EEN NEDERLANDSE ANTHROPOGENETISCHE VERENIGING Aan d e
N ederlandse Artsen.
Ondergetekenden delen u mede, dat zij besloten hebben tot de oprichting van een Nederlandse A ntro po g en e tis che Vereniging. Deze toekomstige Verenigingi van artsen zal zich tot hoofddoel stellen de ver wezenlijking van de volgende vijf programmapunten: 1. Stimuleren en coördineren van alle wetenschappelijke arbeid op het terrein van de menselijke genetica. 2. Documenteren van alle gegevens, die het inzicht in de erfelijkheidsstructuur van de Nederlandse bevolking; kunnen verhogen (Centraal Bureau voor Anthropogenetica). 3. Bevordering van de toepassing van alle geoorloofde middelen in het belang van een gunstige erfelijke overdracht op het nageslacht. 4. Verbetering van het onderwijs in de Anthropogenetica, ter bevordering van het erfelijkheidsinzicht. 5. Populair wetenschappelijke voorlichting aan de gehele bevolking. De ondertekenaars menen, dat de stimulans voor deze actie van de artsen zelf moet uitgaan als zij tenminste de plaats zien, die de menselijké genetica' in de cliniek gaat innemen. De erfelijke aanleg speelt nu eenmaal een belangrijke rol bij het ont staan van ziekelijke afwijkingen en het is noodzakelijk om deze in hun frequentie en uitwerking te besturen. Zij nodigen U dan ook uit tot deze nieuwe artsengemeenschap toe te treden en zich aan te sluiten bij de groep van oprichters. N iet alleen de| specialisten in de centra, doch ook de huisartsen, die i o dagelijks; met de familiaire structuur van de bevolking in aanraking komen en zo dikwijls kennis nemen van de ongunstige erfelijke symptomen,, die bepaalde families ontsieren of bedreigen, zullen dit initiatief met vreugde begroeten. Aan de peripherie ligt bovendien op dit gebied prachtig materiaal voor zelfstudie (stamboomonderzoek enz.). De toekomstige Nederlandse Anthropogenetische Vereniging zal zich gaarne ter beschikking stellen van allen, die haar doel en streven een warm hart toedragen. Aan degenen, die sympathie betuigen, zal terzijnertijd een convocatie voor een eerste vergadering worden toegezonden, i) M . A. V A N B O U W D IJK B A S T IA A N S E J. W . B R U IN S (Deventer) A. P O LM A N (Groningen) C. P. H. SC H O K K IN G (Rotterdam) J. E . S C H U L T E (M aastricht) P . J. W A A R D E N B U R G (Arnhem) !)
(Amsterdam)
Het voorlopig Secretariaat is gevestigd te Deventer, Gibsonstraat 6.
VARIA
189 D e film „Strijd".
Het is in een tijdschrift a!s „Mens en M aatschappij" geen gewoonte films te bespieken. V oor de film „Strijd”, waarvan onlangs te Leiden de eerste vertoning is geweest voor medespelenden, mag men echter een uitzondering maken, om redenen, welke hieronder nader zullen worden uiteengezet. Deze film is geschreven, geregisseerd en gefilmd door H. Kleibrink en opgenomen met een smalfilmcamera op 8 mm materiaal, welke slechts beperkte mogelijkheden biedt. De heer Kleibrink heeft deze film, waarvan de vertoning ruim \x / i uur duurt, in zijn vrije tijd vervaardigd en uit eigen — uiteraard beperkte — middelen bekostigd. De lange vervaardigingsduur is voornamelijk hieraan toe te schrijven. Het onderwerp behandelt het leven van twee families in de bezettingstijd, die in de Fagelstraat in Leiden wonen. De opzet was voor de kinderen de herinnering vast te leggen aan de .gebeurtenissen welke hun ouders gedurende de tweede wereldoorlog hebben ervaren. Men kan de inhoud het beste typeren als een verfilming van het