VLIF-REGLEMENTERING IN VLAANDEREN
ALLES WETEN.
www.landbouwkrediet.be
VLIF-REGLEMENTERING IN VLAANDEREN
ALLES WETEN.
VOORWOORD
De land- en tuinbouwsector staat voor grote uitdagingen. Onzekere marktsituaties, verstrengde milieumaatregelen en bijkomende eisen op het gebied van dierenwelzijn vragen grote inspanningen van de sector. Landbouwkrediet blijft een zeer belangrijke speler op deze markt en wenst daarom de bevoorrechte en loyale partner te zijn van de land- en tuinbouwers in de uitbouw van een rendabel, duurzaam en toekomstgericht bedrijf.
Rekening houdend met de zeer belangrijke investeringen vinden we het vanzelfsprekend dat we onze cliënten snel en correct informeren over alles wat een invloed kan hebben op het financieel beheer van hun bedrijf. Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) is ongetwijfeld een van de hoofdrolspelers in dat financieel beheer, en heeft op basis van de prioriteiten in het landbouwbeleid een reglementering uitgewerkt waar de sector kan op inspelen bij het plannen van investeringen.
Om u wegwijs te maken in deze reglementering heeft Landbouwkrediet deze brochure samengesteld. We hebben er naar gestreefd om deze vrij ingewikkelde en uitgebreide materie zo duidelijk mogelijk voor te stellen.
Voor bijkomende uitleg of specifiek advies kunt u natuurlijk altijd terecht bij de agenten van Landbouwkrediet, die met hun landbouwervaring de aangewezen gesprekspartners zijn. Net als u zijn ze zelfstandigen die weten wat dienstverlening en beschikbaarheid betekenen.
Wij wensen u veel succes met de investeringen, en een verrijkende lectuur.
Luc Versele CEO Landbouwkrediet
1
INHOUD
1 2
INLEIDING
5
VOORWAARDEN
6
2.1
Voorwaarden van de aanvrager
2.2
Voorwaarden voor de bedrijfsleider, de zaakvoerders, de bestuurder of de afgevaardigde
6
bestuurder met de kwalificatie “landbouwer” 2.3
3 4
5
6
Opleidingsvoorwaarden van de bedrijfsleider, de zaakvoerders, de bestuurder of de afgevaardigde bestuurder met de kwalificatie “landbouwer”
7
2.4
Voorwaarden van het land- of tuinbouwbedrijf
7
2.5
Voorwaarden van de VLIF-aanvraag
8
STEUN VOOR INVESTERINGEN
9
STEUN BIJ OVERNAME
15
4.1
Overname in het kader van een eerste installatie
15
4.2
Steunstelsels bij overname
15
4.3
Max. betoelaagbare bedragen per dier en per diersoort in EUR
16
4.4
Overname van een bedrijf door de aankoop van de aandelen van een vennootschap
18
BIJZONDERE VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN VOOR DE VLIFTUSSENKOMST MET BETREKKING OP DE INVESTERINGEN BEPAALD IN DE VERSCHILLENDE STEUNGROEPEN
19
5.1
De melkveesector
19
5.2
De rundveesector
21
5.3
De vleeskalversector
21
5.4
De varkenssector
21
5.5
De pluimveesector
21
5.6
Bijkomende mestopslag
21
5.7
Ammoniakemissiearme stallen
21
5.8
De paardensector
22
5.9
Maal- en menginstallaties
22
5.10 Installaties voor compostering op het bedrijf
22
5.11 Fruitplantages
22
5.12 Geavanceerde spuittoestellen
22
5.13 Afbraak oude serres
22
5.14 Duurzaam plantmateriaal
22
5.15 Cultuurhistorische hoeven
22
5.16 Aankoop bedrijfszetel
22
5.17 Commercialisatie van hoeveproducten
23
5.18 Hoevetoerisme
23
5.19 Productie van hernieuwbare energie op het landbouwbedrijf
23
2
INHOUD
6 7
INVESTERINGEN UITGESLOTEN VAN STEUN
24
ANDERE STEUNSTELSELS
25
7.1 Steun ter compensatie van geleden schade
25
7.2 Steun voor sociale instellingen en consumentencoöperaties
25
7.3 VLIF-tussenkomst voor landbouwcoöperaties met betrekking tot de afzet, verwerking van land- en tuinbouwproducten en dienstverlening in de land- en tuinbouwsector
8
9
10
DE AANVRAAGPROCEDURE VOOR VLIF-TUSSENKOMST
25 26
8.1 De VLIF-aanvraag 1ste luik (bijlage 2 bij O.B.48) zie punt 10.2
26
8.2 De VLIF-aanvraag 2de luik (bijlage 1 bij O.B.48) zie punt 10.3
26
8.3 Afhandelingprocedure van het VLIF-dossier
26
NUTTIGE ADRESSEN
27
9.1 Groep Landbouwkrediet
27
9.2 Hoofddienst structuur en Investeringen (VLIF)
27
9.3 Provinciale dienstverlening Structuur en Investeringen
28
BIJLAGEN
29
10.1 Maximum subsidiabele bedragen voor bedrijfsgebouwen en bedrijfsbekleding
29
10.2 Bijlage 2 bij omzendbrief 48
30
10.3 Bijlage 3 bij omzendbrief 48
32
10.4 Bijlage 1 bij O.B.48
33
3
4
1
INLEIDING
Het Vlaams Landbouw Investeringsfonds werd bij decreet van 22 december 1993 opgericht met het doel om enerzijds steun te verlenen in de gemaakte kosten voor de overname van een land- of tuinbouwbedrijf of het uitvoeren van investeringen op land- of tuinbouwbedrijven. Anderzijds staat het VLIF waarborg voor bedrijven die over onvoldoende eigen borgen beschikken. In deze brochure stellen wij u de laatste reglementering betreffende de steunverlening van het VLIF voor zoals beschreven in het Ministerieel besluit van 17/10/08 betreffende de wijziging van het besluit van 24/11/2000. Deze brochure zal u wegwijs maken in de regelgeving zoals deze werd bepaald door de Omzendbrief nr.48 van 12/12/08 en Omzendbrief nr.50 van 07/04/2009, die de wijzigingen weergeeft tegenover Omzendbrief 42, 42a en 43.
Het VLIF verleent steun: • aan investeringen; • voor een eerste installatie in de land- of tuinbouw; • voor compensatie van geleden schade; • aan coöperaties; • aan samenwerkingsverbanden, onder de vorm van een startpremie; • onder de vorm van waarborg; • aan bedrijven met suikerbieten, in het kader van de reconversie van het suikerbietenquotum (tijdelijke maatregel tot 31/12/2010).
5
2
VOORWAARDEN - ze is erkend als sociale werkplaats met toepassing van artikel 7 van het decreet van 14 juli 1998 betreffende sociale werkplaatsen; - de statuten hebben de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de geteelde en gekweekte producten tot doel; - de bestuurders worden onder de leden gekozen; - ten minste één van de bestuurders, de bestuurderlandbouwer, wordt belast met de bedrijfseconomische opvolging van het bedrijf; - de statuten bepalen dat de vereniging opgericht is voor onbepaalde duur of voor ten minste 20 jaar.
2.1 VOORWAARDEN VAN DE AANVRAGER Het VLIF verleent steun aan “landbouwers”. De “landbouwer” is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die een bedrijf uitbaat die volgende voorwaarden kan realiseren: • minimum 50% van de arbeidstijd van de bedrijfsleiders, zaakvoerders, bestuurders, afgevaardigd bestuurders op het land- of tuinbouwbedrijf kan realiseren; • minimum 35% van hun totale beroepsinkomen uit dit land – of tuinbouwbedrijf halen.
• Een consumentencoöperatie die aan alle volgende voorwaarden voldoet; - de statuten hebben de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de geteelde en gekweekte producten tot doel; - de bestuurders worden onder de vennoten gekozen; - de statuten bepalen dat de vennootschap opgericht is voor onbepaalde duur of voor ten minste 20 jaar; - ten minste één van de bestuurders, de bestuurderlandbouwer, besteedt minstens 50% van zijn totale arbeidstijd aan de coöperatie, en haalt ten minste 35% van zijn totale inkomen uit het bedrijf.
Indien de aanvrager een rechtspersoon is moet aan bijkomende voorwaarden voldaan zijn. Het betreft ofwel: • Een handelsvennootschap, die aan alle volgende voorwaarden voldoet: - de statuten bepalen dat de vennootschap de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf, en de verhandeling van de geteelde en gekweekte producten tot doel heeft; - de vennootschap is opgericht voor ten minste 20 jaar of voor onbepaalde duur; - de aandelen van de vennootschap zijn op naam; - de zaakvoerders, bestuurders en afgevaardigd bestuurders worden onder de vennoten gekozen; - vennootschappen die naast de landbouwactiviteit nog andere activiteiten uitvoeren moeten aan volgende bijkomende voorwaarden voldoen: - op basis van de laatste resultatenrekening moet de omzet uit landbouwactiviteit groter zijn dan deze uit de niet-landbouwactiviteit; - indien de omzet het belang van de activiteiten niet weerspiegelt dient de brutomarge van de landbouwactiviteit groter te zijn dan de deze uit de nietlandbouwactiviteit; - dit geldt ook wanneer de “andere activiteiten” onder de noemer verbreding geplaatst kunnen worden. (hoevetoerisme, verwerking eigen geteelde producten, zorgboerderijen, educatie, productie van hernieuwbare energie en landschapsbeheer.)
2.2 VOORWAARDEN VOOR DE BEDRIJFSLEIDER, DE ZAAKVOERDERS, DE BESTUURDER OF DE AFGEVAARDIGDE BESTUURDER MET DE KWALIFICATIE “LANDBOUWER” • Bekend zijn bij het bestuur der Directe Belastingen met beroepsinkomsten als landbouwer. • Aangesloten zijn bij de sociale kas der zelfstandigen als landbouwer in hoofdberoep. Concreet betekent dit dat de betaalde bijdragen berekend moeten worden op het beroepsinkomen uit landbouwactiviteit en niet als het toegekend winstaandeel als meewerkend echtgenoot. Het maxi-statuut als meewerkend echtgenoot is geen statuut dat voldoende is om als landbouwer beschouwd te worden. • Niet meer dan een halftijdse betrekking hebben als loontrekkende of een tijdsbesteding als zelfstandige van meer dan 50% buiten de landbouwactiviteit. • Ten minste 35% van de totale beroepsinkomsten uit landbouwactiviteit halen. Als landbouwinkomen tellen de opbrengsten uit het bedrijf en de bezoldigingen als zaakvoerder, bestuurder of afgevaardigd bestuurder en de winstdeelneming uit de vennootschap. Inkomsten uit verhuur aan de vennootschap en intresten op rekening courant worden niet als landbouwinkomsten beschouwd.
• Een landbouwvennootschap; • Een vereniging zonder winstoogmerk met maatschappelijke en/ of sociale doelstellingen die een land- of tuinbouwactiviteit uitoefent die aan alle volgende voorwaarden voldoet:
6
• Een minimale arbeid verrichten van 0,5 V.A.K. (1 Volwaardige Arbeidskracht is gelijk aan een gepresteerde arbeid van 1.800 uur). • Beroepsbekwaam zijn. • De landbouwers, zaakvoerders of bestuurder moeten in België gedomicilieerd zijn.
2.4 VOORWAARDEN VAN HET LAND- OF TUINBOUWBEDRIJF Het bedrijf van de aanvrager moet aan volgende eisen voldoen: • Economisch levensvatbaar zijn: - dit wordt aangetoond door de berekening van het reële arbeidsinkomen aan de hand van de begroting van het bedrijf. Het A.I. moet groter zijn dan het vergelijkbaar arbeidsinkomen (V.A.I.). Het V.A.I. is het gemiddelde bruto-inkomen van alle loontrekkenden. Bij opmaak van deze brochure bedraagt het V.A.I. 25.700,00 EUR.
2.3 OPLEIDINGSVOORWAARDEN VAN DE BEDRIJFSLEIDER, DE ZAAKVOERDERS, DE BESTUURDER OF DE AFGEVAARDIGDE BESTUURDER MET DE KWALIFICATIE “LANDBOUWER”
• Het bedrijf moet een arbeidsbehoefte teweegbrengen van minimum 900 UUR (0,5 V.A.K.): - er moet met andere woorden minimaal een A.I. van 12.850,00 EUR gehaald worden; - indien een gedeelte van het landbouwinkomen uit diversificatie (zoals hoevetoerisme, zorgboerderijen, productie hernieuwbare brandstoffen, commercialisatie van hoeveproducten) komt, dan moet ten minste 50% van het totale A.I. uit productie van land- of tuinbouwproducten komen. Bijgevolg moet altijd een kwart van het referentie-inkomen uit effectieve productie komen.
