontwikkelingsbehoeften van de kinderen, kijken we vooral naar de mogelijkheden van een kind. Spel is de basis van de ontwikkeling van jonge kinderen. Kinderen die heel jong zijn inleeftijd en gedrag kunnen veel groei- en ontwikkelingsvoordeel van een verlengde kleuterperiode hebben. Het kan juist een positieve bijdrage leveren om een kind met een zo hoog mogelijk ontwikkelingsniveau de basisschool te laten verlaten. Vanuit een stevige basis kan een kind zich verder ontwikkelen. De inspectie beschouwt herfstkinderen die een verlengde kleuterperiode doorlopen als zittenblijvers. Ze verwacht dat de school kan beargumenteren waarom het beter is voor bepaalde kinderen om nog een jaar langer in de kleuterbouw te blijven. Zoals eerder beschreven volgen we de ontwikkeling van een kind aan de hand van het ontwikkelingsvolgsysteem KIJK. In het eindoordeel spelen de volgende aspecten een belangrijke rol: De cognitieve ontwikkeling; waaronder de beginnende geletterdheid en gecijferdheid De sociaal-emotionele ontwikkeling, de mate van zelfvertrouwen, de zelfstandigheid, taakgerichtheid, motivatie, concentratie en het werktempo van het kind Het totaalbeeld van het kind is doorslaggevend. We kijken dus of het kind in balans is In bijgaand stappenplan staat beschreven hoe wij als school omgaan met herfstkinderen 19
Aandachtspunten: Gemaakte afspraken worden vastgelegd in het digitaal dossier van het betreffende kind Het advies komt tot stand in overleg tussen ouders en school. Bij verschil van inzicht met de ouders worden de mogelijke consequenties besproken en vastgelegd Omdat we bij de kleuters met combigroepen werken is het mogelijk om tussentijds door te stromen naar groep 2 Kinderen die tussen 1 oktober en 1 januari 4 jaar worden starten in groep 1. Dit kan de combi 0/1 of 1/2 zijn. Tijdens het ouderbezoek zal de voortgang van de ontwikkeling van het kind besproken worden Gedurende het hele schooljaar wordt het kind geobserveerd De voortgang van de herfstkinderen wordt tijdens de leerlingbespreking besproken met Ib-er. Bijzonderheden worden opgenomen in het groepsplan Voor zorgleerlingen vullen we de checklist basiskenmerken van KIJK in Medio januari en begin juni vindt de KIJK registratie plaats Aan het eind van het schooljaar kijken we hoe het kind zich heeft ontwikkeld en welke groep het beste bij hem/haar past ( 1 of 2 ) Dit doen we a.d.h.v. de kijklijnen en bespreken dit met de ouders tijdens de contactavond in juni. Op de ontwikkelingslijnen mag er geen achterstand te zien zijn We vullen voor alle herfstkinderen een beslissingsmodel in In november wordt tijdens de contactavond de ontwikkeling van het kind met de ouders besproken Na de kijkregistratie en citoafname in januari kunnen we een besluit nemen. De ontwikkelingslijnen moeten aangeven dat het kind schoolrijp is voor gr. 3. De citoscore moet A of tenminste B zijn Bij twijfel wordt de beginnerstest afgenomen. Dit wordt besproken met de ouders tijdens de contactavond eind januari/begin februari Verwijzen Als uit onderzoek blijkt, dat het kind beter binnen het speciaal basisonderwijs geholpen kan worden, wordt binnen de PCL de beslissing genomen of het kind daadwerkelijk kan worden toegelaten. Als de ouders/verzorgers daarmee instemmen, kan het kind worden geplaatst. Terugplaatsen Als een kind enige tijd op de speciale basisschool gezeten heeft, wordt bekeken of het wellicht weer terug kan komen naar de basisschool. Voor die situaties hebben we een ‘terugplaatsingsregeling’. Zorgplan In het kader van het reformatorisch samenwerkingsverband wordt jaarlijks een zorgplan opgesteld door de Regionale Zorgbreedte Commissie. In het zorgplan wordt het beleid van het samenwerkingsverband beschreven en vanuit welke doelen er wordt gewerkt. De inrichting van de zorgstructuur wordt uiteengezet en de inzet van middelen wordt daarin beschreven. Uiteraard beïnvloedt het zorgplan het schoolbeleid. Tenslotte heb je samen afspraken gemaakt over de hulp aan en de zorg voor kinderen met problemen. Anderzijds kunnen de scholen bouwstenen aandragen voor het zorgplan. Er is dus een wisselwerking. Deze krijgt concreet gestalte via onder meer werkconferenties, enquêtes en kwaliteitszorg. Uitkomsten daarvan krijgen een plaats in het schoolplan. 1.4.4. Leerling gebonden financiering (rugzakje) Ouders/verzorgers van kinderen met een handicap, een ernstig beperkt leervermogen of gedragsprobleem kunnen een rugzakje aanvragen. Een kind met een rugzakje kan dan afhankelijk van de problematiek op een school voor speciaal onderwijs of een reguliere basisschool geplaatst worden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de leerling gebonden financiering. Kinderen die voor een rugzakje in aanmerking komen worden verdeeld in 4 groepen of clusters, namelijk: Cluster 1 kinderen met een (meervoudig) visuele handicap Cluster 2 kinderen met een auditief en/of communicatieve handicap Cluster 3 kinderen met een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige handicap Cluster 4 kinderen met gedragsproblemen Een kind dat tot één van de bovengenoemde groepen behoort, wordt door de ouders aangemeld bij een REC (regionaal expertise centrum). Dit REC wordt gevormd door een aantal scholen voor speciaal onderwijs in de regio. De scholen 20
