ZONDAG 8 JUNI 2014, PINKSTEREN Parkstraatgemeente Arnhem Voorganger: ds. M.G. Fernhout, Arnhem M.m.v. het gelegenheidskoor o.l.v. Jacinta Molijn
ERVARING
(We zingen uit het nieuwe liedboek, tenzij anders aangegeven.)
Zingen: "Onze" Arnhemse Psalm 87: 7 v´sharim kechollelim En dansend zingen zij v´sharim kechollelim en dansend zingen zij: kol mayanai bach. “Mijn bronnen zijn alleen in U.”
…en in gedachtenloosheid aangeraakt worden door een weten voorbij niet- weten met een begin en een einde onbekend…
Marijke de Bruijne
Gezongen drempelgebed: 296 Gebed bij Pinksteren: Hierheen Adem Hierheen, Adem, steek mij aan, stuur mij uit jouw verste verte golven licht.
God ben jij, zonder jou is alles nacht en ontij, wreedheid, schuld,
Welkom armeluisvader welkom opperschenker welkom hartenjager.
maar jij maakt schoon. Verflenst mijn bloem – geef water zalf mijn wonden.
Beste tranendroger lieve zielsbewoner mijn vriend mijn schaduw.
Stijf sta ik, toegang verboden, ijzig. Ontdooi mij, koester mij. Vreemd ga ik, zoek mij.
Even rusten voor tobbers en zwoegers, voor krampachtigen een verademing, ben je.
Ik zeg ja jij, doe nee. Vergeld mijn twijfel met vriendschap zeven maal duizend maal.
Onmogelijk mooi licht, overstroom de afgrond van mijn hart, jou zo vertrouwd.
Niets ben ik zonder jou. Dood wil ik naar jou toe. Dan zal ik lachen.
Zingen: 675: Geest van hierboven
1
Over Pinksteren Begin dit jaar verscheen Laat maar waaien, moderne gedachten over de heilige Geest, een uitgave van de VVP. De aanleiding voor deze bundel, waar elf theologen en religiewetenschappers aan hebben meegewerkt, was het convent van VVP-predikanten van oktober 2013. Daar spraken we met elkaar over de Geest aan de hand van lezingen, teksten, beelden en muziek, en het idee ontstond toen om de “geest” die er toen was, niet zomaar voorbij te laten waaien, maar de diverse gedachten te bundelen. Zo geschiedde, met deze uitgave als eindresultaat. Ik heb er ook aan meegewerkt en dat bracht me bij de voorbereiding van het feest van de Geest iets heel verrassends – hoe toepasselijk met Pinksteren, zou je zeggen. Want hoe gaat het met zo’n uitgave; je schrijft een stukje, je weet dat het geen echt “boek” wordt, maar meer een verzameling beschouwingen over de Geest voor intern vrijzinnig gebruik, dus als je het hebt aangeleverd laat je het ook weer los, vergeet je het bijna – tot afgelopen week, toen ik een mailtje kreeg van een gemeentelid die diverse kerkelijke media in de gaten houdt. Hij leest niet alleen de vrijzinnige tijdschriften maar ook de meer orthodoxe, om zo breed mogelijk op de hoogte te zijn. En wat mailde hij: Weet je wel dat er in de Waarheidsvriend, het wekelijkse orgaan van de Gereformeerde Bond, een uitgebreid artikel aan de VVP-bundel gewijd is? En met name dat stukje van mij kreeg veel aandacht, eigenlijk in heel positieve zin. Er zitten misschien wel meer overeenkomsten tussen Bonders en vrijzinnigen dan we dachten! Natuurlijk zijn er ook genoeg verschillen; de schrijver van het artikel stelt, onder andere, dat hij zelf graag blijft benadrukken dat de Geest niet losgemaakt mag worden van Christus. Dat is iets wat ik niet mee zal zeggen, omdat het me te exclusief nieuwtestamentisch is. De heilige Geest kent vele namen, waarvan de bekendste misschien wel de Trooster is. Dat komt van het Griekse woord parakleitos, dat “opwekker” of “pleitbezorger” betekent en het is inderdaad een woord dat alleen in het Grieks en dus in het Nieuwe Testament gebruikt wordt. Maar is die troostende Geest daarmee uitsluitend verbonden aan de hoofdpersoon van het Nieuwe Testament, Jezus Christus, die ook wel pleitbezorger wordt genoemd, of komen we de Geest in het Oude Testament, in de Tenach, ook al tegen? We luisteren nu eerst naar het koor, dat een klassieke Pinkstertekst zingt: Veni sancte