• Bij eerste vestiging, bedrijfscreatie of creatie van een tweede bedrijf moet aan één van de volgende voorwaarden voldaan zijn: - een diploma of getuigschrift van een basisopleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant van minimaal hoger secundair onderwijs; - een installatieattest met minimum 2 jaar ervaring met land of tuinbouwproductie; - een diploma van een basisopleiding, aangevuld met een zekere ervaring die door de Minister van Landbouwbeleid gelijkgesteld wordt met één van de bovenstaande opleidingen. Er dient hiertoe een gemotiveerde schriftelijke vraag gericht worden aan de Minister. • Bij investeringen door gevestigde land- of tuinbouwers die bovenvermelde opleiding niet hebben kan hun beroepsbekwaamheid als volgt aangetoond worden: - een diploma van minimaal hoger secundair onderwijs, anders dan land- of tuinbouw met 2 jaar ervaring in land- of tuinbouwproductie. Als “ervaring” wordt hier concreet geëist dat de aanvrager ten minste 2 jaar sociale bijdragen betaalt als landbouwer en het bedrijf reeds uitbaat. - een diploma van een basisopleiding, aangevuld met een zekere ervaring die door de Minister van Landbouw gelijkgesteld wordt met één van de bovenstaande opleidingen. Er dient hiertoe een gemotiveerde schriftelijke vraag gericht te worden aan de Vlaamse Minister bevoegd voor landbouwbeleid; - ten minste 3 jaar ervaring in land- of tuinbouwproductie met een naschoolse landbouwopleiding van ten minste 100 uren; - 10 jaar ervaring met landbouwproductie.
• Er moet een bedrijfseconomische boekhouding bijgehouden worden: - voor de volledige steunperiode, en ten minste 5 jaar in geval van enkel kapitaalspremie; - de bedrijfseconomische boekhouding is verplicht doch met uitzondering voor bedrijven waar het totale steunbedrag kleiner is dan 1.250 EUR. In deze gevallen kan een vereenvoudigde boekhouding met lasten en opbrengsten voldoende zijn. Indien het steunvolume groter wordt dan 1.250 EUR door bijkomende dossiers, moet onmiddellijk gestart worden met het bijhouden van bedrijfseconomische boekhouding; - de bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door de fiscale boekhouding indien het bedrijf zich zodanig gespecialiseerd heeft dat alle kosten en opbrengsten aan die welbepaalde bedrijfstak toegewezen kunnen worden. Deze afwijking dient schriftelijk aan het Agentschap voor Landbouw en Visserij, afdeling Structuur en Investeringen aangevraagd te worden. • Milieutechnisch in orde zijn: - de nodige vergunningen voor de bouwwerken en het uitbaten van hoeveslagerijen, hoevetoerisme,… ; - de milieuvergunning moet altijd gerespecteerd worden; - de nodige sanitaire attesten; - voldoende nutriëntenemissierechten binnen hebben
Volgende ervaring telt niet als nuttige ervaring om de beroepsbekwaamheid aan te tonen: - ervaring opgedaan voor de aanvrager 16 jaar werd; - ervaring als hobbylandbouwer; - ervaring als gelegenheidsarbeidskracht.
7
de 2 jaar na de indiening van het VLIF-dossier dat leidt tot de uitbreiding.
2.5 VOORWAARDEN VAN DE VLIF-AANVRAAG
• Ligging van de bedrijfszetel: - bij onroerende investeringen en aankoop van een bedrijf wordt de tussenkomst gevraagd in het Gewest waar de gebouwen zich bevinden, ook wanneer de hoofdzetel zich in het ander Gewest bevindt; - bij investeringen die roerend van aard zijn, wordt het Gewest waartoe de hoofdzetel behoort als steunverlener aangeduid; - de hoofdzetel van de exploitatie moet steeds in België gelegen zijn.
Een aanvraag bij het Vlaams Landbouw Investeringsfonds moet aan volgende voorwaarden voldoen op het gebied van: • Minimum betoelaagbaar investeringsbedrag: - het minimum investeringbedrag is 15.000,00 EUR excl. BTW ongeacht de financieringswijze. Het moet in beide gevallen gaan over betoelaagbare investeringen die vermeld staan op de VLIF-aanvraag. • Andere steun: - er mag voor dezelfde investering geen andere tussenkomst dan deze van het VLIF gevraagd zijn; - de opbrengst van groene stroomcertificaten wordt niet als steun beschouwd en kan dus gecombineerd worden met een VLIF-dossier.
8
3
STEUN VOOR INVESTERINGEN
Er kan een tussenkomst verleend worden voor bepaalde investeringen op het land- of tuinbouwbedrijf. Naargelang de aard van de investering zal deze opgenomen zijn in een van de vier groepen met investeringen waarop het VLIF tussenkomst verleent. Het steunpercentage wordt aan de hand van deze groepen bepaald: - groep 1: 40% steun voor investeringen specifiek aan de biologische landbouw (bijlage 1); - groep 2: 30% steun voor investeringen gericht op de reconversie van het land- of tuinbouwbedrijf, investeringen die kaderen in de landbouw met verbrede doelstellingen en duurzame landbouw (bijlage 2); - groep 3: 20% steun voor investeringen gericht op structuurverbeteringen op het bedrijf, onroerend van aard (bijlage 3); - groep 4: 10% steun voor investeringen gericht op andere structuurverbeteringen, in hoofdzaak roerend van aard (bijlage 4).
de groep, een rentesubsidie gegeven. Deze is maximum 4% of 3% groot en loopt voor een duurtijd van maximum 15 jaar voor onroerende investeringen en 7 of 5 jaar voor investeringen roerend van aard naargelang de groep en de duurtijd van het krediet.
De steun wordt in principe gegeven als een kapitaalspremie met uitzondering voor het gedeelte van de investering waarvoor er een krediet genomen wordt. Voor het met krediet gefinancierde gedeelte wordt eerst, volgens
Er worden na volledige afwerking voor 132.000,00 EUR facturen voorgelegd, het betreft een investering die subsidiabel is in groep 3, 20% totale tussenkomst. De aflossingstabel met de betoelaging ziet er als volgt uit:
Voorbeeld 1: Er wordt op een leefbaar landbouwbedrijf een bewaar- en machineloods gebouwd voor een bedrag van 132.000 EUR. De landbouwer neemt een krediet met volgende modaliteiten: Kredietbedrag:
125.000,00 EUR
Looptijd:
15 jaar
waarvan vrijstelling kapitaal
0 jaar
Rente:
5,75%
Aflossing krediet: aflossing VLIF
geactualiseerde* rentetussenk.
3.750
8.333
3.572
11.771
116.667
116.667
3.500
8.333
3.175
11.542
108.333
108.333
3.250
8.333
2.808
11.313
100.000
100.000
3.000
8.333
2.469
11.083
91.667
91.667
8.333
2.156
10.854
83.333
83.333
8.333
1.867
10.625
75.000
75.000
2.250
8.333
1.600
10.396
66.667
66.667
3.833
2.000
8.333
1.355
10.167
58.333
58.333
3.354
1.750
8.333
1.129
9.938
50.000
50.000
1.500
8.333
922
9.708
41.667
41.667
1.250
8.333
732
9.479
33.333
33.333
1.917
1.000
8.333
557
9.250
25.000
25.000
1.438
750
8.333
398
9.021
16.667
16.667
958
500
8.333
253
8.792
8.333
8.333
479
250
8.333
120
8.563
0
0
57.500
30.000
125.000
23.113
152.500
Tussenkomst o.v.v. kapitaalspremie in aantal keren:
1.887,16
= 2 keer
vervaldag
aflossing kapitaal
aflossing intrest
werkelijke rentetussenk.
1
8.333
7.188
2
8.333
6.708
3
8.333
6.229
4
8.333
5.750
5
8.333
5.271
2.750
6
8.333
4.792
2.500
7
8.333
4.313
8
8.333
9
8.333
10
8.333
2.875
11
8.333
2.396
12
8.333
13
8.333
14
8.333
15
8.333
125.000
9
netto te betalen
saldo krediet na aflossing
943,58
saldo VLIF na aflossing
De toegepaste actualisatierentevoet bedraagt: 4,99%1 (percentage op 01/01/2009 en is van toepassing voor volledig 2009). Deze actualisatie van de werkelijke rentesubsidie is nodig om een gelijkschakeling te krijgen van de tussenkomsten op investeringen volledig met eigen middelen en de tussenkomsten op investeringen geheel of gedeeltelijk met krediet. In het eerste geval krijgt de begunstigde de totale tussenkomst in 2 jaarlijkse schijven2 volgend op de beslissing, terwijl in het tweede geval de betrokkene de rentesubsidie pas ontvangt naarmate het krediet verstrijkt. Daarom wordt, bij de berekening van de kapitaalspremie, de werkelijke ontvangen rentesubsidie 1 2
niet ten volle gerekend. In dit voorbeeld bedraagt de totale tussenkomst over een periode van 15 jaar dus 30.000,00 EUR rentesubsidie vermeerderd met 1.887,16 EUR kapitaalspremie. Dit is samen 31.887,16 of 24,16% van de aanvaarde investering. Op de volgende pagina’s (bijlage 1-4) vindt u een overzicht van de investeringen en de subsidiegroep waarin de investering zich bevindt.
Actualistierentevoet: http://ec.europa.eu/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html Een kapitaalspremie kleiner dan 1.000,00 EUR wordt in één schijf uitbetaald.
10
Bijlage 1 Aard van de investeringen groep 1: investeringen die specifiek zijn voor de biologische landbouw
Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden • bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen en de omheining van uitlopen die voldoen aan de normen voor biologische veehouderij vermeld in de lastenboeken voor de dierlijke biologische productie, op voorwaarde dat de aanvrager de biologische productiemethode toepast (bewijs voorleggen); • aanleg van hoogstamboomgaarden in de bioteelt; • andere gelijksoortige investeringen die specifiek zijn voor de biologische landbouw.
