BU L LETIN
Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici NEGENTIENDE JAARGANG 2008/ 3
Verslag Kunsthistorische Dag 2008: De kunsthistoricus als freelancer Verslag: Esther Dieltjes, Claire van den Donk, Sophie van Steenderen
Op vrijdag 7 november j.l. vond de jaarlijkse Kunsthistorische Dag van de VNK plaats. Ditmaal waren we te gast in museumgoudA. Dat het thema – De kunsthistoricus als freelancer – leeft onder kunsthistorici bleek uit de overweldigende opkomst.
De Kunsthistorische Dag dag begon rond tien uur met een rondleiding door museumgoudA. Ewoud Mijnlieff, conservator oude kunst in Gouda en tevens secretaris van de VNK, toonde de belangstellenden de veelzijdige collectie van het museum. Aansluitend vond de algemene ledenvergadering van de VNK plaats, waarvan u elders in dit blad een verslag vindt. Na de lunch verplaatsten de aanwezigen zich naar de nabijgelegen Agnietenkapel voor het middagprogramma dat geheel in het teken stond van de kunsthistoricus als freelancer. Na een woord van welkom door VNK voorzitter Henk van Veen en door de moderator van de middag, Dr. Jenny Reynaerts, conservator 18e en 19e eeuwse schilderijen in het Rijksmuseum Amsterdam, was het woord aan de eerste spreker: Dr. Ella Reitsma. Ella Reitsma is een vermaard kunsthistorica en één van de eerste Nederlandse freelancers binnen ons vakgebied. Ella Reitsma was ruim 25 jaar werkzaam als vast medewerker bij het weekblad Vrij Nederland en werd er later kunstredacteur. Nu is zij freelancer. Zo bereidde zij van 2006 tot 2008 als gastconservator bij Museum Het Rembrandthuis de succesvolle tentoonstelling Maria Sibylla Merian & Dochters voor. Daarnaast heeft zij haar eigen marionetten- en objectentheater in Abbekerk waar voorstellingen en workshops worden gehouden en schrijft zij kinderboeken. De lezing van Ella Reitsma was zeer bewogen, persoonlijk getint en vol humor. Ze gaf een gedetailleerd verslag van de stappen en ervaringen binnen haar eigen loopbaan en terloops overlaadde zij de (beginnende) freelancer in het kunsthistorisch vakgebied met goede raad. De tweede spreker was Wilma van Hoeflaken, expert op het gebied van zelfstandig ondernemerschap. Zij werkt sinds 1993 als freelance journalist en schrijft vooral over belastingen, pensioenen, economie en politiek voor onder meer het NRC Handelsblad en Binnenlands Bestuur. Zij is co-auteur van het Handboek Freelancen, waarvan elke twee jaar een volledig herziene editie verschijnt. In haar lezing presenteerde Van Hoeflaken een soort snelcursus voor startende ondernemers, vol praktische tips, adviezen en enkele feiten.
Hierna was het tijd voor een paneldiscussie onder leiding van Jenny Reynaerts. Panelleden René Dessing, Koosje Hofman, Marius van Dam en Patricia van Ulzen gingen met elkaar en vooral ook met het publiek in discussie over kwesties als: ‘Hoe kun je je als freelancer profileren?’ ‘Hoe ziet de ideale freelancer eruit?’ ‘Wat mag je van de opdrachtgever verwachten?’ ‘Freelancen, doe je dat uit nood of uit passie?’ Na de theepauze werd de Karel van Manderprijs uitgereikt. Deze ging nu eens naar een tweetal: Justin Kroesen en Regnerus Steensma ontvingen de prijs voor hun publicatie The Interior of the Medieval Village Church. Jurylid Wendelien van Welie roemde het boek. ‘De jury is van mening dat de komende generatie wetenschappers veelvuldig dit boek met zijn vernieuwend onderzoeksprofiel als beginpunt voor eigen onderzoek ter hand zal nemen, en de methodische aanpak
Karel van Manderprijs winnaars Justin Kroesen en Regnerus Steensma bekijken de trofee
Kunsthistorici XIX No. 3 1
ervan op waarde zal schatten.’ De laureaten ontvingen een bedrag van € 1000,- en een trofee, ontworpen door Manita Kieft. De Jan van Gelderprijs werd dit jaar niet uitgereikt omdat de jury van mening was dat geen van de ingezonden publicaties over het niveau beschikte dat men van een prijswinnaar mag verwachten. Op de website vindt u de overwegingen van de jury zoals juryvoorzitter Mayken Jonkman deze tijdens de Kunsthistorische Dag verwoordde alsmede het volledige juryrapport van de Karel van Manderprijs. De rest van het programma was gewijd aan een onderwerp dat zich, zoals verwacht, goed leende voor een discussie: tarieven. Na een korte inleiding door freelance kunsthistoricus Dr. Marguerite Tuijn, gingen panel en publiek in debat. ‘Is het zinvol om slecht- of
niet betaalde opdrachten aan te nemen, omdat dat goed is voor je CV?’ ‘Waarom worden veel opdrachten binnen ons vakgebied eigenlijk zo slecht betaald?’ ‘Wat is een reëel tarief en hoe bereken je dat?’. De meningen lagen sterk uiteen. Ook de rol die de VNK voor freelancers zou kunnen of moeten spelen kwam aan de orde; een aspect waar het bestuur zich de komende tijd verder over zal buigen. Na een afsluitend woord van voorzitter Henk van Veen gingen de stoelen in de Agnietenkapel aan de kant voor de borrel. Wie wilde kon de discussie op informele wijze voortzetten of gewoon het glas heffen op een geslaagde dag. Een uitgebreider verslag en een foto-impressie van de Kunsthistorische Dag 2008 zijn te vinden op: www.kunsthistorici.nl
De werkkamer door Sophie van Steenderen
In deze nieuwe rubriek gunt een kunsthistoricus ons een blik in zijn of haar werkkamer. Het spits wordt afgebeten door Esther Dieltjes. Zij is freelance kunsthistoricus en bestuurslid van de VNK. Zij woont en werkt in een jaren ’50 huis in Arnhem.
