Een vereniging voor alumni Een onderzoek naar loopbaanperspectieven van afgestudeerde psychologiestudenten en de behoefte aan een alumnivereniging
Opleiding Psychologie Faculteit der gedrags- en maatschappijwetenschappen Rijksuniversiteit Groningen Augustus 2007
Dr. A. H. de Lange S. A. van Drunen Littel H. R. Hamer
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Inhoud Inleiding
3
1) Respondenten
4
2) Begin en einde van de opleiding
5
3) Ervaring naast de opleiding Psychologie
7
4) Na de opleiding Psychologie
8
5) Stages tijdens de opleiding Psychologie
9
6) Huidige situatie
10
7) Relatie tussen de opleiding Psychologie en de huidige situatie
14
8) Oordeel over de opleiding Psychologie
16
9) Bijdragen aan het huidige onderwijs
19
10) Een vereniging voor alumni
20
Conclusies
23
Bijlage 1: Community of Practice
25
Bijlage 2: Figuren bij ‘Oordeel over de opleiding Psychologie’
26
2
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Inleiding In september 2006 is begonnen met de opzet en uitvoering van een grootschalig onderzoek onder alumni van de opleiding psychologie in Groningen. Alle alumni die na 1995 zijn afgestudeerd ontvingen een vragenlijst thuis, waarin niet alleen naar hun oordeel over de opleiding Psychologie werd gevraagd, maar ook naar hun loopbaan ná de opleiding. Meest belangrijke onderdeel van de vragenlijst was een inventarisatie van de interesse van respondenten voor een alumnivereniging. Conclusies wat betreft een alumnivereniging blijken eensluidend, er is een sterke behoefte aan met name netwerkfuncties. Augustus 2007 ziet de afsluiting van het onderzoek en inmiddels is gestart met de opzet van een alumnivereniging. Momenteel wordt gewerkt aan een website voor alumni en wordt bekeken hoe een alumni-dag zou moeten worden ingevuld. Ook wordt binnenkort een coördinator aangesteld, zodat concrete activiteiten op poten kunnen worden gezet. Hierover hopen we snel duidelijkheid te hebben, zodat de opleiding Psychologie in Groningen ook ná het afstuderen van waarde blijft voor haar studenten. Augustus 2007, Stephanie van Drunen Littel Hinke Hamer
3
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
1) Respondenten 1764 vragenlijsten zijn per post verzonden, hiervan zijn 453 vragenlijsten geretourneerd. Van de 139 vragenlijsten die via het internet zijn verzonden, is 80,6% (n = 112) teruggestuurd. Dit levert een totale respons op van 32,1%. Van de 565 respondenten is 18,9% man (n = 107) en 80,9% vrouw (n = 458). Respondenten variëren in leeftijd van 21 tot 59 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 31,19 jaar (standaarddeviatie 6,31). Onder hen is 31,3% alleenstaand. 40,9% is samenwonend en 26,6% is getrouwd. Daarnaast is één van hen weduwe en zijn 5 respondenten gescheiden. Van de respondenten heeft 30% kinderen en 68,8% niet (de ontbrekende 1,4% omvat missende waarden). Van de respondenten met kinderen heeft 14,5% één kind, 11,3% twee kinderen en 4,4% meer dan twee kinderen.
4
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
2) Begin en einde van de opleiding De 563 respondenten die een antwoord geven op de vraag in welk jaar zij zijn begonnen aan de opleiding Psychologie aan de RuG laten een normale verdeling zien. Een vijftal alumni is voor 1987 begonnen en een student is in 2003 begonnen. Voor de rest van de respondenten geldt een beginjaar tussen 1987 en 2002, waarbij het gros tussen 1996 en 2000 is begonnen. Zowel de Bachelor- als de doctoraalstudenten is gevraagd in welk jaar zij afstudeerden, ook hierin is een normale verdeling zichtbaar, met 56,2% van de alumni tussen 2001 en 2006. Onder hen is het laatst behaalde diploma in verreweg de meeste gevallen het doctoraaldiploma (85.7%). 13% heeft het Masterdiploma genoteerd als meest recent behaalde diploma. 1% heeft het Bachelordiploma als meest recente diploma aangekruist. Met deze gegevens komen we uit op een gemiddelde studieduur van 5.51 jaar. Afstudeerrichting doctoraalstudenten Twintig procent van de alumni geeft aan afgestudeerd te zijn in de richting AOP, mogelijk in combinatie met een andere richting. De optie Functieleer wordt door 2 procent van de respondenten aangekruist; in de helft van de gevallen als enige afstudeerrichting, in de andere helft in combinatie met een andere richting. Differentiële Psychologie wordt in slechts twee gevallen aangegeven, in beide gevallen wordt ook gebruik gemaakt van de optie ‘Anders’ om een nevenrichting aan te duiden. 26% van de doctoraalstudenten is afgestudeerd in alleen Klinische Psychologie. Nog eens tien procent volgde de richting Klinische Psychologie naast een van de andere richtingen. 21 procent van de alumni studeerden af in de richting Ontwikkelingspsychologie, al dan niet in combinatie met een andere richting. De mogelijkheid werd geboden om een optie ‘Anders’ aan te kruisen en daarbij aan te geven welke doctoraalrichting was gekozen, mogelijk in combinatie met een andere optie. Twintig procent van de alumni maakten van deze mogelijkheid gebruik en gaven uiteenlopende richtingen aan. De richting Sociale Psychologie was op de schriftelijke vragenlijsten niet aangegeven, om die reden gaven elf procent deze optie aan bij ‘Anders’. In de vragenlijsten die via internet waren ingevuld was deze optie wel aangegeven. Nog eens vijf procent van de respondenten koos voor deze richting via de on line vragenlijsten. Andere richtingen die werden aangegeven op zowel de schriftelijke als de digitale vragenlijsten waren Persoonlijkheidspsychologie, Neuropsychologie, Methodologie, Theorie en Geschiedenis,
Onderwijspsychologie
en
Gerontologie.