Spiritus, Kom heilige Geest. Dit is een zogenaamde sequens, een gezang met een tekst die op een van oorsprong Gregoriaanse melodie is gezet. De klassieke rooms-katholieke liturgie kent vijf “officiële” momenten om zo’n sequens te zingen: met Pasen, Pinksteren, Sacramentsdag (dat is kort na Pinksteren), bij een Requiemmis en het feest van ”Onze lieve vrouwe van zeven smarten” in september, waarbij de tekst van de sequens het bekende Stabat Mater is. Het koor zingt voor ons de Pinkstersequens volgens een toonzetting van Taizé. Het koor zingt: 681: Veni sancte Spiritus Lezing: 1 Koningen 19: 8-16 (Naardense Bijbel) Korte overweging Het was natuurlijk een retorische vraag die ik straks stelde, of de Geest als trooster exclusief verbonden of zelfs gebonden is aan het Nieuwe Testament. Het Hebreeuwse woord ruach en het Griekse woord pneuma, dat met Geest wordt vertaald, betekent allebei wind, en in Genesis 1, het scheppingsverhaal, komt die ruach al voorbij, als de adem van God over de chaos gaat om die tot zijn orde te roepen. Dat ademen en spreken van God gebeurt op hetzelfde moment, en dan gebeurt hét ook: God ademt/spreekt “Er zij licht!” en er wás licht. En God zag dat het goed was… 2
Gods geest is er dus vanaf het begin bij, niet los verkrijgbaar, met dat Hij spreekt, gebeurt het ook. En dat horen we ook weer terug in het verhaal van Elia. Voorafgaand aan het gedeelte dat we net hoorden, heeft er een krachtmeting plaatsgevonden tussen Elia en de priesters van Baäl. Deze Baälpriesters waren door koningin Izébel meegenomen uit haar vaderland, en haar echtgenoot koning Achab, die “van huis uit” bij Israël en de God van Israël hoorde, nam het niet zo nauw met één of meer goden en dwaalde zo van zijn God af. Ik zeg het nu heel kort en ongenuanceerd, maar als we Elia aantreffen bij de berg Horeb, is hij op de vlucht voor een woedende Achab en Izébel die hem dood willen hebben. Elia is moe, uitgeput van zijn strijd, als opgejaagd wild is hij gevlucht en van God en iedereen verlaten – zo voelt hij zich en zo verwoordt hij het ook als hem gevraagd wordt wat hij daar doet: Ik heb mijn uiterste best gedaan om het volk Israel terug te brengen tot zijn God van wie ze afgedwaald zijn, alle andere profeten zijn gedood, ik ben de laatste die over is en nu zoeken ze mij… Kyrië eleison, Heer, ontferm U toch over mij, troost mij, kom mij te hulp, ik weet niet hoe het verder moet! Een geestesstorm komt voorbij – ik weet niet precies wat ik me daarbij voor moet stellen, maar het zal stormachtig geweest zijn. Maar in de geestesstorm is de Heer niet. Een aardbeving komt voorbij – maar in de aardbeving is de Heer niet. Een verzengend vuur komt voorbij – maar in het vuur is de Heer niet. En dan: de stem van een zachte stilte. Of: het suizen van een zachte koelte. Of: het gefluister van een zachte bries. Het lijkt de ruach van God uit het allereerste begin wel, als de adem van God over de chaos gaat en er lícht wordt geroepen. Want opeens is er licht. Uitzicht. Nieuwe adem. Hoop en toekomst. In die stilte, in die afwezigheid van geluid die niet koud en eenzaam was, maar zacht, koel, verfrissend, is iets geboren dat niet benoemd wordt, maar waardoor Elia op pad kan. En nu krijgt hij antwoord, op hetzelfde kyrië dat hij eerder riep: “Ga heen, keer terug naar je weg,- naar de woestijn van Damascus; daar aangekomen zul je Chazaël zalven tot koning over Aram; en Jehoe, zoon van Nimsji zul je zalven tot koning over Israël,- en Elisja, zoon van Sjafat uit Aveel Mechola, zul je zalven tot profeet in jouw plaats.” Een nieuwe weg ligt voor Elia open – ongeziene verre verten. Zo laat Willem Barnard het Elia zeggen: Gij gaat voorbij. Een grote ademtocht, alles wat vastomlijnd leek staat te beven – in de emotie heb ik U gezocht, Gij waart er niet. Niets dan mijn eigen leven.
