070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 1
BUL LETIN
Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici AC H T T I E N D E J A A RG A N G 2 0 0 7 / 2
VNK te gast in Rijksmuseum Twenthe Verslag: Ewoud Mijnlieff en Sarah de Clercq
Zaterdag 9 juni j.l. vond in het Rijksmuseum Twenthe in Enschede de Voorjaarsdag van de VNK plaats. Voor deze voorjaarsbijeenkomst was een drietal sprekers uitgenodigd om in ruimere of engere zin aandacht te schenken aan de achttiende eeuw. Het Rijksmuseum Twenthe profileert zich al geruime tijd als het museum van de achttiende eeuw; alle reden om juist hier en op deze dag te laten zien dat het vroegere suffe imago van deze periode inmiddels tot het verleden behoort.
Het spits wordt afgebeten door de Vlaming Jos Martens. Hij is docent in verschillende disciplines, maar vandaag toch vooral verzocht om als historisch adviseur voor films zijn licht te laten schijnen over de historische film met speciale aandacht voor de achttiende eeuw. Als docent geschiedenis heeft Martens de, ongetwijfeld door velen gedeelde, ervaring opgedaan dat de historische beeldvorming veeleer plaats heeft door strips en films dan door de meer verantwoord geachte (kunst)geschiedenislessen. Hij refereert aan historische strips van Blake & Mortimer, maar ook meer recente producten als de televisie serie ’Rome’ en films als ‘De naam van de roos’, en onlangs ‘Troy’ en ‘300’. Op beide laatstgenoemde films gaat hij iets dieper in. Zo is opmerkelijk in ‘Troy’ dat de goden geheel zijn weggelaten, terwijl deze juist zo prominent in de Ilias figureren. Talrijke incongruenties en omissies passeren de revue, ook in andere films en televisieseries. Martens geeft tevens een kijkje in zijn eigen adviseurschap voor de jammerlijk mislukte productie van de ‘Saga van Oberon’. Met een fraai filmfragment, de mars van de grenadiers, uit de film ‘Barry Lyndon’ (1975), een van de minder bekende werken van Stanley Kubrick, is zijn presentatie dan in de achttiende eeuw aanbeland. Een buitengewoon interessante productie, aangezien Kubrick deze volgens eigen zeggen juist baseerde op achttiendeeeuwse schilderijen. Zo zijn net als bij ‘Amadeus’ de pruiken in deze film gebaseerd op de schilderijen van William Hogarth. Helaas laat de tijd een uitgebreidere bespreking van deze te weinig bekende film niet toe. Na Martens is het woord aan Sander Paarlberg, conservator oude kunst van het Dordrechts Museum. Paarlberg spreekt in zijn lezing over de achttiende-eeuwse schilderkunst in de collectie van het
Dordrechts Museum, waarbij hij ook ingaat op de tentoonstellingen, de aankopen en de presentatie van de eigen collectie. Op dit moment is het museum voor anderhalf jaar wegens verbouwing gesloten. In de nieuwe opstelling zal veel plaats worden ingeruimd voor de eigen collectie, waaronder ook de achttiende-eeuwse kunst, een periode waarvoor altijd veel te weinig aandacht geweest is. Zo was van 18 februari tot 27 mei van dit jaar de tentoonstelling ‘De Kroon op het Werk: Hollandse Schilderkunst van 1680-1750’ te zien in het Dordrechts museum, later in het jaar ook in Keulen en in Kassel te bekijken. Een interdisciplinaire tentoonstelling, waar de achttiende-eeuwse schilderijen van onder meer Gerard de Lairesse en Adriaen van der Werff tentoongesteld werden, in een achttiende-eeuws interieur met meubelen en behangsels uit die tijd. Gekozen is voor een gevarieerde, thematische inrichting waarbij de diverse karakteristieke aspecten van de periode aan bod kwamen (zoals hofschilderkunst, de invloed van het theater, classicisme, rijke verzamelaars, decoratieve schilderkunst, Franse invloed en fijnschilderkunst). Om een beter beeld van de tijd te geven zijn de schilderijen aangevuld met prenten, tekeningen en kunstnijverheid, zoals meubels en zilver uit de collectie