De Buit
Joris van Huijstee
Schrijver: Joris van Huijstee © Joris van huijstee Namen, personages, en gebeurtenissen zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur ofwel fictief gebruikt. Enige gelijkenis met werkelijke gebeurtenissen of bestaande personen berust op toeval.
Deel I: Afscheid van de ochtenden.
1.
Ik, Pete Chinaski, ben op weg naar een leven in een rolstoel. Nu ik dit opschrijf kan ik nog met een elleboogkruk rondlopen. De diagnose was onverbiddelijk. ‘Vroeger of later komt u in een rolstoel te zitten.’ Mijn revalidatiearts had zes weken daarvoor mij opgebeld om weer eens langs te komen. Haar argument luidde dat je niet in de gaten hebt dat jouw lopen slechter wordt. Net als een opgroeiend kind dat ineens tot aan je schouder komt. Uit de onhebbelijkheid dat ze waarschijnlijk belde om weer een peilmoment te kunnen declareren, weigerde ik met de leugen dat alles nog hetzelfde was. Het betreft een spasticiteit die langzaam verergert en waar niks aan te doen is. Ik bel wel terug als ik niet meer op mijn benen kan staan, dacht ik. Waarschijnlijk een frustratie die zijn lichamelijkheid gekregen heeft. Psychologie kent geen meervoud. Alles is individueel. Een zichzelf uitvindende journalist had zich bewust in een psychiatrisch ziekenhuis laten opnemen met enkel de klacht: ‘Ik hoor stemmen.’ Voor de rest was zijn houding normaal. Het was een test en het gebeurde in Amerika. De diagnose luidde schizofrenie. Zijn medepatiënten meldden achteraf, toen de zaak uitgekomen was, dat ze al een vermoeden hadden dat hij niet geestziek was. De journalist bracht het naar buiten en alles wat met 5
psychiatrische ziekenhuizen te maken had, stond op de achterste benen. ‘Zou bij ons niet gebeuren,’ waren de gelijkende uitspraken. De journalist kondigde aan honderd en tachtig “gewone” mensen naar inrichtingen te gaan sturen. En of de instellingen in het land die gezonde patiënten dan wilden vinden. Na een half jaar vertelden de psychiatrische inrichtingen met trots dat ze veertig “geestelijk gezonde mensen” hadden gevonden, waarna de journalist opbiechtte dit keer geen enkel proefpersoon gestuurd te hebben. 2-0 voor de journalist. Psychologie is sowieso kennis van onderdrukking bij een persoon door een andere persoon. Een persoon ziet dat iemand zowat doodgeslagen wordt. Een trauma ontstaat. Er zijn twee soorten trauma’s. In symboliek beter verwoord met: zelf in elkaar geslagen worden of zien hoe iemand in elkaar geslagen wordt. De persoon in kwestie ziet vanaf dat moment in zijn omgeving ineens het kwaad in andere mensen. Hij steekt een sigaret op om er beter over na te denken, probeert het een avondje van zich af te zuipen, en het insluitende gevoel dat elke andere persoon in zijn sociale omgeving op hem geeft begint pijn in de hersenen te geven. Een geestziekte ontstaat. De cirkel is rond. Een interpretatiegevecht in communicatieve zin. Degene die het eerst de situatie over de ander definieert is de winnaar en de verliezer heeft het onderdrukte insluitende gevoel: ‘jij hebt geestelijke hulp nodig.’ De verliezer accepteert en besluit geestelijke hulp te gaan zoeken. Of een subtielere opmerking als: ‘Gaat het wel 6
goed met je?’ maar bedoelende: ‘het valt me de laatste tijd op dat je zo gek als een deur bent.’ Bijvoorbeeld in families waar iemand gedefinieerd wordt lastig te zijn. De boel niet begrijpen. Zogenaamd niet weten wat er bedoeld wordt. Die mag de verliezende interpretatie oppakken en erkennen. Maar de winnaar bepaalt de norm. In het voorbeeld is de omgeving onbewust en indirect de winnende interpretatie waar de persoon het gevoel van krijgt erachteraan te lopen. De verliezende partij is ondergeschikt aan het gelijk van de winnaar. Wat eigenlijk definieert dat geestzieken ongeneesbaar zijn en dus nooit meer een winnaar van een interpretatiegevecht zullen zijn. Een psychiater die bedenkelijk kijkt, tot een vraag lijkt te gaan komen, nee toch niet, en ja dan wel, en daar begint hij: ‘Heb je wel eens het idee dat de T.V. tot je praat?’ Ik had toen moeten zeggen: ‘Elke keer als ik hem aanzet.’ Maar ik was te laat. Mijn ontkenning is mijn redding geweest. Ik had dat gevoel namelijk wel en ging er zelfs mee aan de haal, maar als er dan naar gevraagd werd gaf een ander in mij antwoord. Een ander die geen enkele twijfel had over het te geven antwoord. D.I.S. staat voor dissociatieve identiteitsstoornis waarbij dissociatie het belangrijkste kenmerk is. Het wordt veroorzaakt door angst. In angst vlucht of vecht men. Zijn beide niet mogelijk dan kunnen de hersenen besluiten zich aan de werkelijkheid te onttrekken. Een tweede leven in de hersenen ontstaat. Mensen zijn hier het meest kwetsbaar voor wanneer ze in de vorming van hun persoonlijkheid zijn. Zo tot en met het achtste 7
levensjaar. Het ontstaat vooral wanneer men gedwongen wordt in de situatie te blijven. De stoornis wordt op latere leeftijd gekenmerkt door een onvermogen verschillende aspecten van de identiteit, het geheugen, en het bewustzijn te integreren. Dus met andere woorden: Als ik dat heb dan heb ik er dus geen last van. En als ik wel gevoelsmatig in het moment van het volwassen leven gekomen was geweest, in mijn tijd naar buiten gekomen was, dan had ik gekscherend op de vraag geantwoord: ‘ja alleen maar, de t.v. praat alleen maar tegen me.’ En had ik het relativerend weggelachen. Als een zelfverzekerd overkomen dat je daar geen last van hebt. Als genezen. Ik zelf vind psychologie een godsdienst. Ongeveer twee en een half duizend jaar geleden waren de tijden lijfelijk en primair. Door een daarnaast opkomende, meer welvarende, cultuur ontstond in de geest een secundair besef. Een besef van relativering en liefde. Letterlijk en figuurlijk ontstond door een nieuw bewustzijn een drang naar een hogere liefde. Als een afzetten tegen louter de mensen met het primaire gedachtegoed. De bewuste geestbeleving in de mens begon verdiepingen te ervaren. Hoog en laag. Godsdiensten zijn ontstaan vanuit een primair, te belichaamd, en te aards maatschappelijk gevoel met de werking van een welvarende cultuur die zo een secundaire emotie teweegbracht. Een culturele ontwikkeling. Psychologie is in feite ook een godsdienst, echter het verschil is dat men de secundaire geest onderzoekt, die een moeizame drang heeft tot een beter belichaamd 8
gevoel te geraken. Dat niet belichaamd zijn leidt tot klachten. Precies omgekeerd. Van secundair tot een meer primair gevoel of van twee- tot eenduidige manier van denken. Gewoon de dingen zoals ze zijn. Het is de afdaling van de hogere liefde naar beneden. De weg andersom. Rood is gewoon rood, een kerk is gewoon een kerk, etc. Heel makkelijk is voor de winnaar van de interpretatie bij jouw ontkenning van zijn gelijk, te stellen, en dus te definiëren dat je het dan wel kent en gewoon niet wenst toe te geven.
2.
Nu ik dit opschrijf is net de nieuwe DSM uitgekomen. Nummer V (5) alweer. Een handleiding voor psychiaters betreffende diagnoses. Voor het eerst komen stemmen op of dit niet misschien een reclamefolder voor de farmacie is en enkel bedoeld is om iedereen met pillen vol te gooien. Rijkelijk laat, nu iedereen al aan de pillen zit, maar toch: je moet het geluid weten te waarderen. Zo’n beetje alles is uitgeanalyseerd. Iedereen heeft er tegenwoordig ook verstand van. Men bedient zich van definities van geestziektes en kent de termen mogelijke medicaties te kunnen nemen. ‘Een pammetje,’ is in de volksmond een bekende term geworden. Het staat voor blablablablazepam. Er zijn er verschillende. Op de 9
laatste bladzijde van de DSM V staat het volgende: Indien U zich in het voorafgaande niet herkend heeft dan lijdt u aan het zogenaamde andere kant syndroom. U denkt van uzelf dat u normaal bent maar dat is schijn. Gaat u naar uw huisarts en vraagt u Normalica aan. Drie keer daags een pil, ’s ochtends, ‘s middags en ’s avonds. Ik wil mijn persoonlijke verhaal beginnen met mijn allereerste hoerenbezoek. En meteen mijn meest dramatische. Eentje met verstrekkende gevolgen. Vlak voor mijn eenentwintigste verjaardag en ik in mijn negende en laatste jaar VWO zat. Waarvan ik later zei: ‘Ja, het moest even duren voordat de stof tot me doordrong.’ Wanneer ik trots op mezelf mijn drie keer blijven zitten de revue had laten passeren. Zesentwintig jaar geleden alweer en voor mij als de dag van gisteren. Samen met mijn broer waren we naar Amsterdam gescheurd om de verjaardag van een goede vriend te vieren. Mijn vriendin studeerde in Groningen en ik zou mij na mijn VWO bij haar voegen. Drinken was in die tijd iets dat bij mij paste. Ik goot het naar binnen alsof het water was en het had nooit enige directe impact. Waar anderen moeite hadden met grote hoeveelheden whisky brandde het bij mij nooit. Het drinken ging me te gemakkelijk af en daaruit ontstond een instinctieve honger naar zo snel mogelijk dronken worden. Ik kon toen en nooit niet op een andere manier drinken dan zo. Vanaf het eerste glas wist ik dat ik stomdronken ging worden. Het is een soort identiteit die door jouw omgeving wordt versterkt en vervolgens door jou verder ontwikkeld wordt en ineens ben je de drinker.
10
We raakten die avond in het Wallengebied terecht en besloten Kees te trakteren op een hoer. Hij was jarig geweest. Hans en ik waren puberaal enthousiast en we konden onze blijheid over kennismaking met dit feit des levens niet verhullen. Als een stel puberende meisjes besloten we ons plan ten uitvoer te brengen. Ik moet erbij zeggen: in eerste instantie had Kees, in de bar waar we zaten, zich verrast getoond, vanuit opvoeding meegekregen, met bedenkingen als: ‘Dat is niks voor mij,’ en ‘Ik heb zin om naar huis te gaan en te gaan slapen.’ Echter zagen wij daar zijn doorkomende lach al in, die inderdaad makkelijk naar de oppervlakte te halen was, waarna we over de grachten liepen en elk raam inspecteerden of het Kees zijn type was. Uiteindelijk hadden we iemand gevonden die ermee door kon en we stopten Kees geld toe en Kees stapte naar binnen en wij waren muisstil totdat de deur weer dichtgegaan was. En het duurde en het duurde. Uiteindelijk kwam hij terug en hij bleek gepraat te hebben. Daarna gaf hij toe wel wat geprobeerd te hebben. Het had hem tot bezinning gebracht en hij eiste dat wij ook gingen, ons kennende dat we anders onze bek voorbij zouden lullen. Dan wist hij zeker dat het niet uit zou komen. Hans ging eerst, ik weigerde en maakte bezwaar. ‘Ik heb een vriendin,’ een argument dat de eerste keer voor iedereen redelijk stellig aanvoelde. Na gepraat over en weer en elkaar proberen te vinden was mijn tweede keer al minder overtuigend en uiteindelijk gaf ik me over. Strontbenieuwd wat me te wachten stond, stapte ik bij een Zuid Amerikaans, negerinachtig type naar binnen. Er hing zo’n Zuid Amerikaanse zoete, 11
weeïge, burgerlijke lucht. Zeep gepaard met lichaamsgeur in een broeierig klimaat gemaakt door mensen die te dicht op elkaar leven en proberen te overleven. Een hard en zogenaamd warm gevoel waaraan ik toen het voordeel van de twijfel wilde geven. Ze lachte en herkende mijn nieuwigheid. Uiteindelijk had ik hem stijf en legde zij mij op mijn rug en ging op me zitten, neukte, en begon aan mijn tepels te draaien. Wat ik vervelend vond. Dat gaf ik aan en ze stopte ermee. Een sluimerend gevoel had me al ingegeven iets vergeten te zijn. Ik keek naar haar nachtkastje en zag een stapel condooms liggen en besefte me dat ze er mij geen omgedaan had. Waarom? Mijn bewustzijn wilde niet weten wat mijn onderbewustzijn besefte. Dus voordat het echte realiteitsbesef tot me doorgedrongen was, had ik alweer seks met mijn vriendin gehad. En dat deden we uiteraard zonder condoom. Onze relatie was veelal telefonisch met af en toe weekendbezoeken. Net in de tijd dat kranten artikelen schreven over de nieuwe dood AIDS. Vooral homoseksuelen hadden er veel last van. En hoeren droegen het virus ook, had ik ergens opgepakt. En in onzekerheid, ook voortgekomen uit schuldbesef, had ik een overweging gemaakt: aan de ene kant gebeurt dergelijk overspel wel vaker en aan de andere kant: zo ben ik niet. Ik constateerde dat de enige reden waarom ze geen condoom had omgedaan, was om mij AIDS te bezorgen. Wat ik dan dus weer aan mijn vriendin had doorgegeven. Die ik dus vermoord had. Na mijn VWO vertrok ik naar Groningen. Ik zal weinig aan mijn studentenleven besteden maar het was zuipen, blowen, uitslapen, middag/soap T.V., hapje eten en weer 12
zuipen. En een geheim dat op mij steeds zwaarder ging drukken. Ik durfde haar nauwelijks onder ogen te komen. Uit medelijden met haar naderende dood hield ik de liefde aan en dacht er zelfs niet aan om het op te biechten. Heel vreemd. Nu begrijp ik waarom ik dat niet deed. Als student droeg ik geen onderbroek en sokken. Mijn broek vertoonde aan de buitenkant schijtsporen en ik was het eerste half jaar twintig kilo aangekomen. Mijn voeten en schoenen stonken een uur in de wind. En in de seks kwam ik elke keer te vroeg klaar. Het was niet goed. Als ik twee vrouwen zag en één gaf mij onzekerheidsspanning en de ander niet dan ging ik altijd voor de ander. Mijn onderbewustzijn greep dan de spanning alsof het opgeslokt werd en achter een muur verdween. En dit kwam erbij. Ik kan het zo terughalen. We stonden bij de voordeur van de studio van mijn vriendin. We tongzoenden. Het was een tongzoen van mensen die uit elkaar gaan groeien. In een flits kreeg ik een visioen en had ineens het idee alsof ik met een man stond te tongzoenen. Koude schrik sloeg me om het hart. Ik ben toch geen homo hè? Vanaf die dag tongzoende ik alleen nog maar met geopende ogen. Wat haar opviel en zij vreemd vond. ‘Nee, ik wil naar je kijken, dat vind ik prettig.’ Als ik alleen was kwamen de muren op me af. Alles was gedoemd te mislukken. Ik had een pijnspanning aan pezen van de binnenkanten van mijn bovenbenen naar het schaambeen: door het dubbele gevoel dat tongzoenen mij gaf en ik krampachtig probeerde te controleren en te bepalen met zoals ik het wilde voelen. 13
Uiteindelijk biechtte ik het hoerenbezoek op, nadat ik mezelf had laten testen, en bleek dat er niks was. In pek en veren verliet ik Groningen.
3.
In 1990 nam ik mijn intrek bij Mike, een vriend van me. Hij woonde in Amsterdam en was 175 kilo en kwam uit een rijk Larens gezin en ik kende hem van de tennisclub. Op de Appololaan sliep ik in een kamertje op een matras en werkte vijfhonderd meter verder op een verzekeringskantoor. Ik blowde in die tijd veel en het analytische zenuwachtige denken had me in de greep. Één zonder besef dat de buitenwereld er ook nog was. Volledig in mijn eigen wereld. Als ik dit zeg dan betekent het dat ik een homo ben, en als ik dat zeg betekent het niet, zo dacht ik. Soms dan zei ik wat en dacht erover na of ik in de symboliek ervan het goed had gezegd. Ik probeerde mijn groeiende onrust te rangschikken. Blowen gaf geen ontspanning meer maar paranoia. In de paranoia vond ik een motor tot nog meer analytisch denken. Dus bleef ik blowen. Via Mike waren een avond twee werkende vrouwen langsgekomen en ik besefte me hun volwassenheid waar ik bang voor werd. Ik wist ergens dat het voor mij een onbereikbaar gevoel was. Ik tongzoende met één van hen. Met die met de bruine krullen en bevalligheid en tijdens het tongzoenen 14
analyseerde ik wat ik voelde. Niets. Gelukkig dacht ik ook niet aan een man. Dus dat was dan een voordeel. Daarna gedroeg ik me tijdens het begeleiden van haar naar haar auto zo kinderachtig dat ze via de telefoon aan Mike had gezegd: ‘Hij mag terugkomen nadat hij volwassen geworden is.’ Die periode begon een zacht schel hoog geluid zich in mijn hersenen aan te dienen en nog steeds maakte het mij niet tot daden overgaan. Een geluid dat wende en ik van dacht dat dit iedereen wel eens gebeurde. Er was geen bewustzijn dat zei: stop nu met roken en blowen want daar ligt een oorzaak. Ik moest doorgaan. Een beschadigd kindgedeelte is op volwassen leeftijd naar binnen gekeerd. Een drang die als volwassen zijnde voelt alsof het met de paplepel ingegoten is. Als een vogeltje dat zingt zoals het gebekt is. De kinderjaren maken het vogeltje. Het volgende is een gebeurtenis die mijn leven bepaald heeft. Het was op een zondagmiddag en ik was thuis in Laren en mijn ouders waren golfen en ik blowde met mijn broers totdat we knetterstoned waren. Een lome zonnige zomerdag. We besloten naar McDonalds te gaan. Bij een kruispunt reed een auto van rechts door rood op het moment dat ik door mijn eigen groen reed. Ik vond dat ik volwassen mannelijkheid moest tonen en stak een middelvinger op terwijl ik passeerde. De Opel Kadett gaf gas en kwam achter me aan en wilde mij passeren. Daar schrok ik van. Waren ze uit op een knokpartij? Bij de rotonde haalden ze me in en ik keek naar links en zag een stug tuig op de passagiersstoel zitten en hij stak zijn middelvinger op. Onderarm vol 15
met tattoo’s en pokdalig grof gezicht. Van de schrik reed ik vol in de zijkant van hun auto die tien meter verderop stuiterend tot stilstand kwam. Drie mannen breder dan lang stapten uit de auto en stormden op de mijne af. Ik gooide deuren op slot en probeerde achteruit weg te rijden en iemand reed me aan. Ze zagen aan mij dat de schrik me geraakt had, dat de angst een naar binnen gekeerde impact had gekregen, liepen juichend weg, en ik had gehoord dat ze de Politie gingen bellen. Ik was uitgetreden. Alsof ik in een te kleine ruimte te ver in mijn hoofd was teruggedrongen. Mijn geest zat tegen de verdrukking in en voelde als hoger dan belichaamd. Alsof mijn kop tegen het plafond aan zat. Mijn maag voelde als een U vorm met de punten omhoog. Los van mijn onderstel. Mijn geest voelde als twee losstaande helften. Technisch gezien ga je dan tegen de achterkant van je hersenschors aan. Mijn kont was niet een gevoel van buiten maar van binnen in mijn ziel. Achteraf denk ik een herhaling van zetten. Iets waar ik me over verwonderde. Jaren later heb ik er de symbolische gedachte bij gehad te spreken van elf in de lucht. Dit naar aanleiding van het gezegde: beter één (pik) in de hand dan tien in de lucht. Waarbij ik elf als zowel het woord als het getal zag. Een angstanalyse. De kracht van het onderbewustzijn die een persoon een weg kan laten bewandelen waarin een symbolische herhaling van het onverwerkte verleden gevonden kan worden is verbijsterend te constateren. In angst zonder uitvluchtmogelijkheden zijn waarbij de hersenen weer een tweede leven gaan zoeken. Ineens had ik in mijn gevoel en beleving een binnen en een buitenlichaam. In mijn geest had ik een 16
volledige tweede bewustzijn van mijn lichaam en bekeek ik het leven met naar binnen gekeerde controlerende ogen. Vanuit een tweede leven in mijn hersenen leek het wel. Afgesloten van het hier en nu. Ze kwamen terug en gingen op mijn motorkap zitten en een pak shag ging van hand tot hand. Ze lachten als boeren. Af en toe keek er een met een snelle blik even naar binnen en vertelde de anderen zijn bevindingen. Ze lachten weer. Mijn angst was ineens totaal bewust en onverdraagbaar geworden. Al het langzaam opgehouden angstgevoel, wat ik in geest terzijde had proberen te duwen, kwam vrij, en ik kon er niets tegen beginnen. Een Politiebus naderde de rotonde, de drie liepen ernaartoe. Ook ik liep ernaartoe. We stonden bij de ingang. De bijrijder stond zijn gewicht te verdelen van op de ene naar op de andere voet. Een gedetermineerde houding. Iemand die zijn geduld verliest en ergens al weet dat hij er op los gaat slaan. Dat gebeurde niet en hij vroeg met rauwe stem aan mij: ‘Heb je wel eens gehoord van de Oswalds?’ Als opschepperig gaf het doorklank in mijn gehoor. Een volwassen kerel van in de veertig die zijn beruchte naam indruk probeert te geven. Moet je het daarvan hebben? Denk ik nu. In het moment kende ik enkel uitvergrote doodsangst. Vervelend is het als je een aanrijding hebt met iemand van een beruchte familie. Maar om dan zo bang als een hond te zijn kwam ergens anders vandaan. Oswalds daar moest je geen ruzie mee krijgen. Dertien broers en allemaal crimineel. Pa had ma met een loden pijp de hersenen ingeslagen. Een broer had eens een andere broer, die water uit een kraan dronk, een volle fles melk op zijn achterhoofd kapot 17
geslagen. De broer had met bloedende kop bewusteloos in de wasbak gelegen. Iedereen lachen. Er zaten er altijd wel een paar vast. Eentje toen voor moord. En het verhaal was dat ze met zijn allen een terras opliepen en mensen uit hun stoel trapten om er zelf plaats te nemen. En er was er één die zijn vriendin de tent doorsloeg als het eten niet precies om zes uur op tafel stond. Neutraal antwoordde ik met: ‘Dat zijn dertien broers, hè?’ Vervolgens ging het gesprek in de trend: ‘En wat weet je nog meer?’ en ik weer een neutrale opmerking maken en zo verder. Hij lachte een boerige, harde lach alsof hij elk moment gewelddadig kon worden. Ergens besefte ik dat ik zijn manier van lachen herkende, maar wist de link niet te maken. De politieman kondigde aan ons geval te gaan bespreken. Hij noemde Wouter bij de voornaam. Dat die kon binnenkomen en eerst zijn verhaal kon vertellen. Het was de amicale toon die me verwonderde. Als in; we hebben samen zoveel meegemaakt. Wouter kwam weer naar buiten en deelde mij mee dat hij de politieman had gezegd dat we de schade onderling zouden regelen. Ik ging de bestelbus in. De schuifdeur bleef dit keer open en Wouter Oswald stond in de opening mee te luisteren. ‘Laat je niet intimideren, hoor,’ zei de politieman. En maakt vervolgens geen aanstalten de schuifdeur dicht te doen. Ik gaf mijn verhaal en de politieman vroeg of ik het wilde aangeven. Wouter zocht mijn ogen en knikte van nee, waar ik schoorvoetend gehoor aan gaf. Ik verliet de bus en kreeg Wouter zijn telefoonnummer met de mededeling morgen op te bellen. Zo niet dan zouden ze me weten te vinden. Terug in de auto voelde ik me een doodgeslagen hond. Hans vroeg of ik Wouter 18
niet op neef Luke vond lijken. Een neef die in de criminaliteit beland was. Geadopteerd. Een eerste klas vechtersbaas. Mijn ouders waren tussen mijn zesde en twaalfde jaar gescheiden geweest en ik en mijn broers woonden een tijd bij hem, zijn zus, en zijn vader en moeder. Daarna waren mijn ouders weer bij elkaar gekomen. Wanneer we in mijn pubertijd aan tafel zaten en met de familie zijn criminele daden bespraken had ik altijd neiging hem te verdedigen. Geïrriteerd zette ik ze thuis af en scheurde naar Amsterdam. Even wilde alleen zijn en de onrust, die nu angst geworden was, een plaats te kunnen geven aan de hand van sigaretten en een joint.
4.
