12
SAGALASSUS DE STAD IN DE BERGEN WORDT EEN VERBORGEN STAD
Voor onze volgende halte op de Thalassa-reis trekken we het Turkse binnenland in. Hoog in het Taurus-gebergte – we spreken over toppen tot 1500 meter – lagen er vroeger een aantal bijna oninneembare vestingen. Een ervan heette Sagalassus. Dat is de stad van dit hoofdstuk. Het is geen zuiver Griekse stad. Het is meer een stad met lagen: één laag per volk dat er ooit woonde. Dat maakt een onderzoek van zo‟n stad ingewikkeld maar zeker ook heel boeiend. Er zijn in Sagalassus vondsten gedaan van voorwerpen uit het derde millennium voor Christus en die vondsten bewijzen dat er al zo lang geleden Pisidiërs in de streek woonden. Die waren een aparte tak van de Indo-Europese volkeren en ze hielden sterk vast aan hun onafhankelijkheid. Vandaar dat ze hun woonplaatsen ommuurden tegen vijandelijke aanvallen. Maar pas rond 500 voor Christus kan je Sagalassus een echte stad noemen. Een stad die zich nooit helemaal onderwierp aan het Perzische rijk: ze kreeg daarom de reputatie van “meest krijgszuchtige stad van Azië”. Alexander de Grote, dat was een ander verhaal. In het jaar 334 voor Christus trok hij door het Taurusgebergte om de Pisidiërs een lesje te leren. Hij kon de steden in de bergen één voor één innemen, zonder grote problemen. De Pisidiërs hadden hun meester gevonden en aanvaardden hun lot. In Sagalassus werd zelfs een heroön, een heldentempel, opgericht voor de Grote Alexander. Na diens dood kwam Sagalassus in het bezit van Ephese. En toen Ephese Romeins bezit werd (133 voor Christus), werd ook Sagalassus een Romeinse stad. Eerst was het nog een belangrijk regionaal handelscentrum, maar in latere eeuwen verloor het veel van zijn glorie en belang.
12.1
In de 6de eeuw zette het verval van Sagalassus zich in sneltempo door. Verschillende aardbevingen deden grote delen van de berghelling naar beneden komen, over de stad heen. Ingestorte muren en geïmproviseerde graven wijzen op een grote chaos in die periode. Uiteindelijk staakten de inwoners de ongelijke strijd tegen de natuur: ze verlieten de bergvesting Sagalassus en gingen in de veiliger en vruchtbaarder valleien wonen. En zo werd Sagalassus een Verborgen Stad, waarover enkel nog verhalen bestonden.
INDIANA WAELKENS AND THE LOST CITY Tot in de 19de eeuw bleven de ruïnes van Sagalassus onbekend terrein. Maar toen begonnen Franse en Oostenrijkse archeologen onderzoek te doen in de omgeving, om de Pisidische steden in kaart te brengen. Herders vertelden hen over stenen, die uit de grond opstaken. De onderzoekers gingen de stenen bekijken en stelden vast dat er inderdaad een stad moest te vinden zijn onder het erosiemateriaal. En door verhalen van Griekse auteurs wisten ze dat het om Sagalassus moest gaan. Maar tot opgravingen kwam het nog niet. Daarvoor was het wachten tot 1982: een Brits team deed een aantal voorlopige proefopgravingen, maar moest het project om financiële redenen stoppen in 1985. In 1990 begonnen de definitieve opgravingen. En we mogen trots zijn dat een landgenoot verantwoordelijk is voor de coördinatie van die opgravingen: professor Marc Waelkens van de Leuvense universiteit is de leider van een internationaal team van archeologen en andere wetenschappers. In 20 jaar tijd hebben ze een groot deel van de stad blootgelegd.