Richtingen
als
Experimentele
of
Gezondheidspsychologie werden tenslotte sporadisch genoemd. Afstudeerrichting Masterstudenten Voor Masterstudenten was de keuze uit afstudeerrichtingen minder divers. Zes procent geeft de optie AOP aan, daarnaast wordt ook Klinische en Ontwikkelingspsychologie in zes procent van de gevallen genoemd. Nog eens vier procent van de respondenten heeft de optie Sociale Psychologie aangekruist,
5
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
tegenover ruim een procent dat koos voor Hersenen en Gedrag. Een optie Ontwikkelingspsychologie is per ongeluk aangegeven in de schriftelijke vragenlijst, terwijl deze in Groningen niet bestaat als op zichzelf staande richting. Toch hebben 15 respondenten deze optie aangekruist. Daarnaast heeft een aantal respondenten zowel een afstudeerrichting voor de Master als voor de doctoraalopleiding aangekruist. Dit is niet mogelijk en het zou geleid kunnen hebben tot een vertekening van resultaten. Op de vraag welke differentiatievakken tijdens de Bacheloropleiding zijn gevolgd, konden respondenten kiezen uit vier mogelijkheden, waarbij meerdere opties mochten worden ingevuld. Ruim zes procent geeft aan vakken uit de richting Arbeids- en Organisatiepsychologie te hebben gevolgd, al dan niet in combinatie met vakken uit andere richtingen. In drie procent van de gevallen zijn vakken uit de richting Hersenen en Gedrag gevolgd. Zes procent koos voor de optie Klinische en Ontwikkelingspsychologie, nog eens zes procent koos voor Sociale Psychologie.
6
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
3) Ervaring naast de opleiding Psychologie Opvallend weinig alumni hebben naast hun opleiding Psychologie ervaring opgedaan in het buitenland of een andere opleiding gevolgd. Slechts 9.7% van de respondenten heeft een periode in het buitenland doorgebracht voor studie of onderzoek, het gaat hier in absolute waarden om 55 van 548 respondenten. Een kleine 13% van de respondenten heeft naast de opleiding Psychologie een andere opleiding gevolgd. Het gaat hierbij om opleidingen van uiteenlopende aard. Economie, filosofie of wijsbegeerte, geneeskunde en rechten worden het meest genoemd, hoewel het lage absolute waarden betreft. 44.6% van de respondenten heeft bestuurservaring opgedaan, tegenover 52.6% die dat niet heeft.
7
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
4) Na de opleiding Psychologie 45 Procent van de respondenten heeft na de opleiding Psychologie aan de RuG geen andere opleiding meer gevolgd, tegenover 54% dat wel een vervolgtraject heeft doorlopen. Van hen heeft elf procent een promotietraject gevolgd, al dan niet in combinatie met een postdoctorale- of een willekeurige andere, niet-wetenschappelijke opleiding. Eén procent heeft na de opleiding Psychologie een lerarenopleiding gevolgd, tegenover zes procent dat een andere WO-opleiding is begonnen, in enkele gevallen in combinatie met een postdoctorale opleiding of een andere, niet-wetenschappelijke opleiding. Ruim 22% van de respondenten is een post-doctorale opleiding begonnen. Vermoedelijk ligt dit percentage hoger, daar één procent van de respondenten gebruik heeft gemaakt van de optie ‘andere opleiding’ om de GZopleiding aan te duiden. De respondenten die een andere opleiding zijn gestart na de opleiding Psychologie (twaalf procent), zijn gaan studeren op uiteenlopende gebieden, welke te uitgebreid zijn om hier te beschrijven. Opvallend zijn de cursussen via de huidige werkgever (1%), opleidingen via het Nederlands Insitituut voor Marketing (NIMA) (1%), de opleiding tot mediator (1%), de PABO (0,4%) en de opleiding NeuroLinguïstisch Programmeren (0,4%). Van de respondenten is 26% ten tijde van het invullen van de enquête nog bezig met een opleiding.
8
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
5) Stages tijdens de opleiding Psychologie 94 Procent van de respondenten heeft een stage gelopen tijdens hun opleiding Psychologie. In negentig procent van de gevallen ging het om een stage als verplicht onderdeel van de opleiding. Vijf procent van de respondenten heeft geen stage gelopen. Van de stages was 66% gericht op onderzoek. 64% van de onderzoeksstages was extern, bij een bedrijf of organisatie, tegenover 36% interne stages. De respondenten werd gevraagd aan te geven bij welk bedrijf zij stage hadden gelopen, in het geval van een externe onderzoeksplaats. Het gaat hier om 225 verschillende bedrijven en instellingen, wij hebben geprobeerd hier een ordening in aan te brengen. In dertien procent van de gevallen gaat het om een plaats bij het UMCG, tegenover zestien procent onderzoeksplaatsen in een klinische setting. Klinische settings worden hier breed genomen, zowel GGZ, RIAGG, UCKJP, Accare, Jeugdzorg en andere kinder- en jeugdpsychologische instellingen worden eronder verstaan. In acht procent van de gevallen gaat het om een onderzoeksstage in het buitenland en tenslotte worden veertig procent van de plaatsen geschaard onder ‘anders’. Het kan hier gaan om zowel klinische plaatsen als plaatsen in de richting van arbeids- en organisatiepsychologie. In acht van de 142 gevallen gaat het om een plaats bij trainingsbureau GITP, verder is in deze 142 plekken nauwelijks eenheid te ontdekken. 504 respondenten geven antwoord op de vraag of hun onderzoeks- of praktijkstage van nut is geweest bij het vinden van een betaalde baan, 28% vindt dat niet het geval, 61% vindt van wel. Van de 498 respondenten die aangeven een stage te hebben gelopen, is 27.8% ook na de opleiding werkzaam geweest bij het bedrijf waar zij stage liepen. Verwerking van de vraag ‘Kunt u een omschrijving geven van de stage en aangeven wat het belang is geweest?’ hebben wij voorlopig laten liggen.