In vroeg twintiger jaren heeft zowat iedereen een identiteitscrisis. Wie ben ik als volwassene? Of beter gezegd; het begint bij te definiëren hoe men niet is, waar angst achter zit, waarna hier de relativering in gevonden wordt en vervolgens het hele probleem ineens verdwenen lijkt te zijn. Er zijn ook mensen die niet door het adolescentieproces heen komen. Simpel is te veronderstellen dat dit verschil te maken heeft met losers en winners. Bipolair betekent dat beide hersenpolen een emotie delen. Gevoelsmatig zitten hersenpolen bij de rechter en linker slaap. En normaliter is er een verbinding tussen de twee. Een 19
contact tussen twee hersenhelften. Boos en blij. Iemand is manisch in de zomer en depressief in de winter. In stemming te hoog en te laag. Uniepolair kan ook. Dan is een emotie eigenlijk opgesloten op een hersenpool en moet het contact met de andere pool proberen te maken voordat men een goed overzicht heeft hoe het echt te voelen. Dat is als een luchtledige ruimte in de geest waarin het bewustzijn zich bevindt. Alles voelt dan als tweeduidend maar niet de projecterende maar ontvangende variant. Rood is gewoon de kleur rood maar staat dan ook voor de liefde. Een balpen is gewoon een balpen maar kan ook als steekwapen of als een pik gevoeld worden. Het mannelijke brein wordt gek als er niets is dat gewoon gewoon is zoals het is; eenduidigheid is wat een man nodig heeft. De twijfel geeft onzekerheid die naar angst kan groeien. Wanneer een volwassen verliefdheidemotie een uniepolaire status krijgt dan is de man verloren en kansloos. Dan komt alles binnen en voel je je voor honderd procent een homoseksueel en wanneer je in geaardheid heteroseksueel bent dan kan je de gekte alvast bestellen. Een homo die zich totaal homo voelt in de sociale omgang met mensen voelt zich gelukkig en een hetero heeft dan een dwangbuis nodig. Sigmund Freud zei ooit al eens dat geestzieke patiënten eigenlijk niets meer dan uitschot zijn. Het enige nut dat ze hebben is dat ze voorzien in studiemateriaal en een inkomen maar dat ze eigenlijk niet te helpen zijn. Ik denk dat mensen die niet door het adolescentieproces heen komen een blokkering van 20
geest door een beschadiging in het lichaam hebben opgelopen. Bijvoorbeeld een lever of longen beschadiging, die door destructie veroorzaakt is, en dat eerst de weg naar lichamelijk herstel gevolgd zou moeten worden voordat de in de ziel binnengesloten geest zijn weg naar buiten kan nemen. Ik had een feest op Nijenrode gehad. Hans studeerde daar. Voor de vorm was zijn studentenbestaan. Het bestond uit wachten totdat de bijl zou vallen. Mijnheer blowde van vroeg tot laat en dacht ook nog wel even zijn tentamens te gaan halen. Waar na elk teleurstellend resultaat een nieuw ongeloofwaardig maar optimistische gedachte door hem gelanceerd werd dat aangaf dat het niet aan zijn levensstijl had gelegen en het de volgende keer wel zou lukken. Tijdens het feest was ik Helma tegengekomen, die in vergelijking met de vorige keer mij ineens zo volwassen was overgekomen. En daar kon ik die tijd niet tegen want het was een extra duit in de zenuwen zak die inmiddels toch al redelijk gevuld was. Helma was stevig gebouwd, ze zat sterk in haar lichaam. Het was een vrouwelijke kracht waarvan je vermoedde dat het nooit zijn authentieke, elegante gevoel zou gaan vinden. Sommige vrouwen zijn tot het eind der tijden zo. In ieder geval had iemand me bij een vorig feest getipt dat ze makkelijk was en was ik bij haar aan tafel gaan zitten en ik moet zeggen; als iemand zoals ik in die tijd een vrouw het bed wist in te lullen dan was ze inderdaad erg makkelijk. We namen toen een kamer in een hotel. Ze peep me en ik neukte haar op zijn hondjes en keek constant naar die sterke ietwat 21
spekglimmende rug en haar blonde haren op haar kont en moest moeite doen stijf te blijven. Nota bene: Te vroeg klaarkomen had ik alleen met vrouwen waar ik een persoonlijke band mee had. Bij de hoeren had ik er geen last van. Na het klaarkomen vluchtte ik naar de badkamer waar ik een bad nam en suggereerde in slaap gevallen te zijn. Die keer kwam ik haar weer tegen en ze had een veroordelende en afwijzende mening over mij gemaakt. Dat merkte ik aan alles. En in mijn planning en aanname had ik dat precies andersom bedacht. Een feest van veel drinken en van zaal tot zaal lopen alsof je thuis bent en weet waar je mee bezig bent. Hans had XTC geregeld. De dealer had hem verteld welke pillen de goede en welke de slechte waren. Iemand van zijn studiejaar had de week ervoor een slechte gehad en was gezien met een Gouden Gids die hij als zijn nieuwe agenda had benoemd en meer van dergelijke opmerkingen. Achteraf concludeerde ik dat Hans mij een slechte had gegeven. De dag erna was ik primair en kortaf dat iedereen bang voor me was. Zo begon het. Een mannetje of acht gooiden een pil naar binnen. Muren kwamen op me af en het ingesloten gevoel maakte mij naar de uitgang gaan en op een grasveld liggen. Ik lag in een koele zomernacht op fris gras waar ik goede dronken herinneringen aan had. Wanneer je stomdronken bent is koel fris gras in een mooie zomernacht heerlijk om op te liggen. Dit keer was het beangstigend omdat ik een schelle hoge fluittoon non stop in mijn hersenen hoorde. Op een 22
verschrikkelijk te hard volume. Het hypnotiseerde me en maakte me onbeweeglijk. Het deed pijn. Instinctief wist ik dat ik moest wachten. Het duurde een uur en het enige wat ik zag was de donkere hemellucht. Op een gegeven moment kon ik mij weer bewegen. Op dat moment wist ik wel dat er iets wezenlijks veranderd was, maar realiseerde me nog niet precies wat. Ik zat definitief achter het geluid van vandaag. Alles had een doorklank gekregen zou ik de dagen erna gaan merken. Wat ik nog niet wist was dat ik op weg was naar een gevoel van eergisteren te zijn. Ik probeer in woorden weer te geven hoe ik te ver terug voelde. In ieder geval voelde mijn geest als te laat in het hier en nu waarbij elk woord door een ander uitgesproken een tweeduidende betekenis kreeg. Mike en ik reden naar de hoeren in Utrecht. Met voorzichtigheid had hij zich ontvankelijk getoond. Ik had gedacht dat hij voor het eerst naar de hoeren ging. Hij biechtte op het wel eens eerder geweest te zijn. Het zandpad in Utrecht heeft tegen negen uur ’s avonds een psychedelische belichting die rustgevend en vertrouwd aanvoelt. Het is nog niet compleet donker maar schemerend en de lucht lijkt nog wit en de rode neonlichten vallen op zonder bepalend te zijn. En de hoeren achter de ramen lijken aardig. Na wat heen en weer rijden en uit het zijraam kijken waren we op het gekke idee gekomen een soort triootje te gaan doen. Ik kende toevallig Paula uit Colombia, dacht ik dat ze vandaan kwam, en die wilde de vorige keer een vriendin erbij halen waar ik in toegestemd had. Je hebt maar één pik maar betaalt wel dubbel. Dat was het verschil. Die 23
vriendin heette Maria en was een Spaanstalige Latina. Terwijl ik dit schrijf besef ik dat ze opnieuw kwam oefenen op een klant. Dat ik na haar moeilijke periode haar eerste klant weer was, dit onder begeleiding van een vriendin. Alles met condoom. Maria had krullend haar tot de schouders en was vrouwelijk rond en te lief voor het vak. Mike en ik hadden brallerig bedacht dat we ons door de één zouden laten pijpen en dan de andere zouden neuken. Al dit alles op een tweepersoonsbed. Voor teveel geld regelden we de deal en ik werd eerst door slanke Paula gepepen en mocht toen Maria neuken en ik stak hem erin en keek naar haar en voelde me getroffen. Ze keek me aan met in haar ogen beginnende liefde. Ik vergat Mike die met zijn grote lichaam op de slanke lag en ik me even zorgen had gemaakt of zij het zou kunnen houden. Maar vrouwen zijn gemaakt om op hun rug te kunnen liggen en kunnen daarbij een hoop hebben. Ik neukte en keek naar het vrouwelijke lichaam en lieve gezicht en bleef kijken en neukte en kwam klaar. Bij Mike wilde het niet lukken, we lachten wat, Mike als een boer met kiespijn, Maria en ik waren al klaar. En daar probeerde hij het weer. Het zag er onbeholpen uit. Zijn vet lag zowat over haar hele lichaam. Maria en ik besloten in de badkamer even te gaan wachten en hen wat privacy te gunnen. Vanachter een deur keken we om de hoek. Ik boven het hoofd van Maria. Het gaf een soort band. Paula had ons door maar Mike dacht dat hij alleen met haar was en deed zijn ding en kwam ook klaar. Maria werd mijn vaste hoer. Een puberaal gevoel deed mij naar haar verlangen. Al snel werden we een 24
stel. Om tien uur ’s avonds nam ik een XTC en drie kwartier later kwam ik binnen, haar gordijnen gingen dicht, en ik bleef tot de volgende dag drie uur in de middag. Ze vertelde me dat haar eerste keer met een klant was geweest en dat ze met mij voor het eerst het gevoel had gehad zoals het zou moeten zijn. We speelden verliefdheid. Het kon niet zo zijn. Ik speelde schijn en wilde het wel zo voelen. Op een gegeven moment kon ik mezelf niet meer dwingen naar haar toe te gaan. Mijn onderbewustzijn had besloten mijn situatie van persoonlijke teloorgang te gaan accepteren. Twee á drie jaar later zag ik Paula en liep naar haar deur en ze vertelde me dat Maria dood was. Geschokt vroeg ik: ‘Dead, how can that be?!’ ‘Car accident in Colombia.’ Verbijsterd staarde ik naar haar gezicht. ‘Do you want to come in?’ Ik kon niet geloven dat ze het vroeg en draaide me om en in de auto dacht ik aan Maria. Was ze echt dood? Nee, Paula had dat natuurlijk gelogen.
5.
Om mijn gemoedstoestand in die tijd te beschrijven wil ik het volgende aangeven. Het was zo dat ik geen bewustzijn en gemotiveerdheid had van zoals ik realistische dingen voelde en wilde gaan bereiken. Er was niets. Waar ik anderen bezig zag met 25
gedrevenheid en toekomstgerichte daden daar had ik enkel een moeten tegenover staan. Ik vond van mezelf dat ik ook zo zou moeten zijn en had daar geen belichaamde gedachte bij. Mike had namelijk gescoord. In een café had hij een vrouw weten op te pikken, diezelfde nacht mee geneukt, en zij was gebleven en ze neukten regelmatig. Op hun kamer en in de badkamer, overal. Voor het amicale gevoel had Mike geïntroduceerd dat wij elkaar op de mond zouden kussen. ‘Geef me een kus op de bek!’ gilde hij dan. Ik bedacht dat dit volwassen gedrag moest kunnen symboliseren en deed mee echter voelde ik er vervelende, onzekere spanning bij. Een man is pas in wording een man als hij een onbereikbare vrouw heeft geambieerd. Ineens is er die drang om de onbereikbare liefde te voelen. Een verandering van de chemische huishouding die ook gebeurt op twaalfjarige leeftijd bij eerste masturbatie of menstruatie. Echter komt dan de verandering van binnen uit en het adolescentieproces wordt door de buitenwereld geïnitieerd. De onrust van ergens weten dat ze door natuurwetten als onmogelijk aanvoelt, voelde ik weergegeven in onzekere spanning als ik tussen seksegenoten was. Ik kon er niet meer tegen. Ik wist dat relativering mij niet meer ging redden en had mijn hoop op Emmelien gezet. Ze loenste zoals fotomodellen kunnen. Het had iets dat intrigeerde en aantrekkelijk maakte. We kenden elkaar van de pubertijd, ik kreeg mijn vriendin, en zij vertrok naar Amsterdam. Toen werd mijn keuze tussen twee vrouwen bepaald door degene die mij het minste 26
onzekerheid en spanning gaf. Met Emmelien was er dus nooit iets uitgekomen. We hadden al een keer samen gegeten en ik was naar haar eenentwintigste verjaardag geweest. De drang naar onbereikbare vrouw lijkt ook wel een touwtje te zijn dat vanuit je hersenen uit je gezicht loopt en als je eraan trekt komt er iets uit het onderbewustzijn los, waar je niet op voorbereid bent. Op Koninginnedag liep ik met een onrust rond en vroeg me af waar ik naartoe ging. Het was niet meer sec de onrust die mij leidde, maar de vraag waar het zou uitkomen waar ik paniekerig van begon te worden. Het hield niet op. Die middag zouden we naar het centrum van Amsterdam gaan. Rond elf uur ’s ochtends vonden we elkaar in de woonkamer. Mike had een kater en stond ineens op, liep snel naar de badkamer, en ik vervolgens het knisperende geluid van een strip aspirines, waar een paar van uitgedrukt werden, hoorde. En dan kwam hij weer terug en hield het nog geen minuut vol en was hij weer iets doen in de keuken. Het bracht mijn onrust niet ten goede. ‘Hé, Verheugd ga even zitten.’ We hadden het raam open, zaten op een tweede verdieping, en keken uit over kruispunt Apollolaan Beethovenstraat. Mensen liepen richting centrum, veel in oranje kleuren. Langzaam, gestaag en vredelievend bewoog de mensenstroom, die gezien het vroege uur lege plekken kende. Samen met het nog koele zomer weer, de zon die buiten wolkloos aan de hemel stond, en wij de frisse ochtendsfeer in de woonkamer voelden, maakte het mijn ruimtelijke gevoel ten aanzien van mijn geest prettig. Neutraal. Maar dan moest wel alles rustig blijven. 27
‘Hé, Verheugd !’ ‘Wat? Ja, ik ben even bezig.’ ‘Het is een feestdag vandaag.’ ‘Ik moet even wat doen, ik heb een barstende koppijn,’ klonk vanuit de badkamer. ‘Zal ik anders even een joint draaien?’ Ik had amper de tijd om een sigaret aan te steken want hij stond met zijn grote lijf in een badjas, wat hem eerder vierkant dan rond maakte, ineens in de woonkamer. ‘Dat is denk ik wat ik nodig heb.’ ‘Dat dacht ik al,’ zei ik goedmoedig lachend en vond het vreemd want een kater deed bij mij niet naar een joint verlangen. Zolang hij maar meeging. We rookten de joint. Ik had de avond ervoor de Oswalds gebeld. Die eerst mij voor schijtert had uitgemaakt vanwege mijn deur op slot doen. En daarna mededeelde dat ik zeven honderd en vijftig gulden moest komen brengen, waar ik ineens aan moest denken. ‘Verheugd, je denkt toch niet dat het een valstrik is, hè?’ Verheugd keek naar zijn joint alsof er iets aan te ontdekken was, alsof hij hem voor het eerst zag, en lachte toen vreemd. ‘Verheugd!’ Hij keek op. ‘Wat bedoel je?’ ‘Dat met van die Oswalds, ik vertrouw het voor geen cent. Die laten me langskomen en beuken me dan nog even in elkaar.’ ‘Wat kan jou het schelen,’ zei hij achteloos.
28
‘Dat lijkt me niet. Nee, ik ben er niet gerust op. Straks staan ze me op te wachten. Kan jij anders niet meegaan? Dan bedien je de vluchtauto.’ Mike zat weer naar zijn joint te kijken. ‘Verheugd!’ ‘Wat?’ ‘Kan je anders niet meegaan?’ ‘Rot op,’ zei hij en stond op en liep naar zijn kamer en ging op zijn bed liggen. In paniek bleef ik in zijn slaapkamer op hem inpraten totdat ik hem eindelijk zover had mee te gaan. We kwamen aan bij de Postzegeltjesmarkt en Emmelien zag me en keek ongeïnteresseerd. Ik zag er een act in. Mike liep naar haar toe, amicaal praatte hij met haar, kwam terug, en zei: ‘Ze is niet meer geïnteresseerd.’ ‘Wat, had je het daarover!?’ ‘Ja, ze wil niet meer.’ Als losgesneden van sociale lijnen voelde ik mij ineens. Alsof ik als mens mijn eerste stappen zou gaan maken. We zopen als losgeslagen idioten, het stroomde bij mij naar binnen alsof het dun water was. Alsof ik een bodemloze put was en ik niet dronken te krijgen was. Ken je dat? In al mijn drinkjaren waren dat de betere dagen. Je kan alles hebben en bent niet stuk te krijgen. Alles lach je weg. Geen zorgen of je nog wel normaal thuis kunt komen, geen verstikkend gevoel. Zuipen, zuipen, en nog eens zuipen. Heerlijk koel bier op een mooie Koninginnedag. De afwijzing is onbelangrijk. In psychedelische symboliek kwam Emmelien later terug in mijn belevingswereld. Het was een voorloper van de 29
werkelijke gebeurtenis. De drang leidde naar een dominoeffect van herinneringen. Verandering van chemische huishouding kan een vreemd effect hebben. Mensen die geestziek worden tijdens de verandering rond twaalfde jaar zijn ongeneeslijk omdat de verandering van binnen komt. Die zullen de rest van hun leven medicatie moeten gebruiken. Iets vreemds gebeurde me. Ik keek op met een hmm-gevoel en dacht dat er een schaduw over het plein aan mijn rechterkant viel. Vreemd. In mijn hersenen voelde ik een bubbel van rechts komen die zich snel vergrootte. Als een witte tumor die in een paar seconden te groot voor mijn hersenen zou zijn. Ik reageerde alsof ik van rechts op mijn hoofd geslagen werd. Wat is dat! Wat gebeurt er! Alle kleuren van alles wat op het plein zichtbaar was, verlichtten alsof ze vervaagden. Een overbelichte foto. Mijn bewustzijn probeerde de zaak onder controle te krijgen en er een vormingsgedachte over te maken. Het had geen schijn van kans. Alsof mijn hersenen een bal door een gat probeerden te duwen. Gedachten kwamen los uit mijn onderbewustzijn en ik dacht met verschrikkend realiteitsbesef aan iemand pijpen en had echt een idee van een pik in mijn mond. Ineens keek ik naar de grond en voelde me alsof ik met een parachute zachtjes geland was. Schuchter maakte ik met iemand oogcontact en het begon weer. Die stroom die niet te stoppen was. Een elektrische schok ging zowat prikkelloos door mijn lichaam. Een herinnering van bijna twintig jaar geleden kwam plotseling vrij. Kinderen kunnen dingen wegstoppen. Mijn ouders scheidden toen ik zes was en kwamen bij weer elkaar halverwege mijn elfde jaar. Ik en mijn twee 30
broers woonden bij mijn oom en tante. Mijn broers sliepen op een klein kamertje op de eerste verdieping. Ik was de oudste van de drie. Ze hadden twee geadopteerde kinderen. Sofie en Luke. Ik sliep samen met Luke op de zolderkamer. Op twee matrassen op de grond naast elkaar. Hij was een aantal jaren ouder dan ik en hij had een vriend in dezelfde straat wonen die al wel seksueel volgroeid was. Een rijtjeshuis in het mindere gedeelte van Laren N-H. Voor landelijke standaard nog redelijk goed. Luke was niet in staat een normale lagere school af te maken. Zijn I.Q. was hier niet toereikend genoeg voor. Hij was altijd op zoek naar vechtpartijen. Altijd op zoek naar leeftijdgenoten om in elkaar te slaan. Hij kwam uit op de LOM school en was overal vroeg bij. Hij begon heel tactisch met dat hij dacht aan een meisje van zijn school en dat hij haar zo lekker vond. En ik was jong en had geen idee waar het over ging en praatte mee. Mijn vader had in Laren een huis op ongeveer twee kilometer afstand gekocht en kwam ’s avonds langs om zijn kinderen te zien. Luke vroeg me op een gegeven moment of ik hem wilde afzuigen. Dat deed ik. Je ziet er geen kwaad in. Op een gegeven moment accepteerde hij geen nee meer. Hij was voor mijn doen indrukwekkend groot maar vooral had hij het agressieve gen dat hem later een beruchte naam gegeven had. Ik pijpte hem wanneer hij het wilde. Hoe lang het doorgegaan is weet ik niet. Het werd gewoonste zaak van de wereld. Mijn taalgebruik paste zich aan. Ook zei ik in die tijd dingen als: ‘Ik ben even mijn poedel uitlaten.’ En rookte op een gegeven moment sigaretten. Luke stelde aan zijn vrienden voor om zich door mij te 31
laten pijpen. Ik zat erbij alsof het normaal was. We braken in en stalen uit winkels. En als we samen op pad gingen, sloeg Luke andere jongens in elkaar. Michel was seksueel volgroeid. We kwamen op zijn kamer en hij las een seksboekje. Het was een strip en een rondborstige vrouw vroeg aan een man wat hij wilde en die antwoordde: ‘Mijn lul gebruik ik alleen maar voor pissen.’ Waarna de vrouw tegen een jonge viriele man zei: ‘Steek hem dood want hij wil niet neuken.’ En dat deed de man en neukte de vrouw. Ik pijpte Michel en een zenuw voelde ik als geraakt en erna drong ik de gebeurtenis weg. Het was te machtig. Nu nog vraag ik me af of hij in mijn mond klaarkwam of niet. Overdag klommen we op het balkon van het huis van mijn vader en forceerden een raam en ik pijpte Michel terwijl hij op een bed zag. Het was een herinnering waarvan ik de gevoelsmatige herbeleving nog jaren zou uitstellen. Een kindangst kwam vrij. Het is zowat onbeschrijfbaar hoe je je voelt wanneer je op vierentwintigjarige jarige leeftijd een dergelijke herinnering krijgt en jij in de levensjaren vanaf acht à negen, toen het gestopt was, tot vierentwintigste er totaal nooit aan gedacht hebt. Dat feit alleen al is al goed om koude schrik van te hebben. Maar dan is er een angstig kind in een grot in je hersenen waar je ineens mee in contact bent. Mijn huiswerk was van de ene op de andere dag; terug in de tijd en gevoelsmatig en symbolisch de lagere school en erna de middelbare school overdoen. Onmogelijk om je staande in te houden. Om te oefenen moest ik met Luke tongzoenen. Hij wilde voorbereid zijn voor de wijven. Samen gingen we 32
onder de douche. Het was smakeloos. Later dacht ik dat de situatie met mijn vriendin in Groningen al een begin was van toegroeien naar de herinnering. Een kindtrauma op een verlaten eiland in de hersenen: op later leeftijd een verliefdheid emotie dat een uniepolaire status heeft. Gevoelsmatig een kloof van zes jaar tot vierentwintig te overbruggen. Misbruikt worden is spannend. Later een neurose die geen contact met de buitenwereld heeft. Een gekmakende binnenkriebel. Een kind kent geen seksuele relativering. Het vermogen het als betrekkelijk te zien. Dat is een schade voor het leven. Uit alle macht probeerde ik na die dag uit die angstgrot in mijn hersenen te blijven. Kansloos groeide ik naar een psychose en vervolgens een opname. Luke werd later crimineel. Hij was net zo klein als Wouter Oswald en net zo breedgeschouderd. Een pokdalig gezicht en een strafblad vol met gewelddelicten. Het geld leende ik van Mike. Ik regelde mijn jongste broer Ellery om mee te gaan. Ik had hem niet mijn angstvisioen verteld. Het adres bleek het huis van de bestuurder te zijn. Een Turk, een Turkse vrouw van in de vijftig opende de deur en ik vroeg naar het ongeluk en de bestuurder kwam naar buiten. Hij liet ons zien dat hij voor het geld de hele auto had laten overspuiten en pakte het geld aan. Mijn handen trilden als rietjes. Hij keek ernaar, maakte een opmerking als: ‘Nooit meer doen hè?’ En liep naar binnen. 33
Snel stapten we in en ik trapte het gas in. Na een paar minuten zei ik de mannelijke woorden: ‘Weet je wat we eigenlijk hadden moeten doen?’ ‘Nou?’ ‘Ze in elkaar slaan.’ Beide wisten dat ik zat te liegen dat ik scheel zag, ik kon zelfs de opmerking amper zonder angst zeggen. Met afscheid van de ochtenden zie ik de ochtend als volgt. Je leeft bewust en bent toekomst gericht en je hebt een gezond ontbijt in de ochtend. Je hebt gevoelsmatig zicht op de toekomst. Je zit achter het stuur van het leven. De rust van een zondagochtend die jouw ontvankelijk voor het leven maakt, lome ogen geeft, en laat genieten van het tijdloze. Ik was niet eens meer rustig als ik stomdronken of anders was. Alles was angst.
34
Deel II: Aantekeningen uit de psychiatrische inrichting. Mensen zonder liefde.
1.
