Dertig jaar VWN
‘Een Wetjo kan niet alles weten en checken’
...maar kan er wel naar streven, vandaar al die VWN-activiteiten, zoals deze workshop Beeldredactie
Auteur: Huub Eggen
Bekende geluiden Op 20 november 1986, iets meer dan een jaar na de oprichting van de Vereniging van Wetenschapsjournalisten in Nederland (VWN), kwam New Scientist met een jubileumnummer ter gelegenheid van zijn dertigjarig bestaan. “30 years at the frontiers of science” was de titel van het nummer. Het bevatte onder meer een special “Images of science” waarin de grote ontwikkelingen in de wetenschap en de technologie sinds de oprichting van het blad in 1956 aan de hand van beelden werd langsgelopen. Het ging van ruimtevaart, deeltjesfysica, genetisch onderzoek en transgene organismen tot milieu, derde wereld, computers, kernenergie, sociale implicaties van wetenschap en technologie en onderwijs. Precies dat dus wat je van wetenschapsjournalistiek verwacht: berichten over nieuwe ontwikkelingen en maatschappelijke gevolgen van die nieuwe kennis en technologie. In een aantal features wordt geschreven over de soms lastige wisselwerking tussen onderzoek (met name medisch onderzoek) en journalistiek, over de betrouwbaarheid van stukken in de krant (die bleek uit een onderzoekje onder sprekers op de jaarlijkse BA-bijeenkomst in 1986 verrassend hoog), over het nut van science writers (om moeilijke onderwerpen toegankelijk te maken), en pleidooien om over wetenschap te schrijven zoals collega’s dat over theater en voetbal doen (beschrijf het spel, beschrijf wat de spelers doen, duid wat de bedoeling van dit alles is en schrik niet terug voor een oordeel) en kunstenaars te betrekken bij het maken van aansprekende, opvallende covers (waar New Scientist een pionierende rol in heeft gespeeld). Linksonder ziet u de cover van Natuur en Vernuft, het eerste algemene periodiek over wetenschap in Nederland, van een eeuw geleden. Daarnaast: wetenschapscommunicatie in beeld, spotprent in De Volkskrant n.a.v. vestiging Reactor Centrum Nederland in Petten.
Dertig jaar VWN
Pagina 2
Het klinkt ons allemaal vertrouwd in de oren. Wat toen gold als belangrijk en aanbevelenswaardig voor de wetenschapsjournalistiek is dat nog steeds. In de stukken in die New Scientist klinkt ook door dat veel hoofdredacties niet erg overtuigd waren van het nut van wetenschapsjournalistiek en dat koketteren met onbekendheid met wetenschap, en wetenschappers in karikaturen presenteren in mediakringen aan de orde van de dag was. Ook dat klinkt bekend. Je hoeft maar aan het NOS Journaal of Matthijs van Nieuwkerk te denken, al geeft die laatste tegelijk wetenschap wel ruim baan. Verenigingen veranderen, en logo’s veranderen mee. Hieronder een logo dat nog in 1992 gebruikt werd door de VWN...
Hieronder nog twee logo’s. De linker werd in 2006 gebruikt, de rechter tot de VWN in 2013 de statuten veranderde. Want ook namen veranderen mee: VWN staat nu voor Vereniging voor Wetenschapsjournalistiek en -communicatie Nederland. Afkortingen blijken duurzamer.