9
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
6) Huidige situatie Ten tijde van het invullen van de vragenlijst heeft het overgrote deel van de respondenten een betaalde baan. Het gaat hier om 75%. Wanneer ook combinaties worden meegerekend van vaste baan met promotietraject, postdoctorale opleiding en vrijwilligerswerk komen we uit op ruim 80%. 6% volgt een promotietraject en ruim 4% doet een postdoctorale opleiding; in 21 van de 24 gevallen wordt deze opleiding naast een vaste baan gevolgd. 3% van de respondenten werkt niet ten tijde van het invullen van de vragenlijst en 5.7% beschrijft haar situatie als ‘Anders’. Respondenten wordt de gelegenheid geboden nader toe te lichten wat bedoeld wordt met ‘Anders’. In verreweg de meeste gevallen gaat het om zelfstandig ondernemerschap. Na het afstuderen heeft drie procent van de respondenten nog geen baan gevonden. 23 Procent van de respondenten heeft één baan gehad, 28 procent heeft twee banen gehad en nog eens 23 procent van de respondenten heeft drie banen gehad. Twintig procent van de alumni heeft na hun afstuderen vier of meer banen gehad tot één maximum van negen. 37 procent van de alumni is na het afstuderen nooit werkloos geweest en opvallend is het feit dat de meeste respondenten vrij snel een baan hebben gevonden. Acht procent van de studenten is een maand werkloos geweest, tien procent wee maanden. Nog eens tien procent was drie maanden werkloos en vervolgens lopen de aantallen af. Opmerkelijk zijn de pieken bij zes (zeven procent), tien (twee procent) en twaalf maanden (twee procent), dit heeft mogelijk te maken met een antwoordtendens richting vastomschreven periodes (‘een half jaar’, ‘een jaar’). Er is overigens een grote spreiding zichtbaar, tot een maximale periode van werkloosheid van 96 maanden. De werkenden werd gevraagd hoeveel uur zij wekelijks betaald werk verrichten. Een ruime meerderheid (62%) werkt 32, 36 of 40 uur per week. Het gemiddeld aantal uren dat gevonden wordt is 33.5 uur, met een standaarddeviatie van 11 uur. Een meerderheid van de respondenten geeft aan in loondienst te werken, het gaat hier om 82%. Verder werkt 6% van de respondenten als zelfstandig ondernemer. 3% werkt als uitzendkracht en 2% doet freelance-werk. Hoewel in de vraagstelling is aangegeven dat slechts een antwoordoptie kan worden aangegeven, geeft een aanzienlijk aantal respondenten meerdere antwoorden. De aangegeven aanstellingen variëren. Ruim 53% van de respondenten heeft een vaste baan. 22% heeft tijdelijk werk, met uitzicht op een vaste baan. 16 % van de respondenten heeft tijdelijk werk, zonder uitzicht op een vaste baan. Wat de sector betreft, blijkt 44% in de gezondheidszorg terecht te komen, tegenover 19% in het onderzoek of het onderwijs. 17% komt in de zakelijke dienstverlening terecht en het overige deel komt in uiteenlopende sectoren terecht die ik hier niet nader zal uitwerken. Een optie ‘Anders’ laat zien dat een aanzienlijk deel van de respondenten in overheidsfuncties terechtkomt. Bij de vraag ‘Wat is uw functie’ wordt een zestal keuzemogelijkheden gegeven waarvan nauwelijks gebruik wordt gemaakt. 10% geeft de optie ‘Onderzoeker’ aan en 7% kiest voor ‘Eerstelijnspsycholoog’. Ruim 54 % kruist de optie ‘Anders’ aan en beschrijft functies van
10
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
uiteenlopende aard. De vraag erna is een open vraag naar een omschrijving van de functie. Van deze mogelijkheid werd dankbaar gebruik gemaakt en uitgebreide beschrijvingen zijn het gevolg. De vragen ‘Wat is uw functie’ en de vraag ‘Zou u een nadere omschrijving van uw functie kunnen geven’ hebben we samengevoegd. De functies die genoemd worden, hebben we geprobeerd te groeperen, hiervoor hebben we een nieuwe variabele aangemaakt. Naar eigen inzicht hebben we een indeling gemaakt in zeventien verschillende functies en sectoren en we hebben ons best gedaan een zo goed mogelijke indeling te maken. Het is echter onmogelijk gebleken om een sluitende indeling te maken, daar we vaak te maken hebben met meerdere functies per persoon. Met de antwoorden op beide vragen is hooguit een globale indicatie te geven van de gebieden waarin alumni terechtkomen. Tabel 1: “Wat is uw functie?” Functie Psycholoog (breed genomen)
Aantal respondenten dat voor deze optie kiest 186
Consultant/ trainer/ adviseur/ manager
105
Onderzoeker/ AIO/ promovendus
77
(Universitair) docent/ onderwijsbegeleider
22
Beleidsmedewerker/ projectleider
17
Behandelverantwoordelijke
16
IT-sector
11
Administratief medewerker
9
Assessmentpsycholoog
8
Sector Medische wetenschappen
7
Ambulant begeleider
6
Intercedent
6
Communicatie/ PR
6
Recruiter
3
Sector Rechtsgeleerdheid
3
Zelfstandig ondernemer
2
Anders
49
11
Rijksuniversiteit Groningen
In ta ke G ,d Z ia ps gn yc os G tie P holo Z ps k e syc og n h yc ho be olo ha og lo og nd K el in lin isc op ing l A h p eid rb ei syc ing ds h ps olo yc og ho lo og A n d 2e e T lij he rs K ns ra in de 1e ps pe u y r e lij ns cho t n l p Je o ug syc og ho d P l S ch sy oog oo ch o l S psy loo oc g c h ia G ed al olo O o th nt er g w rag ik ap s p kle s e in ych ut gs o lo p N eu syc og h r M ol o ed ps o yc og is ch ho ps lo yc og ho P Stu ei er ge lo so de og on nte n p r n ak lijk p he sy tijk id ch sp ol sy oo ch g ol oo g
12
Z e lfs ta nd ig o n de rne m e r
S e c to r R e c h ts g e le e rd h e id
R ec ru ite r
C o m m u n ic a tie / P R
In te rc e d e n t
A m b u la nt b eg e le id e r
S e c to r M e d is c h e w et en s c h a pp e n
A s s es s m e n tp s y c h o loo g
A d m in is tra tie f m e d e w e rk er
S ec to r IT
H o o fd b eh a n d e lin g / b e ha n d e lv e ra n tw o o rd e lijk e
B e le id s m ed e w e rk e r/ p ro je c t le ide r
(U niv e rs it air) d oc e n t/ o n d erw ijs b eg e le id e r
A nd e rs
O n d e rz o e k e r/ A IO / p ro m ov e n d u s
C o ns u lta n t/ train e r/ a d v is e u r/ m a na g e r
P s y c h o lo og (bree d g e n o m en )
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Figuur 1: “Wat is uw functie?” 200
180
160
140
120
100
80
60
40
20
0
Daar de categorie “psycholoog” erg breed is hebben we deze nog verder opgedeeld, ook dit is naar eigen inzicht gebeurd, met de weinige concrete informatie was het moeilijk in te schatten of de GZpsycholoog een 1e lijns- of 2e lijnspsycholoog betrof. Onderstaand tabel geeft één feit wel goed weer
en dat is dat van de alumni die psycholoog zijn geworden, een derde GZ psycholoog is geworden.