Psychologie heeft alles uitgeanalyseerd. Alles is verpakt in stoornissen. Of je er nu wel of niet aan lijdt doet er niet toe. Je moet geholpen worden. Nu ik dit schrijf merk ik dat ik een hekel aan die zogenaamde positieve salonmentaliteit gekregen heb. Geestzieke mensen zijn niet van porselein. Mijn angsten bleven aan. Ik kon ze met niemand delen. Alles in het leven is een herhaling van zetten. Het misbruik niet mogen doorvertellen toen ik een kind was leek geprogrammeerd te zijn betreffende mijn angsten in mijn vroeg twintiger jaren: Ik hield ze voor mezelf. Ik herinner me een keer dat ik op mijn achtste of negende jaar mijn misbruik wilde doorvertellen en dat Luke, die mij achterna gekomen was, vanaf de trap op mij sprong terwijl ik op weg naar mijn oom en tante was. En toen speelde ik mee dat het niks was op de vraag vanuit de keuken: ‘Wat gebeurt daar?’ Op mijn werk hadden ze voorgesteld even tijd voor mezelf te nemen. Ik verliet Mike zijn appartement en ging in Hilversum wonen. 35
Uiteindelijk kwam ik bij een psychiater terecht. Hij had ook mijn broer Hans behandeld. Fons was achter in de vijftig, snor, en probeerde als verlicht in zijn lichaam te staan. Alles moest als “goed” overkomen. Een zwart vestje en jaren zeventig kleding. In principe kan een psychiater niet twee mensen uit eenzelfde familie behandelen. Dan vertroebelen belangen. Op latere leeftijd een geestziekte oplopen betekent dat het in twee componenten in te delen is: Angst en schuldgevoel. Een psychiater dient beide emoties proberen te verlichten en de persoon andere inzichten te geven. Naar binnen gekeerde jaloezie maakt dat jij je een homo bij een andere man voelt. Is het naar buiten geprojecteerd dan leg jij jouw jaloezie bij de ander neer. De kindangst was opgesloten en kende geen contact met de buitenwereld. Daarbij kwam dat ik ergens zeker dacht te weten dat als ik mijn angst naar een andere man zou erkennen hij dan het recht zou hebben seks met mij te hebben. Dat dus nooit. Een kindgevoel kan niet breken. Een puberidentiteit wel. Iemand komt in een identiteitscrisis en breekt, huilt even, en zijn volwassen identiteit heeft zich aangediend. Als je teruggaat naar kinderjaren dan kan dat niet. Het is te echt en te eenduidig. Wanneer je dan na behandeling weer terugkeert in de maatschappij dan zijn dat de twee grote problemen. Hoe om te gaan met andere mannen en hoe om te gaan met relativering en niet kunnen breken. Misbruik maakt herhalingsdwang aan die moeilijk in een andere gedachten stroom om te zetten is. In de heterowereld lopen mannen en vrouwen rond die 36
homoseksueel zijn maar andersom ook. In de homowereld lopen heteroseksuelen rond die vroeger misbruikt zijn geweest. Die er nu wel toestemming voor geven en de kindangst zo proberen te ontladen en denken dat het echte emoties zijn. De liefde voor je soortgenoten genaamd homofilie is wat vertroebeld is geraakt. Vriendschappen zijn moeilijk. Het vriendschappelijke gevoel kent seksuele lading. Ben je sterker dan alcohol? Daar komt het dan vaak op neer. Ik was dat inderdaad en kon dus wel redelijkerwijs de herhalingsdwang beheersen. Of was het een herhaling van zetten door dingen te verzwijgen? Je raakt op een gegeven moment het overzicht kwijt. Hij vond mijn droom mooi. Een beetje boek met diepgang heeft een mooie symbolische droom. Deze heb ik echt gedroomd. Ik zit in een grot aan de kustlijn. De grotmond is net onder het waterniveau, ik zelf zit hoog in de grot, want de grot loopt aan de binnenkant omhoog, en het water stijgt. Hoe langer ik wacht hoe moeilijker het wordt eronderdoor te zwemmen. Waarop Fons zei: ‘Dat is een hele belangrijke droom.’ Veel misbruikte heteroseksuele mannen zijn niet in staat een bevredigend seksleven met een vrouw te hebben. Als je de hersenen als ingedeeld in kamers beziet dan zou je kunnen denken dat de pik van mijn agressor zich in de kamer van mijn homofilie had genesteld. De liefde voor je soortgenoten en voor jezelf. Uiteindelijk moest ik de pik van mijn agressor erkennen om weer terug te kunnen komen naar mezelf. Maar zover was het nog lang niet. De meeste vrouwen die als 37
kind zijn misbruikt, zijn dat door iemand van de seksuele voorkeur en bij mannen is dat net andersom. De identiteit van het gevoel dat ik probeer te beschrijven is als een ontvoerde vrouw die op haar ontvoerder “verliefd” wordt. Of als een vrouw die stelselmatig mishandeld wordt en niet meer in staat is om gezond te haten. Bij psychiatrische patiënten gaat hun echte oorspronkelijke identiteit en realiteit verder dan het simpele oog en oor van een buitenstaander kan interpreteren. Vaak hebben ze twee problemen en zijn zich bewust van één en van de ander niet. Het was in Hilversum bij een privépraktijk van Fons van Binsbergen. Ik vroeg hem: ‘Wanneer ben je eigenlijk homo?’ Ik wilde dat voor eens en voor altijd duidelijk weten. ‘Jij wilt weten wanneer iemand homo is en niet?’ ‘Inderdaad.’ ‘Wanneer je aan een man denkt als je klaarkomt en X.’ ‘X?’ ‘Ja, X.’ ‘En wat betekent X?’ ‘Dat ga ik niet zeggen.’ ‘Waarom niet!?’ Ik was akelig verrast. ‘Omdat het niet belangrijk is.’ Ik dacht na of het me op een idee zou kunnen brengen wat het was. ‘Heb je dat wel eens?’ ‘Wat?’ ‘Dat je aan een man denkt als je klaarkomt?’
38
‘Nee, dat heb ik niet,’ zei ik, en een lachje vormde zich op mijn gezicht want dit betekende dus dat ik geen homo was. ‘Nee, dat heb ik zeker niet.’ En dat is natuurlijk de goden verzoeken want dit is precies wat me drie dagen later gebeurde toen ik mezelf onder de douche stond af te rossen. Ik schrok me wezenloos. Het probleem hield jarenlang aan en bracht me definitief naar de afgrond. Een erectie krijgen van heteroseksuele porno, masturberen, en vervolgens bij het klaarkomen aan een mannengezicht denken. En dat kon iedereen uit mijn korte geheugen zijn. Iemand van de dag ervoor in de supermarkt, etc. Een aantal jaren heb ik vlak voor het klaarkomen mezelf proberen te focussen op een vrouw en zo de climax laten komen. Ik voel me nu door mijn psychiater gepakt. Dat doe je niet bij een patiënt die voor zijn angsten bij jou in de stoel komt zitten en zijn onzekerheden probeert te delen. Ik denk dat het uit mijn lichaam stijgen, tijdens het verkeersongeluk, indirect de anticlimax veroorzaakte. Op een gegeven moment verdween het weer. Zo op het blote oog schat ik plus minus vijftien jaar later. In de sessies erna heb ik het zitten ontkennen als hij er weer naar vroeg. Een therapeute die zich bij hem had aangesloten ging de gesprekken doen. Hedwig had een frikkerig gezicht met een vierkant gerande bril. Ze droeg een kniebroek met sokken tot onder de broek. Het had iets Duits. Uit een aantal gesprekken weet ik nog een opmerking die me bijgebleven is. Ze zei: ‘En als je met je moeder naar bed mag dan is de lol eraf.’ Het sloeg nergens op want we hadden het over totaal andere dingen en over welke lol heb je het precies? Denk ik nu. 39
Er was geen lol. Een andere van haar kwam ook ineens zonder dat ons onderwerp van gesprek er aanleiding voor gaf: ‘Vrouwen vinden een man die inhoud aan het leven geeft interessant.’ Uit het niets vertelde ze na een aantal gesprekken dat zij voor mij een intakegesprek in een psychiatrisch ziekenhuis had geregeld. Ik was stomverbaasd want ik dacht dat we wél ergens zouden uitkomen en zij vond dat het slechter met me ging. Zeker te zeggen is dat ik wel degelijk hulp nodig had. De Sinaï Amersfoort had ongeveer negentig patiënten en was op het joodse geloof gebaseerd. Het is één van mijn reddingen geweest want vijfhonderd meter verderop heb je Zon en Schild en daar zitten zowat duizend patiënten en was ik absoluut in het grote zorgapparaat verzopen geweest. Ik was geen jood maar kwam voor hun regionale functie. Joodse patiënten kwamen vanuit het hele land. Minstens negentig tot zelfs honderd procent van de aanwezige patiënten heeft een beschadigd kindgedeelte. De intensive care afdeling van de geestelijke gezondheidszorg. Van psychoten tot aan heroïne verslaafden. De drugsverslaafden en alcoholisten zitten hun tijd uit en maken geen geluiden van toekomstgedachten, theorieën, en dergelijke, die aangeven dat ze nog hoop hebben. Die zitten hun tijd uit, vertrekken, en zijn verdwenen totdat ze weer binnengedragen worden. Er zijn er die wel naar genezing kunnen proberen te groeien en het niet meer willen. Zij die het niet willen en ook meer kunnen. En zij die het willen maar niet meer kunnen. Die zijn definitief te ver gegaan. En de groep die het wel willen en ook nog toe in staat zijn om 40
in ieder geval een poging te wagen. Mijn misbruik was relatief gezien niet zo beschadigend als dat je als klein kind zijnde stelselmatig door je vader in je kont geneukt bent geweest.
2.
Ik was enkel angst. Alle bewustzijn of herinneringen waren niet aanwezig. Herinneringen moeten gevonden worden en dan geanalyseerd worden. De angst moet houvast krijgen met dat je sommige dingen ook anders kunt zien. Het enige wat me restte was de rit uitzingen tot het moment van als eigen aanvoelende identiteit. Het is een weg die in mij geheugen begon vanaf herinneringen op zesjarige leeftijd. Het huis en de schuur waar je je fiets neerzette. Vervolgens een herinnering in het klaslokaal van de zesde klas lagere school en je vriendjes. Voor het eerst naar het Gymnasium fietsen. Je allereerste masturbatie en het vreemde gevoel van klaarkomen. De eerste tongzoen met een meisje. De eerste keer dronken. Grof gezegd haal je zo jouw achtergestelde identiteit met hoe je werkelijk bent, of had kunnen zijn, weer terug. Eind dertiger jaren begon dat proces pas zich bij mij in te zetten. Voordat ik mezelf daar naartoe had gebracht, moest ik eerst proberen te overleven. Het intakegesprek bestond uit voorzichtig mijn probleem opnoemen en verwachten dat Rob Kirtzner, 41
de psychiater van de mannenafdeling, zou zeggen: ‘Oh nee, dat is veel te lichte problematiek, dat doen we hier niet.’ En dat ik zou opstappen en zou vertrekken verexcuserend dat ik hun tijd in beslag genomen had. Zo voelde ik me. Er viel iets van me af want hij nam me compleet serieus. Wat ik ook niet had verwacht was dat hij zei dat ik die volgende dag kon komen. Daar schrok ik van want de andere optie die ik had ingeschat was dat ze vanwege administratieve afhandelingen nog wel minstens twee weken nodig zouden hebben om mijn bed klaar te hebben. Zodat ik nog even tijd had te wennen aan het idee opgenomen te moeten worden. Onwennig meldde ik me de dag erna bij de receptie, na wat intern getelefoneer, kwam een zuster me halen en bracht me naar een kamer voor drie personen. Het ziekenhuis had die typische uitstraling, stenen, alles wit, holle klanken, klinisch, met dien verschil dat het personeel gewone kleding droeg. Op mijn bed lag een plasticachtig bruin matras met daarop een stapeltje opgevouwen dingen; een deken, twee lakens, en een kussensloop. In die tijd zag ik tegen alles op dus ook om mijn eigen bed op te maken. ‘Ja, ik vind het wel,’ zei ik verbouwereerd en de zuster vertrok. Mijn spullen legde ik in de kast, wekker op het nachttafeltje. Even later kwam ze met het weekprogramma terug. Schilderen, kleine, praat therapieën waarvan één o.l.v. Rob en een paar ’s ochtends begeleid door therapeuten. Woensdagmiddag vrij, drama op donderdagmiddag, en vrijdag mocht je na twaalf uur ’s middags met weekendverlof. Een lijst met kosjere producten. Huismerk chips van de supermarkt 42
was verboden. Het moest Lays zijn. Zo een hele lijst voor wanneer je dingen in de supermarkt ging kopen. Frankie zat op zijn bed en zei niks en ik wilde niet hem mijn rug toedraaien. Hij was een klein kereltje met zijn tanden eng groot zichtbaar en een vreemde blik in de ogen. Hij zei niks en zat met zijn bovenlichaam van voren naar achteren te bewegen. Een zelfde beweging die je de echt gestoorden wel eens ziet maken. Hij leek compleet van de wereld. Aan alles merkte dat het totale gekte was wat hem dreef. Sprak ik hem aan stopte hij, zei ik niks, begon hij weer. Mijn andere kamergenoot was Jeff. Jeff had aan de heroïne gezeten en het schildersezel dat bij het raam stond was van hem. Jeff was bij mijn binnenkomst niet aanwezig. De inrichting kende een heren en een vrouwen vleugel, de therapieën waren wel gemengd. Het is in het begin een beetje aftasten, want ik was zo’n beetje de hele dag bang. Dan was er vervolgens ook zoiets als een tv kamer (een plastic plaat was voor de tv gemonteerd) waar iedereen sigaretten tegen de klippen op zat te roken en koffie per de liter naar binnen zat te werken. Dit maakte mij er uiteraard niet rustiger op. En dan heb ik het nog niet eens over de patiënten die als dieren mijn angst roken en het vervolgens leuk vonden mij aan het praten te krijgen. Dan gaf ik benepen twee, drie korte antwoorden en kondigde aan iets op mijn kamer te moeten doen. Na een kwartier kwam ik terug, nam plaats, en liet het weer gebeuren. Wanneer ik de inrichting-fiets wilde lenen om even in Amersfoort peuken te gaan halen moest ik binnen even op het raampje van de kamer van de verpleging tikken, dan kwam iemand met een sleutelbos 43
aanlopen, en maakte de deur open en gaf me de fietsslotsleutel. Ook de toegangsdeur tot de gang met de kamers van de psychiaters, dokters, en therapieruimtes waar onder begeleiding gekleid en geschilderd werd, kon alleen geopend worden door mensen van de leiding. Sommige patiënten mochten niet naar buiten. Ik gelukkig wel. Het eerste weekend moest ik blijven. Dat is een regel want anders is het zo dat iemand een paar dagen opgenomen is geweest, op weekend verlof gaat, en thuis bedenkt dat hij of zij helemaal geen opname nodig heeft. Want het kan nogal een zware impact op de gemoedstoestand hebben. Het weekprogramma had ik alvast bestudeerd en op zondagavond kwamen de eerste patiënten weer terug. Daarna mocht ik elke vrijdag na de lunch het ziekenhuis verlaten en moest zondagavond voor negen uur binnen zijn. Ik was op woensdagmiddag aangekomen. De maandag na het weekend zou mijn dagprogramma beginnen. Ik zat in de motiefgroep en dat waren de mensen die er betrekkelijk goed aan toe waren. Het kon erger. Eerst at ik ’s ochtends, ’s middags, en ’s avonds op de afdeling. Een verpleegster (gewone kleding) dekte dan met anderen de tafel. Een kar met daarin de warme maaltijden, of de broodmaaltijd stond klaar, en alles werd op tafel gezet. Sommigen mochten nooit in de kantine eten en ik alleen de eerste volle week niet, om te wennen aan het nieuwe leven. Jake zei geen woord, was mager als een kerkrat, ergens eind twintig, en het verhaal was dat hij niet meer kon praten. Alleen het woord ja zei hij. Sprak ik hem aan zei hij ja, vroeg ik hem 44
iets fluisterde hij ja etc. Hij had een tattoo van een papegaai op zijn schouder die hij met te kinderlijke trots op zijn gezicht liet zien. De verpleegster hield het gesprek aan. Ook iets in de dertig schatte ik. Wie niks zei werd dingen gevraagd. Het gangbare van mijn leeftijd en zo vertelde ik. Mijn afdeling was alleen mannen en ik zat op de afdeling korte opname (0-2 jaar) en even verderop in de gang was de afdeling lange opname. Vrijdagmiddag werd het snel stil. Dat overblijfweekend gaf een angstig leeg gevoel. De herenkamer voor mezelf alleen. Iedereen met weekendverlof. Sigaretten roken. Op sjabbats kon ik geen T.V. kijken. Ik deed niks anders dan wachten. Op een voorstel van de verpleging om een wandeling te gaan maken, reageerde ik afwijzend. Wist je trouwens dat dit soort dingen allemaal door de verpleging opgeschreven werden? Vandaag wilde hij niet wandelen, wel deed hij de hele dag niks en rookte sigaretten en liep constant heen en weer van de woonkamer naar zijn bed. Na een week zou ik in de kantine gaan eten waar vrouwen en mannen de tafels deelden. Die zondagavond klonk de stem en geluiden van de eerste thuiskomende patiënt indringend en hol in de gang van het ziekenhuis dat een openverbinding met de huiskamer had, waar ik zat. Ik hoorde de deur zoemer, de buitendeur die openging, wat gepraat en gedag zeggen, patiënt die de verpleging kende. En in een uur zaten patiënten in de woonkamer, dronken koffie, en klonken de geluiden van de volgende, die van weekendverlof terugkwam, als alledaags. Het slapen was anders. Nieuw. Een bed met een plastic matras. Het 45
laken bleef er nooit goed omheen liggen. Vaak lag ik op het plastic en onder de bruine deken met daar onder het andere witte laken. De volgende dag liep ik met mijn schema naar de eerste therapie. De motiefgroep bestond uit acht man. Iedereen was even ontvankelijk. Je hoort er eigenlijk meteen bij omdat iedere patiënt voor zijn opname in de maatschappij iets te verbergen had of niet over wilde praten. En in een inrichting zit niemand voor jan lul. Vier vrouwen en vier mannen. Een broodmagere vrouw die alcoholist bleek te zijn. Een incest slachtoffer (vrouw). En nog twee. Aan de mannenkant drie alcoholisten waarvan één met Jappenkamp verleden en mijn persoontje. Ik werd geïntroduceerd en vertelde mijn leeftijd en waar ik vandaan kwam. Het woord psychose zat nog niet in mijn vocabulaire. Ik was de hele dag bang en had een enorme spanning op mijn hoofd maar had geen benul hoe het technische verhaal zou heten. Willy, de mannelijke therapeut, was gezegend met een eeuwige blijheid. Hij droeg sandalen met sokken en had lang sluik haar in een soort jaren zeventig scheiding en in lengte tot aan zijn schouders. Ik mocht kijken en luisteren. Uit het niets, voor mijn gevoel dan, begon Corrine: ‘Toen ik een jaar of zes à zeven was en ’s ochtends naar school wilde gaan werd er van beneden geroepen dat ik ziek gemeld zou worden en op mijn kamer moest blijven. Dan wist ik al hoe laat het was. Dan ging de voordeurbel. Mijn oom wist ik. Gepraat, ze dronken eerst koffie aan de keukentafel, gelach. Geluiden van aanwezigheid hoorde ik van beneden komen. Dan kwamen ze de trap op. Mijn
46
moeder ging op een stoel zitten en ik werd eerst door mijn vader misbruikt en erna door mijn oom.’ Weet je wat het vreemde was? Het verschrikte me voor een seconde en erna werd weer alles ingenomen door mijn dagelijkse spanning. Ik heb het nooit kunnen vergeten. Zelfs nu ik dit schrijf denk ik er weer aan. Het gesprek tussen Willy en Corrine ging als dat Willy vroeg hoe ze zich daarbij voelde en dat het niet best was. Iedereen zat erbij alsof het dagelijkse kost was. Corrine vertelde dat ze dan oogcontact met haar moeder had terwijl haar oom haar lichaam gebruikte en dat haar moeder dan mild glimlachte. En dat zij de dag erna naar school ging en voor de lunch thuiskwam en haar moeder met dezelfde glimlach haar de boterhammen overhandigde. Het verhaal gaf me goede, relatieve hoop dat ik met een maandje wel klaar zou zijn en dan zou vertrekken en lekker gaan werken of eerst wat vakantie. Mijn probleem kon niet veel zijn. Dan vraag ik wat geld van thuis, bedacht ik. Hoewel de trauma’s van de patiënten verschilden in zwaarte was de overeenkomst dat bij alle patiënten mensen/agressors in hun verleden over de grens van stellende kwaadheid waren gegaan. Niemand was meer in staat om eigen echte kwaadheid voor de agressor van het verleden te voelen. De identiteit van de agressor was te verstrengeld met de eigen identiteit geraakt.
47
3.
Twee dingen die ik met zelfanalyse had bedacht. De analytische manier van denken is uit zelfbehoud en ook een overlevingsinstrument. Er waren beren op de weg maar ook gerede argumentatie om vanuit de zelfanalyse te beredeneren. In de loop van mijn leven ben ik erachter gekomen dat mensen nog wel eens ‘plannen’ met beschadigde mensen, zoals ik, kunnen hebben. Goed bedoeld hoor, dat wel, maar vaak ook onsamenhangend bij elkaar gerijmd: waaruit men concludeerde dat dit goed voor je zou kunnen zijn of dat je daarmee geholpen was. Vroeg je daar over door bleken ze wat dingen als feit geformuleerd te hebben die op mij geen enkel beslag hadden. Veel had te maken met dat men vond dat ik zo gebaat zou zijn met chemische medicatie. Dat was meer dan een decennium later. Ik zelf dacht dat ik zowel een lever- als een longen beschadiging had. Lever door drank en drugs en longen door marihuana. Mijn longen had ik zo zwart gerookt dat ik uiteindelijk het gevoel had ze naar binnen in het denksysteem gerookt te hebben. Mijn longen voelden alsof ze van een binnenkamer in mijn hersenen waren. Daar waar ik het idee had zicht op ze te hebben. En mijn leverbeschadiging bracht indirect een hersenbeschadiging. Tijdens de opname was ik tot vlak voor vertrek voor iedereen bang. Het jaar was redelijk in vier delen weer te geven. Eerste drie maanden wennen aan opgenomen zijn en langzamerhand wat dingen gaan zeggen. Tweede periode praten en inzicht 48
geven in mezelf zowel aan de groep als aan behandelaars. Derde periode kapot, gebroken, en zwaar depressief. En vierde wederopstanding. Iemand van zesentwintig jaar oud met het gevoel van een kind en met het verstand van een volwassene. Het kindgevoel moest van de angst verlost worden en vervolgens zich ontwikkelen tot een volwassene. Roken over de longen voedt begrijpend nadenken: de gedeelde hobby van iedere patiënt van de herenafdeling. Iedereen zat zijn toegegooide nieuwe inzichten te analyseren tot niks. Nog steeds kan ik niet inzien dat mijn agressor slecht was. Hij was een deel van mij geworden. Op de afdeling lange opname zaten patiënten die al twintig jaar opgenomen waren. Op een gegeven moment kreeg ik door dat op de korte afdeling medepatiënten bang voor ze waren. Bang omdat die lange opname patiënten ook op de korte opname hadden gezeten en dus omdat het voor ons het volgende stadium zou kunnen zijn. Ik vertel dingen die door het hele jaar gingen en dingen die chronologisch zijn. Jeff was een jood en beweerde uit Rusland te komen. Ik geloofde iedereen op zijn woord. Hij was ongeveer 1.75 meter lang. In het Engels vertelde hij dat hij bij de Mossad gezeten had (Israëlische veiligheidsdienst heette toen zo) en in het Russische militaire volleybal team had gespeeld. Dit had ik klakkeloos aangenomen ondanks dat zijn lengte het niet geloofwaardig maakte. Op een nacht werd ik rond twee uur wakker. Gerommel had mij uit mijn slaap getrokken. Jeff stond voor zijn kast en was koortsachtig iets in zijn kast aan het zoeken. Het leek erg ver verstopt te zijn. Hij 49
moest dingen eruit halen voordat hij erbij kon. Door spleetjes van mijn ogen volgde ik het. Ik had niet gedacht aan het rode lichtje van mijn gettoblaster dat aangaf aangesloten op elektriciteit te zijn. Het stond op mijn nachtkastje. Ik sliep naast de deur tegen de muur. Jeff vertrok en raakte uit mijn gezichtsveld. Uit het niets hield hij een brandende aansteker voor mijn neus en vroeg: ‘Can’t you sleep?’ ‘Yeah I suppose so.’ Hij vertrok en ik lag tien minuten met de ogen open de situatie te herdenken en op dat moment had ik niet door dat hij op de badkamer heroïne ging gebruiken. Het was ongeveer acht maanden later dat me pas een lichtje ging branden toen we in de tuin volleybalden en Jeff geen bal normaal kon raken. Die hele aanstekeractie was me zo Mossad achtig overgekomen. Folkert was een man van in de veertig. Een gedistingeerde baard en gitzwart haar. Een intelligent persoon. Gemiddelde I.Q. van patiënten uit psychiatrische ziekenhuizen is hoger dan het gemiddelde van de maatschappij. Ik nam hem serieus en meende met een therapeut te praten. Hij moest erom lachen en vertelde al vijfentwintig keer opgenomen geweest te zijn. Twintig keer voor alcoholisme en vijf keer voor speedverslaving. Destijds had zijn vriendin hem haar speed in bewaring gegeven. Hij zat in een bar en bedacht het eens uit te proberen. Lachend vertelde hij dat hij, die nacht, een lege badkuip van een rand van een straat had geplukt en van Oost naar West Amsterdam verhuisd had. Het vreemde was dat hij als speedverslaafd zijnde gewoon vijf biertjes kon drinken en dan weer een paar dagen niks. We werden goede 50
kennissen en hij kende Peter uit mijn groep. Peter was de alcoholist met een Jappenkamp verleden. Eerste periode van drooglegging gedroeg die zich als uitgerust en opgefrist met de opmerking: ‘dat stoppen met drinken had ik veel eerder moeten doen. Mijn goed wat voel ik me goed.’ Zijn weer rechte rug kreeg hoe langer het duurde een meer gebochelde houding. Het breekmoment kwam tijdens schilderen waar we allemaal een na analyse van ons werk moesten geven. Wat je bezielt had, waar je tijdens het maken aan gedacht had, etc. Peter was aan de beurt en ineens vertelde hij over zijn Jappenkamptijd. Hij was een jongen van negen jaar, dacht hij. De keizer kwam langs en iedereen moest dan aan de straatkant met de rug naar het midden gaan staan wanneer deze passeerde. Niemand mocht kijken. Zijn vriendje keek toch en werd ter plekke opgehangen terwijl diens moeder schreeuwend van angstpaniek door soldaten tegengehouden werd. Hij barstte in huilen uit en werd getroost door de vrouwen uit de groep. Het weekend erna kwam hij op zondagavond niet opdraven, maandagmiddag was hij er nog niet, die woensdagmiddag zat hij ineens in de woonkamer met de ene kant van zijn gezicht geschaafd. Het zag er niet best uit. Mijnheer was aan de zuip gegaan en hard op zijn bek gevallen. Zijn Jappenkamp verhaal werd door anderen wel bevestigd. Dat was niet uit onderbewustzijn verzonnen. Jeff was kameroudste en dat betekende dat hij er het langst zat, bedenk ik ter plekke want er was geen hiërarchie in de inrichting. Hij had beslist dat ’s nachts de gordijnen open bleven. We zaten één hoog en vlak 51
onder ons raam stond een lantaarnpaal met oranje licht. Het gaf een sinister licht op het plafond en een deel van de muur waar ik vanuit mijn bed op keek. In de stilte van de nacht lag ik met open ogen te proberen een bewust gevoel in mezelf te vinden. Iets om bewustzijn aan de situatie te geven behalve angst. Een geluid drong door in mijn gehoor. Ik had het al een tijdje gehoord, besefte ik. Geen ziekenhuis geluid, wat wel? Een klapperend geluid wat ik niet kon thuisbrengen. Dat vond ik ongemakkelijk. Een hoog gillend gehuil kwam erbij. Ik wist dat het waarschijnlijk voor iedereen niet alledaags was en besloot het niet te gaan opzoeken en de slaap proberen te vatten. Af en toe werd ik wakker en het klapperende geluid klonk nog steeds. Wat is dat toch? Dacht ik, waar komt het vandaan en waarom doet niemand er iets aan? Alles rondom het geluid was doodstil. Sommige patiënten vonden elkaar ’s nachts in de woonkamer en rookten sigaretten. Die sliepen niet, iets wat mij gelukkig nog wel lukte. Die ochtend hoorde ik dat het Daan geweest was. Een lange slungel met rood haar en snor van over de vijftig. Hij had een kinderlijk gek gezicht. Dat had ik wel eens eerder gezien. Wat ik mij toen nooit realiseerde was dat Daan ooit normaal geweest was. Totaal onbewuste gekte had zijn intrede gedaan. Hij praatte met een hoge kinderlijke stem en zat op de afdeling lange opname. Elke keer als ik hem zag vroeg ik me af of hij van zichzelf wist hoe hij eraan toe was. Hij kwam altijd sigaretten bij ons bietsen en riep om de haverklap met hoge stem: ‘Ik ben toch zeker geen homofiel!’ Het was zo’n angstige hoge kinderstem waar ik elke keer weer doodsbang van werd. 52
Er werd gelukkig wel over gepraat: die had het gehoord en die. Even was ik bang geweest dat ook dit orde van de dag was. Ik begreep dat het niet vaak voorkwam. Ik zat een kop koffie te drinken en rookte een sigaret. Altijd hoorde je de voetstappen wanneer iemand in de gang naar de woonkamer liep. Slenterend geluid kwam onze kant op. Even later kwam die boerige, domkijkende kop de hoek omzetten. Daan was trots op zijn ingezwachtelde handen. Alsof hij een kwajongensstreek had geflikt. Zijn handen had hij op het zeil van de isoleercel open geslagen. Een andere man, naast mij, zei: ‘Hé, wat was jij nou aan het doen?’ ‘Ja, ik was in de isoleer vannacht.’ ‘Dat heb ik gehoord.’ Daan lachte gestoord. ‘Dat was ik jaa,’ weer met te hoge stem. ‘Maar waarom gil je dan?’ ‘Jaa, ik gilde jaa!’ ‘En dat kwam?’ ‘Jaa, ik gilde ja, ja ik was gek vannacht!’ ‘Ik kon er zowat niet van slapen.’ ‘Jaa, niet van slapen, jaa,’ en Daan lachte weer. En Daan moest constant verschrikkelijk lachen om zijn gekke actie van die nacht en iedereen vond het verschrikkelijk lollig, hij bietste een sigaret en tijdens het roken werd er nog wat gelachen. Een andere patiënt kwam binnen, zag Daan staan, en vroeg hem wat hem die nacht bezield had. En Daan lachte kinderlijk. Ik voelde angst bij de conclusie dat sommigen in hun bed hadden gelegen en wel hadden geweten waar het geluid vandaan gekomen was.