gewone verzet — hier uitgegroeid tot de levenswijze gedurende de bezetting — van de gewone man in een gewone straat. Deze film kan dus in tweeërlei opzicht worden beoordeeld, als documentaire en als speelfilm. Beide kanten zullen hier achtereenvolgens worden behandeld. De Fagelstraat ligt in Leiden bij de Rijnsburgerweg, nabij de grens van Oegstgeest en de Leidse Hout. De woningen, zijn moderne, maar kleine middenstandswoningen; de bewoners behoren meest tot de kleine „nieuwe middenstand”: onderwijzers, ambte naren, bedrijfsleiders, vertegenwoordigers. Het zijn deze burgers, wier levenswijze gedurende de oorlogsjaren wordt uitgebeeld. De film toont hen in hun gewone huiselijke milieu, met het door hen gebruikte huisraad in hun dagelijkse beslommeringen. Omdat de gewone alledaagse levenswijze niet opvalt, komt men er in het algemeen zelden toe deze vast te leggen. Juist daardoor verkrijgt de film een buitengewone wetenschappelijke waarde. Nauwgezet worden de gebeurtenissen weergegeven: het begraven van koperen voorwerpen, het inleveren, van de radio’s en het verstoppen van achtergehouden exemplaren, de vordering van rijwielen en textiel, de hongertochten, het rooien van bomen, het wonderkacheltje, de tulpenbollen en de suikerbieten; zij alle passeren de rij. Een betrouwbaar beeld hoe de gewone burger in het westen des lands in bezettingstijd moest leven, dat strookt met de werkelijkheid, wordt eigenlijk pas hier voor het eerst geboden. T e r voorlichting van het buitenland is deze film daarom onmisbaar. Instellingen als Regeringsvoorlichtingsdienst, Algemeen Nederlands Verbond, Nederland in den Vreemde, de Sociografische faculteiten, de Sociologische Vereniging, het Bureau voor Oorlogsdocumentatie dienen daarom van deze film kennis te nemen, en zich zo mogelijk foto’s of een copie ter documentatie aan te schaffen. Behalve als documentatie is de waarde als speelfilm bovendien niet te onder, schatten. De film komt daarom ook in aanmerking voor vertoning voor personeels verenigingen, arbeidersontwikkelingscursussen, volkshogescholen. W a t hier met een voudige middelen en uitsluitend met amateurs is bereikt, beseft men eerst, indien men een vergelijking maakt met de producten van de Nederlandse filmindustrie. Deze film is allerminst een dode opsomming van feiten en wetenswaardigheden geworden. De toeschouwer verkeert steeds in spanning, welke nieuwe belevenissen de burger boven het hoofd hangen. De climax wordt na de hongerwinter en de bevrijding met authentieke opnamen van de intocht der gemotoriseerde Canadese troepen — volgehouden tot het indrukwekkende slot: de vreugdezee roept bij de vrouwelijke hoofdrolspeelster als schrijnende tegenstelling het beeld op van haar gefusilleerde verloofde. Het einde
190
VARIA
toont haar aan het graf in de Bloemendaalse duinen. Het sobere spel valt hier te roemen, waardoor deze film nergens kitsch wordt. Evenmin komen er nu bij uitstek ,,mooie vrouwen’’ in voor, wel hard zwoegende huismoeders, geen zijden kousen, wel klompen en verstelde kleren. Ook psychologisch is deze film verantwoord: hier geen helden, die zonder een spier op hun gelaat te vertrekken de dood trotseren. Deze film wil immers alleen het gewone verzet van de gewone man geven. Het beeld geeft daarom doodgewone burgers, die met angst in het hart en met knikkende knieën zich weigeren te onderwerpen. M aar juist daardoor wordt ons het ware begrip van moed geopenbaard: zij, die