Begijnhof Kortrijk
Een stad in de stad Heilige glorieuze wijven. De uitdrukking doet niet meteen denken aan begijnen en hun begijnhof. Althans niet aan wat wij daar denken van te weten. Maar de uitdrukking van Jan van Ruusbroec was niet toevallig. Begijnen waren sterke dames. Democratisch georganiseerd. Los van kerk en van staat. Ze maakten eeuwenlang een stad in de stad. Hun verrassende geschiedenis ontdekt u vandaag in het nieuwe belevingscentrum van het Kortrijkse begijnhof. Het OCMW van Kortrijk koestert zijn historisch patrimonium. Het klooster en de kerk van het hospitaal, in de Budastraat. Het Baggaertshof, stille parel in de Sint-Jansstraat, in het winkelgebied van onze stad. En het begijnhof, samen met de andere begijnhoven in Vlaanderen, door Unesco erkend als Werelderfgoed. De huidige restauratie van het begijnhof begon in 1984 en vandaag zijn we nog maar halverwege. Omdat we niet nog eens 30 jaar willen wachten op de voltooiing, steken we een tandje bij. Tegen 2019 moet de volledige site gerestaureerd zijn. Een project dat we realiseren met de dankbare steun van Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap en van de Provincie West-Vlaanderen. Praktisch Begijnhof, Begijnhofstraat, 8500 Kortrijk www.begijnhofkortrijk.be
[email protected] Tel. +32(0)473 86 26 88 Openingsuren bezoekers- en belevingscentrum: dinsdag tot zondag van 10-17u | maandag gesloten Het belevingscentrum is toegankelijk voor mensen met een beperking. In het bezoekerscentrum kan u een audioguide ontlenen voor € 2 per toestel. Begeleide bezoeken met een gids kunnen aangevraagd worden bij de dienst toerisme: www.toerismekortrijk.be
[email protected] | +32 (0)56 27 78 40 De kapel en de bovenzaal van de Sint-Annazaal zijn ter beschikking voor aan de locatie aangepaste evenementen, vergaderingen, tentoonstellingen en concerten. Voor aanvragen kan u mailen naar
[email protected] of bellen naar +32(0)473 86 26 88
We geven het begijnhof de nodige aandacht want wie de geschiedenis van het begijnhof ontdekt, ontdekt meteen de geschiedenis van Kortrijk. De site staat symbool voor het zorgen en delen in een samenleving. Geen toeval dus dat vanaf nu de de raad van het OCMW bijeenkomt in de bovenzaal van het belevingscentrum. In het begijnhof wonen mensen, het wordt bezocht door duizenden mensen en de ruimtes staan ter beschikking van de mensen. Het begijnhof is van u. Draag er zorg voor. Philippe De Coene, voorzitter OCMW
De begijnen zijn dood, lang leve de begijnen Toen Marcella Pattyn op 92-jarige leeftijd in Kortrijk overleed, kwam er een einde aan 800 jaar ononderbroken traditie. Zij was de laatste begijn ter wereld. Het gerenommeerde internationale tijdschrift The Economist bracht haar een laatste hulde: “Een goed deel van de tijd bracht ze door met bidden, al de gebeden die ze zich kon herinneren, maar bovenal haar rozenkrans waarvan ze de witte parels bijna kon zien (Marcella was slechtziend). Ze was muzikaal en maakte zich nuttig met het spelen van het orgel in de kapel; en ze vrolijkte de zieken op die ze verzorgde door voor hen te zingen en te spelen op de banjo en accordeon. Bijna haar enige toegeving aan de moderniteit was de gemotoriseerde rolstoel waarmee ze in de stegen van Kortijk rondreed in haar oudere dagen, ingeduffeld in een dikke gebreide sjaal tegen de kou, haar witte blindenstok vervaarlijk opgeheven als een lans.” Toen Marcella in 1960 van het begijnhof van Gent naar dat van Kortrijk kwam, waren ze nog met negen. “En toen was er geen meer”. Zo eindigt het artikel in The Economist van 27 april 2013. Hoewel de begijnenbeweging lijkt op te houden met bestaan na de dood van Marcella, zien we dat ze elders wordt heruitgevonden. Geïnspireerd door de vernieuwingsbeweging die de begijnen waren, zoeken hedendaagse vrouwen naar een moderne vormgeving voor een zinvol bestaan in gemeenschap. In Duitsland zijn er recent verschillende nieuwe begijnengemeenschappen ontstaan van vrouwen van alle leeftijden die, geïnspireerd door hun middeleeuwse voorgangers, opnieuw begijnhoven stichten. Zorg voor elkaar en voor de ander, op zoek naar spirituele verdieping en zingeving, maar net zo vrij en vrank als de begijnen uit het verleden, laten deze gemeenschappen zich opvallen door het antwoord dat ze bieden op hedendaagse vragen en maatschappelijke uitdagingen.