Bijlage 2 Aard van de investeringen
Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden
groep 2: investeringen gericht op de reconversie van het landbouwbedrijf en landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw
• installatie voor waterzuivering op bedrijfsniveau, met inbegrip van de installaties voor waterzuivering in het kader van hergebruik van overtollig regen- en beregeningswater; • uitrusting voor het reinigen van de rookgassen van stookinstallaties met cyclonen, doekenfilters of rookgaswassing; • installatie van een eerste energiescherm in een bestaande serre en in een nieuwbouwserre; • stal verluchtingssysteem met een filter ter bestrijding van de geur- en stofhinder (biofilter, biobed, stoffilters, luchtwassers); • installatie van een warmtebuffer en een rookgascondensor; • installatie van een warmtepomp in combinatie met koude-warmteopslag als onderdeel van de inrichting van een gesloten kas; • installatie van een energiebesparende kasomhulling (dubbel glas, gecoat glas, kunststof kanaalplaten); • nieuwe verwarmingsinstallaties of omschakeling van bestaande verwarmingsinstallaties naar gas of hernieuwbare brandstoffen, inclusief installaties voor warmtekrachtkoppeling; • bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor de aanmaak van zuivelproducten (met melk van het eigen bedrijf) en het bewaren van die producten, evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor die activiteit; • bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het versnijden, bereiden en verkoopsklaar maken van vlees (geproduceerd op het eigen bedrijf) en het bewaren van die producten, evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor die activiteit; • bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het artisanaal verwerken en verkoopsklaar maken van land- en tuinbouwproducten (andere producten dan melk en vlees, die geproduceerd zijn op het eigen bedrijf) en het bewaren van die producten, evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor die activiteit; • bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die bestemd zijn voor de rechtstreekse verkoop van de eigen productie (al dan niet in verwerkte vorm) aan de consument of in een buurtwinkel, met inbegrip van een opslag- of koelruimte die bestemd is voor de verkoopsklare voorraad van die producten, evenals de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is om die activiteit uit te oefenen; • investeringen in vaste en verplaatsbare installaties zoals vogelnetten, imitatieroofvogels, care-eyeballonnen en afschrikwindmolentjes, gericht op het beperken van schade door vogels of ander wild met uitzondering van knalapparatuur; • mechanische of thermische onkruidbestrijding of loofdoding (schoffelmachine, zwenkmaaier, rijenfrees, vingeregge, loofklapper, onkruid- of loofbrander, grondstoommachine);
11
Bijlage 2 - vervolg Aard van de investeringen groep 2: investeringen gericht op de reconversie van het landbouwbedrijf en landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw
Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden • machines en uitrusting die specifiek noodzakelijk zijn voor het beheer van kleine landschapselementen, perceelsranden en landschap (eventueel contracten voorleggen); • installaties voor compostering (omzetten van de composthoop); • investeringen, gericht op het educatief toegankelijk maken van de landbouwbedrijvigheid betreffende de productie van producten voor een breder publiek; • inrichting van verblijfsruimten voor zorgvragers in het kader van de zorgboerderijen; • installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de bereiding van samengestelde voeders (andere dan ruwvoeders), hoofdzakelijk op basis van zelfgeteelde basisproducten en ter vervanging van krachtvoeders, of voor de bereiding van samengestelde voeders voor varkens op basis van CCM (Corn Cob Mix), hoofdzakelijk op basis van zelfgeteelde producten. De samengestelde voeders moeten een drogestofgehalte hebben van minstens 60%. Daarbij zijn ook graandrooginstallaties voor eigen granen inbegrepen op voorwaarde dat die werken volgens een proces waarbij de verbrandingsgassen niet door de granen gestuurd worden en waarbij er zodoende geen residu’s voorkomen in het eindproduct; • geautomatiseerde champignon plukmachines in geval van reconversie van de productiemethode om het hoofd te bieden aan de delokalisatie van de champignonproductie; • aanplanten of heraanplanten van fruitplantages met nieuwe commercieel beloftevolle fruitvariëteiten op voorwaarde dat de geïntegreerde productiemethode toegepast wordt. Uitbreiding van het areaal wordt toegestaan; • installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de productie van medicinale en aromatische planten; • investeringen, gericht op de productie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als vorm van diversificatie (land- en tuinbouwproductie blijft hoofdzaak), namelijk: • oliepers, bestemd voor de productie van PPO (pure plantaardige olie) en installaties voor het zuiveren van op het bedrijf geproduceerde PPO. De aankoop van een mobiele oliepers door een coöperatie van landbouwers is subsidiabel mits het een coöperatie betreft voor dienstverlening; • aanpassing van een tractor of een andere landbouwmachine voor het gebruik van PPO; • zonneboilers en fotovoltaïsche zonnecellen; • windmolens; • installaties en materieel voor de productie van biogas en bijbehorende installaties voor de opwekking van elektriciteit op basis van een substantieel gedeelte grondstoffen van het bedrijf; • installaties en materieel voor de energieproductie op basis van energieteelten en bijbehorende installaties voor de opwekking van elektriciteit op basis van een substantieel gedeelte grondstoffen van het bedrijf; • installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de productie van andere hernieuwbare brandstoffen (bijvoorbeeld houtachtige energieteelten) en bijbehorende installaties voor de opwekking van elektriciteit. • andere gelijksoortige investeringen gericht op de realisatie van een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw of de reconversie van het landbouwbedrijf.
12
Bijlage 3 Aard van de investeringen groep 3: investeringen in onroerende goed, gericht op de realisatie van een structuurverbetering
Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden • bouwen, verbouwen en uitrusten van melkveestallen, inclusief melkinstallatie, en van jongveestallen voor jongvee van dat melkvee; • bouwen, verbouwen en uitrusten van vleesveestallen en van jongveestallen voor jongvee van dat vleesvee; • bouwen van een nieuwe ammoniakemissiearme stal, die voorkomt op de lijst van ammoniakemissiearme stallen van het Vlarem, op voorwaarde dat in zeugenstallen groepshuisvesting wordt toegepast en dat in legkippenstallen volièrehuisvesting of grondhuisvesting wordt toegepast; • uitrusten van nieuwe ammoniakemissiearme legkippenstallen met volièrehuisvesting of grondhuisvesting; • bouwen, verbouwen en uitrusten van vleeskalverstallen; • bouwen van bijkomende mestopslagcapaciteit op het veebedrijf van mest van de veestapel van het bedrijf in afwachting van de verspreiding op het land om te voldoen aan de bepalingen van artikel 9, §1 van het Mestdecreet van 22 december 2006; • verbouwen en uitrusten van bestaande varkens- en pluimveestallen met het oog op de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren; • herstellen van daken van hoeven met een cultuurhistorisch karakter, type vierkantshoeven of gelijkgesteld, ongeacht de bestemming van de bedrijfsruimten; • bouwen, verbouwen en uitrusten van stallen voor herten, schapen, geiten, konijnen en eventueel het bijbehorende jongvee; • bouwen, verbouwen en uitrusten van stallen voor paarden, met inbegrip van gebouwen voor het trainen van paarden en de aanleg van een buitenpiste (geen maneges). Paardenpension wordt aanvaard als vorm van diversificatie; • bouwen, verbouwen en uitrusten van gebouwen voor een zeer specifieke dierlijke productie, zoals de kweek van slakken, insecten en larven (geen hondenen nertsenkwekerijen); • sleufsilo met recuperatiesysteem voor silosappen; • bouwen, verbouwen en uitrusten (bijvoorbeeld verwarming, energieschermen, beregening, substraatinstallaties, tabletten) van serres in glas of plastic op vaste voet; • systemen voor het hergebruik van beregeningswater, opvang en hergebruik van hemelwater als beregeningswater; • afbraak van serres in combinatie met een project voor het oprichten van nieuwe serres (op dezelfde locatie of elders), met uitsluiting van kosten voor bodemsanering; • bouwen, verbouwen en uitrusten van kwekerijen van paddenstoelen; • bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen voor de productie van witloof, met inbegrip van de hydrocultuurinstallatie; • bouwen, verbouwen en uitrusten van gebouwen voor een zeer specifieke plantaardige productie (invitroculturen); • installaties voor de robotisering van de productie; • frigo’s; • beregeningsinstallaties en installaties voor fertigatie (andere dan serre-uitrusting), maar niet op basis van grondwater; • aanleg van terreinen voor container- en stellingenteelt, evenals de specifieke terreinuitrusting in de boom- en sierteelt (algemeen); • loodsen voor de opslag en de bewaring van de productie, het marktklaar maken van de productie of voor het stallen van machines en materieel (geen huisvesting van dieren); • erfverharding en andere infrastructuurwerken in onroerende staat (opvangbassins voor hemelwater, kavelwegen, reinigingsplaats met bezinkput voor voertuigen, andere bezinkputten, opslagplaats voor vaste mest op kopakker, verhardingen voor de beperking van grondtarra);
13
Bijlage 3 - vervolg Aard van de investeringen groep 3: investeringen in onroerende goed, gericht op de realisatie van een structuurverbetering
Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden • nieuwe aanplantingen van kersen, krieken, pruimen, noten en druiven; • installaties en materieel, gericht op de oogstprotectie in bestaande fruitplantages (hagelkanon, hagelnetten, beregening tegen lentenachtvorst); • aankoop van bestaande bedrijfsgebouwen die minder dan 15 jaar oud zijn hierbij bepalend dat het subsidiabel bedrag in relatie staat met het VLIFnormbedrag bij nieuwbouw en de gangbare afschrijvingsduur voor dergelijke bedrijfsgebouwen; • sanitaire opslagruimte voor kadavers met een koelinstallatie; • systemen voor beperking, recyclage of rationeel beheer van afvalwater (ontsmettings- en ontziltingsinstallaties, opslagplaats voor verontreinigd water); • systemen voor de beperking van het gebruik of van verliezen van pesticiden. Het betreft voornamelijk geavanceerde spuitmachines waarbij er een duidelijk aantoonbare vermindering is van de drift ten opzichte van de gangbare spuittoestellen; • investeringen, gericht op de beperking van de verspreiding van ziektekiemen (installaties voor het steriliseren van substraten of afvalgrond, reinigingsplaats met bezinkput voor voertuigen voor het vervoer van dieren, sanitaire laad- of losplaatsen voor dieren, inclusief eventuele afsluiting, sanitair sas in stallen); • machines voor directe inzaai ter voorkoming van erosie; • de eerste aanplant van biologisch geteelde duurzame planten en de eerste aankoop van biologisch gekweekte ouderdieren op voorwaarde dat de biologische productiemethode toegepast wordt (bewijs voorleggen); andere gelijksoortige investeringen, in onroerend goed, gericht op de realisatie van een structuurverbetering.
Bijlage 4 Aard van de investeringen
Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden
groep 4: overige investeringen gericht op de realisatie van een structuurverbetering
• machines en materieel (goederen die roerend zijn van nature) die niet opgenomen zijn in de andere lijsten en met uitzondering van tweedehandsmaterieel; • bouwen en uitrusten van nieuwe ammoniakemissiearme legkippenstallen met verrijkte kooien; • verbouwen en uitrusten van een bestaande legkippenstal naar een stal met huisvesting in verrijkte kooien; • heraanplanten van fruitplantages met gangbare fruitvariëteiten, beperkt tot de gerooide oppervlakte van appel, peer en perzik; • de eerste aanplant (geen vervangingen) van duurzame planten zoals rozen- en moederplanten, hop- en aspergeplanten, houtachtig kleinfruit; • plastic serres en tunnels, andere dan die welke vermeld worden in groep 3. • andere gelijksoortige investeringen, in onroerend goed, gericht op de realisatie van een structuurverbetering.
14
4
STEUN BIJ OVERNAME Overname van een bedrijf in persoonlijke naam: • De installatiesteun bij overname wordt berekend op het betoelaagbaar bedrag rekening houdend met volgende rubrieken in de inventaris: - dieren, mits toepassing van de maximumbedragen per dier en per diersoort 3; - materiaal, correct gewaardeerd volgens de werkelijke afschrijving; - voorraden volgens de werkelijk aanwezige voorraden en met een maximum van 20.000,00 EUR; - vruchten te velde volgens de toestand op de overnamedatum: • voor akkerbouwteelten en voedergewassen wordt 750,00 EUR per ha aanvaard; • voor tuinbouwteelten en duurzame planten wordt een waarde aanvaard volgens de werkelijke productiekost van het gewas op het ogenblik van de overname; • voor boomgaarden zijn de maximumbedragen bepaald op 12.000,00 EUR voor appelaanplantingen en 14.000,00 EUR voor peren. Er wordt ook rekening gehouden met de staat en de ouderdom van de boomgaard; - navetten voor de overgenomen oppervlakte met een maximum van 200,00 EUR.
4.1 OVERNAME IN KADER VAN EEN EERSTE INSTALLATIE Men spreekt van een overname in kader van een eerste installatie wanneer de overnemer zich met deze overname voor de eerste keer vestigt als landbouwer. Volgende voorwaarden dienen hiervoor voldaan te zijn: - de overnemer is minder dan 40 jaar op datum van de registratie van de VLIF-aanvraag; - de overnemer is niet meer dan 6 maand gevestigd als landbouwer op datum van de overname; • dit wordt bepaald door de datum van aansluiting als landbouwer bij de sociale kas der zelfstandigen en de datum dat de overnemer als landbouwer geregistreerd staat bij de Administratie der Directe Belastingen; • zelfstandig helpers met een aangegeven inkomen op een belastingsfiche 281.10 en 281.50 worden niet als zelfstandig landbouwer aanzien en kunnen bijgevolg in aanmerking komen voor steun bij installatie. - geen belastbaar inkomen uit landbouw genoten hebben; • hierop wordt een uitzondering aanvaard voor een inkomen uit landbouw kleiner dan 2.000,00 EUR indien dit gepaard gaat met een voltijdse betrekking als loontrekkende. - beroepsbekwaam zijn voor eerste installatie zoals beschreven in punt 2.2; - het overgenomen gedeelte moet een leefbaar gedeelte zijn, het moet de overnemer in staat stellen te voldoen aan de voorwaarde landbouwer op het gebied van tijdsbesteding en inkomen; - een overname in kader van een maatschap moeten alle partijen van de maatschap aan de voorwaarde landbouwer voldoen.
