Een soort nieuw leven
Joris van Huijstee
De seconde-nu theorie
De seconde-nu theorie. Wanneer je denkt aan de secondenu, de seconde van het moment hier en nu, dan is het bewustzijn te laat. Wanner je de seconde bewust probeert te definiëren is de seconde alweer voorbij. De conclusie zou moeten zijn dat de seconde-nu alleen bestaansrecht heeft omdat er een seconde voor was. Het principe van tijd. Het beweegt altijd. Omdat de seconde-nu aangeeft dat er een seconde voor moet zijn betekent het dat tijd nooit een begin gehad heeft. Het is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Wetenschappers zoeken in het verleden naar feiten die aangeven of het heelal een begin heeft gehad en dus eindig is of niet. Wanneer iets eindig is, heeft het een nulpunt. Een nulde seconde zoals bij de 100 meter sprint. Maar omdat tijd in generale zin nooit een begin heeft gehad kan er ook geen nulpunt zijn. Dit geeft aan dat het heelal dus ook niet eindig kan zijn en dus oneindig is. Het is een theorie vanuit het hier en nu en via deductie. 12-02-2014 © Joris van Huijstee
1.
Misschien had ik dit verhaal in het jaar 2088 kunnen vertellen. Het duurde echter tot 2094 voordat ik zover was. Het bewustzijn dat je iets te vertellen hebt, moet zich vanuit het onderbewustzijn ontwikkelen. In eerste instantie voel je een weerwil om een ingrijpende gebeurtenis te beschrijven. Voor jou is het dan gewoon iets wat gebeurd is. Iemand van mijn leeftijd had waarschijnlijk hetzelfde gezegd. Ik voelde het te veel als een persoonlijk verhaal. Dan ga je nadenken of het ego soms de drang aanmaakt het te willen vertellen en in gedachten wuif je het hele plan weg als onbelangrijk. Het besef het wel te moeten vertellen ontwikkelde zich zoals ook overlevenden van een verschrikkelijke oorlog uiteindelijk tot die conclusie gekomen waren. Twee militairen in een loopgraaf; de een wordt doodgeschoten en zijn buurman overleeft de oorlog. In de jaren erna ziet de overlevende in hoeveel geluk hij heeft gehad en komt de noodzaak het door te moeten vertellen. Omdat het gewoon een loterij was geweest en hij nooit sturing aan het lot had gehad. 5
Niks heroïek. Enkel over wie het wel en wie niet kan navertellen. Dit verhaal kent hiermee gelijkenissen. In de toekomst zal de te komen belangrijke verandering als gemeengoed gevoeld worden. In een tijd waar het nieuwe leven als eigen beschouwd gaat worden. Nieuwe generaties zullen er op een natuurlijke manier mee opgroeien. Mijn afwezigheid op Maan had de drang het te moeten gaan vertellen uiteindelijk definitief in daadkracht omgezet. Mijn huisarts had mij namelijk ooit eens geadviseerd periodes van een aantal weken op Aarde door te gaan brengen, omdat op Maan mijn stoornis het bewustzijn niet vond. En een stoornis is alleen behandelbaar als de persoon beseft hoe de stoornis het gedrag aanstuurt. Anders is het ongeneesbaar. ‘Wat moet ik daar dan doen?’ had ik gevraagd. ‘Genieten en leuke dingen doen,’ was het antwoord geweest. En dus had ik voor de mogelijkheid Montreal gekozen. De Canadese natuur had zijn echtheid nog. Altijd verraste het mij weer wanneer ik voet op aarde zette: de natuurlijke weerstand waarmee de Aardebewoner door het leven gaat. Met een moderne en luxueuze blokhut als thuisbasis heb ik heerlijke tourtochten gemaakt. De hoge, gegroepeerde sparrenbomen in de directe omgeving rondom mij, maakten mij zowat draaierig. De groene lucht in mijn neus. De beken met het koude, afdalende water. Het zicht van het springende en vallende water laat je weet hebben van hoe heerlijk verfrissend en koel het smaakt. Het integreren met het dorpsleven. Het kleine sociale cirkelleven en de heerlijke diners in het dorpsrestaurant. En het schitterende zicht op de wilde beesten in de natuur. Die zich zo nu en dan lieten zien en zich schichtig opstelden. Met de rust in mijn lichaam vertrok ik dus met hoopvolle verwachting terug naar Maan. Een verwachting geboren uit een maand lang leven met natuurlijke weerstand had mij de overtuiging gegeven met open armen ontvangen te gaan worden. Dat is wat weerstand zoals bijvoorbeeld tegenwind en dergelijke natuurweerstanden met een Maanmens kan doen. Men kan ‘weet’ krijgen van hoe anderen in de toekomst op jouw aanwezigheid gaan reageren. Het 6
bewustzijn maakte een niet-geverifieerd verwachtingspatroon aan. Het weerzien met mijn vrouw was goed, begrijp me niet verkeerd. Echter eerder amicaal dan een weerzien van twee geliefden na een voor mij emotionele periode van bezinning. Ze was gelaten in haar vragen. Meer voor de vorm: ‘Hoe was het?’ En vervolgens bediende ze zich van ja en leuk. En elke keer wanneer ik iets vertelde, was ze met haar handen bezig. Wat mij afleidde. Zij was een typische Maangeborene. Een ondefinieerbare asociaalheid had ze in haar communiceren en lichaamstaal. Een zijn die ik naar mezelf gerelateerd altijd als te dicht op de huid voelde. Te direct. Ik moest altijd wat gevoelsruimte om me heen hebben. Het echte verschil tussen Aard- en Maangeborenen. Zelf ervoer ze het niet zo. Zij noemde het eerlijke spanning in het lichaam. In het begin van onze relatie had ik vaak een tweegedachte: is dat waar of is het voor het gemak dat ze het zo betitelt? Dat ebde weg want ik was wel gek van haar. Al vanaf het moment dat ik haar tegengekomen was. Ik vermoedde dus een tweede reden waarom mijn gepoogde enthousiasmerende vertellingen sneuvelden in doodlopende saaiheid. Wat mij verstomde en het laatste duwtje was naar het gaan opschrijven. Het bleek inderdaad het geval. In dezelfde week was namelijk het jaarlijkse circus geweest. Zij werkten met spectaculaire, zelf gekloonde diersoorten. Mijn vrouw had het samen met een paar vriendinnen bezocht. De samenwerking tussen mens en gekloonde, indrukwekkende dieren in de circuspiste leken ook mij intrigerend. Alles in een grootse ambiance met een als gelijke oren en ogen hebbend reagerend publiek. Maar genoeg hierover want voor mij was er dus werk aan de winkel.
7
2.
Het allesbepalende en veranderende waardoor de wereld van vandaag 2094 is zoals het is, gebeurde in het jaar 2087. Een jaar waar ik redelijk gedetermineerd en overtuigd van mezelf door het leven ging. Ik wist het zogenaamd wel, zelfs op oudere leeftijd kan het gebeuren dat je de plank volledig misslaat. Vervolgens verwateren inzichten en dat laat een overtuiging keren. Een behoefte ontstaat om een mening drastisch en helemaal voor honderd en tachtig graden te laten draaien. Als je dan toch gezichtsverlies moet lijden, doe het dan helemaal. Een voorbeeld kun je zien als bijvoorbeeld iemand een ommezwaai van rechtse naar linkse politiek maakt. Of van aansturing naar meedoen. U zult denken: waar heeft hij het over. Ik heb het over het feit dat een man zijn overtuiging kan kwijtraken, en er een transparante mening voor terugkrijgt. Het was het jaar waarin ik langzaam bewust werd van mijn stoornis. Genoeg over mij nu. Zuurstof bepaalde alles in het leven van 2087. Was je in een zuurstofarme omgeving geboren, dan waren jouw toekomstkansen gedefinieerd. Op Aarde was het verschil vele malen groter. Met leven met te weinig zuurstof kwam je ook niet tot daden die jou uit je miserabele positie moesten halen. Dat leidde vervolgens tot een naar binnen kerende vicieuze gedachtencirkelbeweging, waardoor men uiteindelijk gelaten naar het einde groeide. Het zuurstofgebrek zorgde ervoor dat mensen het niet konden schelen dat ze te weinig zuurstof hadden. Het indolente werd vervolgens weer geaccepteerd door dezelfde reden, namelijk zuurstofgebrek. Op Maan had je twee woonmogelijkheden: genoeg en volledig zuurstof. Woonde je in een appartement met genoeg, dan kon je een prima leven leiden. Het punt was dat weinig zuurstof jou tevens het besef ontnam dat je iets miste. Voor de machthebbers een uitstekende manier om het volk gedwee te houden. In het jaar 2094 woonden we in 8
Tycho Zes, of beter: in Zes. Zoals het in de volksmond genoemd werd. We konden op het bedieningspaneel extra zuurstof door het appartement laten gaan. We zijn in de gelukkige omstandigheid de stand altijd op extra te kunnen zetten. Het kost wat meer maar dat moet dan maar. Want geruime tijd had ik dan soms ineens het gevoel iets te missen zonder bewust erbij te kunnen nadenken. Een vreemde benauwdheid werd mij in lagen bewust, zittend in de huiskamer, uitkijkend over het schitterende heelal. Ik draaide in mijn stoel, stond op, ijsbeerde heen en weer, had zorgelijke gedachten, en na enige tijd dacht ik aan een mogelijk verschil in zuurstof en trof ik de stand op normaal aan. Een gevoel waarvan je wist dat het naar gelaten acceptatie zou kunnen leiden. Van die Maangrapjes waar ik nooit zo de humor van inzag: mij laten denken dat mijn tijd gekomen is! Dat een fatale aanval om de hoek te wachten staat! Maar echt genoeg zo, mijn vrouw en ik flikten elkaar geintjes. Zo was het. Ik had namelijk ook mijn leuke acties naar haar toe. Nee, 2087 was het jaar waarin alles veranderde. Het is als een kikker in een pan met koud water die op het gasfornuis wordt opgewarmd. De kikker accepteert de warmteverandering omdat het geleidelijk is en blijft zitten tot het dood is. Wist u dat? Het reageert in zijn geheel niet. Geen beweging, niks. Heel opmerkelijk. Ondanks alle oorlogen en wreedheden die de mens elkaar kan aandoen, zijn we ten opzichte van grotere natuurkrachten uiteindelijk niet meer dan die hopeloze kikker in de pan. Iedereen op Aarde wist dat het moment zou gaan komen. De officiële mededeling dat Aarde geen voorzieningen meer zou kunnen gaan geven en op zou raken. Uitgewoond. En dat betekende dat er een jaartal in de toekomst zou zijn waarin het leven ging ophouden te bestaan. Er leek geen oplossing te zijn. Nieuwsuitzendingen met daarin wetenschappers met tekst en uitleg vulden dagelijks het scherm. Het gaf uiteindelijk berusting. Het terugdenken was begonnen omdat het definiërende feit uitgesproken was. Wanneer was het begonnen? Met het CO2 vraagstuk? Tijdens de periode met de grote overstromingen? Breuken in 9
landschappen waar men beelden te zien kreeg van huizen en mensen die in kilometers diepte vielen? Was het vanaf de flinke temperatuurverhogingen waarvan men eigenlijk wel wist dat het het bestaan zou gaan aantasten? Waarom heeft niemand dit zien aankomen? Beschuldigingen gingen over en weer totdat acceptatie en berusting zijn intrede maakte. Dan zijn we eindelijk echt verlost en het enige acceptabele is dat iedereen in hetzelfde schuitje zit. Sommigen konden een grijns niet onderdrukken. Eindelijk hadden de door wrok geleidde mensen het gevoel zicht en grip op de gelukkigen te hebben. Niet meer dat gevoel van achtergesteld gelijk. Een vreemd soort gelijkheidbeginsel omdat ook nakomende generaties van de gelukkigen gestopt zouden gaan worden. Een proces met natuurrampen en een steeds groter gebrek aan zuurstofvoorzieningen. Het kon honderd jaar duren of iets dergelijks als vijftig. Verschillende opvattingen verschenen om de haverklap in beeld. Ellenlange documentaires met beelden van een Aarde in verval. Zeker was dat het einde zou komen. Zo ook voorzien van commentaar door Josef Tittan, een ongemakkelijk in het oog springende wetenschapper, met weinig gevoel voor humor. Die ik god betere het in die periode kort achter elkaar een keer of vier tegenkwam, waarvan twee puur toevallig. Altijd en eeuwig het perfecte antwoord op vragen. Begeleid met een ergernis oproepende, verontschuldigende glimlach. Maar dit terzijde en niet belangrijk in het verhaal. Een man hoort dat hij ongeneeslijk ziek is. Vreemd genoeg voelt hij zich mentaal bevrijd. Een grens vervaagt. Zijn ego dwingt hem niet meer een bepaalde levensnorm na te streven. Het doet er niet meer toe. Hij is nog nooit zo open van geest geweest. Het maakt hem een prettig persoon in de omgeving, makkelijker zegt hij positieve en aardige dingen tegen anderen. De dokter zegt vervolgens dat het een vergissing is en de patiënt houdt er een baalgevoel aan over. Het idee weer terug te moeten keren naar die vervelende toekomstnorm die hij probeerde na te streven. 10
Het voorbeeld geeft weer hoe constructief fatalisme na het gedefinieerde nieuws over het naderende Aarde-einde ontstond. Men leefde ineens zonder een onbewuste, eeuwig voortdurende toekomstgedachte, met generatie en generaties te volgen, waaraan altijd normen en waarden gekoppeld waren om zo gekaderd door het leven te gaan. Met verwachtingen, met hoopvol zijn en met egokracht ertegen ingaan. Mensen raakten door het definiërende nieuws in een geestelijke vrijheid met een enorm gedreven productiviteit. Geen morgen. Dit had ik altijd nog even willen doen, dat, zo. Een bevrijdde drang komend van binnenuit. Echter zonder de vergissing en correctie van de dokter. Op Maan leefde men met bijna geen weerstand op het lichaam. Geen tegenstand. Op Aarde had hoeveelheid CO2 in de lucht een onomkeerbaar hoog percentage gekregen. Het was niet meer terug te dringen. Broeikaseffect had een zichzelf versnellend karakter op aardse veranderingen gegeven. Het opkomende zeewater had het aardoppervlak teruggebracht naar vijfenzeventig procent van het jaar 2026. Het jaar waarin natuurstromingen de tekening van de Aarde begonnen te veranderen. Grote gedeelten raakten onder water. Honderdduizenden mensen verloren hun leven. Als een kikker in een pan met langzaam opwarmend water voelden mensen de ontwikkelingen. Nieuwe realiteit werd elke keer gewoon en gewend. Vanwege het te warme klimaat was het in sommige gedeelten van Aarde niet meer mogelijk te kunnen leven. Een brede baan van duizenden kilometers aan beide zijden van de evenaar kende enkel verdorring en de temperatuur kon oplopen tot vijfenzeventig graden Celsius. Wereldbevolking in 2087 telde drie miljard inwoners. De wereld kende drie woonconcentraties: Noord- en MiddenEuropa, Noord-Noord-Amerika en het verre Oosten, met als hoofdstad Ulan Bator. Een kettinglijn van Londen via Moskou tot aan Ulan Bator en een gedeelte China. Ulan Bator had de zuurstofvoorziening naar zich toe getrokken. Grote gronden bosgebied rondom de stad maakten een enorme hoeveelheid zuurstof aan. Mongolië had de machtspositie goed uitgespeeld 11
en had één van de drie ruimtevliegtuigstations. De verstandhoudingen tussen de leefgebieden waren zeer vreedzaam. Landgrenzen kenden geen importantie meer. Alleen taal kon een barrière oproepen. Veiligheid werd niet meer door landen maar door enkele terroristen bedreigd. Buenos Aires was afgezonderd van de gecentraliseerde woongebieden. Gleuson Dos Santos was een Braziliaan. Hij droeg een volle zwarte baard in een rondachtig aimabel gezicht en had korte krullen op zijn hoofd. Hij leidde een terroristengroep. Ze pleegden aanslagen en roofden en overvielen mensen. Gleuson was een kikker in de pan die wel had gereageerd. Een sterk persoon. De Seleçao leidde onder de gefortuneerde mensen een schrikbewind en werd door sommigen heimelijk geadoreerd en bewonderd. Iemand die zijn lotsbestemming niet had geaccepteerd. Leden van De Seleçao gedroegen zich in het publieke leven hoffelijk en met een enorme imponerende zelfverzekerdheid en waren zeer royale gevers. Ze pakten enkel ‘de gelukkigen’ op de wereld. Gleuson Dos Santos met zijn guitige oogopslag en brede, tandpastaglimlach raakte ook mensen aan de goede kant van de maatschappij. Het was een last voor de stad Buenos Aires en zijn omgeving. Politieonderzoeken stuitten altijd op een muur van zwijgen. Op de vraag waar hij zijn overtuiging vandaan haalde, antwoordde hij steevast met: ‘In de onsterfelijkheid van de ziel.’ Inspelend op het gegeven dat een dergelijke overtuiging via zijn daden zou gaan voortleven in de mensen. Als een evoluerende emotie. Dat generaties later men nog een inspirerende identiteitsherkenning aan zijn levenshouding zou kunnen hebben. ‘Ik geloof in het leven na de dood doordat ik dan voortleef in anderen,’ voegde hij eraan toe. En liet dan steevast een zeer zelfverzekerde, aanstekelijke lach volgen. ‘Welke andere overtuiging kun je nastreven als je in een zuurstofarme en in te warme kansloze omgeving opgegroeid bent? Elke andere levensfilosofie kan geen genade krijgen. Letterlijk en figuurlijk heeft de geest geen gevoelsmatige ruimte om een filosofische of andere levensovertuiging in en uit te kunnen ademen dan die van mij. Dit is zoals mijn keuze 12
is. Ik kies ervoor zelf te bepalen welke weg naar de dood ik bewandel.’ De Seleçao had met bravoure aangekondigd een buitenwijkvesting te bestormen, ze beschikten over het modernste van het modernste. De aanval was dusdanig bedreigend en intimiderend geweest dat men aan de internationale noodrem had getrokken, en de internationale machten hadden met zware middelen onschadelijk gemaakt. Inclusief veel onschuldige slachtoffers. De gemoederen laaiden flink op. Voor vestingbewoners was het derhalve niet raadzaam buiten de omheining te reizen. Gleuson had de aanslag niet overleefd. Zijn lichaam werd op het scherm vertoond. Hij ging de geschiedenisboeken in als een held van het volk. Legendes zijn levend of worden dit na het overlijden. Mensen lieten hun afgesloten liefdesgevoel voor Gleuson vrij en omarmden en erkenden openlijk zijn levensstijl. Alsof de gestorven rebel in hen zelf een identificatie met definitief rustpunt had gegeven. Het idee een stukje van Gleuson met zich mee te kunnen nemen maakten dat het gelaten bestaan beter geaccepteerd kon worden. Opmerkelijk was dat het gefrustreerde onderhuidse van hun leven verdween met het overlijden en uitgeroeid zijn van De Seleçao. ‘Het kikker in de pan-leven’ had meer gemoedsrust gekregen. Kort na het incident werden steden voorzien van elektronische veiligheidscirkels, gebouwd van staal en steen. Hoe kleiner de wooncirkel, hoe veiliger en duurder het leven.
3.
Reistijd Londen-Ulan Bator was door het vliegraket teruggebracht naar twee uur. Deze steden waren samen met Montreal de enige met het recht een ruimtevliegtuigbasis te hebben. Elke vierentwintig uur vertrok een ruimtevliegtuig naar Stad Eén, beter bekend als Tycho, op Maan. 13
Met het ruimtevliegtuig door de dampkring heen gaan en de gewichtloosheid ervaren was een emotie die eigen bestaansrecht in het volwassen leven kreeg. Zoals elke week om dezelfde tijd een sportprogramma kijken en daar een identiteitsgevoel aan meegeven. Veel volwassen mannen zullen dit herkennen. Zo ook met de ervaring gewichtsloos geweest zijn. Het maakte verschil tussen hoe het volwassen gevoel kan zijn en hoe niet. Psychologen probeerden het gevoel te analyseren en het effect ervan; hoe verandert een mens nadat hij gewichtsloos is geweest? Iedereen die het had meegemaakt was het erover eens dat het voor opgroeiende kinderen een moeten was te ervaren. Iedereen moest het een keer meegemaakt hebben. Het voelde als een reset van de geest doordat het lichaam en zwaartekracht geen krachtbepaling op de ziel meer kon hebben. Alledaagse probleempunten die hun plaats van oplossing in het denken van de ziel maar niet leken te vinden, kregen na terugkomst op Aarde een geaard rechtsbestaan. Vaders gingen met hun kinderen even op en neer naar Maan. Ongeveer wanneer bij het kind de pubertijd zijn intrede deed, kregen de kinderen gewichtsloosheidervaring van hun ouders mee. Zoals men vroeger zoons meenam naar een voetbalwedstrijd in een stadion, of dat men met het hele gezin een weekendje in New York doorbracht. Zo was dat nu een weekendje Maan en een vast onderdeel op het programma ‘kinderen opvoeden’, om ze zo normen, waarden, en iets van de twee werelden mee te geven. Het bracht generaties bij elkaar. Voor hun werk reisden ook veel zakenlui regelmatig op en neer naar Maan. En dan was er de vliegangst. Uiteraard de gecompliceerde personen onder ons, die al in paniek raakten als ze even met de voeten los van de Aarde raakten. De personen die er ‘gewoon’ door van slag raakten en niet aardend terugkeerden op Aarde. Ervaren van gewichtsloosheid was een ingeburgerd onderwerp in de geestelijke gezondheid, iets om over na te kunnen denken. En dus simpel gezegd vond de een het prettig en de ander het altijd weer een vervelende bevalling. Het beste was er maar vroeg mee te beginnen. Het 14
maakte mensen veranderen en was als ervaring bepalend in de ontwikkeling. Tijdens de vlucht naar Maan, die met 3600 kilometer per uur een rondje om de Aarde maakte, was er een periode van een uur of twee à drie waarin men zich volledig gewichtsloos voelde. Dat kwam doordat het ruimtevliegtuig dan met de stroming van het heelal mee ging en op dezelfde snelheid was. De reis duurde ongeveer een etmaal. Wanneer het ruimtevliegtuig, in het luchtledige, geluidloos naar het ruimtevliegtuigstation voortgleed en je naar buiten keek, dan zag je de prachtige lichtgevende moderne stad onder glas. Met daarachter het oneindige donkere heelal. Je kon vanuit het ruimtevliegtuig kijken naar en door het dikke glas van de Maanwereld en mensen zien lopen. Die hadden geen aandacht voor het ruimtevliegtuig. Voor hen een alledaagse gebeurtenis. En naar de grote vier woontorens die tot grote hoogte in het heelal staken en bedrijvigheid en lichten achter hun ramen vertoonden. Tycho was groot, tweehonderd bij tweehonderd kilometer in een vierkant. Op de hoeken stonden de woontorens, die per stuk twaalfenhalf miljoen mensen huisvestte. Door centrifugerende en magnetiserende velden had men op Maan de zwaartekracht van de bestaande 1,62 m/s2 weten te vergroten naar 8,4 m/s2. Minder dan op Aarde, waar het 9,6 m/s2 was. Dit betekende dat mensen op Maan twaalfenhalf procent lichter waren en zich dus ook zoveel lichter voelden dan op Aarde. Het bleek een enorm positief effect op de gezondheid van de mens te hebben. Het had geleid tot het vestigen van klinieken, gezondheidscentra, kuuroorden en revalidatiecentra. Mensen lieten zich er opereren. Reumapatiënten bleken op Maan hun klachten beter te kunnen verdragen. Een allegaar van positieve effecten waardoor de studie Geneeskunde op Maan elk jaar meer inschrijvingen kende. Klachten die op Aarde onbehandelbaar leken te zijn, konden op Maan met wonderlijke resultaten goed behandeld worden. De entertainmentbusiness floreerde. Weekendtoeristen maar ook veel vakantiegangers voor een verblijf van een week of langer. 15
Bezoekers van de gigantische discotheken met glazen plafonds van honderden meters lang, met uitzicht op het schitterende heelal, die even op en neer gingen. Na Tycho waren steden genummerd van twee tot en met vier. Twee, Drie en Vier telden eveneens vijftig miljoen inwoners. De steden lagen in een halve maan-kralencirkel, en een lasertrein, die door een tunnel raasde, zorgde voor de onderlinge verbindingen. Binnen de steden waren vervoersverbindingen minder kolossaal. Regering op Maan bestond uit een president en zeven ministers. De bevolking koos elke acht jaar de senaat, die vervolgens de regering koos. Politie in uniform en de CCU (Criminal Control Unit) verzorgden de veiligheid; een luizenbaantje, want de breastbyte maakte dat ze in de steden Twee tot en met Vier zowat geen werk hadden. Tycho was hun concentratiepunt, waar het niet verplicht was. De CCU schoot met rubberen kogels die bij contact hun elektriciteit ontlaadden en een persoon voor een kleine tien minuten verlamden. Bezoekers en bewoners van stad Twee tot en met Vier waren verplicht een breastbyte te laten injecteren. Een lange, pipetachtige injectienaald verdween onder het borstbeen in het lichaam en schoot een byte vast aan het bot. Veranderingen in bloedspiegels, beginnende kanker en dergelijke, werden aan een centraal computersysteem doorgegeven en die contacteerden de persoon zelfs al voordat het tot een last had geleid. Het zorgde ervoor dat mensen steeds ouder werden. En voor de veiligheid was het heel makkelijk op het computerscherm te zien wie waar was en op welke tijd geweest was. Wat criminaliteit onmogelijk maakte. Mensen overleden in een thuissituatie en werden vijfentwintig minuten na hartstilstand opgehaald. CCU had zijn hoofdkantoor in stad Twee. In stad Twee tot en met Vier leefde men zonder creditbetaalmogelijkheden aan de balie. Wanneer je een trein instapte registreerde een scanapparaat de breastbyte en wist de computer wie instapte en werden automatisch de reiskosten van de rekening afgeboekt. Was je in een winkel en zag je een leuke camera, dan liep je ermee de winkel uit en werd het automatisch 16
geregistreerd en afgeboekt en had je bij thuiskomst het garantiebewijs op de computer staan. Was het saldo niet toereikend, dan blokkeerde het systeem automatisch en kon men niet met het product de winkel verlaten. De munteenheid heette De Credit. Aangezien er geen echt geld bestond, was iedereen het erover eens dat het de voor de hand liggende naam moest gaan hebben. De Credit stond erg goed ten opzichte van de Euro en de Canadese Dollar. Zonnepanelen zorgden voor alle benodigde energie op Maan en voor een groot gedeelte op Aarde. Een ruilmiddel, net als technologie, waar Aarde zuurstof en water voor terugleverde. De Maan was eigenaar van grote bossen en oerwouden op Aarde, waarvan de grootste in Mongolië. En als laatste was er de Space Science Service, de SSS, of triple S. Die had zijn vestiging in de linkerhoek van Tycho, met uitzicht op stad Vier. De triple S had voor ruimtevliegtuigen een eigen start- en landingsmogelijkheid. Hiervandaan werd de luchtbrug, waarmee zuurstof en alle benodigdheden vervoerd werden, onderhouden.
4.
In 2087 was Frank Sample I net zevenenveertig jaar geworden. Een man die veel uit zijn leven had gehaald. Met gedrevenheid geboren. Sommigen hebben daarbij het geluk dat de gedrevenheid zich niet tegen hen keert. Gedreven mensen kunnen makkelijk irritatie oproepen. Een natuurlijke drang ertegen in te willen gaan, kan ontstaan. Frank schudde het altijd van zich af alsof hij stond te douchen en het water van hem af plensde. Zonder daarbij zijn gevoel voor gezag te verliezen. Ik wil zeggen dat leidinggeven een natuurlijk iets moet zijn, want anders wordt het een gevecht tegen wrijvingen en stromingen. Je vermoedde geen getraumatiseerde redenen achter de man wanneer hij bepalend een groep kon aansturen. 17
Het was ook niet zo dat hij alles met een leuke grap of kwinkslag verkocht. Nee, hij was in zijn leven behoorlijk bevelend en kortaf geweest en toch werd het door anderen geaccepteerd. Hij wist van het bestaan van de positieve levensgloed die zijn lichaam uitstraalde, maar kende het niet bewust. Alsof er een ander persoon in zijn geest huisvestte waarvan hij het bestaan niet vermoedde. Hij woonde in stad Vier, op de 218e verdieping; toen in een van de mooiste en meest luxueuze appartementen van Maan. Grijzend aan de slapen, een grimmige trek rond de ogen en een harde blik maakten mensen meteen bewust dat er met hem niet te spotten viel. Altijd en eeuwig zakelijk gekleed. In het jaar 2061 was er een enorme en plotselinge overstroming geweest. In Florida, waar zijn familie vandaan kwam, had het zeewater enorme hoogten bereikt. Alle polen waren inmiddels gesmolten en in de hele wereld kwam daardoor enkel nog bevroren water, ijs, uit de machine. Het water had voorgoed delen land ingenomen. Daar was men inmiddels aan gewend geraakt. Mensen uit andere delen van de wereld, die de tv aanzetten en de afschuwelijke beelden voorgeschoteld kregen, reageerden niet meer met hoe verschrikkelijk het allemaal was. Het had meer het gevoel van: gelukkig niet bij ons, of zelfs: gelukkig nu eens een keer niet bij ons. Men leefde bij het proces waarbij de natuur steeds meer grond en levens nam. Frank was in één klap zijn ouders en familieleden kwijtgeraakt. Radeloos van woede en frustratie had hij zich het eerste halfjaar proberen staande te houden. Zowat onmogelijk voor een eenentwintigjarige in de kracht van zijn leven. Het toeval was dat je in datzelfde jaar kon intekenen voor wonen en werken op Maan. Als een pionier. De eerste schapen die over de dam zouden gaan, in de hoop dat er meer zouden volgen. Enorm kleinschalig en op Aarde voelde het als te kleinschalig en dat de pioniers met hangende pootjes weer terug zouden keren. Dat uiteindelijk op Maan een verlaten ruïne als herinnering aan het stupide avontuur zou overblijven. ‘Mensen zijn niet gemaakt om op Maan te leven,’ waren de opmerkingen in de straten. Iedereen praatte er veel over. Het was namelijk wel een onderwerp dat 18
hoop kon geven. Scepsis had de boventoon. Alleen de zeer rijken konden het zich veroorloven. Dat kwam er nog bij. Met zijn geërfde vermogen had Frank ingetekend en was er als een van de eersten ook echt gaan wonen. Een kleinschalige gemeenschap wonend in minder zwaartekracht. Een gemeenschap van vijfendertigduizend man. Het eerste begin. Het was beangstigend dat er maar één keer per maand naar Aarde gereisd kon worden. Deelnemers werden grondig onderzocht op gebreken en op bestaande en mogelijke ziekten. Bij aankomst werd hij direct gegrepen door het leven met buiten, aan de andere kant van het dikke glas, het donkere en duistere en oneindige heelal. Een zicht dat hij nodig had om zijn verlies een plaats te kunnen geven. Hij wist meteen dat hij hier in de juiste stroom van zijn leven was en dat hij de juiste beslissing had gemaakt. Nieuw, alles was ook zo nieuw. Investeren, werken en wonen. Drie dingen waarvan hij verwachtte dat het toekomst zou gaan brengen. Bekenden op Aarde hadden zijn plannen op Maan te gaan wonen voor gek verklaard. Echter het besef dat hij net zijn familie had verloren, had bij mensen de gedachte gebracht: ga jij maar, misschien is dit wel beter voor je. Frank had het niet tegengesproken. Hij was als buitendienstmonteur onderaan begonnen. Het betekende niks meer dan in ruimtepak het heelal in en de grote verdiepingen, die door enorme grijpmachines op elkaar gezet werden, vast te maken aan het al opgebouwde vastzittende gedeelte, en ervoor te zorgen dat vanbuiten alles vastgezet en aangesloten was. Waarna een lasercontrole gedaan werd, vervolgens de puntjes op de i, en het hele aanbouw onwrikbaar en definitief onlosmakelijk vastgeklonken werd. De eerste keer dat hij de ruimte in ging was hij bang zoals hij niet eerder was geweest. Zijn hart bonsde in zijn keel en hij voelde zich ingesloten in dat grote ruimzittende ruimtepak. Een ingesloten gevoel dat hem in het Maan-leefgedeelte wel gerustgesteld had. Het leek hem een uitstekende winterjas op een koude winterse dag. Hoe verkeerd kan een persoon een situatie inschatten. Het 19
luchtledige en gewichtloze voelden machtig en sterk aan. In een omgeving waar een mens kansloos is. Als een ballon die elk moment lek kan gaan en dan alle kanten van de kamer opspringt. Het gevoel elk moment los te kunnen schieten en het heelal in te zweven. Het wende. Op een gegeven moment wist hij dat hij veilig met kabels vastzat en altijd teruggehaald zou kunnen worden. Werken, eten en slapen waren Franks enige bezigheden. Voor hem een prettige tijdsbesteding. Het weerhield hem van realiteitsbesef ten aanzien van zijn verlies. Even afstand nemen door dagen te maken waarin hij er niet veel over nadenken kon. Omringd door een zowat gewichtloos heelal. Het wonen op Maan beviel hem ook wel. Een aantal keren eerder had hij haar al gezien, vaak in de supermarkt. Een giga centrum waar alles te krijgen was. Hij hoopte er tegen die tijd niet meer op als hij na zijn werk boodschappen ging doen maar ging ervan uit. Daarbij moet verteld dat hij consequent en stipt te vinden was waar hij haar gezien had de keer ervoor. Ze had mooi vol, krullend lichtbruin haar, aanwezige groene ogen, was lang en elegant en had hem eens een glimlach toegegooid waarna hij wist wat hij voelde. In de rij bij de afhaalzaak stond hij achter twee mannen en zag haar. Die dag deed ze toonbankwerk. Langzaam naderden ze, het gesprek tussen de twee mannen voor hem in de rij, dat hij woordelijk kon volgen, ging als volgt: ‘Je moet niet tot drie keer per week naar het casino gaan,’ zei de ene met verwijtend gezicht en veelbetekenend kijkend naar de ander, hopende een schuldbesef aangesproken te hebben. ‘Ik geloof niet dat ik daar zo’n boodschap aan heb,’ reageerde de ander laconiek. ‘Ik denk wel dat je daar een boodschap aan moet hebben.’ ‘Want je hebt iemand meegenomen om me dat duidelijk te maken, neem ik aan?’ ‘Ik heb daar verder niemand voor nodig, nee, ik denk eerder dat je dan zelf een extra mannetje nodig hebt.’ 20
‘Het is niet waar?’ klonk het zuigend. ‘En als je er echt behoefte aan hebt, ram ik het er wel even in bij je, want als we straks in de problemen zitten omdat jij zo nodig moet gokken, krijg je nog een probleem.’ En ondertussen waren de bekvechters bij de toonbank aangekomen, waar zijn toekomstige eega, wat ze zelf nog niet wist, het gesprek met bezorgdheid had gevolgd, dus dat ging eerst met allerliefste glimlach: ‘De heren hebben een keuze kunnen maken?’ (Mannen zien een vrouw en weten dat ze ermee gaan trouwen, maar de vrouw zelf moet dit nog even duidelijk gemaakt worden, ik verzin dit niet, dit bestaat echt.) ‘Ja, dat hij gaat betalen,’ grapte de gokker. Zij glimlachte naar de ander. De ander: ‘Ik betaal helemaal niks, ik heb mijn bon.’ ‘En wat willen jullie eten?’ ‘Ik sowieso een medium Sprite, een halve kip, wat friet, sla, en doe er maar een burgertje bij.’ ‘En u’ ‘Wij werken bij Ruimtevliegtuig Transport Incorporated,’ begon de gokker op ontvankelijke toon,‘ en die hebben, als het goed is, een contract voor de werknemers.’ ‘Je bent door je limiet heen,’ lachte de ander. ‘Heb ik gevonden inderdaad, wat is uw werknemersnummer?’ zei ze. De gokker noemde zijn nummer en identificeerde zich (breastbyte voor identificatie op Tycho was nog niet ingevoerd). Het nummer werd ingetypt, ID-kaart gecheckt. ‘Ik heb uw nummer gevonden, hmm, het is inderdaad zo dat u uw maximaal aantal avonddiners heeft gebruikt.’ ‘Dat kan niet.’ Hoongelach van zijn collega. Frank volgde het met stijgende verbazing. ‘Je houdt nu op met lachen!’ Harder gelach. Het diner voor de ene was klaar en stond op de counter. ‘Ik ga lekker eten.’ 21
‘Leen me even wat credits.’ De man weigerde en tilde het dienblad op, waarna de ander zijn hand eronder sloeg zodat alles door de tent ging. ‘Ik beuk je al je tanden uit je muil!’ ‘Heren, heren, laten we rustig blijven,’ maande Frank, die zich ermee bemoeide. De lacher probeerde de gokker te slaan, die ontweek, en ging boksdansend tegenover hem staan. Franks toekomstige eega drukte een knop in, alarm ging af, en in een mum renden mannen van de ordedienst de zaak in. De heren werden tot de orde gemaand, er kwam toch een lening en twee nieuwe maaltijden werden geserveerd en ze verdwenen om een tafel te zoeken. Frank mompelde zowat: ‘Nou, dat was gezellig.’ Ze lachte en antwoordde: ‘Dat gebeurt wel eens, Maanlevenstress zullen we maar zeggen,’ en lachte haar tanden bloot. ‘En de ordedienst is er binnen no time.’ ‘Ja,’antwoordde hij terwijl hij met een duim naar achteren wees, ‘dat heb ik in de gaten, inderdaad.’ Ze heette Joan, Frank wist dus al dat hij met haar zou trouwen, hun eerste afspraakje was gemaakt, en in het jaar 2087 had hij twee kinderen, een dochter van vierentwintig en een zoon van eenentwintig, vervolgens een kleinkind, en hij was sinds een jaar weduwnaar. Joan had in 2084 een aantal keren een oproep gehad om het ziekenhuis te bezoeken. De breastbyte had iets gevonden. In het ziekenhuis bleek het ontluikende kanker, dat in de kiem gesmoord was geweest. En toen een plotselinge scheur in de aorta. Ze viel neer en het was gebeurd. Frank was kapot geweest, zijn Aarde-verleden: het verlies van zijn familie kreeg een herbeleving en tezamen met het verlies van zijn vrouw een dubbele lading. Niks kon hem meer actief maken. Pas na een maand of zes richtte hij zich wat op en hervatte als lid van de Maanraad zijn werkzaamheden. In 2087, een paar dagen voor de alles veranderende ontmoeting die hij ging hebben, was hij naar een muziekuitvoering van zijn zoon geweest. Frank junior had zich gespecialiseerd in de viool en studeerde aan het 22
conservatorium en had samen met medestudenten een klassieke-muziekuitvoering in de prachtige akoestische theater/concertzaal gespeeld, waar de achterwand, achter orkest en dirigent, helemaal raam was. Geluid op Maan had iets rustigs en de akoestiek kon ongelooflijk mooi zijn. Frank had het prachtig gevonden, verrukking, sinds tijden weer eens genieten zonder bijgedachten. Even erna hadden zijn herinneringen en het besef dat Joan niet meer terugkwam wederom een stempel op zijn gemoedstoestand gezet. Met Junior had hij een amicale verstandhouding. In de trein naar zijn ontmoeting overdacht hij weer hoe hij van de prachtige muziek genoten had. Gedachten over leven en dood die een andere lading hadden gekregen, een overpeinzing waarbij realiteit in voorkwam. Op Aarde was men zo gewend aan de dood dat men er makkelijk overheen kon stappen. Geen onmenselijkheid maar realisme. Een natuurramp gebeurde. Conclusie: men kon niks doen voor de getroffenen en die werden aan hun lot overgelaten. Iedereen zou vroeger of later aan de beurt komen, de een wat eerder dan de ander, en laten we er niet meer van maken dan dat. Een natuurlijkheid. Hij zuchtte en keek op de tijdmeter hoelang het nog duurde tot station Nagaki, het centrale verbindingspunt van Tycho. Nog even en dan laat ik alle luxe achter me en stap ik weer in die lawaaierige wereld van te veel mensen met te veel verschillende doelen. Hij besefte het commerciële belang van Tycho omdat ooit daar zijn onroerend-goed vermogen was begonnen te groeien. Toch voelde hij zich er niet meer op het gemak. Een generatie zonder een echt Aardeverleden had de stad een nieuwe identiteit meegegeven. Zoals op Aarde jongeren vanbuiten komend in een stad gingen wonen en het een ander gezicht gaven. Studenten of anders. In dit geval waren ze allemaal op Maan geboren. Een cultuuremotie waarbij hij zich onbegrepen waande en zelfs uitgelachen kon voelen. Een stad zonder verplichte breastbyte. Op hem kwam het over als een harde, chaotische ongevoeligheid. Een generatie die geen emotieruimtemogelijkheid kende. Een emotie die strijdbaar 23
maakte, zoals hij die kende; zij deden hun dingen met een lijkende emotieloze zakelijkheid, maar hij wist wel wat incasseren en uitdelen was. Dat leek hen te ontberen. Hij kon daar niks mee en het gaf hem een onmachtig gevoel wanneer hij met jongeren probeerde te communiceren. Gehaast en met ferme stappen liep Frank door het grote winkelcentrum, direct aan het station, op weg naar de vergaderruimte, die hij had besproken. Treinstations waren de grote verbindpunten. Vanaf elk station kon men op lopende banden stappen. Over de straten was een soort eerste verdieping-verhoging waarover de band liep, met aan beide zijden, bij elke stop, vanaf de stoepen trappen naar boven toe. Elke drie minuten stopte de band zodat mensen af en op konden stappen. Vertakkingen en overstapmogelijkheden wezen zichzelf. De Maanraad had op Tycho dag en nacht kantoorruimte tot zijn beschikking. Bewoners van alle steden konden hier ook in ontmoetingscentra hun aardefamilieleden en vrienden ontmoeten. De omgeving kende veel hotels en restaurants en entertainmentmogelijkheden voor toeristen. Hun neonverlichting en uithangborden bepaalden het interne straatbeeld. De onbemande taxi zoefde door het grote winkelcentrum en Frank bekeek met een meewarig onbegrip naar de mensen en concludeerde dat het druk was alsof het een zaterdag betrof. Hij stapte uit en beende in zijn donkerblauwe pak en met zijn attachékoffer in een hand naar de ingang van het beveiligde complex. De SSS’er had met klem verzocht vlak bij Nagaki elkaar te ontmoeten. Iets in de stem had Frank gemaand te luisteren en te beseffen dat het ernst was. Alles bepalende informatie, had de man van SSS geantwoord. Met gefronst voorhoofd liep hij door de breastbytescanner en wachtte drie seconden. Meer had de computer niet nodig om aan zijn gedetecteerde breastbyte te concluderen dat hij de persoon was die hij claimde te zijn. (Beveiligde complexen op Tycho kenden wel het breastbytesysteem). Frank was, zoals dat heet, overdreven gedreven, en als je naar hem keek – zijn handelingen, praten, zijn gezichtsspanning – voelde je dat het breekbaar was. Dat er iets aan zat te komen wat hij angstvallig 24
onder de hoed probeerde te houden omdat hij zelf niet wist wat zo drukkend kon zijn. Als een slang die zijn oude huid probeert vast te houden omdat de nieuwe als onbekend aanvoelt. De man van de SSS wachtte in de vergaderruimte tot Frank zijn intrede zou doen. Hij wist waarmee hij bezig was en overdacht in hoeverre het nieuws hem promotie en goede carrière zou kunnen brengen. Misschien dat Sample me wel een lift omhoog zou kunnen geven, dacht hij met getuite lippen. De moderne kantoorruimte met de grote tafel en bruin lederen stoelen werd vaak gebruikt voor vergaderingen. Met de daarbij behorende elektronica en beeldschermmogelijkheden. Hij overdacht hoe juist de beslissing destijds geweest was om Sample te benaderen. Tot die tijd had hij altijd gedacht dat er in het leven op Maan geen spel achter de schermen was. Dat had hij al niet kunnen geloven, ook al leek het zo te zijn. Alles was op Maan zo gedisciplineerd, zo gestroomlijnd. Alles was zo volgens het boekje geregeld. Hij wilde meer, en vanaf het moment dat ze elkaar op een receptie hadden gesproken, had hij geweten dat er meer was dan de officiële kanalen om iets gedaan te krijgen. En Frank had eenzelfde goed gevoel gehad. Iemand van de volgende generatie met de juiste instelling en die wist wat hij wilde. Ambitie was op Maan soms moeilijk te vinden. Geleidelijk van dag tot dag en van stap tot stap was het motto. Iemand die een paar passen in een keer wenste te nemen en daarvoor ook het benodigde wenste te doen, was een zeldzaamheid. De week erna had Frank Stephen gevraagd of hij een informatiepunt voor hem wilde gaan zijn en of hij dus op plaatsen gestationeerd wilde zijn waar hij Frank kon voorzien van die o zo belangrijke eerste informatie, voordat anderen er lucht van kregen. En dat had hem een baan bij de SSS opgeleverd. Manager van het onderzoeksteam naar nieuwe bewegingen in de ruimte. Elke nieuwe verandering in de ruimte die belangrijk was, werd als eerste geobserveerd door hem en zijn team. De elektrische schuifdeur opende en Stephen voelde even kort dat hij met zijn blauwe ogen vragend keek en 25