Figuur 2: “Wat voor psycholoog?”
70
60
50
40
30
20
10
0
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Naast de vragen over het beroep werd ook gevraagd of de respondenten leiding geven aan andere medewerkers. Zestien procent van hen antwoordt met ‘ja’, 75 procent antwoordt ‘nee’. Tenslotte wordt de respondenten gevraagd naar hun jaarlijks bruto inkomen. Ook hierin kan op een zespuntsschaal worden gekozen uit vijf gegeven categorieën. Er is een optie ‘Wil ik niet vertellen’, deze wordt door drie procent van de respondenten aangegeven. Vijf procent van de respondenten verdient jaarlijks onder €10,000,-. Negen procent verdient tussen €10,000,- en €20,000,op jaarbasis. Verreweg de meeste respondenten (66%) geven aan tussen de €20,000,- en €50,000,- te verdienen, in tien procent van de gevallen gaat het om €50,000,- of meer.
13
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
7) Relatie tussen de opleiding Psychologie en de huidige situatie Afgestudeerde psychologen zijn tevreden mensen. Op de vraag ‘Hoe tevreden bent u met uw huidige functie’, waarbij een antwoord kan worden aangekruist op een vijfpuntsschaal, geeft 45% van de respondenten aan dat zij bovengemiddeld tevreden is. 30% is zelfs zeer tevreden met de functie. Slechts 7% van de respondenten is ontevreden of zeer ontevreden, 14% staat neutraal tegenover de huidige functie. De meningen zijn meer verdeeld waar het gaat om de aansluiting tussen de opleiding Psychologie en de huidige baan. Slechts 5% van de respondenten vindt de aansluiting zeer goed, 27% vindt de aansluiting goed en 33% vindt de aansluiting voldoende. De overige 31% vindt de aansluiting matig of zelfs slecht. De respondenten wordt gevraagd aan te geven waarom zij de aansluiting als goed of slecht omschrijven. Deze vraag wordt gesteld als open vraag, met een overvloed aan uiteenlopende antwoorden als gevolg. Wat betreft de respondenten die de aansluiting beperkt vinden, kiezen wij ervoor slechts de meest voorkomende antwoorden te presenteren. Tabel 2: Aansluiting tussen de opleiding en de huidige functie Opmerking betreffende de aansluiting
Percentage respondenten
De studie biedt weinig gelegenheid om praktische vaardigheden op te doen
14%
De studie bereidt onvoldoende voor op het omgaan met cliënten en ze biedt
12%
te weinig gespreks- en therapeutische vaardigheden De studie biedt weinig oefening met vaardigheden in presenteren
9%
De studie geeft weinig gelegenheid voor het oefenen met diagnostische en
6%
behandelvaardigheden De studie biedt te weinig oefening in schrijfvaardigheden
5%
De studie biedt weinig oefening in organisatorische vaardigheden
4%
De studie biedt weinig mogelijkheid tot zelfreflectie en introspectie
4%
De studie biedt weinig (klinische) vaardigheidsvakken
4%
De studie biedt weinig loopbaan- en sollicitatievaardigheden
3%
Vervolgens wordt gevraagd in hoeverre kennis en vaardigheden vanuit de opleiding Psychologie in de huidige functie benut worden. Een vijfpuntsschaal van ‘helemaal niet’ tot ‘volledig’ laat een rechtsscheve verdeling zien, waarbij ruim 75% van de respondenten aangeeft dat kennis en vaardigheden gemiddeld tot goed van pas komen in de huidige functie. Op de vraag in welke mate kennis en vaardigheden vanuit de opleiding Psychologie tekort schieten voor de huidige functie wordt meer verdeeld gereageerd. 15% van de respondenten geeft aan dat kennis en vaardigheden sterk of volledig tekortschieten. 34% is van mening dat kennis en vaardigheden ‘gemiddeld’ tekortschieten, tegenover 45% die aangeeft dat ze vindt dat kennis en vaardigheden niet of zelfs helemaal niet tekortschieten.