Tussen 1933 en 1951 hield juffrouw Laura een bewaarschooltje open in het begijnhof voor kinderen van plaatselijke middenstandsgezinnen. Hier zie je een klasfoto aan de Sint-Annazaal. Op de affiche aan de deur worden de ‘hoogere taal- en handelsleergangen voor juffrouwen’ aangekondigd. Deze foto werd gemaakt op 13 september 1943.
Werelderfgoed in Kortrijk In het hart van Kortrijk bevinden zich twee erfgoedschatten van wereldfaam: het belfort en het Sint-Elisabethbegijnhof. Unesco erkende in 1998 het begijnhof van Kortrijk als Werelderfgoed, samen met nog 12 andere Vlaamse begijnhoven. Zij worden door de internationale gemeenschap beschouwd als van uitzonderlijke universele waarde voor de mensheid. Unesco beklemtoont dat de begijnhoven uitzonderlijke getuigen zijn van een culturele traditie die tijdens de middeleeuwen door onafhankelijke religieuze vrouwen in Noord-West-Europa werd ontwikkeld. De begijnhoven in Vlaanderen zijn een uniek verschijnsel voor onze regio waarvan de oorsprong teruggaat tot de 13de eeuw. In verschillende steden in Vlaanderen vormden ze een vast onderdeel van het stadslandschap en kenden ze een soms bewogen geschiedenis. De laatste grote bloeiperiode vond plaats in de 17de en 18de eeuw. Het uitzicht en de bouwstijl van vele begijnhoven zoals we die vandaag kennen, stammen uit die periode. Het begijnhof van Kortrijk is eigendom van het OCMW. Na de Franse Revolutie kregen religieuze armeninstellingen een burgerlijk karakter en kwamen ze in handen van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen. Ook de begijnhoven vielen daar onder. Dat Bestuur evolueerde naar een Commissie van Openbare onderstand (COO), en nog later naar de huidige OCMW’s. De begijnhoven werden telkens mee overgedragen. Het OCMW van Kortrijk heeft ervoor gekozen om zijn erfgoed te koesteren en de restauratie van het begijnhof zelf in handen te nemen.
Johanna geeft het startsein Het begijnhof van Kortrijk werd vermoedelijk in 1238 door Johanna van Constantinopel gesticht en is één van de belangrijkste historische sites in de binnenstad. Het is een combinatie van een straten- en pleinbegijnhof en heeft ondanks de uitbreidingen zijn integriteit en authenticiteit doorheen de eeuwen weten te bewaren. Deze ‘stad in de stad’ valt op door de ligging pal in het centrum van de stad, zichtbaar vanaf de markt, en geprangd tussen de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Sint-Maartenskerk. Van alle door Unesco erkende begijnhoven is dat van Kortrijk het enige dat zo nauw verweven is met het centrum van de stad. Ondanks het feit dat het, zoals de meeste begijnhoven, aan de rand van de middeleeuwse stad was opgetrokken. Het begijnhof van Kortrijk is ook nauw verweven met de geschiedenis van de gravinnen van Vlaanderen die in Kortrijk hun thuishaven hadden. Zonder die grafelijke bescherming zou de begijnenbeweging in Vlaanderen nooit tot bloei zijn kunnen komen.