Het theater, buiten de stadsmuren (Foto: http://antikforever.com/Asie_Mineure/pisidie/images/sagalassos02b.jpg)
12.2
Eerst iets meer uitleg over archeologie. Misschien stel je je bij dat beroep iets heel heldhaftigs voor. Misschien denk je dat alle archeologen, gewapend met een zweep en een gleufhoed, op zoek gaan naar mysterieuze ruïnes. Jammer voor Indiana Jones, maar echte archeologie is een wetenschap die vooral veel geduld en langzaam werk vereist. Archeologen werken met heel veel vakspecialisten samen1 om elke vondst rustig en zorgvuldig te analyseren. Met kleine schopjes en borsteltjes worden volledige hellingen afgegraven en afgeborsteld. Vaak om enkel wat potscherven te vinden. Maar let op: zelfs de kleinste vondst kan leerrijk zijn. Een aardig voorbeeld uit Sagalassus: daar zijn graten gevonden van een katvis. Dat zijn geen spectaculaire voorwerpen voor een museum, maar je leert er wel door dat Sagalassus handel dreef met Egypte, omdat die katvis enkel in de Nijl voorkomt. Zo‟n vondst maakt een archeoloog dus al gelukkig. In 20 jaar tijd hebben professor Waelkens en zijn medewerkers, beroepsmensen maar ook vrijwilligers, al heel wat indrukwekkende opgravingen uitgevoerd. Zonder overdrijven kan je Sagalassus, dat eeuwen lang onder een berg werd bewaard, „een tweede Pompei‟ noemen. Tot de meest opvallende vondsten behoren een Romeinse bibliotheek, een Grieks badhuis met nog intacte vloerverwarming, een fontein die zelfs na 2000 jaar nog altijd water levert 2, beelden van Dionysus en Alexander de Grote, en een theater voor 9000 toeschouwers. Niemand had in 1990 kunnen vermoeden dat zoveel materiaal zou opgegraven worden. Nu al zijn de onderzoekers dolblij met wat ze opgegraven hebben. En er zit nog veel verborgen onder tonnen aarde. Misschien wil jij ook eens als vrijwilliger een zomer meegraven. Er is alleszins nog werk genoeg ...
INTERESSANTE WWW’TJES Geen twijfel: dit is de perfecte Nederlandstalige website voor informatie over Sagalassus: http://www.sagalassos.be In het Engels kan ook: http://www.archaeology.org/interactive/sagalassos/index.html
CREATIEVE OPDRACHT Maak een volledig dossier over Sagalassus. Een grondplan is zeker nodig. Een overzicht van de opgegraven gebouwen (met foto‟s) ook. En natuurlijk mogen er ook foto‟s van opgegraven beelden en gebruiksvoorwerpen bij. De genoemde websites zetten je al een heel eind op weg. Presenteer alles in een mooie powerpoint. Zo heb je geomorfologen, die de loop van verdwenen rivieren reconstrueren of de vroegere hoogte van bergen berekenen. En archeozoölogen, kenners van diersoorten van lang geleden, zijn heel nuttig om te weten wat voor dieren op het menu stonden bij de oude Grieken. Ook de palynologen, stuifmeeldeskundigen, zijn heel belangrijk bij archeologisch onderzoek: ze weten precies welke bomen of planten gebruikt of gegeten werden in Sagalassus. 2 Foto: archeonet.be 1
12.3
HET ACTIEVE PARTICIPIUM PRESENS Net zoals in het Latijn en andere talen hebben werkwoorden in het Grieks ook participia of deelwoorden (deels werkwoord qua betekenis, deels adjectief qua vorm). Met één ervan maken we dit jaar kennis, namelijk het onvoltooid deelwoord of het participium presens (letterlijke vertaling: …nd). Het Grieks heeft een actief participium presens en een passief (of deponent) participium presens. Het actieve participium presens is gemengd qua verbuiging: het mannelijk volgt de tweede klasse (model: ῥήηφρ), het vrouwelijk de eerste klasse (model: ζάιαηηα) en het onzijdig opnieuw de tweede klasse (model: ζῶκα). De kenletters van het actieve participium presens zijn -ντ-. In veel gevallen zijn die kenletters nog duidelijk zichtbaar, maar soms (vooral in het vrouwelijk) zijn ze weggevallen. Bij het model ιύεηλ gaat aan de kenletters -λη- ook nog een bindklinker -ο- vooraf. Om het wat makkelijker te maken, nemen we een andere manier van werken: we vertrekken van het participium presens van εἶλαη.