besloot in een seconde een gevoelsmasker van ondoorgrondelijkheid de overhand te laten nemen. In eerste instantie was men geneigd zijn slordige overkomen, zijn warrige manier van praten en zijn ongecontroleerde bruine haardos en open gezicht te interpreteren als dat hij te lief voor de wereld was. Maar de natuur had een vergissing gemaakt bij Stephen Lamière. Is het je wel eens bewust geworden dat jouw overkomen in bepaalde situaties dusdanig verschillend ten opzichte van andere situaties kan zijn dat je denkt aan schizofrenie of gespleten persoonlijkheid? Je hebt de familiepersoonlijkheid in je, de vriendenpersoonlijkheid, je werkpersoon et cetera. Frank had sterk een andere persoonlijkheid in hem wanneer hij een meerdere was. Niet dat hij naar beneden trapte, maar hij voelde zich dan machtig. Anders. Na de plichtplegingen schonk Frank zichzelf een glas jus d’orange in en begon met: ‘Ik begrijp dat dit alleen onder vier ogen gezegd kon worden?’ en voelde een lichte achterdocht en wist dat Stephen het gezegde gevoeld had als dat het maar beter gerechtvaardigd kon zijn. En dat Frank er niet van hield ergens naartoe te reizen en dan met een kleinigheidje heen gezonden te worden. Stephen was inmiddels bekend met zijn baas en voelde zekerheid dat Frank snel van achterdocht verlost zou zijn. Even kort keken ze over een paar meter afstand elkaar aan en sloegen de blik neer. Stephen pakte met een slanke hand de knoop van zijn das, bewoog hem lichtjes heen en weer, alsof hij had bedacht dat-ie nog niet goed genoeg zat. Het had meer weg van een gewoontehandeling. Hij zei: ‘We hebben met de telescoop iets verontrustends ontdekt, en denk niet meteen aan een of andere Eco-planeet die we voorlopig niet kunnen bereiken.’ Frank perste zijn lippen even op elkaar en liet ze weer los. Hij voelde dat hij mee moest gaan in een gedachtestroom over een innovatieve ontdekking, leidend naar een ontwikkeling nog zonder bestaansrecht. Niet zijn specialiteit. ‘Wat kunnen jullie in godsnaam ontdekt hebben?’ zei hij kortaf en nog net niet snauwend. 26
‘Heb je wel eens gehoord van de vijfde en zesde dimensie waarmee wij alle dimensies verder dan de vierde benoemen om het makkelijker en begrijpelijker te maken?’ Frank had plaatsgenomen in een comfortabele leren zitstoel en sloeg langzaam het ene been over het andere en gaf zichzelf wat tijd om na te denken. Ja, daar heb ik wel eens van gehoord, dacht hij, maar wat was dat ook alweer? En hij herinnerde zich de astronoom met het Chinese gelaat, geboren op Aarde maar al snel naar Maan geëmigreerd, die een heel andere kijk op de oerknal had gemaakt. De mens op Aarde groeit op met weerstand. Bijvoorbeeld met zwaartekrachtweerstand, maar dat heeft Maan ook, hetzij in mindere vorm, maar ook met weersomstandigheden als wind, regen en dergelijke. Ook iemand die van jongs af aan met een godsdienst wordt opgevoed creëert voor zichzelf een gevoelsmatige weerstand, een schild, waarmee hij of zij als volwassene beter bestand tegen het leven is. Een schildvorming rondom de ziel die zichzelf in de jaren evolueert. Vervolgens kan de interne strijd veroorzaakt door de drang naar vrijheid of door het braaf binnenblijven van de geest in samenhang met het godsdienstige een zalig maar gefrustreerde volwassen identiteit creëren. Jaloezie kan hierbij een belangrijke rol hebben. Men ziet de vrijheid van geest van anderen en veroordeelt het, maar is eigenlijk jaloers. Uiteindelijk kan deze interne strijd gepaard met een maatschappelijk bestaan eindigen in lichtgevende openbaring ten opzichte van het leven. In schildvormende identiteit, die voor iedereen op Aarde telt, gelovig of niet, zit een manier van denken die kan leiden tot de conclusie dat alles in het universum ooit met een grote knal begonnen is. Simpelweg: iemand fietst dag in dag uit met tegenwind naar school. Dat maakt weerstand maar op de lange termijn ook een soort schildvorming rondom de ziel. Het is heel simpel gezegd, ik weet het, maar het verschil is dat men op Maan geen natuurlijke weerstand kende behalve een mindere zwaartekracht. Het leidde tot andere inzichten. De Chinese wetenschapper realiseerde zich dat hij tevens suggereerde dat astronomen op Aarde maar onbeholpen zijn 27
omdat ze een leven met natuurlijke weerstand geleid hebben waardoor hun inzichten automatisch beperkt bleven. En haastte zich het te ontkrachten door te stellen dat de oerknaltheorie ook veel goeds had opgeleverd. En dat je met begrijpen van het begin van alles ergens moet beginnen en van daaruit resterende gebeurtenissen en zaken in het heelal kan proberen te verklaren. Dat had hij met een bezwarende hand weerlegd en toegevoegd: ‘Maar de mens is sowieso niet in staat om tijd en ruimte in een totaalanalyse te bevatten. Dat zal nooit helemaal lukken. Mensen zijn niet gemaakt om hoger dan de vierde dimensie helemaal te kunnen doorgronden en te doorzien. Dat gaat onze natuurlijkheid als zoogdier zijnde te boven. Het doel is om vanuit een ander inzicht de toekomst beter in kaart te hebben. Meer niet.’ En hij had vervolgens een veel aannemelijkere theorie uiteengezet met dat het heelal begonnen was vanuit een inkrimping. Een heelal waarin alles te dicht op elkaar zat. Veroorzaakt door een uitdijend stelsel, tweede of derde buurman van het zonnestelsel. De wetenschapper had eraan toegevoegd dat de snarentheorie ten aanzien van hogere dimensies een doorevolutie vanuit de oerknalgedachte was geweest. En dat vanaf de vierde dimensie alle stromingen in de vijfde en zesde samen te vatten waren. En dat momenteel een stelsel aan het uitdijen was zodat in een ander stelsel een zesde dimensie zich aan het ontwikkelen was. Een zesde dimensie betekende simpel gezegd een snelheid sneller dan de snelheid van het licht. Een kracht in staat om planeten te laten ontploffen tot niets. De uitdijing in een stelsel leidde tot inkrimping van een ander stelsel en dat zette vervolgens daar alles op een nulpunt. Een nieuw begin. Een reset. Een immense implosie. ‘Daar heb ik van gehoord, dat was toch die Chinese wetenschapper die ons daar bewust van gemaakt heeft?’ ‘Klopt, Lo Lilu.’ Stephen nam even adem en vervolgde met: ‘Lilu had het destijds over een vijfde dimensie en een zesde dimensie. Een rechte lijn is eerste dimensie. Een x- en een y-as zijn twee lijnen en derhalve de tweede dimensie. Een kubus is lengte, breedte en hoogte, dat zijn drie 28
meetassen en derhalve de derde dimensie. Een bewegende kubus legt bijvoorbeeld in een seconde vijftien centimeter af, die seconde is op een tijd-afstandbalk neer te zetten; in totaal de vierde dimensie. En de vijfde dimensie is als twee tijdassen invloed hebben op een derde dimensie. Dat maakt dan tijd in het kwadraat, of eigenlijk een kubus die sneller beweegt dan de snelheid van geluid. In de vijfde zou je kunnen zeggen dat een kubus naar links beweegt, volgens jouw oogmeting, maar bij wijze van spreken beweegt hij naar rechts. Een voorbeeld die niet realistisch is, maar om een idee te geven. De zesde dimensie is met drie tijdassen, een dimensie waarin de snelheid hoger is dan de snelheid van het licht. ‘Ja, ik heb daar iets van meegekregen, interessante gedachte, maar wat zal ik zeggen; ik ben maar een simpele Aardgeborene.’ Stephen lachte minzaam en keek vluchtig naar hoe Frank dat opnam. Niet. Onbeweeglijk wachtte deze tot wat komen ging. ‘Ten tijde van de zogenaamde oerknal raasde er een zesde dimensie door het heelal. Een razende allesvernietigende storm in het zonnestelsel veroorzaakt door uitdijende bewegingen in een ander heelal. En soms leidt dat tot een alles vernietigende inkrimping in een bepaald heelal, zo te zeggen. Het is een zwarte-gatstroom met een enorme verwoestende kracht. Een kracht vele malen sterker dan de snelheid van het licht en de zwaartekrachten van het heelal en onderlinge krachten van sterren op elkaar. En die heeft toen alles “opnieuw” op de kaart gezet. Een Aarde met een dampkring met daarop één druppel water en zo is het leven begonnen. En niemand zal weten wat ervoor was.’ ‘Interessante gedachte,’zei Frank mompelend. ‘Bij wijze van spreken was ervoor een gelijkende wereld.’ ‘In principe mogelijk.’ ‘En dan begint alles weer opnieuw.’ ‘Precies.’ Frank was in de greep van een tijdmuur, met aan beide kanten twee verschillende werelden. Zijn beginpunt van geschiedenis was wat hij ooit in boeken gezien had. Met 29
obsessieve nieuwsgierigheid had hij boeken gelezen over mammoets, met enorme slagtanden, ten tijde van de ijstijd lopend over grote sneeuwvlakten, grote sabeltandtijgers met hoektanden van een halve meter, het begin van de mensheid, grotbewoners, jagend met speren en via vonken vuur makend. Een fantastische wereld waar hij als jongetje volledig in op kon gaan. Herinneringen werden emoties en zijn bewustzijn bracht hem terug naar het hier en nu. ‘Bedoel je te zeggen dat er weer een zesde dimensiekracht zit aan te komen? Gaat het zonnestelsel naar het nulpunt?’ Nadat Stephen bewust van Franks hoge toon geworden was, keek hij even naar diens gelaat en dacht na. ‘Nee, niet zoals de theorie,’ maande hij geruststellend, ‘er is beweging in het heelal dat onze kant opkomt. Een zesde dimensie overgaand in een vijfde dimensiestorm. Indirect door uitdijing veroorzaakt, hij zal in een ander stelsel veel schade toebrengen maar wij weten dat er een splinter naar de onze toekomt. Het is gelukkig een vertakking, een naaldarm die uiteindelijk uit zichzelf ergens tot stilstand komt. Maar het gaat volgens onze berekeningen Aarde toucheren, schoonvegen is misschien een betere term. En,’ zei hij, met een wijsvinger priemend in de lucht, ‘het zal geen schade op Maan toebrengen aangezien wij – Maan en de steden – ons op dat moment aan de andere kant zullen begeven. Voor levende wezens op Aarde zal het een dramatisch effect hebben, maar dan nog een speldenprikje vergeleken met het historische werk. Een naburig stelsel gaat volledig van de kaart geveegd worden en begint met een schone lei/indeling weer op het nulpunt. Een splinter van een zesde dimensie grote zwarte stroom, die alles vernietigt, komt ons stelsel binnen en komt uiteindelijk tot rust.’ Frank overpeinsde de situatie. ‘Wanneer komt het?’ ‘Om precies te zijn over drie dagen en een paar uur, we hebben het exacte moment.’ ‘Het zou een dramatische wending geven aan alles. Er is, neem ik aan, weinig aan te doen.’ 30
‘Het punt is,’ vervolgde Stephen op samenzwerende toon, ‘dat wij heel goed in staat zijn om de beweging te vertragen. Om het in een vijfde dimensie naar een vierde dimensie over te zetten zodat het ongevaarlijk is. Ooit hebben we een poging gewaagd een soort dampkring rondom Maan te maken. Dat is schielijk mislukt, maar de sterke lasers die we daarvoor ontworpen hebben, zijn uitstekend geschikt om de storm te vertragen en zo te neutraliseren. We kunnen een aantal lasermuren neerzetten, ver van ons af, die de uitlopende stormader enigszins eerder kunnen laten stoppen.’ ‘Waarom vraag je me dan langs te komen?’ Stephen nam extra adem in, eindelijk het moment waarop hij gewacht had. ‘Een mogelijkheid is om het wel te laten komen. Hier op Maan overleven we het wel. Dat betekent dat Aarde wordt schoongeveegd. Dat betekent ook dat het CO2-probleem heel eenvoudig opgelost kan worden.’ Hij verzweeg dat hij al bezig was om dat probleem op een andere manier op te lossen, een manier die echter een lange tijd in beslag zou kunnen nemen. Frank Sample I wist nog niet dat zijn uitgaande geïnteresseerdheid een boemerangeffect op hem zou gaan hebben. ‘Ga verder,’ zei hij. ‘Als het hier komt is het inmiddels een vijfde dimensie razernij. De vijfde dimensie raast voorbij, breekt door de dampkring, vaagt een groot gedeelte van Aarde, leven sterft, en Aarde wordt opnieuw getekend. Na de storm hebben wij vanaf Maan volledige controle over Aarde. Wij kunnen dan vanaf de Maan uitstekend veranderingen volgen, dood vlees vegeteert, er is geen leven meer, en men houdt een wereldbol over met water en land, met een dampkring en een mogelijkheid om gezonde zuurstof te creëren. Wij zijn al begonnen met hamsteren: zaden, voedsel, zuurstof, en DNA hebben we in ons bezit. Zodra het vegeterende proces van dood leven over de contraproductiviteit heen is, gaan we ernaartoe en zaaien enorm. Bossen, planten, groen, alles wat zuurstof maakt. Daar beginnen we mee. Wij denken dat we in een jaar tijd een acceptabel gezond ecosysteem hebben ontwikkeld. Hier op de Maan hebben we voor ruim twee jaar zuurstof en voedsel. Op 31
Aarde kunnen we dan zuurstof aftappen en er levende mechanismen op neerzetten. We hebben alles! Alles wat nu leeft, gisteren leefde en eergisteren. We klonen uit DNA en zetten het op aarde. Kleine beestjes, grote beesten, mensen, vissen, alles.’ ‘En dan kun je helemaal zelf een eigen wereld ontwerpen?’ ‘Zo is het precies.’ ‘Werelden van lang geleden, kun je die terughalen?’ ‘Met onze DNA-bank, die we hier hebben, is alles mogelijk.’ ‘Neanderthalers en mammoets? Sabeltandtijgers?’ ‘Het is een heel interessante gedachte. Je kunt op delen van de nieuwe Aarde een gekloonde oertijd neerzetten, op een ander deel zet je klonen van de middeleeuwse wereld neer, Romeinse tijd et cetera. Hele gezinnen. Alles kan.’ ‘Daar kan de Maanwereld alleen maar van profiteren, voordat zo’n wereld naar de onze is geëvolueerd, zijn we minstens vijfhonderd jaar verder.’ ‘Met alle tegenslagen die zo’n wereld te overwinnen gaat krijgen, denken wij dat het minstens duizend jaar gaat duren voordat ze een serieuze tegenstander van de Maan zouden kunnen zijn. Of helemaal nooit, want wij blijven gewoon vooruitlopen op ze.’ ‘Ik vind het een hele interessante gedachte die je me voorschotelt, vooral hoe die wereld gestuurd kan worden, is misschien wel juist datgene wat de Maanwereld nodig heeft. Bijvoorbeeld een Maan-woonblok is verantwoordelijk voor een stuk grondgebied van de nieuwe Aarde. Voor de ontwikkeling ervan houdt het er met camera’s toezicht op, financiert het en introduceert een nieuwe kloon et cetera. Bijvoorbeeld een historisch beest waar op Aarde een grote enclave dan ineens mee te maken krijgt. Ik bedoel, de maanwereldcultuur lijkt af en toe apathisch, identiteitloos, ze missen iets. En ik denk dat ik hen het missende gevoel kan geven. Geef het volk brood en spelen, stond in mijn geschiedenisboek van weleer. Men kan tegen elkaar oorlogje voeren. Men kan de eigen grond ontwikkelen en tot wasdom 32
brengen. Men kan de ontwikkelingen archiveren en dateren. Mijn god, wat moet het fantastisch zijn wanneer een gekloond mens dan het wiel gaat uitvinden, gewoon uit zichzelf, niemand die het hem influistert. Eerste rij zitten bij ontwikkeling van beschaving. Wat moet dat een bevredigend gevoel gaan geven. Dit is precies wat mensheid op Maan nodig heeft,’ zei Frank. En hij fantaseerde over beesten die hij dan ging uitzetten, over grote groepen mensen die moesten overleven, over ontwikkelingen van land, evolutie van mensheid vanuit een prehistorisch bestaan. Alles op de ruïnes van de oude moderne beschaving. De terugkeer van de tijger en de ijsbeer. De flora en fauna in een gezond klimaat. Het ijs terug op de polen en alles terug naar de natuur. Heerlijk. ‘Over een dag weet iedereen op Maan dat de zesde dimensie eraan komt. Dat nieuws gaat vervolgens naar Aarde. Daar zullen ze verontrust zijn. Wij hebben de controle in handen, jij als baas van de veiligheid kan de zaak naar je toe trekken. Je vertelt dat we zeker zijn dat we de storm kunnen stoppen en dat ze geen gevaar lopen. Dat het weer zo’n storm in een glas water is, wat we wel vaker in het nieuws gehad hebben, van die gevaren waarvan later niks blijkt te kloppen. Zo verkopen we het; dat we het volledig onder controle hebben. We moeten rekening houden met dat Maanbewoners veel familieleden en vrienden op Aarde hebben. We moeten het zo inkleden dat ons later niets te verwijten valt.’ ‘Laat het maar gebeuren. Veel Maanbewoners hebben familie en vrienden op Aarde. Zorg ervoor dat de storm niet stopgezet gaat worden en suggereer naar buiten toe dat dit wel gaat gebeuren,’ zei Frank. ‘En jij bent hierin mijn spreekbuis.’ Het was 20 april 2087, 14.30 uur Maantijd.
33
5.
We gaan even terug naar Aarde. Gene was gelukkig. Het bewustzijn hiervan was met de jaren sterker geworden. Al vanaf zijn twintigste jaar genoot hij van het leven, begrijp me dus niet verkeerd. Maar het echte bewustzijn erbij is wel zo prettig. Ook al is het op wat latere leeftijd. Altijd was hij op zoek naar het juiste en het goede geweest. En in ondernemen moet ook iets goeds zitten, vond hij. Iets waarmee liefde voor het leven wordt aangegeven. Langetermijnondernemen is het beste, geven duurt het langst. Hou van jouw klanten en zij houden van jou. Het is zo simpel. Een jongen van de regio was hij. Altijd al geweest. Waarom zoeken naar geluk als alles in je omgeving te vinden is? Van nature had hij dat van zijn ouders meegekregen. Het had in zijn opvoeding gezeten. De vrouw waar je de rest van je leven van houdt, het werk waar je je gelukkig bij voelt, het wonen, en toekomst met nageslacht hebben. Allemaal in een straal van tien kilometer. Gewoon beginnen naar de toekomst te lopen en je komt alles wat je begeert tegen. Zo was zijn leven altijd geweest en de laatste jaren besefte hij hoe gelukkig hij was. In vergelijking met anderen vroeg hij zich wel eens af waarom hij altijd wel op een natuurlijke manier voor het geluk durfde te kiezen en het ook vond. Natuurlijk is een ding als kleinkinderen hebben. Een mooi gegeven om het besef van hoe gelukkig je bent bewust te ervaren. Dat geef ik erbij, dacht hij, maar toch… Als je hem zag, wist je dat hij ontvankelijk was. Je neigde te willen zoeken naar chagrijnigheid of gefrustreerdheid, iets dergelijks. Dan dacht je dat hij dan waarschijnlijk wel alcohol zou drinken om zijn positieve gemoedstoestand hoog te houden. Niets van dat alles. Volledig transparant en een geheelonthouder. Soms komen omgevingen en opgroeiende mensen tot volledige 34
gelukzaligheid. Ik ben een gezegend mens, dacht hij vaak, en lachte dan bevrijd. Mensen hielden van hem. Op zijn achtenvijftigste oogde hij, op een paar rimpels na, nog alsof hij veertig was. ‘De leeftijd wanneer ik opgehouden ben met ouder worden,’ grapte hij altijd weer. ‘Dus je zorgt er nog even voor dat de platen geplaatst worden en dan kun je ook naar huis, oké?’ zei Gene tegen zijn ondergeschikte. De jongeman knikte met tegenzin kort van ja. Gene zag dat de jongeman besefte dat er niet geweigerd kon worden. Hij glimlachte, de jongen moest wennen aan werken voor een baas. Dat is eigenlijk niet goed maar wel begrijpelijk. Gene had namelijk gezien dat het een goede jongen was, die het in zich had om graag en hard voor een baas te willen werken. Laat het maar even tijd hebben, dacht hij, ik draai hem niet aan maar laat het uit hemzelf komen. Zul je zien dat er een fantastische werknemer en goede collega aan overblijft. Zelf moest hij een bezoek afleggen bij een ouder stel dat problemen met de airconditioning had. Gene was de constructiemanager en voor een deel eigenaar van een bouwbedrijf en woonachtig in het dorp Walsall, in de buurt van Birmingham. De afgelopen jaren waren veel mensen uit andere regio’s en uit andere landen, vanwege het aangenamere klimaat en de betere veiligheid, naar de binnenlanden van Engeland verhuisd. Op mijn tweeënvijftigste opa, doe me dat maar eens na, dacht Gene. Hij gaf de jongeman een laatste blik, wetende dat die een paar uur bezig zou zijn met ervoor zorgen dat de enorme bouwplaten gelost en neergezet zouden gaan worden. Waar de bouwvakkers mee aan de slag konden gaan. Huizen werden in elkaar gezet met platen van net één centimeter dik, maar isolerend alsof ze een meter dik waren en hard als plutonium. Vooral ’s zomers waren de platen een verademing omdat ze zoveel warmte buiten hielden. Hij verliet het moderne verplaatsbare kantoor, met aparte slaapunit, voor de lange dagen en de terugreis naar zijn huis te veel tijd in beslag zou gaan nemen. Ook omdat drie ploegen elk acht van de vierentwintig uur voor hun rekening namen zodat de huizen 35
sneller klaar waren en het kantoor 24 uur bemand moest zijn. In de regio schoten als paddenstoelen de modernste complexen met honderden ruime woonunits uit de grond. Gene hield van zijn werk, de contacten onderhouden met leveranciers, nazorg leveren aan nieuwe eigenaarbewoners en ervoor zorgen dat er op de bouwgrond gedaan werd wat er gedaan moest worden. Maar vandaag was hij vroeg klaar. Misschien dat ik Davey nog even gedag zeg, overdacht hij, en hij startte zijn auto en reed het terrein af. Zal ik ze via de beeldtelefoon oproepen? Nee, laat ik dat maar niet doen want dan zegt mijn schoondochter dat ze het druk heeft en dat het niet uitkomt en dat ik ook via de intercom Davey even kan zien. Via Hatherton Road reed hij naar Hatherton Street, waar aan het eind zijn zoon, schoondochter en kleinzoon Davey woonden, vlak voor de detectiepoorten die aangaven dat je de ommuurde omheining ging verlaten. Kort keek hij in de binnenspiegel naar zijn kale hoofd en glimlachte. Op de een of andere manier vond hij zijn kale verschijning lachwekkend, toen hij begin jaren dertig zijn haar begon te verliezen had hij er nooit tegen opgezien kaal te worden. Het was vreemd geweest, dat wel, en toen op een dag had hij er hartelijk om gelachen. Sindsdien ontlokte het hem een glimlach als hij naar zichzelf keek. Hij belde aan en voelde dat hij werd bekeken, en dat klopte, want even later werd met een klik de deur geopend. Zijn schoondochter verscheen met Davey op de arm in beeld. ‘Hé Marilou, stoor ik?’ vroeg hij bedeesd. ‘Nee Gene, jij nooit, leuk dat je even langskomt. Kijk Davey? Wie we daar hebben? Opa, ja opa!’ En Gene zag dat de kleine jongen begon te lachen en hem had herkend, en hij pakte hem uit de armen van zijn schoondochter en hield hem tegen zich aan. Ondertussen zei hij tegen haar: ‘Ik moet even naar een klant hier verderop, dacht bij mezelf: dan zeg ik toch even Marilou gedag.’ ‘Je bedoelt Davey,’ lachte zij. Hij lachte kleurbekennend.
36
Later zou ze tot in de details vertellen hoe goedgehumeurd Gene was geweest en dat hij niets vreemds of zenuwachtigs had uitgestraald. Gene maakte gekke bekken en kreten naar zijn kleinzoon en voelde hoe gelukkig hij was. ‘Kom je anders even binnen?’ vroeg zij. ‘Joel komt ook zo thuis.’ ‘Is die vroeg vandaag?’ ‘Ik denk dat hij met een kwartiertje thuis is,’ zei ze met gefronst voorhoofd. ‘Dan denk ik dat ik even snel door de muur ga, mijn klant opzoek en uit de brand help, en dan kan ik hier over drie kwartier weer zijn.’ Ze knikte dat het prima was terwijl ze Davey aanpakte, en Gene zei gedag, haastte zich naar zijn auto en reed weg. Vanuit de woongemeenschap naar buiten de omheining was altijd simpeler, men kon zo doorrijden. Auto’s die van de andere kant van de muur kwamen, hadden meer controleoponthoud. Buiten de muur was de bewoonde wereld veel minder strak gestructureerd. Soms stonden oude woningen en nieuwe naast elkaar. En dan weer een tijdje geen woningen en dan weer een buurtgroep. Hij arriveerde bij het huis, stapte uit en belde aan. Hij belde nog een keer aan. Weer werd er niet opengedaan. Mijn kantoor heeft toch wel duidelijk de afspraak gemaakt? dacht hij, terwijl hij door de ramen naast de voordeur keek of hij misschien teken van leven kon ontdekken. Het huis was in het donker gehuld, hij kreeg niet de indruk dat er iemand thuis was. Via het beeldscherm had het te moeten verhelpen probleem zo simpel geklonken, hij dacht zeker te weten dat ze gewoon geen tuitstuk hadden. Voor de zekerheid had hij er een meegenomen. Met een hand in de zak van zijn jasje voelde hij het tuitstuk en met zijn vingers beklopte hij het ritmisch en dacht na. Bij de buren was wel licht, dat had hij wel gezien, en het tuitstuk kon de bewoner ook zelf installeren, zeker als hij zelf via de beeldtelefoon het proces zou begeleiden. Hij belde aan bij de buren. Een beweging in het huis was duidelijk hoorbaar. Na 37
een paar minuten belde hij nog een keer aan. Hij keek eens om zich heen, een grote bestelbus stond op de oprijlaan, hij mijmerde en liep naar achteren om te kijken of hij een mogelijkheid zag om het tuitstuk aan de keukenachterdeur te kunnen afgeven. Hij opende de poort naar de achtertuin en zijn mond viel open van verbazing. Hij keek door het achterraam en zag binnen een grijsharige man met bebloed gezicht vastgebonden op een houten stoel zitten en er stonden twee mannen dreigend om hem heen. De mannen hadden geen goeds in de zin. Ze hadden iets kils en levensbedreigends. Vastgenageld aan de grond volgde Gene wat er gebeurde en zag toen dat de vastgebonden man hem had opgemerkt, een gezichtsuitdrukking vertoonde, en dat daardoor de twee andere mannen zich omdraaiden. Ze kwamen meteen in beweging. Gene wist dat hij nu in actie moest komen. Hij zag dat een man een pistool uit zijn jasje pakte en de achterdeur opende. O mijn god, dacht hij, ik ga sterven! En hij voelde zijn hele lichaam als zwaar vertraagd toen hij te laat besloot weg te willen vluchten.
6.
In die tijd kon Sanny terugkijken op een leven waarin hij nogal wat met zijn dochter te stellen had gehad. Een typische over regulerende vader die het wel even voor zijn dochter had geweten. Tenminste, zo was hij ooit geweest. Wat had hij moeten bijleren, of beter gezegd, afleren. Meewarig moest hij nog wel eens denken aan de periode toen Laeta vijftien jaar oud was. Toen was hij getrouwd geweest met Tuul, een mooie en aantrekkelijke Mongoolse vrouw en de moeder van Laeta, die veel van haar uiterlijkheden had doorgegeven. Tuul en hij leefden inmiddels al een aantal jaren in onmin met elkaar. Zij had hem eens gezegd: ‘Eigenlijk ben ik niet meer dan een trophy wife voor je.’ En in plaats van dit krachtig en meteen 38
op de seconde te ontkennen had hij niets gezegd en een bijna onzichtbaar knikje van ja gemaakt, waarmee hij het definitieve te komen einde van zijn huwelijk bezegeld had. In een poging hun huwelijk te redden, hadden ze in eerste instantie nog wel afgesproken elkaar wat vrijheden te geven, misschien dat verandering van spijs hen uiteindelijk weer bij elkaar zou brengen. Dat was het idee geweest waar zij, ergens tot zijn verbazing, vrij makkelijk mee ingestemd had. Wat zal ik hierover zeggen: Sanny wist toen eigenlijk zelf helemaal niets van wat hij nou eigenlijk wilde en was zeker niet goed in staat het dan ook de juiste gedachte n formulering mee te geven. Hij had het met zijn opgroeiende dochter moeilijk gehad. Vanaf het moment dat zijn vrouw hem had verteld dat Laeta voor het eerst ongesteld was geworden, besefte hij dat hij dat helemaal niet wilde weten. Besefte hij tevens dat hij zich verre wenste te houden van alles wat van haar pubertijd nog zou komen. En dat hij niet het beeld van Laeta jonger dan twaalf krampachtig vast zou moeten houden omdat dit automatisch de verstandhouding tussen Laeta en hem zou gaan verstoren. Maar hoe dan wel? En toen kwam dat verschrikkelijke moment. Hij had gedacht dat Laeta naar school was. Sanny’s vriendin kwam langs. Ze raakten in de stemming en het eindigde met seks op de bank in de zitkamer. Vol overgave nam hij haar, zij zittend op de bank met haar benen wijd en hij op zijn knieën op de grond ervoor, en plotseling werden zijn ogen van haar naakte lichaam af getrokken en keek hij naar de deuropening en maakte oogcontact met Laeta. Hij zag haar levendige ogen koud en kil worden en erin een haat ten grondslag leggen. Voordat hij iets kon zeggen, was Laeta verdwenen geweest. Naderhand probeerde hij het met haar uit te praten maar hij leek geen enkel vat op haar te krijgen. Het enige wat ze schreeuwde was: ‘Ik haat je en ik ga bij mama wonen en ik wil je nooit meer zien!’ Het sneed door zijn ziel. De scheiding werd definitief en ze ging inderdaad bij haar moeder wonen. Dat maakte het moeilijker, hij zag haar nauwelijks. Een periode van radiostilte die zich het beste laat omschrijven als de wrekende kracht van tijd. 39
Dat ging zelfs door nadat hij een paar jaar later pas had ingezien dat hij haar had moeten vertellen dat hij met zijn vrouw had afgesproken elkaar wat vrijheden te gunnen. Want dat had hij verzuimd zodat hij op een gegeven moment besefte dat Laeta gedacht moest hebben dat hij zonder medeweten van zijn vrouw overspel pleegde, en dat ook nog op de bank in de zitkamer. Maar zelfs toen hij haar dat had proberen duidelijk te maken ebde haar wrokmatigheid niet weg. Het had hem radeloos gemaakt. Je mag best weten dat Sanny toen wat pillen slikte om zijn gemoedstoestand functioneel te kunnen houden. Mocht je in God geloven, dan zou je een grap van hem kunnen zien als: een vrouw laat merken dat een man het gedaan heeft. Niets kan hij goed doen. Op het waarom van de man komt het echte woord er niet uit. Hij moet raden wat het is. Hij pijnigt zijn hersenen en is ten einde raad. En dit is de grap. De kunst om te kunnen raden wat een vrouw niet zegt, heeft God bij de man weggenomen. Hij is kansloos en raakt volledig de weg kwijt. Uiteindelijk zag hij op zijn scherm een mail, gestuurd door Laeta. Het was een reply-afzender. Vol verwachting had hij het geopend en keek toen naar een bericht dat hij destijds haar had gestuurd en het schaamrood kwam hem op de kaken. Hij was totaal vergeten dat hij, in die tijd, haar de mail had gestuurd. Het was in een moeilijke periode geweest, een paar maanden na de gebeurtenis in de woonkamer, waarin hij voelde dat al zijn levensgeluk hem ontnomen werd. Waarom heb ik dat nooit meer herinnerd? vroeg hij zich af. Hij luidde als volgt: ‘Beste Laeta, nogmaals, en voor de duizendste keer spijt het me dat jij mij toen in de woonkamer hebt aangetroffen. Echter zijn dit jouw zaken niet. Dit is iets tussen je moeder en mij. Je gedraagt je als een verwend nest. Je bent zo’n typische puber. Je lijkt wat dat betreft sprekend op je moeder. Die kan ook zo koud en gevoelloos zijn. Je moest eens weten hoe verschrikkelijk het kan zijn om met een ijspegel samen te wonen. In dit geval met twee ijspegels. Jouw cynische geluid en demonstratieve gedrag met dat je baalt of 40
in een slecht humeur bent, is erg vervelend en onvolwassen. Nu je met je moeder woont zul je het zeker vaak met haar eens zijn. Hoe is het met haar? Redelijk snel weer aan de man, vind je zelf ook niet? Wat denk je daar dan van? Dat ze binnen een maand samen ging wonen met ‘je nieuwe vader’? Heb je daar ook zo’n oordeel over? Ik neem aan dat hij wel begrijpt wat je bedoelt en niet zegt. Mooi zo, ga het daar maar mee doen, ik heb er genoeg van altijd maar verweten te worden dat ik een foutje heb gemaakt. Ik wens je veel succes met je leventje samen met je moeder. Je vader.’ Toch was het begin van herstel begonnen. Ze begon weer met hem te communiceren. Vanaf toen wist hij waar de wrok lag. Hij kon het haar niet verwijten. Via beeldscherm had hij met haar verder gecommuniceerd. Niet om vergeving gesmeekt, maar hij had het haar proberen uit te leggen en duidelijk te maken. Dat zijn woorden onterecht en uit frustratie geschreven waren. Want hij kon zelf niet geloven dat hij dit inderdaad geschreven had. En gelukkig had ze toegegeven dat ze haar vader in de mail niet had herkend. Sanny had zich hersteld, leefde alleen, had de contacten met zijn dochter aangehaald onder de noemer ‘er is te veel water onder de brug gegaan om nog echt een vader-dochterrelatie te hebben’ en was blij dat ze volwassen geworden was. Dus had hij het op vrienden-zijn gegooid. En dat was langzamerhand bij haar aangeslagen en hij had haar een baan in zijn bedrijf aangeboden en daar was ze op ingegaan. Met zijn ex-vrouw en haar nieuwe man waren de verstandhoudingen ook prima. Zo is het goed, dacht Sanny. Dit is goede stroomlijn naar de toekomst toe. Laeta Koupilo was in 2087, ik meen, tweeëndertig jaar oud, slank, aantrekkelijk, chic gevormde lippen, gitzwarte ogen en had ravenzwart haar. Ze was een prachtige, aantrekkelijke vrouw geworden. Mongoolse van één meter tachtig centimeter. En ze was sterk van geest. Diverse bedrijven hadden haar voor reclame-activiteiten proberen te contacteren. Ook omdat ze van jongs af aan een publiek figuur was geweest, en de dochter van, en iedereen in het Aziatische 41
gedeelte had haar van stuurs meisje tot volwassen vrouw zien ontwikkelen. Op dat moment had ze de dag ervoor een echtpaar met een grote lap grond weten te overtuigen dat hun grootbosgrond aan Sanny over te doen het beste was. Dat zij er altijd konden blijven wonen, niks mochten kappen, en de installaties, die de zuurstof afnamen, moesten gedogen. Samen met het oudere stel was ze naar Maan gereisd en had hen daar een extra gift gedaan in de vorm van een schitterend appartement, wat hen over de streep had getrokken. Daarna hadden ze de overeenkomst in Sanny’s handelskantoor op Tycho getekend. Mijn Russisch is ook al niet te best, zuchtte ze, wetende dat ze zich al een paar keer had voorgenomen bijlessen te nemen. Het paar was namelijk niet meegegaan met de tijden waarin iedereen in een aantal talen kon communiceren. Minstens drie vond Laeta niet meer dan normaal, en eigenlijk iedereen van haar leeftijd. Zelf sprak ze Chinees, Engels, Mongools uiteraard, en ze kon kleine gesprekjes in het Spaans en Russisch voeren. Ze wist wat ze met haar uiterlijk teweeg kon brengen en begon de leukigheid om ermee te flirten als een voorbijgaande emotie te interpreteren. Nog steeds leuk, maar anders. Als van gisteren. Misschien is het mijn leeftijd, dacht ze, dat ik daar op uitgekeken raak. Haar gedachten gingen naar haar man Rei. Hij was vijftien jaar ouder en zij was destijds verliefd op hem geworden, dit met instemming van haar vader. Het was er ingeslopen, de huwelijksdag was voorbij geweest voordat ze er erg in had gehad. Hij was viriel, sterk, aantrekkelijk en verschrikkelijk rijk. Media hadden gemeld dat ze ‘geheel toevallig’ erg gelukkig getrouwd was. Insinuerend dat het haar om het geld te doen was, waar ze een zichzelf belachelijk makende scène voor de tv-camera aan overgehouden had. Ontkennend, tegensprekend en derhalve meer olie op het vuur gooiende. Gelaten was ze in het getrouwde leven gegroeid, echt een hekel kon ze niet aan haar man hebben. De kriebels in de buik die ze voor verliefdheid had aangezien, waren wel snel verdwenen. Ze hield van hem, dat wel. Door haar wilbepaling bleven kinderen uit en dat gooide weer olie op het 42
vuur van de roddelpers. In de media had Rei zich laten ontvallen dat hij er namelijk wel voor openstond. Pertinent zeker was ze in haar weigering geweest om met kinderen te beginnen. Het had haar wel bevreemd, want voor zichzelf wist ze heimelijk wel dat carrière maken hierin geen enkel tegenargument kon zijn. En toen ze voor haar werk vaak op de Maan moest zijn, raakte ze in contact met een man haar leeftijd, die een baan had aangenomen om zijn familie op Aarde te kunnen financieren, en zij zag in zijn ogen wat ze in het huwelijk had gemist. Hij was manager van een revalidatiecentrum en ze ontmoette hem in een koffiecorner vlak bij haar appartement en handelskantoor. Na een aantal ontmoetingen, waar ze makkelijk in gesprek waren geraakt, moeiteloos overschakelden naar persoonlijkere zaken, beiden hun verlangens zowat oncontroleerbaar naar de oppervlakte voelden komen, hadden ze elkaar in bed gevonden. Een onstuimige en gepassioneerde liefdesrelatie was begonnen, beiden hunkerend van verlangen om elkaar de volgende ontmoeting weer te kunnen zien en voelen. Na een jaar was hij tot de conclusie gekomen dat hij op Maan niet zou kunnen aarden, had een baan op Aarde gevonden en was weer gaan samenwonen met zijn vrouw en kinderen. Een dezer dagen moet ik Rei en mijn vader gaan vertellen dat mijn huwelijk geen toekomst heeft, dacht ze, met een denkrimpel in haar voorhoofd. Ze versnelde haar pas en bedacht dat ze om een of andere reden elk excuus aangreep om de onheilstijding uit te stellen. ‘Zo, ben je weer aan het werk?’ vroeg ze in de hal aan George. Hij grijnsde, zijn obertop zat strak en goed gevormd om het lichaam. ‘Gelukkig wel.’ Ze lachte. ‘Ook alles goed met je moeder, hoop ik?’ Hij verstrakte en keek op het beeldscherm naar de beelden van de overstroming. ‘Nog niks van haar gehoord, maar hoop elk moment iets te weten te komen.’ 43
‘Hou me op de hoogte, en als ik iets kan doen: laat het weten.’ ‘Op dit moment is de timing cruciaal. Als ik binnen nu en vierentwintig uur niets van haar hoor, dan moet ik me echt grote zorgen gaan maken.’ ‘Dat begrijp ik, de voortekenen zijn niet in het voordeel.’ ‘Helemaal waar,’ zei hij, en hij blies de wangen halfvol en liet verzuchtend de lucht via de geopende mond wegkomen. ‘Het is de komende tijd alles of niets.’ ‘Ik hoop het beste voor je, George.’ ‘Dank je, Laeta, jij ook geluk.’ Ze glimlachte mild, maakte oogcontact en liep naar het restaurantgedeelte. Ze overdacht hoe makkelijk het was Rei te verlaten, gewoon een paar dingetjes ophalen, weggaan, briefje achterlaten, en er later een gesprek van maken. De lijfelijke confrontatie beangstigde haar. Angst dat ze dan haar beslissing zou herroepen, hield haar in de greep. Een briefje is wel een laffe manier, maar misschien ook een meer definitieve. Ze wist hoe sterk overtuigend hij kon zijn. Het idee stond haar wel aan. Wat zijn bezittingen waard als je niet kunt doen wat je wilt doen? Helemaal niks, toch? Als je maar daar aanwezig bent wanneer het echt belangrijke voor je gebeurt, mijn jij, mijn ik, al die idioterie, waarom moeten mensen een houvast hebben? Omdat ze bang zijn dat ze zonder houvast slecht gaan worden? Omdat ze bang zijn voor hun slechte inborst? Laat het gaan, doe er niet zo moeilijk over, mikte ze met een hoofdknikje haar gedachten naar niemand. Het is allemaal zo oninteressant, dacht ze, terwijl ze de machtige Sanny alleen aan een lunchtafel zag zitten, kijkend naar niets. Een man die met enkel aanwezigheid in een ruimte automatisch ontzag kreeg. Ze werkte voor haar vader door internationale en interplanetaire deals voor hem af te sluiten en in orde te maken, waardoor ze vaak op reis was, en alle grote steden op Aarde en op Maan had bezocht. En profil leek haar vader vaak stuurs en gefrustreerd te kijken terwijl je dat niet zag als je recht in zijn gezicht keek. Hij staarde, blijkbaar in gedachten, want haar naderende 44
aanwezigheid deed hem niet opkijken. Zijn zwarte haar zoals gewoonlijk strak naar achteren gekamd. En Sanny draaide zijn hoofd naar aankomende beweging en riep: ‘Daar zul je d’r hebben!’ Hij stond op en gaf haar een kus en omarmde haar. Laeta voelde dat mensen keken. Mijn god, wat is dat een partij moeilijk geweest, dacht Sanny, de scheiding die zulke gekke emoties in hem had losgelaten. Hij grijnsde weemoedig. ‘Neem plaats,’ zei hij, met een uitnodigend handgebaar wijzend naar haar stoel, en hij zag vanuit zijn ooghoeken dat de mensen in de zaal niet alleen naar hem keken. Zij nam plaats en keek even behoedzaam naar hoe hij in zijn stoel ging zitten. Sanny wordt oud, dacht ze, af en toe kun je dat duidelijk zien. Het had iets zieligs, alsof hij niet meer kon meedoen in de echte volwassen wereld. Maar daar had hij zijn personeel voor: deals maken, contacten onderhouden. Hij dirigeerde alleen nog maar en zorgde ervoor dat hij van alles op de hoogte was. Alles, dat het leven drastisch zou kunnen veranderen kwam als eerste binnen bij de computer op Sanny’s bureau te Ulan Bator. Ze nam een bedachtzaam slokje van haar drankje en vroeg zich af waarom hij haar had uitgenodigd. Normaal gesproken werden zaken niet meer face-to-face besproken, dat was nergens voor nodig, maar dit keer had hij erop gestaan. Alsof het belangrijk was, maar daar kende ze Sanny lang genoeg voor. Het kon ook helemaal niks zijn, was het gewoon dat hij met zijn dochter gezien wilde worden en met haar een hapje wilde eten en gedachten wilde uitwisselen. Meer niet. Sanny keek naar haar en vroeg zich af of hij destijds niet te hard had gepusht toen hij zo nodig, vanuit goede bedoelingen bezien, haar toekomst wilde invullen. Hij had totaal niet zien aankomen dat Rei die oudere man was die haar wél begreep. Hij had gedacht dat het goede, echte liefde was. Gaandeweg had hij een schuldgevoel ontwikkeld. Was het door de ontwikkelingen van de hele scheiding met alles erop en eraan zo geëvolueerd dat ze in de armen van een oudere man terechtgekomen was? Hij kende zijn dochter nu wel zo dat hij wist dat ze niet ongelukkig was, 45
maar ook dat ze iets miste in haar gevoelsleven. Is dit het nu? Dat gevoel. Die twijfelende gedachte die hij af en toe op haar gezicht zag, was voor hem alsof hij in een spiegel keek. Alsof hij onbewust haar naar dat leven had toe gedirigeerd. Voor zijn eigen leven maakte dat allemaal niet uit, hij had van geld en macht gehouden alsof het zijn kinderen en ware liefde betroffen. Meer was er voor hem niet. ‘Jij wilde me spreken?’ vroeg ze glimlachend. Een ober bracht twee voorgerechten en zette ze voor hun neus en Sanny wachtte glimlachend totdat de ober vertrokken was. ‘Ja, eet smakelijk, liefste, ja, en dat is waar. Inderdaad, ik wilde je spreken.’ Ze nam een hap van haar eten. ‘Ja,’ zei Sanny en ze keek bedachtzaam om de woorden goed in kaart te brengen. ‘Wij hebben wat verontrustend nieuws. Het is zo dat er een natuurramp naar ons toe komt, dat is nog niet eens het echte nieuws, het schijnt een vertakking te zijn van een natuurramp die heel makkelijk te keren moet zijn. Wel is het zo dat het in staat is alle leven op Aarde te vernietigen. Maar dat zijn gevaren waar Aarde wel eerder voorgestaan heeft.’ Hij glimlachte alsof er pijn onder zat en maakte kort oogcontact en dacht: laat het langskomen als we toch al zonder zuurstof komen te zitten, dan hoeven we het naderende onheil niet te keren, zijn we meteen klaar. In plaats van dat mensheid een martelende lange eindweg te wachten staat. ‘Een natuurramp?’ ‘Een soort beweging in het heelal vergelijkbaar met hoe ons melkstelsel destijds begonnen is. Een stroom sneller dan de lichtsnelheid met verwoestende uitwerkingen die zo exploderend kunnen zijn dat al het leven weer overnieuw moet beginnen. Tenminste, als er daarna weer leven zal zijn.’ Hij bekeek haar terwijl ze at, haar elegante manier van doen verborg ook verdriet, het schokte hem te constateren. Niet zeiken, vermande hij in gedachten, je hebt gewoon weer te veel gedronken deze week, dat je zo gevoelig denkt. Het is spiegelzelfmedelijden. Meer kan het niet zijn. Ze is… Hoe 46
oud is ze ook alweer? dacht hij koortsachtig. Gelukkig was het geen vraag waar hij een antwoord op had te geven zodat hij de vraaggedachte losliet. Ze keek vragend en maakte oogcontact en hij vervolgde met: ‘Maan kan het stoppen, ik heb bericht gekregen dat de grote Raad daar al heeft kortgesloten dat het omslaat in een vijfde-dimensiestorm en dat ze het gaan ontregelen zodat het geen verwoestende kracht meer heeft. Dat gaat via onthaasting, een soort laserachtig idee; vraag me de technische kant er niet van. In ieder geval komen ze met een persbericht hierover, dat het eraan komt en dat het gestopt gaat worden. Want de heelal-telescoop-hobbyisten kunnen elk moment met het nieuws doorkomen en dat willen ze voor zijn.’ ‘Wat is dan het probleem?’ ‘Het probleem is dat Sample van de raad bezig is met het verschepen van grote partijen naar Maan. En met grote partijen bedoel ik: alles hamsteren, genoeg voor jaren. En dat is vreemd want mijn informatie is dat die natuurramp ook al het leven op Maan gaat vernietigen.’ ‘Dat betekent dat hij ervan weet.’ ‘Het betekent dat hij ervan afweet. En het feit dat hij zijn operatie in het uiterste geheim probeert te doen, betekent dat hij een tweede plan heeft. Dus misschien is berichtgeving hierover anders.’ ‘Dan is het einde van de wereld eerder dan gedacht?’ ‘Ja, het naderende einde is dan niet meer een gedefinieerd begrip maar gaat nu op precieze wijze over wanneer. Maar wat ik wil is dat jij ernaartoe gaat en uitzoekt of het klopt wat ik denk. En van wie dit komt, wie zit erachter… De hele Maanraad of alleen Sample?’