In de werkkamer van Esther Dieltjes klinkt klassieke muziek. Kunstwerken aan de zacht blauwe muren, een grote spiegel in een klassieke gouden lijst. Boeken, overal. Poes Meisje op haar eigen kussentje in de vensterbank. Een blik uit het raam toont nog net de toren van de Eusebiuskerk. In de kamer staan twee bureaus. Een antieke houten tafel doet dienst als ‘schrijf- en leesbureau’. Een oude typemachine, een bolbuikig wekkertje en een papieren aankleedpopje in negentiende-eeuwse jurk sieren deze tafel. ‘Ik houd van oude dingen. Ze hoeven niet uit een bepaalde periode of stijl te stammen, als het maar sfeer ademt.’ Het metalen Gispen-achtige bureau aan de andere kant representeert het ‘nu’. Met een laptop en een modern kopieer/print/scan apparaat; een noodzakelijk kwaad in een kamer waar het verlangen naar vroeger de ruimte krijgt. Hier werkt een kunsthistoricus die het verleden tot leven wil brengen en mensen wil laten zien hoe mooi de dingen vroeger waren. Ze noemt het haar passie.
Esther Dieltjess in haar werkkamer
Kunsthistorici XIX No. 3 2
Toch lag die passie aanvankelijk niet bij de kunstgeschiedenis. Ze droomde van een bestaan als kunstenaar. Eenmaal op de kunstacademie, waar alles naar eigen zeggen bleek te draaien om ‘De Idee’, voelde ze zich een vreemde eend in de bijt vanwege haar voorliefde voor figuratieve en vooral ambachtelijke kunst. Pas na de overstap naar de studie kunstgeschiedenis ontdekte ze dat haar smaak en intenties als kunstenaar aansloten bij de kunst van de negentiende eeuw. In deze werkkamer wordt dus niet alleen gestudeerd en geschreven, er wordt ook kunst vervaardigd. Twee ingelijste prentjes uit ‘Het Menselyck Bedrijf ’ van Jan Luyken – De plaatdrukker en De plaatsnijder – verraden de aard van de bezigheden: Esther maakt naast tekeningen en schilderijen vooral lino- en houtsneden. Kunsthistoricus en kunstenaar zitten elkaar wel eens in de weg, beaamt ze, maar die wisselwerking van theorie en praktijk voelt toch vooral als verrijking. Met de praktijkkennis van de kunstenaar kijkt ze anders als kunsthistoricus. ‘Kunstwerken zijn voor mij in de eerste plaats materiële objecten. Ik ben altijd op zoek naar de hand van de maker. Daarom houd ik zo van schetsen en studies. Ook ben ik gefascineerd door de verftoets in negentiende-eeuwse schilderijen. Als kunstenaar weet ik hoe moeilijk het is om in die schijnbaar nonchalante verfstreken dát neer te zetten wat je in je hoofd hebt. Eigenlijk vele malen moeilijker -en spannender – dan die doorgewerkte, gladde zeventiende-eeuwse schilderijen.’ Andersom werkt het ook. Zo is de praktijk veelal te herleiden tot de theorie. Na het geven van een cursus over Art Nouveau bijvoorbeeld, ontstond een serie botanische hout- en linoleumsneden. Hoezeer ‘de kunstenaar’ een rol speelt in haar werk blijkt ook uit het onderzoek waarmee ze bezig is over het ontstaan en voortleven van de romantische kunstenaarsmythe. Esther heeft van haar werkkamer een inspirerende, persoonlijke ruimte gemaakt. Iets waar menigeen jaloers op zal zijn. Zelf mist ze de ‘kale, tl-verlichte kantoorruimtes op troosteloze bedrijventerreinen’ allerminst. Maar net als iedere thuiswerker is de scheiding tussen werk en privé soms moeilijk te maken. De neiging om even een afwasje weg te werken of ‘s avonds nog lang door te gaan is groot en soms is er het gemis aan een gezellige collega. Als de stilte teveel afleidt verplaatst ze zich naar het grand café aan de overkant van de straat. Of verruilt ze de muziek van Händel voor die van Marilyn Manson. Even terug in de 21ste eeuw.
Interview met Rob van Zoest Interview: Sophie van Steenderen
De Kunsthistorische Dag in Gouda bracht vanzelfsprekend veel freelancers op de been. Tijdens de discussie lieten zij hun mening veelvuldig horen. René Dessing en Rob van Zoest waren uitgenodigd om in het discussiepanel de opdrachtgevers te vertegenwoordigen. Helaas was Rob van Zoest op het laatste moment verhinderd. Daarom volgt hier alsnog zijn visie op het thema van de Kunsthistorische Dag: ‘De kunsthistoricus als freelancer’.