14
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
De volgende vraag betreft carrièremogelijkheden. 15% geeft aan dat de huidige functie nauwelijks of weinig carrièremogelijkheid biedt. 23% vindt dat er voldoende mogelijkheden worden geboden, tegenover 57% die de carrièremogelijkheden als goed of zelfs zeer goed betitelen. De laatste vraag betreft de relatie tussen Psychologie en de arbeidsmarkt, respondenten wordt gevraagd aan te geven in hoeverre zij vinden dat Psychologie een goede basis biedt om de arbeidsmarkt mee op te gaan. ‘Helemaal niet’, vindt 6%, ‘niet’ zegt 25%. 37% vindt de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt voldoende, tegenover 24% die de aansluiting goed vindt. Een kleine 2% vindt de aansluiting zelfs zeer goed.
15
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
8) Oordeel over de opleiding Psychologie De vraag naar wat men ziet als sterke kanten van de opleiding is gesteld als een open vraag en een grote verzameling uiteenlopende antwoorden is het gevolg. Wij hebben getracht de verschillende antwoorden zo goed mogelijk te classificeren, zie hiervoor onderstaande verdeling. Op de verticale as is het absolute aantal opmerkingen weergegeven. Vijf van de zeven onderwerpen zullen in bijlage 1 nader worden opgedeeld in cirkeldiagrammen, de kopjes ‘Anders’ en ‘Vakgroepen’ zullen we vanwege hun specificiteit niet nader uitwerken. Figuur 2: Sterke kanten van de opleiding verdeeld over zeven categorieën 450
Vakinhoudelijk
400 350 300
Organisatie en opbouw van de opleiding
250 200
Persoonlijke vorming
150 100
Medewerkers
50
Faculteit Vakgroepen Anders
0 1
2
3
4
5
6
7
Vervolgens wordt gevraagd naar wat men ziet als zwakke kanten van de opleiding. Op dezelfde wijze als bij de sterke kanten geven we hier de resultaten weer, opnieuw toont de verticale as de absolute aantallen opmerkingen. Figuur 3: Zwakke kanten van de opleiding verdeeld over zeven categorieën 300 Vakinhoudelijk 250 200 150 100 50
Organisatie en opbouw van de opleiding Medewerkers Faculteit
Anders
Persoonlijke Vakgroepen vorming
0
16
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Ook hier kiezen we ervoor de koppen ‘Anders’ en ‘Vakgroepen’ niet uit te werken, wel lichten we er graag een aantal punten, vermeld onder ‘Anders’, uit. Opmerkingen betreffen hier met name de slechte aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt, de sterke focus op tentamenresultaten en de beperkte ruimte voor creativiteit. Tijdens de opleiding is studenten de gelegenheid geboden ervaring op te doen met diverse vaardigheden. Respondenten wordt gevraagd met welke vaardigheden zij hebben kennisgemaakt en hoe belangrijk deze waren en zijn voor hun loopbaan. Het belang van de betreffende vaardigheid is aangegeven op zevenpuntsschalen, waarbij de meest linkse waarden ‘geen belang’ aangeven; hoe verder de waarde naar rechts ligt, hoe belangrijker de vaardigheid wordt gewaardeerd. Onderstaande verdeling laat zien in hoeverre men heeft kennisgemaakt met de betreffende vaardigheid. De waarden tellen niet op tot honderd procent, daar een groot aantal respondenten deze vraag over het hoofd heeft gezien. Tabel 3: “Heeft u kennisgemaakt met onderstaande vaardigheid? Soort vaardigheid
Percentage respondenten dat heeft kennisgemaakt met deze vaardigheid
Vaardigheidsvakken
Wel: 90%; Niet: 1%
Methodologische vakken
Wel: 88%, Niet: 0%
Disciplinaire vakken
Wel: 86%, Niet: 1%
Onderzoeksvaardigheden
Wel: 85%, Niet: 1%
Figuur 4: Het belang van vaardigheidsvakken voor de loopbaan 35 30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
Figuur 5: Het belang van methodologische vakken voor de loopbaan 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
Figuur 6: Het belang van disciplinaire vakken voor de loopbaan 30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
17
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007 Figuur 7: Het belang van onderzoeksvaardigheden voor de loopbaan 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
Daarnaast wordt gevraagd welke vakachtergrond het meest in de huidige baan gebruikt wordt, het is hierbij mogelijk om meerdere opties aan te kruisen. 52% van de respondenten kiest voor vaardigheidsvakken (interviewvaardigheden, sociale vaardigheden), 13% kiest voor methodologische vakken (statistiek, testtheorie en testgebruik), 13% geeft aan dat disciplinaire vakken van groot belang zijn (sociale psychologie, klinische psychologie) en tenslotte vindt 18% onderzoeksvaardigheden (gegevensverzameling) het meest waardevol. Vier procent kiest voor de optie ‘niet van toepassing’. Tenslotte wordt gevraagd of respondenten vinden dat de opleiding Psychologie een goede basis biedt voor ontwikkeling van kennis en vaardigheden. 2% van de respondenten vindt dit niet het geval, 22% antwoordt neutraal en de overgrote meerderheid (73%) vindt dat Psychologie een goede of zelfs zeer goede basis biedt voor verdere ontwikkeling.
18
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
9) Bijdragen aan het huidige onderwijs In de vragenlijst wordt aangegeven dat de opleiding Psychologie de alumni graag zou betrekken bij de invulling van het studieprogramma. Van de 566 respondenten heeft 3% de vraag niet ingevuld en is 48% niet bereid hierover mee te denken. 49% denkt wel graag eenmaal per jaar mee over de invulling van de opleiding. Daarnaast kunnen respondenten ook op andere wijze een bijdrage aan verbetering van het onderwijs leveren, hierbij moet gedacht worden aan bijdragen in de vorm van docent, gastspreker of psycholoog voor het vak Interview met een psycholoog. 34 Procent van de respondenten is hierin niet geïnteresseerd, de overige respondenten zijn wel bereid een bijdrage te leveren aan het huidige onderwijs. 58 Procent van de respondenten biedt zich aan als psycholoog voor het vak Interview met een psycholoog, zestien procent biedt aan op een congres te komen spreken. 22 Procent van de respondenten ziet zichzelf in de rol als docent, tegenover 36 procent van hen die willen komen spreken op een college. De respondenten die de optie Anders hebben aangegeven, bieden zich aan voor diverse onderwijsgerelateerde doeleinden. Een greep uit de reacties: Stagebegeleider, begeleider van practica, als digitaal informatiepunt voor studenten, als trainer of als voorlichter over carrièreperspectieven.