47
7.
Cole was in Wallsall een bekende verschijning. Hij deed het regio-rechercheurswerk voor de politie. Mensen voelden zich veilig als ze hem zagen. Wat een misvatting, dacht hij dan, als het kwaad doorzet is het in staat iedereen te raken. Veiligheid zit hem in andere dingen. Ooit had een onafgemaakt gevoel hem naar het dorp gedreven. Een deal met het leven, noemde hij in zijn gedachten. Iets wat hij nog nooit naar een ander had uitgesproken. Mijn aanwezigheid is slechts een protocol. Het geeft een misleidend gevoel. Ik heb te veel slechte dingen gezien om dit te weten. Laat mensen maar naïef zijn, dat is toch beter, dacht hij. Die dag was Cole met het verkeerde been uit bed gestapt. Hij wist het van zichzelf maar duwde het elke keer terug naar het onderbewustzijn. Vijf jaar geleden was de zus van zijn vrouw overleden. Een paar jaar ervoor had zijn vrouw Mary hem liefdevol aangekeken. Een wenkbrauw had hij vragend gerezen. Haar zus was iemand van twaalf ongelukken en dertien ambachten geweest. Cole had begrip voor haar gekregen. Soms krijgt een kind in het gezin een positie door natuurwetten en opvoeding, wat niemand zo heeft aangestuurd, maar die evolueert naar een ondergeschikte rol. Een positie die ze ook door eigenwijsheid had verkozen. Het was bij haar een combinatie van de twee. Toch kon je haar haar levenswandel niet verwijten. Als weer eens iets in haar leven was mislukt, had hij dat wel eens irritant gevonden. Maar toch. Ze had een keuze gemaakt van hoe ze niet wilde zijn en was geëindigd in een altijd blijven zoeken naar maatschappelijke erkenning. Ann was toen negenentwintig jaar oud en kwam bij hen inwonen. Een type waarbij je ontvankelijkheid voelde. Je was vrij snel geneigd jouw diepste geheimen aan haar te willen vertellen. ‘Het is maar voor een paar weken,’ had zijn Mary hem verzekerd, om hem zo wat toegankelijker voor het idee te maken. Ann was werkloos, het verzekeringskantoor waar ze licht kantoorwerk had gedaan, 48
had haar helaas moeten laten gaan. Ze bleef twee jaar bij hen inwonen. Cole had haar beter leren kennen en het had hem verguld. Ann had uitstekend met hun drie kinderen kunnen opschieten, verlichtte de dagelijkse werkzaamheden van zijn vrouw en bleek goed gezelschap te zijn waar iedereen mee vergroeide. En op een gegeven moment vond iedereen dat het maar zo moest blijven, totdat ze zelf aankondigde te willen vertrekken. Cole was erg op haar gesteld geraakt, nee, moest hij bekennen: hij hield van haar. Ze was anders dan zijn vrouw, maar in haar gedachten en kenmerkend gedrag herkende hij die onvoorwaardelijke liefde voor het leven. Ze was het andere verhaal geweest van het gezin waaruit ze voortgekomen was. Het wonen was door de klimaatverandering anders. Hele gezinnen woonden met zijn allen in een huis. Neven en nichten renden door elkaar heen met bijvoorbeeld vier volwassenen elke avond aan de eettafel. Volstrekt normaal. Cole en Mary hadden bijvoorbeeld uitnodigingen voor feestjes voor drie personen gehad. Hij had een goed hier-en-nu gevoel met Ann gehad. Ze leefden in volledige acceptatie van elkaar. Beiden hadden met een eigen individualistisch doel geleefd. Mensen van het dorp waren geneigd hem te zien als iemand die het recht in eigen hand kon nemen. Het had hem respect gegeven. Iemand met een verdriet achter zijn identiteit, dat gepaste afstand kreeg. Hij was zich bewust geweest dat hij met haar heengaan ook een stukje van zichzelf had verloren. Een herkenningsgeluid naar de buitenwereld toe, voor hem normaliter vanzelfsprekend, had hij ineens een tijd als ongrijpbaar en identiteitloos aangevoeld. Alsof hij een zus was kwijtgeraakt. De Maanfilosofie past beter bij me, dacht hij, het loslaten in jezelf is de echte verwerking en acceptatie. En de liefde is een emotie die een ander karakter kan krijgen. De transformatie ervan is het vermoeiende hoofdstuk. Het wegvallen van Ann had van hem iemand gemaakt die meer bescherming aan zijn vrouw en kinderen gaf. Vaak op een overdreven manier. Het dorpsleven omarmde zijn 49
zelfverklaarde identiteit en hij moest moeite doen het niet als smoren te ervaren. Neergeschoten bij een carjacking. Hun laatste gesprek: Cole: ‘Ik wil dat je met het openbaar vervoer gaat.’ Zij: ‘Hmm, ik denk dat je je met je eigen zaken moet bemoeien.’ ‘Dat zijn mijn eigen zaken.’ ‘Nee, dat daar buiten is mijn eigen auto en ik ben degene die er straks instapt.’ ‘Het openbaar vervoer is tien keer veiliger en dat weet je, je hebt ook met ons te maken…’ ‘Haal dat er niet bij, dat is onzin. Ik zal geen stops maken en in één keer doorrijden.’ ‘Je zoekt het maar uit.’ Atletisch, blauwe ogen en een licht gebruinde huid. Een echte vijfenveertigjarige van zijn tijd. In superconditie en afgetraind en uiterlijk alsof na zijn twintigste de tijd had stilgestaan. Zo was Cole. Op tweeëntwintigjarige leeftijd had hij de keuze gemaakt beroepsmilitair te worden. Het had hem teruggebracht naar de woorden van wijlen zijn vader. ‘Accepteer je missie van het leven wanneer je weet dat je sterker en taaier bent dan de gemiddelde man, qua karakter, bevecht geen windmolens maar vind de plaats daar waar het zich kan ontwikkelen. Jij bent iemand die in het leven meer wil en kan geven.’ Zijn vader had Cole juist ingeschat. Cole had het in zich om sterker en taaier te zijn en verder te komen dan zijn vader. Die zo zijn gebreken had gehad maar wel de levenswijsheid in pacht had Cole mee te geven wat nodig was. Cole was hem er nog steeds dankbaar voor. Meerderen hadden hem vrij snel opgemerkt. Zijn doortastendheid, enorme handelingsnelheid en onder druk kunnen presteren brachten hem al snel bij the special forces. Ze voerden speciale opdrachten uit in vijandelijk gebied. Zaken die niet computergestuurd en onbemand geprogrammeerd verricht konden worden. 50
Oorlogen werden niet tegen landen gevoerd maar tegen groeperingen. Groeperingen die over de modernste oorlogswapens beschikten en onder de arme bevolking mensen ronselden, die tegen onderdak, eten en een veiliger omgeving en klimaat bereid waren hun angstloze bestaan in de strijd te gooien. Meestal geleid door mensen met geld of eigendommen, die door klimaatverandering genoodzaakt waren hun territorium via oorlog aan te maken of uit te breiden. Twee jaar later was hij ingezet bij de oorlog rondom Ulan Bator. Rebellen komend vanuit het Midden-Oosten hadden het op grote bossen, eigendommen van de Maan, gemunt. Om de controle volledig in handen te krijgen, hadden ze een meedogenloos spoor van dood en vernieling richting de muur van Ulan Bator gemaakt, waarachter de regering huisde. Met snelle voertuigen had zijn peloton geprobeerd het rebellenleger in de flank te raken. Van zijn peloton hadden alleen hij en Dirk Zamascos het overleefd. Door onafgebroken vier dagen lang onbeweeglijk onder overleden collega’s te liggen. De pletsende voetstappen van vijandelijke troepen in de modder, jeeps die aanscheurden, schreeuwende stemmen, hadden ze in hun eigen stilte aangehoord. De vijand vilde gevangenen levend en legden ze te drogen in de zon. Als afschrikvoorbeeld. Soldaten mochten hun frustraties op gevangengenomen vijanden botvieren. Uiteindelijk had het ondersteunende leger de rebellen verslagen. Zijn verhaal had hem in de kijker gezet zodat hij gevraagd werd mee te gaan in de stroom van promotie. Jarenlang leidinggegeven aan commando’s. Hij had zijn vrouw ontmoet, drie kinderen had ze gebaard, en vervolgens het carjackdrama van de zus. Via vrienden had hij de overvallers gelokaliseerd en opgezocht. Ze hadden hem vreemd aangekeken toen ze hem bewapend hadden opgemerkt. Hij had ze ter plekke geëxecuteerd en had het niet eens nodig gevonden hen te vertellen over het waarom en wie hij zelf was. Snel iedereen een schot door een oog, vervolgens allemaal één in het voorhoofd, en één in de hartstreek. Op het bureau had zijn meerdere hem bezorgd aangekeken en gezegd: ‘Jij weet hier meer van.’ Cole had niet 51
geweten wat hij bedoelde en de carjackers hadden een waslijst met gruwelijke daden op hun naam staan en niemand maalde erover. De gruwelijkste dingen die mensen elkaar in oorlog kunnen aandoen hadden hem naar omscholing tot politiewerk gebracht. Het groene land en de kleine dorpjes had hij als de rust gevoeld waar hij altijd al naar op zoek was geweest. Het politiewerk leek voor hem gemaakt te zijn. Maar die ochtend was Cole Desbalieu dus met het verkeerde been uit bed gestapt. Een verkillende realiteit was bewust geworden. Hij wist wat het betekende, eerst probeerde hij het besef te negeren waarna realiteitszin het overnam en hij zijn leven in ondernemende zin zou gaan bijsturen. Zo ging dat altijd en dat wist hij, zodat het de reden van zijn humeur was. Want ergens had hij een hekel aan veranderen. In eerste instantie had hij zichzelf een paar logische vragen gesteld. Was het omdat hij halverwege de veertig was? Was het omdat zijn vrouw haar levenslust kwijt leek te zijn na de dood van haar zus? ‘Er zijn ergere dingen op de wereld,’ had hij tegen zichzelf gezegd. Hij had het verlies in een geïsoleerd verwerkingsproces gegoten. Maar ook dat was het niet. Had de dood van zijn schoonzus misschien iets in werking gezet? Verbeten kijkend zat hij achter het stuur van zijn auto en reed naar het politiebureau. Het gevoel iets niet afgemaakt te hebben. Het was de naar binnen kerende emotie die hij na Anns dood had ervaren dat hij tot besef kwam. De fletsheid in Mary’s ogen, haar lusteloosheid waarmee ze door het leven ging, hoe begrijpelijk ook, maakte hem niet meer in staat het rustieke dorpse leven te ervaren zoals het bedoeld was. Het knaagde aan hem, onrust had de overhand. En dat betekende dat hij iets moest doen. Een traan rolde langs zijn wang. Hij wilde de gevolgtrekking van zijn constatering niet bedenken. Mary en hij hadden drie fantastische kinderen. Cathy van twintig, Eve van achttien en Andy van zestien. En dit bracht hem naar de traan en een verdriet, waar hij plotseling bewust van werd toen hij zijn zoon na een gesprek had bekeken. Ze zaten met de familie aan tafel. Iemand maakte een opmerking 52
en er werd gelachen, niet een leuke voor zijn zoon, die ietwat geslagen het hoofd iets boog en gestaag doorat. En in een flits zag hij in gedachten wederom diens gezicht en wist ineens dat het voor Andy anders ging uitpakken. Andy leek op hem. Diverse keren had Andy hem om herkenning gevraagd. De jongen was uit hetzelfde hout gesneden. Sterk toekomstgericht. Cole besefte dat hij die herkenning van toekomstige levenskracht niet kon geven. Het was door de oorlogen in zijn geest verstopt geraakt. In elkaar gedrukte hersencellen zonder bewustzijn. Zijn zoon vroeg hem de weg van het leven, en zelfs de woorden die zijn vader hem ooit had gegeven leken niet op zijn plaats te kunnen vallen. Ze voelden onecht aan. Hij kon voor de jongen geen voorbeeldherkenning zijn, de geïdentificeerde gelijkenis, het gedeelte waarin hij op zijn zoon leek, was in hem beschadigd. Het onderhuidse gevoel iets niet afgemaakt te hebben had hem toch nog gevonden. Met de tanden op elkaar knikte hij zijn collega’s van Politiebureau Wallsall goedemorgen en liep naar zijn kamer. Cole was innemend, populair bij zijn collega’s, had een scherpe analyserende manier van denken en zag vaak simpele oplossingen voor op het oog moeilijke zaken. En hij liet nooit los totdat de oplossing gekomen was. Hij nam plaats achter zijn beeldscherm en klikte met een handbeweging het beeld tevoorschijn en voelde een gelatenheid alsof hij in de toekomst kon kijken, wetende dat niks hem die dag uit zijn balans kon brengen. En dat was maar beter ook want ik wil even tijd hebben om over mijn eigen gevoelszaken te kunnen nadenken, dacht hij. Hoe sta ik in de situatie en hoe moet ik handelen? Hij hoopte op een saaie kantoordag. Een klein vierkant in het midden van het scherm beloofde weinig goeds. Hij klikte het aan en de melding kwam. Een vrouw, schoonmaakster in een huis buiten de ring, had bij binnenkomst een lijk van een vreemd persoon aangetroffen en belangrijker: de bewoner van het huis was niet meer aanwezig. De inrichting toonde overduidelijk sporen van een gevecht, een stoel met taperesten aan armleuningen en voetsteunen, en de vrouw was overstuur en of Cole even wilde 53
gaan kijken. Een zoveelste roofmoord, dacht Cole, en hij liep in gedachten naar zijn auto. Hij draaide de auto de weg op richting de Muur en liet het naar het bewustzijn komen. Dat was het. Ineens had hij iets waarmee hij verder kon denken. Als ik in deze rol van zichzelf wegcijferende politieman blijf doorgaan, dan gaat het alles kapotmaken wat me lief is. Ik moet een beter voorbeeld zijn, ik moet mezelf meer laten zien, bedacht hij. En dat betekent veranderen, waar hij geen trek in had, en dan ook de vraag: hoe? Verhuizen? Het rustige leven opgeven en weer een uitdaging aangaan? Ergens hoopte Cole dat het probleem niet zo’n vaart zou lopen. Ontwikkelingen van Andy en zijn vrouw Mary suggereerden anders. Het was rustig op de weg en Cole had twee opmerkelijkheden. A) Als de bewoner meegenomen is, waar het op lijkt, dan zijn het geen roofmoordenaars geweest, want die laten iedereen dood achter en B) de andere reden van zijn irritatie was omdat hij afgelopen zaterdag zijn vader aan de telefoon had gehad en hij voor de zoveelste keer hem had proberen over te halen om binnen de Muur te gaan wonen. Maar zijn vader had wederom categorisch geweigerd zodat uiteindelijk Cole met een afgemeten dag de verbinding had verbroken en hij het beeld van zijn vaders vriendin in gedachten had. Hij wist zo zeker dat zij er geen enkele moeite mee had om te verhuizen naar een veiligere en prettigere woning binnen de ring. Het was gewoon een halsstarrige werkweigering van hem, iets om ergens tegen in te zijn, bedacht Cole. Zogenaamde principiële overtuiging. ‘Vanwege dat ik niet gecontroleerd wens te worden,’ herhaalde Cole zijn vaders woorden op meesmuilende manier. Onderuitgezakt in zijn autostoel minderde hij vaart en naderde de poort waar hij werd aangekeken door een politieman, die in de ochtendregen stond, oogcontact maakte en hem niet herkende. Bij het betreden van de woning werd hij tegengehouden door een medewerker van de technische recherche met de woorden: ‘We zijn nog even met de speurhond bezig en als je de werkster wilt spreken, hou er even rekening mee dat ze nogal overstuur is geweest.’ 54
Cole zag de hond van de recherche snuffelend van het achtergedeelte naar de oprijlaan lopen. Hij werd door de medewerker naar binnen gewenkt. Hij stapte behoedzaam naar binnen, deed zijn regenjas uit, overdacht even de mogelijkheid om hem aan de kapstok op te hangen en besloot vanwege onderzoeksredenen dat het niet verstandig was. Met de jas over de onderarm stapte hij de huiskamer binnen en zag een vrouw op een keukenstoel zitten. Ze had de ellebogen op een tafel en hield de handen voor het gezicht. Ze hoorde zijn entree geluiden en toonde haar gezicht en hij zag dat ze verbaasd keek en dat ze halflang bruin haar had en dat ze dikke gouden oorringen droeg en in de veertig was. Hij stelde zich voor. Aan de nieuwsgierige beweeglijkheid van haar ogen, ietwat argwanend keek ze daarbij, zag hij dat ze toe was aan een gesprek om zo via haar kennis van de situatie en gedeelde communicatie hierover het drama een plaats in haar hoofd te kunnen geven. Hij zei dat hij een paar vragen had en zij vroeg of hij koffie wilde en hij zei ja, om haar iets te doen te laten hebben. Ze verdween naar, wat hij aannam, de keuken en kwam even later terug met de koffie. Hij zag met tevredenheid dat ze in haar tred al wat vastberadenheid toonde. Met afgemeten knik en samengeperste lippen pakte hij de beker aan. Zij nam langzaam en met elegante zekerheid plaats. ‘Ik begrijp dat u regelmatig hier kwam?’ Ze keek hem aan en snifte. ‘Want u doet hier het schoonmaken, niet waar?’ ‘Ja, ik ben Mercedes Fessley en ik kom hier om wekelijks schoon te maken voor meneer Robert. En dat was dan ook zeer nodig, dat er schoongemaakt moest worden, bedoel ik, want meneer Robert…’ Cole had een manende hand in de lucht. ‘Dat begrijp ik, laten we bij het begin beginnen. Wanneer bent u hier begonnen? Hoelang doet u dit werk nu?’ Ze dacht na, Cole zag aan haar krulachtige haar dat ze waarschijnlijk een latinoverleden had. ‘Ongeveer een halfjaar.’ ‘En wie is die meneer Robert?’ 55
‘Dat is de persoon die hier woont, hij is er nu niet. Maar normaal gesproken.’ ‘En zijn achternaam?’ ‘Weet ik niet.’ ‘Maar weet u wat voor werk hij deed? Het lijkt erop dat iemand hem heeft meegenomen, wie zou zoiets willen doen?’ ‘Is hij ontvoerd?’ De ontluistering dat ze ineens de chaos van de achterkamer in verband bracht met een ontvoering was duidelijk op haar gezicht te lezen. Ze vervolgde met: ‘Is meneer Robert in gevaar?’ ‘Dat weten we niet, er zijn wel duidelijke sporen van een worsteling en dat er iemand vastgebonden op de stoel heeft gezeten. Maar omdat er taperesten op leuningen van een stoel in de achterkamer zitten, denken we dat ze hem iets wilden laten prijsgeven. Een geheim of zo, en dat ze toen gestoord zijn, hem meegenomen hebben en zijn vertrokken.’ Cole zweeg, want hij besefte dat als de ontvoerders het geheim van deze meneer Robert te weten zouden komen, het meteen het einde van diens leven zou kunnen betekenen. ‘Ongeveer een halfjaar geleden, toen ben ik begonnen, eerst een halve dag, maar meneer Robert doet weinig huishoudelijke werkzaamheden zodat ik na een paar weken overgegaan ben op een dag in de week.’ ‘Dus het was een soort kluns?’ zei Cole, en hij lachte en legde even een hand op haar onderarm, waar zij vluchtig en ongemakkelijk naar keek. ‘Nou, kluns is niet wat ik wil zeggen van meneer Robert.’ ‘Maar goed, deze Robert was jouw baas, begrijp ik,’ en hij glimlachte zijn tanden bloot. ‘Maar, wat ik me afvraag is waarom iemand hem zou willen meenemen.’ ‘Misschien vanwege zijn werkzaamheden in de kelder.’ ‘In de kelder?’ ‘Ja, zal ik die eens laten zien?’ ‘Loop jij vooruit, dan volg ik.’ 56
‘Nou, dit is de kelder,’ zei zij toen ze bij de deur stonden en hij een witte deur zag die geen enkele info ging geven. ‘Je bedoelt de deur ernaar,’ zei Cole om het ijs te breken. Ze lachten tegelijkertijd. Giechelend liepen ze naar beneden, hij zag twee grote tafels met allerlei laboratoriumspullen, en een bureau waarop een beeldscherm stond. Bij het verlaten van de woning werd hij tegengehouden door iemand van de technische recherche met de woorden: ‘De hond heeft aangegeven dat de dode eerst bij de buren is geweest.’ ‘Bij de buren?’ vroeg Cole met de deurknop in een hand. ‘Van de belendende oprijlaan.’ Peinzend keek Cole naar de voordeur van de buren en zei: ‘Ik ga daar een kijkje nemen, zorgen jullie ervoor dat er DNA van de vermiste persoon is, ik wil vanmiddag kijken of we hem in het bestand hebben zitten. Het is een zekere me… Robert nog wat. Meer weet ik niet van hem, en zoek naar brieven met zijn naam erop en dergelijke.’ En hij liep zonder op antwoord te wachten naar buiten. Hij belde kort aan en hoopte dat niemand open zou gaan doen. Dat gebeurde wel, en dan ook nog eens door een man op leeftijd die zijn vader zou kunnen zijn. Een alleraardigst vragend ja werd door Cole beantwoord met het tevoorschijn halen van zijn identificatiebewijs. Een vrouw op leeftijd kwam achter haar man staan. Kunnen die oude mannen niet begrijpen dat het voor die vrouwen zo’n lolletje nog niet is om buiten de ring te wonen? dacht Cole. ‘Vanwege de buurman,’ zei Cole met een duim naar achteren wijzend. ‘En vanwege een zekere Gene Major.’ De man rimpelde zijn voorhoofd en leek zich te moeten tegenhouden om niet voorover te vallen en de vrouw riep vanachter de rug van haar man dat het die monteur was van dat bouwbedrijf, die ze vergeten waren af te bellen. De man zijn gezicht klaarde op. 57
‘O ja, nu weet ik het weer,’ zei de man. Cole liet zich informeren, keek even links en rechts, bedankte de man voor zijn antwoorden en vertrok. Cole zat achter zijn bureau en dacht na. DNA had opgeleverd dat er een zekere Robert Schellmeister had gewoond. Opmerkelijke naam, dacht Cole. Een excentriekeling? Nee, dat niet echt. Men had hem een tijdje uit het oog verloren. Hij was een erkend wetenschapper en gold als een buitenbeentje omdat hij enkel op zijn eigen manier werkte en dan nog daar waar hij geïnteresseerd in was en had zo een glansrijke carrière laten lopen. Professor Schellmeister was met iets bezig geweest en was nu ontvoerd. Dan kan het niet anders dan waardevol geweest zijn waarmee hij bezig was, dacht Cole, en zag even kort op zijn netvlies de kelder en glimlachte. Alle camera’s op openbare ruimten in het land waren nu geprogrammeerd om de gezichtsstructuur van de professor te lokaliseren en het dan door te geven. Het werk van een politieman tegenwoordig. Men kon een dag, een week, een maand buiten zicht van de controlecamera’s blijven, maar vroeger of later werd je een keer gespot en kon het feitelijke onderzoek beginnen. ‘O, Cole?’ Zijn collega Haverman stond in de deuropening. Jonger dan ik en dan al met snor, overdacht Cole. Iemand die overduidelijk te veel films heeft zitten kijken, concludeerde hij, zo’n dorpse heimer die zijn verleden erkent en het zoekt in filmidentiteit. ‘Zeg het maar,’ zei hij met lieve toon en hij grijnsde. ‘Die professor huppeldepup waar jij het over had, die…’ ‘Schellmeister.’ ‘Dat blijkt geen kleine jongen geweest te zijn.’ ‘Want?’ zei Cole, en hij voelde dat hij niet in de stemming was om opgehouden te worden met informatie. ‘Voor de dag ermee, Haverman, en snel, godverdomme!’ Haverman lachte. ‘Jij maakt echt overal een grap van, hè?’zei Haverman. ‘Het is altijd lachen om bij je langs te 58
komen, jij weet altijd precies de goede snaar te raken, hahaha, echt een goeie. Maar wat ik wil zeggen is dat hij bezig was met een onderzoek naar de oplossing van het CO2-vraagstuk.’ ‘Hebben ze dat niet opgegeven dan?’ ‘Het verminderen van de vervuiling van de lucht, ja, maar niet het probleem op zich.’ Cole keek hem strak aan en vroeg zich af waarom hij niet serieus genomen werd, zelfs als hij dat wel was. ‘Oké Haverman, ga verder.’ ‘Goeie,’ lachte Haverman. ‘Voor de dag ermee!’ ‘Nou, het zou dus kunnen dat onze prof een oplossing gevonden heeft voor het CO2-vraagstuk, een formule waardoor CO2 uit de lucht verdwijnt. Ik zie zo voor me dat je dan…’ ‘Genoeg geluld, oprotten.’ Haverman verliet met een lach op het gezicht het vertrek. De computer gaf met een geluidssignaal aan dat de professor gesignaleerd was. Locatie: een ruimtevliegtuigprivévliegveld in Londen. Hij was samen met een groepje mannen gespot terwijl hij voorovergebogen, aan de armen vastgehouden, werd meegenomen, bewegende naar een klaarstaand ruimtevliegtuig. Het ruimtevliegtuig was vertrokken naar de Maan. ‘Waarom komt niemand in actie bij dergelijke beelden!’ brulde Cole, en hij vroeg met de mond gericht naar de microfoon van de computer, en dus aan de cyborg: ‘Hoe laat gaat de volgende Londen-shuttle naar Tycho ook alweer?’ En dacht bij zichzelf: misschien geeft het gewichtloze en even op Maan rondlopen inzichten ten aanzien van mijn vraagtekens.
59
8.
Je moet weten dat het leven op Maan totaal anders is dan op Aarde en een behoorlijke invloed op het gevoelsleven krijgt. Ten eerste zijn er veel minder geluiden. De techniek heeft bijna alles geluidloos weten te maken. Dat stoort dus niet, dat is mooi, neig je te denken. Echter zal het je verbazen hoe je kleine irriterende geluidjes gaat missen, nadat je bedacht hebt dat ze echt nooit meer gaan terugkomen. Dat geeft een leegte en maakt jou overgeleverd aan je gevoel. Ik bedoel: wie ben je zonder die irritaties dan? Denk je dat te weten van jezelf? Dat valt vies tegen. Ja, dat je die geluiden niet meer wenst te horen, dat weet je wel van jezelf. Een nagel die over een schoolbord gaat. Vergelijkbare kleinere irritaties voor het gehoor die men op Aarde lijdzaam heeft te ondergaan. Geluiden van alledag. Maar ook geluiden als vallende regen. Verdwenen en het komt nooit meer terug. Straatgeluiden zoals auto’s, getoeter, weergeluiden als onweer, heftige buien, storm, allemaal weg. Alsof je in een oase van rust terechtkomt en je de onrust, die je op Aarde bij de geluiden voelde, gaat missen. Dan is vervolgens zo dat jouw natuurlijke vierentwintig uurklok van op Aarde op Maan niets voorstelt. Je gaat naar bed met dezelfde heelalverlichting en je wordt ermee wakker. ’s Ochtends (alleen in naam) sta je op, en bijvoorbeeld een Frank was dan altijd in de stemming om het weerstandsleven aan te gaan. Om met goede weerstand de dag aan te gaan. Een bepaalde levenskracht liet hem dan op Maan zowat voorover tuimelen. Er was dus geen weerstand en de dag op Maan was niet een uitdaging maar een ‘zijn’. ‘Wat zijn termen als ochtend, middag, avond en nacht nog waard?’ gilde Frank eens tegen Joan, die in de keuken voorbereidingen voor de maaltijd trof, terwijl Frank om haar heen draaide. ‘Als vierentwintig uur per dag alles hetzelfde is!’ Vrij snel na hun eerste ontmoeting waren ze zowat onafscheidelijk. Joans appartement werd nauwelijks bewoond. 60
Ze zaten constant bij Frank, en zijn interieur veranderde naar haar smaak. Alle appartementen waren verplicht astronautenvoedsel en zuurstof voor een maand in voorraad te hebben. Daar waar hij haar had ontmoet, of voor het eerst had gezien, was hij, met medeweten van haar baas en alle collega’s, op zijn knieën voor haar gegaan. Ze had hem guitig en aandoenlijk aangekeken, dat er een stukje humor in zijn verzoek zat, iets waar Frank later nog wel eens aan gedacht had. Dit alles in een stampvolle eetgelegenheid waar de stilte ingevallen was alsof iemand het licht had uitgedaan. Van de ene op de ander seconde had je een speld kunnen horen vallen. Op haar zacht uitgesproken ‘ja’, die langzaam tot de menigte was doorgedrongen, was hier en daar met geklap gereageerd en de rest was gewoon verdergegaan met waar ze mee bezig waren: Eten, drinken en praten. Huwelijksdag was op Aarde gepland geweest. Dit op aandringen van Frank, Joan had haar familie naar Maan willen laten komen. ‘Nee, dan gaan we lekker terug en maken we er een Aards huwelijk van.’ Waar Joan een vragend maar ook een ontvankelijk gezicht bij had getoond zodat Frank was doorgegaan met oplepelen van leuke dingen van een Aards huwelijk. Totdat Joan haar brede gelukslach had laten zien en in lachen was uitgebarsten met een hoog gillend: ‘Oké, jij je zin! Dan doen we het bij mijn ouders!’ Het Maanleven had voor hen zo zijn romantiek en een leven in absolute veiligheid was heerlijk. Ze genoten ervan. Maar vooral voor Frank I was het idee dat hij ongevraagd naar persoonsverandering toe groeide vervelend om aan over te geven. Het was alsof de persoon, die hij in het hier en nu was, veranderde door de andere lichaamsmotoriek, die je op Maan vanzelf kreeg, en door de ontspannen omgeving. En door weinig weerstand. Een opengaan van de geest waar je wel ontvankelijk voor moest en wilde zijn. Frank voelde het alsof er zand in de motor raakte, echter de motor daar geen last van had en geolied verderging, maar wel dat hij zelf elk zandkorreltje bewust voelde. Ergens in hem werkte het op 61
hem, daar waar het niet hoorde te werken. De huwelijksdag naderde en Frank voelde een hunkering naar Aarde. Een heimwee dat naar boven gekomen was. Familie zou hij niet zien want die had hij niet meer. Nostalgische herinneringen aan buitenlucht, vakanties, wandelen in een bos en simpele dingen als een grasveld, een sneeuwbui, dagje aan het strand hielden hem in de greep. Haar ouders hadden een villa in Ottawa. Alles was geregeld. Een kleine kring van Joans verleden zou erbij zijn. ‘Heb je ook helemaal geen vrienden?’ had ze hem gevraagd. ‘Jawel,’ had hij gelogen, ‘maar die zijn ook allemaal omgekomen. Ik heb helemaal niemand meer, behalve jou, eigenlijk.’ Waar een ‘aaaaaaah, wat aandoenlijk’ op gevolgd was. Hij had het niet aangedurfd te zeggen dat vrienden hem nooit iets hadden kunnen schelen en dat carrière maken altijd zijn enige drijfveer was geweest. Niet alleen Frank had last van aanpassen aan het Maanleven. Op Maan kon bij sommigen een leven zonder associatie met het dagelijkse Aardse leven leiden tot een weigering te assimileren, uiteindelijk tot een terugkeer naar Aarde, en werd het Maan-avontuur als een mislukt project gezien. Dan waren er die nergens last van hadden, en de types zoals Frank. Zij die wel erkenden dat de overgang lastig was en toch bleven. Zijn drang naar macht en succes had hem geen keus gegeven. Hij wist dat hij op Maan de meeste kans op maatschappelijke groei had. Het moet zijn weg krijgen, dacht hij. Op Aarde voelden ze het als heerlijk. De oneindige buitenlucht en niet zoals op Maan overal een dak,, het weer met zijn natuurlijke en grillige gedrag, de tegenstand van de natuur en de geluiden waaraan ze moesten wennen. Een paar dagen voor de grote dag pakten Cole en Joan de auto en gingen gezamenlijk naar een lekker en gezellig restaurant. Ze aten onder een luifel met uitzicht op een mooie tuin met bloemen en planten, en de heerlijke wijn en het brood en eten bracht hen in een lekkere stemming. De koele avondlucht na een warme dag was zalig. Frank had nagedacht 62
en vroeg aan Joan, die er zeer aantrekkelijk en anders uitzag: ‘Vind jij ook niet dat het Maanleven verandert?’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Nou, ik bedoel dat ik merk dat het Maanleven mij verandert. Eigenlijk zonder dat ik dat echt wil en zonder dat ik weet waarnaar het me verandert.’ Joan keek hem onderzoekend aan. Haar gezicht leek donkerder van kleur, wat haar zeer aantrekkelijk maakte. Haar ogen dikker en haar wimpers langer. Haar lach maakte hem weer verliefd. ‘Maar denk je dan niet dat dit voor iedereen op Maan geldt zodat je het tegen elkaar kunt wegstrepen?’ Frank was even van zijn à propos. ‘In principe wel,’ hakkelde hij, ‘maar toch, ik bedoel, niet iedereen verandert op dezelfde manier.’ ‘Dat denk ik ook niet, echter de overeenkomst is dat niemand in staat is om zijn of haar verandering te sturen.’ ‘Ja, dus?’ ‘Dus dan is het goed.’ ‘Dit ontgaat me even,’ zei Frank, met een vragend gezicht en met een afkeurende nee-beweging van zijn hoofd. ‘Op Maan is alles veilig. Iedereen verandert door de andere leefomstandigheid. Men weet precies wie er op elk moment op Maan aanwezig is, en daarbij, ik begrijp wel dat het je verandert maar ik ben ervan overtuigd dat het alleen maar naar het goede en positieve verandert.’ ‘Waar ik bang voor ben is dat het mijn gedrevenheid wegneemt.’ ‘Wat kan jou dat schelen?’ zei ze schouderophalend en tot afgrijzen van Frank. ‘Vind je dat niet erg?! Dat lijkt me verschrikkelijk!’ Joan glimlachte. De verandering was haar wel opgevallen. Zelf had ze er iets natuurlijks mee en meende het wel te begrijpen. ‘Het gaat om herinneringen,’ zei ze. ‘Herinneringen? Begrijp je wel wat ik zeg?’ ‘Rustig nou maar,’ suste ze haar man en ze legde een hand op zijn onderarm. ‘Ik zal het uitleggen.’ 63
‘Prima, leg jij het anders even uit.’ ‘Kijk, waar jij en bijna iedereen op Aarde niet bewust van is, is dat jouw persoonlijkheid gebaseerd is op herinneringen. Zo creëer je, eigenlijk onbewust, want die keuzes worden door het onderbewustzijn bepaald, jouw eigen volwassen identiteit. In de vorming van die persoonlijkheid zijn herinneringen de sturende kracht.’ Frank nam een slok wijn en zei: ‘Dat voel ik wel, begrijp ik ergens ook nog. Ga verder.’ ‘Dus bijvoorbeeld herinnering aan dat lastige schoolexamen waar je zo hard voor gestudeerd had en slecht op scoorde. De keer dat je met voetbal won en een belangrijke goal scoorde. De eerste keer verliefd, die keer dat je echt te veel had gedronken, een verjaardagsfeestje. Noem maar op, die herinneringen sturen aan naar een persoonlijkheid, zoals bijvoorbeeld iemand met een eigen mening en die voor zichzelf kan opkomen. Die herinneringen sturen jou naar een volwassen identiteit en je doet mee in het volwassen bestaan. Die identiteit sterkt aan en je verhardt in je volwassen persoonlijkheid. Wat gebeurt tijdens gewichtsloosheid en vervolgens een leven op Maan met minder zwaartekracht en weerstand is dat die herinneringen losgemaakt worden. Dat wordt aangemaakt door de gewichtsloosheid, het lichaam is volledig ontspannen en kan niet bepalend zijn op vorming van de geest. Je moet ineens sterk denken aan een vergeten herinnering als een leuke geschiedenisles op de middelbare school of bijvoorbeeld aan een vakantie. Andere herinneringen dan die destijds jouw volwassen persoonlijkheid bepaalden. Die geven een bijsturing aan jouw persoonlijkheid. Het is als een reset van jouw geest die bepaald wordt door het onderbewustzijn en de ziel maakt er een vertaling van via herinneringen.’ Frank begreep haar woorden en begreep dat Joan het ook kende en dat zij die veranderingen wel op de juiste manier oppakte. Of de veranderingen lieten komen zoals het onderbewustzijn dat aanstuurde. Hij wist dat hij dat nooit zou kunnen. 64
‘Ik voel dat het Maanleven speelruimte van de geest afneemt. Af en toe denk ik dat het leven te dicht op de huid zit. Ik voel het als een geestelijke pijn die je elke keer weer opzoekt omdat je weet dat er een acceptatie in te vinden is. Dit aan de ene kant en aan de andere kant vraag ik me af of het gaat leiden tot een gefrustreerd gevoel of iets dergelijks en er helemaal geen acceptatie te vinden is. Misschien wil ik die andere persoon helemaal niet zijn?’ ‘Frank,’ zei ze, ‘maak je geen zorgen. Ons leven is goed, als het in je zit om gedreven naar de toekomst te zijn, dan zal het Maanleven dat echt niet afnemen. Als we teruggaan, probeer dan tijdens de gewichtsloosheid ontspannen te zijn en het losmakende te accepteren en laat andere herinneringen doorkomen.’ ‘Ik zal het proberen.’ ‘Eet iets en geniet. Over een paar dagen zijn we in het echt verbonden.’ ‘Jouw ouders hebben het echt fantastisch gedaan. Wat hebben ze een prachtige achtertuin met uitzicht op het heerlijke grote meer.’ ‘Het wordt een mooi huwelijk. Ik vind het wel goed om zo met je te praten. Misschien is het wel zo dat jij niet in staat bent om op Maan bewust te zijn van wat er met je gebeurt. Maar dan nog is het zo dat je de verandering kunt vertrouwen. Probeer je er wat meer aan over te geven.’ ‘Nooit geweten dat jij dat door hebt. Dat gaat jou beter af dan ik. Dat heb ik wel door.’ ‘Voor vrouwen kan dat iets natuurlijker zijn.’ ‘Hoe bedoel je?’ Ze keek heimelijk en maakte oogcontact. ‘Misschien dat mijn nieuwtje jouw leven op Maan beter kan maken.’ ‘Je bent zwanger,’ raadde Frank. ‘22 mei 1964 komt het!’ Ze lachte. ‘Wat fantastisch!’ zei Frank, en hoopte dat hij het gemeend had gezegd en voelde een verkilling in zijn binnenste. 65
Hun huwelijk was in een heerlijke buitensfeer. Iedereen straalde. Beiden in het wit. Elegant en waardig liepen ze naar het altaar. Ze gaven elkaar het jawoord en voelden zich in het echt verbonden. Frank had een knagend gevoel over de terugreis. Hij was er niet gerust op. In het ruimtevliegtuig zei Joan tegen hem: ‘Wanneer we straks gewichtloos zijn, laat dan jouw lichaam zijn zoals het is. In feite kun je ook niet veel anders doen dan dat. En probeer jouw geest open te laten gaan. Dan krijg je de dagen erna, als het leven op Maan weer begonnen is, nieuwe impulsen, herinneringen en vormende gedachten.’ ‘Ik zal het proberen,’ had hij geantwoord. Tijdens de eerste dagen op Maan had hij geprobeerd op te schrijven wat hij dacht en voelde en zocht naar andere herinneringen dan de bepalende uit zijn verleden. Dit duurde niet lang. Hij probeerde te sturen naar andere herinneringen maar het verlies van zijn familie bleef terugkomen. ‘Niet sturen,’ zei Joan, ‘laten komen.’ Maar hij kon het gewoon niet laten om te proberen de hersenen aan te spannen en geforceerd proberen te herinneren in plaats van het naar hem toe te laten komen. Het opschrijven en proberen bewust te worden van mogelijke veranderingen voelde als te dicht op de huid. Benauwend. Hij gaf het op en ging aan het werk. Frank en Joan moesten wennen aan het getrouwde leven met een baby op komst. Ze waren tot elkaar veroordeeld. Het was anders dan afstoten en vervolgens uit eigen verlangen elkaar weer opzoeken. Wat Frank verwonderde was dat ze zo gelaten werden en totaal onafhankelijk van elkaar werden. Hij verweet het Maanbestaan. Echte Aardse afhankelijkheid had hij in zijn genen zitten. Het was waar generaties Samples op gebaseerd waren. De ongrijpbaarheid kon hem paniekerig maken. ‘Begrijp je dat dan niet?!’ schreeuwde hij dan zowat naar Joan. ‘Frank,’ suste ze dan, ‘je kunt er niets tegen doen en het maakt je alleen maar beter.’ En met een trots gezicht aaide ze haar dikke ronde buik. Hij aaide ook haar buik en glimlachte schaapachtig. Hij wist dat hij emoties moest tonen, 66
maar wat als die er niet zijn? dacht hij, het voelt zo vreemd aan. Vergeet niet dat Frank in een paar jaar tijd was gegaan van leven op Aarde naar familie kwijt, intekenen op Maan, in ruimtepak het heelal in, Joan tegenkomen, trouwen en dochter op komst. Hij vroeg zich af of het waar was dat dochters speciaal waren. Maan bleef zich verder ontwikkelen en Frank werkte zich de blaren in datgene wat hem met de paplepel was meegegeven: macht naar je toe trekken en de weg van het grote geld bewandelen. Joan had zich ingeschreven bij een vrouwenpraatgroep waar ze een avond per week over het Maanleven praatte. Het deed haar zichtbaar goed. Frank voelde zich jaloers en wilde het niet laten blijken, want dan wist hij niet hoe uit te leggen dat hij zelf nooit aan een dergelijke groep zou willen meedoen. Joan had zich ingeschreven voor een studie therapeut psychische ontwikkelingen. Ook een avond in de week. Therapievormen werden ontwikkeld. De Maanraad had besloten mensen bewuster te maken van hun Maanleven. Het moest een eigen cultuur worden. Op het beeldscherm werden teksten en hulptheorieën geplaatst. Hoe het maanleven eigen te maken. Waarop te letten. Wat de valkuilen konden zijn. Joyce was op de wereld voordat hij er erg in had. In het hospitaaltje op Maan werden ze uitstekend geholpen. Verrukt keek hij naar het kleine schepseltje en hij kreeg het in zijn armen en voelde een liefde door hem heen gaan. Nu is mijn strijd voorbij, dacht hij voorbarig. Dit is de warmte die ik zocht, en de eigen herkenning van mezelf in mijn dochter geeft me de rust die ik heb lopen zoeken. Wat bezielde me om er bang voor te zijn? bedacht hij. Vanaf dat moment leefde hij voor zijn dochter. Het was de gelukkigste periode in zijn leven. In 2066 werd het gezin verblijd met de geboorte van Frank jr. Iemand van het eigen geslacht voor Frank. Het maakte hem compleet. En na enige tijd begon het. Zijn kinderen leken wel alsof ze van iemand anders waren. Het kwam door de gedragingen van de kinderen. Aan kleine kenmerken zag hij het verschil. En hoe ouder ze werden, hoe 67
duidelijker het verschil werd. De kinderen waren Maangeaard. Hun gedragingen werden geïnitieerd door een leven op Maan. Iets wat voor hen natuurlijk was. Ze wisten niet beter. De kinderen gingen naar school en Frank voelde zijn kinderen niet meer als eigen. Het heeft te maken met spiegelneuronen. Alle nieuwe dingen in de ontwikkeling van een kind worden gevoed door ouderen die daarin sturen en corrigerend en onderwijzend willen zijn. Echter de ouderen hebben in deze ontwikkeling van emoties, zoals buitenlucht, sporten, een andere achtergrond dan kinderen die op Maan hun eerste meters op een tweewieler maken. Dat heeft herkenning in spiegelneuronen waardoor een opgroeiend persoon zich eigen gaat voelen en gevoelsmatige gelijkenissen met ouders kan gaan hebben. Maar ouders konden de herkenning niet op de juiste manier geven. Het Maanleven was hen namelijk niet eigen. Dan kwam het besef dat er geen eigen Maancultuur met eigen identiteitsemoties was. Saamhorigheid moest ervaren worden. Zoals een New Yorker zich een New Yorker voelt en ook gevoelsmatig andere New Yorkers kan herkennen. Op een klein eiland op Aarde komen twee soorten meeuwen samen. Meeuwen met blauwe randen om de ogen en meeuwen zonder. Het verbazingwekkende is dat de specifieke meeuwen automatisch bij elkaar groeperen, aan de ene kant van het eiland die met de randen en aan de andere kant die zonder een rand. Hoe weten ze van zichzelf of ze een blauwe rand om de ogen of niet hebben? Dat je het bij een ander kunt zien is nog wel te begrijpen. Maar een spiegel hebben meeuwen niet. Een dergelijke herkenning moest via marketing en maatschappelijke organisatie bij Maanbewoners aangestuurd en aangemaakt worden. Dit op een Maan met A) Aardebewoners die op Maan leven en B) een jonge Maangeborengeneratie die zijn eigen weg moet vinden en die uiteindelijk zelf kinderen gaat produceren.