Kunst- en architectuurhistoricus Rob van Zoest is medeoprichter en directeur van Kunsthistorisch Advies- en Organisatiebureau D’ARTS (sinds 1987), en heeft in die hoedanigheid samen met zijn compagnon Paul Spies talloze projecten geïnitieerd en verwezenlijkt. Het bureau doet projecten voor derden en eigen rekening en risico. Het werkterrein is cultuur in de breedste zin van het woord: van de Koninklijke Bibliotheek tot Ajax. D’ARTS bedenkt, maakt, organiseert en exploiteert tentoonstellingen; initieert en produceert boeken; verzorgt marketingstrategieën van culturele projecten en is een adviseur van musea en overheden. D’ARTS fungeert als projectmanager en klankbord voor het management van organisaties en overheden. Daarnaast adviseert D’ARTS cultuur instellingen over hun positionering, maakt sponsor strategieën, geeft communicatie advies en wordt gevraagd als klankbord op strategisch niveau. Op de Kunsthistorische Dag bleek dat er heel verschillend werd gedacht over het ja dan nee aannemen van niet-betaalde opdrachten. Voor jullie stond een dergelijke kwestie aan de wieg van D’ARTS, nietwaar? Ja, de opmerking van Uitgeverij Uniepers naar aanleiding van een bescheiden offerte voor de bijdrage aan een boek luidde: ‘Als u een dergelijk bedrag vraagt, kunnen wij zo’n boek niet uitgeven, dat doen mensen uit liefde voor het onderwerp en voor een fles goede wijn’. Die opmerking betekende het einde van een kortstondig bestaan als freelancer en min of meer de start van ons bedrijf. Bureau D’ARTS werkt veel met freelancers. Hoe ziet de ideale freelancer er in jouw ogen uit? Freelancers zijn belangrijk voor ons bedrijf. We werken niet alleen met kunsthistorici, maar ook met freelancers en kleine bedrijven in andere disciplines: journalisten, tekstschrijvers, redacteuren, (grafisch) ontwerpers, fotografen. En hoewel we overstelpt worden met open sollicitaties werken we gedurende de 21 jaar dat D’ARTS bestaat veelal met dezelfde freelancers. Je weet wat je aan elkaar hebt. Echt goede freelancers en bedrijfjes, mensen waarmee je een warme band hebt. Soms zoeken we naar specialisten die veel over een bepaald onderwerp weten, soms hebben we generalisten nodig die zich snel kunnen inlezen in een onderwerp en daar een mooi verhaal van kunnen maken. De freelancers die we inschakelen moeten bijna altijd op korte termijn iets kunnen leveren. Dus flexibiliteit is een vereiste. Ook wij weten vaak pas op het laatste moment of een opdracht doorgaat, of er geld genoeg beschikbaar is. Ik begrijp dat een freelancer er niets aan heeft als ik over een half jaar wellicht een klus voor hem heb, die misschien niet doorgaat...de freelancer kiest dan toch die opdracht die meteen voorhanden is, hij kiest voor de zekerheid. Kwaliteit leveren is uiteraard het belangrijkst. Maar afspraken nakomen en werk op tijd afleveren zijn evenzeer essentieel. Als een goede freelancer zijn afspraken niet op tijd nakomt krijgt hij van mij best even respijt. Maar als dat te vaak gebeurt dan wordt het moeilijk. Er is overigens niet één specifiek type freelancer. Er zijn er vele: jonge beginnende zonder werkervaring, mensen met een deeltijdbaan,
mannen of vrouwen met een goed verdienende partner, museummedewerkers met veel tijd, mensen met een uitkering, een regeling of met een gevulde gouden hand en gepensioneerden met veel kennis, zin en tijd. Wij houden daar rekening mee. Mensen die er écht van moeten leven, hebben bij ons een streepje voor. En een goede opdrachtgever, waar moet die aan voldoen? Natuurlijk moet je als opdrachtgever evengoed je afspraken nakomen. En loyaliteit over en weer vind ik ook heel belangrijk. Zoals gezegd proberen we waar mogelijk met dezelfde mensen te werken, mensen met wie we door de jaren heen een band hebben opgebouwd, die vrienden zijn geworden. Daarnaast moet je, wil je een goede opdrachtgever zijn, zorgen voor continuïteit; mensen ook voor volgende opdrachten weer benaderen als je tevreden bent. Een belangrijk adagium voor ons is: verdienen en laten verdienen. De mensen de credits geven die ze verdienen. Er worden veel te weinig complimenten gemaakt, terwijl die juist zo stimulerend werken. Ik kan zelf ook een hele dag in de wolken zijn als een opdrachtgever heeft gezegd dat ik een goed rapport heb geschreven. En: een goede opdrachtgever betaalt op tijd. Bij ons wordt de honorering vooraf vastgesteld, deze is een project gerelateerde fixed fee met een correcte betaling, als het kan in twee termijnen. Goede freelancers of stagiaires bieden we soms een tijdelijk contract aan. Voor ons zijn mensen met een vast contract goedkoper dan een freelancer. Bemerk je verschillen tussen freelancende kunsthistorici en freelancers uit andere disciplines? Of tussen mannelijke en vrouwelijke freelancers? Nee, in iedere branche heb je goede en minder goede mensen, toch? Ook tussen mannen en vrouwen zie ik weinig verschil. Ja, natuurlijk, mannen zijn meestal fulltime freelancer, terwijl vrouwen het vaak parttime doen, in combinatie met de zorg voor een gezin. Inhoudelijk is er geen onderscheid. Mijn ervaring is