Iconografische voorstelling van het begijnhof van Kortrijk op de kaart van Sanderus (1641-1644, uitgave 1735).
Het OCMW van Kortrijk bezit één van de meest complete archieven. Dit is vrij uniek in Vlaanderen en in de rest van de wereld. Zelfs de aankoopakte van het allereerste begijnenconvent in Kortrijk door de Gravin van Vlaanderen in 1242 is bewaard gebleven. Door de aanwezigheid van honderden stukken archief, inclusief alle regels die voor het begijnhof ooit zijn opgesteld, eigendomsakten, akten van verkoop en juridische stukken, beschikken we over een goudmijn aan gegevens voor historisch onderzoek. Het archief van het begijnhof wordt bewaard in het Rijksarchief van Kortrijk, waar het vrij kan ingekeken worden. Kortrijk is de eerste en voorlopig enige site van alle erkende begijnhoven waar bezoekers een integraal overzicht krijgen van de beweging van de begijnen vanaf het ontstaan tot aan de dood van de laatste begijn in 2013.
Oorkonde met zegel: Aanpassing van de statuten van Keizer Karel V, door Albrecht en Isabella, waardoor het aantal van 52 begijnen overschreden mocht worden, mits de verdere uitbouw van het hospitaal en de opbouw van nieuwe woningen (1606).
Een Bretoense brand en veel soldaten Vandaag is het begijnhof van Kortrijk een oase van rust in een levendige stad. Dat maakt het wonen op het begijnhof aantrekkelijk en zorgt er voor dat veel wandelaars hier halt houden. Maar er zijn ook perioden geweest waarin die rust ver te zoeken was. Ooit woonden op deze ingesloten ruimte 136 begijnen die allemaal voor zichzelf instonden en deelnamen aan het economische leven in de stad. Er was ook een infirmerie die zorgde voor de aanvoer van zieken. De grootste inbreuk op de stilte in het hof kwam er echter door militaire gebeurtenissen in en rond Kortrijk. De muntschat die in het belevingscentrum te zien is, werd gevonden aan de funderingen van een huisje in het begijnhof en was daar duidelijk doelbewust begraven. De eigenaar ervan, waarschijnlijk een begijn, heeft deze bezittingen wellicht in veiligheid willen brengen tijdens het beleg van Kortrijk in 1382. Het begijnhof heeft toen ook zwaar geleden onder de brand die door Bretoense huurlingen werd aangestoken en die Kortrijk, en dus ook het begijnhof, nagenoeg volledig heeft verwoest. Op het einde van de 18de eeuw, tijdens de slag om Kortrijk door de Fransen, deed het begijnhof van Kortrijk dienst als veldhospitaal. Vier jaar lang, van 1790 tot 1794 stonden de begijnen in voor de verzorging van de soldaten. Twee jaar eerder, in 1788, werd het begijnhof gebruikt voor de inkwartiering van 300 tot 400 soldaten. Daarna werd de Sint-Annazaal gebruikt voor de opslag van militair materiaal en was het een komen en gaan van soldaten. Grootjuffrouw Clementia Hiers zou daar rond het midden van de 19de eeuw een eind aan maken.
Perkament met zegel - Aankoop woning Rijkaard van Halle voor begijnen door Johanna Van Constantinopel (1242).