68
Sportcentra, balsportverenigingen die onderling competities speelden, maar ook vanaf een bepaald niveau tegen Aardeteams. Het kwam er allemaal. Voor Frank was het zien opgroeien van zijn kinderen alsof hij naar wezens keek die staarten groeiden en schubben kregen. Het verafschuwde hem, hij voelde weer die kilte in zijn binnenste, nu met kijken naar zijn opgroeiende kinderen, anders dan hij had verwacht. Hij had verwacht samen te voetballen, een gevoel van met het gezin naar buiten gaan, zoals hij zijn opgroeien had ervaren. In alles was het voor hem nu anders, beklemmend. Het Maanleven maakte een nihilisme aan. Het opgesloten gevoel zorgde ervoor dat hij het gewoon niet kon accepteren. Een nihilisme waar hij de drang een vinger op te willen leggen maar niet kon laten voor wat het is. Een door zijn Aardeverleden aangemaakte drang controle te willen hebben, grip op dingen, aarde, lucht, vogels, striemende regens, strand en zon, dat moeilijk los te laten was. Een contrast tussen hem en zijn kinderen dat onoverbrugbaar leek. Joan had er minder last van, echter merkte zij het wel aan Frank, en tot Frank zijn verbazing kreeg hij er van haar nooit een klacht over. Het isoleerde hem omdat hij zag dat Joan wel haar weg op Maan had gevonden. Propaganda had een leuke bedacht. Iets wat iedereen al wist en waarnaar iedereen al leefde en het toch prettig vond de erkenning in te krijgen. ‘Leef je dag alsof het de laatste is.’ Een doorgeefluik naar een volgende generatie. Men leefde in een onzekere culturele ontwikkelingsreis die pas gestopt zou gaan worden wanneer Maangeborenen zelf kinderen op Maan zouden gaan neerzetten. Dan zou op Maan het onteigende gevoel tussen generaties ophouden te bestaan. Zelfde type spiegelneuronen zowel bij de ouders als bij de opgroeiende kinderen die een rust zou geven. De gedachte deed hem besluiten om Maanleven naar beste geweten te dragen en van te genieten. Het knagende gevoel bleef, maar verdween wel naar de achtergrond, iets wat via evolutie van tijd en emoties naar buiten moest komen, meende hij, niet om bewust mee bezig te zijn. Hieruit kwam een drang 69
naar voren om de gemeenschap een cultuur mee te willen geven, een voeding die een toekomstgevoel aan Maanbewoners gaf. Het was moeilijk om vanuit historisch besef of vanuit door nostalgie aangemaakt bewustzijn karaktervorming aan de volgende Maangeneratie mee te geven. Een simpele opmerking als: ‘Dat is water naar de zee dragen’, werd totaal niet opgepakt door de Maangeborene, de betreffende persoon wist wel wat er bedoeld werd met de zee, maar dat was dusdanig ver van hem verwijderd dat het geen reflectie gaf. Daaruit ontstond een volgend probleem. Men kreeg in het hoofd ook geen beeld van een zee. Iets wat op het eerste gezicht lachwekkend kon zijn. Het verschil van begrip maakte vervolgens zorg aan om hoe men in de toekomst met deze discrepantie om moest gaan. Geen tegenstand en weerstand, geen geloof waaruit men gevoed kon worden, niets wat als instrument gebruikt kon worden om de opgroeiende mens naar een adolescenterend strijdgevoel te dirigeren, dat naar volwassenheid evolueert en vervolgens dat deze uit een nietsgeest iets kan laten voortkomen: Het geluid van de volgende generatie. Een haan die kraait kan geassocieerd worden met een wekker, met morgenstond, maar hoe maakt een Maangeborene zijn of haar identiteit aan? In het jaar 2079 groeide in Frank iets definitiefs, iets onwrikbaars, de overtuiging dat het zo niet kon doorgaan. Met zijn dochter had hij geen contact, ergens naar refereren deed hij allang niet meer, in veel woorden en zinsneden zat Aardeleven verweven, die bij haar geen reactie gaven, zelfs geen irritatie, er was geen verbinding ouder-kind.. Voor hem maakte het van haar een volstrekte vreemdeling. Een vreemdeling die bij hen woonde. Wel deed ze gedwee haar opleiding, had haar hobby’s, muziek, sporten in de sportschool. Echter had hij geen gemeenschappelijkheid met haar, niet te vinden ook, wat Frank tot het besef bracht dat dit ook nooit zou gaan gebeuren. De schuldvraag kon hij bij niemand stallen. De Maangeneratie ontwikkelde zich voorbeeldig. Schoolresultaten waren uitmuntend, hobby’s als muziek en 70
dergelijke werden vol verve gedaan. Dagelijks uren studeren zonder morren of maar een weerwoord. Het was de prijs voor het verlaten van de Aarde, dacht hij machteloos. Nee, ik ben nu van Maan! Hij betrapte zich erop dat als zijn kinderen schoolexcursies naar Aarde hadden gemaakt, georganiseerde reisjes, zomerkampen in hun vakanties, dat hij ze met blijde verwachting opwachtte als ze weer hun grote appartement betraden. Enthousiaste verhalen verwachtte hij, contacten met Aardebewoners, en ja hoor, die waren er wel, en soms kwamen er enkele logeren, maar het was allemaal zo afstandelijk. De nieuwe Maangeneratie was bezig een ingetogen superioriteit ten opzichte van Aardebewoners te ontwikkelen. Een angst bedroop hem dat hij keek naar een generatie die gedoemd was de eigen ouders te vermoorden. Die hun ouders over de klif zouden gaan drijven door het gebrek aan echte gefundeerde bloedherkenning. Het verstikte hem, hij voelde het bewustzijn dat hij wel iets moest doen maar dat er geen uitwijkmogelijkheden waren. Wat kon hij doen? En Frank Junior ging precies dezelfde kant op als zijn zus. Niks vaderzoonemoties en herkenning maken. Er was geen vuur te vinden in ze. Frank had het logisch gevonden als ze duf en inactief geweest waren. Niets van dat alles: energiek, ondernemend en onderzoekend maar zonder de vonk. Heel zijn innerlijke instinct kwam in het geweer. Een periode die hij het liefst zo snel mogelijk zou willen afsluiten. Later zag hij in dat dit het eerste echte begin van zijn motivatie om de ontwikkeling op Maan bijsturing te moeten gaan geven, was geweest. Wat het offer ook zou moeten zijn, besloot hij toen, niet wetende dat de kans daarop komen zou.
71
9.
Berichtgevingen op Aarde over het Maanleven hadden een redelijke overeenkomst ten aanzien van een leven wat Maan aan zijn bevolking gaf. Veiligheid was voor bijna honderd procent gegarandeerd. En die marge was zo omdat veiligheid nooit honderd procent zekerheid kon bieden. Maanbewoners vanaf stad Twee dachten eigenlijk dat het dat wel moest zijn. Verder nooit verkeersongelukken. Kinderen die bijvoorbeeld niet op Tycho maar in de volgende steden woonden, konden veilig naar school. Alleen op Tycho had niet iedereen een breastbyte. Het voordeel was ook dat de steden geen kleine straatjes, bos, donkere gebieden kende waar je een slachtoffer van slechte mensen kon worden. Noch dat die slechte mensen de mogelijkheden hadden met hun slachtoffers in afgelegen woningen te gaan bivakkeren. De meeste criminelen kwamen van Aarde. Ze verbleven dan op Maan, deden iets wat niet door de beugel kon, en dachten ermee weg te komen. Dat was de vergissing. Iedereen op Tycho was geregistreerd en het was altijd mogelijk om de stad te vergrendelen door geen ruimtevliegtuigen meer op Maan te laten landen. Maan had een keer de zaak dichtgegooid en zo Aarde gedwongen inzage te geven in politiestrafdossiers. Waar een bezoeker van dat betreffende weekend in terug te vinden was. Alle namen van Maanbezoekers gingen door de scanner. Een notoire vrouwenverkrachter met diverse veroordelingen op Aarde. Precies wat ze zochten. In een weekend tijd had hij op Maan kans gezien twee vrouwen te pakken te nemen. Hij was makkelijk te vinden geweest en ter dood veroordeeld en de ruimte in geschoten. De beslissing om mensen met een strafblad van geweld op Aarde niet meer op Maan toe te laten, werd genomen. Maan kreeg inzage op alle politiedossiers van Aarde. Mensen met strafbladen met lichte vergijpen werden bij hun bezoek op Maan via gezichtsherkenning non-stop onder cameratoezicht gesteld. 72
Zekerheid was dat de Maanbewoner altijd te eten had, altijd een woning boven het hoofd had, en er altijd zeker van was dat de dag geen alledaagse basiszorgen zou, of zou kunnen, gaan hebben. Op Aarde hadden bewoners hun beeld van Maanleven bijgesteld. Maanbewoners werden met afgunst bekeken. In lichamelijk opzicht waren ze anders en minder sterk. Het mensbestaan is waar de Maanbewoner een steeds vergrotende voorsprong op aan het nemen was. Ontwikkelder. Een onafhankelijke, vrij directe, maar wel transparante manier van communiceren maakten hen intrigerend. Het verschil was gekenmerkt. Mensen met toekomstkansen in de zorg of in de ruimtewetenschappen, de scholing of het lesgeven kregen goede financiële instapmogelijkheden om op Maan te komen wonen en werken. En animo op Aarde werd door middel van marketing aangewakkerd. In die tijd probeerde Frank het nog wel eens. Zijn dagelijkse gesprekken bestonden uit koetjes en kalfjes en naderden nooit de persoonlijke emoties. Hij leefde voor zichzelf en was op weg naar de definitieve acceptatie dat zijn diepere emoties niet meer het bewuste hier en nu- gevoel zou gaan krijgen. Laat maar komen, dacht hij, echter wist hij niet dat dit lastig kan zijn. Want soms komen acceptaties naar een persoon toe en is vervolgens de persoon niet in staat er vrede in te vinden. Dat is aan een persoon bijna niet merkbaar. Jouw gevoel zegt dan jou dan iets dergelijks over zo’n ander. Je kunt het niet aantonen maar ergens voelt de persoon als niet goed. Echter bij Frank kwam daar een uitstraling van succesvol-zijn bij zodat men hem het voordeel van de twijfel gaf. Hier een voorbeeld van zo’n doodlopend gesprek. Maan was in de donkerte. In een maand tijd leefde men een week non-stop in de zon, een week in compleet donkerte (Maan achter Aarde ten opzichte van de Zon) en daartussen twee keer een week met licht van de zijkant komende. Frank vond de donkerte heerlijk, het herinnerde hem aan die heerlijke koude, donkere winters met de hele familie om de eettafel of bij het 73
haardvuur. Een gezelligheid die Zon nooit zou kunnen bieden. Een saamhorig gevoel ontstond door het koude en gure weer buiten de deur. Het was bij de koffiecorner. Frank: ‘’Voor mij een grote koffie graag.’ ‘Wat voor een grote?’ ‘Gewoon een grote.’ Jongen achter balie vertrok geen spier, deed ook niet alsof. ‘Gewoon een grote hebben we niet.’ Frank met een lach: ‘Doe me dan maar een normale grote.’ Medewerker keek op zijn beeldscherm. ‘Een normale grote hebben we ook niet.’ ‘Je begrijpt toch wel dat het een geintje is?’ ‘Wat is een geintje?’ ‘Je gaat me zo vertellen dat jullie ook geen geintje hebben.’ Jongen keek stoïcijns op beeldscherm. ‘Een geintje hebben we inderdaad ook niet.’ ‘Ik word gek van jullie, weet je dat?’ ‘Waar wordt u gek van?’ ‘Van die generatie van jou. Hoe oud ben je, zestien?’ ‘Over een halfjaar word ik twaalf.’ Franks bek viel open van verbazing. ‘O, dat wist ik niet.’ ‘Wat wist u niet?’ ‘Dat je twaalf bent!’ Het ietwat uitvergrote voorbeeld geeft aan hoe machteloos Frank zich begon te voelen. Overal had hij dergelijke gesprekjes die verstomden in lulligheid. Hij kreeg de overtuiging elke keer te gaan stranden op onbuigzaamheid wanneer hij iets van een amicaal gesprek met een jongere generatie zou proberen te gaan voeren. Waar dan ook. Het vrat aan hem. Een stem in hem zei dat hij daar dan zelf voor gekozen had. In plaats van voor mee veranderen door voor het Maanleven te kiezen, voor de macht en het geld, en daardoor het aanzien, te gaan. Het leek hem een redelijke gedachte zodat hij het voor lief nam en besloot de communicatie in zijn 74
leven simpel te houden, en er geen verwachtingen in te hebben, die tot een bepaald soort levensvreugde zouden kunnen leiden. Wrokmatigheid werd zijn drijfmotor. Het had geen effect op zijn persoonlijkheid. Sommige mannen vinden het een prettig idee hun leed te dragen. Het jaar 2074 gaf Frank de mogelijkheid zijn macht uit te breiden door te investeren in vakantieappartementen. Een gouden greep. Aan de vraag was niet te voldoen. Als een schaap over de dam had van het ene op het andere moment iedereen op Aarde besloten voor vakanties, weekenden etc. massaal naar Maan af te reizen. Afgunstig keek hij wel eens naar het leven van Joan. Haar studie liep voorbeeldig. Regelmatig moest ze stages lopen bij allerlei gezondheidscentra en klinieken, zelfs ook eens een keer op Aarde. Om bij te verdienen had ze werk in de winkel Earth aangenomen. Een winkel vlak bij het ruimtevliegtuigstation waar Maanbewoners hun benodigdheden voor een verblijf op Aarde konden aanschaffen. Bergschoenen, winterjassen, zonnecrème, je noemt het op en zij hadden het. Dankbaar werk waar Joan met een gelukzalige lach op het gezicht het winkel- en kassawerk deed. Klanten kwamen in een goede stemming binnenwandelen. Het leidde tot enthousiaste gesprekken waarbij Joan de juiste tips gaf voor hun vakantieverblijf. Joan werd regelmatig via beeldscherm benaderd om ergens even koffie te gaan drinken. Of om in de stad met een vriendin een hapje te gaan eten. Gezelligheid en een sociaal leven. Ze leidde het met speels gemak. Via werk, studie, stage leidde ze een vol sociaal leven. Ze was volledig geïntegreerd in het Maanleven en het beviel haar goed. Frank breidde zijn macht uit via de politiek. In de buurt wisten ze wie hij was en dat hij in de machtshiërarchie aan het omhoogklimmen was. In winkels en bij het wachten op openbaar vervoer werd hij wel eens aangesproken. ‘Meneer Sample, nietwaar?’ ‘Inderdaad,’ zei Frank tegen de losjes geklede man van achter in de veertig. Slippers, een joggingbroek, en een mouwloos shirt spande om de bolle buik. ‘U zit toch in de wijkraad?’ 75
‘Inmiddels niet meer, ik vertegenwoordig geheel Tycho. Tenminste, onder andere ik, er zijn er nog een paar.’ De man keek vragend. ‘In totaal vijftien om precies te zijn.’ ‘Vijftien?’ ‘Met zijn vijftienen nemen we de beslissingen voor Tycho, die moeten wel in lijn zijn met het beleid van de Maanraad. De raad direct boven ons. Maar wat is uw probleem?’ ‘Mijn probleem? Ik heb een vraag.’ ‘En dat is?’ vroeg Frank met ingetogen lippen. ‘Wij wonen hier net, ik en mijn vrouw, ze is er even niet.’ Frank wachtte tot wat komen ging, de man zei verder niks, dus Frank vroeg: ‘Oké, wat wilt u eigenlijk zeggen?’ ‘Er zijn wat dingen die ik wilde weten. Zo heb ik eens nagedacht over de zuurstofvoorziening en dat baarde me toch wel wat zorgen…’ ‘Dat heeft iedereen die net op Maan woont, dat hoort erbij. Heeft u de informatie op het beeldscherm gelezen? Daar staat precies beschreven tegen wat voor problemen u als Aardebewoner allemaal aan gaat lopen, waarschijnlijk,’ zei Frank met een milde glimlach en hij voelde een hatelijk welbehagen omdat die Aardebewoner nog een hoop te leren had en ook nog een hoop zou moeten ondergaan. ‘Ja, ja, de welkomsttekst, eh, ja ik had er even de tijd niet voor, alles is zo nieuw,’ zei de man met een paar vragende ogen in het dikke pafferige gezicht. ‘Ik zou het toch maar even doorlezen,’ zei Frank, en hij maakte aanstalten zijn weg te vervolgen. ‘Wacht even, wacht even,’ haastte de man te zeggen en vervolgde met: ‘Ik had zelf bedacht om wat zuurstof aan te schaffen. Wat extra, je hebt de twee flessen in de kast, dat is verplicht, maar ja, ik ben redelijk omvangrijk en zo, dus ik dacht: ik koop er nog een paar bij. Voor de zekerheid.’ Frank lachte beminnelijk en voelde vanbinnen een schateren van genot om onervarenheid van de man. ‘Nogmaals, leest u het nog eens door.’ 76
‘U zit toch in de politiek? Ik ben een mogelijke stemmer, weet u,’zei de man straatwijs. ‘Daar heeft u gelijk in, het punt is echter dat ik wat laat voor een afspraak ben,’ loog Frank. De man keek hulpeloos en maakte oogcontact. Frank besloot het iets in te gaan wrijven. ‘U moet wennen aan het Maanleven?’ ‘Inderdaad, kijk, wij komen van Aarde. Maar daar hadden we redelijk wat vrijheid, het was niet alles daar en we moesten deze beslissing gaan maken. Vroeger of later zouden we door natuur uit ons huis verdreven zijn. En het is hier prettig, dat zeker, maar ik heb die onrust waar ik aan moet wennen, tenminste, ik neem aan dat dit wennen is.’ Bij sommigen went het nooit, dacht Frank. De arme drommel, die is of snel weer terug op Aarde of die kom ik over een paar jaar als een wandelend lijk tegen. ‘De acceptatie die je moet maken is dat vandaag je laatste dag is. Dat gevoel moet je onderkennen. Zonder zuurstof overleeft niemand. We hebben de zaak goed onder controle, honderd procent zeker eigenlijk, maar toch: u weet hoe de mens in elkaar zit, hè?’ De man had glazigheid op de ogen staan. ‘Ja,’ hij probeerde wat te lachen, het kwam er niet helemaal lekker uit, ‘dat mensen gevoelsmatig iets dergelijks nooit echt kunnen vertrouwen.’ ‘Precies, en weet u wat de beste remedie is?’ ‘Nou?’ ‘Accepteren dat er geen dag na vandaag is. Dat je blij bent wanneer je wakker geworden bent omdat je nog een dag gekregen hebt en niet tijdens de slaap het leven gelaten hebt. Het is een lang en vretend proces. Maanleven vraagt volledige acceptatie van mensen. De onrust over het voortbestaan is wat van je af moet vallen.’ ‘Dat lukt me nooit.’ ‘De dood is waar je veel aan moet denken. Daar zit een toekomstbestaan in op Maan. In proberen te overleven niet, dat maakt gefrustreerd.’ En hij dacht erbij dat dit precies 77
is wat hij zelf probeerde. Overleven en macht naar zich toe trekken. ‘Waar u zich niet bewust van bent is dat u bent ingesteld op een toekomstig leven. Dat is wat naar het bewustzijn gaat komen, hoe langer u op Maan woont. Daar zijn acceptatieprocessen nodig waarbij u begeleiding kunt krijgen. Niet iedereen past zich makkelijk aan het nieuwe bestaan aan. En dan heb ik het nog niet eens gehad over het non-stop leven onder een dak en dat er geen verschil zit tussen nachten en middagen, bijvoorbeeld.’ ‘Ja, dat is anders, hè?’ ‘Leest u de introtekst “Leven op Maan” nog eens door,’ zei Frank, en hij legde een bemoedigende hand op de man zijn bovenarm en besloot te vertrekken, wetende dat hij nu niet tegengehouden zou worden. Hij wandelde verder en kreeg gedachten aan die praatgroep waar hij zelf aan deelgenomen had. De praatgroep: Onoverbrugbaar verschil met kinderen. Hij bleek niet de enige te zijn die daar last van had, die smachtte naar Aardse herkenning in zijn kinderen en met het gemis ervan eigenlijk niet kom omgaan. ‘Ik hoef niet mee, ik heb nergens last van,’ had Joan gezegd. Wat waar was, had hij moeten toegeven. ‘Doe het dan voor mij!’ had hij gezegd. ‘Lieverd, dit is iets wat je zelf moet doen,’ was haar antwoord geweest. Dus was hij alleen gegaan. In de zaal zaten allerlei bezorgde ouders, met hulpeloze blikken, waar Frank I meteen al een aversie tegen gehad had. En toen hij zich had moeten voorstellen, wist hij wel dat hij het niet wilde. ‘Hallo, ik ben Frank Sample I en ik kijk naar mijn kinderen alsof ze niet van mij zijn.’ Waarop de groep zangerig, plichtmatig en in koor had gezegd: ‘Welkom Frank.’ Wat voor Frank de druppel was geweest. Thuis had hij aangekondigd niet meer te gaan en Joan had, tot zijn ontsteltenis, de schouders opgehaald en gezegd: ‘Je moet het zelf maar weten.’ Hij bedoelde: had ze niet moeten proberen hem over te halen minimaal nog een keer te gaan? 78
Begin 2076 ontwikkelde een kentering in de media. Naar de emotionele status van de Maanbewoner moest serieus gekeken worden. Het ontheiligen en ontaarden van de ziel had een leegte veroorzaakt waar men van moest constateren dat deze niet automatisch vervuld zou gaan worden. Het menselijke overlevingsmechanisme moest geprikkeld worden, meenden zij die van menselijke studies hun werk hadden gemaakt. Het ontbrak aan emotie-identiteit. Men waarschuwde dat het een groot probleem in de toekomst zou kunnen gaan worden, vanwege het groter wordende verschil tussen Maangeborenen en die vanuit Aarde naar de planeet gekomen waren. Gekscherend werd de Aardegeborenegeneratie de ‘ga naar huis’-generatie genoemd. Die geen fluit van de Maancultuur begrepen had. Vooral het altijd maar bestuderen van ontwikkelingen, als een hoger ontwikkeld mens dat de lagere mens bestudeert, was zo verschrikkelijk niet ‘Maan’.
10.
2076 was het jaar waarin Joan met goede cijfers haar studie had afgerond. De kinderen waren dertien en tien jaar oud. Die kunnen nu wat meer losgelaten worden, ik bedoel dat ik mijn bezorgdheid wat kan laten varen, vond ze. Hun eigen weg gaan was ook voor mij best vroeg begonnen, constateerde ze wel eens. Op zes-, zevenjarige leeftijd was dat al begonnen, meende ze uit herinneringen op te maken. Ook had ze het daar wel eens met Frank over gehad. Die had een totaal andere perceptie gehad. Die leek zo afstandelijk dat ze nauwelijks kon geloven dat hij het gesprek serieus had genomen. Met zijn strakke, gelaten gezicht had hij voor hetzelfde geld ook met een klant of zakelijke partner kunnen praten. Zeker als je de onpersoonlijke toon erbij dacht. Een toon die door onbekenden als innemend werd geïnterpreteerd. Laat Frank 79
maar gaan, dacht ze. Misschien is het voor hem beter zo. Hij heeft zijn manier gevonden, wel lijkt hij meer en meer een vreemde in het gezin te worden. Ik heb tenminste nog goed contact met Joyce en Andy, niet dat afstandelijke waar Frank zich van bedient. Ze wist dat wanneer ze op Aarde hadden gewoond, zij zich grote zorgen had gemaakt over de hele gezinssituatie, en vond het ergens dus lekker omdat de situatie haar op Maan meer natuurlijkheid leek te geven. Als de situatie zo is, dan is die zoals ie is. De kinderen geven het zo aan en die lijken zich er uitstekend in te kunnen vinden. Het griploze op haar kinderen is waar ze aan had moeten wennen. Ze voelde zich prettig, straalde dat uit en vond haar huwelijk prima. Maar vooral haar sociale netwerk en activiteiten vergulden haar het meest. Overal waar ze kwam maakte ze heerlijke en prettige contacten, bij wie het gevoel compleet wederzijds was. Ze zochten elkaar op, hielden contact, met sommigen had ze het zelfs op dagelijkse leest. En niemand die zich er bezwaard bij voelde. Heerlijk. Ze werkte bij een kliniek voor geestzieke mensen. Ze werkten via de oude methode. Alles moest uit de persoon zelf komen, met medicatie werd het aangestuurd, en de persoon opende, en beide partijen hadden vervolgens het gelijk aan de zij omdat de behandeling zo fantastisch was. Een blij-blij gevoel. Iedereen blij. Joan ging er aanvankelijk in mee en kreeg na een periode wat bedenkingen. De behandeling kende weliswaar ook succesverhalen. Echter was haar constatering dat de blijheid, die patiënten in de eerste periode aan de buitenwereld toonden, een piek was, en nadien nooit meer terugkwam. Uiteindelijk werd het een variant, en in het ergste geval kon het gebeuren dat ze er zelfs minder dan het nulpunt van werden. Ze miste het constructieve in de behandeling. Ze besprak het met Frank. Frank at zijn avondeten. Andy zat op zijn kamer te studeren en Joyce was naar de muziekschool. ‘Vind het niet vreemd wat ik nu zeg.’ Frank keek haar bedaard aan. ‘Wat moet ik niet vreemd vinden?’ ‘Geef gewoon je mening, alsjeblieft.’ 80
‘Dat zal ik doen.’ ‘Als je in het ruimtevliegtuig zit, hè? En je komt in het gedeelte waar je gewichtsloos bent. Merk je dan niet iets aan jezelf?’ Hij gaf haar al zijn aandacht. Joan zag dat het hem geïnteresseerd had. Alsof zijn onbewustheid herkenning had gegeven en hij dat nog niet bewust was. ‘Ja, wel iets, maar hoe dan precies?’ ‘Kijk, als ik in dat ding zit, en we worden gewichtsloos, dan voelt het alsof ik met mijn geest wat loskom van mijn lichaam. Dat komt door de gewichtsloosheid. Mijn lichaam stuurt niet meer mijn geest. Want het lichaam heeft ook een beperkende kracht op de geest. De vorm van de geest wordt via zwaartekracht door het lichaam bepaald.’ ‘Dat voel ik ergens wel,’ zei Frank met getuite lippen en hij bewoog zijn hoofd bedachtzaam en langzaam ja knikkend. ‘Ga verder.’ ‘Wat ik altijd heb, en dit heb ik nog niet eerder zo gezien, is dat als ik de eerste stappen op Maan zet, of tijdens de vlucht al, of een week later, dat ik ineens herinneringen krijg aan bijvoorbeeld mijn pubertijd of anders, waardoor ik denk: hoe kan ik dat vergeten zijn?’ Frank leek herkenning te gaan vinden. ‘Jaaaa, ik moet zeggen…’ Hij verzonk in gedachten. En daar kwam hij weer. ‘Nu je het zegt, ja, dat heb ik wel eens gehad. Ik moest een keer denken aan mijn eerste baantje. Waar ik zo’n conflict met mijn baas had gehad. En dat ik me ineens realiseerde dat ik een lange tijd een soort schuldgevoel hierover gedragen heb omdat ik ergens ook de overtuiging had dat het aan mij zou kunnen liggen. Het was nog in de pubertijd, ik had niet zo’n sterk zelfvertrouwen.’ ‘Dat weet ik toch, Frank, maar dat is toch goed gekomen,’ zei ze beminnelijk en ze legde een hand op zijn onderarm. Frank keek naar haar en leek zijn gezicht iets te ontspannen. ‘Waar ik naartoe wil is dit: is de Maan niet uitstekend geschikt voor een soort reset-therapie? En daarmee bedoel ik: 81
een behandeling gebaseerd op gewichtsloosheid. Voor geestzieken, dementerenden, maar ik zat ook te denken aan Somatoforme stoornissen als een Conversiestoornis. Mensen met lichamelijke verschijnselen zoals bijvoorbeeld verlammingen, sommigen raken er zelfs van in een rolstoel, waar geen lichamelijke oorzaak voor te vinden is. Men verklaart het met dat het een neurose in de geest is geweest die geen uitweg heeft kunnen vinden en dit indirect doorgeeft aan het lichaam. Dat kan naar aanleiding van een gebeurtenis geweest zijn of anders. De geest heeft vervolgens niet de vorm gevonden om het uiting naar de buitenwereld te kunnen geven of een vertaling met betrekking tot de verwerking van de gebeurtenis. Het lichaam bepaalt de vorm van de geest. Ik denk dat dit indirect met vorming van de volwassen persoonlijkheid te maken heeft. De volwassen identiteit. En die is gemaakt op herinneringen. Het gewichtsloze maakt andere herinneringen los, letterlijk omdat het lichaam die herinneringen niet meer in het onderbewustzijn houdt, daardoor creëer je in jezelf een andere persoonlijkheid en ook door het gewichtsloze is de geest in staat een andere vorm in je hersenen aan te nemen. Met andere woorden: de resettherapie.’ Een stilte viel in de kamer. In de verste verte van het heelal schoot een verlichte ster voorbij. Frank zocht naar woorden. ‘Ik wist helemaal niet dat je daar zo mee bezig was?’ ‘Ik heb dat ook nog niet zo lang geleden zo bedacht. Het kwam naar me toe. Ik had er ook de overtuiging nog niet voor. Maar nu met werken in de kliniek kreeg mijn overtuiging toch gestalte.’ ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik behoorlijk onder de indruk ben,’ zei Frank met lichte verhoging, ‘ik denk dat je iets hebt waar mensen mee geholpen willen worden.’ Met verwachtingsvol gezicht zei Joan: ‘Ja? Denk je dat echt?’ ‘Hier moet je wat mee doen.’