wel dat vrouwen over het algemeen beter afspraken nakomen en beter kunnen plannen. Dat zit kennelijk in hun systeem. Ik heb grote bewondering voor vrouwen die werk en gezin combineren en alles in goede banen weten te leiden. Wat ik dan overigens wel prettig vind is om te weten op welke dagen iemand bereikbaar of beschikbaar is, en wanneer absoluut niet. Eén van de conclusies van de discussie op de Kunsthistorische Dag was dat freelancende kunsthistorici beter moeten werken aan hun zelfbeeld, willen ze zichzelf kunnen ‘verkopen’. Hoe denk jij daarover? Wij kunsthistorici zijn natuurlijk geprivilegieerd. We doen iets waar we ontzettend in geïnteresseerd zijn, we zijn geboeid door het onderwerp waar we ons mee bezig houden. Van je liefhebberij je beroep maken, hoor je vaak. Maar tegelijkertijd is dat ook de achilleshiel van ons vak. De kunstgeschiedenis heeft geen economische noodzaak, wordt daardoor vaak gezien als iets ‘luxe’. Het is niet echt ‘nuttig’. Dat dedain speelt ons kunsthistorici parten. Kunsthistorici zijn misschien wat onzekere mensen, maar ach, wie is Kunsthistorici XIX No. 3 3
niet onzeker? Onzekerheid is wellicht een beetje inherent aan het vak; veel kunsthistorici zijn ‘huiskamergeleerden’ die een integer, studieus bestaan leiden, waarin de materie centraal staat. Hoe zouden de freelancers zich dan beter kunnen profileren? De enige manier om je te onderscheiden is door gewoon ontzettend goed te zijn. Niemand moet om je heen kunnen. Een manier om dat te bereiken is door je te specialiseren. Dat gold voor ons met de start van Bureau D’ARTS, toen wij alles wisten van koning-stadhouder Willem III. Iedereen wilde die kennis, op dat moment. Op die behoefte zijn we ingesprongen. Behalve specialisatie zijn het ook naamsbekendheid, je netwerk, je kennis en kwaliteit, je betrouwbaarheid en flexibiliteit die je uiteindelijke marktwaarde bepalen. Over die marktwaarde gesproken; het blijkt dat veel freelancende kunsthistorici moeite hebben met het vaststellen van hun tarief en dat ze het moeilijk vinden om daarover met de opdrachtgever te onderhandelen. Heb je adviezen? Bij ons is van te voren duidelijk welk budget beschikbaar is, dat budget is product gerelateerd. De freelancer moet op basis daarvan zelf bepalen of het voor hem de moeite waard is om de opdracht aan te nemen. Hij moet als het ware een kosten-baten analyse maken. Ik weet dat het vooral voor beginnende freelancers moeilijk is om een inschatting te maken hoelang je met een opdracht bezig bent. Overigens vergis ik me daar ook nog geregeld in, hoor. In de praktijk ben je meestal meer tijd kwijt. Dat is gewoon het risico. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat er een relatief lage vergoeding voor een opdracht staat, maar dat je, juist door je specialistische kennis, minder tijd nodig hebt om de klus te klaren dan je hebt afgesproken met de opdrachtgever. Hoe dan ook, als freelancer kom je niet weg met een 9 tot 5 mentaliteit. Het moet eerder andersom zijn: een 5 tot 9 mentaliteit. Ik kijk weleens naar het tijdstip waarop freelancers een mailtje naar me gestuurd hebben; vaak is dat dan op onmogelijke tijdstippen gebeurd, rond middernacht of zo. En inderdaad, als freelancer moet je wel over een zekere onderhandelingsgeest beschikken. Ik zelf kan aardig dingen verkopen, zeker als ik ergens enthousiast over ben. Noem het commercieel, maar wat is daar mis mee. Het is toch vanzelfsprekend dat je voor je diensten betaald wordt? Als freelancer moet je je bewust zijn van je eigen onderhandelingspositie. Jouw kennis en jouw tijd kosten geld, net als degene aan de andere kant van de tafel. Als je kwaliteit levert dan moet dat betaald worden, logisch toch? Een ondernemer valt niet te maken, dat ben je of dat ben je niet. Maar je kunt wel de juiste gereedschappen aangereikt krijgen. Je moet bijvoorbeeld incalculeren dat er altijd sprake is van een onderhandelingsruimte. Als je een nieuwe opdrachtgever wilt binnenhalen kan het handig zijn om een kennismakingskorting te geven. Of voor een goede relatie een vriendenprijs. Die korting vermeld je dan ook op de offerte. Later, bij een volgende opdracht, kun je dan altijd, zonder problemen, je prijs verhogen. Ook is het prettig als je een ‘productiemiddel’ hebt, bijvoorbeeld een lezing, die je steeds weer, met kleine aanpassingen, kunt verkopen. Er moet immers ook brood op de plank komen. Als freelancer of ZZP-er die er van moet bestaan, behoor je tegenwoordig aan allerlei voorwaarden te voldoen (denk aan de VAR), je moet over een goed netwerk beschikken, je moet kwaliteit leveren. Dan moet je daarvoor ook een redelijke prijs kunnen vragen. Redelijk in relatie tot de soort opdrachtgever, de financiële draagkracht van het project en afhankelijk van de aard en inhoud van je eigen opdrachtportefeuille. Per klus maak je steeds opnieuw de afweging. Dat geldt overigens niet alleen voor de freelancer, maar ook voor ons als ondernemer: Sometimes you win, sometimes you lose. Wat zou de VNK kunnen betekenen voor freelancers? Vind jij dat zij de rol van belangenbehartiger op zich moet nemen? Iedere freelancer heeft zijn eigen noodzaak en motief om als freelancer Kunsthistorici XIX No. 3 4