van een REC geven onderwijs aan kinderen die speciale zorg nodig hebben. Daarnaast wordt door deze scholen begeleiding gegeven aan reguliere scholen die een kind met een handicap of gedragsprobleem op school hebben. In overleg met het REC wordt door de ouders een indicatie aangevraagd bij het CvI. Een CvI is een onafhankelijke commissie van indicatiestelling. Deze commissie beslist of een leerling een rugzakje krijgt. Het rugzakje is een geldbedrag dat in principe door de ouders kan worden ingezet om hun kind de zorg te bieden die het behoeft. Het geldbedrag in het rugzakje bestaat uit een aantal componenten. Met dit geldbedrag wordt de speciale zorg, die een kind nodig heeft, ingehuurd bij het REC en worden eventuele aanpassingen in de school uitgevoerd. Het REC kan ondersteuning geven bij het zoeken naar een geschikte school voor het kind. Dit kan een speciale basisschool bijv. de Eben-Haëzerschool in Kapelle zijn of de gewone basisschool. Als een kind met een handicap op onze school wordt aangemeld nadat de CvI een beschikking heeft toegekend, betekent dit niet dat het kind ook automatisch geplaatst zal worden. Eerst volgt een toelatingsprocedure. We gaan dan onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor het aangemelde kind. Omdat het gaat om kinderen met uiteenlopende handicaps, zal dit per kind worden bekeken in overleg met het REC. Op onze school is hiervoor een stappenplan aanwezig. De procedure die volgt als een beschikking is toegekend ziet er als volgt uit: 1. Ouders/verzorgers zoeken contact met de school, informeren naar mogelijkheden en stellen het dossier van het kind beschikbaar 2. Directie en betrokken leerkracht(en) bestuderen het dossier en verzamelen informatie 3. Het kind wordt aangemeld. Na aanmelding heeft de school drie maanden de tijd om tot een besluit te komen 4. School (eventueel een commissie) verdiept zich verder in de materie en kijkt welke mogelijkheden er binnen onze school zijn 5. Gesprek met ouders/verzorgers over motivatie van de schoolkeuze en (on)mogelijkheden voor de aangemelde leerling 6. Voorstel naar team en nemen van een beslissing. Bevoegd gezag wordt in kennis gesteld, ouders krijgen binnen 2 dagen de beslissing te horen 7. Bij positieve beslissing; voorbereiding treffen voor plaatsing, opstellen handelingsplan, enz. Als blijkt dat het aangemelde kind goede mogelijkheden heeft op onze school, zal het worden toegelaten. Het belang van het kind staat voorop. Samen met het REC zal een handelingsplan worden opgesteld voor het kind. Er zal onderzocht worden welke aanpassingen eventueel moeten worden uitgevoerd, in welke vorm en hoeveel ambulante begeleiding nodig zal zijn. Er zal ook worden aangegeven wanneer onze mogelijkheden om een kind te begeleiden ophouden. Jaarlijks zal een evaluatie worden gehouden. Als plaatsing van een kind met een handicap niet mogelijk is, zal het doorverwezen worden naar een school voor speciaal onderwijs. Voor kinderen met een verstandelijke handicap zal dit veelal de Eben-Haëzerschool (ZML) in Kapelle zijn. Met deze regeling streeft de regering ernaar om kinderen met een handicap betere kansen te bieden. Voor sommige kinderen is dit ook het geval. Met deze regeling moeten we echter wel verstandig omgaan en niet ten koste van alles proberen om kinderen met een handicap op de basisschool te plaatsen. Een school voor speciaal onderwijs is gespecialiseerd in het onderwijs bieden aan kinderen met een handicap. Deze school kan in de meeste gevallen veel meer bieden dan een gewone basisschool. Om kinderen met een handicap op onze school een goede kans te geven willen wij enkele kaders aanbrengen. Van de aangemelde kinderen met een handicap verwachten we dat ze: in staat zijn om op hun niveau te communiceren met leerlingen en leerkracht in staat zijn om op hun niveau met alle lessen mee te doen m.u.v. gym geen, door de leerkracht uit te voeren, lichamelijke verzorging nodig hebben geen gedrag vertonen dat de voortgang van de lessen in gevaar brengt zich thuis voelen op onze school Verder zal ook de draagkracht van de leerkrachten in de overweging meetellen en de in te zetten hulp van een onderwijsassistent(e). Procedure voor aanmelding LGF 1. De leerling wordt door de ouders/verzorgers aangemeld bij het aanmeldpunt 2. De aanmeldcoördinator (ac) voert met de ouders/verzorgers een telefonisch intake gesprek 3. De ouders/verzorgers krijgen een aanmeldingsformulier toegestuurd en worden uitgenodigd voor een aanmeldingsgesprek met de ac-er. Deze ondersteunt hen bij het compleet maken van het dossier. Het dossier blijft wel de verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers 21
4. Als het dossier compleet is wordt het voorgelegd aan de CvI 5. De CvI beslist over de toewijzing van het rugzakje 6. De toewijzing wordt alleen aan de ouders/verzorgers gestuurd. Een kopie van deze toewijzing moet zo snel mogelijk naar school worden gebracht. Ook in de vakantie moet de toewijzing worden gemeld. Dit omdat de bekostiging in gaat op de eerste van de maand waarop de school de beschikking heeft ingestuurd. 7. Bij afwijzing kunnen de ouders/verzorgers in overleg met de ac-er overleggen over de mogelijkheden: bezwaar aantekenen zoeken naar alternatieve vormen van hulp of ondersteuning Bij de ingang van Passend Onderwijs in 2014. Zal bovenstaande regeling vervallen. 1.4.5. De overgang naar het voortgezet onderwijs Schoolkeuze groep 8 De meeste leerlingen die onze school verlaten en naar het voortgezet onderwijs gaan, komen terecht op het Calvijn College, een brede scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. Bij de beschrijving van de procedure houden we de daar geldende terminologie aan. Het is ons gebleken dat de verschillende scholengemeenschappen zo hun eigen benamingen hebben voor de indeling in de basisvorming (de eerste twee jaar). De ouders/verzorgers van de kinderen van groep 8 ontvangen in december of januari uitvoerige informatie van het Voortgezet Onderwijs over de gehele procedure. Streams Een belangrijk punt in groep 8 is de bepaling welke vorm van vervolgonderwijs het meest in aanmerking komt voor uw kind. Het Calvijn College duidt dit aan met streams. In stream 1 worden leerlingen geplaatst met capaciteiten voor: HAVO, HAVO /VWO, VWO In stream 2 komen de potentiële VMBO-(G)TL-leerlingen (Gemengd) Theoretische Leerweg en leerlingen voor een VMBO-KBL-opleiding In stream 3 worden de VMBO-leerlingen geplaatst die hoofdzakelijk praktisch gericht zijn. De naam hiervoor is basis- en kaderberoepsgerichte leerweg In stream 4 komen de vroegere IVBO-leerlingen die individuele begeleiding nodig hebben. Deze stream omvat 2 niveaus: LWOO, leerwegondersteunend onderwijs of PRO, praktijk onderwijs