Dertig jaar VWN
Pagina 3
Geschiedenis van de wetenschapsjournalistiek in Nederland De wetenschapsjournalistiek in Nederland is veel ouder is dan de VWN, zo leert wat rondkijken in de literatuur en in mijn boekenkast. Toen Karel Knip (NRC Handelsblad) in 2002 een eredoctoraat kreeg, verscheen er een alleraardigst boekje, getiteld “Wetenschapsjournalistiek – Is de optiek van wetenschapsjournalistiek te beperkt?”. Daarin vooral veel over de journalistieke praktijk, maar ook een aardig hoofdstuk van Piet Hagen (oudjournalist en onder andere auteur van Wetenschap in het nieuws uit 1991) over de kritische functie van wetenschapsjournalistiek – en een klein historisch overzicht. Zo vermeldt hij een bericht over een Mercuriusovergang voor de zon uit de Opregte Haarlemsche Courant uit 1743. In 1757 is er in de Leeuwarder Courant een rubriek met als kopje “Wetenschappen”. Er staan berichten in over sterrenkunde, veeziekten, uitvindingen en experimenten. In 1906 stelt de Nieuwe Rotterdamsche Courant een redacteur aan die ‘exacte wetenschap, nijverheid en techniek’ in zijn takenpakket kreeg. Deze redacteur, W.H.T. van Manen, had zelfs een voorganger, ene C. Easton, die ook onder andere over wetenschap schreef. Bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant speelde het belang van wetenschap voor de handel en de nijverheid een rol in de berichtgeving. De Leeuwarder Courant zag het bewust als haar taak de nieuwste wetenschappelijke inzichten te verbreiden, zo schrijft Hagen in zijn bijdrage. Ook in de eerste helft van de 20e eeuw hebben kranten al journalisten die over wetenschap schrijven. Een eeuw geleden kwam Elsevier met een periodiek dat “Natuur en Vernuft” heette en met gebundelde edities ook in boekvorm uitkwam. In 1932 zette Elsevier dit initiatief voort in het tijdschrift “Natuur en Techniek” (nu de Nederlandse New Scientist). Op 5 november 1968 verscheen voor het eerst “Kijk”, de eerste jaren als weekblad, tegenwoordig eens per vier weken verschijnend. Van recente datum is het zeer succesvolle Quest. Ook in andere media zijn al geruime tijd wetenschapsjournalisten actief. In mijn eigen boekenkast (die vooral boeken over ruimtevaart bevat) tref ik werken aan van bijvoorbeeld Alexander Huguenot van der Linden (vanaf 1934 in de journalistiek en vanaf 1949 redacteur wetenschappen van De Telegraaf). Hij was één van een kleine reeks journalisten die in de jaren ’50 systematisch over ruimtevaart gingen schrijven. Onder hen Gerton van Wageningen, die naast zijn dagbladwerk voor het Parool in de jaren ‘60 televisieprogramma’s over sterrenkunde presenteerde, Mr. E. Franquinet (in het dagelijks leven rechter te Roermond maar daarnaast lucht- en ruimtevaartpublicist) en Sjoerd van der Werf (van de al eerder genoemde Leeuwarder Courant en later ook Dagblad De Tijd). Van deze mensen schreef Van der Werf het meest journalistiek, met interviewelementen, duiding van ontwikkelingen en vaak een licht ironische toon.
Dertig jaar VWN
Pagina 4
Oprichting VWN Een reeks van ontwikkelingen in de jaren ’60 en ’70 stimuleerden de journalistieke aandacht voor wetenschap en technologie. De verwachtingen omtrent ontwikkelingen in en toepassingen van de natuurwetenschappen na de Tweede Wereldoorlog was hoog (denk aan kernfysica, ruimtevaart, de ontrafeling van ons genetisch materiaal). Sterker nog, in 1922 voorspelde de beroemde schrijver en uitvinder Hugo Gernsback al een hele moderne samenleving...ziet u wat we al hebben (of zelfs hebben verbeterd), en waar we echt nog werk van moeten maken?
Dertig jaar VWN
Pagina 5
De Isolator die Hugo Gernsback in de jaren ‘20 ontworp zou in deze Twittertijd misschien ook wel van pas komen...of misschien een atoomfiets uit de de jaren ‘60?