1. HET PARTICIPIUM PRESENS VAN
nominatief accusatief genitief datief
enk. m. ὤλ ὄλη-α ὄλη-ος ὄλη-η
v. οὖζ-α οὖζ-αλ οὔζ-ες οὔζ-ῃ
εἶναι mv. m. ὄλη-ες ὄλη-ας ὄλη-φλ οὖζη(λ)
o. ὄλ ὄλ ὄλη-ος ὄλη-η
v. οὖζ-αη οὔζ-ας οὐζ-ῶλ οὔζ-αης
OPMERKINGEN: 1.
Het vrouwelijk is ontstaan uit ὀ-λη-ζ-α: a) de -λη- valt weg tussen een klinker en een sigma; b) ter compensatie: -ο- wordt -οσ-.
2.
Op dezelfde manier is ook de datief meervoud in het mannelijk en het onzijdig gevormd uit ὀ-λη-ζη.
12.4
o. ὄλη-α ὄλη-α ὄλη-φλ οὖζη(λ)
2. HET PARTICIPIUM PRESENS ACTIEF VAN HET MODEL
nominatief accusatief genitief datief
enk. m. ιύ-φλ ιύ-οληα ιύ-οληος ιύ-οληη
v. ιύ-οσζα ιύ-οσζαλ ισ-ούζες ισ-ούζῃ
o. ιῦ-ολ ιῦ-ολ ιύ-οληος ιύ-οληη
mv. m. ιύ-οληες ιύ-οληας ισ-όληφλ ιύ-οσζη(λ)
λύειν
v. ιύ-οσζαη ισ-ούζας ισ-οσζῶλ ισ-ούζαης
o. ιύ-οληα ιύ-οληα ισ-όληφλ ιύ-οσζη(λ)
letterlijke vertaling: ‘losmakend’.
3. DE ADJECTIEVEN
ἑκών
en
ἄκων .
Deze adjectieven worden verbogen zoals ιύφλ, ιύοσζα, ιῦολ: ἑθώλ, ἑθοῦζα, ἑθόλ (stam: ἑθολη-), betekenis: ‘vrijwillig’ en ἄθφλ, ἄθοσζα, ἆθολ (stam: ἀθολη-), betekenis: ‘met tegenzin’.
HET PASSIEVE EN DEPONENTE PARTICIPIUM PRESENS ισ-ό-κελος, ε, ολ: ‘losgemaakt wordend’. Bestanddelen: stam + bindklinker -ο- + -κελος (verbogen volgens ἀγαζός) Het deponent-mediale participium presens heeft actieve betekenis. bv. βοσι-ό-κελος, ε, ολ = willend
nom. acc. gen. dat.
enk. m. ισ-ό-κελ-ος ισ-ό-κελ-ολ ισ-ο-κέλ-οσ ισ-ο-κέλ-ῳ
v. ισ-ο-κέλ-ε ισ-ο-κέλ-ελ ισ-ο-κέλ-ες ισ-ο-κέλ-ῃ
o. ισ-ό-κελ-ολ ισ-ό-κελ-ολ ισ-ο-κέλ-οσ ισ-ο-κέλ-ῳ
12.5
mv. m. ισ-ό-κελ-οη ισ-ο-κέλ-οσς ισ-ο-κέλ-φλ ισ-ο-κέλ-οης
v. ισ-ό-κελ-αη ισ-ο-κέλ-ας ισ-ο-κέλ-φλ ισ-ο-κέλ-αης
o. ισ-ό-κελ-α ισ-ό-κελ-α ισ-ο-κέλ-φλ ισ-ο-κέλ-οης
VERTALING EN FUNCTIE VAN EEN PARTICIPIUM PRESENS 1. VERTALING EN FUNCTIE
De letterlijke vertaling is, zoals gezegd, die van het Nederlandse onvoltooid deelwoord. Τρέτφλ vertaal je dus letterlijk als ‘lopend’ en ισόκελος als ‘losgemaakt wordend’. Maar meestal klinkt die letterlijke weergave erg stroef of zelfs helemaal onaanvaardbaar. Daarom stellen we enkele elegantere vertalingen voor. 1.
Als aan het participium een lidwoord voorafgaat, kun je het vertalen met een betrekkelijke (= bijvoeglijke) bijzin. bv.