82
‘Daar heb ik over nagedacht. Ik heb stiekem al wat plannen bedacht. Over de vorm van de therapie en voor hoeveel personen. Ik heb zelfs een pandje op het oog.’ ‘Een pandje?’ ‘Voor Joans Reset Therapy Center.’ Frank keek alsof hij het in Keulen hoorde donderen. ‘Ik heb er de papieren voor en inmiddels de benodigde ervaring,’ vulde Joan snel aan. ‘Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen…’ hakkelde Frank. ‘O ja, dit is het belangrijkste. Er komt een kamer waarin de patiënten gewichtsloos zijn. Ik wilde hen elke dag een halfuur gewichtsloos laten zijn en erna groepstherapie en ervaringen en nieuwe herinneringen met elkaar laten delen.’ ‘Ik vind het goed klinken.’ ‘Ja, hè?’ zei ze enthousiast. ‘Ik wil een kleine kliniek, voor acht patiënten, met een gewichtsloze kamer en een therapieruimte voor creatieve zaken en zo. De mensen moeten onbevangen creëren, daar komen nieuwe herinneringen het beste tot hun recht. Dan neemt de geest een definitieve andere vorm aan. Dat is bewust eigenlijk niet aan te sturen. Dat moet je je laten gebeuren. En ze krijgen vrijheden om zich in de stad te kunnen vermaken.’ ‘Het lijkt erop dat het zowat al geregeld is!’ ‘Daar heb ik echter wel wat aanvangcredits voor nodig.’ ‘Dat krijg je van mij. Dat weet je: mijn geld is ons geld.’ ‘Ik betaal het je terug zo snel ik kan,’ zei ze, en ze besefte dat de liefde voor haar man definitief aan de goede kant gevallen was. Ik hou van hem zoals hij is, dacht ze. Ze had een uitstekend geschikt pand uitgezocht. In het rustige gedeelte net achter het restaurant, café en winkelgedeelte. Joan had bedacht dat ze wel in de buurt van het leven moesten zitten. Een beetje in het centrum. Ze moeten zich ook kunnen vermaken, verguldde ze haar gedachte met een glimlach. De gewichtsloze kamer was behangen met zacht, dik behang, en een zijde was geheel 83
raam, waarachter de therapeuten hun constateringen konden vaststellen. Het woon-slaapgedeelte kende twee keer vier bedden, in totaal acht kleine kamers. Aan de ene kant was het gedeelte voor de vrouwen en de mannen zaten aan de andere kant van de leefruimte. De vrouwenafdeling kon worden afgesloten. Met zijn allen maakten ze het eten klaar. Een nachtzuster was ’s avonds en ’s nachts aanwezig. Een huishoudster zorgde voor het schoonmaken en de boodschappen. En er was een dagploeg. Een voorwaarde om behandeld te worden was dat ze hun stoornis, geestziekte, of in welke vorm dan ook, erkend hadden. ‘Want anders zullen ze niet te behandelen zijn,’ had Joan tegen Frank gezegd. Hij had het een mooie kliniek gevonden. ‘Het maagdelijk wit maakt het echt intrigerend, Joan,’ had hij haar vermeld en hij was even erna de gewichtsloosheid gaan opzoeken. Alhoewel het hem aan het lachen had gemaakt, zo vreemd het op hem was overgekomen, had hij toch erna gesteld dat het niks voor hem was. ‘Je moet het wel zelf willen,’ zei ze, ‘als je het niet wilt, dan heeft het ook geen zin.’ ‘Zo is het precies,’ was Franks reactie. De opening was plechtig, mensen konden even gewichtsloos zijn, het idee van de therapie sloeg aan. Iedereen kende wel iemand op Aarde die er uitstekend voor in aanmerking zou kunnen komen. Of iemand met een familielid met geestelijke problemen waar geen verbeterende toekomst van te verwachten was. Het nieuwsprogramma van Moonchannel One bezocht de opening met een camera en weidde er een item aan. Zowel op Aarde als op Maan kwam Joan in beeld en legde ze haar zelf uitgedachte reset-therapie uit. ‘Joan Sample-Berry opent kliniek voor zelf bedachte reset-therapie,’ leidde de voice-over het nieuwsitem in. Inschrijvingen kwamen, Joan had personeel aangenomen en die maandagochtend leidde ze zelf de eerste groep van acht. Vier mannen en vier vrouwen. Veel depressief, één psychotisch en een demente vrouw. Een groep die over een periode van een maand naar elkaar toe moest kunnen groeien, constateerde Joan met een gelukkige lach. ‘Goedemorgen allemaal.’ 84
Hier en daar werd goedemorgen gemompeld. Een ontvankelijk kijkende jongeman zei hard goedemorgen en maakte strak oogcontact met Joan. ‘Fijn dat jullie er allemaal zijn. We gaan zo direct beginnen met een halfuurtje gewichtsloos zijn. Voor iedereen wordt dit de tweede keer dat jullie gewichtsloos zijn. Elke dag beginnen we met een halfuur in de kamer. Jullie kunnen praten met elkaar, al zwevende, en ook is het mogelijk om via de intercom contact met de therapeuten achter het raam te hebben.’ Je kunt er wel van uitgaan dat Joan moeite moest doen om niet extatisch te worden. Hier had ze jaren van gedroomd. Eindelijk haar eigen werk en zoals ze het zelf graag zag en ook niet onbelangrijk: de kredieten van de resultaten van de behandelingen, waarvan ze niet aan het succes twijfelde, zouden geheel op haar volledige naam komen te staan. ‘Morgenavond neem ik jullie mee naar de film ergens in het centrum. Dan gaan we eerst lekker op een terrasje eten en erna naar de bioscoop.’ Zowat niemand reageerde, Joan keek de kring rond en de jongeman keek haar strak aan en zei: ‘Leuk, echt leuk!’ ‘Even de spelregels. Het zijn er niet veel. Iedereen slaapt hier en is uiterlijk elf uur ’s avonds binnen. ’s Ochtends therapie, eerst gewichtsloos, dan gesprekstherapie, gevolgd door creatieve, samen lunchen en ’s middags vrij. ’s Avonds samen eten, ben je verhinderd, graag vierentwintig uur van tevoren aangeven. We werken met twee geheugens. Het korteen langetermijngeheugen.’ ‘Dat ken ik,’ zei dezelfde jongeman. Kort bruin haar, wit gezicht met sproeten, tegen de dertig jaar, dacht Joan. Ze probeerde in gedachten zijn inschrijving voor ogen te krijgen zodat ze zijn geboortejaar ingevuld kon zien. ‘Ik heb problemen met mijn kortetermijngeheugen. Als je me vraagt: wat heb je gisteren gegeten, dan moet ik lang nadenken. Mag ik blij zijn als ik het me nog herinner. En dan dingen van tien jaar geleden of vijf, whatever, staan ineens helder in mijn geheugen gegrift alsof het gisteren gebeurd is.’ 85
‘Dat is precies waar we naartoe gaan,’ zei Joan snel toen ze gemerkt had dat anderen wilden invallen met: ja, dat ken ik ook, inderdaad. ‘Wat we gaan doen is als volgt. In de gesprekken erna gaan we kijken hoe we het langetermijngeheugen met andere herinneringen kunnen laten doorkomen. Onze ervaring is dat belangrijke zaken ineens bovenkomen en de persoon een heel andere kijk op zijn persoonlijkheid en identiteit gaat geven. Dingen die men niet meer herinnerde. Het lichaam bepaalt namelijk niet meer hoe men geestelijk in elkaar zit.’ Ze stond op en liet het op het scherm zien. De acht personen zagen drie cirkels. ‘De middelste cirkel is zoals je nu bent: geestelijk ziek, problemen, je voelt je vaak ingesloten.’ De jongeman had de hand in de lucht. ‘Dat ingesloten, daar wilde ik iets over zeggen, eh…’ ‘Als je me even laat uitpraten, dan krijg jij zo alle tijd om je gedachten met ons te delen. Ik vind het zeer goed dat je dat wilt doen.’ De jongen zweeg en bekeek triomfantelijk iedereen van de groep een voor een. ‘We doen kortetermijngeheugentestjes, zoals drie woorden moeten onthouden, dan de gewichtsloze kamer in en na een halfuur vragen we je of je ze nog weet. Dan prikkelen we het geheugen en dat maakt in het langetermijngeheugen die andere herinneringen bewust van emotie. Stel je moet vaak denken aan een gebeurtenis van jaren geleden. We vragen je te denken aan jouw verjaardag in dat jaar. Wat je daar nog van weet, hoe Kerstmis was geweest, een vakantie in die periode. Je kunt dan aan hersenscans zien dat jouw bewuste geest zich lijkt te verbreden. Activiteiten in de hersenen vertonen een bredere zielslijn. Dat geeft mogelijkheden om meer zicht op jouw eigen problematiek te hebben en jouw klachten beter te kunnen dragen. De cirkels werken als volgt. Nu zie je drie afzonderlijke cirkels. De eerste staat voor de gewichtsloosheid. De tweede voor de groepsgesprektherapie erna en de derde voor de creatieve. In de groep bespreken we hoe het geweest is, wat je dacht, of er nog andere dingen zijn die ineens in je bovenkomen, en tijdens de creatieve, zoals 86
kleien en schilderen en muziek maken, ben je onbevangen bezig en geef je jouw nieuwe identiteit vorm en bestaansrecht. De bedoeling is dat de drie cirkels steeds dichter op elkaar gaan staan en dan elkaar gaan overlappen. Je krijgt verder twee privégesprekken per week en na een maand ga je terug naar Aarde. Het gaat om een reset, en dus een bijsturing, en dat zal niet met een maand gedaan kunnen zijn. Een tweede behandeling, zeg over een maand of tien, is voor de helft van de prijs. Uiteindelijk zal het jou definitief gaan veranderen.’ Na een week was duidelijk dat de therapie werkte. Na de eerste keer gewichtsloos – Joan had ze zien zweven met een grote lach op het gezicht – hadden ze een nagesprek gehad waar alle deelnemers extatisch waren. Resultaten waren verbluffend. Iedere deelnemer voelde zich meer bevrijd, gelukkiger, en leek meer in balans. Patiënten reageerden met een lach die zei: het was voorspeld en het klopt! En ze zeiden: ‘Hoe kan ik dat vergeten zijn!’ En: ‘Ik voel me zo juist, alsof ik nu wel mijn weg naar de toekomst kan bewandelen, terwijl dit voorheen altijd als een blokkade heeft gevoeld.’ Of: ‘Ik heb me in jaren niet zo ontspannen en goed gevoeld!’ Het gewichtsloos zijn werkte verslavend. Niemand die door de wekker heen sliep. De jongeman hervond zichzelf en zijn gezicht ontspande. Dementie kende verbetering, en verbetering was bij dementie het hoogst haalbare. Eigenlijk waren het mensen die met een verkeerd geaard gevoel in hun omgeving op Aarde rondliepen. De therapie op Maan was als het neutraliseren van aan dit op Aarde nauwelijks te ontsnappen verkeerd gestroomlijnd identiteitsgevoel, dat daardoor de geestziekte veroorzaakt had kunnen hebben. In combinatie met een lichaam dat hersteld moest worden kwamen ze voor behandelingen naar Maan. Hier voelden ze alles in de geest andersom gestroomd, alsof ze thuiskwamen. Men ging in therapie, werkte aan genezing, besprak de emotionele problemen en reisde opgekikkerd weer terug. Een intens gevoel van rust overviel hen. Na anderhalve maand was Joan voor de komende elf maanden helemaal volgeboekt. Ze begon te denken aan uitbreiding. Ze had haar weg gevonden. Groepen vonden 87
elkaar in saamhorigheid en er ontstonden goede banden, die op Aarde gecontinueerd werden. Joan vond het heerlijk. Ze voelde zich compleet. Frank moest in het publieke leven vaak zeggen hoe trots hij wel niet op Joan was. Na de opmerking: ‘Je zult zeker wel enorm trots op je vrouw zijn?!’ En een maand voor de verhuizing naar de kliniek, geschikt voor vijfendertig patiënten, liep de man binnen die haar naam groot ging maken. Een man van achtendertig jaar oud, een meter drieënnegentig, Russisch, en hij woog achtenveertig kilo. Het lichaam had alles wat hij at terstond uitgekotst. Bijna twee jaar geleden was het begonnen. Men vermoedde anorexia nervosa. De man zelf beweerde dat hij het niet expres deed. Er werd aan getwijfeld omdat er geen lichamelijke oorzaak voor te vinden was. Hij had ziekenhuizen bezocht en was in psychiatrische ziekenhuizen opgenomen geweest. Eigenlijk was hij opgegeven. Alle licht leek uit de ogen van Sergei verdwenen te zijn. Joan probeerde met hem te praten. Hij toonde zich willoos en gaf op elke vraag een zwaktebod antwoord. Ook na vijf dagen gewichtsloos geweest te zijn, vertoonde hij geen verandering. Men hield goed in de gaten dat hij vanaf het wakker worden niets at en nuchter was voordat hij de gewichtsloosheid aanging. Het idee kots te zien zweven stond niemand aan. Na een week sprak hij, tot iedereen zijn verbazing. Zijn eerste woorden tijdens groepstherapie. ‘Weet je wat ik eigenlijk al die jaren gedaan heb?’ Zonder op een vragend ‘nou’ te wachten vervolgde hij met: ‘Ik heb altijd mijn vermeende identiteit hooggehouden, of vastgehouden omdat ik er stellig van overtuigd was dat er achter mijn aanwezigheid in het hier en nu niets anders meer zou zijn. Maar er was helemaal geen identiteit of persoonlijkheid hoog te houden. Dat was het. En dan was ik ervan overtuigd dat er volledige leegte achter zat. Alsof ik tegen een muur aan stond en niet verder terug kon. Ik zie dat ineens totaal anders. Het is helemaal geen muur. Het is een blokkade naar mijn verleden. Er zit transparantie achter.’ 88
De hele groep was met stomheid geslagen. Joan voelde gelukkige warmte door haar lichaam gaan. In de afgelopen jaren had hij nog niet een keer zichzelf zo laten horen. ‘Dat lijkt mij een mooi begin, niet?’ zei Joan. Sergei sloeg de ogen neer. ‘Ja, dat denk ik dan ergens ook. Toch is het voor mij geen zekerheid.’ Hij stond op, nam een kop koffie en zei alvast naar schildertherapie te gaan. Joan ontving alle patiënten een keer per week in haar kantoortje. Allebei aan een kant van een bureau, koffie erbij, en vertellen wat je vertellen wilt. ‘Ook de dingen die niet realistisch zijn, kun je gewoon zeggen. Als ze voor jou de waarheid zijn, dan is het goed en gaan we daar niet moeilijk over doen. Ik mag wel zeggen wat ik ervan vind, maar zal het nooit veroordelen.’ Joan had haar spelregels voor zowel de groep als privétherapie uitgelegd. ‘En niemand wordt hier uitgelachen,’ had ze een keer met een serieus gezicht aan de groep toegevoegd. Ze moest er weer aan denken toen ze de sterk vermagerde Sergei beschouwde. Zijn benen waren smal als armen en lang, en Joan had het idee dat ze niet van een mens konden zijn. Schuw keek hij vanonder zijn wimpers vandaan. Ze maakte oogcontact en hij sloeg de ogen weg of neer. De botten in zijn gezicht staken uit en als hij lachte en zijn tanden ontblootte leek het als een doodskop die toch bleek te leven. ‘Ik heb van de dagleiding gehoord dat je weer eet en dat het ook binnenblijft, hè?’ ‘Vanochtend moest ik weer overgeven.’ ‘O, dat wist ik niet, maar gisteren bleef het binnen, toch?’ Schouderophalend gaf hij toe. ‘Ja, zou leuk zijn als dat zou blijven. Maar vanochtend voelde ik me weer zwaar beroerd.’ ‘Was dat voor de gewichtsloosheidtherapie?’ ‘Ja, ervoor, inderdaad.’ ‘En hoe ging de therapie?’ Sergei ging recht zitten, alsof hem iets te binnen schoot. 89
‘Dat ging wel goed, dat klopt wel. Ik kreeg toen ik gewichtsloos was goede trek. Ik had ineens een visioen en zag mijn maag in bloed. Mijn maag voelde ineens als doorbloed aan. Dat was het, heel vreemd.’ ‘Ik zou zeggen een positief signaal.’ ‘Nu weet ik weer wat ik wilde vertellen. Ik moest gisteren ineens heel sterk denken aan een situatie die ik in de bibliotheek had meegemaakt. Heel lang geleden, echt jaren geleden. Ik zat daar en hoorde ineens een kind van een jaar of drie, vier huilen waarbij ik hoorde dat het niet gewoon was. Dierlijk. Ik zat koffie te drinken en mijn krant te lezen. Geschrokken stond ik op. Het geluid was hartverscheurend. En denk niet: de arme jongen voelt het als te dramatisch aan. Nee, nee,’ zei hij, en hij liet een gestrekte wijsvinger omhooggestoken heen en weer gaan. ‘Het was echt anders.’ ‘Ik geloof je wel, hoor.’ ‘En ik zocht het op. Een kleuter zat voor de liften op de grond. Ze schreeuwde als iemand die pijn heeft dat over grenzen van het menselijke gaat. Het klonk mensonterend. Het verscheurde me. Een moeder stond erbij en praatte tegen mensen, die er ook verschrikt naar keken, de receptionist, bezoekers et cetera, omdat het kind niet naar de kinderafdeling mocht en daarom teleurgesteld was. Ze was echt overdreven bezig een verklaring te geven voor het gehuil. Ze wees naar het kind alsof het iets vies was. Het kind volgde de moeder en keek dan naar met wie de moeder praatte. Je wist gewoon dat er iets niet klopte. Maar je denkt: ik zal wel weer overdrijven en aan kindermishandeling denken of zo. Dus ik ging naar het toilet. Ik kwam naar buiten en zag de moeder en het kind bij de kapstokken staan, en nog net zag ik de moeder met haar nagels van haar duim en wijsvinger keihard in de bil van het kind knijpen. Het meisje liep schreeuwend weg en kwam toen toch weer terug naar de moeder. Ik dacht nog: zo’n schepsel weet ergens dat ze totaal afhankelijk is. Ik vond het zo verschrikkelijk vals en gemeen. Een klein kind op een sadistische manier de afhankelijkheid laten tonen. In gedachten zag ik allerlei blauwe plekken op haar lichaam. Gisterenavond lag ik in mijn bed en het gehuil kwam ineens 90
weer in mijn gehoor en ik voelde me net zo machteloos als toen.’ ‘Verschrikkelijk.’ ‘Ja, ik kon er niet eens echte emotie om hebben, het enige wat ik had was geschokt zijn. Vreemd op zich, want ik vond het verschrikkelijk, maar toch niet iets om ziek van te worden. Ik bedoel dat als je een antwoord of zoiets probeert te vinden. Voor mijn situatie en zo.’ ‘Herinneringen die doorkomen laten zich niet ééntwee-drie verklaren. Dat kan in lagen komen. In jouw geval, je bent natuurlijk niet de minste patiënt die bij ons binnengewandeld is. Het mag sowieso al een wonder genoemd worden dat er dingen uit komen bij je.’ ‘Is iets waar ik mezelf ook over verbaasd heb. Mijn verleden voelde altijd als volledig dichtgegooid.’ ‘Dat is waar de therapie voor bedoeld is, hè? Om zo te kunnen veranderen. In herinneringen zitten emoties. Die emoties zijn in het onderbewustzijn. Door het bewust worden van andere herinneringen komen emoties van het onderbewustzijn naar het bewuste. Ze brengen zo het bewustzijn in een betere balans.’ ‘Ik denk wel dat het werkt.’ ‘Juich nog maar niet te vroeg, laten we rustig aan doorgaan en anders moet je misschien maar wat langer blijven.’ ‘Kan dat?’ ‘In principe niet, maar jouw situatie was zo ernstig dat het als een uitzondering gezien kan worden.’ Bij groepstherapie een paar dagen later keek Joan de groep rond en meende te zien dat Sergei aangekomen was en dat hij gezonder oogde. Iemand die door alles en iedereen was opgegeven. Stiekem moest ze toegeven dat ze in eerste instantie vooral blij voor hem was, maar ook wist dat het haar een goede naam zou gaan geven. ‘Sergei, jij hebt tijd gevraagd om jezelf wat meer te verduidelijken.’ ‘Klopt, inderdaad,’ zei Sergei, en hij ging met gerechte rug zitten. Hij vertelde over zijn herinnering. De groep 91
luisterde. ‘Maar dat is nog niet alles. Het leek wel alsof er iets losgetrokken was waarachter een aantal herinneringen kwam. Ik was eens op een kermis en zag hoe een vader door een bodybuilder-achtige man, een echte vechtersbaas, volledig in elkaar geslagen werd waar zijn vrouw en kinderen bij waren. De moeder stond er machteloos bij en hield aan elke hand een kind. Haar lichaam schokte. De vader ging knock-out. Het was verschrikkelijk, de vechtersbaas liep samen met een vriend weg alsof ze iets gewonnen hadden.’ De groep reageerde met begripvolle blikken en hier en daar met opmerkingen als: ‘Wat verschrikkelijk.’ ‘Mijn gevoel bij deze situatie leek wel verstopt te zijn in mijn onderbewustzijn. En vanuit daar wist ik ineens waar het bij mij aan gelegen heeft. Ik heb al die tijd serieus geleefd alsof het niet gebeurd was. Heel vreemd dat de geest iets dergelijks kan wegdrukken. Ik ben namelijk ooit eens getuige geweest van hoe iemand doodgeslagen werd. Het was in een zijstraat van een winkelstraat. Uit een kroeg kwamen vijftien jongeren naar buiten stormen, instinctief ging ik achter een auto staan, alsof ik wist dat ik me moest verbergen voor ze. Een jongen van iets in de twintig liep daar ook, ze stormden op hem af. De blik van de jongen zal ik nu nooit meer vergeten. Hij keek zo beminnelijk glimlachend toen ze hem naderden, zo van: de wereld zal toch niet echt slecht zijn, hè? Ze sloegen hem tegen de grond en gingen om hem heen staan en bleven bijna een halfuur op hem intrappen. Ik kon nergens naartoe. Het gebeurde op nog geen tien meter van mij vandaan. Van schrik was ik onder de auto gaan liggen. Ik heb het gevolgd. Hij was allang buiten bewustzijn toen ze nog minstens twintig minuten doorgingen. Met beide voeten op zijn hoofd dansen. Het was een ongelooflijk drama. Hij moest door middel van zijn gebit geïdentificeerd worden. Er was niets herkenbaars van zijn gezicht over. Dat is wat ik heb weggedrukt tezamen met mijn emoties ervan.’ Iedereen keek met verschrikte ogen. ‘Ja, dat is even andere koek,’ zei Sergei. ‘Wat zegt het je?’ vroeg Joan. 92
Sergei keek haar even kort aan en vervolgde. ‘Dat is het vreemde. Het lijkt wel of in die herinneringen van geweld zelfliefde zit.’ ‘Dat zou goed kunnen. Heb je het nu een andere plaats kunnen geven?’ ‘Dat zeker. Het is meer aan de oppervlakte.’ ‘De therapie is een reset, maar dat kan ook zijn dat gebeurtenissen losschieten en van het langetermijn- naar het kortetermijngeheugen gaan. Als een stekker die uit het langetermijngeheugen losgetrokken wordt en weer ingeplugd in het bewuste. Er is geen lichaam en er zijn enkel gedachten. Het onderbewustzijn wordt losgemaakt en creëert herinneringen. In die herinneringen zitten emoties. Emoties zijn per definitie bewust en dat betekent vervolgens dat het bewustzijn, met de nieuwe emoties, beter in balans gebracht wordt.’ ‘Dat voel ik wel. Gisteren voelt ook niet meer aan als iets mistigs waarover ik moet nadenken, over wat er allemaal gebeurd is. Gisteren voelt veel zekerder aan. Het heeft een rustig gevoel in mijn hoofd, de dag van gisteren.’ ‘Dat is uitstekend, dat is precies zoals de behandeling bedoeld is.’ ‘Ik denk dat het werkt,’ zei Sergei, en hij keek op, glimlachte bedeesd en maakte oogcontact met Joan. Hij kwam tot bewustzijn over iets, het moment had hem verbijsterd. Waarschijnlijk over zijn eigen reactie, dacht Joan. Nog niet een keer had hij haar of anderen zo aangekeken. Sergei knapte op. Het eten bleef binnen. Zijn trek kwam terug. Hij at niet meer met de angstgedachte dat het op overgeven zou uitdraaien. Eten kreeg een normaal gevoel. Kilo’s kwamen erbij. In de laatste paar weken had hij last van irritaties. Hij ergerde zich aan kleine dingen. Moest zelfs een keer toegesproken worden. Het inzicht dat het niet de persoon was die hem ergerde, dat die persoon dat bewust deed met kleine handelingen, iets simpels als het laatste glas frisdrank nemen, maar dat het in Sergei zelf zat. De herkenning maakt de irritatie. Je identificeert je met iemand en verwacht ander gedrag van de persoon en voelt diens gedrag alsof die persoon 93
jou bewust irriteert. Het zit in jezelf. Toen Sergei dat had begrepen was het weggevallen en werd hij een beminnelijk persoon. Als goede vrienden gingen ze uit elkaar. Het verhaal Sergei had zichzelf verkocht. Media waren erop gedoken. Joan was de grondlegger van de therapie. Concurrenten openden vergelijkbare klinieken. Joan had er weinig moeite mee, in haar bewustzijn wist ze dat zowel Maan en Aarde maar aan één naam bij reset-therapie denken. En dat is de mijne, dacht ze. In die tijd voelde ze zich af en toe meer manager dan therapeut. Frank ontwikkelde zich in het bestuurlijke wezen van Maan en begon met het op de agenda zetten van het belang van bewapening. Dat Maan zijn eigen zekerheid moest maken door wapens te maken die in staat waren Aarde te kunnen vernietigen. Zodat Aarde geen keus had dan goederen te leveren en er zelf ook gebaat bij was om Maanleven in stand te houden. Het ruilmiddel was zonne-energie, dat geruild werd met Aarde, dat door de Maan betaalbaar geleverd kon worden. In 2082 werden alle plannen om de Maanbevolking uit te breiden goedgekeurd. Men begon in rap tempo veel bij te bouwen. Groepsmassa werd cultuurbepalend. Dit bracht nieuwe complicaties met zich mee. Andere gevoelswetten tussen personen onderling, harder, onpersoonlijker, maar ook het verschil tussen Maan- en Aardegeborenen op Maan begon een fysiek karakter te krijgen. Het geestelijke verschil tussen beide werelden begon door het grote aantal bewoners op Maan een vertaling naar het lichaam te krijgen. Identiteit wordt groter en sterker naarmate de groep waartoe je behoort groter is en naarmate mensen dichter op elkaar wonen. Kleine groepsvirusjes staken de kop op, eigenlijk meer bij de verouderende generatie, het lichaam van de Aardgeborene op Maan werd zwakker waar daarentegen de Maangeborenen zich steeds sterker evolueerden en krachtige overtuiging in hun bestaan toonbaar maakten. Natuurwetten van de grote groepen. Maangeborenen voelden van zichzelf dat ze een 94
verbeterde versie van zichzelf op de Maan zouden gaan neerzetten. Een infectie ontstond bij een flink aantal Aardgeborenen, niet opgemerkt door de breastbyte, die versnellend de Aardgeboren mens beschadigde. Een snel sterven volgde. Een infectie vanuit een natuurlijke drang te moeten sterven ontstond bij sommigen. Ouderen werden geadviseerd om wat dagelijkse gezondheidspillen te nemen, uit voorzorg. Frank werd rijker en populairder zodat het hem een plaats in de Maanraad bezorgde. Joan werd ziek, in eerste instantie genas ze, echter had hij in haar ogen al gezien dat ze wist dat ze het niet ging overwinnen. In 2084 overleed ze en Frank was kapot en groeide vervolgens naar besluitvaardigheid dat er iets drastisch moest gebeuren waarna in 2087 hem de mogelijkheid geboden werd met de komst van de zesde dimensie. Een kans om zijn opgroeiende kinderen iets mee te geven waar ze een ziel in konden leggen en waardoor Aardgeborenen en Maangeborenen op Maan uiteindelijk in goede harmonie naar elkaar toe zouden kunnen groeien. Een mogelijkheid om uit het niets iets te kunnen ontwikkelen. Iets met strijd en competitiegevoel. Een emotionele voeding met tegenstand en wrijving, dat is wat de Maancultuur miste, wist Frank I zeker. En we komen weer uit in het jaar 2087. Waar Frank net zijn gesprek met Stephen Lamière had gehad en hij bij een muziekuitvoering was geweest en met fantasieën over de oertijd op Aarde rondliep. Terwijl professor Robert Schellmeister zich al ergens op Maan moest bevinden en Cole en Laeta die richting op zouden gaan.
95
11.
2087 Na het gesprek met Lamière van de SSS vertrok Frank I en begon bij het verlaten van het gebouw te mijmeren. Mijmeren over het grote offer dat mensheid zou gaan maken om een toekomst te kunnen hebben. Is dit niet precies wat het verschil maakt tussen echte grote leiders en degenen die grote beslissingen niet hebben durven maken? Is het niet gewoon menselijk om voor deze oplossing te kiezen? Zo wordt geschiedenis gemaakt. Frank overdacht het nog eens. Het zullen na de storm roerige tijden worden, ik moet zorgen dat we daarop voorbereid zijn, dacht hij. Meteen na de ramp moeten we onschuld kunnen aantonen en vrij snel, zo direct na de rouwverwerking, duidelijk gaan maken dat er een toekomst gloort met toekomstperspectief. Ik weet gewoon zeker dat de mensen niet beseffen dat ze precies dat missen. Dat het idee voor hen een oneindige toekomst te hebben, zoals ik dat vroeger kende, bij hen de geest zal openmaken. Dat ze zich verfrist gaan voelen en geïnspireerd mee zullen gaan in de nieuwe wereld die ik ze ga voorschotelen, bedacht Frank, en dacht er nog eens over na en een zelfverzekerdheid bracht definitie aan de gedachte. De twijfel verdween en hij voelde zich tevreden. En ik word een legende, iemand die de mensheid gered heeft, dacht hij glimlachend. Chantal had gewerkt in de organisatie van het Maanbestuur. Vierentwintig jaar was ze toen hij haar de hand had geschud. Een primaire lust had zich van hem meester gemaakt. Die door haar vrij snel opgemerkt was, en nymfomaanachtig had ze erop ingespeeld. Ze verleidde hem op een rustgevend neurotisch gevoel, die voor hem zo gekoesterd en als echt had aangevoeld dat niets hem meer had kunnen schelen. Het had hem alles laten vergeten. Haar tandpastaglimlach had als zo heerlijk aanwezig gevoeld. Haar ontvankelijke ranke en prachtige lichaam was een lust om naar 96
te kijken. Het lichtbruine lange haar, ze was niet sexy maar erotisch. Een erotische uitstraling dat maakte dat je met haar wilde praten en als je met haar in gesprek kwam dat er een ondefinieerbare en onweerstaanbare drang ontstond haar te pakken te nemen. En ze vond het leuk, ze giechelde, maar ontvankelijk. Niet afstandelijk of zo. Schaamteloos had hij zijn avances gemaakt. Geen seconde dacht hij wat iedereen ervan zou vinden. Dat kwam later. Maar ook zij had geen enkel bezwaar gehad tegen zijn ouder zijn. Heel opmerkelijk had hij dat gevonden. Na drie maanden woonden ze samen. En nu hij met haar bijna een jaar samenwoonde moest hij toegeven dat het goed gegaan was. Aanvankelijk had hij zijn scepsis gehad, ervan uitgaande dat samenwonen zou aantonen dat ze niet geschikt voor elkaar waren. Het bleek wel het geval te zijn. Waarschijnlijk wordt mijn denksysteem nog te veel aangestuurd door Aards verleden, dacht hij cynisch, met een moralistisch normbesef. Want de eerste paar keer dat hij naar buiten toe officieel haar vriend was, naar recepties, etentjes, maar ook samen in een winkel staan, was hij flink paranoïde geweest dat bijvoorbeeld een kelner of een winkelmedewerker iets zou zeggen als: ‘En wat vindt uw vader ervan?’ Of: ‘Is uw dochter het daar ook mee eens?’ En jawel, hij had heel makkelijk kunnen bedenken dat dit soort opmerkingen niet gemaakt worden. Dat het weinig professioneel van personeel zou zijn. Maar toch: je probeerde voorbereid te zijn op die dombo die wel die opmerking maakte en dan pas erover nadacht. Als een variant op ‘gefeliciteerd!’ naar een volslanke vrouw die niet zwanger blijkt te zijn. Op Maan was het anders. Men keek niet oordelend naar groot leeftijdsverschil. Een gezamenlijke weg voor iedere Maanbewoner moet mogelijk zijn om aan te maken, dacht Frank, terwijl hij het openbaar vervoer opzocht. Een weg naar de toekomst waar alle generaties met elkaar op kunnen leven en gaan. Een wereld die ook creativiteit aanmaakt. Na de razernijstorm zou er een rouwperiode zijn en vervolgens ga ik de zaken naar mijn hand zetten, dacht hij. Hij 97
begon te fantaseren over de overlevingsinstincten die Neanderthalers in de wilde natuur hadden gehad. Via klonen zou het mogelijk moeten zijn een reproductie ervan op de schoongeveegde Aarde neer te zetten. En dan op Maan op het beeldscherm kunnen zien hoe ze zich ontwikkelen. Frank kreeg een rilling van genot over zijn lichaam. De grootsheid van zijn fantasie, dat hij het in zich had. Ergens heb ik dat altijd al van mezelf geweten, dacht hij. Een trots gevoel groeide in zijn bewustzijn en hij gnuifde en erkende dat geld en macht dit niet in hem konden laten opkomen. Dan kun je de wereld opnieuw indelen en elk gebied aan een groep op Maan toebedelen. Of iemand was rijk genoeg om in zijn eentje een stuk land op Aarde te kopen. Die gebieden, soms groot als een land zoals Duitsland, werden dan onder verantwoording gesteld. Bebossingen, verbouwen van land, dieren en mensen, alles kon vanaf Maan aangestuurd worden. Zo’n Neanderthaler die een kind baart, allemaal live op het beeldscherm van Maan. Sensationeel! Hoe wisten ze in die oertijd wat ze bij een bevalling moesten doen? Hij gniffelde om zijn vraaggedachte. Zo ludiek dat hij zichzelf vond. Legendarische tv-beelden moesten dat worden, wist hij zeker. Competitie met andere gebieden. Zelfs oorlogen konden ontstaan. Maanfamilies die hun spel en aardebezittingen van generatie op generatie doorgeven. Men kon dieren uit de oudheid neerzetten, mensen uit de Middeleeuwen bijvoorbeeld. Een ruimteschip die een duizend gekloonde homo sapiens op aarde dropte met de woorden: ‘Zoek het uit en succes ermee.’ Frank raakte weer verguld van zijn ingeving en over wat voor een positief effect het op de Maancultuur zou gaan hebben. Satellietcamera’s die op de millimeter objecten op Aarde konden filmen. Dagelijkse live-soaps op het beeldscherm. Men kon weddenschappen aangaan op wat er zou gaan gebeuren. Met een klein gedeelte grondgebied op Aarde bewoond en gecontroleerd door mensen van Maan. Waar Maanbewoners op Aarde konden landen. Een luxe omgeving in een primaire wereld. Waar excursies naartoe georganiseerd konden worden om hun eigen aangestuurde, evoluerende ontwikkelingen van hun Aardewereld met eigen 98
ogen te kunnen beschouwen. Het idee om op Aarde te landen en vervolgens op excursie dieren, die hij enkel van boeken kende, te kunnen bekijken en functioneerden in een wereld waar ook gekloonde mensen van die vervlogen tijd een plaats hadden. Wie overleefde wie en hoe deed men dat? Intrigerend! Een wereld op Aarde die daardoor bij Maanbewoners een meer uitgesproken en gedefinieerd identiteitsbewustzijn zou gaan aanmaken. Oorlog is altijd goed, herinnerde Frank zich de woorden van wijlen zijn vader.
12.