van Museum Simon van Gijn. De tentoonstelling mag met een aantal van circa 20.000 bezoekers goed bezocht worden genoemd en heeft goede kritieken ontvangen. Veel bezoekers zijn blij dat eindelijk aandacht wordt gegeven aan de zo vaak vergeten achttiende eeuw. Vervolgens sprak Paarlberg over de nieuwe aanwinsten van het Dordrechts Museum, zoals de Schouman en de Houbraken die onlangs op een veiling werden gekocht. Verder legt hij uit hoe de clusters van de nieuwe opstelling eruit zullen zien. Deze clusters zullen onder meer aandacht geven aan de Dordtse meesters Aelbert en Jacob Kunsthistorici XVIII No. 2 1
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 2
Cuyp en hun leerlingen, aan Rembrandt, Aart Schouman en de gebroeders Van Strij. De negentiende eeuw wordt vertegenwoordigd met Jan Veth en Immerzeel. Hoewel het Dordrechts museum zijn naam en faam vooral ontleent aan de zeventiende-eeuwse schilderkunst is voor de achttiende eeuw zeker ook een toekomst ‘aan de Maas’! Het lezingendeel van het dagprogramma wordt afgesloten met de toelichting op en de presentatie van de bibliografie. Deze beslaat de periode 1700-1850. Zoals gebruikelijk wordt de presentatie van de bibliografie ingeleid door de auteur van het voorwoord, in dit geval Paul Knolle, conservator oude kunst en hoofd collecties van het Rijksmuseum Twenthe. De inleiding bestaat uit het voorwoord tot de bibliografie en kan volledig worden nagelezen op de website van de VNK. Knolle overhandigt ten slotte het eerste exemplaar van de bibliografie aan Lyckle de Vries. Deze verklaart verrast en geëerd te zijn en daarbij enige gêne te voelen aangezien hij zich niet als een echte ‘dix-huitièmiste’ beschouwt. Met gevoel voor humor refereert De Vries aan de eerste spreker van de dag door te stellen dat zijn (kunst) historische beeld in ieder geval niet door strips is gevormd, aangezien zijn Dick Bos boekjes al vroeg werden afgepakt. Analoog aan de vaststelling dat er geen slechte reden is om van kunst te houden, stelt hij dat er evenmin een slechte reden kan zijn om van de achttiende eeuw te houden. Hij spreekt zijn dank uit de bibliografie in ontvangst te hebben mogen nemen. De dag werd afgesloten met de presentatie van ‘Het jaar van de achttiende eeuw’ door wederom Paul Knolle. Een groot deel van de Kunsthistorici XVIII No. 2 2
Adriaan de Lelie, ‘De kunstgalerij van Josephus Augustinus Brentano in zijn huis aan de Herengracht te Amsterdam’, 1790-1800, Collectie Rijksmuseum Twenthe, Enschede. Bruikleen Rijksmuseum Amsterdam (fotografie Rijksmuseum Amsterdam)
tentoonstelling betreft werk uit de eigen collectie, maar daarnaast is ook een groot aantal bruiklenen, onder andere van het Rijksmuseum onder de noemer ‘Rijksmuseum aan de Grens’, evenals van het Frans Hals Museum in de tentoonstelling opgenomen. In totaal gaat het om 121 topstukken uit de achttiende eeuw. Knolle herhaalt nogmaals dat het geweldig is om zoveel mooie achttiende-eeuwse werken bij elkaar te hebben. Voor hem was het belangrijk om de achttiende eeuw breed te laten zien en om deze op een toegankelijke manier te presenteren. Daarom is de ontwerper Piet Hein Eek gevraagd om speciaal voor deze tentoonstelling de vormgeving te verzorgen. Hij heeft de stellages en de ezels ontworpen waar de schilderijen op te zien zijn. De verschillende thema’s moesten ook voor een breed publiek toegankelijk zijn en zijn per zaal onderverdeeld, onder meer in boeren & buitenleven, normen & waarden en stad & land. Na deze inleiding roept Knolle op om met elkaar de zalen te gaan bekijken. Henk van Veen, voorzitter van de VNK, bedankt nogmaals alle sprekers en naast hen vooral ook Dorothee Cannegieter, directeur van Rijksmuseum Twenthe voor de buitengewoon plezierige ontvangst. De dag werd afgesloten met een borrel in het café van het museum.