οἱ ηρέτοληες ἄλζρφποη: οἱ υεσδόκελοη ἄλζρφποη: οἱ ζασκαδόκελοη ἄλζρφποη:
de mensen die lopen de mensen die liegen de mensen die bewonderd worden
In dit geval heeft het participium de functie van bijvoeglijke bepaling. Ook een gesubstantiveerd participium kun je vertalen met een betrekkelijke (= bijvoeglijke) bijzin; of soms gewoon met een substantief. bv.
2.
οἱ ηρέτοληες: οἱ υεσδόκελοη: οἱ ζασκαδόκελοη:
zij die lopen - de lopers zij die liegen - de leugenaars zij die bewonderd worden
Als aan het participium geen lidwoord voorafgaat, is de beste weergave dikwijls een bijwoordelijke bijzin, een bijzin dus die begint met wanneer, als, omdat … bv.
Φεύγεη κε ιέγοληα. Hij ontvlucht me als ik spreek. Φεύγεη κε υεσδόκελολ. Hij ontvlucht me omdat ik lieg. Τοῖς θίιοης ἡδόκεζα ζασκαδοκέλοης. We verheugen ons over onze vrienden wanneer ze bewonderd worden.
In dit geval heeft het participium de functie van bepaling van gesteldheid. Dit is een bepaling die congrueert met een naamwoord, maar die tegelijkertijd – zoals een bijwoordelijke bepaling – een aanvulling vormt bij het gezegde.
12.6
2. LET ER VOORAL OP WAARMEE HET PARTICIPIUM CONGRUEERT! Het participium is een adjectief en congrueert dus in de regel met een substantief of voornaamwoord, waarover het – als bijvoeglijke bepaling of als bepaling van gesteldheid - iets meer zegt. Heel belangrijk is dat je beseft met welk substantief of voornaamwoord het participium congrueert, m.a.w. dat je beseft waarover het participium iets meer zegt.
3. BEPALING VAN GESTELDHEID De bepaling van gesteldheid is een bepaling die congrueert met een naamwoord, maar die tegelijkertijd – zoals een bijwoordelijke bepaling – een aanvulling vormt bij het gezegde. Daarom heet ze ook wel ‘dubbelverbonden bepaling’. Een bepaling van gesteldheid kan een noodzakelijk zinsdeel zijn, bv. ‘We noemen hem Jan.’ Maar de bepaling van gesteldheid kan ook als niet-noodzakelijk zinsdeel gebruikt worden: bv. Hij gaat als onderhandelaar naar de directie. Ook ἑθώλ en ἄθφλ hebben in de regel de functie van bepaling van gesteldheid. bv. Ὁ ῥήηφρ ηοῖς θίιοης ἑθὼλ βοεζεῖ.
De redenaar helpt zijn vrienden vrijwillig.
Ἑθώv congrueert met ῥήηφρ (en staat daarom in de nominatief), maar vormt ook een aanvulling bij het gezegde βοεζεῖ (als antwoord op de vraag ‘hoe helpt hij zijn vrienden?’).
12.7
OEFENINGEN OP HET PARTICIPIUM PRESENS 1.
We werken met zinnen …
1. Οἱ τοὺς ἀθλητὰς θαυμάζοντες αὐτοῖς εἰς τὴν Ὀλυμπίαν ἕπονται. 2. Οἱ ἄνθρωποι ἀποθνῄσκονκτες οὐκ ἀλλήλων διαφέρουσιν. 3. Βλέπομεν τοὺς ἱερέας θύοντας ἐν τῷ ἱερῷ. 4. Οὐ πάντα τὰ μέλλοντα εἰδέναι ἐθέλεις; 5. Πολλοὶ βούλονται καθεύδοντες ἀποθνῄσκειν. 6. Οἰ στρατιῶται πολλὰς γυναῖκας φευγούσας σῴζουσιν. 7. Πολέμιός τις τὸν Ἀρχιμήδη γράφοντα ἀποκτείνει. 8. Οἱ πολλὰ χρήματα ἔχοντες πολλάκις τοῖς μηδὲν ἔχουσιν ἄχθονται1. 9. Σχεδὸν πρὸς τῷ τέλει οὖσα ἡ στρατιὰ ἐκ τῆς μάχης ἀπέρχεται. 10. Ἄκουσα ἡ γυνὴ τὸν ἄνδρα ἀποκτείνει.
a. Onderstreep de actieve participia presens en determineer ze. Dezelfde oefening kun je maken met de Griekse leesteksten p.12.10 en 12.11.
b. Trek, als het participium congrueert, een pijltje van het participium naar de woorden waar het bij hoort. Vertaal ook de zin en let daarbij vooral op een gepaste weergave van de participia.