aan de slag te gaan en dat maakt het zo moeilijk om hen als ‘beroepsgroep’ aan te spreken. Belangenbehartiging voor zo’n heterogene groep is bijna onmogelijk. Afgezien daarvan geloof ik eigenlijk niet in een club die aan belangenbehartiging doet en tarieven adviseert. Kijk bijvoorbeeld naar de BNO of BNi die op dat gebied als tandeloze tijgers functioneren. Ook het toepassen van kartelregels door het bevoegd gezag (NMA) op branches met eenpitters en huiskamergeleerden – hoe belachelijk ook – staat ‘prijsafspraken’ in de weg. Open collegiaal overleg en alle mogelijke vormen van samenwerking leveren veel meer op. Die laatste twee zaken zijn zelfs noodzakelijk. Natuurlijk, je bent tot op zekere hoogte elkaars concurrenten. Maar als je weet hebt van elkaars kwaliteiten en specialisaties, dan kun je elkaar opdrachten doorspelen. Dat heeft als voordeel naar je opdrachtgever toe dat je geen nee hoeft te verkopen. Je laat zien dat je mee wilt denken. Je ‘concullegae’ op hun beurt zullen een volgende keer wellicht aan jou denken. Ik vind dat je elkaar iets moet gunnen. Bovendien kun je het ook zien als een manier om je netwerk te onderhouden. Ik denk dat de VNK eerder een platform zou moeten zijn dan een belangenbehartigingsvereniging. Op internet vormt men community’s van gelijkgestemden of mensen met dezelfde interesse. Die richting moet de VNK wellicht op. In feite gaat het om het vak zelf. De maatschappij is aan het vervlakken, dat merk je bijvoorbeeld aan al die nieuwe ‘en-en’ studies als Media en Cultuur, of Algemene Cultuurwetenschappen. Het vak Kunstgeschiedenis verandert ook. Daar moet de VNK rekening mee houden. Wie is de kunsthistoricus anno 2010? De VNK moet zich als vereniging herijken: van wie zijn we en voor wie zijn we er? Waar staan we voor en wat willen we bereiken? Wat willen we goed en levend houden en waarin kunnen we ons onderscheiden van andere organisaties? Wil de VNK een netwerkorganisatie zijn of een gezelligheidsvereniging? Met dat laatste is namelijk ook niets mis. Het is in ieder geval zinvol voor freelancers, die toch veel alleen werken. Even iets anders: Hoe ziet de toekomst van D’ARTS eruit nu medeoprichter/ directeur Paul Spies naar het Amsterdams Historisch Museum vertrekt? Door het vertrek van Paul verandert D’ARTS. Er zullen nieuwe mensen met andere competenties bij komen. Ik denk veel na over mogelijke toekomstscenario’s voor D’ARTS, ook met het oog op maatschappelijke veranderingen. Het toekennen van betekenis aan objecten en het verspreiden van kennis en verhalen blijven, ondanks die vervlakking waar ik het net over had, van grote waarde. Veel instellingen worstelen daarmee. Durven het woord kennis nauwelijks meer in de mond te nemen. Kennis lijkt saai. Hoe bereiken we de mensen? In dat proces speelde D’ARTS altijd al een rol en daarin zit ook de toegevoegde waarde die wij blijven leveren. Of het nu gaat om adviezen, concepten of producten. En tot slot: waarom zou je als kunsthistoricus gaan freelancen? Omdat freelancen je iets oplevert wat bijna niemand heeft: ....vrijheid. Maar veel jonge freelancers verkiezen na verloop van tijd toch de zekerheid van de vaste baan boven de onzekere vrijheid van het freelance bestaan. Of om met Oscar Wilde te spreken: ‘It is better to have a permanent income than to be fascinating.’
Starter in de kunstgeschiedenis: Erik van Tuijn Interview: Esther Dieltjes
Hoe bevalt het startende kunsthistorici op de arbeidsmarkt? Dit keer vroegen we het aan Erik van Tuijn. Hij studeerde in 2007 af aan de Universiteit Utrecht en is sindsdien werkzaam als freelance kunstcriticus en webeditor.
Welke opleiding(en) heb je gedaan? Ik heb de kunstacademie gedaan in Breda en ben opgeleid als schilder – tegen beter weten in. Vanaf 2001 studeerde ik kunstgeschiedenis in Utrecht met moderne en hedendaagse kunst als specialisatie. Ik heb er nog even over getwijfeld me te richten op architectuur, een overblijfsel van mijn studie aan de kunstacademie, waar ik me bezig hield met architectuur als uitgangspunt voor mijn eigen werk. Ik behoor, samen met veel van mijn vrienden, tot de laatste generatie studenten die in de ‘oude stijl’ is afgestudeerd, want tijdens de overgangsfase naar de nieuwe stijl was je heel vrij in het samenstellen van een eigen programma, waar ik dankbaar gebruik van heb gemaakt. In januari 2007 studeerde ik af bij Linda Boersma. In hoeverre komt je studie nu nog van pas? Voor mijn werk als kunstcriticus komt mijn studie kunstgeschiedenis zeker wel van pas. Het biedt de context voor wat ik schrijf over hedendaagse kunst. Ook praktisch heb ik er wat aan, want ik werk veel met en voor kunsthistorici. Mijn studie aan de kunstacademie komt ook nog van pas: die geeft me meer inzicht in de praktische kanten van het kunstenaarschap. Wat heb je nadien geleerd? Ik heb beter leren schrijven en vooral ook minder wetenschappelijk. Als kunstcriticus streef je toch andere doelen na in je teksten. Het was vooral in het eerste