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 3
Carel Blotkamp: drie maanden emeritaat Interview: Mayken Jonkman
Carel Blotkamp (1945) citeerde in zijn afscheidsrede, op 29 mei 2007, Max Liebermann (1847-1935) die vond dat kunst een afgeleide is van kunnen. ‘Kunnen’ was voor Liebermann ‘een activiteit van de fantasie, waarbij de techniek de handlangster is. […] Talent bestaat hierin, dat de gedachte berust in de uitvoering en de uitvoering in de gedachte, niet zoals idioten denken in de technische vaardigheid’. Bij een man als Blotkamp die, zoals hij zelf zegt, schrijver, docent en kunstenaar is, kun je je afvragen of ‘kunnen’ beperkt blijft tot de kunstenaar en niet ook de kunsthistoricus raakt.
Carel Blotkamp was vanaf de middelbare school in kunst geïnteresseerd. Hij ging op de fiets vanuit Zeist naar het Rijksmuseum in Amsterdam en naar musea in Utrecht. Die belangstelling was vervlochten met tekenen en schilderen waar hij als kind al mee begon. In 1963 deed hij eindexamen en moest hij een keuze maken voor een bepaalde studie. Hij aarzelde tussen Nederlands, geschiedenis en kunstgeschiedenis. Zijn lerares Duits raadde hem aan langs te gaan bij de toenmalige directeur van het Rijksmuseum Twenthe. Met zijn vader en moeder reisde Blotkamp af om te horen: ‘Nooit doen, kijk naar mij, ik heb Engels gestudeerd’. Uiteindelijk haalde Pieter Singelenberg (19182007), lector aan de Rijksuniversiteit Utrecht, hem over de streep en koos Blotkamp voor kunstgeschiedenis. Toen hij in Utrecht begon, twijfelde hij nog over de juistheid van zijn keuze, maar in de loop van de studie werd hij steeds ‘tevredener’. Gedurende zijn laatste studiejaar ging hij twee dagen doceren aan de Academie voor Beeldende Kunst in Rotterdam. Ook werd hij – in eerste instantie parttime en later fulltime – wetenschappelijk medewerker van de afdeling Bouwkunde in Delft, als assistent van Bram Hammacher (1897-2002). In 1968 studeerde Blotkamp af en een jaar later begon hij als wetenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Vanaf 1970 werkte hij daar fulltime. Drie jaar later promoveerde hij op Pyke Koch. Vanaf 1982 kreeg Blotkamp een parttime aanstelling als hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Op 29 mei 2007 nam hij afscheid en ging hij met pensioen. Blotkamp koos bij de VU bewust voor een parttime hoogleraarschap. Zo had hij meer tijd voor zijn kunstenaarschap en voor het schrijven. Hoewel Blotkamp zich vanaf 1967 serieus met kunst ging bezighouden, namen kunstgeschiedenis en schrijven het grootste gedeelte van zijn tijd in beslag gedurende zijn studententijd en de eerste jaren daarna. Zo was hij criticus voor Vrij Nederland en publiceerde hij bijna elke 14 dagen een artikel. Naast een vol lesprogramma bracht hij vaak hele nachten door achter de typemachine. Toen hij in 1975 de Pierre Bayleprijs won, berekende iemand dat hij zo’n 150 artikelen had geschreven in zeven jaar. Daarnaast schreef hij veel in tentoonstellingscatalogi en was in het algemeen bezig zich te ‘profileren’. In de loop der jaren werd het kunstenaarschap voor Blotkamp steeds belangrijker en tijdrovender. De positie aan de VU leverde een perfecte balans op tussen zijn drie belangrijkste bezigheden: schrijven, doceren en schilderen. Voor Blotkamp is het zonneklaar dat kunst en kunstgeschiedenis elkaar bevruchten. Hij wil zich niet boven anderen stellen, maar doordat hij ook kunstenaar is kijkt hij anders naar zaken dan mensen
Carel Blotkamp, foto: Fieke Konijn