ik bleef alleen in mijn eenzelvigheid, tot niemand onzer komt Gij onomwonden. En dan, als niets meer spreekt, alles blijft stom, achter een sluier soms, uit een stil midden is er een stem. Gij spreekt, maar andersom: als ik niets hoor, als ik niets weet te bidden.
En de ontreddering ging voor U uit, het vuur als uw heraut vooruitgezonden – Zingen: 824: Vroeg ik mijn denken
Lezing: Johannes 20: 19-22 (Nieuwe Bijbelvertaling) Korte overweging Aan de avond van die eerste dag van de week was een ochtend voorafgegaan, en dat werd de ochtend waarop voorgoed de toon is gezet van de God van het leven. “Vroeg op de eerste dag 3
van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf.” U weet vast wel hoe het verder gaat… steen weggerold, Jezus is weg, waar is hij heen? Hij is opgestaan uit de doden, Pasen! U kent ook vast wel die uitdrukking (kent u die uitdrukking? ): als Pasen en Pinksteren op één dag vallen. Die wordt doorgaans gebruikt voor iets dat niet mogelijk of haalbaar is. Als de kalveren op het ijs dansen. Als iemand opstaat uit de doden. Pasen en Pinksteren op één dag, dat hebben we dus aan de evangelist Johannes te danken, want hij verkondigt opstanding en het ontvangen van de Geest op één dag. Het is typerend voor Johannes om zo “dicht” te schrijven, dus om zoveel informatie met zoveel lagen in een paar zinnen te stoppen. In het eerste hoofdstuk van zijn evangelie doet hij precies hetzelfde: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.” Probeer deze drie zinnen maar eens uit elkaar te halen, dat lukt bijna niet. Je voelt aan dat Johannes iets heel belangrijks probeert te zeggen, dat hij zijn best doet om onder woorden te brengen dat het Woord zowel God zelf is als bij God is, maar dat en-en wordt al zo gauw of-of, of iets hiërarchisch, dat er eerst dit was en toen dat (eerst God en toen het Woord bijvoorbeeld). Terugdenkend aan Genesis 1: dat de ruach, de adem, de geest van God, tegelijk gebeurt met zijn spreken en dat het dan ook gebéurt. Licht. Leven. Liefde. Bij Johannes wordt het moedeloosmakend duidelijk dat vertalen eigenlijk een ondoenlijke klus is. Het gezegde luidt “vertalen is verraden”, en dat heeft dáár alles mee te maken. Dat je in een vertaling nooit helemaal de essentie van een tekst kunt weergeven, dat er nuances verloren gaan die, in het ergste geval, tot vervlakking en verplatting leiden. Als we het over Pinksteren hebben in de kerk, denken we niet aan het Pinksterverhaal van Johannes – opstanding ’s morgens en ontvangen van de Geest ’s avonds, alles op één dag – maar aan het verhaal uit Handelingen 2, als de discipelen de Geest ontvangen en in alle talen, voor iedereen verstaanbaar, gaan spreken. Want dat is een echt verháál, geen abstracte liefdesverklaring zoals Johannes die geeft, omdat de woorden van zijn getuigenis zo in elkaar gevlochten zijn. Misschien is het ook daarom wel, dat de Nieuwe Bijbelvertaling, waaruit we net Johannes 20 hoorden, die eeuwenoude vertaalfout heeft laten staan die zoveel op zijn geweten heeft. Ik heb hem veranderd – verbeterd in de tekst die u voor u ziet. Weet u om welk woord het gaat? Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Judeeërs. Het gaat om dat woord “Judeeërs”. Dat staat wel in de Naardense Bijbel, maar in de NBV staat er “Joden”. In de Griekse grondtekst staat er “Ioudaioi”. En ja, dat is altijd met “Joden” vertaald, met alle gevolgen van dien. Johannes zou de meest anti-Joodse evangelist zijn van de vier. De Joden hebben Jezus vermoord. De Joden zijn de schuld van alles: oorlogen, pestepidemieën, de crisis en de werkeloosheid. Hoe heeft het toch kunnen gebeuren dat ook bij de nieuwste generatie vertalers, die meegewerkt hebben aan de nieuwe Bijbelvertaling, het kwartje niet is gevallen dat het volstrekt onlogisch is dat de discipelen die zelf Joods waren, bang waren voor de Joden? Wie is er dan bang voor wie, waar gaat dit over? Dit gaat over het verschil tussen Joden uit Galilea – Jezus en zijn discipelen – en Joden uit Judea. Galilea werd als achtergebleven gebied gezien, een uithoek, waar alleen maar boeren woonden met een onverstaanbaar accent – een soort Groningen. "Er gaat niets boven Galilea." 4
En Judea, dat is dan een soort Randstad, Amsterdam, waar het gebeurt, Rotterdam, de metropool, Den Haag, het centrum van de macht. Dat alles was Judea, waar de hoofdstad Jeruzalem als een parel in het midden lag. En ja, het woord “Joden” is inderdaad afgeleid van Judea, maar een Judeeër kan wel een Jood zijn, maar een Jood is echt niet altijd een Judeeër. Laten we voortaan waar “Joden” staat, “Judeeërs” lezen. Want dat staat er écht, geen twijfel over mogelijk. Pasen en Pinksteren op één dag: dat is opstanding én ontvangen van de heilige Geest op één dag. Of zullen we zeggen: opstanding en opstandigheid? Dat we op mogen staan als mensen onrecht wordt aangedaan, afzonderlijke mensen en hele bevolkingsgroepen, dat we daartegen in opstand komen? Is dat dan wat Jezus bedoelde, waartoe hij de Geest heeft gegeven opdat wij leven, opdat wij een nieuw begin kunnen maken en met nieuwe ogen kunnen kijken? Laten we zingen: De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt, in al wat groeit en leeft zijn adem uitgezaaid. De Geest van God bezielt wie koud zijn en versteend, herbouwt wat is vernield, maakt één wat is verdeeld. Zingen: 686: 1, 2: De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt Lezing: Handelingen 2: 1-13 (Naardense Bijbel) Korte overweging De heilige geestesadem uit Handelingen doet denken aan de geestesstorm uit het verhaal van Elia op de Horeb, maar in die geestesstorm was de Heer niet – en in dit geluid, dit ruisen, dit vuur, is Hij wél en zet allen in vuur en vlam. En niet alleen dat: ook hier wil de heilige Geest de trooster zijn. Want de discipelen voelden zich, net als Elia, van God en iedereen verlaten. Hun liefste leermeester en vriend Jezus was niet meer bij hen. Gestorven, opgestaan, ten hemel gevaren – wie het weet mag het zeggen, zij moesten het zónder hem doen en ze wisten niet hoe. Tot deze dag. Vraag niet wat er gebeurde – ervaar dát het gebeurt. Ze worden getroost, aangeraakt. Aangeraakt worden door een weten, voorbij niet-weten. Nu wil ik u, tot slot, mijn bijdrage uit de bundel Laat maar waaien voorlezen. Over die ongrijpbare maar onzegbaar nabije Geest. De Trooster Eerlijk gezegd ben ik altijd wat huiverig als het over de Geest