De keerzijden van wetenschap (kernenergie en wapenwedloop, de race naar de maan, het zeer invloedrijke boek ‘Silent spring’ van Rachel Carson, ongewenste milieu-effecten, De Club van Rome) werden echter ook steeds duidelijker. Overheden waaronder de Nederlandse wensten meer draagvlak bij het publiek. Universiteiten ontwikkelden een nieuw vak als milieukunde, ze zetten systematische wetenschapsvoorlichting op, er kwamen opleidingen wetenschap en samenleving, studenten richtten wetenschapswinkels op, een groeiend groepje journalisten ging niet alleen over de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen op zich schrijven, maar ook over de maatschappelijke repercussies. Het eerste kabinet Den Uyl (1973) benoemde een minister voor wetenschapsbeleid (Boy Trip) die onafhankelijke voorlichting over wetenschap bevorderde. Het ongeluk met de kerncentrale van Three Mile Island in 1977 in de Verenigde Staten versnelde dit proces nog eens. En zo begon de wetenschapsjournalistiek in Nederland te groeien. In de eerste helft van de jaren ’80 kwamen de wetenschapspagina’s en – bijlagen bij kranten op, er kwamen meer wetenschapsjournalisten en een toenemend aantal van hen werkte freelance. Zij voelden weinig voor een lidmaatschap van de journalistenvakbond NVJ waar onder leiding van Casper Schuuring (Brabants Dagblad), Hans Friedeman (Volkskrant), Rob Foppema (Trouw) en anderen een sectie wetenschapsjournalisten was ontstaan.
Dertig jaar VWN
Pagina 6
Om ook het groeiende contingent freelancers een podium te bieden ontstond het idee van een onafhankelijke vereniging, voor wetenschapsjournalisten (A-leden) en wetenschapsvoorlichters (B-leden), in navolging van de NVJ waar ook een sectie voorlichters bestond. Omdat de vereniging specifiek voor wetenschapsjournalisten bedoeld was, werd de wetenschapsvoorlichters voor hun B-status stemrecht in de vereniging onthouden, maar verder waren ze bij alle bijeenkomsten en activiteiten welkom. In september 1985 stapten Broer Scholtens (als voorzitter) en Huub Eggen (als secretaris) naar de notaris, waar de vereniging werd opgericht. Ria Hooghiemstra was de eerste penningmeester. De vereniging bood haar leden een platform waar men elkaar kon treffen, van elkaars ervaringen kon profiteren en via georganiseerde bijeenkomsten (en later ook excursies) de eigen deskundigheid kon opvijzelen. Een van de eerste spraakmakende bijeenkomsten vond plaats bij de NOS in Hilversum en ging over de berichtgeving over de kernramp van Tsjernobyl, met als belangrijkste spreker Cees Andriessen van de KEMA. Deze kernfysicus had zich zeer kritisch uitgelaten over de rol van de KEMA en de overheid rond de effecten van de ramp in Nederland en was daarmee binnen de KEMA persona non grata geworden. Korte tijd later zou hij dan ook de KEMA verlaten en zijn KEMAleerstoel bij de Rijksuniversiteit Utrecht moeten opgeven. De VWN maakte een voorspoedige start, beleefde ups en downs en groeide uit tot de bloeiende club die hij nu is.