die nooit een potlood op papier zetten. Het blijkt uit de manier waarop Blotkamp schrijft en uit de onderwerpen waaraan hij aandacht besteedt. Maar andersom geldt de wisselwerking evenzeer: kunstgeschiedenis beïnvloedt zijn kunst. ‘Sommige mensen vinden mijn werk veel te intellectualistisch, maar dat zal mij worst wezen. Ik denk dat ik met wat ik maak en als ik het maak misschien wel minder intellectualistisch ben dan menig spontaan schilderende of pseudospontaan schilderende’. Overigens is Blotkamp volgens eigen zeggen minstens net zo geschoold door de omgang met kunstenaars als door de kunstgeschiedenis opleiding. Hij is overigens best tevreden over de opleiding, die volgens hem goed was, al waren er veel boekengeleerden. Stilistiek was in Utrecht een belangrijk onderdeel van het curriculum: de hoogleraar Jan van Gelder (1903-1980) leerde je kijken. ‘Maar dat het uitmaakt of je je papier ten opzichte van het licht zo of zo houdt dat leerde je niet tijdens de studie’. Op de vraag of er veel voor hem gaat veranderen nu Blotkamp met pensioen is antwoordt hij ontkennend. Regulier onderwijs gaf hij toch al niet zo veel meer. Hij hield zich de laatste jaren vooral bezig met scriptie- en promotiebegeleiding. Hoewel hij zijn promovendi de afgelopen jaren maande tot haast zijn er dertien nog niet klaar. De Kunsthistorici XVIII No. 2 3
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 4
emeritus-hoogleraar vind zichzelf erg schoolmeesterachtig. Hij bekijkt alles tot de laatste komma. Hij gaat door hun tekst heen als een tijdschriftredacteur en dat kost veel tijd. ‘Het is niet zo dat ik nu in een gat val, of plotseling zeeën van tijd heb of veel meer in het atelier ga zitten. Dat vragen veel mensen, maar ik zit er genoeg’. Als docent en promotor hoopt Blotkamp dat hij passie weet over te dragen en de ‘tools’ weet aan te reiken om op een juiste manier te kijken en om goed te kunnen schrijven. Daarbij gelooft hij in het onderwijzen van het grote publiek. Als kunsthistoricus is Blotkamp weliswaar geïnteresseerd in theorieën, specifiek in kunstenaarstheorieën, maar heeft hij het nooit leuk gevonden om mee te draaien in die delen van de vakwereld waarin theorie het begin en het einde is. ‘Een congresje waarbij we alleen praten alsof wij de enigen zijn die elkaar kunnen begrijpen’ heeft hem nooit getrokken. Anders dan wis- en natuurkundigen kunnen kunsthistorici aan een groot aantal mensen uitleggen waarover zij het hebben en Blotkamp vindt dat een belangrijke functie van het kunsthistorische vak. Dat is wat de universitaire studie kunstgeschiedenis over het algemeen aflevert: mensen die in een breed veld van meer of minder publieks-
gerichte activiteiten hun baan zullen vinden. Als het onderwijs alleen voor echte onderzoekers, en zeker degenen die hun leven daarmee kunnen vullen, zou zijn dan is men snel uitgepraat. Een dergelijke kunsthistoricus komt slechts eens in de twee jaar voorbij. Het is ondoenlijk daar een onderwijsprogramma op te bouwen. Blotkamp heeft als docent altijd de nadruk gelegd op de opinievorming: een student dient te weten wat er gaande is op beleidsniveau, maar ook waarom een bepaald stuk goed is en waarom een ander minder. Kunstkritiek is een belangrijk middel om die opinievorming te stimuleren en moet onderdeel van de studie zijn. Studenten zouden hun eigen mening moeten kunnen vormen en overdragen. Want in wat je overdraagt zitten al snel criteria verborgen, dus als men zelf niet bewust is van de criteria die worden aangelegd en gehanteerd dan kan een verhandeling verzanden in pure retoriek. Blotkamp zegt provocerend dat universitair onderwijs voor de middelmaat is. Volgens hem hebben heel goede studenten maar weinig begeleiding nodig en aan de slechte is het niet besteed. Maar de middelmaat – een brede groep – kan veel winnen aan kwaliteit en zelfvertrouwen en juist dat vindt hij een dankbare taak.