53
Zo voelde ik me de hele dag. Altijd verrast en verkillend. Sommige heteroseksuelen zijn zover teruggevallen dat ze gevoelsmatig en geestelijk volledig ingesloten zijn. Dat ze niet meer naar buiten kunnen komen. Dan worden ze opgesloten in het belevingswereld van hun kindgevoel. Net zolang totdat ze er letterlijk één worden. Net zolang totdat ze geen weerwoord meer hebben op aanvallende opmerkingen van anderen. Het kindgevoel kan niet breken. Een man moet een vluchtgedachte kunnen hebben. Een ontsnappingsroute. Een geestelijke ruimte om eenduidigheid een tweede eigen eenduidige gedachte te kunnen geven. Iedereen had elke week een dertig minuten durend gesprek met Kirby, de therapeute van de inrichting. En één keer in de drie weken een gesprek van anderhalf uur met Rob, de psychiater. Samen waren ze de ouders van de koekoekskinderen. Ik kon niet naar de toekomst groeien omdat een traumaverleden aan me trok. Kirby was een mooie Joodse vrouw met dik glanzend zwart haar. Ze was oorspronkelijk Amerikaanse en lachte om alles wat ik zei. Ik kon het zo gek niet bedenken of het werd met de mantel der liefde weggelachen. Ze was lief alsof de duivel in haar gevaren had waarbij ze wel helemaal kapot was maar ook zo dat hij haar niet blijvend had kunnen raken. Rob was hard. Ik heb de hardste binken, drugsverslaafden, alcoholisten, vanuit de koffiekamer zien vertrekken naar een privégesprek met Rob, en als makke schapen terug zien komen, en zowat bibberend hun koffie naar 54
binnen zien slurpen en voor zich uit kijken. Verdwaasd, met geen enkele notie van de omgeving, niet bereid tot een gesprek, en even hun tijd nodig hebbende. Rob hakte nonchalant elke ontsnappingsverhaal weg dat niets met de realiteit te maken had alsof hij met een bijl kleine takjes van een boomstam wegkapte. Kirby: ‘Dan denk je aan de man die goed bij de vrouw zou kunnen passen, de vrouw waar jij eigenlijk aan denkt tijdens het daadwerkelijke masturberen. En als je je afvraagt of je een homo bent als je met een man praat dan herken je jezelf. Dat heb je niet door van jezelf. Het is een soort jaloezie waar jij onrustig van wordt. Vanwege jouw traumatische verleden. Je wordt aangesproken op je kindjaren. Heb je in je pubertijd wel eens een natte droom gehad?’ Ze vertelde me in één van de volgende gesprekken dat er meer rondliepen met het probleem. Het drong toen niet tot me door dat ze bedoelde dat er meer waren die van zichzelf dachten dat ze homo waren. Een heel groot gedeelte van mannen die vroeger seksueel misbruikt zijn denkt later dat hij homoseksueel geworden is. Ik hou een slag om de arm maar denk eigenlijk alle. ‘Of ik wel eens een natte droom heb gehad? Ja, ja, nu je het zegt: dat klopt.’ ‘Was dat met een vrouw?’ ‘Jaaaa! Inderdaad! Ja, dat was met een vrouw, klopt als een bus,’ reageerde ik enthousiast. Maar zo’n enthousiasmerende analyse over mijn geaardheid nam ik even mee naar buiten en begon al zowat meteen een twijfelende gedachte te worden bij het eerste gesprekje met een andere mannelijke patiënt in de koffiekamer. Ik 55
had geen enkel geloof dat ik dergelijke positieve analyses zou kunnen oppikken en mee zou kunnen nemen naar de toekomst. ‘Je geaardheid is niet het probleem, jouw probleem is geaard zijn.’ Rob zei me, tot mijn stomme verbijstering: ‘Je kan ook stellen dat homofilie een neurose is.’ Als je te laat bent, dan ben je ook te laat voor de stellende gedachte, dan kan je daar niet meer op naar buiten komen. Dat is wat ik me nu besef, echter toen voelde ik het als een onmetelijke harde mannelijkheid waar ik zeker van wist nooit aan te kunnen tippen. Als een kind keek ik tegen hem op, als tegen een oom die Porsche rijdt, of vergelijkbaar. De gedachte dat hij het zelf ooit zo had gesteld maakte in mijn belevingswereld van hem een enorme held. In die gesprekken kreeg ik in feite houvast hoe ik mijn angsten ook kon zien. Het echte herbeleven komt niet aan de orde, dat is voor later. Handgrepen waarmee ingekeerde angsten een wederkering kunnen vinden. Dat is wat er gebeurt in een inrichting: je rust wat uit, je kleit en je schildert wat om zo jouw genietende, tijdloze gevoel proberen terug te vinden, en je neemt wat analytische houvast mee naar buiten. Op mijn probleemanalyse denken aan een man als je klaarkomt, reageerde hij fel met: ‘wie heeft je dat wijsgemaakt!?’ En een andere keer kachelde hij er nonchalant uit: ‘Ik heb tijd voor je. Je bent het of je bent het niet. Ook al ben je er te laat aan begonnen.’ Alsof ik god van de andere kant aan de telefoon had. Kille bewondering. Tijdens een privésessie met Kirby zei ze terwijl ze met een wijsvinger naar me wees: ‘Jij bent geen homofiel!’ En ik vroeg me na het gesprek af hoe ze dat 56
wist en analyseerde wat ik gezegd had en of daar iets in gelegen had wat haar stelligheid had veroorzaakt.
4.
Spanning werd op een gegeven moment onbewust. Ik wist niet meer dat ik spanning op mijn hoofd had omdat de spanning zo hoog was. Hersenpijn zonder bewustzijn ervan is gevaarlijk. Pijn in je hersenen zonder dat je beseft dat je pijn hebt. Als ik ’s ochtends wakker werd baalde ik omdat ik wist dat binnen dertig seconden de spanning ondraaglijk zou zijn. En ik er onbewust mee leefde tot een uur of elf, als de slaapmedicatie begon te werken dan had weer ik het gevoel met mijn ogen bewust in het hier en nu te zijn. Mijn eigen probleem als een trauma interpreteren kon ik niet. Dat kwam omdat ik in een volwassen lichaam zat en ik de zwaarte van mijn misbruik niet serieus kon nemen omdat de misbruikers jonger dan de volwassen leeftijd waren geweest. Of omdat het niet erkennen een typisch gedrag is dat bij het trauma hoort. In de T.B.S. kliniek zitten mensen met een zelfde soort verleden. Agressieve herhaling van trauma en ook gewelddadig gedrag gebeurt. Alcohol kan het verleden te hard maken en de persoon ontwikkelen tot een kindbeest. Herman merkte ik pas op toen hij me aansprak. Tot die tijd was hij me niet opgevallen. Dat was vreemd want de herenafdeling kende een mannetje of vijftien, 57
die ’s avonds met zijn allen T.V. zaten te kijken. Daar moest hij ook bijgezeten hebben. Hij had een zachte stem die je geneigd bent als soft te interpreteren maar waarin ook een bepaalde zielskracht lag. Hij was klein, 1.70 meter lang ongeveer, had een buik strak en rond, een zacht bruin gekleurd baardje rond de mond en zijn dikke bruine, korte haar was op het voorhoofd plat naar voren geborsteld. Zijn dunne beentjes droegen hem met elegantie. Zijn tred oogde soepel. Hij had iets sinisters: iemand die het kwaad kende en wist dat er geen afstand van te nemen was. Een leven in angst. Een gevoel van angst dat afgesloten van de buitenwereld was. Agressor en slachtoffer in eenzelfde afgesloten ballon in de geestziel. Rond de ogen strakke lijnen en een binnenkracht die naar buiten wilde dat zijn gezicht definieerde en tekende. Op zo’n manier dat ik dacht: die probeert zijn ogen ergens doorheen te duwen en dat gaat niet meer. Hij kon niet meer breken op authentieke emoties. Iedereen loopt gevoelsmatig wel eens tegen een muur op maar bij hem was het naar binnen gekeerd gebleven en verhard geraakt. Teveel ellende meegemaakt en een te kleine basis van vrij denken en voelen. Als je niet vooruit en niet achteruit kunt en je gevoelsmatig geparkeerd bent in je eigen traumatische ervaring is depressief worden de enige vluchtmogelijkheid. Hij zat altijd met de armen rond zijn volumineuze romp geslagen. Hij oogde als een dikke beer die een zitkunstje had geleerd. Voor zijn neus, op de salontafel, lag altijd een pak shag Javaanse Jongens en een pak Marlboro 100s. Ik vermoed nu uit financieel oogpunt maar toen voelde ik het als een listige denkstrategie: dat om en om van merk roken. 58
Alsof Javaanse Jongens een soort relativering moest aangeven. Een doordachte homo getinte act die moest aangeven dat hij dat daarom niet was. Van die nichterige types op de verpakking. Hij begon me uit te horen: waar kom je vandaan? Dergelijke vragen. Maar alles met zo’n forsende, onderzoekende blik. Het had bijna iets psychedelisch zodat ik niet goed wist te reageren. Sommige slangen kunnen hun prooi hypnotiseren. Zo voelde ik me, ergens lekker, en ook wetende dat dood op de loer lag. Een prettige onrust. Vragen werden vervreemdend. Ik kan er niet helemaal mijn vinger opleggen maar de woordvolgorde of hoe hij de vraag stelde was anders. Ik was allang blij dat ik me een beetje normaal voelde en gaf zelfs nog wat meer informatie. Ongevraagde teksten over mijn leven, die ik hem manmoedig vertelde alsof mijn opname niks met angst te maken had gehad, maar gewoon zo was gelopen. Als een: ik ben hier nu en jaaaah, wat kan in het leven verder nog gebeuren, weet je. Praten, praten, en nog eens praten. Ik stond op, om op mijn bed te gaan liggen en het gesprek nog een keer de revue te laten passeren waarbij ik analyseerde of ik in de woorden had gelegd: misbruik mij maar, ik ben eigenlijk een nicht, zeg maar tegen me dat ik je moet pijpen en dergelijke. Ik had op zes jarige leeftijd geleerd voor een ander te denken. Die fouten moesten ten allen tijde voorkomen worden. Bij het weglopen had hij tegen mij gezegd: ‘het is goed.’ Maar op een sinistere manier. Ik dacht eerst dat ik het niet goed verstaan had en vroeg hem het te herhalen. Wat is goed? Dacht ik. Het had Herman niet meegezeten. Op jonge leeftijd, vanaf zijn vijfde jaar, gruwelijk misbruikt door 59
zijn vader. Zijn vader had een bedrijf in landbouwmachines aan huis gehad, geloof ik dat het was, maar Herman vertelde dan: ‘En dan kwam ’s avonds een klant, zat samen met mijn vader aan de keukentafel. En als ik de fles op tafel zag komen wist ik al dat ik die avond op mijn kamer bezoek zou krijgen. Je kon erop wachten.’ Het pijnlijk en als schuldig lijkende gevoel dat hij op zijn gezicht probeerde te toveren, het moest een menselijke emotie uitdragen, had hij inmiddels naar onechtheid gezopen. Jarenlang alcoholist geweest. Gekscherend zei hij eens in een lollige bui: ‘dag in dag uit begon ik ‘s ochtends rond negenen met een flesje apfelcider om in de stemming te komen. Twee kratjes om de middaguren mee door te komen. Bij het eten een paar flesjes wijn, flesje cognac voor na tafel, en tijdens de televisieavond een flesje whis.’ Dat was allemaal later, toen ik hem al aardig begon te kennen, maar in de tweede week zat ik nietsvermoedend naar het tafelblad van de salontafel te staren toen ik een ongedefinieerd geluid hoorde komen richting zitkamer. Ik keek om en zag Herman in een rolstoel, nurks kijkend, als een soort boerenlul die zich gepakt voelt, door een zuster de hoek om geduwd worden. Twee voeten in wit verband met blauwe tasjes eromheen. Ik was te laat om naar mijn kamer weg te vluchten en de zuster zette de rolstoel naast mij op de rem en ik was de enige in het zitgedeelte. Twee patiënten zaten aan de koffietafel en dat was het. Een van die twee stelde de vraag wat hem gebeurd was. Terwijl ik vreselijk zenuwachtig een sigaret rookte. Ik was nog niet klaar met analyseren hoe Herman te voelen. Herman vertelde dat hij aan zijn teennagels geopereerd was. Een derde 60
patiënt, schizofreen, mager, non coöperatief, ‘een zuiger’ kwam binnensloffen en nam plaats links van mij. Herman legde stuurs kijkend maar ook met een drang om deelgenoot van het geheel te zijn dat hij al jaren leed aan ingegroeide nagels. En de ander kende iemand die dat had meegemaakt en het bleek dat zo’n operatie wonderen met je deed want de kennis was na een tijdje totaal opgefleurd. En zo ging dat gesprek over en weer. Ik vond mijn staarpunt en toen ik weer opkeek, omdat er een vreemde stilte in de kamer hing, zag ik Herman vuil naar de schizo kijken. Heb ik wat gemist? Vroeg ik me af. ‘Alle leden van de wielrenclub zijn homo’s,’ zei de jongenman. Ik probeerde een sussende emotie op mijn gezicht te zetten en keek naar Herman met de gedachte: dat zal allemaal wel. Maar Herman nam het hoog op. Hadden ze al eerder iets van woorden met elkaar uitgewisseld? Iets dat ik waarschijnlijk niet had gehoord. Zoiets moest het zijn. ‘Wat zei je?’ zei Herman met dreigende stem die uit een oneindige diepte leek te komen. ‘Alle pikkijkers zijn homo’s,’ zei de schizo en grijnsde. Ik lachte aarzelend want ik vroeg me af wat er in godsnaam met de wielrenclub bedoeld werd. Ergens in mijn geest voelde ik dat ik in staat was om de volwassen manier van denken eigen te maken en ik was tevens bewust dat ik hier nog mijlenver van verwijderd was. Mijn psychose duidde zich op een symbolische manier van analyseren van gezegde woorden, door mezelf en door anderen. Angstige momenten waarvan ik 61
voorvoelde dat ze in de toekomst zouden komen, probeerde ik alvast met een soort analyseverbandje voor te zijn zodat de realiteit niet dwars door mijn ziel zou snijden met als pijnpunt: contact met het bange jongetje. Mijn psychotische manier van denken kende geen begrippen als wielrenclub en pikkijkers en dergelijke. Herman kende dit wel en reageerde, tot mijn stomme verbazing, daar erg geprikkeld op. Herman keek zo’n beetje iedereen naar de lul. Als een leuke hond kwispelstaartend binnenwandelde wist iedereen wel waar Herman naar zou kijken. Maar wat, tot mijn stomme verbazing, gebeurde was dat Herman opstond en bonkend naar de schizo liep, en ik dacht: hé, ben jij niet net aan je tenen geopereerd? Met dierlijke woede op het gezicht, hij liep rood aan, begon hij met woedende kreten beide handen rond de nek van de schizo naar elkaar toe te knijpen en probeerde hem te wurgen. De schizo scheen het ergens wel lollig te vinden en zag er de ernst niet van in met dat het voor hem met een paar minuten afgelopen kon zijn. Ik schrok me de klere en volgde met vergrootte ogen de situatie en Herman schudde met beide handen de nek van de schizo heen en weer om extra wurgkracht te vinden. Nu had de schizo het wel moeilijk, zijn gezicht liep rood aan. Veel geschreeuw klonk in de koffiekamer en rennende voetstappen naderden. Twee broeders kwamen de hoek om gerend en wisten de schizo te ontzetten en beide mannen werden meegenomen. De verpleegster vroeg snel of het goed met me ging en zonder echt mijn antwoord af te wachten verdween ze haastig. Ik heb toen de rest van de avond de kontschrik niet meer uit de ogen weten te halen. Iedereen ging 62
verder met de dagelijkse activiteiten, roken als een kachelpijp, koffie drinken per de liter, staren, en tv kijken. De verbazing wilde niet wegebben en een half uur later wielde Herman nonchalant en op eigen kracht de hoek om. Allerlei vragen spookten door mijn hoofd en de grootste was: moet je niet naar het politiebureau? Maar de schizo en Herman hadden in de verpleegsterkamer de zaak zitten weglachen en alles was weer koek en ei. Het was op een dag, einde zomer, en in de avonduren was het behaaglijk en heerlijk om buiten te zijn. Het ziekenhuis had in de tuin van de vrouwenafdeling een feestje georganiseerd. Maarten ging ook mee. In de lift viste Herman naar complimentjes, vanuit zijn stoel, met hoe cool hij wel niet bezig was geweest. In trend als: als dit wurgen geen mannelijke act is dan weet ik het niet meer dus het betekent dat ik dan dus geen homo kan zijn want homo’s zijn fancies. Daar kwam het een beetje op neer. Wij kwamen aan als een stelletje boeren die zich ingeschreven hebben voor een danswedstrijd, totaal misplaatst. Een bandje bestaande uit heren met Joodse hoedjes speelde jengelmuziek waar ik melancholisch van werd en sommige patiënten dansten voor het podium. Maarten was een lange kerel, zoop als een tierelier, en zat onder de plak bij zijn vrouw, hadden we later bedacht, want die was eens op hoge poten verhaal komen halen bij Rob omdat die hem tegen haar op zou zetten. Als we ergens allergisch voor waren dan was het kordaat, doorstappende vrouwen met een missie en een plaat voor de kop. Mijn moeder was een keer zomaar ’s 63
middags mijn kamer binnengestapt en ik net bezig was wat overzicht op mijn angsten te krijgen en dus even op bed lag. Ik schrok met rot. ‘Dat dacht ik al, mijnheer ligt op zijn bed. Hup eruit en mee.’ ‘Ik dacht dat je vanmiddag zou komen?’ en vroeg me koortsachtig af hoe ze voorbij de controle was gekomen en waarom niemand van de leiding ingegrepen had. Ik stond op het grasveld samen met Herman in zijn rolstoel tussen Maarten en mij in. We keken naar de zanger, die tussen wat nummers door het één en ander aan elkaar praatte met wat Jiddisch getinte leuke opmerkingen. Ik was niet echt in de stemming om te lachen, maar dat had best gekund. Maar Herman vond dat hij leuk moest doen en gooide herhaaldelijk leuke publieksopmerkingen naar de zanger toe. De zanger zei: ‘Hé, we hebben er een leuke tussen zitten.’ Hier en daar klonk gelach. Wij stonden met de handen nonchalant in de zakken en zwegen gepast. Herman zei de rest van de avond geen woord meer. Hij zat symbolisch en geestelijk op de stijve lul van zijn vader, die hij in zijn kont voelde. Soms dan komt een traumatische ervaring bovendrijven en kan de geest de belichaamde herinnering niet aan en treedt uit. Dan zijn de geest en lichaam gescheiden van elkaar, of zo voelt het dan. Hij probeerde zich altijd te gedragen als iemand die overal de lol van inziet totdat de stekker eruit ging en dan was hij even weg. Op een of andere manier voelde ik een soort vertrouwen bij Herman, alles was show aan hem, een zichzelf goed proberen te houden omdat hij wist dat er 64
niks achter zijn gedrag zat, maar in de basis was alles dat hij deed: een mannelijke compensatieact vanwege het feit dat hij zich vroeger had laten misbruiken. Zo vertelde hij ook een keer, dat toen hij nog buiten was, een aanvaring had gehad met een Duitser, en zinspeelde met een opmerking waarbij hij een ferme trek om de mond had met: ‘ja, en toen heb ik even, weet je wel?’ Waar een alcoholist hem op weghoonde met dat hij die Duitser helemaal niks had gedaan. Het was iets met een parkeerplaats, een autoband, en wat gescheld over en weer. Het fijne weet ik er niet meer van. Maar na een tijd besefte ik dat hij helemaal niet gevaarlijk was en dat ik niet bang voor hem hoefde te zijn. Hij probeerde de uitgang van zijn geestpoort vrij te houden door alle nieuwe mannen zielsgeld voor het leven te betalen. Hij gaf mij een aantal zinsneden mee: ‘Ik heb heel veel poesjes gezien maar deze doet het niet meer,’ zei hij een keer en gebaarde genereus naar zijn lul en maakte oogcontact met mij. En ‘Ik heb in mijn leven alles geprobeerd, drinken, blowen, drugs, maar ik ben niet waterdicht.’ Zo had hij een aantal analytische opmerkingen voor mij om zo zelf de uitgang van de hel in het vizier te kunnen houden. Kort samengevat zijn positie in de volwassen mannenwereld want zelf zou hij er nooit meer doorheen gaan. ‘Weet je wat erg is?’ vroeg hij een andere keer. Na mijn nou zei hij: ‘als een vrouw wil scheiden en ze heeft niemand anders, dan heb je het pas echt goed verknald. Dit omdat een vrouw altijd eerst een ander neemt als ze wil scheiden, anders durft ze het niet aan te kaarten.’ Het verbaasde me dat hij dergelijke levenswijsheden in zich had. Wat hij niet mee had, was dat als hij met iemand over het leven sprak, de ander 65
het gevoel kreeg dat hem de dood werd besteld. Alsof hij in je ziel keek als hij tegen je praatte. Een soort alwetendheid waar je de zenuwen van kon krijgen. Herman had een eenpersoonskamer omdat hij vaak schreeuwde in zijn slaap. Dan droomde hij dat hij werd verkracht door een man. Of dat hij een vrouw was en met een man naar bed ging. Hij gebruikte zware slaapmedicatie en sliep hooguit een paar uur per nacht. Ook platspuiten hielp niet. Als ze vroegen hoe het met hem ging zei hij ‘slecht.’ ‘Jaaa?’ vroegen wij en hoopten op een zelf relativerend vervolg. Herman meende in onze jaa te horen dat we dat goed nieuws vonden. Hij had me wel eens verteld dat hij ervoor (voor zelfmoord) had gestaan en het niet gedurfd had. Na een paar maanden werd hij depressief en antwoordde niet meer als er naar zijn gemoedstoestand werd gevraagd. Zo’n beetje vanaf maand vier tot ongeveer maand tien van mijn opname, badmintonden we elke avond rond een uur of acht in de gymzaal. Ik was altijd blij wanneer hij verscheen bij het verzamelpunt om vanuit daar naar de gymzaal te wandelen. Het was lekker badmintonnen met Herman. We lieten de shuttle hoge bogen maken. Het was geen flitsend voetenwerk maar nonchalant laid back getrippel. Campingbadminton, als twee latente homos leek het wel. Allebei met de kont in de hersenen en op een gegeven moment flink verdoofd door de chemische medicatie. Want zo was het. Tijdens zijn huwelijk had hij stelselmatig zijn vrouw in elkaar getimmerd, concludeer ik nu, want zoiets had ik wel eens opgevangen. Maar op dat moment realiseerde ik me dat niet. Het drong niet door. Het wurgen was een
66
eenmalige actie geweest, voor de rest was hij eerder gedwee dan opstandig. In de tiende maand kwam ik een keer de huiskamer binnenwandelen en zag hem in een jas zitten. Handbagage stond naast zijn stoel. ‘Waar ga jij naartoe?’ ‘Ik ben weg vandaag.’ Een verpleegster stond naast hem, ook met haar jas aan, en ik concludeerde dat het meer dan slechts even weg zijn was. ‘Oké, dus je bent weg.’ ‘Het is hier vlakbij.’ ‘Herman je hoeft niet te zeggen waar je naartoe gaat.’ Herman had een manende hand in de lucht. ‘Het is goed, het gaat om mijn dochter: ze zit ook in een inrichting, hier een paar kilometer verderop.’ ‘Oh, dat wist ik niet.’ ‘Ze heeft toegestemd in een bezoek,’ zei hij, en probeerde me weer die misplaatste en hard gezopen: ik voel me zo schuldig, blik te geven. ‘Oké,’ zei ik iets meer geschrokken. ‘Sterkte,’ en vertrok naar mijn kamer. Die dombo had het aan zijn dochter doorgegeven, een slachtofferdaad omgedraaid. Iedere volwassen kent wel de dieren- en kindervriend periode. Een periode waarin je niet dagelijks moet drinken en zeker niet als je vroeger seksueel misbruikt bent. Want anders kom je nooit uit op het punt dat je ze af en toe wel kunt schieten en je er meer los van te komt te staan. Alcohol kan herhaling aanmaken. Circling genoemd. In die tijd besefte ik het me niet bewust dat hij dat gedaan had, de 67
conclusie bereikte me wel toen ik bijna tien jaar later de opname de revue liet passeren. Hij voelde als een zachtaardig mannetje. In niets leek hij op het kindbeest dat in hem gezeten moest hebben. Nadien rees in mij de vraag of ik niet te dicht in zijn buurt was geweest. Ik had daar geen dergelijk bewustzijn. Je leefde jouw leven en de geestziekte nam alles in beslag. Ik was daar en iedereen was daar en we deden het met zijn allen. Niemand stapte eruit. Zo heb ik het gevoeld. Dat deed je niet. Jammer dat niet iedereen zich er aan hield. Van één ervan begreep ik het later wel. Ik kreeg ‘tijd’ van Herman. Hij had bij mij gezien dat ik nog op tijd kon zijn. Bij sommigen uit een psychiatrische inrichting kon dat nog. In ruil voor deze ‘tijd’ wilde Herman een onverwachte, snelle dood. De derde was: ‘Ik had destijds een bloemenstal en kwam de ware tegen en zei tegen haar; als je met me uitgaat krijg je deze gratis.’ Hij noemde zichzelf nummer achtennegentig. ‘De maatschappij moet mij niet meer.’ In de koffiekamer. ‘Waarom niet?’ Ik was verbaasd vanwege de plotselinge, persoonlijke ondertoon. ‘Weet ik niet. Hierbinnen,’ zei hij, en hij wees met zijn wijsvinger naar beneden, ‘hierbinnen is het helemaal niet hard. Daarbuiten is het pas hard, buiten in de maatschappij.’