jaar na mijn studie wel een uitdaging om met een hogere frequentie en op een meer journalistieke manier te schrijven. Hoe houd je verder je vakkennis bij? Ik lees veel tijdschriften en kranten en houd door middel van RSS feeds veel websites bij. Daarnaast bezoek ik natuurlijk tentoonstellingen. Dankzij mijn werkzaamheden voor de Onderzoekschool Kunstgeschiedenis heb ik veel contacten met hoogleraren, docenten en onderzoekers, waardoor ik op de hoogte blijf van wat er zoal speelt op onderzoeksgebied. Momenteel kom ik niet veel in de bibliotheek eigenlijk, ik koop (of krijg) mijn boeken meestal. Belastingtechnisch is het voor mij als zelfstandig ondernemer handiger om mijn kosten hoog te houden. Wat voor een werk doe je nu? Ik werk dus parttime voor de Onderzoekschool Kunstgeschiedenis in Utrecht en parttime als freelancer. Ik schrijf als kunstcriticus recensies over hedendaagse kunst en soms over kunstbeleid voor verscheidene tijdschriften, zoals Jong Holland – in het laatste nummer destijds – Tubelight, Museumtijdschrift en Metropolis M. Dit jaar ben ik me meer toe gaan leggen op de mogelijkheden van digitaal publiceren. Op die manier ben ik terecht gekomen in de Jong Holland denktank, waar we nadenken over een digitale herstart van het tijdschrift. Daarnaast ben ik tegenwoordig werkzaam als webredacteur voor Metropolis M, dat sinds mei van dit jaar een prachtige nieuwe site heeft. Hoe ben je in het zelfstandig ondernemerschap terechtgekomen? Uit noodzaak eigenlijk, het was niet mijn bedoeling om een eigen bedrijf te beginnen. Tijdens het schrijven van mijn scriptie had ik echter al drie opdrachten lopen. Dit is wat je minimaal nodig hebt als
Erik van Tuijn
zelfstandig ondernemer om je onafhankelijke positie te waarborgen. Ik had alles ook gewoon onder ‘inkomsten uit overige werkzaamheden’ kunnen opgeven, maar zo had ik nog kans op de starters-aftrek. Het was dus een praktische overweging, maar ik ben er wel blij mee, het is een goede manier om jezelf serieus te leren nemen! Wat vind je er leuk aan? Als kunstcriticus doe ik veel korte projecten, stukjes schrijven, redactiewerk, interviews afnemen, van alles. Geen lopende band werk, telkens iets nieuws, je mag je elke keer weer ergens door laten verrassen. Wat zijn de minpunten? Ik vind het soms een eenzaam beroep, je bent je eigen en enige werknemer. Alles is afhankelijk van jou. Je moet heel bewust omgaan met je dagindeling, dat is soms lastig. Gelukkig ben ik maar parttime zelfstandig en zit ik daarnaast één dag in de week bij de redactie van Metropolis M. Verder probeer ik genoeg afspraken buiten de deur te maken. Had of zou je iets anders willen doen? Zo ja, wat? Het soort werk dat ik doe ligt mij, maar ik hoef niet perse de rest van mijn leven als zelfstandige te blijven werken. Voorlopig werkt het echter uitstekend: het is goed voor mijn werkervaring en het werk is leuk! Wat zijn je plannen voor de toekomst? Daar ben ik de laatste tijd hard over aan het nadenken. Ik heb de afgelopen twee jaar wat doceerwerk gedaan op de universiteit; ik praat graag over kunst dus dat ligt me wel. Als ik daar meer mee wil is promoveren een must. Lesgeven op een kunstacademie lijkt me ook heel inspirerend. Het schrijven, en daar reken ik ook redactiewerk onder, blijft wel de ‘backbone’. Wat het ook wordt, het zal altijd iets te maken hebben met het overbrengen van mijn fascinatie voor de kunst. Kunsthistorici XIX No. 3 5
Verslag algemene ledenvergadering Concept verslag algemene ledenvergadering Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Gouda, museumgoudA, vrijdag 7 november 2008, 11:00-12:00 Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering en merkt op dat de opkomst voor de algemene ledenvergadering tot zijn verrassing ongekend groot is. Op de concept agenda zijn geen aanvullingen, zodat deze kan worden gevolgd. Mededelingen De Kunsthistorische Dag in Gouda past in het beleid van de VNK om ook andere groepen te bereiken dan de traditionele in musea en op universiteiten werkzame kunsthistorici. Voorts meldt de voorzitter dat het ledenbestand van de vereniging nog altijd groeit. Verslag algemene ledenvergadering 8 december 2007 (geplaatst in Bulletin 2008-1) Het verslag van de vorige algemene ledenvergadering die op 8 december 2007 in het Nederlands Architectuur Instituut (NAi) plaatsvond, zoals geplaatst in Bulletin 2008-1 wordt zonder verdere wijzigingen vastgesteld. Samenstelling bestuur De bestuurssamenstelling kent al geruime tijd enige onrust: het is in toenemende mate moeilijk om geschikte en welwillende bestuursleden te vinden, iedereen heeft het druk. Toch is het ook deze keer weer gelukt om nieuwe leden voor te dragen. De aftredende leden zijn Lillian Bóza, die om gezondheidsredenen helaas vandaag niet aanwezig kan zijn en Elmer Kolfin, die wegens drukke werkzaamheden helaas verstek moet laten gaan. Ten slotte heeft de voorzitter, Henk van Veen, zijn tweede termijn er bijna opzitten en is hij daarmee statutair verplicht af te treden. Lillian wordt geroemd om haar passie. Iedereen herinnert zich de door haar