Kunstgeschiedenis weer succesvol bij NWO Recent heeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een aantal kunsthistorische projecten gesubsidieerd. – Dr. Margriet van Eikema Hommes verwierf een Veni-beurs (drie jaar full time) met het project Visual concepts and pictorial solutions: the interrelation between decorative function, style and technique in 17th-century Netherlands painting ensembles. Zij werd per 1 december 2006 aangesteld en werkt hieraan deels bij de UvA, deels bij het ICN. – Dr. Koenraad Jonckheere werd een Veni-beurs toegekend voor het project Art after Iconoclasm. Meaning and functioning of painting during the Revolt in the Netherlands (1566-1585). Hij is per 1 januari 2007 aangesteld. Koenraad Jonckheere had voor het jaar 2006 een Rubicon-beurs van NWO verworven voor het project The Giro d’Italia of Netherlandish artists. Social restraint versus social upgrade (c. 1500-c. 1650), waaraan hij gedurende dat jaar bij het Warburg Institute werkte. – Dr. Thijs Weststeijn verkreeg een Veni-beurs voor het onderzoeksproject Invention of Dutch as a Language of Art, 1604-1707. Daarmee zal hij per 1 november 2007 van start gaan. Weststeijn verwierf eerder een J. Paul Getty Postdoctoral Fellowship in the History of Art and the Humanities voor het onderzoeksproject The Republic of Painting. Sources and Reception of Franciscus Junius’s ‘The Painting of the Ancients’ (1637-1694) uit te voeren aan de UvA. Dit onderzoek is een directe voortzetting en afsluiting van het eerder door NWO gefinancierde Talent-project, uitgevoerd van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 aan The Warburg Institute, Londen, getiteld Persuasive Vision: Art and Rhetoric in Franciscus Junius’s ‘The Painting of the Ancients’ (1638).
Prof. dr. Eric Jan Sluijter en dr. Marten Jan Bok verwierven financiering van NWO voor het onderzoeksprogramma Artistic and Economic Competition in the Amsterdam Art Market, c. 1630-1690: History Painting in Amsterdam in Rembrandt’s Time. Dit programma wordt uitgevoerd door: – Erna Kok MA (aio), Innovation through Rivalry. History Painting in Amsterdam 1635-1645. – Dr. Elmer Kolfin (post doc), Between Rubens and Rembrandt: Amsterdam’s Public Commissions and Painters from the Southern Netherlands, 1655-1665. – Dr. Frauke Laarmann (post doc), Religious History Painting in Amsterdam, c. 1635-1690: the Choice of the Public. – postdoc-plaats, op het moment van schrijven (juli 2007) nog niet ingevuld, The Economic and Social Stratification of Amsterdam’s Artistic Community. – Dr. Marten Jan Bok, Artists’ Commercial Strategies and the Dynamics of the Amsterdam Art Market. – Prof. dr. Eric Jan Sluijter, Art, Ideas and Rivalry: History Painting in Amsterdam, c. 1645-1690 Deze door NWO gefinancierde onderzoeksprojecten worden uitgevoerd bij de leerstoelgroep Kunstgeschiedenis van de Nieuwere Tijd aan de Universiteit van Amsterdam waar ze zijn ondergebracht binnen het Centrum van Studie voor de Gouden Eeuw dat deel uitmaakt van het Instituut voor Cultuur en Geschiedenis. Door NWO gehonoreerde onderzoekers aan andere Nederlandse universiteiten worden van harte uitgenodigd hun projecten aan de VNK te melden, zodat ook die projecten in het Bulletin en op de website kunnen worden vermeld.
Kunsthistorici XVIII No. 2 4
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 5
Concept agenda algemene ledenvergadering Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici NAi, Rotterdam, zaterdag 8 december 2007, 11.30-12.30 uur
Programma Kunsthistorische Dag 2007 De Kunsthistorische Dag van de VNK zal dit jaar worden gehouden op zaterdag 8 december in het Nederlands Architectuur Instituut (NAi) te Rotterdam. Het thema van dit jaar is de bouwkunst. Voorafgaand aan de algemene ledenvergadering en de lezingen is er gelegenheid om onder begeleiding een wandeling te volgen. Aanmelden bij: mw. M.L. de Ridder Postbus 1410 3500 BK Utrecht E-mail:
[email protected] Het definitieve programma verschijnt in november op www.kunsthistorici.nl. Het navolgende programma is onder voorbehoud: 10.00-11.00 uur: 11.30-12.30 uur: 12.30-13.30 uur: 13.30-14.00 uur: 14.00-16.00 uur: 16.00-17.00 uur:
Architectuurwandeling Algemene ledenvergadering Lunch Prijsuitreiking Lezingen Afsluitende borrel
De kosten bedragen €15,– en voor studenten €7,50. U dient het bedrag vóór 14 november te hebben overgemaakt op giro 569560 t.n.v. VNK Utrecht, o.v.v. Kunsthistorische Dag 2007. Studenten dienen tevens hun studentnummer te vermelden.