Dertig jaar VWN
Pagina 7
Stand van zaken
Drie voorbeelden van journalistieke producties over wetenschap. Van links naar rechts: jaarboek 1986 in samenwerking met de Volkskrant, een initiatief van de KNAW met bijdragen van onderzoekers en wetenschapsjournalisten, en een productie van NWO uit 2014 waarbij alle bijdragen geschreven zijn door journalisten van Quest. Een van de grote verschillen tussen wetenschapsjournalistiek toen en nu is de achtergrond van de wetenschapsjournalist. De meesten zijn nu academisch geschoold en hebben op academisch niveau inhoudelijk kennis van zaken op in ieder geval een aantal terreinen. Dat maakt ze gelijkwaardiger gesprekspartners met onderzoekers. Anderzijds heeft Laur Crouzen (ooit wetenschapsjournalist bij De Limburger) in zijn tijd laten zien dat je een voortreffelijke journalist kunt zijn als je maar goed nadenkt, goed luistert en goed vraagt. Hij was wel academisch opgeleid (als jurist) maar schreef voortreffelijke stukken over welk onderwerp dan ook. Het goede journalistieke handwerk is dan ook de brug met vroeger. Een tweede verschil is dat wetenschapsjournalistiek veel meer is ingeburgerd, hoewel nog niet genoeg. In “Luizen in de pels, 100 jaar journalistiek in Nederland” uit 1984 komt in de dertig bijdragen in het boek wetenschap niet voor (over het spanningsveld tussen voorlichter en journalist gaat één bijdrage). Het is een leuk gedachte-experiment wat er aan wetenschapsjournalistiek in zo’n boek zou verschijnen als het nu zou worden gemaakt (fraude in de wetenschap?).
Dertig jaar VWN
Pagina 8
Het derde grote verschil is uiteraard het medialandschap dat de afgelopen twintig jaar zo drastisch is veranderd. Toen de VWN in 1995 tien jaar bestond werd dat gevierd met een prijsvraag ‘schrijf het verhaal dat je had willen schrijven, maar dat niet mocht’. De vijf winnende inzendingen (van drie winnaars!) zijn opgenomen in het boekje “Uit het hart geschreven”. Jos van den Broek schrijft over airmiles en de verwarring rond de definitie van ‘mile’, en over zijn wetenschapsvriend en reproductiebioloog Irv (de intussen overleden Irving Rothschild). Liesbeth Koenen heeft twee stukken over taal (De elegantie van het grammaticalandschap en Het nationale woordenexperiment - over woordspelletjes als cryptogrammen en Lingo). Bas den Hond tenslotte schrijft onder het kopje Lees dit! over onderzoek naar gebiedende wijs in taal. Waarom die stukken inderdaad niet geschreven hadden mogen worden, weet ik niet, maar als ik de bijdragen nu lees, denk ik meteen aan blogs. Geen stukken voor in de krant, geen urgentie, wel leuk om te lezen. Vroeger had je ze niet kwijt gekund, nu dus wel. In dit geval dus een voordeel, zo’n nieuw medium, maar de omwentelingen in de media hebben het leven van de journalist er wel een stuk ingewikkelder op gemaakt en daarmee ook de professie en het verdienmodel van de wetenschapsjournalist. Veel wetenschapsjournalisten zijn kleine ondernemers geworden, met een wijd scala aan meer of minder journalistieke activiteiten en een verandering van de VWN als gevolg. Waar wetenschapsvoorlichters altijd al wel een plaatsje in de vereniging hadden, maar de journalistiek het primaat van de vereniging was, staat wetenschapscommunicatie nu mee in de nieuwe naam van de vereniging. De oude scheidslijn tussen journalistiek en communicatie bestaat natuurlijk nog altijd maar is voor veel individuen een vereniging van werelden geworden. Een vernieuwing die zich nog moet uitkristalliseren is het gebruik van nieuwe technologieën. Datajournalistiek en data mining, het gebruik van drones en sensoren om aan informatie te komen (zie bijvoorbeeld http://www. denieuwereporter.nl/2015/10/masterclass-ben-kreimer-drones-and-sensorjournalism/), en het gebruik van sociale media voor het verwerven van bronnen en ontsluiten van informatie.