1
ἄχθεσθαι + dat.: kwaad zijn op 12.8
2.
Nog wat zinnetjes …
1.
Ὁ βασιλεὺς δεχόμενος τὸν ἀπὸ τῶν Ἑλλήνων ἄγγελον οὐδὲν ἀποκρίνεται.
2.
Πυνθανόμενος τῶν ἀδίκων μάλιστα ὀργίζεται ὁ στρατηγὸς τοῖς ἐν τῇ πόλει ἁρπάζουσι στρατιώταις.
3.
Εὑρισκόμενα ὑπὸ τοῦ πατρὸς τὰ τέκνα ἥδεται.
4.
Μέλλω εἰς Ἀθήνας τοῖς πορευομένοις ἕπεσθαι.
5.
Οἰόμενοι ὅτι ἡ ὁδὸς ἀσφαλής ἐστι παρὰ τὸν ποταμὸν οἰχόμεθα1.
a. Onderstreep de passieve en deponent-mediale participia presens en determineer ze. Dezelfde oefening kun je maken met de Griekse leesteksten p.12.10 en 12.11.
b. Trek, als het participium congrueert, een pijltje van het participium naar de woorden waar het bij hoort. Vertaal ook de zin en let daarbij vooral op een gepaste weergave van de participia.
1
οἴχεσθαι: weggaan 12.9
3.
LEESTEKST: DE SLAG BIJ MARATHON
Trek een pijltje van het participium naar het woord waarmee het congrueert. Vertaal daarna de tekst1.
Οἱ Ἀθηναῖοι καίπερ2 ὀλίγοι ὄντες μετὰ χιλίων Πλαταιῶν3 ἐπὶ τοὺς Πέρσας4 στρατεύουσιν. Οὐκ εἰσιν δὲ τοῖς τῶν Ἀθηναίων στρατηγοῖς ὁμοῖαι5 δόξαι. Οἱ μὲν βούλονται τῷ τῶν Περσῶν στρατεύματι μάχεσθαι, οἱ δὲ οὐκ ἐθέλουσιν. Μετὰ δὲ ἐνίας ἡμέρας οἱ Ἀθηναῖοι καὶ οἱ Πλαταιεῖς ἐν τῷ πεδίῳ τῷ ἐν Μαραθῶνι τοῖς πολεμίοις μάχονται καὶ ὀλίγοι ὄντες τὸ ἰσχυρὸν τοῦ Δαρείου στράτευμα εἰς φυγὴν τρέπουσιν6.
De vlakte van Marathon, met in het midden de kleine grafheuvel van de gesneuvelde Plataeërs. (Foto: Chiron CC Images of the Classical World)
cf. P. Baeyens e.a., Lingua Graeca I, p. 40 καίπερ: ofschoon, hoewel 3 οἱ Πλαταιεῖς, Πλαταιῶν: Plataeërs, inwoners van Plataea 4 ὁ Πέρσης, Πέρσου: de Pers (inwoner van Perzië) 5 ὁμοῖος, α, ον: gelijk, overeenkomstig 6 εἰς φυγὴν τρέπειν: op de vlucht drijven 1
2
12.10
4.
LEESTEKST: DRIE HUISDIEREN
Nog één fabeltje, om het niet af te leren. En dan houden we er voorlopig even mee op. Maak kennis met drie dieren, die wel een beetje op mensen lijken ...