• Het maximale steunvolume voor overname in het kader van een eerste installatie, wordt berekend rekening houdend met een actualisatie met de Europese referentierentevoet (4,99% voor 2009). De maximale steun vóór actualisatie bedraagt 55.000 EUR. In het geval van jaarlijkse vervaldagen en zonder vrijstelling van kapitaal wordt het maximaal betoelaagbaar bedrag als volgt toegekend: max. subsidieerbaar bedrag rentesubsidie % referentierentevoet 2009 duur van de rentesubsidie in periode
4.2
installatiepremie van 50% op eerste schijf van 50.000 EUR
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de overname van een bedrijf dat uitgebaat wordt in persoonlijke naam van de overlater en de overname van een bedrijf dat bestaat uit aandelen van een vennootschap. De overname van een 2de fase van het bedrijf en de overname van een 2de bedrijf zijn niet betoelaagbaar volgens de bepalingen in Omzendbrief. 43.
15 Maximumbedragen per dier en per diersoort: zie punt 4.3
4% 4,99% 10 jaar
effectieve tussenkomst:
STEUNSTELSELS BIJ OVERNAME
3
214.540,66 EUR
25.000,00
rentesubsidie van 4% op 164.520,66 EUR (vastlegging)
36.198,94
Totale tussenkomst:
61.198,94
4.3 MAX. BETOELAAGBARE BEDRAGEN PER DIER EN PER DIERSOORT IN EUR Melkvee:
Mestvee:
Melkkoe
1.050,00
Zoogkoe
1.500,00
Kalfvaars
1.125,00
Kalfvaars
1.500,00 1.000,00
Jongvee 1 - 2 jaar
690,00
Jongvee 1 - 2 jaar
Jongvee < 1 jaar
440,00
Jongvee < 1 jaar
625,00
Vleeskalf (mesterij)
440,00
Varkens:
Kleinvee:
Zeug (inventaris zonder biggen)
340,00
Leghen
2,00
Zeug (inventaris met biggen)
250,00
Vleeskuiken
1,00
Jonge zeug
200,00
Schaap
Beer
625,00
Geit
75,00 200,00
Big
30,00
Voedster
7,50
Vleesvarken
85,00
Vleeskonijn
2,50
Voorbeeld 2: Een jonge landbouwer, die in aanmerking komt voor eerste installatie, neemt 50% van het ouderlijk bedrijf over met volgende inventaris:
Inventaris overname van het bedrijf gelegen te: Straat en nummer Postnr en gemeente
1. DIEREN
omschrijving
Melkvee
melkkoeien
Mestvee
aantal
waarde/st
waarde
23
1.050
€ 24.150
volle vaarzen
2
1.125
€ 2.250
jongvee 1 - 2 jaar
5
690
€ 3.450
jongvee < 1 jaar
3
440
€ 1.320
15
1.500
€ 22.500
zoogkoeien
3
1.500
€ 4.500
jongvee 1 - 2 jaar
13
1.000
€ 13.000
jongvee < 1 jaar
12
625
€ 7.500
440
€0
volle vaarzen
vleeskalf Varkens
1
625
€ 625
50
250
€ 12.500
opfokzeugen
5
250
€ 1.250
vleesvarkens
330
85
€ 28.050
65
30
€ 1.950
beren zeugen
biggen
Totaal dieren:
2. MATERIEEL
aantal
waarde/st
waarde
tractor
omschrijving
1
32.000
€ 32.000
ploeg
1
4.200
€ 4.200
rotoreg
1
3.000
€ 3.000
aanaarder
1
2.000
€ 2.000
16
€ 123.045
1
5.000
€ 5.000
aalton + injecteur
1
8.500
€ 8.500
preipelmachine
1
7.500
€ 7.500
klein materiaal
1
2.500
€ 2.500
bloemkoolroosmachine
1
3.000
€ 3.000
maat
waarde/st
waarde
graskuil
50
40,00
€ 2.000
maïskuil
60
50,00
€ 3.000
krachtvoeders
16
200,00
€ 3.200
brandstof
1.000
0,40
€ 400
meststof
4.000
0,15
€ 600
1
2.000,00
€ 2.000
preirooier
Totaal materieel:
3. VOORRADEN
omschrijving
sproeistof
Totaal voorraden:
4. VRUCHTEN TE VELDE
omschrijving
ha
waarde/st
waarde
voederbiet
0,5
750
€ 375
suikerbieten
3,0
750
€ 2.250
maïs
7,0
750
€ 5.250
weide
8,0
€0
raaigras
3,5
€0
prei verse markt
2,5
5.000
€ 12.500
prei industrie
3,0
4.000
€ 12.000
bloemkool ind.
2,0
4.000
€ 8.000
groenbemester
2,0
omschrijving
aantal
waarde/st
waarde
32
187
€ 5.984
navetten
Totaal navetten:
6. UITRUSTING
omschrijving
waarde/st
€ 40.375
€ 5.984
waarde
melkinstallatie
€ 15.000
stalinrichting
€ 20.000 € 5.000
krachtvoedersilo's
Totaal uitrusting:
7. SAMENVATTING
€ 11.200
€0 Totaal vruchten te velde:
5. NAVETTEN
€ 67.700
€ 40.000
€ 123.045
Dieren Materieel
€ 67.700
Voorraden
€ 11.200
Vruchten te velde
€ 40.375
Navetten
€ 5.984
Uitrusting
€ 40.000
€ 288.304
Algemeen totaal
Verwijzend naar de betoelaagbare rubrieken en maximumbedragen wordt in dit geval een bedrag van 248.304,00 EUR voor subsidie aanvaard. De uitrusting, onroerend van aard, is namelijk niet betoelaagbaar bij
overname. De overnemer neemt in eerste fase 50% van het bedrijf over, en gaat in maatschap met de overlaters. Dit heeft een betoelaagbaar bedrag van 124.152,00 EUR.
17
De overnemer neemt een krediet met volgende modaliteiten:
De subsidie in kader van de eerste installatie ziet er als volgt uit:
Waarvan vrijstelling kapitaal
1 jaar
Rente
5,95%
• Installatiepremie: 50% op een eerste schijf van 50.000,00 EUR = 25.000,00 EUR in twee maal uit te betalen. • 4% rentesubsidie op 74.152,00 EUR gedurende 10 jaar + 1 jaar vrijstelling.
aflossing VLIF
Kredietbedrag
144.152,00 EUR
Duur
15 jaar
Dit heeft volgende aflossingstabel:
Aflossing krediet: aflossing kapitaal
aflossing intrest
werkelijke rentetussenk.
1
0
8.577
2.966
0
5.611
144.152
74.152
2
10.297
8.577
2.966
7.415
15.908
133.855
66.737
3
10.297
7.964
2.669
7.415
15.591
123.559
59.322
4
10.297
7.352
2.373
7.415
15.275
113.262
51.906
5
10.297
6.739
2.076
7.415
14.959
102.966
44.491
6
10.297
6.126
1.780
7.415
14.643
92.669
37.076
7
10.297
5.514
1.483
7.415
14.327
82.373
29.661
8
10.297
4.901
1.186
7.415
14.011
72.076
22.246
9
10.297
4.289
890
7.415
13.695
61.779
14.830
10
10.297
3.676
593
7.415
13.379
51.483
7.415
11
10.297
3.063
297
7.415
13.063
41.186
0
12
10.297
2.451
0
0
12.747
30.890
0
13
10.297
1.838
0
0
12.135
20.593
0
14
10.297
1.225
0
0
11.522
10.297
0
15
10.297
613
0
0
10.909
0
0
144.152
72.905
19.280
74.152
197.777
Tussenkomst onder de vorm van installatiepremie in aantal keren
= 2 keer
vervaldag
netto te betalen
saldo krediet na aflossing
saldo VLIF na aflossing
12.500,00
4.4 • Het maximale steunvolume, wordt berekend rekening houdend met een actualisatie met de Europese referentierentevoet (4,99% voor 2009). De maximale steun vóór actualisatie bedraagt 55.000 EUR. In het geval van jaarlijkse vervaldagen en zonder vrijstelling van kapitaal wordt het maximaal betoelaagbaar bedrag als volgt toegekend:
OVERNAME VAN EEN BEDRIJF DOOR DE AANKOOP VAN DE AANDELEN VAN EEN VENNOOTSCHAP • De installatiesteun bij overname door de aankoop van aandelen wordt berekend op het betoelaagbaar bedrag rekening houdend met: - de bepaling van de waarde van het aandeel zoals beschreven in het verslag van de revisor (of de accountant in het geval van een landbouwvennootschap) en dit op basis van de jaarrekening van het voorgaande jaar of de startbalans bij een pas opgerichte vennootschap; - de waarde van het aandeel is gelijk aan het eigen vermogen van de vennootschap; - de fractie van het aandeel bekomt men door de activa van de vennootschap, verminderd met de immateriële vaste activa (productie – en emissierechten) te delen door het balanstotaal; - voor een landbouwvennootschap die geen jaarrekening heeft wordt de waarde bepaald aan de hand van een uitvoerig verslag van de accountant of revisor met betrekking tot de goederen van de vennootschap.
max. subsidieerbaar bedrag rentesubsidie % referentierentevoet 2009 duur van de rentesubsidie in periode
162.270,33 EUR 4% 4,99% 10 jaar
effectieve tussenkomst: installatiepremie van 50% op eerste schijf van 80.000 EUR
18
40.000,00
rentesubsidie van 4% op 82.270,00 EUR (vastlegging)
18.099,47
Totale tussenkomst:
58.099,47
5
BIJZONDERE VOORWAARDEN EN BEPERKINGEN VOOR DE VLIF-TUSSENKOMST MET BETREKKING OP DE INVESTERINGEN BEPAALD IN DE VERSCHILLENDE STEUNGROEPEN 5.1
- het buiten gebruik stellen van plaatsen en plaatsen voor jongvee creëren dient effectief te gebeuren. Bij de eindcontrole van de VLIFaanvraag dienen deze wijzigingen effectief gebeurd te zijn; - plaatsen voor jongvee dienen in verhouding te staan met een reëel vervangingspercentage voor melkvee.
DE MELKVEESECTOR • Volgende bepalingen worden toegepast in verband met de productierechten: - milieuvergunning: • de investeringen zijn enkel betoelaagbaar als het bedrijf voldoende productieplaatsen op de milieuvergunning vermeld heeft staan.
• bepaling van het aanvaardbare aantal melkkoeplaatsen (aanvaarde capaciteit): - men bekomt de aanvaarde capaciteit door het aantal liter melkquotum van het bedrijf, na de investering, te delen door 7.000 liter; - wanneer een capaciteit berekend wordt van minder dan 50 plaatsen is de aanvaarde capaciteit 50 plaatsen.
- nutriëntenemissierechten: • bij een kleine overschrijding (<15%) van het aantal dierplaatsen tegenover de toegekende NERd wordt de tussenkomst verleend zonder voorwaarden; • bij een overschrijding tot 25% wordt het VLIF-dossier gunstig beslist doch met de voorwaarde dat er voldoende NERd verworven moeten worden binnen de 2 jaar na de registratie van het dossier; • bij een overschrijding van meer 25% wordt het dossier ongunstig beslist. Indien het bedrijf binnen de 2 jaar na de registratie voldoet aan de gevraagde NERd’s kan het dossier alsnog gunstig herzien worden; • bij de bepaling van het aantal NERd mag ook rekening gehouden worden met de NERd bekomen uit mestverwerking binnen het Mestdecreet van 22/12/06.