Advies schoolkeuze Het bepalen van een stream/niveau is een zaak die zorgvuldig moet gebeuren. Voor een goed advies zijn vier vragen van belang: Welke ervaringen heeft de school met de leerling? Doordat de school jarenlang met de leerling is opgetrokken is dit goed te beantwoorden. Hierbij gelden naast schoolse resultaten ook leerlingkenmerken als motivatie, leertaakgerichtheid etc. Hoever is de leerling in de leerstof gevorderd? Voor een goed antwoord op deze vraag moet er, naast het oordeel van de school, op een andere manier worden gemeten wat de leerling kan. In de eerste plaats kunnen we dat aan de gegevens van de toetsen van het LOVS (leerling- en onderwijsvolgsysteem) zien. Met het LOVS houdt de school, door de jaren heen, bij hoever de leerling is door middel van methodeonafhankelijke, landelijk genormeerde toetsen. De resultaten van het LOVS geven aan hoever de leerling is gevorderd voor begrijpend lezen, rekenen/wiskunde en spellen. In de tweede plaats gebruiken we hiervoor de bekende Eindtoets Basisonderwijs van het Cito. De uitslagen daarvan hebben bewezen een betrouwbaar beeld te geven. De school en de ouders/verzorgers ontvangen de uitslagen in de vorm van profielen. Bovendien heeft deze toets als meerwaarde dat de resultaten van onze school kunnen vergeleken worden met andere scholen in het land. Welke mogelijkheden heeft de leerling qua capaciteiten? Hiervoor gebruiken we de Drempeltest. Deze test probeert een indruk te geven van de taalvaardigheid en het redeneervermogen van de leerling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verbaal/theoretisch: hoe zit het met
22
de kennis van begrippen, zinsconstructies en betekenissen (kan de leerling bij het kiezen tussen meerdere mogelijkheden de juiste afweging maken?) en wiskundig/praktisch: hoe zit het met het ruimtelijk voorstellingsvermogen, het rekenkundig redeneervermogen en het redeneervermogen met figuren? Hoe is het welbevinden van de leerling? Om de motivatie, de werkhouding, zelfvertrouwen of faalangst, doorzettingsvermogen, het welbevinden en de sociale acceptatie te onderzoeken wordt de vragenlijst van de Drempeltest afgenomen. De Drempeltest wordt klassikaal afgenomen. School en de ouders/verzorgers ontvangen de uitslagen in de vorm van profielen.
Conclusie Aan de hand van de tests en onze bevindingen met het kind wordt dan een advies over de schoolkeuze gegeven. De ouders/verzorgers ontvangen in februari een overzicht van de toetsresultaten. In maart wordt in een 20-minuten gesprek op school dit advies doorgesproken. Betrokkenen Bij de stream/niveaukeuze zijn de ouders/verzorgers en de school uiteraard sterk op elkaar betrokken. Het is mogelijk dat er geen overeenstemming wordt bereikt. In dit geval is een tweede gespreksronde mogelijk. Hierna kan eventueel bij problemen een second opinion worden uitgevoerd door een andere instelling. De kosten hiervan komen voor rekening van de ouders/verzorgers. Kosten De kosten om tot een stream/niveaukeuze te komen, worden door de school gedragen. Aanmelding Voortgezet Onderwijs (VO) Aanmelding vindt plaats via de basisschool. Het door de ouders/verzorgers ingevulde inschrijvingsformulier wordt samen met een onderwijskundig rapport, inclusief alle toets- en testuitslagen, bij het VO ingeleverd en digitaal verstuurd. Indien nodig is er overleg met het VO over het advies. Ook is er altijd een overgangsgesprek met een docent van het VO. Volgen van de ontwikkelingen van de leerlingen Wij ontvangen van de meeste scholen voor VO nog een aantal jaren de rapportcijfers van onze oud-leerlingen, zodat we hen nog een tijd kunnen volgen. 1.4.6. Bijzondere activiteiten voor de kinderen Met de kinderen hebben we jaarlijks enkele grote activiteiten die soms buiten de school plaatsvinden. Hierbij denken we aan de volgende zaken: Kerst- en Paasfeestvieringen Het is de gewoonte om zowel het Paasfeest als het Kerstfeest aandacht te geven. Het ene jaar wordt het Kerstfeest in het bijzijn van de ouders gevierd en het andere schooljaar het Paasfeest. Wanneer het Kerstfeest gezamenlijk wordt gevierd in de Rehobothkerk, krijgt het Paasfeest aandacht in de klas. Als het Paasfeest in de kerk wordt gevierd, krijgt het Kerstfeest aandacht in de klas. Met aandacht in de klas bedoelen we dat de kinderen in hun eigen klas een kort kerst- of paasprogramma hebben en dus samen dit heilsfeit gedenken. Schoolreis Jaarlijks wordt een schoolreis georganiseerd voor groep 1 t/m 8. Groep 1 en 2 gaat naar een kinderboerderij of een speeltuin. Groep 3 t/m 8 gaan soms samen naar een educatief doel en een speeltuin, soms vanwege het leeftijdsverschil en afhankelijk van de moeilijkheidsgraad, naar twee verschillende doelen en daarna naar een speeltuin. De verdeling van de groepen is afhankelijk van het aantal kinderen en de eventuele splitsing in het reisdoel. We streven ernaar alle kinderen een eigen plaats in de bus te geven. Voor noodgevallen rijdt er altijd een auto mee. De reductieregeling is vermeld bij de ouderbijdrage. We begroten dit jaarlijks zo dat de schoolreisgelden volledig besteed worden. Bij ziekte wordt de helft van het schoolreisgeld teruggegeven omdat de kosten voor de bus toch betaald zijn. Als stelregel gaat de begeleiding gratis mee. Het betalen van de schoolreisgelden staat beschreven in het onderdeel van de ouderbijdrage (zie 2.2.2. deel 2). Als groep 3 t/m 8 op schoolreis gaan zijn groep 0, 1 en 2 vrij. Koninginnedag Op Koninginnedag wordt gewoonlijk niets door de school georganiseerd, omdat Koninginnedag meestal in de meivakantie valt. Projecten 23