Dertig jaar VWN
Pagina 9
Invloed Heeft de wetenschapsjournalistiek ook invloed? Bepaalt de wetenschapsjournalistiek (soms) het debat in media of mogelijk zelfs in de samenleving? Zelden. Het meest opvallende voorbeeld van de laatste jaren dateert al weer uit 2005. Toen merkte een oplettend VWN-lid in het wekelijkse blog van toenmalig minister van OCW Maria van der Hoeven een opvallende uitspraak op over het belang dat de minister hechtte aan de rol die het concept van “intelligent design” in het onderwijs zou kunnen spelen bij het overbruggen van de kloof met orthodox gelovige leerlingen. Hij zette een citaat op de discussielijst van de VWN. Het leidde tot een storm, eerst onder de VWN-leden zelf, daarna ook in de media en tenslotte tot vragen in de Tweede Kamer. Van der Hoeven riep vervolgens op tot een debat in de wetenschap over evolutie en scheppingsleer. Zij werd uiteindelijk door de Tweede Kamer tot de orde geroepen. De overheid behoort zich niet met de inhoud van wetenschap en onderwijs te bemoeien. “Scheppingsdebat verboden voor Maria” kopte de Volkskrant op 1 juli 2005. Een belangrijke bijdrage aan het maatschappelijk debat is de wetenschapsjournalistiek wel gaan leveren door berichtgeving over fraude en dubieus gedrag in de wetenschap. Frank van Kolfschooten begon daar als eerste mee, met zijn boek “Valse vooruitgang” uit 1993. De wetenschapsjournalistiek heeft niet echt zelf schandalen aan het licht gebracht, maar wel mede gezorgd voor een ruime discussie in de media. De tijd was er kennelijk ook rijp voor, gezien bijvoorbeeld het succes van de actiegroep Science in Transition.
Dertig jaar VWN
Pagina 10
Verankering Hoewel er nu bloeiende populair-wetenschappelijke bladen bestaan, een aantal kranten en tijdschriften wetenschapsrubrieken hebben en wetenschapsjournalisten in dienst, wetenschappers en wetenschapsjournalisten in talkshows op tv verschijnen, er radio- en televisieprogramma’s over wetenschap zijn en veel wetenschapsjournalisten blogs en boeken schrijven, wringt het toch ook in de media tussen algemene journalistieke opvattingen en het vak wetenschapsjournalistiek. Hét nieuwsprogramma op tv – het NOSJournaal – heeft geen wetenschapsjournalist in dienst omdat de hoofdredactie dat niet nodig vindt. Periodieke inhoudelijke blunders zijn het gevolg. Hoofdredacteur Philippe Remarque van de Volkskrant kreeg het dit jaar op twitter aan de stok met wetenschapsjournaliste Asha ten Broeke die op 11 september in zijn krant in een column had gepleit voor “betere meningen” (opinies die meer moeten zijn dan persoonlijke opvattingen of – erger – staaltjes misinformatie als het gaat om onderwerpen waar wetenschappelijk onderzoek over bestaat). De psycholoog die zij in haar column aansprak reageerde vier dagen later opmerkelijk: “[…] psychologie en andere sociale wetenschappen geven ons geen onweerlegbare feiten […] maar argumenten in een maatschappelijk debat. Afhankelijk van hun overtuigingskracht zullen sociale wetenschappers in meer of mindere mate bepalen wat in een bepaalde cultuur, in een bepaalde tijd een gangbare opvatting is.” Voor Remarque bleek de vrijheid van meningsuiting, dus ieder mag verkondigen wat hij wil, ook in zijn krant, heilig al meldde hij later op twitter wel dat Asha en hij het na een goed gesprek bijna met elkaar eens waren. In diezelfde Volkskrant (ik volg die krant het beste, dus daarom komen mijn voorbeelden ook daarvandaan) verscheen op 21 september een artikel over onderzoek naar genderbias in het honoreringsbeleid van NWO (toegespitst op de procedure voor Veni-beurzen). De conclusie was dat NWO vrouwen discrimineert. Nog dezelfde dag begon op twitter en blogs een verhitte, met analyses onderbouwde discussie onder statistici over de gebruikte statistiek in het onderzoek. De conclusie, kort verwoord in een ingezonden brief van Daniël Lakens (TU Eindhoven) en Rolf Hut (TU Delft) op 22 september in de Volkskrant, was dat de gebruikte statistische methode de conclusie niet rechtvaardigde. In de discussie op twitter verzuchtte wetenschapsredacteur Maarten Keulemans op een gegeven moment “een wetjo kan ook niet alles checken/weten”. Interessant in dit verband is onderzoek waarop op 2 juni 2005 in Groningen natuurkundige en filosoof Jan-Willem Romeijn promoveerde: wat is de waarde van statistisch redeneren?