Heilige glorieuze wijven Sociaal en radicaal Kwezels waren de begijnen allerminst en al zeker niet in de eerste eeuwen van het bestaan van de beweging. Uit het niets stampten de begijnen een nieuwe sociale beweging uit de grond die een blijvende stempel zou drukken op de West-Europese samenleving en op de stedelijke structuur. In de middeleeuwen waren er voor vrouwen twee opties: ofwel trouwen en zorgen voor het gezin, ofwel intreden in het klooster en bidden. De begijnen zetten deze sociale en religieuze orde op hun kop door radicaal te kiezen voor een zelfstandig leven in groep, los van kerkelijke structuren en los van de sociale orde. De begijnen combineerden een zoektocht naar een zinvol spiritueel leven met een groot sociaal engagement. Vanuit hun eigen economische zelfstandigheid zorgden zij voor de armsten en de zieken. Jan van Ruusbroec, één van de grootste mystici van de Zuidelijke Nederlanden uit de 14de eeuw, noemde Hadewijch een ‘heilig glorieus wijf’. Hij vond in haar een grote bron van inspiratie. Hadewijch was een 13de eeuwse dichteres en mystica en naar alle waarschijnlijkheid een begijn.
Het Bestuur van de Burgerlijke Godshuizen stelt de huizen van het begijnhof openbaar te huur in 1802, in naam van de Franse Republiek.
In Vlaanderen en in Kortrijk kon deze radicale groep van vrouwen rekenen op de steun van de gravinnen van Vlaanderen. Het eerste begijnenconvent werd aangekocht door Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen. Ook de gravinnen die na haar kwamen zagen in de begijnen een meerwaarde voor de samenleving. De begijnen van het eerste uur kwamen dan ook vaak uit de hogere maatschappelijke kringen en waren goed opgeleid. Die geest van zelfstandigheid, religieuze verdieping en
sociaal engagement zouden de begijnen steeds bewaren. Zo zijn het ook de begijnen die in de 19de eeuw als eersten zorgen voor onderwijs voor meisjes. In de 20ste eeuw loopt de beweging op haar laatste benen en verdwijnen de begijnen in Vlaanderen uit het straatbeeld. Ze worden herinnerd als eerder bekrompen en kwezelachtige figuren. Onterecht, want wie in de rijke geschiedenis duikt van de begijnenbeweging, merkt immers snel dat begijnen sterke vrouwen waren in elke betekenis van het woord. Met hun witte kappen en zwarte mantels waren ze een opvallend zicht in het straatbeeld waardoor ze ook vaak werden aanzien als een soort van nonnen. Maar met hun radicale religieuze opvattingen en eigenzinnige invulling van een spirituele beleving schopten ze danig tegen de schenen van de kerk én de samenleving.
“Een verderfelijke soort van vrouwen” De begijnen van het eerste uur ondervonden vooral heel wat weerstand van de gevestigde kerkelijke macht. Ze waren in de ogen van de kerk onbetrouwbaar en niet oprecht. Ze onderwierpen zich ook niet aan de autoriteit van de kerk waardoor ze werden gezien als opruiend en ongehoorzaam. Voor sommige theologen waren deze en andere feiten voldoende om de begijnen te omschrijven als een “verderfelijke soort van vrouwen”. Deze visie werd door velen gedeeld en paus Clemens V vaardigde naar aanleiding van het Concilie van Vienne (1311-1312) twee decreten uit waarin de begijnen werden veroordeeld en waarin de vrouwen werd aangemaand zich aan de sluiten bij een reguliere orde. Maar er waren ook mensen die inzagen dat de levenswijze van de begijnen, ook al waren het geen nonnen, geïnspireerd was op het christelijke ideaal om te leven in armoede, dienstbaarheid en devotie. Eén van die vroege verdedigers was Jacques de Vitry. Hij was zo onder de indruk van het leven van de begijnen in Luik dat hij hen bij de bisschoppen vurig verdedigde. Eén begijn in het bijzonder trok zijn aandacht: Maria van Oignies. Over haar schreef hij in 1215 een vitae of levensverhaal waarin hij het leven als begijn aanprees. Deze oprechte devotie werd door de kerk erkend en zorgde ervoor dat de begijnenbeweging kon blijven bestaan ondanks de veroordeling op het Concilie van Vienne. Doorheen hun lange bestaan streefden de
Dit rosas, dat je terugvindt in het belevingscentrum, stelt het zesde visioen van Hildegard von Bingen voor en heeft betrekking op de engelenkoren. Het dichtst bij God staan de Serafijnen, de zesvleugelige engelen met op hun vleugels ogen die God continu aanschouwen. Diezelfde beeldspraak vind je bij de begijn Barbara Bonte. Over haar wordt gezegd dat ze zo ontstoken was in de liefde voor God dat ze op een brandende serafijn leek.