georganiseerde Kunsthistorische Dag in Hilversum. Zij was betrokken vanuit de omroepwereld. Elmer Kolfin had in zijn portefeuille de bibliografie, waaraan de Karel van Manderprijs is gelieerd. De voorzitter memoreert zijn consciëntieusheid, die van wezenlijk belang is bij dit werk. Lillian en Elmer zijn beide met ingang van 1 januari 2008 afgetreden. Ten slotte neemt de secretaris kort het woord om afscheid te nemen van de voorzitter, Henk van Veen, die deze post zes jaar zal hebben vervuld als hij per 1 januari 2009 zal zijn afgetreden. Gewezen wordt op het feit dat de VNK onder zijn voorzitterschap een koerswijziging heeft ingezet, waarbij verjonging en belangenbehartiging de sleutelwoorden zijn. Het eerste blijkt uit de huidige bestuurssamenstelling, het tweede onder meer uit het thema van deze dag. Later zal in een kleinere kring nog afscheid van de vertrekkende bestuursleden worden genomen. Vervolgens neemt de voorzitter het woord weer terug om de nieuwe leden voor te dragen. Claire van den Donk heeft de al enige tijd vacante positie van penningmeester op zich genomen. Willemijn Lindenhovius is direct betrokken bij de organisatie van deze dag (samen met Sophie van Steenderen). Jaco Rutgers, werkzaam bij het veilinghuis Christie’s, als derde nieuw bestuurslid, kan helaas niet aanwezig zijn op deze vergadering. Tevens zijn wij erin geslaagd om een nieuwe voorzitter voor te dragen, zij is vandaag wel aanwezig, Claudine Chavannes, hoogleraar middeleeuwse kunst aan de Universiteit van Amsterdam. Tenslotte zijn Esther Dieltjes en Ewoud Mijnlieff bereid gevonden een tweede termijn aan te gaan. De voorzitter vraagt de vergadering om akkoord te gaan met de voordracht van de nieuwe leden en de tweede termijn van de beide laatstgenoemde leden. De vergadering gaat akkoord. Financiën Continuïteit is van groot belang op deze post, maar gebleken is dat deze moeizaam is te realiseren. De jaarrekening 2007 is in
Kunsthistorici XIX No. 3 6
conceptvorm ingediend, en wordt in het eerstvolgende bulletin opgenomen. Vervolgens licht de penningmeester de cijfers toe. (Deze toelichting vindt u elders in dit blad. red.) De voorzitter voegt aan het relaas nog toe dat het bestuur probeert daar waar mogelijk te besparen. Zo zijn de dit jaar georganiseerde bijeenkomsten in Amsterdam en Gouda aanzienlijk goedkoper uitgevallen door indirecte ‘sponsoring’ door de gastheren, de Universiteit van Amsterdam en museumgoudA. Naar aanleiding van het betoog van de penningmeester wordt in de zaal een aantal vragen gesteld. Zo wordt gevraagd waarom de contributie niet wordt verhoogd, voorts waarom het bulletin niet digitaal wordt verstuurd. De eerste vraag wordt beantwoord met de opmerking dat de begrote € 17.500,- uit contributies uiteindelijk lager is uitgevallen. De zaal is opmerkelijk positief op de vraag of contributieverhoging geen drempel opwerpt: vrijwel niemand van de aanwezige leden zou hiertegen bezwaar hebben. Behoud van bestaande leden is van belang net zo goed als de werving van nieuwe leden, die voorspoedig verloopt. De vraag over een eventuele overgang naar een uitsluitend digitale versie van het bulletin wordt gepareerd met verwijzing naar de enquête van een paar jaar geleden waaruit bleek dat de papieren versie nog altijd erg op prijs wordt gesteld. De opmerking dat wellicht uitsluitend de nieuwe leden aanspraak kunnen maken op een digitale versie wordt door het bestuur meegenomen. Vervolgens wordt gevraagd of er niet actiever naar sponsors moet c.q. kan worden geworven. Wanneer het bestuur weer voltallig is, zal iemand worden aangewezen om deze portefeuille te beheren, een proactieve opstelling is zeker wenselijk. Ten slotte wordt erop gewezen dat Ronald Stenvert al drie jaar lid van de kascommissie is geweest en moet worden opgevolgd. Een nieuw lid van de kascommissie meldt zich spontaan. Bibliografie 2008 De vorige bibliografie behelsde de middeleeuwen. Het komende jaar zal de periode van de nieuwere tijd, 1500-1800, aan bod komen. Uiteraard is de Karel van Manderprijs wederom hieraan verbonden. Een overzicht blijft noodzakelijk, het systeem wordt voortgezet, spreekt de voorzitter in eigen bewoording ‘over zijn graf ’ uit. Hoewel het geen agendapunt is wil hij niet onvermeld laten dat de website van de VNK veel levendiger is geworden dankzij de inspanningen van vooral Sophie van Steenderen en dat dit door zowel het bestuur als de leden, om wie het natuurlijk uiteindelijk gaat, op waarde wordt geschat. De zaal geeft haar een hartelijk applaus. Prijzen De prijsuitreiking heeft vanmiddag plaats tijdens de sessie in de Agnietenkapel. In zijn algemeenheid wordt opgemerkt dat sponsoring van de prijzen door een of meer organisaties wordt overwogen. Verder zijn geen opmerkingen geplaatst. Rondvraag Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. Sluiting De voorzitter dankt de in groten getale opgekomen leden voor hun aanwezigheid en hun inbreng en sluit de algemene ledenvergadering. De bijeenkomst wordt voortgezet met een lunch in het museumcafé en daarna met het symposium in de Agnietenkapel.