• bepaling van de subsidiabele fractie van de investering: - indien de capaciteit na de investering niet groter is dan de aanvaarde capaciteit vermeerderd met 15% of niet groter is dan 50 plaatsen dan is de investering betoelaagbaar mits toepassing van de maximum investering bedragen per plaats; - indien de totale capaciteit na de investering tussen 15% en 50% groter is dan de aanvaarde capaciteit en groter is dan 50 plaatsen wordt een proportionele tussenkomst toegepast voor de aanvaarde capaciteit vermeerderd met 15%; - indien de totale capaciteit na de investering de aanvaarde capaciteit overschrijdt met meer dan 50% en de totale capaciteit groter is dan 50 plaatsen dan is er geen tussenkomst mogelijk. In dit geval kan enkel tussenkomst verkregen worden, al of niet proportioneel, als door het verwerven van quotum de overschrijding kleiner
- melkquotum: • bepaling van het totaal aantal plaatsen voor melkkoeplaatsen (totale capaciteit): - alle plaatsen, zowel de nieuwe als de bestaande, op het bedrijf worden in rekening gebracht om deze capaciteit te bepalen; - alle plaatsen met toegang tot de melkinstallatie worden als melkkoeplaatsen gerekend;
19
wordt dan 50% van de aanvaarde capaciteit. Dit dient te gebeuren binnen de 2 jaar na de registratie van het 1ste luik van de VLIF-aanvraag. - in de situatie van proportionele tussenkomst kan 1 herziening ingeleid worden als het quotum
gestegen is waardoor de subsidiabele fractie van de investering vergroot. • maximumbedragen voor investeringen in de melkveehouderij:
Bedrag in EUR (exl. BTW)
Aard van de constructie Melkveestallen (zonder melkinstallatie, ruimte voor jongvee en stro-opslag): • Standaard ligboxenstal: • Gedeeltelijk ingestrooide stal: Melkinstallaties: • Melkleiding: • Melkstal: • Melkrobot: • Carroussel:
3.250 EUR/koe 4.000 EUR/koe 500 EUR/koe 800 EUR/koe 110.000 EUR 7.500 EUR (per plaats op de carroussel)
Jongveestallen:
1.350 EUR/dier
Voorbeeld: Een melkveehouder wenst een nieuwe stal te bouwen. Er is een quotum van 400.000 liter. à 7.000 liter per koe = (aanvaarde capaciteit) 57,14 koeien + 15% = 65 melkkoeplaatsen. • Een stal met deze capaciteit (65 melkkoeplaatsen) is bijgevolg volledig betoelaagbaar mits toepassing van de maximumbedragen per dierplaats. Hij wenst echter een stal te bouwen van 80 plaatsen: • Een stal met 80 koeplaatsen ( = overschrijding van 40%) wordt betoelaagd naar ratio van 82% (65/80 = 0,82) van het geïnvesteerd bedrag en rekening houdend met de maximumbedragen per dierplaats. Hij wenst echter een stal te bouwen van 90 plaatsen: • Een stal van 90 koeplaatsen wordt niet betoelaagd, er is een overschrijding van meer dan 50%. Wil men alsnog tussenkomst, dan moet er, binnen de 2 jaar na registratie, melkquotum aangekocht of verworven worden tot minimum 2/3 van de capaciteit van 90 plaatsen = +/- 28.000 liter tot 428.000 liter quotum, dit voor 61 melkkoeien. (61 melkkoeien + 15% = 69 aanvaarde plaatsen). In dit geval wordt proportionele steun toegekend van 76% (= 69/90) op het factuurbedrag (rekening houdend met de maximumbedragen).
20
5.2
5.5
DE RUNDVEESECTOR
DE PLUIMVEESECTOR
• Investeringen in de rundveesector zijn betoelaagbaar; • De grondgebondenheid is niet meer van toepassing; • Er moeten voldoende productie en emissierechten aanwezig zijn.
In de pluimveesector zijn investeringen die niet leiden tot een productieverhoging betoelaagbaar, wanneer ze gericht zijn op: • zelf verwerken en commercialiseren van eigen geteelde producten; • hoevetoerisme; • landschapsbeheer; • de verbetering van leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn; • biologische landbouw; • bijkomende mestopslag (zie 5.6.); • het bouwen van een ammoniakemissiearme stal (systeem voorkomend op de P-lijst van VLAREM) en dit onder volgende voorwaarden en beperkingen: - voor stallen voor huisvesting van legkippen, moet dit gepaard gaan met huisvesting in verrijkte kooien, volièrehuisvesting of grondhuisvesting; - de toezichthoudende architect, burgerlijk, landbouwkundig of bio-ingenieur levert een attest af dat de stal conform één van op de V-lijst van VLAREM voorkomende systemen werd gebouwd.
5.3 DE VLEESKALVERSECTOR • In de vleeskalversector zijn investeringen betoelaagbaar; • De sectoriële voorwaarden zijn niet meer van toepassing.
5.4 DE VARKENSSECTOR In de varkenssector zijn investeringen betoelaagbaar, wanneer ze gericht zijn op: • zelf verwerken en commercialiseren van eigen geteelde producten; • hoevetoerisme; • landschapsbeheer; • de verbetering van leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn; • biologische landbouw; • bijkomende mestopslag (zie 5.6.); • het bouwen van een ammoniakemissiearme stal (systeem voorkomend op de V-lijst van VLAREM), en dit onder volgende voorwaarden en beperkingen: - voor stallen voor huisvesting van zeugen, moet dit gepaard gaan met groepshuisvesting voor de zeugen. Concreet moet bij het bouwen van stallen voor guste en drachtige zeugen gelijktijdig overgeschakeld worden naar groepshuisvesting voor de drachtige zeugen; - voor de bouw van mestvarkensstallen, biggen en kraamstallen moet niet gelijktijdig omgeschakeld worden naar groepshuisvesting voor de zeugen op het bedrijf; - stro-opslag voor ammoniakemissiearme stalsystemen op stro is mee betoelaagbaar met de stal; - de toezichthoudende architect, burgerlijk – landbouwkundig of bio-ingenieur een attest aflevert dat de stal conform één van op de V-lijst van VLAREM voorkomende systemen werd gebouwd. Uitbreidingsinvesteringen en investeringen die niet onder genoemde doelen vallen, zijn niet betoelaagbaar. Hieronder begrepen zijn ondermeer: - aankoop bestaande varkensstallen; - herinrichten varkensstallen met uitzondering van omvorming naar groepshuisvesting; - overname van een varkensbedrijf in kader van overname tweede bedrijf; - bouwen van stallen die niet ammoniakemissiearm zijn; - afzonderlijke mestopslag, (de mestopslag die meegaat met de ammoniakemissiearme stal en in verhouding staat met de capaciteit van de stal is wel betoelaagbaar als deel van de stal); - meelsilo’s; - ….
Uitbreidingsinvesteringen en investeringen die niet onder genoemde doelen vallen, zijn niet betoelaagbaar. Hieronder begrepen zijn ondermeer: - aankoop bestaande pluimveestallen; - herinrichten pluimveestallen met uitzondering van omvormingen naar stalsystemen kaderend in een verbeterd dierenwelzijn; - overname van een pluimveebedrijf in kader van overname tweede bedrijf; - bouwen van stallen die niet ammoniakemissiearm zijn of de voorwaarde huisvestingsysteem niet voldaan is.
5.6 BIJKOMENDE MESTOPSLAG • Voor aanvragen tussen 01/01/2009 en 31/12/2011 is er tussenkomst mogelijk in groep 3 voor investeringen in bijkomende mestopslag in het kader van de verplichte opslag van mest voor een periode van 9 maand.
5.7 AMMONIAKEMISSIEARME STALLEN Specifieke voorwaarden op het gebied van productiecapaciteit bij het bouwen van ammoniakemissiearme stallen: • de aanvaarde capaciteit is deze vermeld op de aanwezige en overgenomen milieuvergunning en de eventuele omzetting van de vergunde capaciteit van een andere diersoort; • het aantal vergunde dieren is de beperkende factor. Wanneer een stal gebouwd wordt met een grotere capaciteit dan de vergunde capaciteit is er geen steun. Er wordt hierbij rekening gehouden met het toegepaste
21
kweeksysteem. In dit geval is het bedrijf milieutechnisch niet in orde; • het toegekende nutriëntenhalte is mee bepalend voor de economische rendabiliteit van de investering. Het nutriëntenhalte mag afkomstig van ander vee, mits de afbouw van de andere diersoort; • bij een tekort aan nutriëntenhalte is er een proportionele steun mogelijk.
5.8
- peer: Rode Doyenné Van Doorn ( Sweet Sensation®) en Saels (Corina); • 10% voor de vervanging van bestaan areaal door gangbare variëteiten; • 40% tussenkomst voor hoogstamboomgaarden in de bioteelt.
5.12 GEAVANCEERDE SPUITTOESTELLEN Onder geavanceerde spuittoestellen worden volgende machines begrepen: Machines uitgerust met systemen die een duidelijke reductie van de drift teweeg brengen: - boomgaardspuiten: tunnelspuit, dwarsboomspuit met groendetectie-censoren, met reflectieschermen of collectors; - veldspuiten: spuit met luchtondersteuning, spuit met afgeschermde spuitbomen en al of niet overkapte rijen – of beddenspuit.
DE PAARDENSECTOR In de paardensector kunnen investeringen betoelaagd worden bij het uitoefenen van een of meerdere van volgende activiteiten: • paardenfokkerij, hengstenhouderij; • houden van paarden voor paardenmelk; • paardenpension en K.I. – centrum in zoverre dit in combinatie is met een andere betoelaagbare activiteit en land – en/of tuinbouw de hoofdactiviteit blijft op het bedrijf.
5.9
5.13 AFBRAAK OUDE SERRES
MAAL- EN MENGINSTALLATIES Voor maal en menginstallaties kan een steun van 30% verkregen worden mits: • minimaal 35% van de gebruikte grondstoffen op het bedrijf geteeld worden; • het een installatie betreft die op bedrijfsniveau de nodige granen maalt en mengt voor de krachtvoer bereiding; • graandrooginstallaties maken hier deel van uit, en zijn subsidiabel wanneer de verbrandingsgassen niet door het graan wordt gestuwd; • mengvoederwagens worden betoelaagd als materiaal.
De kosten voor de afbraak van serres in combinatie met het oprichten van nieuwe serres al dan niet op dezelfde locatie is betoelaagbaar voor een maximale kost van 2,5 EUR m2. Kosten voor bodemsanering komen niet in aanmerking.
5.14 DUURZAAM PLANTMATERIAAL Onder duurzame planten worden aanvaard: • rozen; • moederplanten; • hop – en aspergeplanten; • houtachtig kleinfruit; • snijheesters; • rabarber. De betoelaging is beperkt tot de planten voor een eerste aanplant. Vervanging is niet betoelaagbaar.
5.10 INSTALLATIES VOOR COMPOSTERING OP HET BEDRIJF Composteringsinstallaties zijn betoelaagbaar wanneer hoofdzakelijk plantaardig materiaal gecomposteerd wordt. Mestverwerkinginstallaties zijn niet betoelaagbaar.
5.15 CULTUURHISTORISCHE HOEVEN
5.11
Het herstellen van daken van cultuurhistorische hoeven, type vierkantshoeve of andere aanvaarde hoeven, op leefbare landbouwbedrijven is betoelaagbaar ongeacht de functie van het gebouw.
FRUITPLANTAGES Voor het aanplanten of vernieuwen van laagstam fruitplantages geldt volgende regelgeving: • 30% tussenkomst voor vervanging en uitbreiding met commercieel beloftevolle variëteiten: - appel: Pinova en mutanten, Topaz en mutanten, Rubinstep (Pirouette®), Nicogreen (Greenstar®), Nicoter (Kanzi®), Caudel (Cameo®), Civni (Rubens®), Diwa (Junami®), PRI NR-47 (Wellant®), Belgica, Breaburn, mutanten Hillwell en Maririred, Delbard mutant Appache, Holsteiner Cox en Santana;
5.16 AANKOOP BEDRIJFSZETEL • aankoop van bedrijfsgebouwen al dan niet in gebruik is in principe betoelaagbaar. • de gebouwen worden gewaardeerd aan de huidige maximumbedragen voor een gelijkaardig gebouw. • er wordt een afschrijving toegepast van 15 jaar op de
22
nieuwwaarde, zonder restwaarde. Er worden volledige kalenderjaren genomen vanaf het jaar van ingebruikname van het gebouw. Bijgevolg zijn gebouwen die meer dan 15 jaar in gebruik zijn niet betoelaagbaar. - de betoelaging is beperkt tot het kleinste bedrag van ofwel het aankoopbedrag of de berekende waarde.
energie op het landbouwbedrijf. De voorwaarden verbonden aan de investering worden als volgt bepaald: • verwarmingsinstallaties op pure plantaardige olie, biodiesel, biogas, korte omloophout, afvalhout, stro en graan worden betoelaagd als “installaties op hernieuwbare bronnen” en zijn bijgevolg subsidieerbaar in groep 2. Verwarmingsinstallaties op houtpellets, en fossiele brandstoffen zijn betoelaagbaar in groep 3; • persinstallaties voor koolzaad voor de productie van P.P.O. zijn subsidiabel, de productie van biodiesel en bio-ethanol zijn geen landbouwactiviteiten en bijgevolg niet betoelaagbaar; • voor investeringen gericht op de productie van hernieuwbare brandstoffen wordt geëist dat minimum 30% van de benodigde grondstoffen van het eigen bedrijf komen. Voor biogasinstallaties is de nodige 30% grondstoffen exclusief de toegevoegde mest; • investeringen in fotovoltaïsche cellen zijn betoelaagbaar voor het gedeelte van die cellen die in verhouding staat met de nodige elektriciteit op het landbouwbedrijf; • voor de subsidiëring van WKK-installaties worden volgende voorwaarden gesteld: - de warmteproductie staat in verhouding met de benodigde warmte op het bedrijf; - de WKK-installatie is eigendom van de producent van de (land -) tuinbouwproducten. Een beperkte cofinanciering van max. 20% door de constructeur wordt aanvaard; - meerdere producenten kunnen als feitelijke vereniging een WKK-installatie plaatsen die de meerdere bedrijven van warmte voorziet; - WKK-installaties, die geëxploiteerd worden door een derde persoon of een juridisch afgesplitst bedrijf dat de land – of tuinbouw productie niet uitbaat, zijn voor het VLIF niet betoelaagbaar.