19
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
10) Een vereniging voor alumni Op de vraag of men het nut ziet van een alumnivereniging antwoordt 79% bevestigend. 18% ziet de zin van een alumnivereniging niet in. 4% van de respondenten heeft niet geantwoord. De vraag wat de functie van een alumnivereniging zou moeten zijn kon beantwoord worden door één of meerdere opties aan te kruisen op het antwoordvel, te weten (1) Informatief, (2) Actief, (3) Netwerk, of (4) Anders. 67 Procent geeft aan dat zij graag zouden zien dat een alumnivereniging een informatieve functie zou vervullen. Achttien procent van de respondenten ziet, naast of los van een informatieve, ook graag een actieve functie van een alumnivereniging. 66% van de respondenten vindt ook een netwerkfunctie van belang. Daarnaast maakt een aantal respondenten gebruik van de keuzemogelijkheid (4) Anders. Suggesties die worden genoemd zijn divers. Een greep uit de reacties: bijscholing, gezelligheid, weer eens in Groningen zijn, de functie van vacaturebank en tenslotte een informerende functie voor de opleiding zelf, met name informatie betreffende de loopbaan van alumni. Let op dat de gegeven aantallen niet optellen tot het totaal aantal respondenten, dit omdat veel van hen meerdere functies aankruisen die een alumnivereniging volgens hen zou moeten vervullen. In de vragenlijst wordt beschreven hoe de opleiding haar alumni op de hoogte wil houden over uiteenlopende onderwerpen, evenementen en veranderingen op psychologiegebied. Een meerderheid van de respondenten (59%) ontvangt deze informatie graag via een e-mail nieuwsbrief, 26% van de respondenten kiest liever voor een tijdschrift. 23 Procent van de respondenten zou graag zien dat er een website wordt opgezet, negen procent kiest voor een jaarlijks terugkerend evenement. Zeven procent heeft geen belang bij de aangeboden informatie. Wat betreft de frequentie van aangeboden informatie (in het geval van tijdschrift of e-mail nieuwsbrief), geeft 67 % de voorkeur aan eenmalig per kwartaal. 10% ontvangt de informatie graag maandelijks, tegenover 13% die een jaarlijkse informatiebrief geschikt vindt. Naast het opzetten van de alumnivereniging wordt ook gewerkt aan een alumniwebsite. Ook in dit geval wordt de respondenten gevraagd wat voor informatie zij graag op de website zouden zien. Aan de hand van andere alumniwebsites is gekeken naar welke informatie daarop stond, hier kwam het volgende uit: informatie over de opleiding, evenementen van de opleiding, informatie over de RuG, evenementen van de RuG, de mogelijkheid om te zoeken naar andere alumni van psychologie, informatie over nascholing, een forum en een vacaturebank. In het onderzoek geeft 51 procent van de respondenten aan behoefte te hebben aan informatie over de opleiding, daarnaast wil 43 procent op de hoogte gehouden worden van evenementen die zich op de opleiding afspelen. 27 Procent van de alumni wil nieuws van en evenementen aan de RUG op de website terugzien. Veertig procent van de respondenten geeft aan behoefte te hebben aan informatie over nascholing. De gelegenheid om andere alumni van psychologie op de website op te kunnen zoeken spreekt 47 procent van de alumni aan, daarbij wil 33 procent ook een forum. Verrassend veel personen (64%) willen een vacaturebank.
20
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
400 350
nieuws over de RUG
forum
evenmenten op de RUG
50
informatie over nascholing
100
evenementen van de opleiding
150
mogelijkheid tot zoeken van alumni
200
nieuws over de opleiding
250
vacaturebank
300
0
Andere ideeën (meest rechtse staafje in bovenstaand diagram) die werden aangedragen zijn een “Hoe is het nu met…”, informatie over afstuderende studenten, informatie en nieuws over ontwikkeling in vakgroepen. Een enkeling gaf aan interesse te hebben in een community of practice (zie bijlage). Dit is een groep mensen die een gemeenschappelijk belang of passie deelt en die door het vrij uitwisselen van kennis, inzichten en ervaringen samen leert en al doende nieuwe manieren ontwikkelt om met problemen en uitdagingen om te gaan. Andere ideeën waren het uitgeven van een smoelenboek voor alumni. Eén persoon gaf ook aan dat het misschien belangrijk is om alumni te belonen, doormiddel van toegang tot onderzoek, kennis en bijvoorbeeld werkgeversrelaties. Ook blijkt er behoefte aan een contactadres, waar alumni heen kunnen bellen of mailen voor informatie over bepaalde zaken. Een aantal alumni geeft ook aan dat het belangrijk is met bestaande netwerken contact te zoeken, zoals het NIP, maar ook met bedrijven. Daarnaast volgt een open vraag naar eventuele suggesties voor de invulling en organisatie van een alumnidag. Er wordt voor een alumnidag voornamelijk voorkeur gegeven aan het weekends of een vrijdagmiddag. Ook wordt door een aantal alumni (waarschijnlijk uit de omgeving Groningen) gesuggereerd om een lunch te organiseren. Wat de inhoud van een hele dag betreft, geven veel respondenten aan met name de netwerkmogelijkheden en gezelligheid heel belangrijk te vinden. Daarnaast willen de alumni per vakgebied op de hoogte gebracht worden over nieuwe ontwikkeling in het vakgebied door een interessante spreker. ‘Interactief’ is het toverwoord, dit kan doormiddel van lezingen, discussies, workshops en/of een masterclass. Een aantal personen geeft ook aan dat zij interesse had in de betrokkenheid van bedrijven, daar dit ook mogelijkheden biedt voor loopbaanoriëntatie.