gaat. Ik denk dan altijd: hoe kun je nu zoveel tekst wijden aan iets, iemand, die waait waarheen zij of hij wil en niet te “vangen” is in woord en beeld? En de heilige Geest als Trooster – dat is altijd iets abstracts voor me gebleven. Wat moet ik me daarbij voorstellen? Hoe kan iets of iemand troosten als ik er geen naam voor heb? Tot ik het volgende verhaal hoorde van een collega. In een huis waar mensen met een verstandelijke handicap wonen is één van de bewoners, Jan, overleden. Iris, begeleidster, heeft daar niet echt om kunnen huilen, want Jan is overleden na vele nare maanden, dagen en uren van ziekte. Jans overlijden is dus ook wel een opluchting. 5
En het werk gaat gewoon door; Iris gaat bewoner Kees eten geven. Kees kan niet zelf eten. Hij kan eigenlijk niets: zichzelf niet wassen, zich niet aankleden, hij is nooit zindelijk geworden. Hij kan niet zitten, hij zit vastgebonden in zijn stoel omdat hij er anders uitzakt. Hij spreekt niet, begrijpt geen woorden. “Pap” is een klank waar hij geen betekenis aan kan hechten. Een foto van een bord pap maakt hem ook niet wijzer. Hij herkent pap als die hem in de mond gestopt wordt, want zijn mond opendoen en slikken kan hij wel. Iris geeft Kees eten. Dan klinkt in de kamer het lievelingsliedje van Jan – en bij Iris komen de tranen. Kees ziet dat en slaat zijn armen om haar heen. Met alles wat wij over Kees weten, kan dat helemaal niet. Hij kan aan tranen niet de betekenis van verdriet verbinden, laat staan verzinnen dat je iemand troost door je armen om haar heen te slaan. En toch heeft Kees Iris getroost. Alsof hij dat uit het niets heeft gedaan. Kees moet je eigenlijk wel beschrijven met “niet”: niet zelf eten, niet zelf zitten enzovoort. Maar ondanks dat “niet”, dat “niets”, heeft hij Iris getroost. Dat kwam als een verrassing, maar het kwam niet uit het niets. Het is moeilijk te zeggen wie Kees nu wel is. Maar soms gebeurt hij. Iris heeft het ervaren. Dus, wat wil ik hier nu eigenlijk mee vertellen: dat het me niet zoveel uitmaakt hoe het zit met die Geest. Als Kees er maar is. En op de één of andere manier hangt dat met elkaar samen. In Gods naam. Amen. Gezongen voorbeden samen met het koor: 697: Kom Schepper, Geest Slotlied: Liefde is licht, opnieuw geboren (melodie 601: Licht dat ons aanstoot in de morgen) 1.Liefde is licht, opnieuw geboren, wakker uit nacht en eenzaamheid; liefde wil strelen niet verstoren hunkering naar geborgenheid. Liefde heeft handen, ogen, oren zo open als de dageraad: liefde heeft nooit de hoop verloren – leeft altijd langer dan de haat.
2. Liefde is licht, laat zich niet vangen, komt door gesloten deuren heen, biedt aan de woede beide wangen, breekt harten harder dan een steen. Liefde kan legers overwinnen, springt hoger dan de hoogste muur, blust, door de vijand te beminnen, haarden van hoog oplaaiend vuur.
3. Liefde is licht, uit Hem geboren die zelf de bron van liefde is; Hij heeft zijn mens aan ons verloren, Pasen schrijft zijn geschiedenis.
Laat dan je ziel in zonlicht dopen; weg boze dromen – wees gerust! Boven ons gaat de hemel open: Gods liefde die ons wakker kust.
Gezongen zending en zegen: 430: Bevelen wij elkaar in de hoede van de Eeuwige 6