68
5.
Ik wil nu iets over geestziekte zeggen. Iemand die fantasie en realiteit niet uit elkaar kan houden is niet per definitie geestziek. Je kan jezelf op de tennisbaan god weet wie wanen maar het publiek ziet de door jou gevoelde geoliede bewegingen en balbehandeling anders. Vaak een stuk realistischer en de persoon in kwestie denkt dat het publiek het hem niet gunt meer talent dan gemiddeld te hebben. Dat schaadt niemand en brengt wat roering in de zaak. Fantasie en realiteit niet uit elkaar kunnen houden en niet kunnen functioneren en er onder lijden door hersenpijn is dan wel geestziekte. Zo is elke normale afwijking in uitvergrootte vorm als geestziek te interpreteren. Jarenlang heb ik mijn eenduidigheid gemist. Het was het tweede probleem. Rob had in zijn werkkamer aan een muur een schilderij van een bootschroef onder water hangen . Ik vermoedde een symbolische betekenis en interpretatie waarbij ik gebaat zou kunnen zijn. Dus tijdens een privé praatsessie vroeg ik ernaar: ‘Wat betekent dat schilderij?’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Wat betekent die schroef?’ ‘Het is gewoon een schroef.’ ‘Ja, oké, maar wat betekent het in symbolische zin.’ ‘Misschien heeft het wel geen betekenis.’ Ik was stomverbaasd. Hij vervolgde met: ‘Misschien vind ik het wel gewoon een mooi schilderij.’ Mijn week bestond uit een mentaal gevecht om eenduidigheid te vinden. De hele dag en tot ver in de 69
avond was alles tweeduidend. Alles wat gezegd werd had een doorklank en kreeg een extra lading en betekenis. Ik kon niets normaal interpreteren gewoon zoals het was. Mijn moeder en ik werden door Rob de deur uitgelaten. Elke vrijdag haalde ze me op en mijn in een week opgebouwde eenduidigheid prikte ze in de auto in een kwartiertje door waarna alles weer tweeduidend was. Hij was toen toevallig bij de uitgang. Alhoewel ik achteraf denk dat het zo toevallig niet was. Mijn moeder praatte met Rob en Rob trok een scheef gezicht en keek mijn moeder met meelij wekkende hondenogen aan en knikte even kort suggererend naar mij. Het was overduidelijk zo bedoeld en ik voelde koude schok omdat ik het idee had een ander leven te zien. Nu besef ik dat hij bedoelde: laat hem gaan. Denk ik. Zelf ben ik van mening dat een geestziekte ontstaan tijdens of na de adolescentieperiode eigenlijk niet bestaat. Het komt dan niet meer van binnenuit. Dus is mijn theorie dat organen in het lichaam voor de geestziekte zorgt. Lever, longen, ook in samenhang met de nieren. Een trauma schrikt naar binnen. Tijdens en/of later als de herinnering doorkomt. Dus dacht ik; in het trauma zit ook een bepaalde authenticiteit. Ik had jaren lang alcohol en dergelijke gebruikt en toen de herinnering kwam voelde ik me geblokkeerd. Het was alsof mijn authentieke identiteit in mijn geest achter een muur van alcohol en drugs zat en er niet uitkon. Geestziekte kent een overeenkomst voor de rest is elke geestziekte anders dan de andere. De plaats in de hersenen waar de geestziekte zich bevindt is bij patiënten vaak hetzelfde. Een geestziekte doet pijn. Pijn zoekt de plaats waar het minst pijnloos is. In geestelijke en symbolische zin onder moeders rokken. Dat maakt de helft van de spanning. 70
Destructiemiddelen voorafgaande hadden mij geblokkeerd. De geest gaat naar binnen en de geest gaat naar buiten. Mij naar binnen te laten keren was zo gebeurd. Bij het minst of geringste schoot ik naar binnen en kon vervolgens op eigen kracht niet naar buiten komen. Dan zat ik met mijn bewustzijn vast aan de vertegenwoordiging van mijn beschadigde lever en longen in mijn hersenen en konden de psychotische krachten hun werk op mijn geest doen. In de inrichting was ik me niet eens bewust van een in geestelijke zin ‘buiten’ zijn. Een theorie die mij uiteindelijk geheelonthouder liet worden nadat ik ingezien had dat het de enige kans was om terug te kunnen komen: pas een jaar of vijf na de opname en ik het serieus begon te nemen. De werking die alcohol op de lever heeft en daardoor op de geest is verantwoordelijk voor geestziekten tijdens of na de adolescentieperiode. Stel jouw alvleesklier voelt niet belichaamd aan. Je denkt aan je alvleesklier en je ziet of voelt de beschadiging in de geest. Dat bewustzijn zegt dat de alvleesklier niet belichaamd is want anders zou je er niet aan denken. De discrepantie geeft denkruimte en vervolgens kan dit leiden tot een geestziekte. Genezing zit in dit geval in belichaamd maken van de alvleesklier. De lever blokkeert dit. Eerst zal de lever zuiver en schoon en gezond moeten zijn waarna je op natuurlijke manier ‘doorzakt’ en de alvleesklier nooit meer in je bewustzijn opkomt omdat het goed doorbloed en belichaamd is. De ene krijgt kanker in de alvleesklier en de andere krijgt een geestziekte. Ik denk dat een dergelijke overeenkomst te vinden is. Beschadigde organen zorgden ervoor dat mijn trauma niet naar buiten kon. Mijn idee is niet sec met chemische medicatie de symptomen bestrijden maar 71
herstel van de organen. Beschadigde organen en een lang geheugen waren de oorzaak van mijn geestziekte. Een patiënt bij de psychiater praat over zijn dwingende, controlerende, claimende moeder, vader etc. Dat strookt niet met het persoonlijke vrijheidsideaal van de patiënt. Waarom heeft die vader moeder zo’n invloed op de persoon? Omdat identificatie met die persoon bij de patiënt in het lange geheugen huist. De wrijving is ontstaan door identificatie emotie met de persoon in het lange geheugen en met de persoon nu. Stel een vader is tijdens de pubertijd van de persoon anders dan hij was toen hij of zij klein was. Mijn vader nam ons drieën mee toen ik zes was en de nieuwe vriend van mijn moeder ons niet in zijn huis wilde hebben wonen. Toen ik elf was kwam mijn moeder weer bij mijn vader. Een totaal ander persoon kwam terug. Onvergelijkbaar met hoe ik mij haar herinnerde. Volgens mij kan alcohol ervoor zorgen dat men een tweede persoon in de geest creëert. De persoon van de dag morgen die men had kunnen zijn als het verleden niet zo bepalend was geweest. Zoals ik een normaal leven gehad had kunnen hebben. Getrouwd, gesettled, kinderen, werk met toekomst- en groeimogelijkheden. Ook kan die tweede ingebeelde persoon een proberen contact met de buitenwereld te houden drang hebben. Vooral in het begin, toen ik heel af en toe voor een aantal seconden geestelijke buitenwereld bewust ervoer. In contact met de omgeving. Het was vreemd te constateren dat bewustzijn in het hier en nu mij kon verassen. Als in een zwart donkere nacht ineens een lichtpuntje verschijnt. Alsof je stekeblind bent en ineens een glimp ziet. Geforceerd probeerde ik mijn bewustzijn het gevoel te laten vasthouden want terugval betekende in 72
psychotische stromingen terecht komen waar ik kracht nodig had om realiteitsbesef bij te houden. Die tweede persoonlijkheid is een proberen om anderen jou te laten zien zoals jij vindt dat je verdiend hebt gezien te worden. Het echte probleem zit dan uiteraard in onverwerkte emoties, symbolisch gezegd van de dag van gisteren. Alcoholgebruik maakt de lever groter. Hersenpolen, linker en rechter slaap, lijken daardoor een grotere afstand ten opzichte van elkaar te krijgen. Waardoor hersenhelften contact met elkaar kunnen kwijtraken. Uniepolair. Geheelonthouding maakt de lever kleiner waardoor polen naar elkaar toegroeien en het contact tussen de twee maakbaar wordt. Iedereen heeft van nature een emotiesysteem met een controlerende bandbreedte. Niet te hoog en niet te laag. Manisch depressieve mensen gaan in de zomer vaak te hoog en in de winter te laag. Ik denk dat het met zonlicht weinig te maken heeft. Het gaat om het verschil. In de zomer veel zonlicht en in de winter weinig maakt polaire emoties aan. Te hoog en te laag. Focus op controleren van de manie tijdens de zomer en de depressie in de winter zal minder zwaar zijn. Drink de hele zomer geen alcohol zodat de euforie niet te hoog gaat. Het menselijke systeem zoekt de balans. Hoe hoger in de zomer hoe lager in de winter. Verklein de te grote bandbreedte door de polen emotioneel gezien naar elkaar toe te laten komen door de lever door onthouding kleiner te maken zodat de bandbreedte van stemmingen smaller wordt. Chemische medicatie kreeg ik ook. Het geeft een vertroebelde eenduidigheid. Een simpel ding als de kleur geel voelt anders aan, zo met alles. In mijn psychose kreeg de verliefdheidneurose een uniepolaire status. Een neurose die onmacht geeft. Door de 73
herinnering en een te grote lever. Ik zocht het in mijn eigen lichaam. De neurose voelde als opgesloten en niet in contact met de andere hersenhelft waardoor het een dubbele lading kreeg. Robyn was er slechts een paar weken. Ze werd door haar man stelselmatig in elkaar getimmerd. Uit bescherming had de huisarts haar naar de inrichting gestuurd. Haar man stond ’s middags in zijn auto bij de ingang. Ze was toch maar ingestapt voor een gesprek. De dag erna vertelde ze dat ze naar huis ging. Roc: ‘Je gaat je dus laten doodslaan door hem.’ Zij: ‘Misschien wel.’ ‘Zullen we hem anders even in elkaar rammen.’ De therapeut: ‘Dat is niet de bedoeling.’ Ze vertrok toch en we hoorden van haar nooit meer iets.
6.
Opgenomen zijn gaat van wennen en vervolgens naar met iets nieuws geconfronteerd worden waar je weer aan moet wennen totdat je een doorgewinterde patiënt bent. Je went op de afdeling en gaat dan de therapieën volgen. Daar luister je naar de verhalen van anderen en iedereen weet dat jij mag wennen en derhalve niets hoeft te vertellen. Rob heeft in zijn kantoortje privégesprekken met je en begint over dat ik eens tijdens groepstherapie ga praten. Daar denk je met getuite lippen voor je uit kijkend en ja knikkend over na waarna jij de eerst volgende groepstherapie eens het woord neemt totdat dit ook weer went. Je loopt om twaalf uur ’s middags naar de kantine en sluit aan in de 74
rij en laat je bord volscheppen. Je zoekt een tafel en eet met verschillende patiënten totdat dit ook weer gewend is. Dan is ineens alles normaal. De spanning op je hoofd vanwege jouw geestziekte verdwijnt echter nooit. De psychose was het trauma en de angst die in samenspraak met destructieve middelen genomen tot een soort vacuüm in de hersenen had geleid. In symboliek gezegd is het zo dat jouw avondeten geen a la carte meer is. Psychose is de naam van het gerecht. Veel psychoten duwen het bord weg met de mededeling: ‘Dit heb ik niet besteld.’ Dan neem je chemische medicatie, kiest voor een gepamperd leven, en jouw eten zal nooit meer echt zijn. Het zal altijd als onecht blijven aanvoelen. Ik had een privésessie met Rob. Hij zat ontspannen met een beentje over de andere een sigaar te roken. Bood mij er een aan, ik stak hem in mijn mond, liet me vuur bijsteken, en blies een kegel naar het plafond, en meldde dat ik vroeger op het Gymnasium ook altijd sigaren rookte. ‘Wat ik je nog wilde vragen.’ ‘Vertel op.’ ‘Ik heb na zitten denken over de opmerking van Martin (alcoholist/twee flessen whisky per dag) afgelopen groepstherapie van jou.’ ‘Welke opmerking?’ ‘Dat hij aan jou vroeg of een man een baarmoeder kan hebben.’ Rob moest nadenken en wist het toen weer. ‘Oh ja, dat.’ ‘Jij zei dat dat niet kan,’ ik had een lachje op de mond staan. ‘Dat leek me wel duidelijk. Nee, ik denk dat het anders had moeten zijn.’ 75
Rob zat te roken en merkte op dat ik blijkbaar op het idee gekomen was erover na te denken. ‘Ik zelf denk dat een man uit drie vrouwen bestaat.’ Rob keek vragend. Ik telde op mijn vingers mee: ‘één de moeder, twee de hoer, en drie de ware.’ Rob keek me aan en maakte oogcontact en zei me onverbiddelijk dat het klinkklare onzin was. Even later vroeg hij of ik wel eens gedacht had aan medicatie. Ik voelde me belangrijk worden en besloot eraan mee te werken. Je wordt erin geluisd maar daar kom je later achter. Orap ging ik krijgen. Hij zou het de begeleiding meedelen en dan kreeg ik ’s avonds ook een klein plastic bekertje met pillen. Na de yogurt van negen uur kwam een verpleegster met een blad met pillen in kleine plastic bekertjes en een kan water. Je gooide de pillen naar binnen, hield het lege bekertje voor je, de verpleegster schonk het vol, en je slikte de pillen met water weg. Het ergste wat me overkomen is. Eenduidigheid gaat ver. Twee plus twee is altijd vier. Nooit iets anders. Dat is eenduidig. De kleur blauw kent in jouw gevoel een beleving. Wanneer je chemische medicatie gebruikt heeft die kleur blauw een iets andere beleving. En dat voor alles dat voor jou gewoon is. Gewoon de kleur blauw zal twee verschillende emoties geven doordat je een gedeelte van je hersenen met chemische medicatie geneutraliseerd hebt. Het niet functionerende deel van de hersenen voel je niet meer als probleem of als pijn, echter is dat een gemis van het totaalgevoel dat daardoor naarmate de tijd verstrijkt
76
steeds meer nadelen gaat hebben. Een fantoom in de hersenen. Groepstherapie van Rob was elke maandagmiddag van vier tot half zes. Bij Rob was het zo dat je bij begin moest zeggen of je tijd wilde. Je gaf aan tien minuten over jouw probleem te willen praten. Die wilde acht en die weer zoveel. Zo deed iedereen dat. Sommigen wilden alleen luisteren. Rob had eens gezegd: ‘Wie zichzelf belangrijk vindt vraagt tijd.’ Dus ik vroeg op een gegeven moment wekelijks tijd ook als ik niets te melden had. Anderen mogen in jouw tijd alleen met jou meedenken en het niet over hun eigen probleem hebben. Het bekende: ‘Oh ja, dat ken ik wel,’ kan dan niet gezegd worden, en dan voordat jij kunt vervolgen is de persoon met zijn eigen verhaal bezig. Martin vroeg tijd en vertelde dat hij in het Indonesische leger gezeten had, hoge functie, kapitein, en dat hij ook mensen geliquideerd had. Hij voegde eraan toe dat hij nooit kinderen en vrouwen had vermoord. Het werd dieper. Hij ging naar de grond kijken. Hij had gezien hoe zijn zus in prikkeldraad gerold was en toen door honden was doodgebeten. Len was het zat en gaf aan het niet meer te geloven. ‘Ik ben het zat dat iedereen maar een beetje uit zijn nek zit te ijlen en ik over mijn leven alles eerlijk zit op te biechten!’ Len bleek later het verhaal gecheckt te hebben en Martin bleek inderdaad nooit Nederland verlaten te hebben en wiskundeleraar op een middelbare school geweest te zijn. Dat van die twee flessen whisky was wel waar. Ik zat ’s avonds T.V. te kijken en moest op zijn kamer komen waar Len me verhoorde of ik soms ook 77
zat te liegen. Ik antwoordde met: ‘Als ik dat doe dan doe ik dat niet bewust.’ En kon gaan. Maar die keer dacht niemand mee. Martin en Rob praatten ten gehore van de hele groep. Ik zag ineens Martin met een kapiteinspet op zitten. Mijn tijd was gekomen. Met zenuwspanning op mijn hoofd begon ik met: ‘Ik denk dat ik homo ben.’ Niemand reageerde. Rob stond op en nam het gesprek over. Ik vertelde waarom ik dat dacht. Hij vertelde dat een volwassen mens bestaat uit drie cirkels. Het kind, de volwassene, en de ouder. Als het kindgedeelte beschadigd is dan heeft dat effect op de volwassene, dus denken dat je homo bent, en op de ouder in je, wat kan leiden tot herhaling. Er werd serieus meegedacht. Dat veranderde toen na een aantal weken bleek dat ik geen andere angstgedachte dan homo te kunnen zijn had. Elke tijd die door mij gevraagd werd opende ik steevast met de woorden dat ik dacht homo te zijn. Het werd nooit hardop gezegd maar het gezucht om me heen dacht ik erbij. De opmerkingen als ‘get over yourself’ zag ik in gedachten gemaakt worden. De Orap had me aan het praten gebracht. Ik voelde me niet in staat om het op te pakken en achter me te laten. Machteloos was ik. Alleen de angst uitspreken lukte me. Langzaam groeide het besef dat het zo nooit zou gaan lukken. Ik lag op mijn bed en las de bijsluiter. Met ontzet las ik de bijwerkingen. Een hele lijst. De antipsychotica kende depressie en impotentie als mogelijke bijwerkingen. De lust tot seks kan afnemen. Mijn instinct 78
vertelde me dat dit een neerwaartse spiraal zou worden. Hoe minder vaak klaarkomen is minder natuurlijkheid en minder toekomstgerichte gedachten en gedrevenheid. En dat is nu juist wat je hard nodig hebt op zo’n moment. Medicatie levert bijwerkingen op waarvoor nieuwe medicatie voorgeschreven wordt. Ik heb patiënten hele cocktails zien wegwerken. De medicatie maakte mij op een gegeven moment depressief zodanig dat ik niks meer kon. Het liefst lag ik de hele dag op mijn bed. Toen ik de bijsluiter las had ik nog geen idee wat om de hoek te wachten stond. Het vreemde wil, want nu besef ik me dat, dat ik het denken aan een man als ik klaarkwam niet aan de groep opbiechtte. De vrije en samenvattende vertaling was; ik denk dat ik een homo ben, en wanneer men erop in ging werd het al snel: ‘wat kan jou het schelen dat je een poot bent!’ Waar ik niks mee kon. Het probleem verminderde niet en ik had mezelf onbewust huiswerk mee gegeven zo te masturberen (wanneer ik daar trek in had) dat de anti climax niet gebeurde. Een soort samentrekking van de geest die ik geforceerd probeerde te controleren. Tom was al twintig jaar opgenomen. Week in week uit slenterde hij door de gangen, handen in de zakken. Lange jongen, had een soort vierkanten Frankenstein kop, twee pakken shag per dag, droeg een spijkerjasje zeven dagen per week en twaalf maanden per jaar, en pantoffels aan de voeten. Tom stopte nooit met weten. Hij hield niet op met proberen aansluiting te vinden, die hij instinctief voelde te moeten maken. Tijdens passeren in de gang, hij een kant op en ik de 79
andere, allebei om wat te doen te hebben, vroeg hij eens: ‘Heb jij ook zo’n hekel aan moeten?’ En hij keek verwachtingsvol of ik herkenning zou geven. Ik pakte met twee vingers mijn peuk uit mijn muil en vroeg verbaasd: ‘Moeten?’ ‘Ja, moeten ja,’ zei hij, en teleurgesteld vanwege mijn niet weten wenste hij mij een prettige avond en slofte verder. Bij drama sloeg Brian met een plastic honkbalknuppel in op een kussen dat op de grond lag en van tevoren had hij verteld dat het de woede naar zijn agressor betrof. Maar woede volledig verlamd door medicatiegebruik: dus een hele slechte acteur in een hele slechte b-film die speelt dat hij kwaad is. Iedereen zweeg en vertelde naderhand dat ze onder de indruk waren geweest en dat je zo goed en echt zijn woede had kunnen voelen. Wanneer woensdagavond het Nederlandse voetbalelftal, of internationaal clubvoetbal aanstond, kwam Perry altijd langs met borrelnoten. Die had hij die middag in de kantine gekocht, en zette ons voor wanneer de aftrap gedaan werd. Hij had een volle baard. Het witte van zijn ogen kwam altijd in mijn gezichtsveld als ik naar hem keek, vanuit welke hoek dan ook, en hij was altijd wel verliefd op een man, waar hij dan vol lof over sprak, alsof hij een meisje van zestien was dat voor het eerst echt bewust verliefd was geworden. Na twee opmerkingen begon hij altijd over je onderbroek, of die sexy was, contact zoekend, de nootjes leverde hij af en dan zonderde hij zich op zijn kamer af. Het was een zich zelf verklaarde homo, geloofde toen al niet dat hij dat was, maar meer een noodkreet om hulp. Een wanhopige drang contact met de buitenwereld te hebben. Tijdens feestjes betrad hij steevast het podium 80
om Johnny Logans ‘what’s another year’ te gaan zingen, waar, na een korte periode, een zuster of broeder met vaste hand aan zijn bovenarm hem maande ermee op te houden. Hugo van de lange opname kwam tijdens de wedstrijd naast je zitten en vroeg met debiele stem zo’n drie honderd keer hoe de scheidsrechter heette. En ik was toen nog in rechtlijnige persoonlijkheidsdrang zodat ik me afvroeg waarom dit zo belangrijk was, en dat je dan eerst begint met het kennen van de namen van de spelers, dat het belangrijker was. Dat probeerde ik hem uit te leggen. Een kettingrokende sigaretten marathon van negentig minuten. Hugo zat dan met twee vingertoppen keihard op zijn voorhoofd te tikken, echt zo hard dat ik me afvroeg of het geen pijn deed. Met constant de woorden: ‘Dat is toch niet normaal, hè?’ En dat zei hij dagelijks zo’n vijfhonderd keer. In zijn lagere school jeugd was hij met grote regelmaat door zijn vader in elkaar geslagen geweest. Zelfs een keer, toen hij ongeveer tien was, had de ambulance moeten komen om hem weg te voeren. Ja, Hugo, dat is inderdaad niet normaal. In de koffiekamer zat ik op een stoel en keek naar buiten. Tom boog zijn hoofd naar mij toe tot op afstand van een kleine tien centimeter. Hij had een hoofd in de vorm van een Frankenstein. Het maakte angstiger. ‘Hai, hoe is het?’ Ik met pijnspanning: ‘Ja, prima.’ ‘Jij bent psychotisch toch?’ ‘Ja, klopt.’ ‘Zal ik wat voor je schrijven?’ 81
‘Schrijven?’ Verrek ja, dat heb ik je een keer zien doen, dacht ik, je schrijft gedichten en die deel je uit aan, wacht eens even, aan voornamelijk vrouwen toch? Dat had ik hem in de eetzaal zien doen. ‘Nee, dank je, dat hoeft niet.’ ‘Is dat omdat ik het schrijf?’ ‘Omdat jij het schrijft? Nee, heeft er niks mee te maken.’ ‘Ik ben al mijn hele leven psychotisch, ik schiet er even uit en dan weer in. Dus ik heb er veel verstand van…’ ‘Ik ben momenteel niet in de stemming dus zodoende.’ Tom stapte op en slofte naar de afdeling levenslang. Zijn versierpogingen naar vrouwen duurden meestal een gedicht of twee, drie. Ik vroeg me af of het betekende dat hij van mij dacht dat ik homo was. Tijdens groepstherapie van Rob de week erna was ik als derde aan de beurt. Ik begon met: ‘Ik denk dat ik homo ben.’ Ik hoorde iemand zuchten maar durfde niet opzij te kijken wie het was. ‘Oké dus je bent homo,’ zei Rob. ‘Waat? Nee, nee, dat zei ik niet. Ik zei dat ik DENK dat ik homo ben.’ ‘Dat is wat ik zeg: je bent homo.’ ‘Nee hoor, dat is niet hetzelfde. Er is een verschil tussen denken en zijn. Tenminste, ik neem dat ik dat denk vanwege mijn verleden.’ Rob stond op en strekte de benen en nam positie in bij het bord. ‘Oké, dus je denkt dat je homo bent.’ ‘Ja,’ beaamde ik. ‘Dat denk ik inderdaad.’ ‘Oké,’ zei hij terwijl hij met stift op het witte boord een drietal rondjes boven elkaar tekende. 82
‘Kijk, bij de mens is het als volgt. Je hebt het kindgedeelte, dat is de onderste cirkel, de tweede is de volwassene in de mens, en de derde is het tertiaire, de ouder. Het primaire, het vrije kindgedeelte is bij jou, en eigenlijk bij iedereen in de inrichting, beschadigd. Normaliter hoor je dan te spelen en te genieten. Het maakt vervolgens hoe je als ouder en hoe je als volwassene bent. Dat vrije kindgedeelte kent ongewenste seksuele handelingen met een man waardoor de volwassene in je denkt dat je een homo bent. Volg je dat?’ Hij vertelde het keer op keer alsof hij het voor het eerst ons erover informeerde. Corrine zei over mij: ‘Het heeft met zijn moeder te maken,’ kijkend naar Rob. ‘Het is nu te laat om nog over je moeder te gaan beginnen,’ antwoordde Rob en stapte van het bord af richting het midden van de cirkel en priemde een vinger naar mij en vroeg: ‘Hou je van je moeder?’ Ik knikte van nee. ‘Dan heb je geen probleem,’ zei hij, en vervolgde met schrijven op het bord. ‘Ja, maar als je dat toch zo voelt? Dat je homo bent. Het neemt de angst niet weg. Dat je dat zou kunnen zijn, bedoel ik,’ zei ik, en voelde ook geruststelling toen Rob verder praatte en mijn tien minuten volmaakte en ik me verwonderd afvroeg of ik inderdaad niet van mijn moeder hield. Dus mijn homoangst is begrijpelijk te maken, dacht ik, en leunde de rest van de therapie achterover en zat met het ene been over de andere de praters met hun onderwerp te bekijken en hoe anderen hen bijvielen. Op mijn kamer was een nieuwe patiënt. Achter een rolbaar gordijntje lag een man hoorbaar te slapen, 83
met onder zijn bed een kotsbak en op zijn nachtkastje een zak dropjes. De volgende dag sliep hij nog steeds, derde dag nog geen beweging. Ik begon me af te vragen of de man soms stervende was, maar nee: zijn slaapgeluiden vulden de kamer. Vierde dag nog steeds stille aanwezigheid, ik had er inmiddels flink de zenuwen van. Vijfde dag liep ik rokend naar mijn kamer. Na therapie: kleien vanuit het onderbewustzijn. Algemene goede grap in de koffiekamer was dat je dan een fallus kleide. Gordijn weg en de man zat op de rand van mijn bed, godbeter het. Grote witte baard, grofgebouwde man, zo’n oerkracht in hem, verdwaasd kijkend. Hij had net van de wastafel aan het eind van mijn bed gebruik gemaakt. Hij zat me op te nemen alsof hij geen gevoelens kende. Ik stelde me voor en hij beantwoordde met rauwe mannenstem: ‘Kick.’ ‘Zo jongen, zit je hier al lang?’ ‘Een aantal maandjes,’ antwoordde ik bedremmeld. ‘Voor alcohol?’ ‘Wat? Nee, psychotisch.’ ‘Ah, een psychose.’ ‘Drinkt u zelf?’ ‘Ja, Kickie drinkt wel ja. Het is je.’ ‘Oké.’ ‘Kickie drinkt al zijn hele leven en dat is eigenlijk niet goed voor Kickie. Bij mijn stamkroeg hangt nu de vlag halfstok. Die missen me, maar als je zelf nog eens in het hier en nu bent, jongen, dan …eh’ ‘Oké, ja wat?’ ‘Als je zelf nog eens in het hier en nu komt,’ zei hij, en beklemtoonde zijn woorden met een gebarende, gestrekte wijsvinger naar beneden wijzend, ‘ga dan nooit drinken. Beloof je me dat, jongen?’