Met vermoeidheid op haar gezicht, tenminste, dat is zoals Laeta voelde dat ze eruitzag, verliet ze het ruimtevliegtuig en vervolgde op Maan haar weg. Met in gedachten de herinnering aan de reis probeerde ze haar balans te vinden. Ik vind het altijd zo vervelend als ik herkend word, dacht ze. Je zit vastgesnoerd en kunt geen kant uit. Het enige wat je kunt doen is het ondergaan en hopen dat het tonen van ontvankelijkheid het inzicht bij de anderen brengt dat ook zij gewoon van Aarde naar Maan reist. Een grote groep studenten joelend, en dan weer gewoon luidruchtig, had Laeta zien zitten. ‘Hé, daar heb je dat model!’ had er een, met gestrekte wijsvinger naar haar gericht, geroepen. En sindsdien waren de leuke studentenkreten van de jongvolwassen piktrekkers niet van de lucht geweest. Ze weten niet eens precies wie ik ben, dacht Laeta meewarig. Als je maar een bekend gezicht hebt, dan is het al goed. Hoe dat komt, doet er niet toe. Tijdens de overgang naar gewichtsloosheid waren de studenten, net als de rest van de passagiers, stil geweest. Hun groteskheid was voor even verdwenen geweest. Gaandeweg hadden ze hun geluid weer gevonden en het zwol aan toen ze uit de ramen keken en de verlichte Maanwereld zagen. 99
Laeta vroeg zich af wat ze moest doen. Ergens begreep ze Sanny’s zorgen, toch leek het haar niet direct onlogisch dat je gaat hamsteren wanneer een dergelijk gevaar zich aandient. Voor het geval dat. Voor iemand die graag controle had over haar eigen leven vond ze het idee afhankelijk te zijn van zuurstofvoorziening als onmogelijk te kunnen accepteren. Doemscenario’s had ze dan voor ogen met dat de zuurstofvoorziening plotseling was uitgevallen en iedereen snel een ruimtevliegtuig had te vinden. En ze wist dat er scenario’s van zuurstofvoorziening waren die uitval van het reguliere systeem zouden opvangen, zelfs als het opvangsysteem zou uitvallen was er een systeem dat het zou opvangen, alsmede zuurstofflessen in elk appartement. Toch stelde het haar niet gerust. De Maanmentaliteit met hun zorgeloosheid en acceptatie dat het vandaag voorbij kon gaan, irriteerde haar elke eerste minuten op Maan, en dan kwam er een bepaalde spanningsloze dadendrang in haar op. Alsof iemand die altijd al eens bont heeft willen dragen dan de stoute schoenen aantrekt en het aanschaft en zich niet druk maakt om wat een ander ervan denken kan. Paraderend en onbeschoft showend rondlopen in een bontjas tot aan de enkels, gemaakt van een beschermde diersoort. Een compleet gebrek aan moraliteitsbesef, die op Aarde wel bepalend was en haar ingetogen maakte, minder los, en waar ze makkelijk op Maan aan voorbij kon gaan. Een losbandigheid neigde de seconde dat ze de verlichte zwaartekracht voelde en het interne straatbeeld en de vervoersbanen, op een paar meter hoogte, en de lichten eromheen en door de meter dikke ramen het ruimtelijke uitzicht zag. In het begin nam je te grote stappen, veerde je jezelf te hard, en dat had iedereen die van Aarde kwam, zodat de eerste stappen van de groep altijd voor wat hilariteit zorgden bij de groepreizigers en nog een enkele keer bij omstanders. Een bevolking die inmiddels wel gewend was aan de rare stappen waarin te veel kracht lag en die neigden naar te ver doorschieten. Alsof het onderbeen met elastiek was en ineens naar voren schoot waar het lichaam in mee moest gaan. 100
Dan voelde het net alsof jouw bovenlichaam achter jouw benen aan ging. Laeta had het vaker meegemaakt en probeerde erop voorbereid te zijn. Wat nooit helemaal lukte. Eenmaal terug op Aarde voelde ze zich in het begin altijd een dikke trage trog. Dan begin ik te denken of ik mij in het afgelopen etmaal te buiten ben gegaan aan mezelf volproppen met eten, dacht ze dan. De eerste paar meters liep zij behoedzaam en met vertraagde pas en versnelde dan langzaam. Uit een ooghoek zag ze tot haar geruststelling dat de groep studenten de eerste beste kroeg binnenliep. Ze zag de brave ruggen een voor een door de deuropening verdwijnen. Eerst maar even naar het appartement waar een verbinding was die via een privésatelliet was gemaakt, zodat Sanny, paranoïde als hij was, vrij zijn gedachten met haar kon delen. Zo is de man zijn leven geworden, dacht ze. Een altijd overheersende paranoia en een gedrag van zelfbescherming van toekomstplannen en gedachten. Een ervoor zorgen dat een ander niet voor de muziek uit liep. Alles in het goede, ja hoor, dat wist ze wel, er zat geen kwaad in zijn denken. Het lijkt echter af en toe wel meer op achterdochtigheid dan op realisme. Ze grinnikte, je zult toch maar bezig moeten zijn zodat anderen niet de belangrijke informatie over jou in handen krijgen. Verwonderd stond ze stil. Daar heb je het weer, dacht ze. Altijd als ik op Maan mijn eerste stappen zet lijkt er wel wat bewustwording in mij te komen. Dan zie ik even sommige dingen helder. En die houden dan even stand, ik ben ineens bewust van de situatie, ze zetten een andere energiestroom in werking, en ik heb even later moeite het bewust geworden inzicht terug te halen, dacht ze. Met weemoedigheid bedacht ze dat Sanny een goede vader was en dat haar wrok definitief tot het verleden moest gaan behoren. Ze schoot in de lach om die onbeholpen kijkende man, die Sanny in die scheidingsperiode was. Ze miste hem. Het duurde een paar seconden. Ze herpakte haar doortastende gemoedstoestand. Een als vreemd aanvoelende ontvankelijkheid overkwam haar. Eerst dus naar het appartement, besloot ze toen ze op de lopende band stond en 101
uitkeek op het Maanleven een verdieping beneden haar. Een gouden vondst vond ze de transportband op hoogte en over de wegen. Alle auto’s waren hetzelfde model en elektrisch. Ze zag hen gestaag en langzaam rijden. Sanny zal wel vol ongeduld bij zijn communicatieapparatuur zitten, dacht ze. Een controledrang die ze ook irritant kon vinden. Op Maan is het veel lastiger een ander te kunnen controleren, bepalend voor een ander te kunnen denken, het viel van je af alsof je ineens een andere identiteit onder een deken had gehad. Een deken van verdedigingsretoriek en gemaakt door weerstand. Op Aarde was er meer een opgesloten gevoel dat ook een openminded persoon als Laeta overkwam. Maar wat is dan precies die andere manier van denken? In haar binnenste kwam iets los waarvan ze niet wist wat het was. Een nieuwe constatering. Tycho had op elke hoek een woontoren, in breedte en lengte tien kilometer. De begane grond van het vierkant bestond uit winkels. Vanaf de hoek van de vierkante woontoren, die aan de stad grensde, was er om elke veertig meter een lift. Dus in totaal waren dat er negenennegentig waarvan vijftig over de breedte en negenenveertig (+1 van de breedte) over de lengte. Van de bovenkant was er vervolgens een kruis van liften op de oppervlakte te zien. Een kruis beginnende bij het midden met over twee lijnen achtennegentig liften (+2, één van breedte en één van lengte). Honderdzevenennegentig liften per toren. Elke verdieping kende lopende banden die de bewoners naar de uithoeken van de toren konden brengen. Het was een systeem van stoelen met wat ruimte eromheen, waar men plaats op één nam, op een knop drukte en in beweging kwam, en invoegde in de lange snelle middenstroom, een exitknop op de leuning van de stoel zorgde ervoor dat je automatisch uit de snelle band weggeselecteerd werd, en men kon opstappen en lopend de weg vervolgen. Goederen werden via goederenliften getransporteerd. Appartementen waren standaard van alle gemakken voorzien. Wilde men meer of anders, dan moest dat zelf geregeld worden. Laeta’s appartement was in toren B, 102
rechtsboven met uitzicht op stad Twee, in de buitenhoek grenzend aan het heelal, op de achttiende verdieping. Een royaal en luxe appartement met schitterend uitzicht. Haastig verliet Laeta de lopende band en daalde de trap af, liep snel naar de lopende band op begane grond onder de woontoren, zocht een stoel, programmeerde haar eindbestemming, de stoel kwam in beweging, en snel zat ze op de middenbaan en flitste naar de lift die het dichtst bij haar appartement op de achttiende zou zijn. Een aantrekkelijke man zat naast haar. Hij was haar nog niet echt opgevallen. Het was alsof ze zich plotseling bewust was van zijn aantrekkelijkheid. Hij had blond haar en spitse trekken en een taaie gespierdheid. Als iemand die veel mediteert en zonder gereedschap en enkel met de handen bergen beklimt (rotswanden). Elastisch oogde hij. Overduidelijk iemand die of hier geboren is of hier al lang woont, dacht ze. ‘Hoi,’ zei de man, en hij maakte oogcontact, zijn witte huid en felle ogen waren op Maan aantrekkelijk. ‘Jij bent niet van hier.’ ‘Klopt,’ antwoordde Laeta, ‘ik kom net aan, moet nog even wennen aan de zwaartekracht.’ De man lachte. ‘Dat worden jullie Aardebewoners nooit eigen, zit niet in jullie, daarvoor moet je hier geboren zijn.’ Hij toonde zijn tanden en liet een zelfverzekerde lach horen. ‘We zijn een stelletje idioten,’ lachte Laeta, in afwachting van zijn reactie. ‘Dat weten wij hier wel, dat is al jaren bekend, altijd leuk om nieuwe Aardebewoners op Maan te begroeten.’ ‘Dat zal best, op Aarde hebben ze een hekel aan Maanbewoners.’ En ze dacht: ik laat hem denken dat het mijn eerste keer op Maan is, hij hoeft niet te weten dat ik hier al erg vaak geweest ben. ‘Ja, daar worden we tegenwoordig gehaat,’ zei de man. ‘Daar zijn we soft, ze moesten eens weten hoe hard het leven op Maan kan zijn. Vanbuiten zie je dat nooit zo, maar het is toch echt hard, op een andere manier.’ 103
‘Wij zijn bang voor de dood, of wij denken dat we dat niet zijn maar ergens zijn we dat altijd. Op de Maan is dat anders.’ ‘Ja, jullie hebben lichaamsfrequentie in jullie angst. Een lichaamstrilling, resonerend, een bepaalde tweeduidende uitstraling. Wij Maangeborenen hebben dat niet. Aardgeborenen op Maan krijgen dat nooit eigen, hebben te lang op Aarde geleefd, dat vreet aan ze, die worden hier langzaam knettergek.’ ‘Meneer is een Maangeborene?’ ‘Kelly is de naam.’ ‘Aangenaam, Laeta.’ ‘Opmerkelijke naam.’ ‘Mongools.’ ‘Een land?’ ‘We hebben een ruimtevliegtuigstation.’ ‘Er zijn er drie, hè?’ ‘Ja, klopt. Kom je wel eens op Aarde?’ ‘Eigenlijk niet, het bevalt me hier goed. Dit is mijn thuis.’ ‘Dat is opmerkelijk.’ ‘Dat valt wel mee, hoor, er zijn er meer zoals ik.’ ‘Toch denk ik ergens dat de mens gemaakt is om op Aarde te leven.’ ‘Dat is wat beperkt gedacht, de mens ontwikkelt zich prima op Maan. Hier zijn minder gezondheidsklachten.’ ‘Dat heb ik ook wel eens gehoord, toch vind ik het leven op Aarde natuurlijker.’ ‘Ach, dat is een mening. De mens moet overal kunnen leven, is mijn mening.’ ‘Misschien heb je wel gelijk,’ lachte Laeta. ‘Ik voel me wel vaak prettig hier, ik kan makkelijk dingen van me laten afglijden.’ ‘Dat heb ik wel eens gehoord, het schijnt zo te zijn dat op Aarde mensen makkelijk onvrede van het leven kunnen vasthouden. Dat is wat wij vreemd vinden.’ ‘O, zo had ik het nog niet bekeken. Ikzelf dacht dat het met iets anders te maken had.’ 104
‘Hoe bedoel je dat?’ En ze dacht erover na en loskomende gedachten voelde ze als kietelend in haar hoofd en rijpten zich tot een conclusie. Een ingeving kwam naar haar toe. Hoe ze ervan wist. Ik denk tijdens mijn studie iets over opgedaan, dacht ze. ‘Heb je wel eens gehoord van een Self Serving Bias?’ Kelly keek verrast en ontkende. ‘Ja,’ zei ze, en ze keek voor zich, ‘het komt ineens naar me toe. Ik moet het zelf nog ronding geven, wat ik zit te denken.’ Kelly schoot in de lach. ‘Ronding?’ Laeta legde uit dat Aardebewoners met loskomende gedachten hun eerste stappen op Maan zetten. Of dat dit kon gebeuren. ‘SSB, Self Serving Bias, is een verdedigingsmechanisme, vanuit een ego geboren. Het beschermt de eigen identiteit. Bijvoorbeeld wanneer iemand faalt en hij of zij het aan de omstandigheden verwijt en als de persoon vervolgens ergens succesvol in is, dat hij of zij neigt het naar de eigen inzet of inzicht toe te schrijven. Dat is een soort schild dat de ziel aanmaakt en dat op Aarde sterker is dan op Maan.’ ‘Dat is een mogelijkheid.’ Kelly had een onderarm op de leuning liggen en zat met zijn rechterheup op het zitgedeelte en had zijn gezicht dus naar Laeta toe gedraaid. ‘Een werkneemster verwijt de problemen die ze op haar werk heeft aan haar baas en niet aan zichzelf. Of een collega komt te laat op het werk en je vertrouwt het niet en verdenkt dat de persoon lui en laks is geweest en te laat vertrokken is. En als je zelf te laat komt, dan ligt het aan het verkeer of aan omstandigheden.’ ‘En dat heeft een naam? Op Maan kennen we dat niet, wij zijn anders in dat soort dingen. In de onderlinge communicatie zijn wij veel onafhankelijker van elkaar.’ ‘Het kan nog een stap verder. Bij sommige geestzieken op Aarde is het vaak precies andersom. Die neigen het eerder bij zichzelf te zoeken en geven anderen vaak 105
het voordeel van de twijfel. Dat zou je Self Destructing Bias kunnen noemen.’ ‘Nee, dat weet ik zeker. Dat is bij ons niet bekend.’ ‘Oké, vergeet het. Ik ben van Aarde en ik kom net aan en ik heb ineens een nieuw inzicht gekregen, denk ik. Ik weet niet eens zeker wat ik denk. Maar ik zou denken dat een mindere weerstand ook een mindere schildvorming op de ziel creëert.’ ‘Daarvoor moet ik vaker op Aarde zijn, om dat te kunnen begrijpen. Ik ken alleen mijn eigen wereld.’ ‘Nou, kom eens langs als je in Ulan Bator bent,’ zei Laeta, en ze maakte, ontvankelijk kijkend, oogcontact. De man keek om zich heen. ‘Ik ga er zo uit. Waarom ga je niet mee naar het circus? Het is over vier uur in het centrum. Het schijnt spectaculair te zijn.’ Laeta was verrast door de snelle uitnodiging. Kelly leek het doodnormaal te vinden. Ze reageerde met: ‘Ik heb geen tijd, maar bel me een andere keer, oké?’ Ze keek toe hoe zijn stoel automatisch vertraagde, naar de buitenrand selecteerde, uit de band gerangeerd werd en tot stilstand kwam en hij opstapte, zwaaide en verdween. Ze voelde behoefte te schreeuwen en hield zich in. Waarschijnlijk zijn mannen en vrouwen die van Aarde komen de eerste dag op Maan makkelijk bespeelbaar voor de bevolking, dacht ze. Want zo voel ik me ook: bespeelbaar. Ze besefte dat ze de irritatie, die ze op Aarde bij een dergelijk ondefinieerbaar gevoel als bespeelbaar zou voelen, miste. Ze voelde zich normaal. Iets vertelde haar bij haar gedachten te blijven. Toeval? Haar stop kwam, behendig verliet ze haar stoelplaats en wandelde naar de felverlichte supermarkt waar ze haar benodigdheden kocht. Met de boodschappen in de gechipte tas van de supermarkt bereikte ze de achttiende verdieping. De tas had ze meegekregen en twee keer per week kwamen medewerkers van de woontoren gechipte leenspullen terughalen. Op hun monitor hadden ze kunnen zien in welk appartement wat lag. Wanneer bewoners niet thuis waren, verschaftten ze zich toegang tot de woning en registreerden met ingebouwde camera’s in het appartement 106
hun binnenkomen tot en met het vertrekken. Ideaal. Ze betrad het luxe appartement. Lichten gingen aan bij binnenkomst. Elke keer weer voel ik me geraakt door het fantastische donkere heelaluitzicht, dacht ze, en ze draaide de knop naar ‘zuurstof royale’. Ze zette haar reistas in de slaapkamer en was bewust van een gelukzalige gemoedstoestand. En ze wist ook dat een drang haar zou gaan aansturen naar beslissingen waar ze niet aan wilde denken. De bel ging, Laeta slofte naar de voordeur, enigszins verwonderd wie het kon zijn. Aan de andere kant maakte ze zich klaar voor als het iets onzinnigs zou zijn om er dan iets van te gaan zeggen. Want zo snel, nadat ze weer op Maan was, en dan al lastiggevallen worden, kon dan wel efficiënt zijn, maar irritant was het ook. Ze opende de deur en zag Kelly nonchalant in de gang staan, niet om te poseren of een houding aan te nemen die zij als ontvankelijk zou kunnen interpreteren, nee, gewoon zoals hij was. Er is op Maan geen tweede spel des levens, constateerde ze weer en ze verwonderde zich daarover. Dat kan toch gewoon niet waar zijn? Waarom hebben ze dat niet? dacht ze met een glimlach. Geen bijgevoel dat je ervaart. Iemand voelt zich ongemakkelijk, anders, je kijkt zo iemand aan en je weet: er is meer. Maanbewoners lijken dat niet te hebben. Het intrigeert en is moeilijk te bevatten. Zou ik dan ook zo worden, vroeg Laeta zich dan wel eens af. Kelly keek met een ontspannen gezicht en liet een glimlach doorkomen. ‘Hai,’ zei hij, ‘ik dacht: ik kom toch eens langs. Ik vond het een leuk en grappig gesprek.’ ‘Ja, was wel goed, inderdaad.’ Ze zweeg en vervolgde met: ‘Kom anders even binnen.’ Hij stapte naar binnen en liep voor haar uit naar de woonkamer. Ze volgde met haar ogen zijn blikveld en realiseerde weer dat het uitzicht voor hem gewoon was, als saai en standaard. ‘Hoe wist je me te vinden?’ ‘Ach, je bent een redelijk bekende verschijning, je uiterlijk, dat je de dochter bent van. De Maanwereld is nog kleiner dan op Aarde, hier weet men alles van elkaar. Er zijn 107
zelfs privézenders waar mensen alles op zetten van hun leven. Ze filmen echt alles en iedereen mag het zien. Er zijn hier geen geheimen.’ ‘Heb jij zo’n eigen tv-kanaal?’ ‘Ja, ik heb met een paar vrienden ook zoiets, maar dat komt met vlagen, dan doen we er niets aan en dan weer wel.’ ‘Wat staat er allemaal op?’ ‘Alles, wij zetten alles op die zender, het motto op de maan is: no privacy.’ Hij pakte het bedieningspaneel en liet privacybeelden zien. Een appartement en een paar mensen kwamen in beeld. ‘Kijk, dit is een voorbeeld. Wat ik wel zou kunnen begrijpen is dat een Maanleven een drang oproept om het privéleven verder dan de sociale kring naar buiten te dragen. Als een soort indirecte vorm van zelfbescherming.’ Laeta merkte dat hij iets meer van zichzelf liet zien en voelde zich verrast en rustig worden. Die eerste periode op Maan gaf ook een ongrijpbaar neurotisch gevoel. De eerste keer kon dat wel een paar dagen duren. Voor haar duurde het tegenwoordig nog maar een klein uur, waarna een rustig gevoel indaalde. Die ze welkom heette en voelde als nooit bewust gemist te hebben. Niet als een verassing maar als een prettige constatering. Dat je reageerde met: ‘O ja, dat komt dan na een tijdje nadat ik mijn stappen op Maan heb gezet. Dat is waar ook.’ ‘Zo, dit is je uitvalsbasis,’ zei Kelly. Hij zat op de bank, op de voorkant van het zitgedeelte, onderarmen op zijn knieën, en keek snel en taxerend om zich heen. ‘Hier kom ik tot rust als ik op Maan moet werken.’ ‘Lekker weg van iedereen, zeker?’ ‘Hoezo?’ ‘Dat hoor je wel vaker. Er zijn er die het prettig vinden om op Maan te werken.’ ‘Dat kan zo zijn. Maar ik moet eigenlijk weer verder met waar ik mee bezig was. Waar kwam je eigenlijk voor?’ ‘Ik was in de buurt en wilde je nog even spreken. Ik dacht om eens af te spreken.’ ‘Normaal gesproken wel, ik heb ongelooflijk veel te doen. Ik bel je zodra ik tijd heb, met een paar dagen.’ 108
Kelly verliet het appartement, belovend dat hij contact zou houden. Toen ze bij de koelkast een verfrissing wilde gaan pakken, ging de beveiligde beeldschermfoon en wist ze dat het haar vader was. ‘Ja?’ ‘Hai, alles goed?’ ‘Ja, best, ben er net.’ ‘Je hebt nog wat extra informatie van me tegoed. Hier komt het. Frank Sample is nauw verbonden met de SSS, de veiligheidsdienst van Maan. Zij controleren alles, hebben overal een vinger in de pap. Frank Sample woont in stad Vier, ik geef het nummer, dan kun je hem zelf bellen. Hij zal wel weten dat je er bent, dat soort dingen gaan snel. Zeg dat je hebt gemerkt dat er grof ingeslagen wordt en dat je een zakenvoorstel hebt, dan hapt hij wel.’ ‘Moet ik hem opzoeken?’ ‘Ja, waar je op moet letten is ongewone dingen, opmerkingen, gezichtsuitdrukkingen, heeft hij bijvoorbeeld wat te verbergen. Ga eens informerend met hem praten, ik vertrouw het voor geen cent. Zijn rechterhand heet Stephen Lamière en dat is precies zo’n type. Onbetrouwbaar.’ Hij verbak de verbinding, Laeta had haar vaders gezicht op haar netvlies staan. Hij had zakelijk gesproken. Alhoewel ze niks aan hem kon ontdekken, vond ze wel dat hij een bepaalde uitstraling had gehad, alsof zijn onderbewustzijn al wist dat een dodelijke ziekte zich naar het lichaam en bewustzijn zou gaan opdringen. Het idee haar vader te kunnen verliezen maakte haar besluiten hem alles te vergeven. Ze belde naar Sample, hij nam zelf op en even later was hij in beeld. Ze maakte zich bekend. ‘Waar gaat het over?’ vroeg hij met kalme stem. ‘Wij hebben geconstateerd dat er veel goederen en zuurstof worden ingeslagen door de Maan, meer dan nodig. Dat heeft onze aandacht getrokken en aangezien wij veel zaken met jullie doen, wilde ik eens langskomen om te kijken of we elkaar verder kunnen helpen.’ ‘Ik heb ervan gehoord, maar dat zijn gewoon zaken, die wij zo nu en dan te veel inkopen. Dat geeft toch een veilig 109
gevoel, en als we wat handelsruimte overhebben, dan doen we dat wel eens. Noem het inspelen op de toekomst.’ ‘Toch is het ongebruikelijk.’ ‘Hoe bedoelt u dat?’ ‘Wij hebben die benodigdheden die u aan het inslaan bent, u weet wie ik ben en voor wie ik werk.’ ‘Ik ben niks aan het inslaan, en inderdaad, ik weet voor wie u werkt.’ ‘Waar is het voor?’ ‘Om een tijdje wat extra te hebben, een tweede huid, dat is aangenamer.’ Frank toonde even een minachting toen hij zijn lippen tot wat dunner samenkneep. ‘U kunt dan beter een afspraak met mijn assistent maken,’ zei hij, en hij keek in de camera. ‘Dat is goed, dan bespreek ik het met uw assistent.’ ‘Lamière is zijn naam, hij bekleedt een functie bij de SSS. Hij zal u te woord staan op ons kantoor.’ Laeta vertrok naar het SSS-kantoor. In eerste instantie liep ze te gehaast en keek naar de bewegende mensen om zich heen en probeerde hun bewegingen te volgen en voelde een rust over zich heen komen. Het kan erg prettig op Maan zijn, ze zag het aan andere mensen: volledig op hun gemak, ontspannen, en wat haar vooral opviel was die uitstraling. Veel mensen oogden zeker: ze wisten dat ze in een veilige wereld leefden. Vanuit de vervoersband op hoogte zag ze een etalage met prachtige kleding en laarzen. Van afstand zag ze al dat ze die donkerbruine lederen laarzen tot kniehoogte gewoon moest hebben. In een prachtig verlichte etalage maakten ze een onwisbare indruk op haar geheugen. Ze maakte een aantekening in haar hoofd om de winkel te bezoeken zodra ze tijd zou hebben. Ze werd binnengelaten in een kantoorruimte. De SSS is bij dit zaakje betrokken, meende ze ineens zeker te weten. Precies zoals mijn vader had voorspeld. De man oogde jong en was makkelijk van praten. Een arrogantie sierde hem op een gladde manier, ongrijpbaar. De man wist dat hij snel kon praten zonder loslippig te worden, wat hij niet wilde zeggen, kwam er ook niet uit. 110
‘U had een voorstel.’ Die draait er niet omheen, dacht Laeta, en ze antwoordde: ‘Zoals u weet doen wij veel en grote zaken met jullie. Wij willen graag betrokken worden bij al jullie activiteiten.’ ‘Wij zijn onze spoedzaken voor dit moment aan het afronden. Jullie zijn betrokken bij onze regelmatige terugkerende transacties.’ ‘Dat is waar, echter zijn het nogal grote orders die jullie plaatsen. Wij vragen ons af of we iets verkeerd gedaan hebben.’ ‘Wij zijn uiterst tevreden met onze samenwerking. U kunt van ons binnen een week een nieuwe order verwachten.’ ‘Toch maken wij ons zorgen.’ ‘Er zijn geen zorgen, gewoon voorzorgsmaatregelen voor een arme dag.’ ‘Nou, dan hebben we dat opgelost,’ zei Laeta, ‘wij zouden het idee dat we ergens van buitengesloten worden erg vervelend vinden.’ ‘Maakt u zich geen zorgen.’ Laeta dacht na en besloot het toch te gaan zeggen. ‘Er is nog iets anders.’ ‘Zoals?’ vroeg de man, licht de wenkbrauwen ophalend. ‘Wij hebben in het heelal een vreemde ontwikkeling waargenomen.’ De man glimlachte minzaam, Laeta registreerde in haar onderbewustzijn dat hij verrast was van haar kennis en dat hij hiermee lichte onzekerheid toonde. Een gedachte die naderhand bewust zou worden. ‘Laat me raden, een nieuwe planeet,’ zei hij. ‘Hahaha, ja leuk, maar nee, dit is gevaarlijk.’ ‘Gevaarlijk?’ ‘Het betreft een zesde dimensie die van een stelsel komt, tegen de tijd dat het hier is, is het verworden tot een vijfde dimensie maar nog steeds in staat om allesverwoestend te zijn.’ ‘Wij hebben niks geconstateerd.’ 111
‘Wij wel en het is verontrustend, zowel voor Aarde als voor Maan.’ De man glimlachte minzaam, hij vervolgde met: ‘Wij gaan er meteen achteraan, ik zal mijn specialisten aan het werk zetten. Als u voor de rust dit nog even onder ons wilt houden zodat wij, als het iets is, voorbereid ermee naar buiten kunnen komen. Ik neem contact met u op.’
13.
Rustig en in gedachten keek Cole naar de rug van de stoel voor hem. Het besef dat hij naar een stoelleuning keek, liet hij niet doorkomen. Waarom zou ik? dacht hij, dat verandert er niets aan. Laat mij maar lekker even onbewust zijn, ik heb geleerd dat je zo het beste van een tijdmoment tot een volgend tijdmoment doorkomt. En dat is vanaf het binnenwandelen van het ruimtevliegtuigstation tot de eerste stappen op Maan. Waar zijn onafhankelijke geest letterlijk en figuurlijk weer in beweging zou komen. De riemen zaten vanaf boven zijn schouders tot aan het heupgedeelte, waar ze vastzaten aan de stoel. Ook overdwars zat hij vast. Ietsje speling vond hij prettig. Je had bewegingsruimte van een centimeter of vijf waardoor je goed merkte dat je gewichtsloos werd, jouw lichaam bewoog dan een beetje. Sommigen hielden daar niet van maar Cole wel. Ze naderden de dampkring, van tevoren werd altijd even aangekondigd dat het wel even gevoeld ging worden, echter een boodschap die niet meer gehoord werd door de passagiers. Enkel ingevoerd om het bedrijf van de ruimtevliegtuigen vrij te stellen van mogelijke aansprakelijkheid. Een mogelijke aanklacht die nooit gebeurde. Het moment kwam en Cole voelde hoe het vliegtuig vocht en in de doorgang geblokkeerd werd en toen erdoorheen brak. Een groepskreet van verrukking ging door het vliegtuig. En na een korte tijd in het 112
heelal gevolgd door de gewichtsloosheid. Veel passagiers konden hun emoties van het gevoel van heerlijke overgang naar gewichtsloosheid niet onderdrukken en moesten zich even uiten. Cole keek het aan en voelde zich ergens een buitenstaander. Hij zou nooit iets dergelijks laten blijken. Ook al vind ik het zelf ook een lekker gevoel, dacht hij. Hij wist dat je na een halfuur, à een uur verder, je zowat een speld zou kunnen horen vallen. Iedereen in gedachten en herinneringen voor zich zien en/of andere inzichten krijgen. Een rustig gevoel dat zich moeilijk liet delen. Cole wilde zijn hoofd tegen de leuning leggen en realiseerde zich dat dit geen zin had en dat ontspannen zijn, alsof je tegen een leuning aan ligt, je hoofd te ruste, iets is wat gewichtsloosheid automatisch met zich mee brengt. Eigenlijk zijn de natuurwetten zo dat Mary mij zou moeten haten, was het eerste wat Cole bewust dacht. Dat zou in een perfecte wereld het enige juiste gevoel moeten zijn. Een wereld waarin ik meer mijn gedachten deel met anderen en Mary die mannen haat die haar buiten de deur houden. Zoals ik. Hij schokte door het realiteitsbesef. Hij schamperde en wilde cynisch worden en wist ook dat er tranen achter zijn ogen zaten om door te komen. Ineens zag hij weer die dofheid in haar ogen. En dat hij haar had willen inspireren, haar weer de liefde voor het leven had willen geven, maar het enige wat ze wilde is dat hij zijn eigen roerselen voor haar had opengemaakt en gedeeld. Maar dat kan ik niet, dacht hij wanhopig. Soms is tussen twee mensen daarvoor het moment niet te vinden en dat gaat ook niet komen. Zoiets weet je. Zo zijn de natuurwetten. Cole had gedacht dat even de hort op, even naar Maan, hem zou verfrissen om zijn leven weer op te gaan pakken. De conclusie dat het ook aan hem had gelegen en dat zijn zoon Andy naarmate die ouder werd steeds meer hinder ervan zou gaan ervaren, voelde hij als verkillend en ergens toch ook prettig. Je mag de volgende generatie niet blokkeren in hun ontwikkeling en het is niet goed bij elkaar te blijven als je toch al weet dat het nooit beter zal gaan worden, dacht hij. Het idee dat ineens naar hem toe kwam, liet zijn gezicht betrekken 113
alsof hij net in een citroen gebeten had. Een beeld dat hij met Mary een gesprek zou moeten gaan hebben om haar te vertellen dat het beter was uit elkaar te gaan, verstokte bijna zijn adem. In alle eerlijkheid heb ik er zelf ook geen zin meer in, de constatering dat zijn onderbewustzijn hem een eerlijke, bewuste gedachte gaf, maakte hem lacherig. Hoe kan ik dat zo cru en rechtlijnig denken? dacht hij bijna hardop. Ik ben overal rechtlijnig in, behalve in de liefde. Cole verliet het ruimtevliegtuig, ook hij moest wennen aan de andere zwaartekracht, nog dagdromend vanwege het gewichtsloze, dat hij weer eens had ervaren. Verslavend. De gewichtsloosheid tot aan zowat voet op Maan voelde als meer dan een overtocht van de ene naar de andere wereld. Snel vond hij zijn nieuwe tred, met minder kracht benodigd, terugkomend van te grote stappen nemend. Hij besefte dat hij schuldgevoel ten aanzien van Andy had gevoeld. Tijdens het gewichtsloze had hij zich ook gerealiseerd dat hij eigenlijk geen echte reden had om naar Maan te reizen. Het was meer een vlucht van hemzelf. Bij de eerste stappen op Maan wist hij dat hij dan ook voor zijn dochters de beslissing zou moeten nemen. Eigenlijk heb ik nooit echt met Mary gepraat, stelde hij vast, en herinnerde zich beelden van haar die dat naar hem toe wel had geprobeerd. Hij stapte in een rode elektrische taxi die aan de stoeprand geparkeerd stond. Ze sierden het straatbeeld, het enige toegestane mobiele vervoer, ze reden met vier wielen over een baan die elektrisch contact hield met de middenbaan onder de auto. Bij het verbreken van de contactbaan-auto sloeg de motor van de auto af. Ze reden niet harder dan vijftig kilometer per uur. Ging een stoplicht op oranje, dan minderde de auto automatisch vaart naar stilstand. Je hoefde niets meer te doen. Controle nam het over en hield zelf de afstand tussen auto’s onderling. Soms hadden wegen twee banen. Via een scherm kon je het adres waarnaartoe aangeven. Een man vroeg of hij mee mocht rijden. Waarom niet, dacht Cole. ‘Hoofdbureau Politie,’ sprak hij in de microfoon. ‘Meneer komt uit het ruimtevliegtuig en meteen naar het politiebureau?’ vroeg de man met een guitige blik om zo 114
een gesprekje los te maken. Hij was bruinig van huidskleur en Cole zat op de achterbank en keek ietwat vragend naar de man links van hem en zag zwart-grijze, volle bakkenbaarden. Hij keek rechtstreeks naar de zijkant van het gezicht. En weer viel het hem op. Ze hadden iets aantrekkelijks: als van een man die zich comfortabel in het leven voelt en met het werk dat hij doet. ‘Ik ben zelf ook politieman, maar dan op Aarde.’ De man toonde een geïnteresseerd gezicht. Cole vroeg zich af of het geveinsd was. ‘O ja, waar precies?’ ‘Engeland, eerst bij de mariniers gezeten en nu voor een dorpje kleine delicten oplossen, vrede bewaren in het dorp, aanwezig zijn en jezelf laten zien wanneer nodig.’ ‘Leuk werk, waar precies?’ ‘Wallsall, een dorpje ergens in het mid...’ ‘Dat ken ik wel,’ onderbrak de man met meer ontvankelijkheid op zijn gezicht. Zijn ontvankelijkheid voelt nu wel als echt, dacht Cole. De Wallsall-wereld is te veel met mijn ego verweven. Zodanig dat ik in een stramien zit waar niet uit te breken is. Ik ben te veel bezig met het observeren van dingen die niet belangrijk zijn. Altijd leven voor mijn gezin. Nu weet ik weer waarom ik hier ben, voor mijn inzichten. Dan denk ik: ik weet het nu, zodat ik met meer gemoedsrust naar mijn dagelijkse bestaan kan terugkeren. Alhoewel dat wel zo werkt, werkte bij terugkeer de Aardedruk ook verkillend op dergelijke inzichten. Men moest ze echt opschrijven om jezelf er af en toe aan te herinneren, voordat je er erg in had vergrootte het vastlopende bestaan wederom het onderbewustzijn en gaf je jezelf over aan, als oneerlijk aanvoelende, emotionele hoogtes en diepten. ‘Ik woonde in Londen, kwam oorspronkelijk uit Azië, maar daar was geen droog brood te maken. In Londen werkte ik als taxichauffeur. Ik kan je littekens laten zien. Wat voor een tuig je daar in de auto krijgt, echt verschrikkelijk.’ ‘Ja, ik ken het Londense.’ 115
‘In ieder geval, ik ben wel eens door je dorp heen gereden.’ Cole voelde zich los van onderhuidse irritatie bij het woord ‘je’ dorp. Op Aarde wist hij dat hij een niet te vermijden drang zou hebben gehad duidelijk te maken dat het zijn dorp niet is. Een non-acceptatie. Hij glimlachte. ‘Ja, mijn dorp is leuk, rustig, kabbelend en ik woon er met mijn gezin.’ ‘Gelukkig?’ ‘Ja, klopt inderdaad,’ loog Cole. ‘Wie kent dat niet.’ De man lachte. Cole vond het grappig dat de man lachte. Hij stelde zich aan hem voor, de man reageerde met: ‘Dale.’ ‘En nu werk je hier.’ ‘Ik was het agressieve en gewelddadige zo zat. Ze zochten koks, een amateurhobby van me, voor op de Maan, hier is geen criminaliteit.’ ‘Dan ben je wel een goede.’ ‘ Ze hebben me getest. En ja, ik ben er niet slecht in.’ Na een korte stilte. ‘Werk elke dag acht uur, maakt hier niet uit welke acht, qua licht, wel qua familieleven.’ ‘Je hebt je familie hier?’ ‘Twee dochters en mijn vrouw. We konden hier alles krijgen; appartement, scholen voor de kinderen, werk voor mijn vrouw, zorg en zakgeld. Ik krijg geen loon. We hebben hier geen tastbaar geld. Ik zal hier nooit meer worden dan kok, dit doe ik voor de rest van mijn leven. Maar ik vind het prima, we krijgen zelfs kredieten bij de supermarkt. Van wat ik op Aarde verdiende moest ik zelf alles betalen. Hier bestaan geen huishoudelijke tegenslagen. Ik hoef geen rekening met mogelijke financiële tegenslagen te houden. Mijn kinderen zijn hier geboren en gaan graag naar school. Als ik bedenk hoe mijn vrouw en ik op Aarde voor ons bestaansrecht hebben moeten strijden, en ik vervolgens zie dat mijn kinderen zich alleen maar hoeven te concentreren om hun dagelijkse bestaan zinvol en succesvol te maken, ben ik tevreden en gelukkig. Daarin zit voor mij en mijn vrouw het geluk. Daar genieten 116
we van, zien hoe onze kinderen bevrijd van maatschappelijke financiële druk opgroeien. Heerlijk.’ ‘Kan ik me goed voorstellen.’ De man keek en ging rechtop zitten om Cole van boven naar beneden te kunnen taxeren. ‘Weet je trouwens het laatste gerucht?’ vroeg de man met geheimzinnige stem. ‘Nee,’ lachte Cole. ‘Er schijnt iets aan te komen.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Een of andere beweging is gesignaleerd, in een stelsel ver weg van het onze. Het schijnt enorm groot te zijn, niemand weet wat het is.’ ‘Zal wel weer zo’n onontdekte planeet zijn. Halley huppeldepup.’ ‘Is dit keer anders. Iedereen haalt er zijn schouders over op. Het schijnt een storm te zijn. Daar verderop, in het andere stelsel zitten ze goed in de problemen, dat weet ik wel.’ ‘Zul je zien: komt er morgen iemand beweren dat er levende wezens gesignaleerd zijn, of dat het bestaan ervan erg goed mogelijk is, dat gezeik krijg je altijd. Ik vraag me altijd af waarom mensen dat soort dingen geloven.’ De taxi minderde vaart en zocht een parkeerplek. Een enorm breed gebouw maakte aan de zijkant van de auto het beeld. Alle bedrijfspanden waren van harde vezelplaten gemaakt en hadden, wettelijk verplicht, een plafond tot een meter hoogte van de één meter dikke glazen plafondwand. De ruimtes tussen de gebouwen en de glazen wand waren elektronisch beveiligd zodat levend wezen op het dak vanaf seconde één gesignaleerd werd. Het hoofdbureau lag tegen toren D aan. De rit werd automatisch afgeboekt van de kaart die Cole bij het instappen langs de scan had laten gaan. Hij zei gedag, de man stapte uit en vervolgde te voet zijn weg, wenste hem geluk met zijn leven en liep ontspannen naar binnen. Bij de receptie zei hij: ‘Mijn aankomst is aan jullie doorgegeven, ik word verwacht.’ Een blonde, bleek ogende man liep naar hem toe en stelde zichzelf voor als Kelly. Cole legde uit dat hij voor 117
professor Schellmeister kwam. Op de vraag hoe hij wist dat deze op Maan zou zijn, liet Cole beelden zien van mannen, die bij een goederenruimtevliegtuig op het vliegveld van Londen een man, duidelijk herkenbaar als professor Schellmeister, naar binnen droegen. Kelly merkte op dat dit serieus was en vroeg Cole even te wachten, hij verdween en kwam terug, en samen liepen ze naar buiten. ‘Wij houden hier op Maan de boel een beetje onder controle, ik ben hier jouw assistent, ik heb ook rechten en mogelijkheden die jij hier niet hebt.’ ‘Totaal begrijpelijk.’ ‘Ik heb even gebeld, we gaan naar de goederen-in- en export, daar is ook iemand van de ruimtevliegtuigbemanning, Fred Reikers, en die houden ze even in het gebouw en die kunnen we dan een paar vragen stellen.’ Samen stapten ze in een taxi, Kelly praatte snel commanderend en de chauffeur knikte en reed weg. Het grote glazen gebouw leek in niets op een handelsbedrijf van goederen, meer op een modern museum. Kelly leidde hem naar binnen, via een lift en twee deuren stonden ze oog in oog met twee mannen. De een stelde zichzelf voor als directeur inen export Maanzaken en wees naar de andere man, een fragiel ogende kleine man, achter in de veertig, geborsteld haar in een scheiding, met: ‘Hij is op het betreffende ruimtevliegtuig tweede gezaghebbende, onze eerste piloot van die reis is weer terug op aarde.’ De man zat op een stoel en keek verontrust. Cole dacht dat hem duidelijk te verstaan gegeven was dat hij in gebreke gebleven was. Cole stelde zichzelf voor. ‘Wij hebben beelden dat jullie in omgeving Londen met een bewusteloze man in het ruimtevliegtuig zijn gestapt.’ ‘Ja, ja, dat is waar, dat waren wij.’ ‘Wie was dat?’ ‘Hhmm, nee, dat wisten wij niet. Eerste piloot, de eindverantwoordelijke, Lance Stableford, zei ons dat het een vriend van hem was en dat de man op Maan behandeld moest worden.’ 118
Kelly brak in met: ‘Maar dan nog is het geen protocol, geen individuen mee op het goederenruimtevliegtuig is de regel.’ ‘Maar wat kun je dan doen? De eerste piloot zei dat het van levensbelang was. En de man zag er inderdaad ook zo uit. Alsof het elk moment mis kon gaan. En Lance zei dat het geaccrediteerd met boven was, dus met Maan.’ ‘Ja, ja, ik weet wat je daarmee bedoelt!’ reageerde Kelly bits. ‘Het spijt me. Toen we op Maan waren was de man bij kennis en al wat opgemonterd. Ondersteund door Lance liepen ze samen weg, en wij dachten: die gaan meteen naar de kliniek voor een behandeling. Ze hadden overduidelijk haast.’ ‘Dan moeten we snel contact maken met Lance,’ zei Kelly. Hij maakte contact met de mobiele telefoon van Lance op Aarde, hij bleef overgaan, geen voicemail, de verbinding werd verbroken. Cole en Kelly gingen terug naar het hoofdbureau. Kelly vernam dat Lance in een verkeersongeluk de dood had gevonden. Hij had geen informatie over Schellmeister achtergelaten. Cole ontving de eerste tekstboodschap. ‘Lance is vermoord, zoek Glen Cosier, bel hem op nummer... en vertel hem jouw verhaal’ Het verontrustte Cole. Ten eerste: waarom zou iemand Lance willen vermoorden, dat duidt op hogere machten, en ten tweede: waarom zou iemand hem willen teksten? Wie kan daar belang bij hebben, ervan uitgaande dat niemand dit soort dingen louter uit goede wil doet. Wat wil de persoon van mij en klopt het wel wat er geschreven is? En: wat voor een insider weet dat ík op Maan ben om uit te zoeken wat er met de professor gebeurd is? De verzender moet toch ook een persoonlijk belang hebben. Hij belde het nummer en kreeg Glen aan de telefoon, hij werkte voor channel MPBC (Moon Planet Broadcasting) en was direct geïnteresseerd om Cole te spreken. Ze maakten een afspraak. Cole had zijn verwondering nog steeds niet laten wegebben en liet Kelly de tekst zien. ‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg deze. ‘Ik heb geen idee, de afzender is onbekend.’ 119
‘Komt het van Maan? Want dan krijg ik de afzender wel boven tafel.’ Kelly gaf de telefoon door aan een medewerker, die liep ermee weg. Het duurde even, de medewerker kwam terug met de telefoon in de hand en zei: ‘Afzender is van Aarde, maar een bekende afzender, van een bedrijf dat anonimiteit verzekert. Iemand stuurt de tekst naar het bedrijf en laat het doorsturen.’ ‘Hmm,’ zei Kelly, en Cole zag dat hij zijn kaakspieren aanspande. Kelly wendde zich naar Cole. ‘Laten we naar Glen gaan.’ ‘Hij komt onze richting uit, vanaf stad Twee.’ ‘Wanneer?’ ‘Over een klein uurtje in het ontmoetingscentrum van Tycho.’ ‘Dat is redelijk op afstand, daar hebben we een klein halfuurtje voor nodig.’ ‘Laten we gaan.’ Cole, normaal gesproken een man van snelle gedachten en handelen, voelde zich traag, sloom, en ineens lui. En wat hem verbaasde was dat hij zijn gemoedstoestand niet oneerbaar van zichzelf vond. Niet van: kom op en verman je, of je kunt niet moe zijn overdag, dat is moreel gezien verboden. Achter Kelly aan arriveerden ze bij het ontmoetingscentrum. Waar men zich kon melden en gelijkgestemden kon vinden, ook voor toeristen die hulp nodig hadden bij plotselinge zaken. Ze liepen over de grote entreevloer en keken om zich heen. ‘Cole?’ Ze draaiden zich tegelijkertijd om, in een flits hadden ze beseft dat het een vrouwenstem was. Met verwondering keken ze naar waar het geluid vandaan gekomen was. Een vrouw, losjes in zakelijke kleding om haar slanke lichaam, brunette van achter in de veertig, een open gezicht, vriendelijk. ‘Ik ben Ying, ik kom in de plaats van Glen.’ ‘U weet ervan?’ vroeg Cole aan de Chinees-ogende vrouw. 120
‘Ja, ik kreeg bericht dat Glen verhinderd is...’ Kelly onderbrak met: ‘Prima, dan doen we het met u.’ ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Cole. ‘Glen is opgehaald, de SSS moest hem spreken, het betrof de mediawet, die zou hij overtreden hebben.’ De mannen zwegen en wachtten een seconde. ‘Maar ik zou u graag een paar vragen voor de camera willen stellen.’ ‘Wanneer wordt het uitgezonden?’ vroeg Kelly. ‘Over een paar uur bij Maannieuws.’ ‘Het gaat natuurlijk om dat we mensen laten uitkijken naar de professor,’ zei Cole, ‘dat kan alleen maar goed zijn.’ Kelly knikte instemmend. ‘Uiteraard,’ zei hij. Cole vertelde aan de camera en Ying dat professor Schellmeister een zonderling was die al zijn hele leven bezig was met het vinden van een manier om het zuurstofgehalte in de lucht te verhogen. Dat hij ontvoerd was, dat daarbij een man gedood was, en dat beelden hadden aangetoond dat hij met het ruimtevliegtuig naar de Maan was gereisd. Waarna hij met de eerste piloot in het Maanpubliek was opgegaan, dat de eerste piloot voor werk naar Aarde was teruggegaan en in een verkeersongeluk het leven had gelaten. Dat mensen moesten uitkijken naar de professor en dat scan-camera-apparaten op Maan bezig waren hem in publiek te kunnen ontwaren, waar Kelly bijviel dat dit tot op heden niets had opgeleverd. Kelly en Cole sloten het interview af en namen de vervoersband naar Coles hotel. Cole dacht in eerste instantie dat hij het zich verbeeldde. Die tijden liggen toch achter me, meende hij, dat ik denk dat mensen naar mij kijken. Het hield aan en een vrouw maakte langdurig oogcontact, met een vlak gezicht dat een onderhuidse gedachte verried kwam ze tot bezinning, stootte een vrouw naast haar aan, ze smoesden wat en keken weer naar hem. En het was niet zozeer dat ze naar Kelly keken, Cole maakte het af alsof hij er waarschijnlijks Aards uitzag, een andere uitstraling. En hij vroeg zich af of een Aardgeborene bij dergelijke aandacht toch heimelijke-, naïeve-, zelfliefdegedachten kreeg. Bij het inchecken bij het Moon Continental keek de receptionist ook met herkenning en dit keer kwamen er ook woorden bij: ‘Ik heb u vanmiddag op 121
de channel gezien,’ zei de man, ‘u bent op zoek naar een professor.’ Kelly reageerde bits met: ‘Dat is al uitgezonden?! Dat zou pas over een paar uur zijn!’ ‘Ik kan het wel even terughalen,’ zei de receptionist, en hij typte iets op een scherm. Even later zag Cole op het beeldscherm zichzelf het interview geven, geflankeerd door Kelly, die af en toe insprong. Een verhelderende gedachte kwam naar hem toe. Kelly zei dat hij terug naar het bureau moest en vertrok, Cole zocht zijn kamer op, verfriste zich met een warme douche en vroeg zich weer af in hoeverre Kelly te vertrouwen was. Hij haalde de schouders op, ik ben hier op de Maan en men denkt hier niet met achterdocht en paranoia, dat zijn emoties die wegvallen, en hij besefte de constatering. Maar dit keer vond hij het moeilijker de achterdocht los te laten. Hij vroeg zich af wat voor een persoon hij zou zijn na lange tijd op Maan gewoond te hebben. Als alles weggevallen was niet in positivisme maar in acceptatie, zorgeloosheid, dat niets belangrijk meer is. Hij probeerde een beeld te maken. Een gedachte aantrekkelijk om te koesteren. De telefoon ging over, Kelly zei hem dat hij zich snel naar de ruimtevliegtuigbasis moest begeven, dat er nieuws over Schellmeister was, en Cole verliet zijn kamer en hotel en liep naar de straatkant, maande een taxi, en stapte in. Het goederenruimtevliegtuigstation was eigenlijk een groot distributiecentrum, elektrische auto’s koppelden zich aan een aanhanger en van daaruit werd het over Tycho vervoerd. Vanuit het centrum was ook een treinverbinding om goederen rechtstreeks naar de andere steden te transporteren. Het goederenstation was de grootste werkgever van Maan. Veel werknemers hadden een getekend woon-werktoekomstcontract getekend, dat hen verzekerde van alle basisbenodigdheden. Allemaal waren ze aangenomen doordat ze ten tijde van aanname samen met hun partner twee of meer kleine kinderen hadden in de leeftijd tot zes jaar. Een taxi reed voor hem en stopte, de zijne kwam erachter tot stilstand, een donkere zwartharige elegante vrouw stapte uit, Cole moest in gedachten toegeven dat ze 122
aantrekkelijk was. Bij het verlaten van zijn taxi had hij in een moment de neiging de taxichauffeur een fooi te geven, echter was dit verboden en onmogelijk. Hij negeerde haar en wandelde naar de ingang van het distributiecentrum en zag uit een ooghoek dat zij dezelfde ingang opzocht. Iets sneller of iets langzamer lopen, wat is de wijsheid, overdacht hij toen hij merkte dat ze tegelijkertijd bij de ingang zouden uitkomen. Hij wachtte bij het naderen van de schuifdeur, eventjes, het ging open, en zij maakte met een lichte glimlach oogcontact, ging voor, en hij wist ineens zeker dat ze niet van Maan was. Hij volgde haar naar de receptie, ze praatte wat en nam toen plaats op een stoel van de rij naast de receptie. Cole maakte zich bekend, vroeg naar Kelly en zag dat de vrouw bevreemd opkeek. De receptioniste drukte op wat toetsen op het scherm en even later kwam Kelly aanlopen. ‘Kom snel mee,’ zei hij, ‘ik heb nieuws over Schellmeister.’ ‘Kelly?!’ Abrupt draaide Kelly zich om. ‘Wat doe jij hier?’ vroeg de vrouw. ‘Dat kan ik jou beter vragen.’ ‘Ik ben hier voor een zaak.’ ‘Bij het distributiecentrum? Voor zaken of zo?’ ‘Inderdaad,’ zei Laeta, verzwijgend dat ze een afspraak had met de directeur van het lasercentrum, dat zich in hetzelfde gebouw bevond. ‘Ja, ik werk bij de politie, ik begeleid hem, hij is van Aarde, net als jij,’ wees Kelly met een duim van een, naar binnen gedraaide, vuisthand naar Cole naast hem. Cole en Laeta gaven elkaar een hand en glimlachten werkvriendelijk naar elkaar. ‘Ik bel je, oké?’ zei Kelly, en hij liep weg met Cole, die hem plichtmatig volgde. Ze liepen door een grote hangar. Een grote stilstaande elektrischetrein op rails bepaalde het beeld. Er was grote bedrijvigheid. Uit een shutlle waarvan de laadruimte zichtbaar was, die verticaal aangesloten was op een platform, laadden robots grote pakketten uit. Kelly deelde mee dat vanuit hier vol bepakte treinen naar de steden reden en vrachtvervoer via 123
de straten Tycho bediende, en dat gestilde zonenergie, voor op aarde, in het ruimtevliegtuig geladen werd. In een klein kantoortje namen ze plaats. ‘Kijk,’ zei Kelly,‘we zijn op een dood spoor beland. Nu uit de feiten is gebleken dat Schellmeister dit centrum niet heeft verlaten.’ ‘Hoezo?’ Kelly besloot niet te vertellen van het laboratorium in het centrum van Tycho dat speciaal voor Schellmeisters komst was gebouwd, waarin hij zijn uitvinding definitieve en werkbare vorm moest gaan geven. ‘We hebben hem gevonden. Loop anders even mee, het is geen prettig gezicht.’ ‘Ik ben wel iets gewend,’ antwoordde Cole. Ineens begon deze Kelly hem te irriteren, het ene toeval na het andere dat verder onderzoek onmogelijk maakte, en het idee hierin naïef geweest te kunnen zijn, beviel hem niet. Ook nu weer kwam vanuit onderbewustzijn de drijfveer om dit te laten gaan voor wat het was. Godverdomme! Wat doet die kutMaancultuur met me? vroeg hij zich af, het lijkt wel alsof niets me meer interesseert! Dit ga ik niet weglachen en relativeren, dit zijn serieuze zaken, zo wil ik niet door het leven gaan, besefte hij. Nee, ik ben van Aarde en zal dat altijd blijven, maande hij zich, en nu ervoor zorgen dat normen en waarden en moraal mij het bewustzijn geven met hoe ik tegen zaken aan wil kijken. En hoe niet. In een kamer ernaast zag hij een tafel met daarop een lichaam onder een laken. Kelly tilde het op en Cole zag een intellectueel liggen, een man die het sportieve in het leven voorbij had laten gaan en zijn intelligente in zijn lichaam had laten zakken. Wat hem een onbeholpen uitstraling had meegegeven. ‘Hij is doodgeslagen,’ zei Kelly. ‘Dat is lastig te traceren, geen bewijsmateriaal als kogels of iets dergelijks.’ ‘Het ziet er inderdaad niet best uit,’ zei Cole. De man had uitstortingen op het gezicht, bloedkorsten en was moeilijk met het blote oog te identificeren. ‘Ze hebben met een hard voorwerp zijn hersenen ingeslagen. De snelste manier om iemand dood te slaan, we 124
hebben het voorwerp gevonden. Een stuk gereedschap, er zijn vingerafdrukken van Lance op gevonden. Het lijkt erop dat de professor bijgekomen is en vervolgens trammelant heeft veroorzaakt, dat zijn dood ingeleid heeft.’ ‘Een heel opmerkelijke zaak,’ zei Cole bedachtzaam en hij vroeg het toen toch: ‘Wie was die vrouw van daarnet eigenlijk? Ik wil me nergens mee bemoeien, maar ze was niet van hier.’ ‘O, een kennis, van Aarde inderdaad, ben haar wel eens tegengekomen.’ ‘Ze kwam me zo bekend voor.’ ‘Ach, dat weet ik niet, zou kunnen.’ Cole peinsde en keek nog eens naar het lijk alsof er een aanwijzing zou zijn die over het hoofd gezien was geweest. ‘Dan denk ik dat onze zaken klaar zijn, u kunt dan het onderzoek afronden,’ zei Kelly. ‘Dat denk ik ook,’ zei Cole bedachtzaam. Terug in het hotel vroeg hij zich af of de SSS toevallig Glen, de collega van Ying, hadden opgepikt of dat Kelly dat nog even snel geregeld had.