begijnen een religieus leven na, terwijl ze met beide voeten in de realiteit stonden. Dat de begijnen toch zijn kunnen blijven voortbestaan kwam doordat zij zich vooral in onze streken in goed georganiseerde gemeenschappen hadden weten te vestigen en een deel waren geworden van het dagelijkse leven in de stad.
Marie, Barbara en Clementia In het belevingscentrum gidsen drie sterke vrouwen de bezoeker doorheen 800 jaar begijnhof in Kortrijk: Marie Van den Brande, Barbara Bonte en Clementia Hiers. Alle drie waren ze grootjuffrouw van het begijnhof van Kortrijk en alle drie hebben ze hun stempel gedrukt op de geschiedenis van het hof. In de 15de eeuw dwong Marie Van den Brande voor de gemeenschap een aantal belangrijke rechten af, onder andere die om te mogen worden begraven in de begijnhofkapel. Ze goot het financieel beheer van het begijnhof in een professionele vorm. Ze verstevigde daardoor de positie van het begijnhof in de stad Kortrijk. In de 17de eeuw was Barbara Bonte een lichtend voorbeeld van het devote leven van vrouwen buiten het klooster. Ze maakte indruk door haar boetedoening en er werden mystieke ervaringen aan haar toegeschreven. Clementia Hiers, tenslotte, was de drijvende kracht voor de laatste grote bloeiperiode in de 19de eeuw. Na de delicate overgang in de Franse Periode aan het begin van de 19de eeuw, waarin het voortbestaan van het begijnhof aan een zijden draadje hing, gaf zij een laatste stimulans en zorgde zij voor een blijvende aanwezigheid van de begijnen in Kortrijk.
Bezoek aan de site De restauratie De restauratie van het begijnhof bestaat in totaal uit tien fases en ging in 1984 van start. In 2014 wordt de 5de restauratiefase afgerond waarbij reeds 26 woningen van de 41 zijn gerestaureerd. Sinds 2000 is het kapelletje Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw te bezoeken, in 2003 werd ook de Mattheuskapel na restauratie van zowel interieur als exterieur geopend voor het publiek.
Het bezoekerscentrum Het bezoekerscentrum van het begijnhof verhuist in 2014 van het huisje achter de kapel naar de Begijnhofstraat 2 en wordt volledig vernieuwd. Het nieuwe onderkomen bevindt zich net buiten de grote poort en zal vanaf juli 2014 de uitvalsbasis vormen voor een bezoek aan het begijnhof. Een team van gemotiveerde onthaalmedewerkers en vrijwilligers zal de bezoekers ontvangen, wegwijs maken in het begijnhof en op weg helpen naar andere toeristische informatie over de stad.
Sinds 2013 schakelen we een versnelling hoger. Terwijl de eerste 5 fasen er 30 jaar over deden om gerestaureerd te worden, zullen de resterende 5 fasen afgewerkt worden in ongeveer 9 jaar tijd. In 2014 werd een meerjarige subsidie-overeenkomst afgesloten met de Vlaamse Overheid. Dankzij deze subsidies en de investeringen van de Provincie West-Vlaanderen en het OCMW Kortrijk zal de volledige restauratie en ontsluiting, met nog eens 15 woningen en de kijkwoning als sluitstuk, een feit zijn in 2019. De huizen worden na restauratie verhuurd aan wie daar interesse voor heeft. De enige voorwaarde is dat de huurder minstens 40 jaar moet zijn.
De Mattheuskapel of begijnhofkapel Deze huizenrij wordt gerestaureerd tijdens fase 6.