84
Ik keek hem aan niet wetende hoe de opmerking te interpreteren. ‘Want als Kickie erachter komt dat je dan toch bent gaan drinken, dan komt Kickie hoogstpersoonlijk langs en breekt allebei je poten. Want voor Kickie was het te laat, die is toen weer gaan drinken. Heb je dat begrepen, jongen?’ ‘Ik zal eraan denken, Kick.’ ‘En dan gaat Kickie nu van je bed af en weer lekker slapen,’ zei hij, terwijl hij steunend opstond en naar zijn bed waggelde, erin dook, meteen de ogen sloot, en onbeweeglijk werd. Vrijdagmiddag kregen we altijd halve kip, patat, en salade, een soort van weekend eten. Iedereen was na de middagmaaltijd vrij en kon vertrekken en zondagavond voor negen uur ’s avonds werd iedereen geacht weer binnen te zijn. Zo’n beetje het hele weekend lag ik in mijn bed van mijn appartement in Hilversum. Af en toe kwam ik buiten bij de snackbar om de hoek om eten te halen. Zondagavond half negen arriveerde ik bij de Sinaï. Elke maandagochtend begon met een groepsgesprek geleid door die vrouwelijke vent van in de veertig met lang haar genaamd Willy. Hij droeg sandalen met sokken en begon altijd, op verwijfde toon, met de woorden: ‘Hoe was iedereen zijn weekend?’ Ik roerde mijn koffie en vermeed oogcontact om iemand anders het woord te laten nemen. Er was er altijd wel één bij die één of ander uit geanalyseerd moment met de groep wilde delen. Maar die morgen sprak hij mij aan. Ik antwoordde met: ‘Gewoon.’ ‘Hoe gewoon?’ ‘Gewoon gewoon.’ ‘Dat begrijp ik niet.’ 85
‘Het was een gewoon weekend.’ ‘Maar wat heb je dan gedaan?’ ‘Gewoon de dingen die ik altijd doe.’ ‘En die zijn?’ ‘Ja, het komt me gewoon even slecht uit.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Ik zit even moeilijk.’ ‘Kan je niet praten dan?’ ‘Nee! Ik wil even niet praten!’ ‘Was je weekend niet goed dan?’ ‘Wat heeft mijn weekend ermee te maken?’ ‘Nou, ik vraag maar.’ ‘Nee hoor, mijn weekend was als alle anderen.’ ‘Wat doe je dan precies tijdens zo’n weekend?’ ‘Ik wil nu even niet praten over mijn weekend! Ga iemand anders vragen!’ Sunny kwam uit Zeeland. Ze heette eigenlijk Sylvia maar had het veranderd. Ook van de motiefgroep. De maandagmiddagen bij Rob zat ze het meeste van de tijd met haar voeten op de zitting van de stoel. Net alsof ze bang was om contact met de grond te maken. Zij werd om de haverklap depressief, staarde achter ronde brillenglazen met holle ogen de wereld in, en had de irrealistische liefde niet meer kunnen verlaten. Zij ging dan zelfmoord proberen te plegen en haar vader de schuld geven. Elke keer met net te weinig pillen. Sunny had vijftien keer een zelfmoordpoging gedaan. Dan moest haar maag leeggepompt worden. Als ze dan was bijgekomen, belde ze meteen haar vader op. ‘Hallo, met mij, met Sunny, ik heb net weer een zelfmoordpoging gedaan,’ zei ze dan. Haar vader liet de hoorn in het afwaswater vallen omdat hij gladde handen had. Want dan was hij in Zeeland aan het afwassen en glipte de hoorn het water in zodat Sunny alleen maar
86
bubbeltjes hoorde. Ze vertelde dat haar vader daar altijd heel bot op reageerde. ‘Wat is er dan gebeurd?’ vroegen wij haar. ‘Oh, heb je het niet gehoord?’ zei ze dan. Want dan was de vrouwenafdeling in rep en roer geweest. Wij zaten op de mannenafdeling en wilden niet meer. Dus wilden wij ook niet meer weten wat er op de vrouwenafdeling gebeurde. ‘Ik heb weer een zelfmoordpoging gedaan.’ ‘Oh,’ zeiden wij, ‘zeker te weinig pillen genomen,’ en roerden in onze koppen koffie en luisterden naar het moment van Sunny. Een vent van in de zestig zat ineens op de afdeling, in een stoel in de woonkamer. Zo merkte je dat er een nieuwe patiënt was. Hij was katholiek, homo, en alcoholist. De patiënten, die vaker in verschillende inrichtingen in het land opgenomen geweest waren, kenden hem. Vieze kerel werd me verteld. Schriel en een dikke hoornen bril. Altijd droeg hij een oud, goedkoop, donker pak zonder stropdas op het overhemd. Mij werd gevraagd bij Kirby te komen. Ze begon over hem. Ik vroeg me af waar het naartoe ging. Ze vertelde dat de homo een oogje op me had. Hij had waarschijnlijk mijn angst en problematiek geroken. Maar dat was nog niet alles, nee, de reden dat ze het vertelde was omdat hij AIDS had. Of ik het voor me wilde houden. Dat beloofde ik. Ik dacht erover na en besefte dat hij een geheim wilde kunnen delen met me waar geheimhouding aan vast zat. Dat hij wist dat ik wist dat hij AIDS had en dat ik dat voor me te houden had. En dat in de herenkamer met andere patiënten en hij en ik een geheim hadden en hij de jager in het verhaal zou zijn. Een poging om me zo te schaken. 87
’s Nachts mochten de kamers niet op slot. Het stelde me niet gerust. Dus ik vertelde het aan iedereen die het weten wilde. Binnen de kortste keren was hij de paria van de afdeling en na een korte periode ook weer vertrokken. Hij had een zitplaats bij de telefoon gekregen en moest alle binnenkomende telefoontjes aannemen. Mobiele telefoon was er nog niet. In de trend van: ‘Len telefoon voor je.’ ‘Wie is het?’ ‘Je vrouw.’ Waarop Len als een geslagen hond naar de telefoon kwam. Een tweetal maanden hoorden we dat hij aan de ziekte overleden was. Sommige mannen lieten hun gezicht niet op de vrouwenafdeling zien. Ze wisten dat ze mogelijk slachtoffer konden worden. Vrouwen met een onverwerkt trauma kunnen een andere man als schuldig portretteren. Een man die een gelijkenis met de agressor van het verleden heeft. De haat moet eruit.
7.
Chemische medicatiegebruik gaf mij in het begin geen besef van dat ik iets nam. Manmoedig gooide ik, samen met alle andere martelaren, ’s avonds rond half tien mijn bekertje naar binnen. Voor mij twee pillen: een anti psychotica en een slaappil. Vervolgens kreeg ik wat last van tremor en kreeg daar ’s ochtends een akeniton voor zodat mijn handen stiller werden. Dat was eerder een gril van mij, ik had erover gehoord en wilde het ook 88
maar kon eigenlijk mijn handen best onder controle hebben. Als je het wilt denken dan trillen je handen ook wanneer je een kop koffie van de salontafel wilt pakken. Je bent door de medicatie beter in staat met anderen te communiceren. Dat was zo gek nog niet maar het effect van elke dag een pil nemen vergrootte zich. Geen controle meer over mijn eigen denksysteem hebben, maakte mij radeloos. Ik begon het gevoel te hebben een soort chemisch contact met de buitenwereld te hebben. Niet bij machte te denken wat ik werkelijk voelde en ik in lichaam- en indirecte communicatie iets anders aangaf. Mijn hersenen voelden als droge, wollige watten. Symbolisch en geestelijk gezien voelde ik een psychose als volledig het contact tussen boevenlichaam en onderlichaam verbroken te hebben. Alsof ik compleet door midden gezaagd was. Dan moet eerst het contact met het onderlichaam hersteld worden en kan een moment van bezinning komen met bijvoorbeeld een huilbui. Eerder niet. Een innerlijkheid, waar ik niet bewust contact mee kon maken, schreeuwde in mij: ‘Ik ben echt!’ Een zondagavond kwam ik met de trein naar Amersfoort. Mijn auto had het begeven. De bus had ik gemist zodat ik besloot van centraal station naar de inrichting te wandelen. Onderweg nam ik me voor eens iedereen goed de waarheid te gaan zeggen. En dat frustreerde want als ik dat dacht dan kon ik het niet in de praktijk brengen want de medicatie liet altijd mij mijn eigenlijke echte mening over dingen en zaken vergeten. Dan was ik op het moment altijd de meeprater. Bij de ingang werd ik binnengelaten en apart genomen omdat broeder Reinout mij iets wilden zeggen. Jake had die zondagochtend zijn ouderlijk huis verlaten met de mededeling even een wandeling te gaan maken 89
en had zich tien minuten later voor de trein gegooid. Ontzet hoorde ik het verhaal aan. In de koffiekamer was de sfeer donker en rustig. Len maakte een grap over Jake. Ik begreep het wel want een soort onderlinge afspraak is dat je zoiets niet doet. Hoe zwaar de opname ook mag zijn. Mij werd verteld dat een homo die altijd zwarte leren kleding droeg een paar weken voordat ik er kwam zichzelf in een eenpersoonskamer had opgehangen. Iemand vertelde dat Jake er vroeger altijd bij het minste of geringste op los sloeg. Lang voordat hij alleen nog maar ja zei. Ik zelf had kindangst maar kindwoede bestaat ook. De blaas is waar de woede schuilt. Als de woede naar binnen gekeerd is dan heeft het een verstillend en gekmakend effect. Later dacht ik eraan terug en dwong mezelf elke dag een paar liter vocht te drinken om de blaas altijd aan de gang te houden om zo diepliggende woede contact met de buitenwereld te geven waar het zich kan oplossen. Ik had ergens gelezen dat de blaas met woede geassocieerd wordt. Jake wist dat hij op weg was naar de afdeling lange opname en koos ervoor, toen hij nog bewust was van zijn geestelijke situatie, in plaats van te wachten tot het onbewuste kinderlijke zijn intrede had gemaakt. Ik voelde me in een binnenkamer van een binnenkamer in de geest. Daar waar ik niet geraakt kon worden. Alsof iemand van jouw lichaam eet en jij ernaar kijkt en het niet voelt. Een antilope die door roofdieren wordt opgejaagd en gepakt wordt heeft een systeem dat het de laatste twee minuten van het leven niet bewust meemaakt. Met de kamer afgesloten was ik voor niemand bang. Op een dergelijke domme, angstloze wijze had ik mijn puberale jaren gehad. Met de kamerdeur open was ik voor iedereen bang. De hele dag door. 90
Marcel vertelde dat Jake eens tegen hem gezegd had dat zijn moeder hem er niet door wilde laten. Moeders met een onverwerkt verleden of die lesbisch zijn en dit niet willen weten die hun zoon naar binnen gekeerd maken en vervolgens met het gezichtsmasker van de zoon rondlopen. Ze maken de zoon met zijn bewuste geest vast tegen de achterkant van zijn hersenschors en laten hem niet meer gaan. Ze draaien zichzelf af op het naar eigen identiteit hunkerende geluid van de zoon. Het getrouwd zijn gestolen. En de zoon de verliezer van het interpretatiegevecht. Dat doen ze omdat ze het verdiend hebben. Emotionele incest. In de inrichting zitten echte hetero’s zonder gelukkig verleden en gedreven door het lot. Één procent twijfel maakt de honderd procent twijfel. Vanuit twijfel kon ik het niet oppakken. Het besef te moeten overleven had mijn instinct aan het werk gezet. Of was het het primaire dierlijke instinct van Luke en Wouter? De primaire vechtersbazen in mij? Masturberen is overleven i.p.v. zwak naar de toekomst zijn. Je denkt er dan toch veel over na. De zelfmoord van Jake nam meer in dan ik dacht. Die maandagochtend lag ik in mijn bed en kwam tot de conclusie dat ik amper vijf woorden met Jake gewisseld had. Toch was hij één van ons geweest, dat was wat het zo’n impact gaf. In gedeeld leed zit saamhorigheid. Later kwam ik wel eens medepatiënten in de maatschappij tegen en het bandgevoel op saamhorigheid was compleet verdwenen. Ieder voor zich, en wie van ons twee gaat door en wie keert weer terug naar een opname. Ineens had ik een huilbui die ik niet kon tegenhouden. Veroorzaakt door de chemische medicatie. De verpleegster met de dikke tieten kwam binnen, zette een stoel neer, en probeerde me wat te troosten. Ze dacht dat het met Jake te maken had. Op 91
een gegeven zei ik tegen haar, waar het vandaan kwam was mij niet duidelijk, maar: ‘ik denk niet dat ik een homo ben maar dat ik mij schuldig voel dat ik heteroseksueel ben.’ ‘Oh ja?’ vroeg ze bemoedigend en legde een hand op mijn buik en leek meer te verwachten. Dat was het, er was geen meer informatie. Uit het niets had ik het gezegd. Voor mezelf uiteraard iets om over na te denken. De tweede reden dat ik huilde was omdat ik mezelf opgedragen had elke dag te masturberen. Vijf uur ’s middags nam ik de badkamer voor minstens een uur in beslag. Met Playboy’s en Penthouses onder mijn badjas vertrok ik en liep dan langs de herenafdeling. Bij de verpleging moest ik vragen of iemand één van de twee deuren op slot wilde doen en ik de andere van binnenuit. Die keek me ook altijd lachend aan, maar net een beetje te lachend meen ik nu. In de badkamer had ik een gevecht met stijf worden, aftrekken, terugvallen, paniek, weer aanzwengelen etc. Het duurde en duurde. Het lukte uiteindelijk altijd wel maar de vijfenveertig seconden van tijdens mijn pubertijd haalde ik nooit. Ik kwam niet eens in de buurt. Een totale deceptie. Ik had niet door dat iedereen er van wist. Zonder erbij na te denken dacht ik dat alle anderen dachten dat ik een lekker badje aan het nemen was. Wanneer ik op de terugweg voorbij kwam werd er altijd suggererend gevraagd hoe het was geweest. ‘Ja prima,’ luidde dan steevast mijn antwoord denkende dat ze naar mijn bad vroegen. Een man moet overleven wanneer hij moet overleven. Dus werd ik een keer bij de verpleging geroepen en kreeg ik te horen dat mij een plek in een drie persoonskamer werd toegewezen met eigen badkamer. 92
In de koffiekamer pakte ik nietsvermoedend een krant en wilde een artikel lezen maar de betekenis drong niet door. Ik kon vijf woorden van een zin niet bij elkaar rijmen en tot me laten doordringen wat er stond. Op zijn zachtst gezegd een verontrustende beleving. Dit in samenhang met de aanwezigheid van de afdeling levenslang even verderop. Bij een privésessie met Kirby zei ze op een vraag van mij: ‘Nee hoor, de patiënten op de afdeling lange opname zijn niet moe, dat heeft niks met moeheid te maken.’
8.
Het is lastig uit te leggen hoe je je voelt wanneer je depressief bent. Echter is dit een dusdanig ingeburgerd begrip dat ik het ook niet hoef te verwoorden. Alleen de gradatie. Mijn eerste en gelijk laatste depressie behoorde tot de zware categorie, vermoed ik. Ik kon en wilde niks meer. Ik wilde enkel alleen op mijn bed liggen. Therapieën ontweek ik. Mijn nieuwe kamer was een kamer waar een muurtje voor de bedden stond. Je had wat privacy. Het was ook aan de zonzijde van het ziekenhuis. De witte lakens en bruine deken kwamen door het plastic matras altijd met elkaar in verwarring. Het laken was groezelig en witter door het zonlicht dat door de lichtdoorlatende schijngordijnen kwam. Altijd zag je wel iets van het matras op plekken waar het niet hoorde. Ik kon mijn slapen er niet op aanpassen zodanig dat ik geheel onder een laken met daaroverheen keurig 93
synchroon een deken wakker werd. Ik ging liggen en bedekte me met wat ik vastgreep. Op mijn bed kon ik ook geen rust vinden. Ik voelde me zo zwaarmoedig dat ik hoopte zo snel mogelijk te slapen. Dan lag ik op mijn rug en draaide mijn hoofd met de rechterkant naar het kussen, en terug naar de linkerkant, en weer naar rechts, net zolang totdat de slaap kwam. Deze kamer was in een andere vleugel. Geluiden van de herenkamer waren weg. Één medepatiënt. Het was stil en te rustig. In die periode, die minimaal een zes weken duurde, kan ik me één lichtpuntje herinneren. Ik lag op mijn bed en hoorde kloppen. Totaal verbaasd opende ik de deur niet wetende wat te verwachten. Twee Joodse vrouwen, gemoedelijk, met armbewegingen, alles is goed, van in de vijftig kwamen met een kar langs de deuren. Het was een burgerinitiatief en ik kreeg sinasappelsap en een koek. Ik at de koek zo voorzichtig alsof ik nooit meer iets te eten zou krijgen. Een aanraking van liefde voor het leven wat me altijd is bijgebleven en mijn drang te willen leven bewuster maakte. Saul had een poliovoet, had een I.Q. van rond de 185, een mannetje van 1.65m, doctor in de Economie, en kon naar eigen zeggen verschrikkelijk hard beuken. In de herenkamer dreigde hij daar wel eens mee. De reacties waren lacherig. Hij was tegen de zestig en had zijn grijze haar als Einstein geborsteld en droeg ook een snor. Een ruwe schatting is dat hij om en nabij de vijfenvijftig kilo woog. Hij zat er al vijfentwintig jaar. Hij was toen al aan het aftakelen. Aardige kerel en iemand met gevoel voor humor. Vaak schaakte ik tegen hem. Later hoorde ik dat hij in een kippenbotje gestikt was. Gelukkig had hij daarmee een definitief 94
aftakelend einde op de afdeling levenslang voorkomen. Hij rookte sigaren over de longen. En dat kende ik. Marihuana is in feite ook een manier van teveel schade aan de longen toebrengen. Dat er geen leven meer in zit. Wanneer jij jezelf van een zieke navelstarende manier van denken bedient, dan kan roken over de longen de begrijpende, of schalende manier van denken voeden en onderhouden. Saul kende ik dus al van het huiskamerleven. Toen ik voor het eerst de kamer binnenkwam bleek hij zijn troep op een tafel vlak bij de mijne uitgestrooid te hebben. We besloten dat ik mijn troep op een andere tafel zou uitstorten. Ik voelde me erkend omdat ik ook altijd alles om me heen gooide daar waar ik het niet meer nodig had. Een keer trok hij beide kanten van zijn overhemd uit elkaar zodat alle knopen in het rond sprongen. Dit om een verpleegster te irriteren die hem met aankleden wilde begeleiden. Een soort superman act van gespierde mannentorso die doorkomt etc. Zo was de grap bedoeld. Ik kwam tot de conclusie dat mezelf loslaten en mijn status quo accepteren op een stille kamer in een psychiatrisch ziekenhuis aan de rand van Amersfoort niet ideaal was. Geen sociale verbinding met omgeving en mensen. Ik moest wat doen. Dit was te definiërend en te insluitend. Saul was vaak hele dagen niet op de kamer aanwezig. Of hij zat op de woonkamer van de lange afdeling of op de korte. Officieel was hij voor de korte ingeschreven want hij was nog redelijk bij bewustzijn. En ik lag weer eens op mijn bed en hoorde deur opengaan en Rob stond ineens aan mijn bed. Leunend 95
op het muurtje. Nonchalant zei hij dat hij gehoord had dat ik het moeilijk had. Ik had gedacht dat niemand ervan wist, waarom? Geen idee, het was eerder zo dat het algemeen bekend was. Hij stelde voor Xeroxat te gaan nemen. Ik ging akkoord en die avond zat er een antidepressiva in het kleine, plastic bekertje erbij. Hoopvol ging ik die avond slapen verwachtende de dag erna zonder depressie wakker te worden. Ik neem alles te letterlijk. Bij het vastmaken van mijn veters was mijn bewustzijn aanwezig en dingen die mij vreugde konden geven bracht ik door met onderbewustzijn. En dat veters vast maken leek wel een eeuwigheid te duren en zag ik tegenop. Terwijl het net andersom moet zijn, dacht ik. Een geestziekte verdeel ik in functioneerbaar en niet functioneerbaar. Met functioneren in de dagbesteding mag de geestziekte nooit als probleem gezien wordt tenzij de persoon er zelf onderlijdt. Bij niet functioneren is de persoonlijke kracht te zwak om het probleem zelf te kunnen oppakken en eruit te werken of anders. Chemische medicatie probeert het lijden draaglijk te maken en inzichten te verschaffen en de persoon te veranderen. Wat ook kan is dat je de persoonlijke kracht sterker maakt zodat de persoon zijn ellende zelf kan oppakken. En daarbij geef je de patiënt zijn onafhankelijkheid terug. Op mijn bed had ik liggen nadenken en had ineens aan hormonen moeten denken. Op dat moment liep ik rond met een hersenbeschadiging en een klein levensmotortje in mijn systeem en zag ik de benzinemeter dalen en er voorlopig geen tankstation in de buurt zou zijn. Een motor die dienst moest blijven doen. Daar heb je voeding voor nodig. Mensen, activiteiten, dingen doen, 96
alles. Dat geeft een opname niet. Iemand die overleeft valt zonder die dingen uiteindelijk in een zwart gat. Dus had ik een afspraak met psychiater Rob in zijn kantoortje gemaakt. Ik ging er vanuit dat hij er toch wel niet aan mee zou willen gaan werken. In die tijd was ik bang voor mijn moeder. Die begreep het mannelijke systeem niet. Die had het zeker geweigerd. Daar was ik op ingesteld. Ik zat in zijn stoel en begon met: ‘Ik heb wel eens gehoord dat er zoiets bestaat als een hormonenkuur.’ Rob die na twintig jaar privégesprekken bijna niet meer te verrassen was, had even de mond open en verwachtte een gesprek over depressief zijn of iets dergelijks. Langzaam zei hij dat dit inderdaad bestond zich overduidelijk afvragend waar het naartoe zou gaan. ‘Dan zou ik graag zo’n kuur willen.’ ‘Waarom?’ Hakkelend vertelde ik hem mijn theorie over regelmatig klaarkomen en dat ik dacht dat hier de genezing, of het overleven, in zou liggen en dat ik daarom een hormonenkuur wilde omdat het dan beter zou gaan. Het vrat echt aan me. ‘Ik denk dat het tussen je oren zit en dat een hormonenkuur niet zal helpen. Maar als jij dat wil dan doen we dat.’ ‘Graag,’ zei ik, ergens rekening houdend met dat het alsnog niet doorging. En ik verwachtte dat hij ergens een potje pillen uit een la tevoorschijn zou toveren. Het moest via de huisarts aangevraagd worden. Daar ook een afspraak mee, vlakbij de eetzaal. Weer de fronsende gedachte en de welwillende glimlach. Waarna het bijna tien dagen duurde voordat ze er waren. Een glazen flesje 97
met rode pillen testosteron. Elke ochtend nam ik er één. Het had een behoorlijk effect dat geleidelijk ging. Je wordt mentaal sterker, je zit sterker in je lichaam. Het idee dat anderen makkelijk jou op je diepliggende angsten kunnen aanspreken verdwijnt. Wanneer je angst voelt dan kan je in kracht dit proberen te controleren. Het geeft grip op de angst. Dat maakt het draaglijk. Voor het masturberen werkte het inderdaad niet, maar ook daar kon ik overheen stappen en niet mijn hele dag door laten bepalen. Een instinctieve overlevingskracht op lange termijn. Het heeft me na ontslag twintig jaar op de been gehouden. Daarna nooit meer depressief en opgenomen geweest. Per toeval tegen aangelopen. Binnen een paar weken zat ik, in Amersfoort, ’s avonds in de kroeg. Met een alcoholist en Marius, die vanaf zijn elfde jaar al dertig keer opgenomen was geweest. In die tijd was hij eind veertig. Manisch depressief en ik had wel eens gekscherend tegen hem gezegd: ‘Voor jouw dossier hebben ze een nieuwe archiefkast moeten aanschaffen.’ Een klein plastic bekertje was niet genoeg, daar konden niet al zijn pillen in. De alcoholist en ik lieten de biertjes doorkomen en ik constateerde dat ik me goed voelde. Rond elf uur ’s avonds reden we naar huis, kregen onze medicatie die we stomdronken innamen, en in de woonkamer namen we een kop thee waar ik door de mix van alcohol en pillen ruzie met andere patiënten maakte en ze uitschold. Rob zei: ‘Het is hier geen hotel.’ Ik besloot te stoppen met kroegbezoeken en na te gaan denken over
98
een leven na de opname. Tijdens mijn laatste gesprek met Kirby zei ze me dat ze het misschien te vroeg vond. ‘Maar Kirby! Ik kan de lege uren niet meer aan! Ik word er doodgek van! Het wachten tussen therapieën is verschrikkelijk!’ ‘Je weet zelf wat het beste voor je is. Het zal er niet echt toe doen.’ ‘Ja, sorry, maar ik moet dit doen. Ik voel me als iemand met het gevoel van een zesjarige en het verstand van een volwassene. Ik moet de wereld betreden en mensen zien en mee communiceren en weten wie en wat ik ben. Ik stop trouwens met die kuttroep genaamd chemische medicatie.’ Ik dacht aan de woorden van Herman dat het buiten, in de maatschappij, harder was dan in een inrichting. Het leek mij andersom te moeten zijn. Het gevoel opgenomen te zijn is niet aan een ander uit te leggen. Je kunt er pas over meepraten als je het meegemaakt hebt. In de maatschappij dacht ik er vaak aan. Ik vroeg me af of mijn problematiek niet te dicht op de huid gezeten had. Zowat ondeelbaar met de omgeving dat ik onbewust met de identiteit van een ander de koffiekamer weer verliet. Alsof alle mannelijke patiënten daar zaten en ieder zijn kaartje met problematiek in een hoed gooide en een nieuwe eruit pakte. Dat ik gaande weg erachter zou komen dat ik in de maatschappij een ander zijn problematiek eruit aan het werken was. Ik gaf iedereen een hand en Saul had iets voor me gekocht. Dat had ik totaal niet aan zien komen. Ik zei hem dat ik volgende week even een doosje sigaren zou komen brengen. Iets wat ik vervolgens niet deed omdat ik toen uit het regime was. Het was een 99
boek getiteld De Rus, over een groep Russen in een goederentrein op weg naar een Siberisch werkkamp. De trein stopte en iedereen kreeg een plaspauze. Het was zo koud dat de pis bevroren was voordat het de grond raakte. Zoals een psychose zoveel hersenpijn geeft dat je niet meer bewust bent van de pijn. Je beseft het niet. Zo koud dat je niet meer door hebt dat je het koud hebt. Op dierlijke manier was mijn zijn erop afgesteld. En als je niet uitkijkt neemt het alle bewustzijn weg en beland je op de afdeling lange opname. In Amerika nemen duizenden Amerikanen dagelijks hormoonpillen. Hormoontherapie is daar bekend. Het geeft onafhankelijkheid terug aan de patiënt. Is een hormonenkuur in staat het concentratiepunt van een geestelijk probleem te verschuiven zodat het opgepakt kan worden? Of heeft het indirect te maken met herstelde organen die daardoor mij beter in balans brachten en ik met mijn problemen beter naar buiten kon komen? Marihuana heb ik in het opnamejaar één keer gebruikt. Met een medepatiënt was ik halverwege de opname naar de coffeeshop en erna naar de film geweest. Mijn angst werd uitvergroot en ik heb de hele nacht naar het plafond liggen staren. De enige nacht daar dat ik echt de slaap niet kon vatten. Dat was de laatste keer dat ik het gerookt heb.