Ἵππος καὶ βοῦς1 καὶ κύων, ψύχει2 κάμνοντες3, ἔρχονται εἰς τὴν ἀνθρώπου οἰκίαν. Ἐκεῖνος, αὐτοῖς τὰς θύρας ἀνοίγων, ἔνδον4 ἄγει. Παρ΄ ἑστίᾳ5 πυρὸς γεμούσῃ6 αὐτοὺς θάλπων7, ἑκάστῳ παρέχει ἃ αὐτὸς ἔχει. Τῷ μὲν ἵππῳ κριθὰς8, τῷ δὲ βοὶ λάθυρα9 παρέχει. Ὁ δὲ κύων αὐτῷ συντράπεζός10 ἐστιν. Παρέχουσιν οὖν ἀντὶ ταύτης τῆς ξενίας11 τῷ ἀνθρώπῳ μέρος τῶν ἑαυτῶν ἐτῶν. Ὁ μὲν ἵππος πρῶτος. διότι ἐν χρόνοις πρώτοις ἕκαστος ἡμῶν γαρρός12 ἐστιν. Ὁ δὲ βοῦς μετ΄ αὐτόν. διότι εἰς μέσους χρόνους ἥκων ἕκαστος φίλεργός13 ἐστιν, ὄλβον14 ἁθροίζων. Λέγεται δὲ ὅτι ὁ κύων παρέχει τοὺς τελευταίους ἐνιαυτοὺς. διότι δυσκολαίνουσι15 πάντες οἱ γέροντες καὶ, ὡς16 κύνες, τὸν παρέχοντα τὴν τροφὴν μόνον σαίνουσιν17, ἄλλως18 δ΄ ὑλακτοῦσι19 καὶ τοῖς ξένοις ὀργίζονται. Zeker als je binnenkort proefwerken hebt, is een stevige herhaling op zijn plaats. Voer daarom deze taken uit. 1) Zeg nog eens wat verwijswoorden zijn. 2) Zeg nog eens wat partikels zijn en wat ze je leren over een tekst. 3) Zoek in alle zinnen het naamwoordelijk/werkwoordelijk gezegde én het onderwerp, als dat laatste niet verzwegen is. 4) Omcirkel alle participia in de tekst. 5) Onderlijn de minimale zinnen, dus alle noodzakelijke zinsdelen. 6) Vertel de inhoud van de tekst aan je buur, die hetzelfde doet met jou. Corrigeer elkaar en maak daarna samen een schriftelijke vertaling. ὁ, ἡ βοῦς, βοός: het rund, de koe τὸ ψύχος, ψύχους: de koude 3 κάμνειν: te lijden hebben van, afzien 4 ἔνδον: binnen 5 ἡ ἑστία, ἑστίας: de haard 6 γέμω + gen.: beladen zijn met, vol zijn van 7 θάλπειν: warm maken, opwarmen 8 ἡ κρίθη, κρίθης: de gerst 9 τὰ λάθυρα, λαθύρων: de grauwe erwten 10 ὁ συντράπεζος, συντραπέζου: de tafelgenoot 11 ἡ ξενία, ξενίας: de gastvrijheid 12 γαρρός: speels, dartel 13 φίλεργος, ος, ον: werkzaam, bedrijvig 14 ὁ ὄλβος, ὄλβου: geluk, voorspoed 15 δυσκολαίνειν: ontevreden zijn 16 ὡς: (zo)als 17 σαίνειν: kwispelstaarten, vleien 18 ἄλλως: anders, voor het overige 19 ὑλακτεῖν: blaffen 1
2
12.11
5.
LEESTEKST: HET VERHAAL VAN DEMOSTHENES
En we hebben nog een oefentekst voor je. In die tekst probeert iemand voor één keer een les te geven door een fabel niét helemaal te vertellen. Vreemd, vind je? Lees maar eens ... De Athener Demosthenes was een merkwaardige spreker. Als kind stotterde hij hevig. Zijn vijanden gaven hem daarom de bijnaam ‘Batalos’, wat zowel ‘stotteraar’ als ‘aars’ betekent. Maar toen leerde hij zichzelf om goed te articuleren door met een mond vol kiezels tegen het geraas van de zee in te roepen, tot hij zich verstaanbaar kon maken. Of zo wil de legende het toch. In elk geval: als volwassene was hij de beste spreker van zijn tijd. Hij sprak onder andere vurige speeches uit tegen Philippus en Alexander van Macedonië. Toen hij dat op een dag nog maar eens wou doen, waren veel Atheners het zat. Met geroep en voetengestamp beletten ze hem zich verstaanbaar te maken. En toen bedacht hij een leuke manier om ze toch te doen luisteren ...