I
Opening en vaststelling agenda
I
Mededelingen
I
Verslag 2006 Vaststelling van het verslag van de algemene ledenvergadering d.d. 18 november 2006.
I
Bestuurssamenstelling Aftredend: Thijs Tromp (penningmeester). Voordracht nieuwe leden: mw. drs. M. Jonkman; mw. drs. L. Kreijn; dr. L. Bosman.
I
Financiën Goedkeuring kascommissie rekening 2007 en conceptbegroting 2008. Benoeming nieuwe kascommissie.
I
Bibliografie 2007
I
Prijzen
I
Rondvraag
I
Sluiting
NAi-gebouw, zuid-oostzijde met rechts de tentoonstellingsvleugel. Foto: Maarten Laupman
Kunsthistorici XVIII No. 2 5
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
Kunsthistorici XVIII No. 2 6
11:25
Pagina 6
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 7
PERSONALIA Het bestuur van de VNK draagt drie nieuwe leden voor, te weten Lex Bosman, Liz Kreijn en Mayken Jonkman. Dr. Lex Bosman (1956) studeerde tussen 1975 en 1982 kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Na zijn promotie was hij van 1990 tot 2007 werkzaam als universitair docent aan dezelfde instelling. Sinds 1 juni is Lex Bosman in dienst van de Universiteit van Amsterdam als hoogleraar Geschiedenis van de Bouwkunst bij de opleiding Kunstgeschiedenis. In zijn onderzoek houdt Bosman zich bezig met vragen rond het proces van planning, ontwerp en uitvoering van gebouwen en de uiteenlopende vormen van betekenis die architectuur kon bezitten. De lange periode van de Middeleeuwen vormt zijn werkterrein, maar ook koloniale architectuur, architectuurtekeningen en Renaissancearchitectuur, met name in Italië maken deel uit van zijn onderzoek. Enkele recente publicaties: – Der Chorumgang. Zur Geschichte und Rezeption eines Grundrißtyps in mittelalterlicher und nachmittelalterlicher Zeit. In: Dispositio. Der Grundriß als Medium in der Architektur des Mittelalters (= Hallesche Beiträge zur Kunstgeschichte 7, hrsgb. von Wolfgang Schenkluhn), Halle 2006, 121-138. – Spolia and coloured marble in sepulchral monuments in Rome, Florence and Bosco Marengo. Designs by Dosio and Vasari. In: Mitteilungen des Kunsthistorischen Institutes in Florenz XLIX (2005), 353-376. – The Power of Tradition. Spolia in the Architecture of St. Peter’s in the Vatican. Hilversum 2004. – Nieuw Amsterdam in Berbice (Guyana). De planning en bouw van een koloniale stad, 1764-1800. Hilversum 1994 (= Zeven Provinciën Reeks IX).
Drs. Liz Kreijn heeft kunstgeschiedenis en archeologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. In 1989 is zij afgestudeerd met een doctoraalscriptie over de “Designtheorie van Christopher Dresser”. Na haar afstuderen heeft zij een managementopleiding gevolgd en is gaan werken bij het toenmalige Ministerie van WVC bij het Deltaplan voor het Cultuurbehoud. In het verlengde daarvan is zij in 1992 overgestapt naar de Opleiding Restauratoren (de latere afdeling Opleidingen van het Instituut Collectie Nederland) om daar een afdeling deskundigheidsbevordering voor museum medewerkers op te zetten. Na het verlaten van het ICN in 1998 heeft zij als adviseur diverse projecten geleid voor verschillende musea: als tentoonstellingscoördinator of projectleider van herinrichtingen, en als maker van bedrijfsplannen, haalbaarheidsstudies e.d. Sinds januari 2005 werkt zij als hoofd Collectie en Presentatie van het Kröller-Müller Museum.
Drs. Mayken Jonkman (1969) studeerde rechten in Utrecht. Zij studeerde in 1996 af op de publiek- en privaatrechtelijke (waaronder auteursrechtelijke) aspecten van musea. foto: Alexandra Verburg Daarna studeerde ze in deeltijd kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. In 2003 behaalde ze haar doctoraal met een scriptie over de kunstenaarstheorieën van de tachtigers, in het bijzonder die van Willem Witsen. Ze publiceerde over uiteenlopende onderwerpen die betrekking hebben op negentiende-eeuwse kunst en maakte diverse tentoonstellingen, onder meer over de verzamelaar J.F.S. Esser voor het Singer Museum, Laren (2005). Op dit moment is ze bezig met de voorbereiding van een tentoonstelling en een publicatie over atelierpraktijken in de negentiende eeuw. Zij is conservator negentiende-eeuwse Nederlandse en Belgische kunst bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag.