Eenmaal per twee jaar houden we met de hele school een gezamenlijk project, waarbij elke groep het thema of een subthema uitwerkt. Aan zo'n project is een actie gekoppeld, waarbij geld wordt ingezameld voor een goed doel. Het project wordt afgesloten met een projectavond, waarop een tentoonstelling te zien is van het leerlingenwerk. Ook zijn er diverse activiteiten op de avond zelf. Ook dit geld komt ten goede aan het gekozen doel. De ouders/verzorgers krijgen een uitnodiging om naar het werk te komen kijken. Excursies Op eigen initiatief óf op uitnodiging kan een groepsleerkracht met zijn/haar groep een excursie organiseren, mits deze in pedagogisch-didactisch en principieel opzicht verantwoord is. Hierbij valt bijv. te denken aan: kinderboerderij (onderbouw), streekmuseum ‘De Meestoof’ (middenbouw), een natuurgebied ‘De Eendenkooi’ (bovenbouw), een bezoek aan de Tweede Kamer, een bezoek aan de vogeltentoonstelling van de Vogelvereniging etc. Wanneer het vervoer van de kinderen met eigen auto’s gebeurt, wordt van de ouders/verzorgers schriftelijke instemming gevraagd. School dammen/schaken Jaarlijks kunnen de kinderen meedoen met de schoolwedstrijden dammen/schaken in Tholen. Op school zullen we dan een aantal keren samen oefenen. Kinderen uit groep 6 t/m 8 kunnen meedoen. Jeugd EHBO De leerlingen van groep 8 krijgen EHBO-les. Deze lessen worden gegeven door een medewerker van de plaatselijke EHBO-afdeling (praktijk) en de betreffende groepsleerkracht (theorie). Rond april wordt examen gedaan en kan het EHBO- jeugddiploma behaald worden. Verkeersdiploma In groep 7 nemen de leerlingen deel aan het landelijke schriftelijke verkeersexamen. VVN, afdeling Tholen, neemt bij hen een praktisch verkeersexamen af. Schoolfotograaf De schoolfotograaf komt eenmaal in de twee jaar in de eerste maand na de zomervakantie. Dit zal steeds in de oneven jaren zijn.
1.4.7. Calamiteiten en ontruiming Op onze school gaan we zo zorgvuldig mogelijk om met materialen, apparaten en situaties die brand zouden kunnen veroorzaken. Mocht er ondanks de voorzorgsmaatregelen toch brand ontstaan, moeten we de school ontruimen. Hiervoor is een vluchtplan opgesteld. Er zijn bedrijfshulpverleners(BHV-ers) aangewezen en opgeleid, die in geval van nood alles in goede banen kunnen leiden. De ontruiming wordt regelmatig geoefend. De kinderen verzamelen zich op het plein van Ter Tolne (groep 5-8, lokalen rechts van de hoofdingang) en de Regenboog (groep 1-4, lokalen links van de hoofdingang). Dit is een geschatte indeling omdat in geval van nood nooit precies is te zeggen welke vluchtroute er gekozen moet worden. Mocht er zich onverhoopt een calamiteit voordoen waarbij de kinderen niet meer terug kunnen in de school, verzamelen alle kinderen zich in de Meulvliet. De kinderen kunnen daar worden opgehaald.
1.5. OMGANG MET ELKAAR 1.5.1 Ongewenste intimiteiten Het klimaat, de sfeer die op school heerst, kan veel bijdragen aan het voorkomen van ongewenst gedrag. Gezamenlijk willen we een sfeer van openheid en van vertrouwen zien te creëren. In het algemeen geldt de regel dat de leerkrachten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de leerlingen, maar ook de leerlingen onderling zo moeten handelen, dat er sprake is van een onderling en wederzijds welbevinden in de schoolse situatie. Op teamniveau zijn gedragscodes afgesproken ter voorkoming van seksuele intimidatie en seksueel misbruik. Indien er klachten zijn over ongewenste intimiteiten dan treedt de klachtenprocedure in werking zoals beschreven is in 1.6.1.3. Poging tot een definitie Het is moeilijk een sluitende definitie van het begrip ongewenste intimiteiten te geven. Ieder heeft zijn eigen opvatting over wat in het contact met anderen wel en wat niet gewenst is. De één zal schouderophalend voorbijgaan aan een opmerking die voor een ander kwetsend is. Het volgende geldt als uitgangspunt: Ongewenst zijn in elk geval: handtastelijkheden voortdurende opmerkingen, grappen of gebaren 24
hardnekkige toenaderingspogingen ook kunnen bepaalde manieren van kijken als te intiem en ongewenst worden aangevoeld
Gedragsregels Wij stellen een aantal basisregels voor het gedrag in algemene zin op. Het is ondoenlijk om daarbij alles precies te specificeren. Wij denken zowel aan de verhouding leerling-leerkracht als aan de verhouding leerling-leerling: wij spreken elkaar niet aan op lichamelijke kenmerken wij plaatsen en tolereren geen seksistische uitlatingen wij staan geen handtastelijkheden toe wij tolereren geen schuttingtaal wij tolereren geen seksistische afbeeldingen Kinderen op schoot Dit is gebruikelijk in groep 1 en 2. In groep 3 en 4 bevinden we ons in een overgangssituatie. Bij groep 5 en 6 hoort het een uitzondering te zijn en in groep 7 en 8 komt dit niet meer voor. Het aan- en uitkleden bij het schoolzwemmen Aan het eind van het schooljaar gebeurt het wel eens dat de leerlingen van groep 3-8 mogen zwemmen. Er zijn in het zwembad gescheiden kleedruimtes voor jongens en meisjes en er is een aparte kleedruimte voor de leerkracht. De leerlingen moeten gelegenheid krijgen zich zonder de aanwezigheid van de leerkracht te kunnen omkleden. Het is gewenst om gebruik te maken van aparte kleedcabines. Het douchen vindt plaats in badkleding in de doucheruimte. De leerkracht heeft toezicht en verantwoording voor de jongens en meisjes. Bij de les lichamelijke oefening In groep 1 t/m 4 kleden de jongens en de meisjes zich in dezelfde