5.17 COMMERCIALISATIE VAN HOEVEPRODUCTEN Investeringen nodig voor het verwerken en commercialiseren van eigen geteelde producten zijn betoelaagbaar in groep 1 indien voldaan is aan volgende voorwaarden: • specifiek noodzakelijk voor deze activiteit, vb. marktwagen, koelwagen,…; • de gebouwen onmiddellijk verbonden aan de commercialisatie en de verwerking. Dit betekent dat bijvoorbeeld een koelcel voor het afgewerkt product hieronder valt terwijl de koelcel voor langdurige opslag van het basisproduct hier niet onder valt; • ten minste 50% van de gecommercialiseerde en verwerkte producten moeten van het eigen bedrijf afkomstig zijn; • een administratieve of fiscale afsplitsing van de verwerking of commercialisatie wordt aanvaard als deze afsplitsing uitgeoefend wordt door een persoon die voldoet aan de voorwaarde “landbouwer”. Indien de afsplitsing gebeurt onder vennootschap gelden volgende bijkomende voorwaarden: - de bestuurders zijn dezelfde personen als de uitbaters van het land – en/of tuinbouwproductiebedrijf; - de statuten vermelden: “het verwerken en commercialiseren van productie van het eigen bedrijf”; - ten minste 75% van de gecommercialiseerde en verwerkte producten moeten van het eigen bedrijf afkomstig zijn.
5.18 HOEVETOERISME Investeringen in diversificatie door hoevetoerisme zijn onderworpen aan volgende voorwaarden; • de rendabiliteit van het hoevetoerisme moet aangetoond worden; • het hoevetoerisme moet plaatsvinden op de actieve hoeve, in bestaande gebouwen. Vernieuwbouw wordt aanvaard, nieuwe gebouwen oprichten voor hoevetoerisme is niet betoelaagbaar; • het maximaal subsidiabel investeringsbedrag voor hoevetoerisme bedraagt 150.000 EUR; • Er worden 4 entiteiten met een maximum van 24 slaapgelegenheden aanvaard.
5.19 PRODUCTIE VAN HERNIEUWBARE ENERGIE OP HET LANDBOUWBEDRIJF Volgende investeringen komen in aanmerking voor subsidie in het kader van de productie van hernieuwbare
23
6
INVESTERINGEN UITGESLOTEN VAN STEUN
Volgende investeringen zijn in alle situaties uitgesloten van steun: • aankoop van grond, al of niet bebouwd; • aankoop privé-gebouwen zoals het woonhuis op de hoeve; • tweedehandsmaterieel. Materiaal dat onroerend wordt door bestemming kan wel betoelaagd worden als de onroerende investering voor subsidie vatbaar is (vb. occasie serremateriaal waarmee een serre opgericht wordt);
• mestopslag, mestverwerking en afdekking van mestopslagplaatsen; • boorputten en drainage; • begietingsinstallaties waarvan het gebruikte water afkomstig is van grondwater; • de vervanging van duurzame planten, de eerst aanplant is echter wel betoelaagbaar; • hoeveverfraaiing; • aankoop van goederen door afkoop van de restwaarde na een leasing.
24
7
ANDERE STEUNSTELSELS de algemene vergadering; - het jaarlijks dividend is maximaal 7%; - de Vlaams Minister voor landbouw kan steeds bijkomende voorwaarden stellen aan de algemene vergadering. Dit om een vertegenwoordiging van de landbouwers, en in het bijzonder de jonge landbouwers te verzekeren; - de maatschappelijke zetel ligt in België, de ligging van de plaats van de investering bepaalt het gewest die belast is met de subsidiëring; - Landbouwcoöperaties waarvan de meerderheid van de stemgerechtigde aandelen in het bezit zijn van andere coöperaties dienen aan punt 3 en 4 niet te voldoen, als die coöperaties zelf aan de voorwaarden voldoen; - De coöperatieve vennootschap zal zijn besluitvorming voorleggen aan de Nationale raad voor de Coöperatie.
7.1 STEUN TER COMPENSATIE VAN GELEDEN SCHADE Deze steun wordt verleend onder de vorm van 3% rentesubsidie gedurende 3 jaar op het overbruggingskrediet die de schadeperiode moet helpen overbruggen. De steunmaatregel wordt aangekondigd met een Omzendbrief met de geldende modaliteiten.
7.2 STEUN VOOR SOCIALE INSTELLINGEN EN CONSUMENTENCOÖPERATIES
• De voorwaarden voor de steun
Er is tussenkomst mogelijk voor genoemde coöperaties met een land- of tuinbouwbedrijf die zich kunnen rangschikken als landbouwer. Het betreft een tussenkomst van 4% gedurende max. 10 jaar voor onroerende investeringen en 7 jaar voor roerende investeringen. Voor investeringen met eigen middelen wordt de waarde van de kapitaalspremie de zelfde als deze van de rentesubsidie na actualisatie.
• Doel van de investeringen
De zelfde voorwaarden betreffende minimumbedrag en steun door andere instanties is gelijk aan de voorwaarden gesteld voor landbouwers.
De investeringen moeten aan één van volgende doelstellingen voldoen en moeten bedrijfseconomisch verantwoord zijn;
7.3
- verlaging productiekosten; - verbetering en omschakeling van de productie; - verhoging van de kwaliteit; - verbetering van het leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn; - diversificatie; - verzekeren van de rendabiliteit.
VLIF-TUSSENKOMST VOOR LANDBOUWCOÖPERATIES MET BETREKKING TOT DE AFZET, VERWERKING VAN LAND- EN TUINBOUWPRODUCTEN EN DIENSTVERLENING IN DE LAND- EN TUINBOUWSECTOR
• Vorm en omvang van de steun Landbouwcoöperaties op het gebied van afzet, verwerking en dienstverlening kunnen van volgende tussenkomsten genieten:
• Voorwaarden voor de aanvrager. Er is VLIF tussenkomst mogelijk voor dergelijke coöperaties in kader van O.B. 42.b. Begunstigden moeten aan alle volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:
- 4% rentesubsidie. De duurtijd van de tussenkomst is 7 jaar voor roerende investeringen en 10 jaar voor onroerende investeringen; - een vervangende kapitaalspremie indien de investering met eigen middelen gebeurt. De berekende kapitaalspremie is de waarde van de rentesubsidie na actualisatie. Concreet betekent dit op 15/03/07 dat de kapitaalspremie (bij volledige financiering met eigen middelen) 18,47% tussenkomst voor onroerende investeringen en 14,01% voor roerende investeringen bedraagt; - Naast rentesubsidie en kapitaalspremie is er mogelijkheid tot het bekomen van VLIF-waarborg, indien de eigen borgen volledig uitgeput zijn en er een waarborgtekort ontstaat.
- opgericht zijn volgens de bepalingen van artikel 2, §2 van het Wetboek van Vennootschappen; - het doel van de vennootschap moet verband houden met de productie van, of de verwerking van producten afkomstig uit land- of tuinbouw of veeteelt; - de meerderheid van de vennoten, die ten minste 50% van de stemgerechtigheid uitmaken moeten “landbouwer” zijn zoals bepaald in O.B.42.a; - de coöperatie telt ten minste 3 landbouwers met een zelfstandig landbouwbedrijf, nieuwe leden moeten zonder overdreven eisen toegelaten worden; - iedere vennoot heeft ten minste 1 stem, en maximum 10% van de vertegenwoordigde stemmen op
25
8
DE AANVRAAGPROCEDURE VOOR VLIF-TUSSENKOMST
8.1 - volledige en uitgesplitste inventaris; - verklaring op erewoord bij installatie; - informatiefiche (situatie van het overgenomen bedrijf); - attest sociale kas der zelfstandigen met vermelding “landbouwer in hoofdberoep”; - diploma’s en/of B-cursus en Installatieattest; - geboorteakte; - milieuvergunning + melding overdracht milieuvergunning. Sommige bedrijven zijn niet milieuvergunningspichtig. Dit dient meegedeeld te worden bij de indiening; - kwitantie van de betaalde overnamesom. Indien relevant: - melding overdracht pachtcontracten en nieuwe aangegane pachtcontracten; - bewijs overdracht quota; - nutriëntenhalte; - contract van maatschap • Bij investeringen: - VLIF-aanvraagdocument; - verklaring op erewoord bij investeringen; - informatiefiche (situatie voor de investering). Volgens de investering: - bouwvergunning of indiening van de bouwvergunning; - milieuvergunning.
DE VLIF-AANVRAAG 1STE LUIK (BIJLAGE 2 BIJ O.B.48) ZIE PUNT 10.2 Vanaf 01/01/2007 moet iedere investering waarvoor tussenkomst aangevraagd wordt aangekondigd worden aan het VLIF vóór de investering uitgevoerd wordt. Concreet betekent dit dat de aanvraag 1ste luik bij het Ministerie geregistreerd moet worden voor de datum van de eerste factuur met betrekking tot de investering. Enkel voorschotfacturen met een maximaal bedrag van 30% van de investering met een datum vóór de registratiedatum worden aanvaard. Dit moet zowel gebeuren voor investeringen geheel of gedeeltelijk met krediet als voor dossiers waarvan de investeringen gebeuren met eigen middelen. Volgende bijkomende voorwaarden dienen voldaan te zijn wil de registratie geldig zijn: - er kunnen maximum 2 aanvragen 1ste luik per jaar geregistreerd worden; - de netto betoelaagbare investering moet minimum 15.000 EUR bedragen. Dit met uitzondering voor dossiers van aanvragers die vallen onder de tijdelijke maatregel ter compensatie van de vermindering van het suikerbietenquotum. In deze gevallen volstaat een betoelaagbare investering van 3.000 EUR; - de investeringen zijn volledig en uitvoerig omschreven en begroot. De investeringen op de aanvraag 2de luik stemmen overeen met deze op het 1ste luik.
8.3
8.2
AFHANDELINGPROCEDURE VAN HET VLIF-DOSSIER DE
DE VLIF-AANVRAAG 2 LUIK. (BIJLAGE 1 BIJ O.B.48) ZIE PUNT 10.3
Na de registratie wordt het dossier door het VLIF in onderzoek genomen. De aanvrager, het bedrijf en de investering worden getoetst aan de voorwaarden en er wordt een voorlopig advies gevormd met betrekking tot de toegestane VLIF-tussenkomst. Het VLIF beoordeelt dit advies en vraagt de Vlaams Minister, bevoegd voor landbouw om de toegestane tussenkomst te bekrachtigen. Bij ontvangst van een gunstige notificatie van een dossier waarvoor een krediet genomen werd zal de rentesubsidie berekend worden op de reeds betaalde vervaldagen. Landbouwkrediet zal u deze rentesubsidie terugstorten. Op de volgende vervaldagen zal de rentesubsidie automatisch in mindering gebracht worden van de te betalen intrest. Na de notificatie dient het VLIF te bevestigen dat alle voorwaarden vermeld op notificatie voor het dossier voldaan zijn alvorens het VLIF zijn akkoord geeft om de installatie – en/of kapitaalspremie uit te betalen.