Dertig jaar VWN
Pagina 11
Uit het persbericht dat de Rijksuniversiteit Groningen toen uitgaf: “Veel onderzoeksresultaten worden met behulp van statistiek verkregen. Vaak worden deze resultaten rechtstreeks overgenomen in de krant. Zelden vraagt de journalist zich eerst af welke uitgangspunten in het onderzoek gehanteerd zijn. De vraag is hoe je op basis van een beperkt aantal waarnemingen uitspraken kunt doen over een groter geheel. Daarbij schiet de statistiek te hulp, maar die rol wordt nogal eens overschat.” Een uitweg hieruit ligt primair bij de wetenschap. Onderzoekers moeten zelf helderder zijn in hun communicatie en beter zichtbaar maken hoe hun onderzoek precies verlopen is. Wetenschapsjournalisten zullen hierbij steviger en kritischer dan nu onderzoeksresultaten moeten benaderen, hoe lastig dat soms ook zal zijn. De columns van Hans van Maanen (http://www.vanmaanen.org/hans/ columns/) die hij tussen 2003 en 2013 in allerlei media schreef lieten zien hoe vaak wetenschappelijke claims (vooral uit gedragswetenschappelijk en medisch onderzoek) door gebrekkige statistiek onterecht waren. De workshops statistiek die hij nog steeds geeft zijn dan ook eigenlijk een must voor elke wetenschapsjournalist. De wetenschapsjournalistiek is nog te vaak ‘cheerleader’ voor de wetenschap en te weinig ‘waakhond’. Weerwoord of commentaar halen bij niet-betrokken andere wetenschappers is een goed begin maar nog niet alles. Laten zien hoe wetenschap werkt levert zelden spetterende verhalen en nieuws op en journalisten hebben daarom de neiging deze verhalen daarom niet te vertellen. Rapporteren over fraude of twijfelachtig gedrag in de wetenschap is belangrijk, maar het zelf kritisch doorlichten van onderzoek vergt meer en dat ligt soms, zoals Keulemans al verzuchtte, buiten het vermogen van de wetenschapsjournalist. Kunnen onafhankelijke onderzoekers dan zelf, met hun blogs, de rol van waakhond misschien beter vervullen dan journalisten, zoals wetenschapsvoorlichter Roy Meijer uit Delft wat provocerend opperde? Alleen als de wetenschapsjournalist meer kan leveren dan “levendig en toegankelijk schrijven over wetenschap”zoals Philippe Remarque in zijn krant van 12 september schreef, kan hij een factor van betekenis op elke redactie worden. Remarque noemde overigens wel het interne Van Calmthout-protocol (niet-betrokken experts raadplegen om te voorkomen dat je in de valkuil van schreeuwerig aangekondigde doorbraken trapt), maar dat hoort voor een wetenschapsjournalist vanzelfsprekend te zijn. Het zou mooi zijn als wetenschapsredacteuren kunnen voorkomen dat collega’s op andere redacties in die valkuilen trappen. Dat vereist dus redactioneel gezag bij je krant. Ofwel verankering. Dan Fagin, journalist en docent bij de New York University, pleitte daar tijdens de Nazomerborrel van het Rathenau Instituut in Den Haag op 3 september van dit jaar krachtig voor. Zonder die verankering heeft de wetenschapsjournalistiek geen toekomst, stelde hij. Dat is net als dertig jaar geleden essentieel voor de toekomst van het vak.
Dertig jaar VWN
Pagina 12