100
Deel III: Tweede ronde
1.
Laat ik één ding duidelijk stellen. Ik was inderdaad niet klaar om met ontslag te gaan. Het gekke was dat elke gedachte die tot voor de hormonenkuur wel naar depressiviteit leidde nog steeds wel de angst kende. Maar in de angst deed ik wel de dingen die ik wilde en moest doen. Mijn dagelijkse verplichtingen. Ik kon er beter tegen. Ik had ook nog geen seconde aan de toekomst gedacht. Alleen maar weg, weg, en weggaan, had ik in mijn kop gehad. In Hilversum woonde ik een bovenverdieping van een schuur. Iemand had boven een stenen schuur, dat achter twee huizen stond, een verdieping verbouwd tot appartement. Ik moest en zou de inrichting verlaten en kon vervolgens de stilte niet aan. In plaats van de hele dag mensen om je heen hebben was ik alleen. De toekomst was zo leeg. Ik had geen sociale contacten, geen werk, alles was weggevaagd. Alleen een psychiatrisch ziekenhuis verleden en een psychotische stoornis waarvan de angsten wat analyse houvasten gekregen hadden. Geen auto en enkel een fiets. Elke avond fietste ik naar mijn ouders in Laren om daar te eten. Steevast ging ik eerst naar de snackbar om de hoek en haalde een broodje croquet en een broodje frikadel met mayonaise en at het 101
op de fiets op. De hele dag zat ik in een stoel en rookte sigaretten en luisterde naar muziek. Mijn vader stelde voor weer wat gesprekken te gaan hebben. Ik meldde me weer bij Fons. Ik moet erbij zeggen dat ik toen nog niet doorhad waarom ik alles geloof wat een ander tegen mij zegt. Toen was dat heel sterk en tegenwoordig kan je mij nog steeds wel dingen zeggen die ik voor waarheid aanneem. In de gesprekken met Fons begon zijn aarzelende houding en mierenneuken over onderwerpen me redelijk te irriteren. Op een gegeven moment zei ik: ‘En anders heb ik er nog één voor je Fons.’ Hij deelde mee dat ik kon gaan. Ik had geen enkel besef van wat ik gezegd had. Peter van de inrichting had eens, toen wij in de kroeg zaten, tegen mij gezegd: ‘Af en toe lijkt het wel alsof je er nog één wilt.’ Hedwig wilde therapie met mij enkel en alleen om mij te ‘zien.’ Fons had me dit doorgegeven. Van mij hoefde het niet. De bitch had een persoonlijk gerief tegen me. Mijn kop stond haar niet aan. Die vrijdag was ik even de deur uit om wat bij de snackbar te halen. De rest van de dag luisterde ik naar muziek en rookte de ene sigaret na de ander. De drang om seks met een man te hebben begon in mijn eenzaamheid sterker en sterker te worden. Ik wist dat het herhalingsdwang was. Een plan was geboren. Op de snelweg naar Hilversum, vanuit Utrecht bezien, was een homo ontmoetingsplaats. Rond tien uur ’s avonds liep ik ernaartoe. Een wandeling van een kilometer of vier. Twee kilometer heen en twee terug tussen twee snelwegen. Nerveus en gespannen liep ik ernaartoe. Er stonden wat auto’s. Personen zaten erin. In een Mini zaten twee kerels te tongzoenen. Ik liep een beetje rond, 102
onzeker kijkend wat me te wachten stond. Iemand kneep mij in een bil, ik negeerde het. Ik liep even een stukje de hei in. Een kerel zat op zijn knieën. In het donker waren zijn witte benen en kont duidelijke silhouetten. Een kerel sprak me aan en even zoenden we met tong. Meteen trok ik me terug en zei: ‘Nee.’ En herinnerde me weer dat ik dat ook zei toen met Luke. Het pijpen was beschadigend maar het tongzoenen was wat ik toen wel bewust niet wilde. Bij de hoeren mag je ook alles behalve tongzoenen. En dat was het. Ik liep erna het hele eind weer terug en kwam in de nacht thuis. Het is de herbevestiging. Het gevoel van tongzoenen zit geestelijk in de hoek, is uniepolair, en jij kan er alleen zekerheid in vinden nadat je het eerst weer uitgeprobeerd hebt. Dan pas weet je dat je dat niet wilt. Alsof er een zekere realistische andere kant moet zijn en jij constant denkt; wil ik dit nu wel of niet. En je komt er niet uit en je steekt nog eens een sigaret op en denkt er weer over na. Het moet voeding van de andere kant hebben. En niet voeding van mensen uit een inrichting. Maatschappelijke geestelijke, gestelde voeding om je eigen geaccepteerde positie te kunnen vinden. Op een dag zat ik te roken en na te denken en meende ineens Jezus te zien. Hij zat op een steunbalk. Ik ben niet eens gelovig! Ik beloofde hem elke week naar de kerk te gaan als ik eruit zou komen. Een belofte die ik vergat. Mijn vader had een huisvriend gevraagd of die wat werk voor me had. In de Larense sportwinkel. Ik had een theorie: Je jaagt klanten de deur uit, of je doet alsof, en ze reageren er juist tegengesteld op en kopen iets. Je denkt naar een klant: hoe haal je het in je hoofd 103
om zomaar hier de winkel binnen te stappen en iets te gaan kopen. Even rondkijken? Opdonderen! Maar met die verwrongen kop van me veroorzaakt door de geestziekte en dat elke gedachte door een ander gevoeld werd, duurde het werken slechts een week. Dat werkte niet was de conclusie. Dat gelijk erkende ik dan weer wel. De klanten verlieten namelijk geschrokken de winkel i.p.v. dat ze iets kochten. Een ander dacht iets negatiefs en niemand die het merkte en zeker niet de persoon in kwestie. Ik stond iets te denken als; wat een idioot, of: twintig kilo minder mag ook wel, en ik had het nog niet gedacht of de persoon in kwestie keek me aan alsof ik het letterlijk uitgesproken had. Het stond bij mij altijd op mijn voorhoofd geschreven. De buurman kwam schreeuwend aan de deur. Hij wilde op de vuist met me. Een oude vriend van mij had met de benen bungelend naar buiten op mijn raamkozijn gezeten dat uitkijk op zijn achtertuin had. Dat was verkeerd gevallen. Vervelende situatie. Hij was wat scheelkijkend. Elke dag moest ik langs zijn voordeur om naar de straat te gaan. Ik kon en kan slecht tegen dat soort schreeuwers. In ieder geval was het wonen daar nog maar van korte duur. De volgende dag ging de telefoon. Wanneer je werkelijk helemaal nooit gebeld wordt lijkt het alsof je een boodschap van boven krijgt. Benieuwd wie het is nam ik op. Mijn moeder. Fons had mijn familie gebeld en een afspraak geregeld waar ik met mijn moeder moest langskomen. En ik zei ja en legde uit dat ik eruit gegooid was en dat hij me niet meer terug wilde zien. En ik had neergelegd en vroeg me af waarom hij me dan wel wilde 104
zien en waarom met mijn moeder? Dat irriteerde want ik had wel mee zitten praten dat het in orde was. Met zijn tweeën zaten we in het kantoortje bij Fons. Fons was genereus naar mijn moeder en beaamde alles wat ze zei. Ik zat erbij. Waar het op neerkwam was dat ik platgespoten moest worden. Hij wilde mij een psychosespuit voorschrijven. Dat had ik een keer gezien. Iemand in de inrichting had een spuit gekregen. Voor en na was een wereld van verschil en wat ik het meest verschrikkelijk vond was dat hij erna een volledige meeprater geworden was. Geen eigen mening meer. Gedreven had hij me eerst verteld nooit voor het bedrijf van zijn vader te gaan werken en na de spuit zei hij dat hij vertrok en toch maar voor zijn vader aan de slag ging. Maar zonder bezieling. Zonder leven in zijn ogen. Mijn moeder: ‘dat is echt het beste. Geloof ons nou, dat heb je nodig.’ Fons telde met een wijsvinger drie vingers van de andere hand en gaf voordelen erbij. Ik verexcuseerde me met dat ik naar het toilet moest en vroeg aan zijn secretaresse of ik even mocht bellen en belde de Sinaï. Ik vroeg naar Rob en werd doorverbonden. ‘Dus je wilt weer langskomen?’ vroeg hij. ‘Ja, voor een gesprek,’ zei ik, en besefte later dat hij dacht dat ik weer opgenomen wilde worden. Een drang om in tijd en activiteiten ten opzichte van mijn opname kilometers te gaan maken en afstand te nemen ontstond in mij. We maakten voor na de jaarwisseling een afspraak en ik vertelde Fons en mijn moeder dat ik de zaak met Rob zou bespreken. Hier konden ze niet tegenop.
105
Je moet het bezien vanuit een oogpunt. Ik zou toen graag gezond van geest willen zijn. Ik wist dat ze ergens gelijk hadden. Maar ik had ook gezien hoe slechter het kan zijn. Volgde ik hun weg dan was dat ook nog een mogelijkheid. Wanneer je dan inderdaad slechter wordt zeggen ze sorry met dat ze het beste met je voor hadden. Onbewust koos ik weer voor een weg alleen. Het ging er niet om dat anderen zich bij mijn aanwezigheid goed voelden maar om mijn genezing en wat ik wilde. Ik vertelde mijn moeder naar huis te gaan lopen en vertrok. Onderweg bedacht ik dat dit een vervelende zaak was. Het maakte me onrustig. Na ontslag inrichting komt de sociale druk. Je wordt geacht normaal te zijn en anders wordt je afgekeurd en mag je terug naar de inrichting voor een heroriëntatie. Heel vreemd vond ik dat. Men weet dat je opgenomen bent geweest en men kijkt of je wel aan een bepaald profielplaatje voldoet. Maar dan met een roomser dan de paus mentaliteit. Je wordt geacht correcter te zijn dan henzelf. Positiever etc. Nederland lijdt aan sociaal/welvaartsnarcisme. Iemand bepaalt voor een ander hoe die geholpen moet worden want als de hulp dan goed uitpakt straalt het af op degene die het aangekaart heeft. Een medaille voor therapeutje uithangen. Iedereen weet wat het beste voor een ander is. Voornamelijk een ander volgooien met chemische medicatie. En als je het advies in de wind slaat, mag je er op aangekeken worden. Want dat wordt dan als schofferend beschouwd en is er geen aandacht mee te verdienen. Ik kreeg een hekel aan dat makkelijke denken waarin ik de belijder van het geloof mocht zijn. Denken ze dat dit een eer voor je is ook nog? Dacht ik. 106
Kees belde, Suze organiseerde een feestje met oud en nieuw. Een mannetje of vijftien waren uitgenodigd. Waaronder ook mijn broer Hans. Kees was de enige die mij tijdens het jaar opname was komen opzoeken. Ik had toen inderdaad gezegd dat ik geen bezoek wilde hebben. Ik had bedacht dat bezoek jou later met de herinneringen eraan emotioneel gezien voor altijd in een psychiatrisch ziekenhuis houdt. Doordat je tijdens het bezoek communiceert. Kees had me toen meegenomen om ergens te gaan biljarten. Hij zou me in Hilversum ophalen en dan bij Suze een paar dagen logeren en op oudejaarsdag kwamen de rest van de genodigden. Het aloude gevoel probeerde mij te bereiken. Zoals ik was voordat de herinnering aan mijn misbruik mijn leven bepaalde. Je hoort erbij, iets dergelijks probeerde ik op te pakken. Het gewone leven. Omgaan met mensen die normaal zijn geeft een drang om ook “normaal” te willen overkomen. Dat patiëntengevoel is lastig om vanaf te komen. Ook al heb je voor jezelf gesteld dat je het niet meer als minderwaardig wenst te voelen toch liet ik me er makkelijk op aanspreken. We zouden een soort hoorspel gaan spelen. Een middeleeuwse klucht waarbij creativiteit een rol had. Iedereen was een persoon die wat gedaan had en die moest inspelen op wat een ander had gezegd, iets dergelijks. Ik was een hoefsmid en moest een jonkheer aanspreken, hou het me te goede, in ieder geval genoeg om de spanning er bij mij flink op te zetten. Ik keek op tegen die volwassen studenten. Een aantal van de vriendenclub werkte al, maar de meesten stelden hun afscheid van het studentenleven uit door 107
met een nieuwe studie begonnen te zijn. Haar vader woonde op een kasteeltje ergens op de Veluwe en die was zelf ergens in het buitenland dus vierden wij het daar. Onzekerheid en angst brachten me in een volledige zuipstemming. Long drink glazen vol whisky zonder ijs klokte ik naar binnen. Puberaal stoer, net doen alsof je het niet merkte dat je zware drank dronk. Alsof het na een woestijnwandeling een koud fris biertje was. Ik had een image hoog te houden. De gasten kwamen en iemand zei: ‘We gaan vanavond aan de drugs.’ ‘Ik doe niet mee, ik heb in een drugspsychose gezeten.’ ‘Een drugspsychose?’ ‘Zo heet dat, zo werd me dat verteld.’ ‘Iedereen moet aan de drugs!’ ‘Sorry, ben net een paar maanden vrij,’ en probeerde om mijn grap te lachen. Ik vervolgde met: ‘ Ik ben een jaar in een psychiatrische inrichting opgenomen geweest, dus vandaar.’ Tijdens het hoorspel hield ik me goed. Niemand zei dat je had kunnen merken dat ik wat gespannen was geweest. In een grote zaal aten we met zijn allen aan een enorme grote platronde lange tafel. Ik praatte met een meisje van negentien, haar vriend was eenendertig en werkte. De rest was merendeel studenten in hun tweede of zelfs derde studie om het studentenleven aan te kunnen houden. Op een gegeven moment waren een mannetje of tien weg. Alleen Kees zat bij de deur. Ik stond op om iedereen te gaan zoeken. Waar was mijn broer? Bij de deur zei Kees: ‘Nee, jij mag niet weg, jij moet hier even blijven.’ 108
‘Krijgen we nog een spel variant of zo?’ Ik was nog in het hoorspel gevoel. ‘Zoiets, maar je moet even op je plaats gaan zitten.’ Mijn bord kwam en ik wilde het doorgeven maar er werd gezegd; ‘nee, deze is speciaal voor jou. ‘ ‘Omdat het meer is of zo?’ ‘Precies.’ Ik hield van veel eten. Mijn naïviteit was een handicap. Want wat hadden die idioten gedaan. Mijn hele bord geprepareerd en volgegooid met drugs. Later hoorde ik iemand zeggen dat er horse/heroïne in gezeten had. Ik smikkelde het weg en at het tot en met de laatste hap. Na een half uur maakte ik een opmerking naar het meisje waar ze van schrok en in huilen uitbarstte. Beestachtig en als een psychopaat. Ik stond op en vertrok naar de andere kamer waar gedanst kon worden. Bij de tafel met flessen drank danste ik op de muziek en nam dan een paar slokken. Iedereen zat in de eetkamer. Met de jaarwisseling even naar buiten, wat sigaretten roken, champagne, vuurwerk kijken en weer naar binnen. Hans vroeg: ‘merk jij niks?’ ‘Nee, ik merk niets,’ Ik had niet door wat hij bedoelde, dat soort besef komt bij mij altijd te laat. In dit geval ongeveer tien jaar later. ‘Echt niet?’ ‘Nee, ja ik heb wel iets gedronken,’ zei ik, en stapte op. ‘Waar ga je naartoe?’ ‘Even dansen.’ In mijn eentje danste ik tot negen uur ’s ochtends. Iedereen lag allang in zijn bed, een leegloop waar ik 109
niets van gemerkt had. Ik zocht mijn bed op en werd om elf uur wakker en ontbeet in de keuken en vertrok. Twee weken later had ik mijn afspraak met Rob. Ik wilde ook weer eens de inrichting zien. Je bent tijdens de opname onderdeel van het geheel en nu wilde ik het met andere ogen zien. Van buiten af bekeken. Ilvi, een patiënt die ik van mijn opname kende, liep naar me toe met: ‘Hee bink, hoe gaat het?’ ‘Jaaa, uitstekend, heerlijk dat ik weg ben.’ En ik dacht; dat is precies zoals ik me voel. Verhard in mijn lichaam maar dan alsof ik een huid van hard plastic heb. Rob nam me mee naar het kantoortje. Ik vertelde van de situatie met Fons. Hij zei dat het gewoon een psychiater was. Indrukwekkend dat iemand een ander gewoon een psychiater kon vinden. Na een tijdje zei hij: ‘Ik vond je er beter uitzien toen je wegging.’ ‘Echt waar?’ ‘Ja, toen zag je er goed uit.’ Ik gaf hem een hand en zei hem dat ik mijn weg wel zou gaan vinden en verliet de inrichting, vergat Saul gedag te zeggen, en regelde een kamer in Amsterdam.
2.
Mijn kamer was drie hoog achter: vlakbij het Leidseplein. Vijftien vierkante meter en wit plaatbord op de grond, een klein keukentje, een douchecabine, en 110
toilet. Drie-voor had een toilet in de gang naast die van mij, die aan de binnenkant van mijn appartement was. Voor het eerst dat ik echt in een andere wereld was. Ik kon je in die tijd aankijken alsof ik je elk moment kon aanvliegen. Een als agressief aanvoelende aanwezigheid waar je van weg wilde blijven. Ik was me nog steeds nergens van bewust en dacht dat alles wat ik voelde goed was. Het gedram om mij naar een psychiater te krijgen, maakte mij voorzichtig en achterdochtig. De schrik sloeg me om het hart toen ik dacht aan een mogelijkheid om mij gedwongen te laten opnemen. Alles in mij schreeuwde kilometers te moeten maken. Ik zou toch nooit de mentale en persoonlijke gemoedstoestand bereiken die gezonde mensen wel gevonden hadden. Mijn innerlijke gedachten vonden niet het bewustzijn zodat ik dit niet aan anderen kon uitleggen. Ik bedacht het en leefde ernaar en dacht dat anderen dat ook wel wisten maar niet wilden toegeven. Zonder dit te verifiëren. Men kan toch bedenken dat het ook slechter kan? Mechteld woonde naast mij. Ze was in de dertig, had piekerig haar, een kunstgebit waar hoeken vanaf gebroken waren, het leek wel een haaiengebit, en heroïneverslaafd. De eerste keer dat ik haar leerde kennen zat ik net mijn situatie te bedenken. Niemand te vertrouwen, niemand die begrijpt dat je uit zelfbehoud door naar de toekomst moet, geen vrienden waar ik contacten mee heb, geen werk en studieverleden met een set, en een psychiatrisch verleden dat ik voor me moest zien te houden. Als iemand na een delict in een nieuwe omgeving met een nieuwe identiteit, en niemand achter de echte mag komen. Je bent toch bezig 111
met geluiden eigen te maken: hoe klinkt het huis? Gebonk klonk in de tapijten gang. Iemand haast? En vervolgens een geroffel op de deur alsof iemand door de deur probeerde te beuken. Schrikkerig deed ik open en zij stelde zich niet voor maar noemde mij buurman. ‘Buurman kan ik effe twintig gulden van je lenen.’ Ze meldde dat de banken op zondag dicht waren en dat ze geen geld kon halen. Ik dacht erover na en het leek me teveel toeval. Ik weigerde en ze vertrok weer. Angst bepaalde mijn twijfel en woede was naar binnen gekeerd. De manier zoals ze dat deed maakte me onzeker en aan het twijfelen. Wat als ze het geld wel op de bank had staan? Ik had op straat een lekker wijf gezien. Hoerig en uitdagend. Met masturberen werkt het zo; je onderbewustzijn spaart op bij elke keer dat je een lekker wijf ziet en steeds bewuster spot je ze en vervolgens trek je jezelf af en wil je ze weer even niet kennen. Alleen van die anti climax kreeg ik zowat een spierverkramping. Elke keer wanneer ik merkte te gaan klaarkomen, een moment waar bewustzijn niet bij kan komen, probeerde ik een dreigende verschuiving van beeld in mijn hoofd bij die lekkere snol te houden, maar op het laatste moment zag ik dan toch ineens weer een gezicht van een man. En dat kon iedereen zijn. Kirby had me wel eens gezegd dat ik dan mezelf herkende, en ook dat wanneer ik me een homo voelde dat ik dan een gelijkende identiteit had. Dat er iets onderbewust aanwezig was wat mijn persoonlijkheid zou kunnen gaan complementeren. Ik had gereageerd met: ‘ja, ja interessante gedachte,’ maar geloofde het voor geen meter. Mechteld had de gewoonte elke keer op dezelfde manier aan te kloppen. Volgens mij had ze in haar 112
kamer bedacht wat de actie moest zijn en dat moest meteen gebeuren. Altijd haast en altijd dat proberen mijn voordeur in te slaan. Om te bellen, een nummer te draaien, en over een kwart bruine beginnen. Of: ‘Je weet wel, je spreekt met Angelique, ik heb ooit eens voor je gewerkt.’ Ik vond het verfrissend. Een totaal ander geluid dan ik gewend was en het gaf me de gelegenheid even andermans problemen aan te horen en niet aan de mijne te hoeven denken. We dronken samen koffie. Nonchalant vertelde ze dat haar man in de gevangenis zat. Ontspannen vroeg ik: ‘Oh ja?’ Maar voelde alles van binnen tekeer gaan. ‘Ja die komt zo thuis.’ Ik was net een beetje aan haar aan het wennen en had beredeneerd dat haar aanwezigheid tenminste niet mannelijk was want anders had ik niet geweten hoe er tegenover te staan. Psychoses komen in vormen en maten. De angstpsychose is de eerste, dan zijn er nog de psychoses dat je denkt de hele wereld aan te kunnen, de ontkenningspsychose en meer van dergelijke varianten. Het is een geestelijke golfbeweging door de tijd die zijn balans moet zien te vinden. Geestziekte gaat om het lijden en ik leed niet. Wel besefte ik ook geen aanleiding te moeten geven. Geen gevaar voor jezelf of voor je omgeving zijn. Ik kon losgeslagen en knettergek uit mijn kop kijken. Dat zie je zelf niet want als ik in de spiegel keek dan zette ik altijd mijn ‘spiegelgezicht’ op. Zoals ik dacht dat de wereld me zou zien. Zo’n irrealiteit had ook zijn voordelen. Mijn vader belde me om eens broodjes te gaan eten. Broodjes had zo irriterend geklonken. En jawel hoor, we zaten nog niet koud aan ons eerste broodje of hij begon weer.