ruimte om. In groep 5 t/m 8 gebeurt dit in verschillende ruimtes. De leerkracht van groep 7 en 8 komen in principe niet in de kleedruimtes van het andere geslacht. Eerste hulp Als bij een ongeval of ziekte hulp geboden moet worden, waarbij het schaamtegevoel van kinderen een rol kan spelen, wordt de uitdrukkelijke wens van het kind gerespecteerd. Moet vanwege letsel een kind zich ontkleden, dan moet er altijd naast de hulpverlener een derde persoon aanwezig zijn. Het kind mag zelf aangeven of dit een juf of meester moet zijn. Leerlingen die na schooltijd moeten blijven (groep 3 t/m 8) Het komt voor dat kinderen tijdens de reguliere tijden niet klaar komen met hun werk. De tijd tussen 15.15 en 15.45 uur biedt hen de gelegenheid om dit af te maken. Het kan ook voorkomen dat bepaalde kinderen voor straf na moeten blijven. Dit is niet langer dan een half uur voor groep 3 en 4 en een uur voor groep 5 t/m 8. Klassendienst (Groep 3 t/m 8) Elke groep heeft een klassendienst. Twee leerlingen worden dan aangewezen om de klas op te ruimen. Deze kinderen zijn hier hoogstens een kwartier mee bezig. De leerkracht is hierbij aanwezig. Kinderen mee naar huis De leerkracht neemt alleen met toestemming van de ouders kinderen mee naar huis. Melden Als iemand op gebied van seksualiteit of agressief wordt benaderd, of slachtoffer wordt van geweld, moet dat gemeld worden bij de vertrouwenspersonen. Voor de kinderen wordt de term contact juf/meester gebruikt. Voor de kinderen zijn dit: juf Mariska en meester Hoftijzer. Voor het team zijn dit mevr. D. Schot-de Heer en dhr. T. Aar-noudse. 1.5.2. Pesten Pesten is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging voor degene die gepest wordt en voor de sfeer op school. Hieronder is een aantal regels geformuleerd voor zowel leerlingen als leerkrachten. Afspraken leerlingen bij constatering pestgedrag Geef door aan de leerkracht als je pestgedrag (iets anders dan plagen!) constateert. Dit is geen klikken! 25
Personeel en leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden Personeel en leerlingen maken geen opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden Indien de leerkracht pestgedrag heeft gesignaleerd, wordt het pestprotocol uitgevoerd 1.5.3. Pestprotocol Als er een geval van pesten wordt geconstateerd, zullen indien nodig de onderstaande stappen worden ondernomen. Uiteraard is alles erop gericht om het pesten zo snel mogelijk te laten stoppen: er vindt een gesprek plaats tussen de pester en de gepeste heeft dit geen effect of zijn er meer pesters dan wordt er een gesprek met de hele klas gehouden en een oplossing gezocht als de ouders/verzorgers er nog niet vanaf weten dan worden zij in kennis gesteld het team wordt ingelicht de situatie in de groep tussen de leerlingen onderling en de leerkracht worden indien nodig onder de loep genomen het gepeste kind wordt, indien nodig, een sociale vaardigheidstraining aangeboden om hem sterker te maken indien nodig wordt er extra pleinwacht gelopen er wordt regelmatig contact onderhouden met de betreffende leerling(en) en eventueel de ouders om te horen of de getroffen maatregels effect hebben Ook in het BAS-project is een onderdeel opgenomen dat pesten helpt voorkomen. Het gaat hier om groepsvorming.
1.5.4. Gebruik moderne media Via de moderne media komt enorm veel informatie de school binnen en is ook beschikbaar voor kinderen. Om de kinderen te beschermen tegen ongewenste informatie, wordt internet gefilterd met Kliksafe. Dit voorkomt dat veel ongewenste informatie, ongewild de kinderen onder ogen komt. Verder zijn de volgende afspraken gemaakt. Een DVD /filmpje wordt vooraf door de leerkracht goed bekeken en gekeurd. Dat sluit het vertonen van niet gekeurde beelden uit! Een DVD /filmpje wordt goedgekeurd als deze geen principieel af te keuren beelden of teksten bevat en de eventueel ten gehore gebrachte muziek acceptabel is; een aantoonbare educatieve waarde heeft en niet als tijdvulling of voor tijdverdrijf wordt gebruikt; de educatieve waarde moet ook niet "gezocht" zijn; het moet duidelijk bij de reguliere lessen passen; niet wordt gebruikt in plaats van een instructie; de meerwaarde komt vooral tot uiting bij introductie of de afsluiting van de les. Een DVD /filmpje moet functioneel zijn. Bij een spreekbeurt geen DVD /filmpje. Gebruik internet Kinderen maken alleen onder toezicht met duidelijke opdrachten gebruik van internet. Er wordt van te voren duidelijk afgesproken wat mag en wat niet mag. Of er wordt gewerkt met een op papier vastgelegde instructie. Kinderen die zich niet aan de afspraken houden worden naar de klas gestuurd. Als je een website wil bezoeken met de klas, bekijk dan van te voren deze website goed, Afspraken voor het internet op school Op school mag je, met toestemming van de meester of de juf, gebruik maken van internet maar nooit als de meester of juf er niet bij is. Als het nodig is, mag je gebruik maken van e-mail als je eerst toestemming hebt gevraagd. Geef nooit via internet of e-mail adres of telefoonnummer aan iemand anders door. Stuur nooit een foto van jezelf via internet of e-mail op. Meld het meteen aan de juf of meester als je een vreemd bericht of ‘rare’ sites tegen komt. Meld het meteen aan de juf of meester als een onbekende via internet contact met je zoekt. Wie zich niet aan deze regels houdt mag voorlopig geen gebruik maken van internet. 26