Daarnaast
willen
veel
respondenten
toch
meer
informatie
over
nascholingsmogelijkheden en de koppeling studie-bedrijfsleven. Eén alumnus kwam met het idee per vakgroep een dag te organiseren, om op deze manier de juiste personen met elkaar te verbinden en het kleinschalig te houden. Een aantal alumni wil ook informatie over de huidige opleidingsstructuur, Ba/Ma, en wat dit betekent voor de arbeidsmarkt. Ook willen
21
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
sommige alumni dat op de dag ook studenten aanwezig zijn zodat zij ook de mogelijkheid krijgen tot netwerken en een beeld vormen over de verschillende vakgebieden. Sommige alumni lijkt het leuk als hun collega-alumni spreken, anderen vonden het juist leuk om oud-docenten weer eens college te laten geven. Eén respondent wil juist dat de dag stof biedt tot nadenken., vaak komt terug dat er een pakkend thema moet zijn. De VIP moet tenslotte ook een rol spelen in de organisatie, vinden sommige alumni.
22
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Conclusies Naar aanleiding van dit uitgebreide onderzoek kan er een aantal conclusies getrokken worden. Allereerst, een respons van 32% is voor een dergelijke vragenlijst heel hoog, met name als wordt meegerekend dat er ook een aantal enveloppen is geretourneerd, omdat de geadresseerde niet meer woonachtig is op het betreffende adres. Gemotiveerd door de hoge respons geloven wij dat de alumni van psychologie zeker betrokken willen blijven bij hun opleiding. Deze assumptie wordt ondersteund door het feit dat bijna 80% van de respondenten interesse heeft in een alumnivereniging en een kleine 50% wil meedenken of op andere wijze wil bijdragen aan verbetering van de opleiding. Uit het vakinhoudelijke deel van de vragenlijst kunnen een aantal belangrijke conclusies worden getrokken. In de eerste plaats zijn veel alumni tevreden over hun studie, over de dingen die zij geleerd hebben en over de aansluiting van de studie psychologie op de arbeidsmarkt. Er zullen altijd dingen zijn waarover studenten en alumni minder tevreden zijn, maar naar onze mening kan de opleiding psychologie met een tevreden gevoel naar de resultaten kijken. Waar het onderzoek helaas geen licht op heeft kunnen schijnen, is de vraag hoeveel alumni er bereikbaar zijn. Het Alumni- en Fondsen Bureau van de RuG heeft een kleine 1800 adressen beschikbaar van de alumni van psychologie sinds 1995, onder wie het onderzoek is afgenomen. Het is niet duidelijk up-to-date deze data zijn en van de alumni die voor 1995 afstudeerden is nog minder bekend over de juistheid van adressen. Door het persoonlijke karakter van de vragenlijst is besloten haar anoniem te houden en alumni tevens de mogelijkheid te geven om zich op het internet met actuele data aan te melden. Van deze optie is door slechts 70 alumni gebruik gemaakt. Hierdoor is dus onbekend welke alumni gereageerd hebben en hoeveel van de 1800 adressen volledig en kloppend zijn. Een van de aanbevelingen voor volgend onderzoek is dan ook om het niet anoniem te af te nemen; wanneer respondenten de vragen te persoonlijk vinden is het aan hen om deze wel of niet te beantwoorden. Andere aanbevelingen wat betreft een volgend onderzoek gaan met name over de gestelde vragen. Aan de hand van de door ons gemaakte categorieën is het in een volgend onderzoek verstandiger om deze te hanteren, daar het haast onmogelijk is vanuit open vragen terug te werken. Op deze manier kan er in eventueel ook naar het onderscheid tussen alumni van verschillende afstudeerrichtingen worden. Door de breedte van dit onderzoek was het in dit geval niet mogelijk om verschillen in afstudeerrichtingen en leeftijdscohorten te vinden. In eerste instantie was het doel wel om verschillen tussen bachelor-, master- en doctoraal afgestudeerden vast te stellen, maar door het geringe aantal ba/ma studenten was het onmogelijk dit te doen. In de eerste plaats was het doel van deze vragenlijst om de interesse van de alumni voor een alumnivereniging te meten. Deze lijkt positief te zijn. Omdat er weinig actuele gegevens beschikbaar zijn is het van primair belang een goede manier te vinden om de gegevens van de alumni te verkrijgen
23
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
en te zorgen dat deze up-to-date blijven. Doordat de vragenlijst relatief kortgeleden is verstuurd, is het belangrijk dat de respondenten snel bericht krijgen over de resultaten en volgende stappen naar aanleiding van de vragenlijst zodat het nog in ieders geheugen is en de interesse blijft. Het is dus belangrijk een manier te vinden om snel iets concreets neer te zetten. Met dit in het achterhoofd en met alle ideeën wat betreft de invulling van een eventuele website, wordt nu een website opgezet. Het doel is om deze uiterlijk 1 oktober draaiende te hebben, zodat deze voor alle alumni toegankelijk is. Vanuit de website kan worden gewerkt aan een alumnivereniging of –netwerk. Deze vormt een goede, actuele en vooral actieve basis, op deze manier worden alumni op een goedkope en efficiënte manier op de hoogte gehouden van de vorderingen. De meeste alumni vinden netwerken en netwerkmogelijkheden van het grootste belang. Wanneer de vereniging of het netwerk op poten staat is het zaak om hier snel op in te spelen door op korte termijn een zaterdag te plannen waarin netwerken centraal staat. Als er eenmaal een basis is en men bekend is met het feit dat er een vereniging of netwerk komt, kan er gekeken worden naar de daadwerkelijke invulling. Of er een bestuur komt en hoe dit eruit moet komen te zien, is iets dat op termijn aan de orde komt. Met de resultaten van het onderzoek laten we ons licht schijnen over verschillende inhoudelijke mogelijkheden, onder meer over het soort informatie dat alumni willen ontvangen, en op welke manier. Het A&F bureau raadt aan naast een website een aantal keer per jaar een tijdschrift voor alumni uit te geven. Uiteraard kan gekeken kunnen worden naar welke rol Diemensies hierin kan en wil vervullen.