14.
Laeta stond bij de uitgang te wachten en na te denken over hoe ze het net afgelopen gesprek moest inschatten. Ze wilde Kelly spreken en wat meer te weten komen over de Aardebewoner. Aan alles had ze geroken dat hij politieman was. En aangezien ik niet in toeval geloof, dacht ze, wil ik dus weten wat er aan de hand is. Ze had een gesprek met de directeur van het lasercentrum gehad. Hij gaf ook leiding aan de lasers die gebruikt werden voor de verdediging van Maan en ook aanvallend naar Aarde ingezet konden worden. Als een hond die de tanden kan laten zien, het gaf de verhouding 125
Aarde-Maan een zekere balans. Ze had de grijsaard gewezen op de naderende storm. Het had hem verbaasd om daarover helemaal naar Maan af te reizen. ‘Dat had u toch ook even met het videoscherm kunnen doen?’ had hij gezegd. ‘Wij doen dat soort dingen liever van gezicht tot gezicht,’ had Laeta geantwoord. Ze kon zich bijna niet voorstellen dat hij er niet van kon weten. Onoplettend bestudeerde ze de man. Haar oriënterende gesprekken hadden geen ander doel dan te kijken hoe er gereageerd werd. Ze legde het nog eens uit, de man typte wat op zijn beeldscherm, even later kwam op het gezicht van de man een reactie. Toch is hij geen onbelangrijk persoon, dacht ze, en voelde hem qua uiterlijk als een eerste de beste die in kantoorkledij gehesen was. ‘O, je bedoelt de zesde dimensie,’ zei hij, ‘ja, dat is niks om je zorgen om te maken. Daar zijn we hier niet mee bezig.’ ‘Het is toch bedreigend.’ ‘Geen zorgen, wij hebben hier de zaak onder controle. Het leeft hier niet eens, alledaags nieuws.’ En vooral dat laatste had haar wakker gemaakt om bewust na te denken. Er klopte iets niet. Maar wat? Ze keek door de glazen deur en zag dat twee mannen in de gang naar haar toe liepen. De ene, Kelly, draaide zich naar de andere man en gaf een hand. Ze zeiden elkaar nog iets, Cole vervolgde zijn weg en de deur opende en hij liep haar tegemoet. ‘Jij bent van Aarde, hè?’ zei ze. ‘Klopt,’ antwoordde hij en dacht: niet nog iemand die zich met mijn zaken bemoeit. Dat wil ik er nu even niet bij hebben. Ze stelde zichzelf voor, voor wie ze werkte, en Cole ontspande en vertelde inderdaad een politieman te zijn. ‘Zullen we samen een taxi nemen?’ vroeg Laeta. ‘Jij moet ook naar het centrum, toch? Dan kunnen we wat gedachten uitwisselen, wat hier op Maan gebeurt klopt ergens niet.’ En daarmee haalde ze Cole over, want die was inmiddels tot dezelfde conclusie gekomen. In de taxi vertelde Cole het verhaal van Schellmeister, dat hij na een moord in 126
Engeland het spoor naar Maan had gevolgd. Hoe de professor aan zijn einde gekomen was, over waar de professor op Aarde mee bezig was geweest en dat hij met het goederenruimtevliegtuig vervoerd geweest was. Laeta kreeg een ingeving of het misschien met zuurstof te maken had. Maar hoe? Ze vroeg: ‘Heeft die Schellmeister zijn onderzoeken ergens achtergelaten?’ ‘Niet dat ik weet, het lijkt me sterk dat hij het achtergelaten heeft. Als het er is, dan moet iemand op Maan het in zijn bezit hebben. Anders ga je hem niet vermoorden, natuurlijk. Ik laat voor de zekerheid het politiebureau tot nader order het huis van Schellmeister verzegelen.’ ‘Dat lijkt me een goed idee, dan kunnen we dat later onderzoeken. Ik ben hier omdat Maan enorm goederen en zuurstof aan het hamsteren is, genoeg om het jaren mee vol te houden. Dat doen ze nooit.’ ‘Voor wie zouden ze dat doen? Dat is nergens voor nodig met die naderende storm. Dat verhaal van die storm gaat een hoofdstuk in geschiedenis zijn en dat is alles.’ Hij zuchtte en vervolgde met: ‘Het is en blijft een vreemd verhaal.’ ‘Ik krijg mijn vinger er niet op gelegd, ze maken zich geen zorgen, dat heeft te maken met dat de lasers het gaan stopzetten. Maar waarom moet er dan zo grof ingeslagen worden?’ ‘Kijk anders even naar deze tekst,’ zei Cole, en hij liet haar de tekst zien. Laeta las dat Lance vermoord was. ‘Van wie komt dit? Iedereen die ermee te maken had is dood!’ ‘Dat klopt. Ik heb geen idee van wie dit kan komen. Ik heb helemaal niets met Maan. Mijn leven is op Aarde. Het moet iemand geweest zijn die mij goed gezind is.’ ‘Dat is zeker zo,’ zei Laeta, en ze zweeg even, wilde wat gaan zeggen, zweeg toch en zei: ‘Ligt het aan mij dat ik die achteloosheid zo vreemd vind? Is dat omdat ik een Aardebewoner ben?’ ‘Precies mijn gedachten, ik krijg de neiging te gaan twijfelen aan dat hele verhaal over die storm.’ 127
‘Nee, dat verhaal klopt wel, daar is geen twijfel aan.’ Laeta dacht na, wat te doen. Ze vroeg Cole: ‘Heb je het nummer van die journaliste, die jou vragen stelde over Schellmeister?’ ‘Bel maar even met mijn telefoon.’ Laeta belde het nummer en keek even Cole schalks aan. Als een heimelijkheid die ze met hem voelde, waar Cole totaal niet bewust van was. Zijn modus van gedachten stond geprogrammeerd op een in de toekomst onvermijdelijk te hebben gesprek met zijn vrouw. En vanwege de voorzenuwen had hij het moment in de toekomst in zijn belevingswereld vastgezet. In zoverre dat mogelijk was. De verbinding werd gemaakt, Laeta vertelde samen met Cole in een taxi te zitten en vertelde wie ze zelf was en haar naam deed een belletje rinkelen. Er kwam een reactie als: ‘Ik heb van u gehoord.’ En Laeta zei: ‘Op Aarde maken wij ons grote zorgen. Er komt een storm aan zo sterk om een heel stelsel schoon te vegen. Planeten die verpulverd worden. De oerkracht van het heelal. Het komt van een naburig stelsel. Tegen de tijd dat het hier is, is het qua kracht nog steeds in staat de mensheid te vernietigen. Dit moet in het nieuws komen.’ De journaliste zei iets. ‘Ik geef u het nummer van mijn vader, hij kan u precies vertellen en officieel bevestigen wat ik u net verteld heb.’ Er werd nog wat gezegd en Laeta verbrak de verbinding. ‘Ze gaat specialisten, waar ze vertrouwen in heeft en die onafhankelijk zijn, vragen eens te kijken of ze iets opmerkelijks kunnen ontdekken. Mensen die ze kent, die zich bezighouden met de ruimte. Ook gaat ze bij mijn vader backupinformatie opvragen, die kan haar bewijs geven van wat er aan de hand is. Ondertussen hebben we een afspraak met haar. Ze wil ons verhaal horen. Luister goed: ons doel is om de bevolking wakker te maken. Tevens om duidelijk te maken dat er een spel gespeeld wordt met de bevolking, daar ben jij voor, je moet vertellen over dat Schellmeister-verhaal en zo, dat het allemaal wel heel toevallig in elkaar zit. Tezamen moet er zo een bal gaan rollen. Een professor die doodgeslagen wordt, hier klopt iets niet, je moet niemand verdacht maken 128
maar wel de zaak uitspreken. Ik neem aan dat je hier vaker mee te maken hebt gehad,’ zei Laeta. ‘Maak je geen zorgen, ik zal het verhaal vertellen zoals het is, dat alleen al moet goed genoeg zijn om bedenkelijkheid bij de kijkers op te roepen.’ ‘Uitstekend.’ Cole kreeg een vermelding met dat er een tekstboodschap was aangekomen, hij pakte zijn telefoon en las: ‘De Maan zal niet door de dimensiestorm geraakt worden, op Aarde zal alles vernietigd worden.’ Hij liet het Laeta lezen. Ze zei: ‘We hebben een compagnon, opmerkelijk. Ken jij iemand die dat zou kunnen zijn?’ ‘Ik heb echt geen idee. Maar als dat waar is, dan zijn ze er niet zeker van dat ze de storm kunnen tegenhouden, dan zeggen ze dat terwijl het niet zo is.’ Laeta dacht na. ‘Of ze zijn aan het inslaan om na vernietiging van het Aardeleven voorraad te hebben voor een bepaalde tijd. Ik begin het te begrijpen; het CO2-vraagstuk verdwijnt dan ook natuurlijk. Dan kan Aardeleven een doorstart krijgen. We moeten alles en iedereen wakker maken!’ ‘In principe is het niet nodig de zesde-dimensiestorm tegen te houden. Je kunt ook denken: laat het maar zijn werk op Aarde doen, wij zitten hier goed,’ zei Cole. ‘Dat gaat nog een stap verder!’ zei Laeta in opperste verbazing. ‘Dat ze het wel kunnen tegenhouden maar bewust ervoor kiezen dat niet te doen!’ Ze overpeinsde de gedachte en zei: ‘Maar dat kunnen we niet bewijzen en daar mogen we ook niet van uitgaan.’ Colde belde met Wallsall, zijn jongste dochter nam op. Iemand die haar nukken kon hebben. ‘Hai, je spreekt met je vader, Cole.’ ‘Ik weet wie Cole is.’ Ze giechelde. ‘Wat is dat voor geluid op de achtergrond?’ ‘Ik heb wat muziek op staan.’ ‘Nee, dat is niet enkel muziek.’ ‘Er zijn een paar vrienden van school, we gaan zo huiswerk maken.’ 129
‘Gelul, er is een feestje. Waar zijn je moeder, je zus en broer?’ ‘Nee, echt niet.’ Ze veranderde van onderwerp, de stemmen, die Cole als achtergrond met muziek had gehoord, dimden, de muziek stopte abrupt. ‘Hoe is het op Maan? Ben je nog leuke vrouwen tegengekomen?’ ‘Stop daar nu meteen mee! Luister goed, dit is heel belangrijk, jullie moeten meteen naar Maan komen. Pak de trein naar Londen en het eerste ruimtevliegtuig dat jullie kunnen krijgen. Ik boek vanuit hier vier tickets.’ ‘Cole,’ zei ze treiterend langzaam, ‘waarom ben je zo saai?’ ‘Wat?’ ‘Je bent zo saai, ik heb aanstaande vrijdag een feest en daar moet ik gewoon bij zijn.’ ‘Wat voor een dag is het?’ vroeg Cole van zijn à propos. ‘Het is vandaag woensdag, dank je,’ zei ze het laatste cynisch. ‘Luister, ik kan niet veel zeggen maar jullie moeten komen, het is van levensbelang.’ ‘Tuurlijk, we springen in de houding en we komen eraan, ik ben er morgen,’ zei ze met jolige stem. ‘Neem dit serieus! Het kan het einde van de Aarde betekenen!’ ‘Dat is al zo vaak aangekondigd, precies wat ik al zei: saai.’ ‘Doe me een plezier en kom hiernaartoe.’ ‘Zaterdag dan, na het feest. Ik bel je terug,’ zei ze, en ze verbrak de verbinding. Cole keek peinzend naar zijn telefoon in zijn rechterhand, alsof hij elk moment weer verbonden zou worden. ‘Dochter?’ vroeg Laeta. ‘In de pubertijd, verschrikkelijk. Als het toch bekendgemaakt gaat worden, dan kan ik hen net zo goed even bellen en vertellen in het ruimtevliegtuig te stappen.’ ‘Je hebt groot gelijk, had ik ook gedaan.’ 130
‘Ze blijft voor een feest.’ ‘Een feest?’ Cole moest ineens lachen. ‘Ze loopt gevaar voor haar leven en ze denkt aan een feest!’ Ineens hadden ze samen de slappe lach. Cole deed zijn dochters stem na: ‘Cole, waarom ben je zo saaaaiiii?’ Laeta bood aan zijn dochter te bellen, dat was goed, maar ook zij kreeg dezelfde reactie en werd uitgelachen toen ze het mogelijke einde van de Aarde aankondigde. Met: ‘Dat iemand dat nog serieus neemt’ werd de verbinding verbroken, en vervolgens kreeg Laeta geen contact meer. Cole zei: ‘Ja, als die besloten heeft dat ze naar dat feest gaat, dan wordt het lastig daar iets tegen te doen.’ Hij belde een collega op Wallsall of die zijn familie wilde opzoeken. Ze vertrokken naar de journalist. Het gebouw van een van de grootste channels op maan, MLBC (Moon Light Broadcasting), was vanbuiten geheel geel lichtkleurend. De collega van Wallsall-politie was bij zijn huis geweest en had teruggebeld met het nieuws dat er niemand aanwezig was. Cole maakte zich zorgen, ze was hem gesmeerd, wetende hoe haar vader was, of ze was ergens anders geweest toen hij belde. Hij wilde het laten gaan, en vervolgens kwam het terug en moest hij er weer aan denken. Die vervelende pubertrut! dacht hij. Snel regelde hij vier tickets voor de volgende dag, twaalf uur Londen-Maan. Het interieur van MLBC was fraai blauwig, gloedachtig zoals Cole nog niet eerder had gezien. Sanny had Laeta doorgegeven te oud te zijn voor dergelijke spookacties, zoals snel in het ruimtevliegtuig stappen. Laeta dacht: maar dat kan betekenen dat ik je nooit meer zal zien! En sprak het niet uit. De receptioniste babbelde wat met de beeldcomputer, Cole en Laeta hoorden een Oosterse vrouw lachen. Het was een kort geanimeerd gesprek. De receptioniste, een jonge dertiger met een gelukkige glans op haar gezicht, verwittigde hen even plaats te nemen. De Chinese vrouw betrad de hal en een kort gesprek volgde. Ying wist genoeg en bracht hen naar de studio op de eerste verdieping. Beiden zaten naast elkaar en 131
Ying interviewde hen. Ze brachten de twee verhalen samen, bijgestaan door een wetenschappelijk onderbouwd verhaal van een bekende Maanwetenschapper. In gewone taal legde hij het uit aan de kijker. Hij was iemand die door de Maanbevolking op zijn woord geloofd werd en als onpartijdig gezien werd. Cole vertelde van de dood van Schellmeister, hoe het in godsnaam mogelijk was dat de man doodgeslagen was, dat de professor met onderzoeken bezig geweest was om zuurstof kracht te geven zich te vermeerderen om zo stikstof terug te dringen, en van de tekstboodschap, die hij in beeld liet zien. De Maanman vertelde verder dat Maan zich geen zorgen hoefde te maken en dat op Aarde al het leven vernietigd zou gaan worden. Bijna negentig procent van de Maanbevolking had directe familie op aarde wonen. Cole dacht aan hoe hij het had gezegd en voelde zich tevreden. ‘Het is een soort zwart gat, die zesde dimensie, dat een aarde kan opeten en uitspuwen, sterker dan de snelheid van het licht en de zwaartekracht van het heelal en hun onderlinge krachten op elkaar. Het is in staat een heel stelsel schoon te vegen.’ Waarop Ying buiten beeld van de camera een duim omhoog had gehouden. Laeta had geregeld dat het nieuws ook op Aarde uitgezonden werd, eerst in het Azië-gedeelte, en binnen no time over de rest van de wereld. En dan kon het naderende onheil kering krijgen door de macht van het volk, de grote getallen. De opinie. Niemand negeert de stem van het grote publiek. Het nieuws was afgesloten geweest met de mededeling dat de Maanlasers in staat waren de zesde dimensie te vertragen tot een storm met orkaankracht, die weliswaar verwoestend zou zijn, maar niet al het leven op Aarde zou vernietigen. En dat ze zich op Aarde moesten gaan voorbereiden op de grootste razernijstorm aller tijden. En dat er op Maan Aardegoederen gehamsterd was, genoeg om het jaren mee vol te houden, alsof er weet van was en men dacht dat men een lange tijd zonder Aarde moest gaan doen. Wie zit er dan achter het hamsteren? vroeg ze zich af. En naderhand meende Laeta te weten dat de manier zoals het was gebracht een serieuze reactie teweeg zou brengen. In 132
eerste instantie bleek ze het verkeerd ingeschat te hebben, de bevolking reageerde, ook naar een camera toe, met: ‘Die spelen altijd spelletjes met ons via bangmakende berichtgeving, dus dat is geen nieuws.’ Maar na wat stilte in de menigte kwamen stemmen die zich dingen afvroegen. Als: zie ik mijn familie dan niet terug, en: wie heeft dat hamsteren gedaan? Dat moet iemand zijn die er weet van heeft gehad. Het nieuws werd opgepakt op Aarde. De mediastorm was aangewakkerd. Op Maan waren voornamelijk de redenen van onvrede dat iemand dus eigenhandig beslissingen had gemaakt. En dat was in het verkeerde keelgat geschoten, ook het idee dat de Aardebevolking nooit meer levend aanschouwd zou kunnen worden, was te groot om realistisch te kunnen inschatten en gold als tweede argument. Snel kwam reactie van hogerhand van de Maanraad, in de persoon van Lamière, die aan de hand van beeldschermbeelden van de laserstelling duidelijk uitlegde dat men heel erg goed in staat was om de naderende razernij te kunnen keren. Dat er geen gevaar was voor zowel de Maan- als Aardebevolking. En dat de gehele Maanraad als een persoon achter hem stond en dat hij verantwoordelijk was voor de uitvoering. Dat de kracht van de storm niet te voorspellen was, maar was het een vijfde dimensie, dan was alles klaar om het onheil te keren. Wat ineens extra onrust veroorzaakte. Ze hadden er nog eens goed over nagedacht: ja, niemand begreep het hamsteren, en het maakte een Aardebevolking ineens wakker alsof ze nooit een instelling gehad hadden met dat het hen geen hol interesseert of leven de volgende dag afgelopen kon zijn. Stelletje hypocrieten, vond men op Maan. ‘De Maanbevolking wordt er beter van en iedereen op Aarde staat ineens op zijn achterste benen.’ ‘Amateuristische toneelvereniging,’ waren de teneur van de opmerkingen over Aardeleven. Dit na het vertonen van beelden van gegroepeerde mensen op Aarde met hysterisch geschreeuw, alsof ze massaal afgemaakt zouden gaan worden. Bij de ruimtevliegtuigstations was het een totaal gekkenhuis, de Maanraad besloot, een beslissing in samenspraak met Aarde gemaakt, de ruimtevliegtuigen stop te zetten en geen vluchten naar Maan meer te ontvangen. Wat voor nog meer 133
paniek op Aarde zorgde. Ook mensen op Maan meldden zich bij het gebouw van de Maanraad met allerlei vragen en eisten tekst en uitleg en moesten door de ordetroepen tot bedaren gebracht worden. Cole liet zijn tekstboodschap aan de journaliste zien, die in het appartement van Laeta was, waar Cole de logeerkamer boven het hotel had verkozen. Hij maakte zich zorgen om zijn familie. De bezorgde drang van haar vader drong tijdens een telefoongesprek wel tot zijn dochter door en haar nonchalante gemoedstoestand verdween en na een paar seconden had ze toch weer haar schouders opgehaald om de simpele reden dat er niets meer aan veranderd kon worden. En het idee van een storm zoals die waar alles ooit mee begonnen was, sterker dan alles, intrigeerde haar om een of andere reden. Ze vond het spannend en enerverend om een wereld, normaal zo gezapig en ongeïnteresseerd, in paniek te zien. Alsof ze naar iemand keek die altijd pretendeerde dood te zijn, ineens toch bleek te leven. De tv-beelden van Coles tekstboodschap op zijn telefoon hadden hun uitwerking niet gemist. De Maanraad kwam in actie, de president, de machtigste man van het heelalleven, vertelde dat niemand zich zorgen hoefde te maken. Dat dit tot op de bodem uitgezocht zou gaan worden en dat alle lasers ruim van tevoren ingeschakeld zouden worden en hun werk gingen doen.
15.
En Kelly belde Laeta. Hoe het met haar ging. Ze zei dat ze hem op de hoogte zou houden en dat ze bezig was met zaken en het druk had. ‘Met interviews geven, zoals ik net heb gezien.’ 134
‘Dat was ertussendoor, ik moet hier ook het een en ander voor mijn vader regelen.’ ‘Wij zijn in de ontwikkelingen geïnteresseerd. Ik had je moeten vertellen dat ik bij de politie werk, ik moest Cole begeleiden. Dergelijk werk doe ik, is onbelangrijk.’ Geloof je het zelf? dacht Laeta. ‘Ja, dat was ook toevallig. Ik dacht: is dat Kelly? Dat ik je daar tegenkwam!’ ‘Ja, inderdaad, jij moest daar ook zijn of zo?’ ‘Om een paar vragen aan de baas van het lasercentrum te stellen. Wij wilden gerustgesteld worden, maar door de beelden die ik gezien heb is dat geen probleem meer. De grote baas heeft toegezegd er scherp op toe te zien dat ze in werking gezet worden.’ Ze vroeg zich af of de grote baas ook onbetrouwbaar was. Sanny had haar met klem gezegd Frank Sample in de gaten te houden, maar die was nergens te bekennen geweest, enkel de president van de Maanraad. Ook al een Aardgeborene op leeftijd. ‘Het komt wel goed inderdaad,’ zei Kelly tergend langzaam en wilde weten wat Laeta precies allemaal wist. ‘Wij willen eigenlijk een gesprek met Frank Sample, uit zijn mond horen hoe de zaken ervoor staan.’ ‘Alle zaken van Sample worden door Lamière behartigd.’ ‘Kun je op korte termijn een gesprek regelen, wij willen dat deze zaak op een verantwoordelijke manier opgelost wordt.’ ‘Dat wil iedereen, ik zal het hem voorleggen en bel je terug.’ De verbinding werd verbroken, even later belde Kelly terug dat Lamière over een uur en een kwartier tijd had hen te ontvangen. Ze spraken af in het hoofdkantoor van de SSS. Laeta merkte dat de aanwezigheid van Cole geen vervelende spanning meebracht, hij liep in haar appartement rond alsof hij thuis was, en zo wilde ze het graag, echter kon ze ook niet ontkennen dat het een sluimerend irriterend gevoel gaf. Maar dat had te maken met dat hij totaal niet geïnteresseerd leek in andere zaken dan de zesde dimensie en 135
zijn familie te zijn. Of misschien is het nog een stapje erger, dacht ze, is dit gewoon zoals hij is. Altijd. Ze wist dat ze zijn aanwezigheid in eenzelfde woning voor altijd zou kunnen accepteren en dat ze zich daar prettig bij zou voelen. Behalve als zijn familie aan bod kwam, dan was hij een ander persoon die dan een verantwoordelijkheid en zorgzaamheid aan de dag legde. Hij zal wel bezig zijn met de vraag of hij hen ooit nog terugziet, dacht ze. Ze constateerde dat ze heimelijk blij voor hem was met dat hij een gelukkig leven leidde met menselijke verantwoordelijkheden voor een volgende generatie. ‘Ik begrijp dat we naar Lamière gaan?’ ‘Wat? Ja, inderdaad, laten we maar gaan, zijn we te vroeg, dan gaan we ergens koffiedrinken, even de zaak doorspreken.’ ‘Prima,’ zei Cole. ‘Weet je? Af en toe denk ik wel eens dat ik op Maan uitstekend mezelf zou kunnen zijn.’ ‘O ja, waarom denk je dat?’ ‘Geen idee, het is iets wat ik zonet voor het eerst dacht. Ik heb er verder niet over nagedacht.’ ‘Als jouw onderbewustzijn jou dit laat zeggen, dan is dat goed. Dit heb je niet bedacht.’ ‘Zo denk ik er ook over, het waarom is in feite minder belangrijk.’ Met vergulde blik bekeek hij het lichaam van Laeta, hij leek zich niet te beseffen wat hij dacht en sloeg de blik af. Bij het betreden van het stratengedeelte werd hun aandacht getrokken door rumoer. Een groep mensen stonden gegroepeerd om een situatie. Op een plein waren brede trappen naar een plateau waarop wel eens voorstellingen gegeven werden. Mensen stonden in rijen dik, met hun rug naar hen toe, en lieten met kleine beweginkjes van hun rug zien dat ze het liefst verder naar voren wilden gaan. Om het zo nog beter te kunnen zien. Cole en Laeta hadden geen idee wat het was. Wel drong een door merg en been gaand gekrijs van een kind tot hen door. ‘Dat is niet goed,’ zei Cole, ‘hier klopt iets niet.’ 136
‘Laat maar gaan,’ zei Laeta, ‘ik weet wat dat is, dat is de Maanleven-loterij.’ ‘Ach ja,’ zei Cole bedachtzaam, ‘daar heb ik van gehoord, laten we even gaan kijken.’ ‘Nee, dat zijn geen leuke beelden. Voor de Maanbevolking is het gesneden koek, die kijken daar anders tegen aan, maar voor Aardebewoners kan het schokkend zijn.’ ‘Ik heb het wel eens op mijn scherm gezien.’ Hij keek even naar Laeta en vervolgde met: ‘Het is inderdaad de hardheid van deze cultuur. Het vermaak waar men behoefte aan heeft.’ ‘Het is ooit bedacht door iemand die bij de Maanbevolking een gevoel van gegroepeerde identiteit wilde aanmaken: een gevoel van saamhorigheid en een soort van anti-Aarde-mentaliteit. Het was in de dagen dat Maan in volle voorwaartse groei was en mensen moeite hadden de overstap van Aarde naar Maan helemaal in zich op te nemen. Kreten als: morgen ga ik weer terug naar Aarde en dergelijke, die ook vaak uitgevoerd werden, en een grote in- en uitvoer veroorzaakten, hoorde je in die tijd vaak. Maar het evenement is gebleven, de Maanbevolking wilde dat zo en ook op Aarde, dan voornamelijk bij de mensen zonder enig toekomstperspectief, wilde men het handhaven.’ Cole keek bedachtzaam en vervolgde met: ‘Nu weet ik het weer. Men moet aan bepaalde voorwaarden voldoen; een zekere uitzichtloosheid moet er zijn. Daar zijn op Aarde wel genoeg mensen van te vinden.’ Laeta lachte minzaam. Het gekrijs was even weggeweest en begon weer en drong weer tot hen door. De menigte lachte. Ze spoedden zich naar het tafereel, via een trap kwamen ze bij de achterste rij mensen en probeerden tussen en boven hen uit te kijken. De loterij was voor Aardebewoners die graag op Maan wilden wonen. In de realiteit bleken er alleen maar de echt kansarmen op af te komen. Het zat zo in elkaar. Twee mensen kwamen bij elkaar bij een soort capsule-apparaat. Het kon dingen lanceren, het had iets weg van een kanon. Het apparaat had, via dubbele, hermetisch afgesloten deuren, contact met de 137
heelalbuitenwereld. Een leeg ruimtepak stond rechtop. Er werd tussen twee mensen geloot. De winnaar kreeg een appartement met werk op Maan en de verliezer moest zich in het pak hijsen, het apparaat in gaan, deuren naar het Maanleven werden afgesloten en het apparaat schoot de capsule met de persoon het heelal in. Met zuurstof genoeg voor een paar uur, en met in de helm een camera die alles registreerde op het tv-kanaal. De verliezende gokker was tot aan zijn laatste adem op het beeldscherm te zien. Wanneer de persoon overleden was, werd met een laser zijn lichaam en pak, dat inmiddels op ruime afstand was, vanaf Maan tot niks verpulverd. Op dezelfde manier zoals Maan zich van afval ontdeed. Moonlife or death in space heette het programma. Op zowel Maan en Aarde een kijkcijferkanon. Veel kijkers schakelden in ongeveer vanaf het begin van het laatste halfuur van de persoon zijn leven. Commercials in dat blok waren onbetaalbaar. De meeste verliezers stapten vrij laconiek het pak in en lachten en voelden zich gek gelukkig, dat zelfs dit ook een betere oplossing was dan leven op Aarde. Deze keer had een Aardebewoner al zijn laatste geld bij elkaar geschraapt en zijn vrouw en twee kinderen meegenomen, zich ingeschreven voor de loterij, en echt alles of niets gespeeld en het was niets geworden. De vrouw, zijn tegenstander, die de loterij had gewonnen, straalde en probeerde de kleine jongen, van ongeveer acht jaar, te troosten, diens vader werd in het pak gehesen en gooide hem dingen toe als: ‘Zorg dat je nooit zo eindigt als ik, maak wat van je leven en luister naar je moeder.’ Het definitieve moment kwam. De helm werd afgesloten. Via de intercom was de man te horen. Hij praatte tegen zijn vrouw en kinderen. De jongen begon hartstochtelijk te huilen, hij kreeg er de lachers mee op de hand, de vader schold via de intercom de menigte uit. Nog meer gelach. Schiet hem de ruimte in! En geef die klaploper wat-ie verdient! De man zwaaide nog even naar zijn familieleden, het pak nu hermetisch afgesloten. De camera werd gecheckt, men zag op het grote scherm het gezicht van de man, en hij stapte de rechtopstaande capsule in. Het aftellen begon en de capsule 138
werd de ruimte in geschoten, werd voor het oog snel kleiner en was nog moeilijk waar te nemen. Iedereen keek naar het scherm. Het gezicht van de man vertoonde onzekerheid. De man ademde constant te diep in, verontrust of hij nog genoeg zuurstof had. De onzekerheid in de ogen werden ingegeven door een zekere toekomstige dood in relatief korte tijd. ‘Je hebt nog wel even, straks moet je diep gaan ademen! En dan krijgen we je doodsangst te zien!’ riep iemand uit het publiek. ‘Ja, hoe stoer je ook bent, hoe lacherig je er ook van wordt, er komt een moment dat je jouw doodsangst laat zien!’ reageerde de ander. De jongen keek gespannen naar het scherm waar het gezicht van zijn vader te zien was. Alsof er nog redding mogelijk was. De capsule in de ruimte opende en de man zweefde in het heelal. Onzekerheid begon zijn gezicht te tekenen. Het vrij zweven en het zicht op het oneindige heelal en het feit dat er slechts glas van de helm tussen zijn gezicht en de buitenwereld zat, maakte dat hij bewust was dat de dood dichterbij kwam en geen genade kende. Het besef waar sommige kijkers op kickten, om dat op het gezicht te zien. ‘Laten we maar gaan,’ zei Laeta, ‘ik heb dit wel eens tot het einde gezien. Dat is niet leuk. Er was eens een man die ontzettend moest lachen. Een lange tijd geloofde men dat hij tot aan het einde luchtig zou zijn en er brak bij de persoon toch paniek en doodsangst door. Ontluisterend om te zien.’ ‘Ik ken de beelden, er kan gewed worden op welk tijdstip de persoon gaat schreeuwen, angst laat doorkomen, begint te jammeren et cetera. Daar gaat grof geld in om.’ Ze vervolgden hun weg, Cole keek met glazige ogen, in gedachten had hij de loterijbeelden nog niet achter zich gelaten. Hij vond het onwerkelijk hard, normaal was de Maanbevolking sociaal en meevoelend en dan zo. Geen verschil tussen leven en dood. En dan op een totaal achteloze manier. Vooral dat gekrijs van de zoon voelde hij nog in zijn gehoorzenuwen. Het had een emotie losgemaakt die hij eigenlijk als onbewust wilde koesteren. Weer dat toekomstgericht bezig willen zijn in plaats van strak en gedisciplineerd overleven. Toekomstgerichte dadendrang omarmen. Het beeld van de weggeschoten man zat voor de 139
emotie, wederom werd hij bewust van een komende verandering in hemzelf. Hij had zichzelf gewaand als iemand die altijd zelf bepaalt hoe en in welke richting te veranderen. Wat ergens een soort lachje op zijn gezicht tevoorschijn toverde. In totaal leek Cole op een man met glazige ogen die af en toe wat vreemd lachte, alsof hij het niet kon tegenhouden. Hij hervond zijn bewustzijn en richtte zich op Laeta, die hem voorging naar het kantoor van de SSS. Ze liepen door de straat en werden tot hun verassing aangehouden en gevraagd naar de situatie. ‘Alles is onder controle,’ zei Laeta. ‘Niemand hoeft zich zorgen te maken.’ Lamière haalde hen in de receptieruimte op en ze liepen gezamenlijk terug naar zijn kantoor. Kelly liet bij hun melden aan de receptie zijn gezicht even zien, en zei dat hij snel contact met Laeta zou opnemen. Lamière haalde hen op bij de receptie en ze liepen gezamenlijk terug naar zijn kantoor. Lamière was glad gekleed, liep lichtvoetig, en Cole voelde hem als iemand met een flegmatieke maanidentiteit die hij nooit eigen zou kunnen maken. Alsof hij naar een ander soort mens keek. Ze traden binnen en Lamière liet verfrissingen komen. ‘Zo,’ zei hij tergend langzaam, ‘ik begrijp dat jullie flink wat commotie veroorzaakt hebben.’ ‘Hoe bedoel je?’ vroeg Laeta onnozel. ‘Nou, dat gedoe met die tekstboodschappen en dat onnodige paniek veroorzaken. Het is dat men hier wel wat gewend is van Aardebewoners met hun “Het leven staat op het punt van instorten-paniekzaaierij”, maar op jullie planeet is men in volle paniek.’ Hij lachte. ‘Vind je het gek,’ zei Laeta. ‘Binnen onafzienbare tijd komt er een storm sterk genoeg om wat planeten op te eten en weer uit te spuwen. En een planeet die op de planningsroute van de zesde dimensiestorm staat is Aarde.’ Lamière stopte abrupt met lachen en antwoordde terstond: ‘Er is geen enkele reden om bezorgd te zijn. U heeft de president van de Maan gehoord. We gaan er alles aan doen om het te stoppen en dat is een zekerheid.’ 140
‘Dan nog is het de vraag hoe sterk de razernijstorm gaat zijn,’ stelde Laeta. ‘Dat is een gedachte, echter zal het nooit het einde van Aardeleven worden. Men gaat het overleven.’ ‘Ik wil graag wat meer zekerheden hebben,’ zei Laeta, en ze keek naar Cole, die zich afzijdig hield. ‘Wat voor zekerheden? Zekerder kan het niet zijn.’ ‘Wij dachten aan de lasers eerder aanzetten.’ ‘Waarom zouden we dat doen, dat is energieverspilling.’ ‘Dan weten we zeker dat ze werken, dat geeft ook geruststelling aan de bevolking.’ ‘Dat is nogal een operatie. Nee, we hebben ze al geprogrammeerd, ze worden exact op tijd in werking gezet en zullen dan alles geven.’ ‘Ik denk niet dat het genoeg zekerheid aan de bevolking gaat geven.’ ‘Ik begrijp dat u dan de media opzoekt?’ ‘Dat zei ik niet, maar ze hebben er wel recht op dit te weten.’ ‘Uiteraard, wij zullen het bespreken en laten het u weten of we ze eerder in werking zullen zetten.’ ‘Laat mij dat zo snel mogelijk weten.’ ‘Geeft u ons nog wat tijd, zeg vierentwintig uur, en dan hebben we een beslissing over eerder instellen van de lasers ja de nee gemaakt.’ Laeta vroeg zich af of Lamière een verspreking had gemaakt met de ‘vierentwintig uur tijd’ en of het mogelijk was zo boven te krijgen wie er wel en wie er niet bij betrokken was. Meteen verwittigde ze Ying over het gesprek. Voor de camera noemde ze Lamières naam en dat deze had gezegd vierentwintig uur de tijd nodig te hebben. Nu wachten, besefte ze, en wie reageert, en in wat voor een tijdspanne, en dan weet ik meer. Duurt het vierentwintig uur voordat er gereageerd wordt, dan zit de hele raad erachter. De Maanraad kwam binnen anderhalf uur met een reactie. Men stelde dat vierentwintig uur een nogal lange en opmerkelijke tijd was, dat de laserstralen direct aangezet 141
werden en dat dit geen moeite kostte. Ze ontving een telefoontje van Lamière. ‘Kijk Laeta,’ zei hij. ‘Het is niet zo dat ik per se vierentwintig uur nodig heb. Het was een ruime indicatie. Het kan wat tijd nodig hebben om hierover met de juiste personen in contact te komen, moet u kunnen begrijpen.’ ‘Ik begrijp dat zeer zeker. Nee, hoor, dat was duidelijk.’ ‘Dan heeft u dat niet goed voor de camera gezegd, daar leek het op dat ik had gezegd minstens vierentwintig uur nodig te hebben, eh… Weet u wat, het doet er niet meer toe. Ik wilde dit gewoon even gezegd hebben. Meer niet. Ik neem aan dat voor u zo de zaak is afgedaan?’ ‘Ja hoor, dat is prima zo. Ik had dat anders begrepen, dan heb ik uw woorden per ongeluk verdraaid,’ loog Laeta, en ze dacht: eindelijk krijgen we beeld op hoe de zaak in elkaar zit en wie daarbij betrokken is en wie niet! Laeta wist nu zeker dat de Maanraad wel van goede zin was. Anders waren ze met Lamière mee gegaan. Het gaf haar meer duidelijkheid hoe verder te gaan. Pas als de storm voorbij is weet ik of de lasers hun werk gedaan hebben, dacht ze. De beelden van de lasers die hun straalkracht aan de ruimte meegaven, werden live uitgezonden. Veel Maanbewoners keken uit het raam. Het was een groen-geel lichtspektakel. Een mantel van vertraagde lucht begon zich te ontwikkelen en het Maanleven als een dikke lichtgevende deken te koesteren. Vanaf Aarde was het hier en daar te volgen. Met af en toe een lichtstraal dat ergens gestopt werd en daardoor oplichtte, en na een halfuur was iedereen redelijk gerustgesteld. Redelijk is de term omdat men geen echte zekerheid had over hoe sterk de storm zou gaan zijn en of het afweermechanisme überhaupt wel voldoende zou zijn. Lamière maakte bekend dat de storm door iedereen overschat werd.
142
16.
Op Aarde had zich een nieuwe groepsmatige emotie ontwaard. Die van verongelijkte woede. Het hysterische gedoe na het nieuws, vervolgens de aflatende reactie met dat het eigenlijk niet uitmaakte, had plaatsgemaakt voor een moordenaarswrok. Een gevoel van: als we gaan, dan gaan we ook met zijn allen, was verraden door een smerig spelletje van Maan. Het idee dat de Maanbevolking het zou gaan overleven maakte een haat aan. Iedereen wist dat Maan wat uit te leggen had, vanwege hun gehamster en hun plotselinge weigering ruimtevliegtuigen op Maan te ontvangen. Overgeleverd aan het lot en aan een Maanwereld, bijna niet te zien, die lekker hoog en droog de storm afwacht en dan wel ziet wie en wat het overleefd heeft. Je kreeg er gedachten bij van lekker met zijn allen naar het beeldscherm kijken, het prachtige heelal op de achtergrond, en op het scherm beelden van mensen op Aarde die tevergeefs tegen natuurlijke krachten proberen te vechten door zich te schuilen of dekking te zoeken. Het idee dat je dan toch gegrepen zou kunnen worden en kansloos de dood zou vinden terwijl men op Maan toekijkt, kon niet geaccepteerd worden. En het gekke was: sterft op Maan ook alles uit, dan zou het geen probleem zijn. Raast de storm over al het leven heen en blijven er planeten over zonder leven waar weer een nieuw begin aan zit, geen punt. Maar niet zo. Of iedereen dood of niemand. Het idee dat een nieuw begin dan vanaf Maan gefilmd zou worden, kon men slecht verdragen. Maanbedrijven met vestigingen op Aarde werden aangevallen en vernield. Ordepolitie maakte overuren. De realiteit gaf aan dat de storm steeds dichterbij kwam. Voorbereidingen werden getroffen, huizen dichtgespijkerd, anderen deden uit protest niks. En de grens van vierentwintig uur passeerde en iedereen was enkel nog gefocust op de lasers en de naderende storm. Het besef dat wanneer de lasers hun werk zouden stopzetten en de dimensiestorm dan niet gekeerd zou gaan 143
worden veroorzaakte een gelatenheid met dat nu hun lot echt aan de Maanbevolking was overgeleverd. Een naar de Maan loerende, argwanende houding bleef over. Kelly was bij de ingang van het distributielasercentrum. Hij gebruikte zijn SSS-pas om binnen te komen. Zijn orders waren: ‘Wanneer nodig geef jij jouw leven.’ Hij wist dat hij nu uit de anonimiteit moest komen. Er was geen andere weg meer om ervoor te zorgen dat de storm op Aarde zijn werk zou kunnen doen. Alleen als ik bij de weg naar buiten iedereen weet te vermoorden, kom ik ermee weg, dacht hij. Bij de receptie had hij zijn laserpistool onder zijn kleding weten te houden. Hij pakte het erbij, wist wat het laserpistool zou kunnen aanrichten. Speciaal gemaakt zodat het nooit een gat in het dak zou kunnen maken. Alleen agenten van de SSS mochten het gebruiken. Orders van Lamière waren om de lasers uit te schakelen. Met een gericht schot schoot hij de nietsvermoedende receptioniste door het hart. Ze had tot een seconde voor haar dood niet geweten wat er komen zou, want het pistool was op de scanner niet te zien geweest. De laserstraal had het hart stil gebrand. Een man in een witte jas kwam hem tegemoet lopen, de man glimlachte, Kelly schoot hem dood. Tijd geworden om het masker af te zetten, dacht hij weer, en hij voelde mannelijke spanning in zijn lichaam. Een alarm ging af. Hoe wist het bewakingssysteem dat hij geschoten had? Hij verhaastte zijn pas. Twee onderzoekers kwamen door een deuropening, hij schoot ze beiden neer. Verbazing stond nog op hun gezicht, ze dachten dat hij van de beveiliging was. Iemand achter hem riep dat hij moest stoppen. Hij liep weg door een deuropening. De zaak is verlinkt, dacht hij. Maar wie? Haastende voetstappen kwamen hem achterna. Welke schoft kan dit weten? dacht hij, voordat hij geraakt werd en neerviel. De pers kwam erbij en het werd bekend dat iemand had geprobeerd de lasers stop te zetten en zo het leven op Aarde wilde vernietigen. De Maanraad kwam bij elkaar, de bevolking telde af en een teruglopende digitale klok gaf aan hoeveel tijd het nog was voordat de dimensiestorm zou 144
komen. Het centrum werd streng beveiligd, er was geen doorkomen meer aan. Kelly doorstond het waarheidsserum niet. Lamière werd gearresteerd, hij beschuldigde Frank Sample als de opdrachtgever, maar kon niks bewijzen. Frank was zowat niet bereikbaar, enkel de Maanraad riep hem ter verantwoording en kon niets hardmaken.