Binnen de 6 maand na de registratie van de aanvraag 1ste luik of indien er voorschotfacturen zijn binnen de 6 maand na de eerste factuurdatum dient een VLIF-aanvraag geregistreerd te worden bij het VLIF. Indien er een krediet genomen wordt, zal de kredietinstelling instaan voor de indiening van dit VLIF-dossier. Voor investeringen met eigen middelen zal de aanvrager de VLIF-aanvraag zelf verzorgen. Met de VLIF-aanvraag dienen naar gelang de aard van de investering en de situatie van het bedrijf volgende stukken meegestuurd worden: • Bij overname eerste installatie: - VLIF-aanvraagdocument; - geregistreerd overnamecontract;
26
9
NUTTIGE ADRESSEN
9.1 GROEP LANDBOUWKREDIET Dienst
Adres
Tel
Fax
Centraal nummer
Sylvain Dupuislaan 251 1070 Brussel
02/558 71 11
02/558 71 15
Departement kredieten VLIF – Cel
Filip Markey Sylvain Dupuislaan 251 1070 Brussel
[email protected]
02/558 70 29
02/558 76 10
Regionale zetel Net Noord
Sylvain Dupuislaan 251 1070 Brussel
[email protected]
02/558 73 54
02/558 76 34
CCAB vzw. (centrum voor agrarische boekhouding en bedrijfbegeleiding)
Jan Verkest Ambachtstraat 18 A 9820 Merelbeke
[email protected]
09/244 64 50
09/244 64 55
Opmaak overnamedossiers West- en Oost Vlaanderen Jan Verkest A’pen, Vl. Brabant, Limburg Gert Bogaerts
09/244 64 50
09/244 64 55
0497/49 96 97
Met al uw vragen kan u steeds terecht bij het Landbouwkrediet – agentschap in uw buurt. De adressen en contactgegevens van de agentschappen vindt u op http://www.landbouwkrediet.be of bel gratis 0800/404.84
9.2 HOOFDDIENST STRUCTUUR EN INVESTERINGEN (VLIF) Agentschap voor Landbouw en Visserij Structuur en investeringen Ellips, 4de verdiep Koning Albert II-Laan 35, bus 41 1030 Brussel Tel. 02 552 74 70 – Fax 02 552 74 71
27
9.3 PROVINCIALE DIENSTVERLENING STRUCTUUR EN INVESTERINGEN Structuur en Investeringen Vlaams-Brabant Ellipsgebouw (gelijkvloers) - Koning Albert II-Laan 35, bus 43 - 1030 Brussel Tel. 02 552 73 20 - Fax 02 552 73 01 ir. Veerle Blommaert, ingenieur e-mail:
[email protected] Structuur en Investeringen Antwerpen Vlaams Administratief Centrum - Lange Kievitstraat 111-113, bus 72 - 2018 Antwerpen Tel. 03 224 92 20 - Fax 03 224 92 01 André De Rop, ingenieur e-mail:
[email protected] Structuur en Investeringen Limburg Vlaams Administratief Centrum - Koningin Astridlaan 50, bus 6 - 3500 Hasselt Tel. 011 74 26 30 - Fax 011 74 26 49 Lucien Dhondt, ingenieur e-mail:
[email protected] Structuur en Investeringen Oost-Vlaanderen (arrondissementen Gent en Oudenaarde) Burgemeester Van Gansberghelaan 92 - 9820 Merelbeke Tel. 09 272 22 40 - Fax 09 272 22 41 Georges Van Nieuwerburgh, ingenieur e-mail:
[email protected] Structuur en Investeringen Oost-Vlaanderen (arrondissementen Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas en Eeklo) Burgemeester Van Gansberghelaan 92 - 9820 Merelbeke Tel. 09 272 22 40 - Fax 09 272 22 41 ir. Jean Deneef, ingenieur e-mail:
[email protected] Structuur en Investeringen West-Vlaanderen (arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne) Baron Ruzettelaan 1 - 8310 Brugge Tel. 050 20 76 50 - Fax 050 20 76 59 Danny Persyn, ingenieur e-mail:
[email protected] Structuur en Investeringen West-Vlaanderen (arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare en Tielt) Baron Ruzettelaan 1 - 8310 Brugge Tel. 050 20 76 50 - Fax 050 20 76 59 Willy Beghein, ingenieur e-mail:
[email protected]
28
10
BIJLAGEN 10.1 MAXIMUM SUBSIDIABELE BEDRAGEN VOOR BEDRIJFSGEBOUWEN EN BEDRIJFSBEKLEDING
Aard van de constructie Melkveestallen (zonder melkinstallatie, ruimte voor jongvee en stro-opslag): • Standaard ligboxenstal: • Gedeeltelijk ingestrooide stal: Melkinstallaties: • Melkleiding: • Melkstal: • Melkrobot: • Carroussel:
Bedrag in EUR (exl. BTW) 3.250 EUR/koe 4.000 EUR/koe 500 EUR/koe 800 EUR/koe 110.000 EUR 7.500 EUR (per plaats op de carroussel)
Zoogkoeienstallen (zonder stro-opslag):
2.500 EUR/koe
Vleesveestallen:
2.150 EUR/dier
Jongveestallen:
1.350 EUR/dier
Vleeskalverstallen:
750 EUR/dier
Omschakeling naar groepshuisvesting:
300 EUR/dier
Fokvarkensstallen (inclusief mestopslag en meerkost voor ammoniakemmissiereductie):
2.750 EUR/dier
Vleesvarkenstallen (inclusief mestopslag en meerkost voor ammoniakemmissiereductie):
400 EUR/plaats
Schapenstallen (exclusief melkinstallatie):
325 EUR/plaats
Geitenstallen (inclusief melkinstallatie):
600 EUR/plaats
Pluimveestallen: • Stallen voor leghennen (kooien en ammoniakemmissiereductie): • Stallen voor leghennen (voliëresysteem en ammoniakreductie): • Stallen voor vleeskuikens (met ammoniakemmissiereductie): Paardenstallen: • Stallen met boxen en inrichting: • Rijhal: Konijnenstallen: • Stallen voor voedsters: • Stallen voor vleeskonijnen:
25 EUR/kip 28 EUR/kip 13 EUR/kip 285 EUR/m2 180 EUR/m2 7,5 EUR/voedster 4 EUR/vleeskonijn
Loodsen: • Gesloten loods (gepolierde vloer, geïsoleerd, poorten): • Aardappelloods (met binneninrichting): • Witloofloods (zonder hydrocultuurinstallatie): • Fruitloods (zonder frigo):
200 EUR/m2 250 EUR/m2 200 EUR/m2 200 EUR/m2
Serres voor groententeelt: • Serres, licht verwarmd: • Serres, zwaar verwarmd met energiebesparende voorzieningen:
55 EUR/m2 100 EUR/m2
Serres voor sierteelt: • Serres, licht verwarmd: • Serres, zwaar verwarmd met energiebesparende voorzieningen:
75 EUR/m2 150 EUR/m2
Inrichting witloofloods voor hydrocultuur: Inrichting champignonbedrijf (maximumbedrag niet van toepassing bij mechanische pluk) Erfverharding
30.000 EUR/ha forcerie 375 EUR/m2 25 EUR/m2
10.2 BIJLAGE 2 BIJ OMZENDBRIEF 48
Aanvraag om tussenkomst van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) 1ste luik VLIF-dossiernummer de
VLIF, Ellipsgebouw 4
(vak voor administratie)
In tweevoud opsturen naar: verd.,Koning Albert II-Laan 35, bus 41, 1030 Brussel
1. GEGEVENS OVER DE AANVRAGER De aanvrager is een natuurlijke persoon Familienaam en voornaam
Naam en voornaam echtgeno(o)t(e)
Straat en huisnummer
Telefoon of gsm
Postnummer en deelgemeente
Geboortedatum
e-mailadres
De aanvrager is een vennootschap Naam van de vennootschap (volgens statuten)
Naam en voornaam van de mandataris
Straat en huisnummer (maatschappelijke zetel)
Straat en huisnummer (domicilie mandataris)
Postnummer en deelgemeente (maatschappelijke zetel)
Postnummer en deelgemeente (domicilie mandataris)
Telefoon of gsm-nummer
e-mailadres
2. GEGEVENS OVER LIGGING EN ACTIVITEITEN VAN HET BEDRIJF Straat en huisnummer Postnummer en deelgemeente Hoofdactiviteit (landbouw of tuinbouw) Oppervlakte
Aantal ha of m2
Aantal dieren
Marktbare teelten:
Melkkoeien:
Voedergewassen:
Zoogkoeien:
Grasland:
Vleesvee:
Groenten in open grond:
Zeugen:
Boomkwekerij:
Vleesvarkens:
Fruitteelt:
Legkippen:
Teelten onder glas:
Vleeskippen:
Andere:
Andere:
30
3. INVESTERINGEN WAARVOOR DE STEUN GEVRAAGD WORDT Netto-investeringsbedrag (in €)
Nr. Aard investering
(minimaal € 15.000)
1 2 3 4
Totaal
4. FINANCIERING VAN DE INVESTERINGEN WAARVOOR DE STEUN GEVRAAGD WORDT Nr.
Financiering (aankruisen wat past) Met krediet
Verwacht kredietbedrag (in €)
Zonder krediet
Kredietinstelling
1 2 3 4
5. VERKLARING Ondergetekende
(naam & voornaam)
vraagt steun van het VLIF voor de in punt 3 opgesomde investeringen. Hij of zij: - verklaart dat de uitvoering van de opgesomde investeringen nog niet begonnen is; - heeft er kennis van dat maximaal twee aanvragen om tussenkomst per aanvrager per jaar mogen ingediend worden; - heeft er kennis van dat de aanvraag om tussenkomst 1ste luik geklasseerd wordt zonder gevolg wanneer 6 maanden na de registratie-datum van de aanvraag nog geen aanvraag om tussenkomst 2 de luik ingediend werd. De aanvraag om tussenkomst 2 de luik moet vergezeld zijn van de noodzakelijke documenten en verwijst naar het 1ste luik.
Gedaan te
Handtekening aanvrager
Datum
31
10.3 BIJLAGE 3 BIJ OMZENDBRIEF 48
Aanvraag om steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) Verklaring op erewoord van de aanvrager
Ondergetekende
(naam) wenst steun te verkrijgen van het VLIF
voor de investeringen/verrichtingen zoals vermeld op de aanvraag om tussenkomst 1ste luik in dossier (VLIF-dossiernummer) en: - bevestigt dat de informatie die in het kader van de aanvraag om steun verstrekt wordt op het aanvraagformulier of aan zijn kredietinstelling, onder meer over het patrimonium, de activa en de passiva, volledig en juist is; - heeft er kennis van genomen dat onvolledige of onjuiste verklaringen kunnen aanleiding geven tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van de verkregen steun; - heeft er kennis van genomen dat de toegekende steun openbaar gemaakt wordt op basis van bepalingen in Verordening (EG) nr. 259/2008 van de Commissie van 18 maart 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO); - gaat akkoord om in voorkomend geval alle bijkomende inlichtingen te verstrekken, hetzij rechtstreeks, hetzij via zijn kredietinstelling, die noodzakelijk zijn voor het onderzoek van de aanvraag om VLIF-steun; - verklaart geen andere aanvraag om steun te hebben ingediend of te zullen indienen bij het VLIF of bij een andere instantie voor dezelfde investeringen;
(enkel invullen bij een aanvraag om vestigingssteun): (datum) gestart is of zal starten met de aangifte van (bruto-)winsten
- verklaart dat hij vanaf
uit de landbouwonderneming bij de aangifte van de personenbelasting en geeft een toelating aan het VLIF voor het opvragen van de noodzakelijke informatie bij de Administratie der Directe Belastingen met het oog op de controle van die verklaring. In voorkomend geval kan de vestigingspremie gestort worden op rekeningnummer: -
-
op naam van
Het aanvraagformulier is vergezeld van de documenten die strikt noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier.