24
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Bijlage 1 Community of Practice (CoP) Een groep mensen die een gemeenschappelijk belang of passie deelt en die door het vrij uitwisselen van kennis, inzichten en ervaringen samen leert en al doende nieuwe manieren ontwikkelt om met problemen en uitdagingen om te gaan. Een CoP is een sociaal netwerk, waarin kenniscreatie, in plaats van onderhandelen centraal staat. Het houdt dus niet op bij het uitwisselen van kennis en ervaring. Nadrukkelijk wordt ingezet op het omsmeden van die kennis tot gezamenlijke nieuwe kennis en nieuwe competenties. Zelforganisatie vormt de basis van de CoP-activiteiten. CoP’s leren gelijktijdig op drie terreinen: 1. Inhoudelijk 2. Sociaal 3. Procesmatig Met het ontdekken en uitwerken van effectieve aanpakken en processen groeit de onderlinge verbondenheid en vinden de leden betere manieren om kennis uit te wisselen en te combineren. Voor de deelnemers kunnen CoP’s op verschillende terreinen winst opleveren: kenniswerk (intellectueel), arbeidsvreugde en samenwerking (emotioneel) en efficiëntie en tijdwinst (economisch).
25
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007
Bijlage 2 Figuren bij ‘Oordeel over de opleiding Psychologie’ Sterke kanten van de opleiding uitgewerkt per categorie Figuur 1: Vakinhoudelijke punten 9
10
1
8 7 6 5
2
3
4
1)Practica en vaardighedenonderwijs 2) Statistiek en methodologie 3) Kwaliteit van onderwijs 4) Onderzoeksgericht, wetenschappelijke insteek, 5) Gedegen theoretische basis 6) Literatuur 7) Niveau van onderwijs 8) Nadruk op (cognitieve) gedragstherapie 9) Nadruk op diagnostiek en behandeling 10) Praktijkervaring uit stage
Figuur 2: Organisatie en opbouw van de opleiding 1
2 3
10
4
5
6 9
8 7
1) Blokindeling, zeswekelijks tentamens 2) Goede basis vanuit het propedeusejaar 3) Open-vragen of open-boek tentamens 4) Opzet en organisatie van de opleiding 5) Mogelijkheden voor deeltijdstudie 6) Veelzijdigheid en diversiteit van de opleiding 7) Keuzevrijheid in richting, vakken, snelheid 8) Verdiepings- en (vroege) specialisatiemogelijkheden 9) Goede balans tussen theorie en praktijk 10) Brede opleiding
Figuur 3: Persoonlijke vorming 1) Mogelijkheden tot nevenactiviteiten (m.n. studentassistentschappen) 2) Zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid 3) Analytisch leren denken, zelfreflectie, academische vorming, persoonlijke ontwikkeling
1
3 2
Figuur 4: Medewerkers
1) Betrokkenheid, toegankelijkheid en vakbekwaamheid van onderwijspersoneel 2) Persoonlijke begeleiding, studentgerichtheid
2
1
26
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007 Figuur 5: Faculteit
1) Sfeer 2) Kleinschaligheid (m.n. binnen vakgroepen) 3) Faciliteiten (kantine, bibliotheek)
3 1
2
27
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007 Zwakke kanten van de opleiding uitgewerkt per categorie Figuur 6: Vakinhoudelijke punten
8
1) Teveel aandacht voor methodiek en statistiek 2) Te weinig praktijk 3) Gebrek aan financieel en bedrijfskundige inzichten 4) Multiple choice tentamens 5) Weinig voorlichting over stagemogelijkheden 6) Hoorcolleges onder de maat (m.n. weinig toevoegend) 7) Weinig vaardigheidsvakken (schrijven, presenteren) 8) Niet wetenschappelijk/ academisch (niet gericht op publicaties, weinig schrijven, ‘boekjeskennis’, weinig zelfreflectie)
1
7
6 2
5 4 3
Figuur 7: Organisatie en opbouw van de opleiding 12
13
1
11 10
2 3 9 8 4
7 6 5
1) Teveel gericht op het opleiden tot onderzoeker 2) Te korte blokken (toen nog zes weken) 3) Beperkte internationalisering 4) Gering aantal contacturen 5) Weinig werken in kleine groepen (m.n. 1e en 2e jaar) 6) Vakken worden slechts één keer per jaar gegeven 7) Weinig diepgang 8) Slechte voorlichting over voorwaarden voor vakken 9) Toenemende bureaucratie (tentameninschrijving, vakken volgen bij andere faculteiten) 10) Eerste jaar te algemeen 11) Niet mogelijk meer afstudeerrichtingen te doen 12) Numerus fixus 13) Slechte overgang Bachelor-Master
Figuur 8: Persoonlijke vorming 1) Weinig stimulans tot het volgen van vakken bij andere opleidingen 2) Geen voorlichting over arbeidsperspectieven 3) Te weinig aandacht voor mogelijkheden tot vervolg opleidingen/ masterspecialisaties 4) Studenten worden niet gestimuleerd te excelleren
1
4
3
2
Figuur 9: Medewerkers
3
1) Beperkte begeleiding (richtingkeuze, scriptie, onderzoek, eerste jaar) 2) Weinig docenten die werkzaam zijn in de praktijk 3) Grote niveauverschillen tussen docenten 4) Rigide docenten
4
2
1
28
Rijksuniversiteit Groningen
Een vereniging voor alumni – augustus 2007 Figuur 10: Faculteit 2
1) Te massaal 2) Gebrek aan IT 3) Oninspirerende gebouwen en werkomgeving
3
1
29
Rijksuniversiteit Groningen