1.6. DE OUDERS/VERZORGERS 1.6.1. Het belang van de betrokkenheid van ouders/verzorgers Verantwoordelijkheid en houding Ouders/verzorgers en leerkrachten dragen samen verantwoordelijkheid voor dezelfde kinderen. De gezamenlijke opvoeding van de kinderen brengt ouders/verzorgers en leerkrachten in een nauwe relatie tot elkaar. We nemen dan ook aan dat de keuze voor onze school een bewuste keuze is geweest. We hopen dat de school in de gebeden niet vergeten wordt en dat zij gesteund wordt in haar opvoedkundig en onderwijskundig beleid. Uit opvoedkundig oogpunt vinden wij het belangrijk dat ouders/verzorgers over de school in het algemeen en over de leerkrachten in het bijzonder op een positieve wijze spreken met de kinderen. Meeleven Voor de school is het van wezenlijk belang dat de ouders/verzorgers meeleven. Om dit te bevorderen, vinden we een goede informatievoorziening onmisbaar. Klachtenregeling Bij problemen hanteren we de eenvoudige Bijbelse stelregel uit Mattheus 18, d.w.z.: Bespreek de kwestie eerst met de leerkracht Krijgt u geen overeenstemming, neem dan contact op met de directie Is de zaak dan nog niet bevredigend opgelost, wendt u zich dan tot de contactpersoon van het bestuur of de vertrouwenspersoon Het ligt voor de hand dat klachten op het onderwijskundig terrein besproken worden met de groepsleerkracht en/of de directeur en klachten op het bestuurlijk vlak met het bevoegd gezag. In eerste instantie worden klachten langs deze weg afgehandeld. Leidt dit overleg niet tot resultaat of overeenstemming, dan staat de weg naar de klachtencommissie open. Het indienen van een klacht bij de klachtencommissie verloopt via de vertrouwenspersoon, de directeur of het bestuur. De school beschikt over een model klachtenprocedure. In dit document staat de officiële procedure voor de afwikkeling van klachten. Als iemand op gebied van seksualiteit wordt lastiggevallen, agressief wordt benaderd, of slachtoffer wordt van geweld, moet dat gemeld worden bij de vertrouwenspersonen. Procedure klachtenregeling Het indienen van een klacht Een door de directeur, de vertrouwenspersoon of het bevoegd gezag ontvangen klacht, wordt in principe door hen afgehandeld. Indien de klager dit terstond wenst of in de loop van de afhandeling de wens te kennen geeft, wordt de klacht doorgestuurd naar de klachtencommissie. Ook indien de klacht naar het oordeel van de directeur, de vertrouwenspersoon of het bevoegd gezag betrekking heeft op een vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, wordt de klacht doorgezonden naar de klachtencommissie. Het doorzenden van de klacht geschiedt binnen uiterlijk twee weken na het indienen of het blijk geven van de wens de klacht door te zenden. Vertrouwenspersoon Indien het niet mogelijk is de klacht met de betrokkenen te bespreken, kunt u zich onder andere tot de vertrouwenspersoon wenden. U kunt uw klacht met hem /haar bespreken, waarbij gekeken wordt of hij/zij de klacht probeert op te lossen of de klacht doorstuurt naar de klachtencommissie. De vertrouwenspersoon heeft een brugfunctie tussen u en de school en/of tussen u en de klachtencommissie. Voor de kinderen zijn vertrouwenspersonen: juf Mariska en meester Hoftijzer (contactjuf/meester). Voor het team zijn dit mevr. D. Schot-de Heer en dhr. T. Aarnoudse. Klachtencommissie De ingediende klachten worden behandeld door een klachtencommissie. Onze school is aangesloten bij de klachtencommissie, ingesteld door de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs te Ridderkerk. Deze landelijke klachtencommissie werkt met verschillende kamers. De samenstelling van deze kamers van de klachtencommissie is georganiseerd via het WSNS-samenwerkingsverband. De Eben-Haëzerschool participeert in het reformatorisch samenwerkingsverband regio Kapelle. 27
De namen van de leden van de klachtencommissie vindt u in deel 2 hoofdstuk 2.6.2. Klachtenregeling De vertrouwenspersoon, de directeur, het bevoegd gezag en de klachtencommissie doen hun werk binnen de kaders van een klachtenregeling. De volledige klachtenregeling ligt ter inzage op school. U kunt via het bevoegd gezag, de directeur of de vertrouwenspersoon inzage krijgen in deze klachtenregeling. Reikwijdte van de klachtenregeling De klachtencommissie heeft op basis van de klachtenregeling de bevoegdheid een oordeel te geven over klachten betreffende gedragingen en/of beslissingen, waaronder discriminatie, dan wel over het nalaten van gedragingen en/of het niet nemen van beslissingen van het bevoegd gezag, de personeelsleden en de leerlingen. Klachtentermijn Klachten dienen zo spoedig mogelijk, maar (op een enkele uitzondering na) uiterlijk binnen een termijn van drie maanden, na de gedragingen en/of beslissingen of het niet nemen van een beslissing ingediend te worden. Enkele klachten kunnen ook na de termijn van drie maanden ingediend worden. Klachtenafhandeling Bij de behandeling van de klacht kan de klager zich op eigen kosten laten bijstaan door een raadsman. De klachtencommissie heeft het recht bestuursleden, personeelsleden en leerlingen te horen. De opgeroepenen hebben de plicht aan de oproep gehoor te geven. De klachtencommissie brengt een schriftelijk oordeel uit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft de plicht binnen vier weken na binnenkomst van het schriftelijk oordeel de klager, de aangeklaagde, de klachtencommissie, de directeur en de vertrouwenspersoon mee te delen of zij het oordeel over de gegrondheid van de klacht delen en welke maatregelen zij, indien nodig, zullen nemen. Strafbaar feit Indien de klacht betrekking heeft op een zedenmisdrijf, dan heeft het bevoegd gezag, op grond van een schriftelijk oordeel over de klacht door de klachtencommissie en in overleg met de vertrouwensinspecteur, de plicht aangifte daarvan te doen bij een opsporingsambtenaar. Aan de onderwijsinspecteur wordt gemeld dat aangifte gedaan is. 1.6.2. Informatievoorziening aan ouders/verzorgers over het onderwijs en de school Schriftelijk Eén keer in de vier jaar wordt de schoolgids deel 1 uitgegeven. Hierin staan belangrijke algemene gegevens over onze school.