Gedaan te
Handtekening aanvrager
Datum
32
10.4 BIJLAGE 1 BIJ O.B.48
Aanvraag om tussenkomst van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) 2de luik VLIF-dossiernummer de
VLIF, Ellipsgebouw 4
(vak voor administratie)
In tweevoud opsturen naar: verd.,Koning Albert II-Laan 35, bus 41, 1030 Brussel
Naam en adres kredietinstelling (*)
Referte kredietinstelling (*)
Datum aanvraag
(*) Invullen indien aanvraag gebeurt door kredietinstelling
DEEL 1 1. GEGEVENS OVER DE AANVRAGER (STEEDS INVULLEN) De aanvrager is een natuurlijke persoon land- of tuinbouwer (*) Familienaam en voornaam
Geboortedatum
Straat en huisnummer
Hoogste diploma
Postnummer en deelgemeente
Datum van vestiging als landbouwer
Telefoon
Fax
gsm
E-mailadres
Jaren ervaring Aard hoofdberoep
Aard bijberoep
Familienaam en voornaam echtgeno(o)t(e) Statuut echtgeno(o)t(e) (aankruisen wat past) Meewerkend
Loontrekkend
Ander
Wettelijk stelsel
Ander huwelijksstelsel
Huwelijkscontract (aankruisen wat past) Niet van toepassing
De aanvrager landbouwer-natuurlijke persoon is ook mandataris van een vennootschap met landbouwactiviteiten (aankruisen wat past):
Ja Neen
(*) Indien de aanvraag uitgaat van een maatschap worden de gegevens op analoge wijze verstrekt voor ieder lid van de maatschap voorafgegaan door a), b), c).
33
De aanvrager is een rechtspersoon land- of tuinbouwer Naam van de rechtspersoon (volgens statuten)
Familienaam en voornaam van de mandataris (*)
Straat en huisnummer (maatschappelijke zetel)
Straat en huisnummer
Postnummer en deelgemeente (maatschappelijke zetel)
Postnummer en deelgemeente
Telefoon
Hoogste diploma
Fax
gsm
E-mailadres
Geboortedatum
Oprichtingsdatum
Maatschappelijk kapitaal
Jaren ervaring Aard hoofdberoep
Aard van de deelbewijzen (aankruisen wat past) Op naam
Datum van vestiging als landbouwer
Aard bijberoep
Aan toonder
De mandataris van de aanvrager landbouwer-rechtspersoon is ook actief als landbouwer-natuurlijke persoon (aankruisen wat past):
Ja Neen
(*) Gegevens verstrekken voor iedere mandataris voorafgegaan door a), b), c).
2. GEGEVENS OVER LIGGING EN AARD VAN HET BEDRIJF (STEEDS INVULLEN) Straat en huisnummer
Aard (landbouw, tuinbouw of CV voor verwerking, afzet of dienstverlening)
Postnummer en deelgemeente
Totale oppervlakte
3. INVESTERINGEN WAARVOOR DE STEUN GEVRAAGD WORDT EN FINANCIERING 3.a. KREDIETEN (INVULLEN BIJ EEN FINANCIERING MET KREDIET) Nr.
Duur in periodes
Kredietbedrag
Duur 1 periode (in maanden)
Jaarlijkse rentevoet
Aantal periodes vrijstelling
1 2 3
3.b. INVESTERINGEN (STEEDS INVULLEN) Financiering van de investering Kosten Nr.
Aard investering
1 2 3 4 5 (*) Aankruisen indien van toepassing
Nettobedrag
(BTW, notariskosten)
Zonder krediet (*)
Met krediet Kredietnr.
Kredietgedeelte
4. OPGAVE EN ACTUELE WAARDE VAN DE ONROERENDE EIGENDOMMEN VAN DE AANVRAGER (STEEDS INVULLEN) Omschrijving onroerende eigendommen
Actuele waarde
5. OPGAVE EN ACTUELE WAARDE VAN DE ONROERENDE EIGENDOMMEN VAN DE MANDATARIS(EN) VAN DE VENNOOTSCHAP (INVULLEN INDIEN AANVRAGER EEN RECHTSPERSOON IS) Omschrijving onroerende eigendommen
Actuele waarde
6. OPGAVE EN ACTUELE WAARDE VAN DE BEDRIJFSBEKLEDING (STEEDS INVULLEN) Omschrijving goederen
Actuele inventariswaarde
Dieren Materieel en machines Vruchten te velde en voorraden
7. OVERZICHT VAN DE BESTAANDE LENINGEN (STEEDS INVULLEN)
Bank
Bedrag
Doel
Datum akte
Duur RV% (jaar)
35
Waarborgen (Hyp, LV, HF)
Huidig saldo
Jaarlijkse aflossing
VLIF-nr.
8. BIJGEVOEGDE DOCUMENTEN (STEEDS INVULLEN) Een aanvraag om steun moet vergezeld zijn van de documenten die strikt noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier en het mogelijk maken op basis van een administratief onderzoek een eerste beoordeling te doen van de aanvraag om steun. Documenten die samen met een vorige aanvraag om steun opgestuurd werden, moeten niet opnieuw voorgelegd worden met uitzondering van de milieuvergunning die in alle gevallen moet voorgelegd worden (10).
LIJST VAN BIJGEVOEGDE DOCUMENTEN (AANKRUISEN WAT PAST) Hoogste diploma (1)
Statuten en oprichtingsakte (8)
Kopie identiteitskaart of uittreksel geboorteakte(2)
Stedenbouwkundige vergunning (9)
Attest aansluiting sociale kas zelfst (3)
Milieuvergunning (10)
Overnamecontract + inventaris of verslag over waarde van de aandelen (4)
Bouwtoelating (11)
Contract van maatschap (5)
Notarisattest of notariële akte (12)
Pachtcontract(en) (6)
Looncontract (13)
Huwelijkscontract (7)
Toekenning nutriëntenemissierechten (14)
1. Het diploma is noodzakelijk voor de beoordeling van de beroepsbekwaamheid. 2. Kopie van de identiteitskaart of een uittreksel uit de geboorteakte moet bijgevoegd worden indien vestigingssteun gevraagd wordt. Op basis hiervan wordt de leeftijdsvoorwaarde gecontroleerd. 3. Het attest van aansluiting bij een sociale kas voor zelfstandigen moet voorgelegd worden met het oog op de controle van het sociaal statuut. 4. Bij een overname van bedrijfsbekleding moet een geregistreerd, gedateerd en door de partijen ondertekend overnamecontract voorgelegd worden. Tevens moet een gedetailleerde inventaris met opgave van de prijs per overgenomen goed, voorgelegd worden. In geval van een gedeeltelijke overname waarna de overnemer en de overlater het bedrijf samen zullen exploiteren moet de inventaris van het volledige bedrijf opgemaakt worden. In geval van een gedeeltelijke overname die niet gevolgd wordt door een gezamenlijke exploitatie wordt een inventaris voorgelegd van de reëel overgenomen goederen. Bij de overname van aandelen als beherend vennoot, zaakvoerder, bestuurder, afgevaardigd bestuurder wordt het verslag van de bedrijfsrevisor of erkende accountant over de waardebepaling van de aandelen voorgelegd. Dit verslag is gebaseerd op de bedrijfsboekhouding en jaarrekening van het laatste jaar voorafgaand aan de overname van aandelen. 5. In geval van een gedeeltelijke overname waarna de overnemer en de overlater het bedrijf samen exploiteren moet een contract van maatschap voorgelegd worden. 6. Indien toepasselijk dient de bedrijfszekerheid bewezen met het voorleggen van voldoende pachtcontracten. 7. Bij aanvragen op naam van de echtgeno(o)t(e) waarbij de partner al gevestigd is als landbouwer dient het huwelijkscontract voorgelegd. 8. Bij aanvragen door een rechtspersoon dienen de oprichtingsakte, de statuten en alle latere wijzigingen voorgelegd. 9. Bij het oprichten van bedrijfsgebouwen en bij het uitvoeren van investeringen die een vergunning vereisen, dient een stedenbouwkundige vergunning voorgelegd. 10. In alle gevallen dient een milieuvergunning voorgelegd. 11. Indien gebouwd wordt op grond van derden moeten, naargelang het geval de toelating tot bouwen van de eigenaar of de vrederechter of de notariële akte m.b.t. het recht van opstal voorgelegd worden. 12. Bij aankoop van gebouwen is het noodzakelijk een kopie van de notariële akte of een attest van de notaris voor te leggen waaruit blijkt dat al dan niet van het recht op voorkoop werd gebruik gemaakt. Dit attest dient eveneens de oppervlakte, de aankoopprijs (verdeeld in waarde bedrijfsgebouwen, waarde grond bebouwd en niet bebouwd, waarde woning) en de koopkosten te preciseren. Ingeval van uit onverdeeldheid treden dient melding gemaakt van de ten opzichte van de medegerechtigden verworven goederen evenals de prijs van deze goederen gesplitst als hiervoor. 13. In geval van productie onder contract moet een kopie van het contract voorgelegd worden. 14. In geval de investering betrekking heeft op het bouwen, verbouwen of uitrusten van veestallen moet kopie van de toekenning van de nutriëntenemissierechten (NER’s) voorgelegd worden
36
DEEL II (ALLEEN INVULLEN INDIEN GEWESTWAARBORG GEVRAAGD WORDT) 1. OPGAVE, WAARDE EN VERPANDING VAN DE ONROERENDE EIGENDOMMEN VAN DE AANVRAGER Omschrijving en waarde van de onroerende eigendommen
Aard goederen
Waarde bij vrijwillige verkoop
Bestaande hypotheken en volmachten Bank die zekerheid genomen heeft
Waarde bij gedwongen verkoop
Aard (Hyp, Volm)
Bedrag inschrijving
Krediet waarvoor de zekerheid genomen werd
2. OPGAVE, WAARDE EN VERPANDING VAN DE ONROERENDE EIGENDOMMEN VAN DE MANDATARIS VAN DE RECHTSPERSOON AANVRAGER Omschrijving en waarde van de onroerende eigendommen
Aard goederen
Waarde bij vrijwillige verkoop
Bestaande hypotheken en volmachten Bank die zekerheid genomen heeft
Waarde bij gedwongen verkoop
Aard (Hyp, Volm)
Bedrag inschrijving
Krediet waarvoor de zekerheid genomen werd
3. OPGAVE, WAARDE EN VERPANDING VAN DE BEDRIJFSBEKLEDING Aard en waarde van de bedrijfsbekleding
Omschrijving goederen
Inventariswaarde
Bestaande inschrijvingen en volmachten van het landbouwvoorrecht, het handelsfonds en andere voorrechten Bank die zekerheid genomen heeft
Dieren Materieel en machines Vruchten te velde en voorraden
37
Aard (LV, HF, ander)
Bedrag inschrijving
Krediet waarvoor de zekerheid genomen werd
4. ZEKERHEDEN GEHECHT AAN HET KREDIET WAARVOOR DE STEUN GEVRAAGD WORDT Kredietbedrag
Aard van de gevestigde zekerheden
Bedrag van de inschrijving
5. ZEKERHEDEN GEHECHT AAN HET KREDIET WAARVOOR DE STEUN GEVRAAGD WORDT Aan de hand van een waardering van de eigen zekerheden aantonen dat die ontoereikend zijn voor het krediet of de kredieten. Berekening waarborgtekort:
6. EXTRA BIJGEVOEGDE DOCUMENTEN: Kopie kredietakte of kredietbrief Kopie akten hypothecaire inschrijvingen en notariële volmachten Meest recente goedgekeurde jaarrekening (indien van toepassing) Businessplan (indien van toepassing) Andere
Gedaan te
Naam en handtekening vertegenwoordiger van de bank:
Datum
38
Wil u meer informatie ontvangen ? Landbouwkrediet staat steeds klaar voor u. Het adres van het dichtstbijzijnde agentschap van Landbouwkrediet in uw buurt vindt u op www.landbouwkrediet.be, of op het gratis nummer
0800/404.84 Onze kredietspecialisten van de Regionale Zetel Net Noord kan u bereiken op het nummer
02/558.73.54 Deze brochure werd gerealiseerd door het departement Kredieten van Landbouwkrediet. Gedrukt in september 2009. Reproductie voor eigen of intern gebruik is toegestaan. Bronvermelding is verplicht. Deze brochure is gratis te verkrijgen in elk agentschap van Landbouwkrediet. De informatie in deze brochure is louter indicatief. Zij is een samenvatting van de VLIF-regelgeving. De volledige regelgeving kan opgevraagd worden bij de Provinciale dienstverlening Structuur en Investeringen van de Vlaamse Gemeenschap, departement Landbouw en Visserij. Deze brochure is gebaseerd op de gegevens geldig in september 2009. Landbouwkrediet verschaft deze informatie ter goeder trouw, maar kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onvolledigheden of onjuiste informatie.
39
NOTA’S
40
BANK & VERZEKERINGEN V.U.: Rik Duyck - Sylvain Dupuislaan 251 • 1070 Brussel • 10/2009