17.
Voordat ik verderga moet ik nog even dit kwijt. Dit verhaal heeft een heel flauw einde. Dat je dat alvast weet. Ik denk: ik bereid je maar alvast een klein beetje voor want anders heb je er geen goed woord voor over. Bij deze mijn excuses voor het ongemak. Misschien dat deze aankondiging jouw uiteindelijke mening wat nuanceert. Ik hoop het maar. Terug in het verhaal. Het is moeilijk de mensheid te beschrijven. Het leek wel alsof de mens voorbij zijn authentieke echtheid was gegroeid. Het altijd sluimerende en gedefinieerde einde van de mensheid had in de ziel van de mens een afgesloten bewustzijn gecreëerd. Jouw koers werd bepaald, als voetstappen in de sneeuw, en het enige wat je kon doen was erin stappen en ze volgen. Een onmogelijkheid om van een zekere koers te veranderen voelt als onprettig, echter was het gevoelsmatige zicht op een definitief einde wat het acceptabel maakte. Men had geen gevoel meer voor de toekomst. Dat had ook een prettige kant. De regels waren simpel: Op Maan deed je wat je moest doen en je leven was zeker en veilig. Zonder weerstand. Vanuit de daardoor ontstane gemoedstoestand had je dus ook geen groeidrang met de daarbij behorende chargerende daden naar de toekomst toe. Om zo ergens uit te komen. Het leven was kabbelend. 145
Op Aarde leefde men met een verdedigend mechanisme met eveneens de missende toekomstemotie. Een wereld waarin ook Laeta was opgegroeid. Hier waren de regels wat gecompliceerder. Hier moest je wel wat drijfveer naar een beter leven aangeven om zo niet buiten de boot te vallen en vroeg te gaan sterven. Dan zul je misschien denken wat je toch in godsnaam met Laeta aan moet. Eigenlijk was ze vlees noch vis. Zo voelde ze dat zelf ook. Eigenlijk heb ik nooit echt zeker mijn eigen keuzes in het leven gemaakt, dacht ze. Dat is een sluimerend besef dat ongeveer een jaar geleden mijn persoonlijkheid in een veranderende dadendrang heeft gezet. Andere keuzes. Alsof er iets magisch is en ik niet per toeval naar Maan gestuurd ben. Alsof het van tevoren zo gepland is. Soms komen dingen bij elkaar. Waarom lukt het me niet om mijn bewustzijn hierin te vinden! Het knaagde in haar geest. Een onderbewustzijn, dat elke keer een gaasje in haar hersenen losmaakte waarachter een onderbewustzijn naar het bewuste toe groeide. Ze liep heen en weer in haar appartement, vertwijfeld keek ze af en toe naar het heelaluitzicht en voelde: het kan elk moment bij elkaar komen. Een onderbewustzijn dat haar altijd een eigen verklaarde heiligheid naar de buitenwereld had gegeven. Ongenaakbaar positief. Met snelle verbale weerbaarheid, altijd de juiste opmerking op het juiste moment. Een kracht die ze nog niet eerder als vermoeiend had ervaren. Het kwam los. Een heerlijke warme gedachte voelde ze gaan doorkomen. Cole was in de stad. En weer liep ze naar het raam en keek naar de stilte van het heelal. Nu weet ik waarom ik het eigenlijk wel best vond om met een oudere man verder te gaan, dacht ze, eigenlijk wist ik toen ook al dat ik dat niet wilde, maar het kwam gestroomlijnd op het pad van mijn leven. Gezapig heb ik dat leven in kracht gedragen, elke keer kwam ik op Maan, en er gebeurde iets met me. Iets kwam los in mijn systeem, iets wat mij, vanuit krachtig in mijn lichaam zijn, veranderde in acceptatie. Maar dat een dergelijke gedachte erbij zou komen, dat had ik niet gedacht. Hier 146
kunnen inderdaad mensen genezen van vastzittende gedachten die ze op Aarde niet meer kunnen erkennen, dacht ze, nadat ze wist wat ze al die tijd had gevoeld. O mijn god, wat verlang ik hiernaar. Dit is zoals mijn leven heeft moeten zijn. Dat ik het ooit zo sterk overtuigd zou kunnen voelen. Achteloos heb ik erover geanalyseerd en er met mensen over gecommuniceerd. En in gedachten zag ze de begripvolle blik van haar vader als ze haar kinderloze leven met hem besprak en voelde tranen toen ze ineens in gedachten zijn gezicht als pijnvol herkende. Als iemand die zich besefte wat zijn dochter niet had meegekregen. Een stil gevoel gelijkwaardig als het besef van de oneindigheid van het heelal kwam naar haar toe. De immense stilte en grootsheid maakten haar nederig en klein. Eigenlijk is het enige wat ik echt wil een kind krijgen, dacht ze.
18.
Het moment naderde. Langzaam waren mensen zich er bewust van geworden. In eerste instantie pakte je het nieuws op, was verontwaardigd, of je had een andere reactie, vervolgens een moment van acceptatie en even later gevolgd door gelatenheid. ‘Wat kun je eraan doen? Niets toch?’ zeiden mensen tegen elkaar, maar ook tegen niemand. Als een zelfbevestiging. Je hoopte op een vergissing. Even voor het moment kwam scepsis ineens boven zetten. Het heelal zag er dusdanig rustgevend uit. Wanneer op Aarde een storm zijn komst aankondigde, dan gebeurde dat met het betrekken van de hemel. Dit voelde als een orkaan met kracht 35, of weet ik veel meer, op de schaal van Richter die op een zonnige wolkloze dag van de ene op de andere seconde zou gaan plaatsvinden. Een onmogelijk te bevatten verschil. Die wetenschappers hadden het natuurlijk verkeerd, waren 147
sommigen van overtuigd, die hun gedachte opgeluchtheid probeerden te geven. Wat de mening verstrekte was het verhaal op het beeldscherm geweest. Dat wanneer eerste signalen van de zesde dimensie met het blote oog zichtbaar zouden zijn, met een telescoop turende naar het donkere heelal, dat de storm dan in acht minuten en zestien seconden tot aan de laser aangestuurde verdikte vacuüm wand aanwezig zou zijn. ‘Dat is gewoon onmogelijk,’ had een manspersoon op straat op Maan eruit geproest, waarna gevolgd door vreemd ondefinieerbaar gelach. In eerste instantie had je de neiging er spot in te ontdekken en later vroeg je jezelf af of je er ook onzekerheid in gevoeld had. In ieder geval zou het, als het allemaal klopte wat er gedacht werd, ergens in het heelal overgaan in een vijfde dimensie en dan door de vertraagde, gelaserde buitenomgeving gestopt worden. Dat kon nooit zo snel gaan, iedereen was het erover eens. ‘Tuurlijk is dat onmogelijk, laat me niet lachen. Is dat niet gewoon weggegooid geld waar al die wetenschappers mee bezig zijn? Het is gewoon hobbygeld dat door de plee getrokken wordt. Altijd hetzelfde met die lui boven aan de berg die naar beneden kijken. Geld verspillen en anderen tegenhouden om ook de top te bereiken,’ proclameerde een goochemerd op Aarde in een camera bij gewoon een straatinterview. Achter stippen vandaan komende, stippen groot als planeten, en dan in een mum van tijd tot aan de muur. Er heerste een achteloze onrust. Een onrust onder de bevolking die hoe dichterbij de storm kwam meer indaalde en naar realiteitsbesef groeide. Sommigen liepen met gelukzalige glimlach rond. Een gedachte om te sterven en daarbij iedereen eveneens het leven zou laten, was een geruststellende. Maar dan een gedachte meer van op Aarde dan op Maan. ‘Is dat niet wat eigenlijk iedereen wil?’ ‘Jaaa,’ reageerden mensen in koor, waar men gegroepeerd het te naderen mogelijke einde besprak, ‘tegelijkertijd sterven?’ 148
Aardebewoners die wel hoopten op een doorstart van de planeet probeerden zich voor te bereiden op wat komen ging. Hun onderkomen beveiligen tegen de naderende razernij om het veilig te kunnen doorstaan. Wetenschappers begonnen via de beeldscherm-tvkanalen elkaar tegen te spreken betreffende de vraag of het in kracht gelijkend een tornado zou zijn. Het verhaal was dat het minstens gelijk zou zijn, waarschijnlijk sterker, en in het ergste geval het einde van al het leven. En er waren die heimelijk op het einde hoopten en in hun gemoedstoestand een glimlach voelden die niet op het gezicht te zien was. Een wraak voor hun kansloze leven van buiten hun macht aangestuurd. Een goed vertrouwen op de werking van het laseraangestuurde schild in de ruimte was niet aanwezig. Men hield het heelal in de gaten. Tv-kanalen zonden live non-stop beelden uit van waar de zesde dimensie vandaan moest komen. Een stil beeld, dat geen verandering aangaf, saai en uren achter elkaar hetzelfde. Je keek even niet, dan weer wel: volledig hetzelfde, het rustgevende beeld. Onveranderlijk, je bleef kijken, niks veranderde, je draaide de ogen weg van het beeld, en weer terug en weer alles hetzelfde. Theorieën dat op Maan verhalen verzonnen waren om op de gemoedstoestand van mensen op Aarde proberen te werken, deden de ronde. ‘Want Maan wil duidelijk maken dat Aarde afhankelijk van Maan is en niet alleen maar vanwege een wapensysteem. Dat lasergedoe is geënsceneerd!’ Het ontaardde in smalende gedachten. En het laatste uur was aangebroken en iedereen op Maan en Aarde, die een blik op een tv-kanaal kon hebben, was gefocust. Als een soort oud en nieuw en een teruglopende klok. Elke publieke gelegenheid had het beeld, met de digitale teruglopende cijfers rechtsonder in de hoek, op het beeldscherm staan. Iedereen werd stiller. Grote geluiden voelden alsof ze nooit gemaakt waren. Weggevallen in eeuwige stilte. De gelatenheid hield aan tot twintig minuten voordat de storm bij de beschermwand zou zijn. Als de acht minuten 149
en zestien seconden in beeld kwamen, dan zou men dit aan verandering in het heelal kunnen zien. De seconden tikten weg. Mensen focusten op het beeldscherm. Er werd minder gepraat, in centra, in horecagelegenheden. Op Maan, waar men niet al te veel zorgen had en gewend was aan een plotselinge mogelijke dood, en op Aarde thuis bij de mensen waar ramen dichtgespijkerd waren en men wachtte. Een hoop en ongeloof dat het nooit zo zou kunnen zijn. Niks kan zo snel gaan dat het ineens in beeld komt, de lichtsnelheid is driehonderdduizend kilometer per seconde, en dat is per minuut achttien miljoen kilometer en per acht minuten honderdvierenveertig miljoen kilometer. En de beelden toonden weer dat onveranderlijke heelal zoals op Aarde een strakblauwe hemel rond middaguur kon zijn, en je genoot van de dag, wetende dat het prachtige weer nog uren zou aanblijven. Het verstand te buiten, echter wetenschappers en deskundigen hadden herhaaldelijk, als een soort mantra, gezegd dat het toch echt zo ging gebeuren. De twijfel liet menig hartslag versnellen. Een stilte terwijl de klok tikte, en de negenminutengrens passeerde, voor het eerst was de acht in beeld, hij tikte door, het scherm toonde geen verandering, was het een vergissing? 08.20, 08.19, 08.18, 08.17 en 08.16.Warempel! Kleine zwarte stofjes kwamen in beeld, ontploffinkjes, voor het blote oog millimeterklein. ‘Het begint met sterren groter dan aarde die verpulverd worden,’ had iemand eens op een tv-zender vermeld. Je dacht er weer aan. Verbazing alom, er kwamen snel nog een paar zwarte ploffinkjes, het versnelde kwadraterend in aantal, rap werd het een zwarte lijn en toen begon het te bewegen. Een grote zwarte brede baan maakte vanuit het verste heelal vaart, zo onnatuurlijk snel dat het sommigen de schrik om het hart sloeg. Dit kan niet waar zijn. Dit gaat voorbij aan het menselijke oog. De tijd verstreek, de grote zwarte baan raasde angstaanjagend richting Aarde. Alsof je naar een film keek en het beeldscherm de realistische grootte aangaf wat in werkelijkheid honderden miljoenen kilometers ver weg was. 150
Niemand die nog twijfelde en de schrik om een natuurkracht groot als alle begin in het heelal greep mensen bij de keel. Ongeloof stond op de gezichten, sommigen begonnen hysterisch te lachen. Het idee dat het planeten verpulverde vonden mensen onmogelijk als realistisch te kunnen interpreteren. ‘Dit kan gewoon niet waar zijn!’ gilde een vrouw met handen voor de oren als wilde ze de realiteit buiten houden. Je kreeg er wel een goed idee van hoe ooit al het begin begonnen was. Niemand had ooit gedacht echt het einde mee te gaan maken. Het raasde voorbij tijd en licht, dit was het einde en begin van alles. Kloppende harten op Maan en Aarde keken nog maar naar één ding en dat was het allesvernietigende gevaar. ‘Die verpulvert zo’n lasermuur, wat hebben ze in godsnaam gedacht!’ ‘Ja, als die muur daar verderop stond wel ja, het gaat erom dat-ie in vaart en kracht vermindert.’ ‘Daar lijkt het nu nog niet op,’zei de ander weer. Mensen maakten paniekerig contact met officiële instanties op Maan met het nieuws dat alle lasers op volle kracht ingezet moesten worden. Hysterisch schreeuwend dat ze te laat begonnen waren actie te ondernemen. De zwarte baan verbreedde zich onheilspellend snel en begon zich met grotere vaart naar de twee planeten te begeven. Een hand voor de mond, ongeloof dat iets zo verschrikkelijk sterk kon zijn en aan natuurwetten, door het bevattingsvermogen van de mens ingegeven, volledig voorbij kon gaan. Cole en Laeta hadden de eerste bewegingen op het tv-kanaal gezien en keken nu naar buiten. Ze konden een storm zien die geen storm meer was. Een razernij zo onheilspellend dat het verlammend was ernaar te kijken. Een beeld van lichtgevende, sprankelende stipjes leek voorgoed verdwenen. Weg en waar gaat dat naartoe?! Lijkt het nu in vaart te verminderen of is dit gezichtsbedrog? dacht men. Het kwam naar planeet Aarde, voor Cole en Laeta aan de linkerkant van het raam te zien. Het versteende. Een mens weet wanneer het moment gekomen is, wist Cole. Transpirerend probeerde Cole contact met Aarde te maken, 151
misschien de laatste woorden aan zijn dochter. De tijd tikte door. Elk contact was onmogelijk, het systeem lag plat. Vloekend maakte hij oogcontact met Laeta, nog twee minuten en eenenveertig seconden. Zo’n countdownklok zal voor een hoop mensen nooit meer hetzelfde zijn, realiseerde hij zich, ridicuul genoeg, in een flits. Maar zo denkt de mens. Het kan zomaar over zijn en je bent met dergelijke onbelangrijke analyses bezig. Alsof je het overleeft. Voortkomend uit de ziel. Een nuance, een ontkennen van realiteit. Het sterrenheelal leek compleet verdwenen te zijn. Beiden stonden in kwetsbare houding voor het raam, niemand zei iets. Het besef hieraan overgeleverd te zijn verlamde elke drang tot contact met iemand in eenzelfde ruimte. De tijd tikte voorbij de één minuut, nu telde elke seconde. Toch kon je zien dat het in kracht verminderde, maar nog steeds genoeg was om alles te vernietigen. Ja, nu was het duidelijk waarneembaar. De zwarte sterke vloedgolf, als van een zee van kolengruis, minderde vaart. Het klopte wat er beweerd was geweest. Nog een paar tientallen seconden en het zou de vertraagde deken bereiken. Zou het werken? Even leek er in de storm een hapering te zijn, als een nukkig kind dat niet naar binnen mocht, het vertraagde vacuüm werd zichtbaar, de verdikking toonde zich, het hield tegen, eventjes, en toen brak het erdoorheen, met dezelfde kracht? Cole en Laeta zagen de storm, voor hun achter de Aardbol, doorbreken richting het Aardeleven. Op Aarde had iedereen onderdak gezocht, de versnelling van deeltjes, van inmiddels lucht doordat het door de dampkring was gebroken, veroorzaakte een duisternis. En sloeg toen op land, waar het gestopt werd, gebouwen werden platgegooid, auto’s opgepakt en verpulverd, en mensen verloren het leven. Een totale ravage in luttele seconden over duizenden kilometers land toegebracht, was ook in een paar seconden voorbij. Cole en Laeta keken naar de lege zwarte baan in het heelal dat normaal vol met sterren was en nu als rustgevende leegte overkwam. ‘Kijk, zie je dat!’ zei Cole, en hij wees met een wijsvinger. In het totaal zwarte heelal, waarvan ze 152
beseften dat er niks meer was, zagen ze beweging van een kleine ster. Langzaam en zo ver weg bewoog het gestaag en voelde in beweging en in grootte als miniatuur klein dat je er zowat lacherig van werd. Een ster bewoog naar hen toe. Een speldenknop van licht in een grote donkerte. In een sterrenheelal dat van de ene seconde op de andere verdwenen leek te zijn, geen enkele andere ster te zien! Hoe is het mogelijk? Allemaal verpulverd? dacht Laeta en volgde Cole zijn gedachten. Geen van beiden had het bewustzijn na te denken over wat er op Aarde gebeurd was. Of familieleden nog leefden en welke gebieden geraakt waren. Een verstandsverbijstering moest zichzelf hervinden en bij hen ging dat door middel van staren naar een klein planeetje.
19.
De storm was voorbij en het voelde alsof van de ene op de andere seconde de hemel opklaarde en er een lekker zonnetje tevoorschijn kwam. Stomverbaasd keken mensen om zich heen en hadden moeite te beseffen wat voor een enorme kracht op de planeet Aarde losgelaten was geweest. Dat wil zeggen voor hen die in delen woonden waar de razernij niet had huisgehouden. In die delen waar het wel had plaatsgevonden was het anders. Helaas weer veel doden te betreuren, maar dit maakte niet echt een indruk op de bevolking. Wat indruk maakte waren de blikken van mensen die het wel overleefd hadden. Getekend, geschokt, geconfronteerd geweest met een kracht die buiten hun bevattingsvermogen lag; ingedeukte gezichten vertelden het zonder woorden. Ze schokten de kijker met hun lichaamshouding en hun verslagen blik in de ogen. Het had iets geraakt. Vergelijkbaar met mensen die de dood in de ogen gekeken hebben, wisten dat er op het moment niets meer in 153
staat was hen ervan te weerhouden, en toch door een wonder gered waren geweest. Zoals iemand die door een krokodil gegrepen wordt en het overleefd had. Je zwemt in zee en een witte haai heeft zijn oog op je laten vallen. Je ziet hem zwemmen op een paar meter afstand en je raakt in een traumatische trance, een stuk tijd verdwijnt in het onderbewustzijn en een uurtje later kom je bij je bewuste geest en je hoort het jezelf vertellen tegen omstanders. Met hoe miraculeus je het hebt overleefd en dat je jouw portie geluk voor het leven, dat iedereen kan aanspreken en gebruiken, wel hebt opgemaakt. Onderhuidse trauma’s die ongetwijfeld een psychisch na-effect zouden gaan hebben. De Maanraad had de toegang naar de Maan opengezet en teams naar Aarde gestuurd om zo ook goodwill te tonen en te helpen bij de toegebrachte schade en verwerking. Na een paar weken kwam Maan met het aanbod om traumabehandeling aan Aardebewoners op Maan te geven, die daarmee ook zes maanden onderdak kregen. Op Aarde pakte men de zaken snel op. De Maanloterij werd afgeschaft. Het besef dat het het einde van alles had kunnen zijn maakte een saamhorigheid aan. Cole had zich herenigd met zijn familie. Het werken in Wallsall knaagde aan hem, niet alleen vanwege de bewust voelende saaiheid ervan. Het echte leven miste hij. Iets doen met een doel. Iets voor zichzelf. De trip naar Maan had het volwassen toekomstgerichte bewustzijn in hem losgemaakt. Waarom heb ik dat gesprek met Mary uitgesteld? dacht hij. Weer. En uiteindelijk pakte hij toch de koe bij de horens en verwachtte een drama. Niets van dat alles, het ergerde hem zelfs hoe luchtig Mary het opnam en hem regelmatig bijviel met: ‘Ja, dat gevoel heb ik ook van jou,’ en: ‘Heb jij dat ook?’ Cole betrok een appartement in de buurt van het politiebureau en at regelmatig bij Mary en de kinderen. In het huis van dokter Schellmeister was de formule voor het bacterie dat CO2 uit de lucht zou halen gevonden. Een kopie ervan, het origineel moest ergens op Maan zijn, maar wie kon dat wat schelen. Specialisten in Londen hadden het 154
opgepakt en probeerden het te ontwikkelen. Zes maanden later werd het op proef uitgezet en het bleek te werken zonder dat het voor de mens schadelijk was. Een proces, dat jaren kon gaan duren, was begonnen. Belangrijker was dat het hoop gaf. De mentaliteitsinstelling veranderde alsof men letterlijk meer zuurstof inademde. Dat ging echter nog wel even duren voordat men het verschil zou gaan merken. Een toekomst met zekerheid. Een drang om het op te pakken werd zichtbaar. Op Maan werd vanaf dag één na de storm koortsachtig met telescopen het nieuwe heelal onderzocht. Nieuwe stromingen en krachten die in processen op elkaar ingesleten zouden gaan worden. Het moest allemaal in kaart gebracht worden. Alles was veranderd. De zwaartekracht is van het heelal. Waren er veranderingen op lange termijn te verwachten? Langzame, nieuwe stromingen met ongelooflijke krachten bevonden zich in het heelal. En het opmerkelijke kwam. Een astronoom, turend door een telescoop naar het heelal, had tegen een andere astronoom gezegd: ‘Moet je nu eens kijken.’ De andere stond met het ene oog dicht en de andere tegen de mond van de telescoop. ‘O ja, ja ja, ja, ik zie het, wat is dat?’ ‘Het lijkt wel een ster te zijn of een planeet, maar zie je dat bijzondere eromheen?’ ‘Bedoel je te zeggen dat het een dampkring zou kunnen zijn?’ Op twintig uur reizen hing een planeet in de lucht en het had een dampkring eromheen. Ongeveer driekwart de grootte van Aarde. Nieuwsbulletins berichtten er opgewonden over. Een nieuwe aarde! Een onbemand ruimteschip reisde ernaartoe. De planeet was in beweging, echter niet in een constante baan. Onderzoeken wezen uit dat de temperaturen verschilden van minus tien tot vijfentwintig graden plus. Zwaartekracht op de planeet was vijfentachtig procent van die op Aarde. Vergelijkbaar met Maan dus. En de extase veranderde in een schokkende ontdekking. Camerabeelden toonden overblijfselen van een beschaving. Ruïneachtige overblijfselen. Alles was vernietigd. Afgestorven leeg. 155
Scancamera’s werden meteen ingezet op zoek naar leven. Geen enkel leven te bekennen, enkel zeer kleine bewegingen werden in de grote meren ontdekt. Het sidderde op Aarde en Maan. Dus toch! Een planeet waar leven is geweest! De nieuwsberichtgeving hield weken achter elkaar iedereen in de greep. Het bleek dat de planeet in het jaar 2093 een regelmatige beweging zou gaan hebben en zijn geaccepteerde positie zou bereiken. De eerste bemande reis ernaartoe werd ondernomen. Live te volgen op het tv-kanaal. De landing liep gesmeerd en astronauten, voorbereid op het directe gevaar, in ruimtepakken liepen rond. Men onderzocht in het laboratorium van het ruimteschip de feiten van de nieuwe planeet. Het moest mogelijk zijn. Wie durfde het aan? Iemand van de bemanning nam het risico. Zonder pak daalde hij van het schip af naar de grond van de nieuwe planeet. Niets gebeurde. Zijn armen gingen uit elkaar. Hij grijnsde in de camera. Een opwinding ging door de Maan- en Aardemens. Laeta had haar werkzaamheden opgepakt en zorgde ervoor dat ze geen tijd had om na te denken. De scheiding had ze doorgezet. Tot haar opluchting had haar vader er begrip voor gehad. De tijd vloog voorbij. Een ruimteschip met DNA-materiaal en gekloonde dieren was onderweg naar de nieuwe planeet. Het laatste nieuws had ze opgepakt: men ging flora en fauna creëren en de dieren moesten zichzelf gaan voortplanten. Het plan was om in het jaar 2093 een planeet vol met leven te hebben, zodanig dat mens erop zou kunnen neerstrijken en overleven. Een project dat met camera’s gevolgd werd en waar mensen mee bezig waren en waardoor toekomstgerichte dadendrang ontwikkelden. Een ontwikkeling. Dierenfamilies die zich vermenigvuldigden, andere soorten die het niet uithielden en opnieuw uitgezet moesten worden. Een team werd neergezet, bepakt en bewapend, om een maand te overleven. Het hield stand. Een groot ruimteschip hing net buiten de dampkring in stilstand en werd maandelijks bevoorraad met goederen die op de nieuwe planeet werden uitgezet. Laeta typte toch de toetsen van de beeldtelefoon in. 156
‘Hallo, met Cole.’ ‘Met Laeta,’ zei ze, en ze wilde zeggen wat ze bedacht had maar het viel weg, zo’n gesprek was niet voor te bereiden. ‘Hé,’ zei hij, ‘ik was al een tijdje van plan je eens te bellen.’ ‘Ik had het zo druk en het kwam er maar niet van.’ ‘Bij mij idem dito,’ loog Cole, ‘om een of andere reden kwam het er maar niet van.’ ‘Vreemd, bij mij precies hetzelfde. Er is nogal wat gebeurd, hè?’ Cole dacht aan de veranderingen van zijn familieomstandigheden en de schrikbarende snelheid van het volwassen worden van zijn kinderen. Alsof ze ineens haast hadden gekregen om zich los van hem te maken. Wat voor hem als een koude douche was gekomen. De constatering dat hij zich niet eeuwig sterk hoefde te houden en het idee dat hij dan alleen zou overblijven en zijn werk in Wallsall zou doen, maakte hem zowat radeloos. Maar de opmerking pakte hij dus niet op zoals bedoeld. ‘Huh? Je bedoelt met mijn familie?’ ‘Met je familie, hoe is het daarmee?’ ‘Ja, goed,’ zei Cole, zich bewust van dat hij op een onderwerp was beland dat hij nooit met iemand had besproken. ‘Ik bedoelde eigenlijk de veranderingen die er plaatsvinden, heb laatst beelden van de nieuwe planeet gezien. Het begint daar groen te worden, het is echt een planeet in ontwikkeling en ze zorgen ervoor dat er geen minuut verloren gaat. Het gaat snel daar.’ ‘O, natuurlijk,’ zei Cole bedachtzaam, wat Laeta in lachen deed uitbarsten. En Cole moest er ook om lachen en begon haar te delen in zijn verhaal. Ze spraken af en hetzelfde weekend moest Laeta in Londen zijn. Ze dineerden samen. Het restaurant was luxe en met een mooie donkergele verlichting. Tezamen met het maagdelijke wit van het interieur maakte het een heerlijke ontspannen omgeving. Cole zag dat ze er ouder uitzag, niet zozeer in leeftijd, maar haar lichaamshouding had iets berustend. Een aantrekkelijkheid die 157
hij niet eerder in haar ontwaard had, en hij dacht erbij: ze zal van mij ook wel iets dergelijks denken, een single man die zijn ex-familie een eigen leven ziet gaan leiden sneller dan die voor mogelijk had gehouden. Hij grimaste en hoopte dat ze hem niet oud zou vinden. Anders dan ze me kende is oké, dat ben ik ook, ik ben ook veranderd, dacht hij. Ze lachte besmuikt. ‘Leuk je weer te zien,’zei hij, en hij wist dat hij zichzelf herhaalde want hij had het in de eerste tien minuten van hun samenzijn ook al gezegd. ‘Ja, dat zei je inderdaad.’ Ze lachte ontwapenend. ‘Ik blijf het vreemd vinden,’ lachte Cole nu ook, ‘waarom is het zo vreemd om je te ontmoeten? Komt het door onze trip? Door de veranderingen die de mensheid momenteel doormaakt? Wat is het?’ ‘Ik heb dat mezelf duizenden keren afgevraagd, heb er vaak aan gedacht je te benaderen. Het kwam er niet van.’ ‘Ik dacht: die is getrouwd, bezig met kinderen en een gezin stichten.’ ‘Wie, ik?! Waarom denk je zoiets?’ ‘Weet ik veel, dat dacht ik gewoon.’ ‘Nee,welnee joh, daar heb ik het veel te druk voor. Ik ben tegenwoordig ook single.’ ‘Te druk met werken voor je vader.’ ‘Ook voor mezelf, de bedoeling is dat ik het ga overnemen.’ ‘Interessant werk.’ ‘Denk je dat? Nee, ik ben er zo ingerold en het is zoals ik ben, maar ik vraag me wel eens af wat ik geworden was als ik bewuster mijn toekomst had gezocht.’ ‘Je had iets anders willen zijn?’ ‘Iets anders,’ herhaalde ze zijn woorden. ‘Lastig om dat zo te zeggen, het is geen verwijt, ik heb een succesvol leven gekregen.’ ‘Gekregen is te bescheiden. Je moet het wel doen.’ ‘Uiteraard,’ zei ze ietwat verveeld. ‘Vergeet dat ik het gezegd heb,’ zei Cole, ‘tuurlijk doe je dat dan zelf.’ 158
‘Precies.’ ‘Het is een soort plichtmatigheid in me die dan zoiets zegt. Refererend naar mentaliteit en doorzettingsvermogen. Mensen vinden dat een prettig aanspreekpunt.’ ‘Niet alle mensen,’ zei ze, en ze maakte oogcontact. ‘Inderdaad, en zo voel ik je ook niet. Ik heb zelf een gevoel van eerlijkheid met je, gelijkwaardig, en dat gebeurt me niet vaak.’ ‘Ik vind het ook prettig met je.’ ‘Ik kom een keer naar Ulan Bator en kijken wat je allemaal doet.’ ‘Dat zou ik erg leuk vinden.’ ‘Laten we dat bij deze afspreken.’ Ze keuvelden wat en Cole bracht haar naar het vliegveld. Ze namen afscheid met een kus en een beetje tong. Vluchtig. Op Maan werden plannen ontvouwd voor een drietal extra steden. Kleiner dan de andere vier en beter beveiligd. Maanbewoners kregen de nieuwe luxueuze appartementen in de exclusieve steden toegewezen en Aardebewoners de kans hun plaats in de grote Maansteden in te nemen. Cole en Laeta hielden via de computer contact en raakten steeds meer bevriend met elkaar. Op de nieuwe planeet werden eerder dan gepland mensen neergezet. Planeet Derde was de nieuwe naam, of Drie. De cultuuroverblijfselen die men gevonden had, waren onderzocht. De vergelijking die gemaakt kon worden was een beschaving met zoals de mens en cultuur een paar honderd jaar voor Christus op Aarde waren. Een beginnende handelscultuur en beschaving. Een grote groep van vijftig mensen moest op Derde zien te overleven. Het begon met een maand, het leven was ruig, hard, primair, maar ook erg goed. De groep kwam met enthousiaste verhalen terug. Het dierenrijk en de natuur hadden zich goed ontwikkeld. De planeet was goed bereisbaar. Ze hadden de planeet verkend en terug op Maan spraken ze al over de volgende keer dat ze ernaartoe zouden gaan. Cole besloot Laeta op te zoeken in Ulan Bator. 159
Het plan was om zich even op te frissen in haar appartement en dan Ulan Bator in te gaan, waar van alles te zien was, maar het enige wat Cole tijdens zijn driedaagse verblijf gezien had, was de binnenkant van haar gezellige appartement. Ze hadden zich aan de lusten overgegeven en al snel bleek het een diepere onderlaag te hebben waar ze beiden klaar voor waren. Een emotionele onlosmakelijke band ontstond. In de jaren erna veranderde de wereld in aangezicht. De relatie tussen Cole en Laeta werd steeds dieper. Het bezwaar dat ze beiden voelden was hun onderlinge woonafstand. Ze wilden gaan samenwonen. Cole had gezien dat Andy zijn eigen weg gevonden had, die hij anders de verkeerde sturing had meegegeven. Andy studeerde op Maan Interplanetaire communicatie, een studie ingevoerd door de Maan. Nieuw, en goed te gebruiken in de toekomst. Cole was op bezoek in Ulan Bator, kende tegenwoordig zelfs al een paar woordjes Mongools. Een leuke klankachtige taal. Ze keken naar het beeldscherm waar een nieuwe ploeg op planeet Derde werd gedropt. Duimen omhoog en vooral het gelukzalige dat er van hen afstraalde, voelde als jaloersmakend. ‘Dat moet toch iets zijn,’ zei Laeta, kijkend naar het beeldscherm. ‘Ik zit daar ook altijd met halve jaloezie naar te kijken. Ze schijnen het zo fantastisch te vinden. Een heleboel dingen moeten ze zelf doen, maar ze hebben ook alle ruimte om zich te ontwikkelen.’ ‘Dat ruimteschip vlakbij in de lucht is erg prettig. Mensen van Maan en Aarde gaan ernaartoe om er een halfjaar op te werken. Er is aan alles gedacht. Van een simpele blinde darm tot een zware hartoperatie kan daar gedaan worden. Een medisch team is daartoe in staat.’ ‘Je bedoelt die vent die een wortelkanaalbehandeling moest ondergaan.’ In gedachten zagen ze een boer die op Derde aan het werk was geweest, gevolgd door de camera, die met heftige pijnen naar het schip vervoerd werd en door de tandarts aan zijn kies behandeld werd. 160
Cole vervolgde met: ‘Andy vertelde mij dat ze op dat ruimteschip veel met onderzoeken bezig zijn. Het zijn mensen die vanuit hun beroep – tandarts, chirurg – worden aangenomen om een halfjaar mee te gaan maar eerst een training ondergaan en geleerd worden experimenten en onderzoeken te doen. Hij vond het heel intrigerend en dacht erover een stage op het schip aan te vragen.’ Hij viel stil en dacht aan hoe zijn verstandhouding met zijn zoon zoveel beter geworden was en keek heimelijk en half verliefd naar Laeta, die het niet doorhad, en vroeg zich af in hoeverre zijn relatie met Laeta het in positieve zin had bijgedragen. ‘Ik zou er ook wel eens naartoe willen, moet ik eerlijk zeggen. Het lijkt me zo heerlijk, anders, en los van alles. Het is een maand reizen voordat je er bent.’ ‘We kunnen ons ervoor opgeven,’ gooide Cole een balletje op. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Het schijnt dat er binnenkort een grote groep naartoe gaat, dan krijg je een stuk grond toebedeeld en dat moet je dan verbouwen. Er is wat hulp en aansturing van bovenaf, maar voor het grootste gedeelte moet je het zelf doen. Ze zetten een soort ranch in elkaar, er zijn wat vervoersmiddelen ter beschikking, en veel succes ermee.’ Laeta had haar hoofd naar hem gedraaid en keek taxerend. ‘Maar ik weet daar niks van af!’ ‘Je kunt ook een andere functie bekleden. Ze schijnen daar ook ordebewakers nodig te hebben, of mensen die een functie hebben om de zaken bij elkaar te houden. Het groepsgevoel is daar ontzettend belangrijk. Iedereen hoort erbij en moet erbij blijven horen. Regelmatig komen ze bij elkaar om ervaringen met elkaar uit te wisselen en hoe de gezamenlijke koers moet zijn. Dat lijkt me iets wat jij goed zou kunnen begeleiden.’ Laeta zweeg en haar nadenkende blik verried genoeg. Het was duidelijk dat ze het aanlokkelijk vond. ‘In eerste instantie is het voor zes maanden, om te kijken hoe het bevalt, erna kun je bijtekenen.’ 161
Het plan had realiteit gekregen. Cole en Laeta hadden zich officieel als paar laten registreren. Na een gedegen opleiding waren ze met tweeduizend pioniers afgereisd. Allebei in een leidinggevende rol die ze bij de voorontmoetingen hadden moeten uitdragen. Cole was de enige op Drie die het recht had mensen vast te zetten en wapens te dragen. Ze leefden in een gemoedelijk huis op het platteland dat ruwer was dan op Aarde en met vereende krachten bewerkt werd. De zon scheen en het was een warme herfstdag. Sinds tientallen jaren toonden de polen op Aarde beginnende ijsvorming en de lucht was flink gezuiverd van CO2. Andy werkte op het ruimteschip en kwam eens per maand naar planeet Derde en bleef dan een paar dagen bij hen logeren. De misselijkheid die Laeta de afgelopen weken gevoeld had, had haar goede hoop gegeven, ze had het met niemand willen delen. En de test die Andy had meegenomen, gaf haar de uitslag waar ze op gehoopt had. Ze keek uit over het gele wuivende hoge gras dat in het rotsachtige landschap stond en in het zonlicht kleurde en bedacht hoe ze het Cole zou gaan vertellen. De eerstgeborene op planeet Derde. Iemand die bij geboorte geschiedenis mee zou krijgen, dacht ze, en ze haalde haar schouders op. Daar passen we wel een mouw aan als het zover komt. Het was 12 maart 2092, 15.28 uur Derdetijd.
20.
Nu we bij het laatste hoofdstuk aanbeland zijn, moet ik nog gaan mededelen wie de vertrouwensman is geweest. De persoon die op het idee gekomen is dit verhaal te vertellen. En dan op zo’n dubbele manier. Ik voel iets van schaamte omdat ik de lezer pas op het laatste hoofdstuk duidelijk maak dat hij of zij ergens overheen gelezen heeft. Niet leuk. De gedachte 162
dat je iets te vertellen hebt en dat dit moet rijpen, is ook iets waarvan ik me nog wel eens afvraag wat me in godsnaam bezielde. Een man voelt zich gedreven, weet het allemaal honderd procent zeker, gooit energie in zijn drift en vraagt later zichzelf af waarom hij toen nooit eens naar anderen heeft geluisterd. Goedbedoelde adviezen van destijds, die volledig in de wind geslagen moesten worden, galmen na in zijn hoofd. Het zij zo. En dit over een periode die de mensheid totaal veranderd heeft. Met mijn tweede vrouw woon ik op Maan. Met telescopen kijk ik wel eens naar Drie. Wat daar gebeurt is fascinerend. Het ontwikkelt zich razendsnel. Scholen worden gebouwd, gemeenschapszaken, het begint een klein eigen wereldje te worden. Mijn behandelaar had al eens gezegd dat dit typisch de stoornis was. Gesprekstherapie heb ik gehad voor mijn bipolaire dubbele moraalstoornis. De ene keer gewetenloos en voorbij de grenzen van de menselijkheid en de andere keer iets goeds willen doen. Iets wat toekomst kan bieden. Te snel getrouwd, onverwerkt verleden en een Maanidentiteit proberen aan te meten. Het gemis aan het natuurlijke Aardse leven maakte het aan. Aardgeborene Maanbewoners hadden de grootste kans aan deze stoornis te gaan lijden. Ze kunnen niet meer vluchten in fantasieën en kunnen realiteit niet accepteren; iets wat de overeenkomst tussen alle stoornissen is. Jullie lezers dachten natuurlijk dat de geheimzinnige tekstboodschappen op de telefoon van Cole van Dirk Zamascos afkomstig waren, Coles oorlogsmaatje tijdens de heftige gevechten op Aarde. Waar ze samen een paar dagen liggend onder lijken hadden doorgebracht. Iets wat een band voor het leven maakt en zo. En dat Dirk ergens omhooggevallen was. Een positie in de Maanraad bijvoorbeeld. Van waar hij in staat was om de boel door te hebben en Cole in te lichten via tekstboodschappen. En dat ze elkaar aan het eind van het verhaal in de armen zouden vallen. Geen heroïek echter. In oorlog leer je jouw overlevingsinstincten kennen. Het maakt geen winnaars aan. Dirk heeft helaas niet lang op planeet Aarde mogen 163
rondlopen. Hoe hij in Azië terechtgekomen was, wist niemand, maar daar was hij verloederd geraakt en, om zijn morfineverslaving te kunnen bekostigen, in een leven van straatroven en criminaliteit beland. Totdat hij dood gevonden was en begraven werd en men het niet eens nodig vond de wereld hierover in te lichten. Jaren later kwam naar buiten dat Dirk waarschijnlijk het leven gelaten moest hebben, want hij was nergens meer te bekennen. Na het gesprek met Stephen, waar mij verteld werd van de zesde dimensie, was ik me nog niet bewust van een goede kant in mezelf. Laat ik het anders zeggen: ik was eigenlijk onbewust van mijn door slechtheid gedreven persoonlijkheid. Ik dacht echt dat ik het goede en het enige juiste aan het doen was. De herinneringen aan mijn geschiedenisboeken, de plaatjes van mammoets en neanderthalers en de emoties die ik toen daarbij had, hebben in mijzelf iets doen ontstaan. In fantasieën, goed of slecht, ligt de intrinsieke echtheid van de persoon. Iets waar je aan voorbij kunt gaan. Fantasieën kunnen evolueren: slechte kunnen in transparante toekomstgerichte omgezet worden. Ze mogen niet in het onderbewustzijn verdrinken. Slechts een korte tijd heb ik de gewichtsloosheid mogen ervaren. Het maakt inderdaad een ander persoon van je. Vergeten emoties die bewust worden. Mijn eerste vrouw Mary had het goed gezien. Ik was er toen te weinig ontvankelijk voor. Ik betreur tot op de dag van vandaag dat ik haar die erkenning niet gegeven heb. Dat ook ik erdoor veranderde. Maar ik kreeg wroeging, een woord dat mij geleerd moest worden, gewetensbezwaar is wat de achterliggende drijfveer van genezing van de stoornis was. In ieder geval een poging daartoe. Toen Stephen naar mij begon te wijzen, omdat hij doorhad dat ik ermee te maken had, was ik al begonnen met mijn sporen uit te wissen omdat de Maanraad zich ermee was gaan bemoeien. Vanuit die gedachte leek het me ook raadzaam om Lance, de moordenaar van Schellmeister, in Londen een dodelijk verkeersongeluk te laten hebben. En om Kelly te verraden zodat hij opgewacht werd. Mijn behandelaar 164
zei eens tegen me: ‘Eigenlijk heb jij twee persoonlijkheden in jezelf die elkaar niet kennen. Wel met een gemeenschappelijk geheugen. Ze weten wel wat de ander gisterenavond gegeten heeft, bijvoorbeeld, maar missen het bewustzijn ten opzichte van elkaar. Dan ontstaat een blanco ten aanzien van de andere persoonlijkheid waar geen enkel contact mee te maken is. Door jouw sociale omgeving, de opmerkingen die men maakt, je voelt het als zoeken, groei je naar die andere persoon. En wanneer je die andere persoon bent, ben je de persoonlijkheid die je daarvoor was weer compleet vergeten. Zo schakel jij om. Dat omschakelen van persoonlijkheden en weer terug is pas in 2087 begonnen en is nu eindelijk geëvolueerd naar twee werelden die bij elkaar gekomen zijn.’ Ik had dus twee persoonlijkheden. Frank de goede en Frank de slechte, of Frank I en II, zo je wilt. Ik ben blij dat ik er als onschuldig vanaf gekomen ben. Nu maakt het toch niet meer uit, ik ben aan het einde van de rit. Dit was mijn verhaal, dat van de andere Frank Sample, of van Frank Sample II, zoals je wilt. Groet, Frank I en II
165
166
167