Jaarlijks wordt de schoolkalender (schoolgids deel 2) uitgegeven. Hierin staan de schoolgegevens die jaarlijks kunnen veranderen.
Per half jaar wordt er een schoolkrant uitgegeven waarin een stukje nieuws wordt verschaft met betrekking tot het schoolgebeuren. In deze schoolkrant worden de bijzonderheden van de afgelopen periode vermeld. Er is leerlingenwerk in opgenomen en soms staat er een interessant artikel in.
Ongeveer één keer per twee weken komt er een schoolnieuws uit met belangrijke informatie en vragen aan ouders/verzorgers, waarop middels een antwoordstrookje gereageerd kan worden.
Zaken die direct geregeld moeten worden, gaan via e-mail.
Mondelinge algemene informatievoorziening Per jaar hebben we een aantal informatieve avonden met een speciaal karakter, niet ieder jaar zijn dezelfde avonden aan de beurt. Per jaar kan een ouderavond en/of een informatieavond worden georganiseerd. Ieder jaar wordt een ledenvergadering georganiseerd. 1.6.3. Contact met de ouders/verzorgers Contactavond Informatie over de leerprestaties en het gedrag van de kinderen wordt door middel van een rapport aan de ouders/verzorgers verschaft (groepen 1 t/m 8: twee keer per jaar) 28
De eerste contactavond is in november. Dan worden de ouders uitgenodigd die geen ouderbezoek hebben gehad in de periode van oktober tot de kerstvakantie. Na het eerste rapport in januari/ februari worden de ouders/verzorgers van de kinderen in de groepen 2 t/m 7 verzocht om naar de contactavond te komen voor een gesprek over het rapport. De ouders/verzorgers van de kinderen van groep 8 worden in maart uitgenodigd voor een adviesgesprek i.v.m. schoolkeuze VO. De ouders/verzorgers van de kinderen van groep 1 worden in juni uitgenodigd voor het bespreken van het rapport. Ziekte, problemen Als er leer- of gedragsproblemen zijn, neemt de groepsleerkracht contact op met de ouders/verzorgers, evenals bij ziekte of andere bijzondere omstandigheden. Ouderbezoekregeling Een zeer wezenlijk bestanddeel van het contact met ouders/verzorgers is het ouderbezoek. De regeling is als volgt: Algemeen uitgangspunt: We streven er naar bij ieder kind één keer per twee jaar ouderbezoek af te leggen (in groep 1, 3, 5 en 7 óf in groep 0, 2, 4 en 6), onafhankelijk van de klassengrootte. In de tussenliggende jaren krijgen de ouders/verzorgers de gelegenheid voor het bezoeken van een verplichte contactavond in november met gesprekken van 10 minuten. Aanvullende afspraken: 1. Kinderen met leer- en/of gedragsproblemen krijgen altijd bezoek. De leerkracht bepaalt zelf wie dat zijn. 2. Kinderen uit nieuw ingekomen gezinnen krijgen ouderbezoek. 3. Op verzoek van de ouders/verzorgers wordt ouderbezoek afgelegd. 4. De gegevens worden duidelijk vastgelegd in Parnassys. 5. In groep 0 krijgen de kinderen die voor de voorjaarsvakantie 4 jaar geworden zijn ouderbezoek. 6. In groep 8 wordt géén ouderbezoek afgelegd. De ouders/verzorgers krijgen in maart een gesprek van 20 minuten op school met betrekking tot de schoolkeuze aan de hand van de schoolkeuzetests en de LVS-toetsen. Ziekenbezoek We hebben als groepsleerkrachten daarvoor de volgende gedragscode afgesproken: na één week ziekte belt de groepsleerkracht naar de ouders /verzorgers na twee weken ziekte gaat de groepsleerkracht op bezoek, neemt altijd een cadeautje mee uit het klassenpotje na ziekenhuisopname voor meerdere dagen gaat de leerkracht op bezoek met cadeautje Kraambezoek Dit wordt gedaan door de groepsleerkrachten t/m groep 5 en verder naar eigen inzicht. 1.6.4. Inspraak Bestuur De school is een vereniging. Het bestuur van de school bestaat grotendeels uit ouders/verzorgers. De schoolvereniging kiest uit haar midden jaarlijks de bestuursleden. Het bestuur bepaalt het beleid, benoemt personeel, zorgt voor de financiën en zorgt voor het onderhoud van de school. MR Aan onze school is een medezeggenschapsraad verbonden. De MR bestaat uit een afvaardiging vanuit het personeel en een afvaardiging vanuit de ouders. De MR werkt met een jaarplanning, waarin de thema’s zijn opgenomen, die ieder jaar terugkeren, zoals jaarplanning, goedkeuring begroting, goedkeuring formatieplan en jaarverslag. De MR komt 6 x per jaar bij elkaar. De MR heeft zich als doel gesteld om, als vertegenwoordiging van personeel en ouders, samen met het bestuur en de directie de kwaliteit van het onderwijs en het welbevinden van de kinderen te bevorderen. Vanuit de wettelijke regelgeving is het bestuur verplicht om allerlei besluiten voor te leggen aan de MR. Daarnaast wil de MR ook actief meedenken en zo nodig zelf initiatieven ontplooien. De MR wil graag in contact komen en blijven met het personeel en de ouders. Dit doet ze door regelmatig in het schoolnieuws te schrijven over haar bezigheden. Ieder jaar worden agenda, notulen en jaarverslag gepubliceerd op de website van de school. Verder probeert de MR op formele en informele schoolbijeenkomsten haar gezicht te laten zien. 29