Kunsthistorici XVIII No. 2 7
070527_VNK_2007_2:VNK
02-10-2007
11:25
Pagina 8
Oproep Jan van Gelderprijs Geachte Heer, Mevrouw, Graag uw aandacht voor het volgende: 8 december aanstaande wil de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici weer de Jan van Gelderprijs uitreiken. De Jan van Gelderprijs van de Vereniging van Kunsthistorici wordt elk jaar uitgereikt voor een waardevolle publicatie op het gebied van de kunstgeschiedenis, d.w.z. de beeldende kunsten, architectuur en toegepaste kunsten. De auteur van deze publicatie dient bij het verschijnen ervan niet ouder dan 35 jaar te zijn. Iemand kan slechts eenmaal de Jan van Gelderprijs krijgen. De Jan van Gelderprijs is bedoeld als aanmoediging voor een jonge en veelbelovende Nederlandse kunsthistoricus. Publicaties uit het jaar voorafgaand aan de jurering komen in aanmerking. Zij moeten voldoen “aan de algemeen geldende wetenschappelijke eisen en getuigen van oorspronkelijkheid”. De laureaat ontvangt een bedrag van €500,- en een trofee, ontworpen door Manita Kieft. Voor meer informatie kunt u terecht op onze website: www.kunsthistorici.nl Mag ik u vragen uit te zien naar geschikte kandidaten voor deze prijs en die aan mij door te geven voor 15/10/2007? Ik ben u zeer dankbaar voor uw moeite.
Hoogachtend, Mayken Jonkman, Juryvoorzitter Jan van Gelderprijs.
Conservator Negentiende-eeuwse Nederlandse en Belgische Kunst/ Curator Nineteenth century Dutch and Flemish Art RKD Postbus 90418 2509 LK Den Haag 070-3339786
[email protected]
COLOFON Kunsthistorici wordt uitgegeven door en onder verantwoordelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK). Bestuur Prof. dr. H.Th. van Veen, voorzitter Drs. E. Mijnlieff, secretaris Drs. T.L. Tromp, penningmeester Mevrouw drs. S. de Clercq Mevrouw E. Dieltjes MA Dr. E.E.P. Kolfin Mevrouw drs. L.V.Z.V. Wurfbain-Bóza Postadres secretaris Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Postbus 1410 3500 BK Utrecht Secretariaat & ledenadministratie Mevrouw M.L. de Ridder Postbus 1410 3500 BK Utrecht E-mail:
[email protected] Telefoon: (030) 253 64 37 (uitsluitend op dinsdag en vrijdag van 10.00 tot 14.00 uur) Redactieadres Mevrouw drs. M.S. van Steenderen Tjalk 30-74 8232 NJ Lelystad E-mail:
[email protected] Druk Waanders Drukkers, Zwolle Lidmaatschap VNK Een abonnement op Kunsthistorici is inbegrepen bij het lidmaatschap van de VNK. De jaarlijkse contributie bedraagt € 22,– voor leden met een betaalde baan en € 15,– voor leden zonder betaalde baan, ongeacht in welke maand men zich opgeeft. U wordt verzocht gebruik te maken van de toegestuurde acceptgirokaart. Voor informatie kunt u zich wenden tot de ledenadministratie. Opzegging Lidmaatschap en abonnement worden jaarlijks stilzwijgend verlengd. Het lidmaatschap kan alleen schriftelijk bij de ledenadministratie worden opgezegd, op elk moment en met onmiddellijke ingang. Kunsthistorici wordt dan niet meer toegestuurd en er volgt geen restitutie van lidmaatschapsgeld. Adreswijzigingen s.v.p. doorgeven aan de ledenadministratie. Kopij Bijdragen aan website en bulletin, zoals actualiteiten, congressen, call for papers, personalia, vraag & aanbod en suggesties kunt u mailen naar
[email protected] Website www.kunsthistorici.nl
Kunsthistorici XVIII No. 2 8