Jaarrekening 2007
Kunsthistorici XIX No. 3 7
COLOFON
Toelichting op de Jaarrekening 2007 van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici De jaarrekening 2007 lijkt een positief saldo van ruim € 4.000 te tonen maar deze weergave is niet correct. Deze uitkomst is in belangrijke mate bepaald door een overheveling van de bestaande kapitaalrekening van de vereniging naar de betaalrekening. De bijzondere baten van € 6.000 zijn begin 2007 aangewend voor het behalen van een positief saldo op de betaalrekening en de afbetaling van het succesvolle maar zeer prijzige VNK Congres 2006. In het najaar van 2007 zijn bijzondere baten van € 5.000 aangewend voor de betaling van het VNK Congres in december 2007 dat gehouden werd in het Nederlands Architectuur Instituut (NAi) te Rotterdam. Het bedrag aan ontvangen contributies en inkomsten van het VNK Congres is iets lager dan begroot, al is de groei in aantal leden (van ruim 760 in 2006 naar bijna 1.000 leden in 2007) zeer positief te noemen. Het valt op dat er geen sponsorbijdragen zijn verworven in 2007. Ook vielen de inkomsten van de bibliografie weg doordat men is overgestapt van een papieren naar een digitale versie (via internet toegankelijk voor de betalende leden). Bij de uitgaven is het hogere bedrag voor de redactie van het bulletin en de website te verklaren door de inhoudelijke uitbreiding van de website. De betaling voor de bibliografie over de achttiende-eeuwse kunst viel lager uit dan was begroot. De druk- en portokosten vielen in 2007 hoger uit dan begroot door een afrekening over het laatste nummer van 2006. Ook bevatten de bulletins een groter aantal pagina’s en waren er extra toevoegingen in de verzendingen, zoals bijvoorbeeld een meegezonden exemplaar van Jong Holland, wat de druk- en portokosten opdreven. De Karel van Manderprijs en de Jan van Gelderprijs zijn beide uitgereikt in 2007. Het uitreiken van het prijzengeld is echter pas geschied in 2008, vandaar het ontbreken van de bedragen in de jaarrekening 2007. Verder moet worden aangetekend dat de reserves van de VNK duidelijk aan het verminderen zijn door hoge vaste kosten en het overschrijden van begrote budgetten voor de jaarlijkse kunsthistorische middag en jaardag. Er is sprake geweest van een structurele achteruitgang van onze reserves doordat de inkomsten van de vereniging haar uitgaven niet hebben kunnen dekken. De conceptbegroting voor het jaar 2009 toont een negatief verschil doordat er in de begroting geen beroep wordt gedaan op de kapitaalrekening. Het komt er op neer dat onze inkomsten naar verwachting onze uitgaven niet zullen dekken. Verder is de begroting zelfs wat optimistisch gestemd gezien de verwachting van een groter aantal leden en extra inkomsten door middel van sponsoring. Men dient er rekening mee te houden dat deze begrote inkomsten enkel haalbaar zullen zijn als de vereniging en haar bestuur zich gedurende 2009 actief inzet voor het behouden van de bestaande leden, het verwerven van nieuwe leden door meer bekendheid van de VNK te genereren onder kunsthistorici en door de acquisitie van sponsorgelden. Het is van belang te vermelden dat het huidige bestuur dit jaar, 2008, zijn uiterste best heeft gedaan binnen de begrotingen van de kunsthistorische jaarmiddag en het VNK Congres te blijven om verdere financiële problemen in de toekomst te vermijden. Het bestuur hoopt in 2009 de kapitaalbalans te stabiliseren. Hierdoor zullen kostenbesparende maatregelen genomen moeten worden en deze maatregelen zullen wellicht in de (nabije) toekomst een effect hebben (mogelijke verhoging) op de jaarlijks bij te dragen contributie van de leden en de kosten voor deelname aan het jaarlijkse VNK Congres. De jaarrekening is door de leden van de Kascommissie van de VNK, mevrouw Bernadette Meiborg en de heer Ronald Stenvert op resp. 3 en 6 november goedgekeurd.
Kunsthistorici XIX No. 3 8
Kunsthistorici wordt uitgegeven door en onder verantwoordelijkheid van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK). Bestuur Prof. dr. H.Th. van Veen, voorzitter Drs. E. Mijnlieff, secretaris Mevrouw drs. C.L. van den Donk, penningmeester Dr. A.F.W. Bosman Mevrouw E. Dieltjes MA Mevrouw drs. M.J.P. Jonkman Mevrouw drs. A.C.W. Lindenhovius Postadres secretaris Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici Postbus 1410 3500 BK Utrecht Secretariaat & ledenadministratie Mevrouw M.L. de Ridder Postbus 1410 3500 BK Utrecht E-mail:
[email protected] Telefoon: (030) 253 64 37 (uitsluitend op dinsdag en vrijdag van 10.00 tot 14.00 uur) Redactieadres Mevrouw drs. M.S. van Steenderen Tjalk 30-74 8232 NJ Lelystad E-mail:
[email protected] Druk Waanders Drukkers, Zwolle Lidmaatschap VNK Een abonnement op Kunsthistorici is inbegrepen bij het lidmaatschap van de VNK. De jaarlijkse contributie bedraagt € 22,– voor leden met een betaalde baan en € 15,– voor leden zonder betaalde baan, ongeacht in welke maand men zich opgeeft. U wordt verzocht gebruik te maken van de toegestuurde acceptgirokaart. Voor informatie kunt u zich wenden tot de ledenadministratie. Opzegging Lidmaatschap en abonnement worden jaarlijks stilzwijgend verlengd. Het lidmaatschap kan alleen schriftelijk bij de ledenadministratie worden opgezegd, op elk moment en met onmiddellijke ingang. Kunsthistorici wordt dan niet meer toegestuurd en er volgt geen restitutie van lidmaatschapsgeld. Adreswijzigingen s.v.p. doorgeven aan de ledenadministratie. Kopij Bijdragen aan website en bulletin, zoals actualiteiten, congressen, call for papers, personalia, vraag & aanbod en suggesties kunt u mailen naar
[email protected] Website www.kunsthistorici.nl