hun vrees weten te overwinnen en zich blijven verzetten, omdat zij anders zichzelf zouden schamen. Steeds wordt het betrekkelijke van de zaak belicht: een der hoofdpersonen weet aan een razzia te ontkomen, maar enige van de straatbewoners worden meegenomen,. Enkelen blijven naar de radio luisteren, maar anderen leveren reeds bij de eerste sommatie hun toestel in. Terecht, want ieder volk omvat moedigen, vele weifelaars, maar ook lafhartigen. De film is dientengevolge door en door menselijk geworden en spreekt tot het gemoed: zo was het in werkelijkheid. Dit resultaat is .bereikt, als gezegd door amateurs en men moet de regisseur daarom te meer loven. Het spel van velen is bewonderenswaardig, zo met name van een der vrouwelijke hoofdrolspeelsters, in werkelijkheid moeder van negen kinderen. De gebeurtenissen stroken, zoals reeds gemeld, met de historische werkelijkheid. Slechts op een enkel punt is hiervan afgeweken. Geen der bewoners van de Fagelstraat is n.1. gefusilleerd, al kwamen wel enkelen hiervoor in aanmerking. Deze episode in de film is echter geïnsprireerd op de fusillering van de groep Gerrit van der Veen. Z o was Johan Limpers een vriend van de regisseur en vond Paul Guermonprez met zijn vrouw in een der huizen, waar opnamen plaats vonden, zijn laatste toevlucht voor zijn arrestatie. De film eindigt kenschetsend met een opname van het graf van Limpers aan de Zeeweg in Bloemendaal. N a het voorgaande kan men kort zijn. Een dergelijk werk is niet tot stand te brengen zonder een uitzonderlijke combinatie van doorzettingsvermogen, technische bekwaamheid, artistiek gevoel en activiteit bij de schepper. Dit is de film van Kleibrink geworden. Zoals gezegd valt een vergelijking van deze smalfilm zonder pretentie met andere Nederlandse films zonder aarzeling ten gunste van „Strijd" uit. Symptomatisch is het verschil in resultaat bij vergelijking, met de film „Niet tevergeefs”, dus tussen de door deze amateur moeizaam en langzaam gewrochte smalfilm en de commercieel opgezette bioscoopfilm. Bij de eerste sober spel en werkelijkheid, bij de laatste kitsch in een boerderij met een gloednieuw zgn. antiek landhuisinterieur. Het verschil in kosten is omgekeerd evenredig met dit resultaat: de kosten van de eerste film zullen nog niet één procent hebben bedragen van die der laatste. Het mensenmateriaal voor goede speelfilms lijkt dus — naar aanleiding van deze film — wel in Nederland aanwezig te zijn. Ik geef ook de voorkeur aan deze pittige film met zijn sober spel boven de Amerikaanse weergave van de Engelse verzetsgeest als het wat zoetelijke „Mrs. M inniver" met zijn angstloze helden en ruime buitenverblijven. „Strijd” benadert meer de werkelijkheid, geeft gewone burgers zonder opsmuk. De film van Kleibrink is geworden tot de film van het Nederlandse volk in de bezettingstijd. J. W IN S E M IU S .
Psychologische Dienst van de Koninklijke Landmacht, Deze Dienst geeft een tijdschrift, uit „Mededelingen van de Psychologische Dienst van de Koninklijke Landmacht”, waarvan de vier nummers, tezamen de eerste jaargang vormende, nu verschenen zijn. D e „Mededelingen.” bevatten bijdragen en berichten
VARIA
191
betreffende psychologische vraagstukken van militaire aard, alsmede officiële publicaties van de Psychologische Dienst. Men kan zich op dit tijdschrift abonneren bij de Dienst, V an Stolklaan 1— 3, Den ' Haag, tegen ƒ 2,75 per jaargang, die voortaan uit 6 nummers zal bestaan.