Sponsoring In principe kent de school geen sponsoring door bedrijven en anderen. Mocht er in incidentele gevallen toch gebruik van gemaakt worden, is daarbij het door de VGS ontwikkelde convenant voor sponsoring in het primair onderwijs, van toepassing. Dit document ligt voor ouders/verzorgers eventueel ter inzage. 1.6.5. Ouderactiviteiten Hulp van ouders/verzorgers is en blijft van harte welkom. Door hun enthousiaste inzet kunnen extra activiteiten georganiseerd worden, maar ook zaken waar we als leerkracht niet aan toekomen. Bij de volgende activiteiten binnen de klassenactiviteiten worden ouders/verzorgers structureel ingezet: computer: de ouder helpt het betreffende kind bij het werken op de computer of assisteert in het computerlokaal documentatiecentrum: boekjes aanschaffen, uitlenen en innemen ontdekkasteel: hierbij wordt in groepjes gewerkt aan technische opdrachten schoonmaakavond: de stoelen, tafels, laatjes en in groep 1 t/m 4 het ontwikkelingsmateriaal worden schoongemaakt Ook buiten de klas is hulp van ouders/verzorgers welkom en noodzakelijk. We denken aan: oversteken, overblijven, kleine klusjes (papier snijden, e.d.), administratief werk (typewerk). Indien nodig, roepen we ook hulp van ouders/verzorgers in voor: excursies, bijzondere dagen (Koninginnedag), opknappen van de school, onderhoud tuin en schoolhof. 1.6.6. Ouderraad Onze school biedt door middel van een ouderraad, ouders/verzorgers de gelegenheid zich vrijwillig in te zetten bij tal van activiteiten. De ouderraad is een groep van tien ouders/verzorgers. Zij worden gekozen door personeel en de bestaande ouderraad. Procedure Bij een vacature wordt een oproep via de schoolkrant of het informatiebulletin gedaan. Degenen die interesse hebben voor dit vrijwilligerswerk kunnen zich schriftelijk of telefonisch bij de directie opgeven. Lid zijn van de ouderraad kan voor een periode van maximaal 8 jaar, of tot het laatste kind van school gaat. In een speciaal geval kan van deze regel worden afgeweken. Tevens worden, volgens een rooster, twee leden per jaar gestemd/ herkozen. Van deze ouders verwachten we dat ze de grondslag van de school onderschrijven. Taken De ouderraad kan praktische hulp bieden bij allerlei activiteiten. Zij coördineert deze hulp en neemt een aantal dingen voor haar rekening, zoals het verlenen van hand- en spandiensten bij schoolse- en buitenschoolse activiteiten. Bepaalde taken zijn voor ieder ouderraadlid ingedeeld volgens een bepaald jaarrooster. De ouderraad verleent hulp bij bijvoorbeeld het opzetten van stands bij projectavonden, het opruimen van lokalen, het verkopen van producten enz. Verder verleent de ouderraad hulp en toezicht tijdens kerst- en paasvieringen. Bij toerbeurt wordt geholpen bij de controle van de verkeersexamens. Het verzorgen en bijhouden van het archief wordt ook gedaan door de ouderraad. Als laatste noemen we nog het inpakken van cadeautjes, het verzorgen van de kerstattenties en het inplakken van werkjes in de plakboeken van de kleuters. Met betrekking tot buitenschoolse activiteiten valt te denken aan hulp en toezicht bij bruiloften, schoolreisjes en excursies. Eén van de ouders/verzorgers van de ouderraad, fungeert als contactpersoon tussen de school en VVN om de belangen van de verkeersveiligheid rond de school te behartigen. 1.6.7. Schoolverzekering De school heeft een aansprakelijkheidsverzekering (WA) in geval van schade of ongelukken, ontstaan tijdens de lesgebonden tijden door schuld of nalatigheid van het onderwijzend personeel. Deze WA-verzekering wordt bekostigd door de Rijksoverheid. De verzekering is ook van toepassing op het overblijven tussen de middag. De school heeft geen algemene verzekering voor de kinderen. Voor schade die kinderen elkaar toebrengen etc. is de school dus niet verzekerd. Voor schade aan leer- en hulpmiddelen die door slordigheid, nonchalance of opzet is veroorzaakt, worden de ouders/verzorgers aansprakelijk gesteld. Voor vrijwilligerswerk (bijvoorbeeld beschikbaar stellen eigen auto, vrijwillig rijden voor de school e.d.) bestaat geen aparte verzekering. Eventuele schade komt in de regel voor rekening van de eigen verzekering. 30
1.6.8. Vrijstelling van onderwijs Op grond van godsdienstige en medische onoverkomelijke bezwaren kan, na overleg met de directie, vrijstelling van onderwijs gegeven worden. De kinderen dienen in voorkomend geval andere lessen te volgen. 1.6.9. Onderwijskundig rapport Bij het (tussentijds) verlaten van de school ontvangen de ouders/verzorgers een onderwijskundig rapport in duplo van hun kind(eren). Dit bevat o.a. een omschrijving van het niveau waarop de leerling zich op dat moment bevindt, een overzicht van de (op school) gebruikte methoden en evt. handelingsplannen die de leerling heeft gevolgd. Een exemplaar dient door u bij de nieuwe school te worden ingeleverd. Bij het onderwijskundig rapport van groep 8 zijn de toets- en testresultaten en leerling kenmerken vermeld. 1.6.10. Schorsing en verwijdering van leerlingen Indien zich op school gedragsproblemen voordoen met een leerling, die ertoe zouden kunnen leiden dat het bestuur moet besluiten om de desbetreffende leerling te verwijderen, wordt door het onderwijzend personeel, de directeur en het bestuur een bepaalde procedure gevolgd. De officiële procedure bevindt zich in de map beleidsdocumenten in de directiekamer. Ouders/verzorgers hebben in voorkomend geval het recht van inzage. Behalve de definitieve verwijdering kent de wet de mogelijkheid tot schorsing voor maximaal acht weken, daarnaast heeft de directeur, binnen de door het bestuur vastgestelde kaders, de bevoegdheid tot tijdelijke verwijdering van een leerling voor ten hoogste drie schooldagen.
31