Bij het betreden van het begijnhof springt de kapel aan de linkerzijde meteen in het oog. Het uitzicht van de kapel dateert vooral uit de 2de helft van de 18de eeuw, maar met de bouw is al aan het einde van de 13de eeuw begonnen. In de Mattheuskapel vierden de begijnen hun missen, maar kwamen ze ook samen om te vergaderen. Vanaf het einde van de 15de eeuw konden de begijnen ook begraven worden in de Mattheuskapel. Twee van de vier teruggevonden graven kan u in de kapel zien. Tussen 2001 en 2003 werd de kapel, samen met de woningen 1 en 2, volledig gerestaureerd. Ook het orgel boven op het doksaal, werd in ere hesteld. Deze erfgoedparel dateert van 1678 en is het op een na oudste in zijn soort in Vlaanderen. Het orgelmeubel is versierd in laat-Renaissancestijl. De kapel staat ter beschikking voor aan de locatie aangepaste evenementen.
Het belevingscentrum en de kijkwoning De Sint-Annazaal werd in 1682 opgericht om er het bestuur van het begijnhof te herbergen. Het gebouw kreeg doorheen de tijd diverse invullingen, onder andere als militair hospitaal na de Franse Revolutie en als zondagsschool voor de textielarbeiders Sint-Anna, waardoor het gebouw uiteindelijk ook zijn naam kreeg.
Het huis van de grootjuffrouw De grootjuffrouw stond aan het hoofd van het begijnhof. Zij werd om de twee jaar door de begijnen verkozen. De begijnen kwamen samen in het huis van de grootjuffrouw in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het bisdom. Ze brachten hun stem uit door een naam op een briefje te schrijven en het geplooid af te geven. Democratie avant la lettre. In deze woning huisde van 1955 tot 2008 het voormalige Begijnhofmuseum. In 2015 en 2016 wordt deze woning gerestaureerd. Na restauratie zal de woning op de eerste verdieping beschikken over een appartement. Op het gelijkvloers komt er een koffiehuis om bezoekers te laten verpozen in en met respect voor de sfeer en de rust van het begijnhof.
De bleekweide Aan de achterzijde van de Sint-Annazaal bevindt zich de bleekweide. Een bleekweide is een kort gemaaide grasweide, die ervoor diende om linnen te bleken. Omdat de begijnen vaak hun inkomsten verdienden door de was te doen voor anderen, was de bleekweide een onmisbaar onderdeel van het begijnhof.
In het dynamisch en interactief ingerichte belevingscentrum staan de begijnen als sterke vrouwen centraal. Je wordt er ondergedompeld in drie verhaallijnen, die samen het stereotype beeld van de begijn ontkrachten. Een verrassend beeld van de hand van Lieve Blancquaert, centraal in het belevingscentrum, verwijst naar het sterke en radicale karakter van de begijnen. De restauratie van dit gebouw ging van start in februari 2012 en werd afgerond in juni 2014. De Sint-Annazaal, met beneden het belevingscentrum en boven een polyvalente zaal, is één van de belangrijkste schakels in de ontsluiting, naast de kijkwoning.
De bovenzaal biedt ruimte voor tal van activiteiten, van vergaderingen over tentoonstellingen tot concerten. Zo wordt de zaal voortaan gebruikt voor de maandelijkse vergaderingen van de OCMW-raad. Opnieuw democratie in de stad in een stad. De zaal kan ook door externen worden gereserveerd mits het respecteren van enkele voorwaarden.
De kijkwoning, naast de grote inkompoort, zal na de restauratie een beeld geven van de begijnen in het begin van de vorige eeuw.
Tekst en redactie: Ename, OCMW Kortrijk Foto Heilige Glorieuze Vrouw: Lieve Blancquaert Vormgeving: Team communicatie - Stad Kortrijk Druk: Drukta, Kortrijk v.u.: Philippe De Coene – Budastraat 27 – 8500 Kortrijk
met de steun van