T e duur In het Januarinummer van de lopende jaargang vestigde ik op blz. 61 de aandacht op „Consumentenonderzoek in Nederland", uitgegeven door de Ned. Stichting voor Statistiek en wees ook op de hogei prijs dezer publicatie, n.1. f 55,— . De Voorzitter der Stichting schreef mij daarop: „De onderhavige publicatie is niet in de eerste plaats bestemd voor particulieren, doch voor bedrijven. Deze kunnen aan deze publicatie tal van gegevens ontlenen, welke voor hun marktanalyse van groot belang; zijn. D at met dit onderzoek ook nog andere doeleinden, bijv. van algemeen, culturele aard, gediend worden, is een gelukkige omstandigheid, doch stond bij het vervaardigen dezer publicatie eerst op de tweede plaats. Voorts gelieve U te bedenken dat marktonderzoekingen in de regel plaats vinden door mondelinge ondervraging van een groot aantal personen, welke tezamen een representatief beeld geven van de Nederlandse bevolking in haar geheel gezien. Deze onderzoekingen zijn zeer kostbaar, aangezien niet alleen de voorbereiding en de uitwerking der verkregen gegevens veel tijd en moeite vergt, doch ook het enquêteren zeer kostbaar is. V oor het bovengenoemde onderzoek vonden in totaal 6081 gesprekken plaats. D it grote aantal bracht dus alleen reeds aan enquêteurskosten een zeer groot bedrag met zich. Indien wij een marktonderzoek instellen ten behoeve van een bepaalde onder neming ■ —■wat regel is — dan belopen de kosten, duizenden guldens. M et onze beide publicaties, waarvan er één door U besproken is — de andere is „Consumentenonderzoek voor Nederland, N ajaar 1947” — , beoogden wij om een aantal marktanalytische gegevens tegen aanmerkelijk lagere kosten ter beschikking van het bedrijfsleven te stellen. Gezien, in dit licht menen wij dan ook dat de kosten integendeel zeer laag zijn. Zelfs al zou in deze publicatie maar een enkel gegeven voorkomen dat de afnemers interesseert, dan zijn de kosten van deze publicatie reeds ruimschoots vergoed. Ik spreek de hoop uit dat U thans een andere indruk van de grootte van de prijs hebt verkregen. Mogelijk vindt U hierdoor aanleiding om in een volgend nummer hierop te wijzen." Aan het laatste verzoek is hiermede voldaan. Ik geloof1 gaarne, dat de vooronderzoekingen zowel als de verwerking der uitkomsten zeer kostbaar waren. M aar ik ben ei tevens van overtuigd, dat de waarde van dergelijke onderzoekingen zal stijgen, wanneer ook de wetenschappelijke werkers op sociaal en economisch terrein van de uitkomsten rustig kennis kunnen nemen. E n dat kan slechts, wanneer men de prijs, b.v. met behulp van subsidies, lager stelt. Een andere opmerking, die ik in het Januari-nummer plaatste moge in verband met bovenstaand schrijven herhaald worden. Is het, in het bijzonder bij dergelijke kostbare uitgaven, niet noodzakelijk, bij de voorbereiding meer aandacht te besteden aan de inhoud en formulering der vragen? Dit zal het doel tenj goede komen. H. N . t. V .
.
1
■ ‘
V A R IA
192
/
Bevolking
Bevolking op 1 Juli 1939
1947
Procentuele toeneming (+ > o f afnem ing f— ) der bevolking; 1 9 3 9 -1 9 1 7
Aantal B ev olk in gs levend over geborenen ledenen dichtheid in 1947 in 1947 (per km2) per U 00 inwoners
X 1 000 000
.......................... Nederland 8.8 8,4 België ........................................ W est-Duitsland 1) ............ 40,1 4,3 Berlijn ............................. ........ Frankrijk ............................... 41,1 Verenigd Koninkrijk ........ 47,8 V er. Staten van Amerika 130,9 1)
9.6 8,4 47,1 3,2 41,1 49,5 144,0
+ + + —
9,7 0,4 17,2 25,3 — + 3,7
+
1 0 ,1
292 282 192 3 586 75 205 18
27,8 24,0 16,2 9,6 2 1 ,0
8,1 13.3 1 1 .8
19,9 13,0
2 0 ,8
1 2 ,1
25,8
1 0 ,1
De Engelse, Amerikaanse en Franse zöne; 1939 zelfde grondgebied. (Statistisch Bulletin, 16 M aart 1949).