Ὁ τοῦ Δημοσθένους μῦθος1 Ὁ Δημοσθένης, ῥήτωρ Ἀθηναῖος καὶ ὁ τῆς Μακεδωνίας πολέμιος, ἐν τῇ τῆς πόλεως βούλῃ2 ἔνια λέγειν βούλεται, ἀλλὰ ὑπὸ τῶν συμπολιτῶν3 κωλύεται4. . Μεγάλῃ οὖν φωνῇ λέγει Ὀλίγον χρόνον ἀκούετε μοῦ, ὦ ἄνδρες Ἀθηναῖοι. Βραχὺν γὰρ μῦθον ὑμῖν ἔχω. Οἱ δὲ πολῖται θαυμάζουσι καὶ σιγὴν5 ἔχουσιν. Ὁ οὔν Δημοσθένης λέγειν ἄρχεται. Ἀνήρ τις ὄνον μισθῶται6, ὅτι ἀπὸ τῶν Ἀθήνων εἰς τοὺς Δελφοὺς πορεύεσθαι ἐθέλει. Ὁ δὲ τοῦ ὄνου δεσπότης συμπορεύεται. Θέρος δέ ἐστι καὶ ὁ ἥλιος σφόδρα καίει. Μετὰ οὖν ὀλίγον χρόνον ἄμφω καθεύδειν βούλονται. Ἐθέλουσιν δὲ ὑπὸ τῷ ὄνῳ καθίζεσθαι, ἔν τῇ σκιᾷ αὐτοῦ, καὶ κωλύουσι τὸν ἄλλον τἀυτὸ7 ποιεῖν8. .
Ὁ μὲν τοῦ ὄνου δεσπότης λέγει Τὸν μὲν ὄνον νῦν μισθοῖ, οὐ δὲ τὴν σκιὰν αὐτοῦ.
ὁ μῦθος: het verhaal ἡ βουλή: de vergadering, de raad 3 ὁ συμπολίτης: de medeburger 4 κωλύειν: beletten 5 ἡ σιγή: de stilte 6 μισθοῦσθαι: huren (Dit is een speciaal deponent werkwoord, waarvan de vormen in de indicatief presens enkelvoud er zo uitzien: μισθοῦμαι, μισθοῖ, μισθοῦται.) 7 ταὐτό = τὸ αὐτό 8 ποιεῖν: doen 1
2
12.12
.
Ὁ δὲ ἀνὴρ ἀποκρίνεται Τὸν ὅλον ὄνον μισθοῦμαι. Ὄνος δὲ ἔχει σκιὰν, ὥσπερ ἔχει στόμα καὶ ὦτα1. Μισθοῦμαι οὖν καὶ τὴν σκιὰν καὶ ἐν αὐτῇ καθεύδειν βούλομαι. Μετὰ δὲ τούτους τοῦς λόγους ὁ Δημοσθένης παύεται τοῦ μύθου καὶ ἀπιέναι βούλεται. . Ὑπὸ δὲ τῶν Ἀθηναίων κωλύεται, οἳ λέγουσιν Τί δὲ μετὰ ταῦτα γίγνεται; Τί ἐστι τὸ τοῦ μύθου τέλος ; . Ὁ δὲ ῥήτωρ ἀποκρίνεται Ὅτε περὶ κινδύνου μεγίστου λέγειν βούλομαι, οὐκ ἔξεστί μοι. Ὅτε δὲ περὶ ὄνου σκιᾶς λέγω, πάντες ἑτοῖμοί ἐστε ἀκούειν. Ὡς2 ἄφρονές ἐστε ! Duid eerst alle partikels en verwijswoorden aan. Onderlijn daarna de minimale zinnen. Maak daarna een voorlopige vertaling. Controleer dan met je buur of door een proefvertaling van de leraar waar je eventueel fout zit. Zoek de oorzaak van je fout. Maak daarna een nieuwe, betere vertaling.
De Franse schilder Jean-JulesAntoine Lecomte du Noüy (18421923) specialiseerde zich in onderwerpen uit de oudheid en uit het sprookjesachtige Oosten. Zo stelde hij zich Demosthenes voor die zich met de golven meet.
1 2
τὸ οὖς, ὠτός: het oor ὡς: wat! hoe! (uitroepend) 12.13