113
‘Je hebt echt hulp nodig, ik hoop dat je je dat beseft.’ ‘Waarom? Nee, besef ik me niet,’ zei ik kortaf. Hij zuchtte diep. ‘Hoor je jezelf wel eens dan? De dingen die je zegt?’ ‘Oooh, die theorieën van me? Ah goh, mijnheer kan niet tegen een theorie.’ ‘En je kan ook zo agressief reageren als iemand wat tegen je zegt.’ ‘Hoezo agressief!’ ‘Laat maar zitten.’ Thuis bedacht ik dat ze dit niet zouden opgeven. Loop eens rond in Amsterdam, dacht ik, de stad zit vol gestoorde idioten. Ik vermoedde dat Fons er de hand in had gehad. Dat hij mijn familie had aangeraden er elke keer over te beginnen. Onmacht uit te leggen hoe ik het zag en dat doorlopen met wat gekte in je kop nog altijd honderd keer beter is dan blijven analyseren en behandeld worden, kon ik niet bewust maken en derhalve ook niet onder woorden brengen. Instinct dreef me voort. Op een avond hoorde ik iemand schreeuwen. Het was dierlijk en kende woede. Zo’n geluid waarvan je wist dat je de andere kant moest oplopen. Ik kon het niet precies plaatsen. Mechteld haar deur ging op en ze kwam de gang in. Een lachje kon ik niet onderdrukken, was dit Mechteld? Ze ketterde tegen de onderbuurvrouw en ineens klonk: ‘De buurman vindt het zeker leuk! Als mijn man uit de gevangenis komt zal ik hem wel op hem afsturen!’ Een week later belde Hans. Hij wilde Italiaans komen eten. Met boodschappen kwam hij langs. We 114
kookten en aten het op. Hij zat te hengelen hoe ik me voelde en vertelde toen dat hij bij Rob geweest was. Ik moest moeite doen niet te ontploffen. ‘In Amersfoort?’ ‘Ja, ik heb gebeld of ik langs mocht komen.’ ‘Waarom in godsnaam!’ ‘We maken ons zorgen om je.’ ‘Ik ben helemaal niet onder behandeling bij hem.’ ‘Hij had helemaal niet gezegd dat het goed met je ging.’ Ik zei hem te vertrekken. Die avond bedacht ik dat ik nog een lange weg te gaan had en dat ik mijzelf ten allen tijden aan mijn zelf gecreëerde leiband moest zien te houden. Niet praten over problemen want dan wist ik de reactie wel. Bij ruzie nooit lichamelijk worden want dan zou je voor de rechter kunnen komen en vervolgens R.M. (rechterlijke macht om verplicht opgenomen te worden) kunnen krijgen. Die drang om iedereen aan medicatie te krijgen is misselijkmakend. Tegenwoordig beseft men dat het ook de eigen ziektekostenverzekering premie omhoog brengt maar zo rond 1994 tot 2005 was medicatiegebruik zowat een hype. Chemische medicatie tegen geestziekte. Mensen onderdrukken elkaar als sinds het bestaan van de mensheid. Voornamelijk in lichamelijke zin. Geestziekte is eigenlijk een door ontwikkelde vorm van onderdrukking van de één op de ander. Een welvaartsvorm. De één die voor de ander bepaalt wat de persoon moet, en wat niet, ten aanzien van zijn behandeling. Chemische medicatie maakt zelfverloochening aan en dat men de onderdrukker naar de mond praat. 115
Een avond lag ik in mijn bed en trok me af. Mijn bed lag tegen de muur van Mechteld haar kamer. Voetstappen in de gang. Anders. Had ze bezoek? Iemand rochelde in de pot van hun toilet en een rauwe harde mannenstem zei: ‘Ooh.’ Altijd lullig als je betrapt wordt. Dus hij had liggen luisteren. Het bleek John, de dag erna zag ik hem, was er niet gerust op, iemand die maar voor één ding leefde en dat was heroïne. Hij was kleiner dan ik en kwam als een geslagen hond naar de deur en gaf me een hand. Rood haar, blote bast, en tattoos. Hij had net heroïne zitten roken. Ik was daar al jaren weg en hoorde dat hij rechtop zittend op de bank gevonden was met een heroïnesigaret tussen de vingers.
3.
Voor zover je van een voordeel kunt spreken was het mijn bord volgooien met harddrugs zo dat het mij weliswaar psychedelisch maakte maar ook maakte het de liefdesemotie in mij verhard. Ik begon op te staan en als een kindbeest naar de toekomst te leven. Blind en doof en zonder de problemen die mij non stop bezig gehouden hadden. Hormonen hadden mij uitstel van authentieke emoties gegeven tot het moment ze klaar waren om erkend te worden. Mijn anticlimax proberen op te lossen was een drang die enkel opkwam wanneer ik in bed lag en met mijn hand richting mijn pik ging en 116
ik constateerde dat de aangemaakte zaadcellen eruit wilden omdat de voorraad te groot werd. Mechteld en John waren bepalend in hun aanwezigheid. De gang was van hun en ik had inmiddels ook al geld aan ze geleend. Ik had niet kunnen weigeren ergens wetende dat ik het nooit zou terug krijgen. Maar zolang ze het niet terugbetaalden konden ze ook niet bijlenen want dan had ik een argument om nee te zeggen. Ik vond ze op een gegeven moment wel prettig gezelschap. Diep van binnen was er ook iets dat dacht; ik kijk nu eens naar anderen wiens leven naar de kloten gaat in plaats van dat dit altijd mijn leven betreft. Ik had bedacht dat hun leven vroeger of later weer verkeerd moest aflopen. Dat kon gewoon niet anders. Ook John kwam bij mij telefoneren en had het dan over bruine etc. Mechteld had gezegd dat ze mijn telefoonnummer had doorgegeven want als er dan gebeld zou worden dan kon ik het doorgeven. ‘Roep maar in de gang dat er telefoon is, dan kom ik wel.’ Via een uitzendbureau had ik een sollicitatiegesprek geregeld. Mijn C.V. was keurig dichtgeschreven en verschoond van psychiatrisch verleden. Christien voerde het woord en zij was, hoe zal ik het formuleren, een struise vrouw. Een Duitse uit Hamburg met goud in de kiezen. Ken je dat? Je ziet iemand en je weet dat die persoon een hekel aan je gaat krijgen. Dat gevoel kan je accepteren of proberen te bevechten. Ik koos voor het laatste. Ze was sterk en kordaat maar nog niet gevonden. Een combinatie in een vrouw waar ik een onbeheersbare drang van kreeg mee aan de gang te willen gaan. Een soort menselijkheid in mij die zijn vorm nog moest zien te vinden. We hadden 117
een ‘positief’ sollicitatiegesprek over uitdagingen met opmerkingen als: ‘het lijkt me HEEL ERG leuk om in de verkoop te werken!’ En zij lachte erbij en ik ook. Eind van het verhaal was dat ik aangenomen was en als telefonische verkoper aan de slag ging. Het betrof het roze gedeelte in de Telefoongids van de PTT. In het begin was het even wennen om wildvreemden te bellen en hun proberen advertentieruimte te verkopen. PTT telefoongids was het magische woord. Dan sloegen de meesten om van wantrouwende inquisitie naar: ‘ga verder.’ Ik werkte in een kantoortoren, zesde verdieping, in het team van Christien, omgeving was schoon en nieuw, houten schotten aan de zijkanten van de werkplekken. Collega’s waren allerlei. Iemand die HEAO avondstudie deed, geflopte studenten, moeders die bijklusten, mannen die ergens anders ontslagen waren, en op een andere verdieping zat een topsporter die geld bijverdiende. En uiteraard de: ik wil de beste telefonische verkoper van Nederland zijn persoon, en de ex opgenomen in een psychiatrische inrichting geweest persoon. Over zes verdiepingen zes teams met op elke verdieping een buitendienst team en een customer service team. TransMedia was een Zweeds bedrijf. Zij maakten voor de PTT de markt aan. Pionieren en dan het bedrijf terugverkopen aan de PTT. Dat pionieren ging met veel feestjes en happenings gepaard. Om een bedrijfscultuur aan te maken. Het was in het begin een erg leuke tijd. Ergens was het ook een verzameling maatschappelijke lost souls die samen gekomen waren. Saamhorigheid werd ook veroorzaakt doordat klanten van tijd tot tijd ons haatten als we weer eens ongevraagd opbelden. 118
Het gevoel van een zesjarige met een I.Q. van een volwassene maakte mij snel onder de indruk zijn van het één en ander. Christien had een manier van leiding geven waar ik zo af en toe flink de schrik van kon krijgen en die momenten bleven langer aan dan nodig. Het was een gevoel dat mijn moeder mij ook kon geven zodat ik er een verslavend gevoel bij kreeg. We hadden altijd een ochtend, middag, en avond meeting. Peilmomenten waar iedereen zich scheel loog over mogelijke klanten die duizenden en duizenden guldens zouden gaan investeren en dan later bekende je met een baalgezicht dat ze er toch vanaf gezien hadden. En zo hielden we de stemming erin. Het was goed verdienen, dat zeker, de mensen zagen wel iets in een telefoongids met een soort Gouden Gids gedeelte. In het kantoortje hing een bord met verkoopcijfers van alle telesales medewerkers. Van nummer één tot en met nummer laatst. Na een tijdje zat ik van de vijftien ongeveer op plaats twee a drie en dat liep toen later weer terug. De pentry was de koffiekamer. Een ruimte met tafeltjes en stoeltjes en een bar waar je tegenaan kon staan. De leden van de drie teams op de zesde verdieping vonden daar elkaar. Half vijf moesten we cijfers van de dagopbrengsten maken. Aantal belletjes, hoeveel verkocht, wat verkocht etc. Ik liep die dag nietsvermoedend met mijn cijfers richting haar kantoortje in de hoek van de L- vormruimte waar telesales 6 zat. Het was redelijk tegengevallen en hoewel ik al wel wist dat Christien prestaties verwachtte was het nog niet zo dat er van mij veel verwacht werd. Iemand stond bij het bureau van 119
Christien, ik liep ook naar binnen. Het gesprek ging als dat Christien op onredelijke wijze Nick verweet zo weinig verkocht te hebben en ondertussen de cijfers in de computers intypte. ‘Wat heb je godverdomme de hele dag zitten doen!?’ snauwde ze terwijl ze haar brandende sigaret, die op de rand van de asbak lag, oppakte, in haar mond deed, en verder typte. Het had iets gevaarlijks. Nick antwoordde bedremmeld dat het niet gelukt was. Daarna klonk een rauwachtig: ‘Heb je de hele dag in de pentry gezeten of zo!? Ze was zelf de hele dag met leidinggevenden aan het vergaderen geweest, waarschijnlijk waar haar humeur vandaan gekomen was. Het was zo’n vrouwelijk type met onverwerkte emoties en daardoor gefrustreerd. Die hoe ze haar best ook deed kantoorvriendelijk en correct te zijn er altijd wel een moment tijdens een vergadering voorbijkwam dat ze haar gefrustreerdheid liet horen en bijbehorend gezicht liet zien. Waar de anderen dan een lachje van rondom de mond van kregen en er altijd wel een lolbroek bijzat die het moment nam om een grap over iets anders te maken waar iedereen dan bevrijd over lachte behalve Christien. Wat precies het punt van haar frustratie aanstipte. Nick antwoordde dat hij alleen maar bakkers en slagers aan de telefoon had gehad. Ze oogde als iemand die niet goed bij zijn hoofd is. Dat er elk moment een geschifte stoornis naar buiten kon komen. Alsof mij iets te binnen schoot verliet ik het kantoortje. De hele afdeling was stilgevallen. De stemmen bleven doorgaan. Na een paar minuten verliet Nick geslagen het kantoortje. Onrust lekte van mijn onderbewustzijn naar het bewuste. Ik kwam binnen en ze was poeslief waarbij alles in mij waarschuwde dat het 120
schijn was. Ze begreep dat ik zowat niks had verkocht en had overal begrip voor. Ik vroeg me af wanneer ik aan de beurt zou komen. Wilbert was Amerika freak en wat had hij gedaan. Op vakantie had hij ringen, een hanger, en een oorbel met zijn initialen laten maken. Hij deed aan bodybuilden maar dan voornamelijk zijn bovenlichaam. Zijn benen waren onproportioneel dun. Wilbert zat er al een half jaar en had de rol van mannelijke man voorwaarts op zich genomen. We zijn met verkopen in oorlog en alleen als we strijdbaar zijn winnen we. Ik vond het weinig met verkoop te maken hebben. Één van de eerste dagen staat me bij. Ik stond in de pentry na te denken en een sigaret te roken toen hij ineens in mijn gezichtsveld kwam en tegenover mij positie innam. Hij begon op zo’n stoere toon van: ‘gaat het een beetje lulletje?’ Ik was toen blind in bewustzijn maar had wel bedacht dat ik alles driedubbel dacht. Emotie terug naar zes jaar, dan omslagpunt twaalfde rondom eerste masturbatie, en vervolgens weer omslagpunt adolescentie 22ste jaar ongeveer. Dus terugbezien als een driedubbele manier van denken. Een beschermcirkel had ik toen en wilde dit niet opgeven en laten doorprikken. Uiteindelijk gebeurde dat toch. Langzaam vrat het geluid van buiten zich naar mijn innerlijkheid. Wilbert maakte zich breed en ik voelde het alsof iemand mijn gevoelscirkel afnam. Ik vroeg wat hij bedoelde en hij zei dat het precies was wat hij bedoelde. Dat ik het dus niet begreep. Dat hij al aan mij gezien had dat ik een loser was. Dat ik het nooit lang zou gaan uithouden. ‘Kan ik even mijn sigaret roken en mijn 121
koffie drinken?’ Uiteraard kon dat, waarom zou dat niet kunnen. Of ik wilde praten. Nee, wilde ik niet. Begreep hij niet; een telefonische verkoper die niet wilde praten. Ik met; uiteraard wel tegen klanten. Wat het verschil was. Ik dacht; daar heb je wel gelijk in. Dan kan je beter ander werk zoeken, meldde hij. ‘Ja, ik hou wel van praten.’ Daar leek het dan niet op. Nu wilde ik even niet praten. Want? Want ik hield ook van denken. Mijnheer is een denker, begreep hij. ‘Soms.’ Hij lachte triomfantelijk, een triomf van een man over een andere kende ik als geen ander. Met de woorden dat ik hier zo weer weg zou zijn, liep hij naar zijn werkplek.
4.
Ik zal je niet lang laten wachten op het moment dat ik aan de beurt was en vervolgens mijn concentratie verloor. Altijd al ben ik een type geweest die op de verkeerde manier opvalt waardoor mensen denken; die moet even bij leren. Dat bracht mij uiteraard wel eens aan het denken. Kwam het door mijn psychiatrisch verleden? Nee, dat heb ik altijd al gehad, constateerde ik, ook daarvoor al. In ieder geval besloot ik Christien niet aan mijn bewustzijn te laten ontkomen. Ik voelde haar en dacht over haar na. Hier en daar had ik geïnformeerd en de meningen waren of neutraal of uitgesproken. Iemand wist te vertellen dat ze wel drie
122
pakjes sigaretten 110s per dag rookte en ’s ochtends scheen je een enorme drankkegel te kunnen ruiken. Half vijf iedereen dagcijfers maken en kwart voor vijf inleveren. Uit haar kantoor klonk een dierlijk geluid, alsof een roofdier gewond geraakt was, de woorden waren: ‘Cijfers maken ik wil ook zo naar huis toe!’ Mijn collega’s en ik maakten onderling oogcontact en dachten; het zal wel weer. Ik had het nog niet gedacht of ze kwam als een bullebak naar ons toe gedenderd, en god betere het, bij mijn plaats tot stilstand. Waar mijn cijfers bleven schreeuwde ze nog niet schel. Gezond had het allerminst geklonken. Vanuit een donkere diepte kwam in mij een woede Ik sprak haar zo gedecideerd toe dat ze weer vertrok. Wat was dat? Even later begon ze op een verveelde toon. Ik vermoed dat ze wist een alcoholprobleem te hebben en elke ochtend, wanneer ze nog in de olie was, hoopte dat ze aan het eind van de dag, na het werk, niet de fles zou openen. Maar ook elke dag rond half vijf wist ze dat dit naïef te denken was. Iedereen maakte stilletjes zijn cijfers en ik kwam gedwee het kantoortje binnen en ze snauwde of ik wel wist wat ik tegen haar zei. Ik had me voorbereid gevoeld maar deze opmerking kwam als een verassing. Het gesprek ging in de trend als: ‘Hier heb je je cijfers.’ ‘Het zijn niet mijn cijfers maar jouw cijfers!’ Vervolgens; oké doorkomen. Ik: gestart kapitaal. Zij: hoe lang doe je dit werk al? Ik dacht na. Zij: je weet dat je moet beginnen met aantal contracten afgesloten. Vervolgens noemde ik cijfers per twee. Dus vijfentwintig in plaats van eerst de twee en dan de vijf. Waardoor zij de vijf al ingetypt had. Dat corrigeerde ze, sprak me erop aan, en van de zenuwen deed ik het nog een paar keer. Ik bedacht dat 123
ze natuurlijk dacht dat ik dat expres deed. En omdat dit niet waar was, kreeg ik een lachje op het gezicht waardoor het juist leek alsof het zo was. Daar moest ik nog over nadenken van mezelf om dit in de toekomst zien te voorkomen. Ik zei: ‘Ik begrijp het nu en zal het morgen goed doen.’ ‘Ik wil dat nu graag.’ Ze reageerde nog met een ‘wat zeg je?’ Toen ik uit de losse pols had gezegd een stuk of dertig telefoontjes gepleegd te hebben. Haastig corrigeerde ik het naar: ‘precies dertig telefoontjes.’ Tijdens de nabespreking was ze nog steeds chagrijnig. Het aantal telefoontjes per dag was niet genoeg. Ze meldde dat ik maar dertig telefoontjes had gemaakt. Ik vulde aan met: ‘En zij die niet opnamen natuurlijk.’ De bedoeling bleek dat we ongeveer zeventig telefoontjes per dag moesten maken. Ik had een vraag, hield een hand in de lucht. Ze gaf me het woord. Ik wilde het dan ook precies goed weten ook. Mijn bewustzijn was niet aanwezig bij de dingen die ik zei. Uit analytisch denkwerk voortgekomen. Die ochtend had ik koffiepauze willen nemen. Net een bakkie op de machine aangemaakt, sigaret tussen de lippen, vuur erbij, plaats nemen, ik zat net lekker, en iemand kwam de pentry binnen en zei dat er telefoon voor me was. Wat ik wilde weten was nadat je dan het telefoontje had afgehandeld en weer terug in de pentry kwam of de teller van je pauze dan weer op nul begon. Nu weet ik waar het vandaan kwam en ook dat dit niet de handigste vragen zijn. Toen dacht ik aan te geven hoe precies en goed gemotiveerd ik mijn werk wilde doen. Zuchtend
124
legde Christien uit: twee keer een kwartier, ’s ochtend en ’s middags, en ’s middags een half uur lunchpauze.
5.
Het telefonische verkoop werk heb ik ruim vijf jaar gedaan. In het begin was het wennen en toen kwam een periode van dat het eigen was. Het bellen, het leven voor de cijfers, de teamleden, allemaal gaven ze mij een eigen gevoel. Mijn minderwaardigheidscomplex voelde minder prangend maar was nog steeds aanwezig. Ik dronk in het begin geen alcohol en was de weekenden thuis en op zondagavond kon ik de slaap moeilijk vatten. Ik had beredeneerd dat als je dan veel eet, dat dan het bloed naar de maag gaat, om te verwerken, en dat er dus bloed uit de hersenen gaat en jij de rust kunt vinden om in slaap te vallen. Ooit heb ik midden in de nacht eens een kilo lasagna uit het pak gehaald en op een steelpannetje verwarmd en opgegeten. Meestal lukte het mij pas te slapen zo rond zes uur in de nacht dat ik dacht; het heeft nu toch geen zin meer, laat ik maar wakker blijven tot de wekker van zeven uur, en viel dan toch in slaap en werkte de dag met een half uurtje à een uur slaap gehad te hebben. De maandagvond lag ik rond acht uur in bed en sliep als een blok zowat elf uur achter elkaar en liep die dinsdag, op mijn werk, de tegels eruit. Mechteld kwam eens aan de deur met de mededeling dat ze al een paar dagen niks van John gehoord had. Ik 125
begreep in eerste instantie niet waar ze op doelde. Hij was natuurlijk weer gearresteerd. Vanuit het politiebureau belde hij en klonk dan gehaast, opgejaagd, en totaal gestrest. Dat kwam omdat hij dan moest afkicken. Dan moest ik Mechteld roepen, die kwam dan aan de telefoon, zei braaf ja en amen, legde neer en vertelde me dat ze met een zak kleren en 25 gulden naar bureau Lijnbaansgracht moest brengen. Wat ze dan vervolgens niet deed zodat John de dag erna weer belde nu met de mededeling dat als ze niet zou komen hij haar zou vermoorden. Ook dat werkte niet want Mechteld ‘vergat’ het dan. Paar dagen later ging de telefoon; nu John op poeslive toon dat hij in de Bijlmer zat en zij op bezoek kon komen. Hij had weer zes maanden gekregen. Ze bezocht hem nooit, hij kwam vrij, en ze woonden weer samen en gebruikten samen heroïne totdat hij weer werd opgepakt voor diefstal/inbraak en dergelijks. De manager van alle telesales van alle verdiepingen kwam in de pentry. Hij deelde mee dat wie van alle telesales over een periode van drie weken het meest zou verkopen op kosten van de zaak met het vliegtuig naar Wenen zou reizen om daar de Champions League finale Ajax AC Milan te zien. De vrouwelijke telesales vonden het een waardeloze incentive en de mannen waren als een stelletje obsessieve, schuimende fanatiekelingen als een dolle aan het verkopen ondertussen elkaar in de gaten houdende. Spelregel was dat je niet geholpen mocht worden. Je moest alles zelf doen. Na drie weken was de winnaar iemand van de negende verdieping en ik was tweede. Maar de winnaar had zich laten helpen door collega’s. Anderen die het niet belangrijk vonden hadden voor hem klanten gebeld 126
en de verkopen op zijn naam gezet. Dus ik stond die woensdag ’s ochtends om acht uur te wachten tot een collega customer service mij ophaalde om naar Schiphol te gaan. Ik heb in het stadion Patrick Kluivert die goal zien maken. En Marco Simone (AC Milan) op witte schoentjes en Frank Rijkaard (Ajax) een dijk van een wedstrijd zien spelen. Laat in de nacht vlogen we terug, bij het krieken van de dag lag ik in mijn bed en werd ’s middags wakker van de geluiden van de huldiging op het Leidscheplein. Surrealistisch. Hoe dat in de geest geboren wordt is mij een raadsel maar op een gegeven moment meende ik zeker te weten dat ik hoogbegaafd was. Het kwam naar me toe mede veroorzaakt door dingen die ik zei die door anderen in twijfel getrokken werden of waar ik veel onbegrip op kreeg. Dat is irriterend maar toen was het frustrerend want ik had net een opname achter de rug en voelde het als een mogelijk veroordeling tot gekte. Ik liep rond met een gedrevenheid vooral niet knettergek verklaard te willen worden. Dus ik had me ingeschreven voor de toelatingstest voor de vereniging Mensa, vereniging voor hoogbegaafden. Test gedaan. Ik kreeg een brief thuis dat ik 139 had gescoord, net een punt te weinig want 140 was de norm. En dat stond statistisch gezien voor intelligentste twee procent van Nederland. Deprimerend nieuws leek me in eerste instantie want de test mag maar één keer per jaar gedaan worden. Echter bleek dat de mensen met een score van 135 tot en met 139 een hertest mochten doen. Daar scoorde ik intelligentste één procent van Nederland, het leek mij in getal van ongeveer 150 tot en met onmeetbaar. Want als je alle vragen binnen de gestelde tijd goed hebt 127
beantwoord dan is jouw I.Q. niet te meten. Het verguldde me maar teleurstelling kwam wederom want het werd niet geloofd. In mijn omgeving keek men bedenkelijk. Iemand die briljant is en later knettergek wordt, is in eerste instantie superintelligent en briljant. Iemand die eerst knettergek is en later een hoge score op een I.Q. test haalt blijft eigenlijk gewoon voor eens en voor altijd knettergek. In Amerika zet je het op je C.V. en wordt het positief gezien en hier in Nederland wordt het nog net niet ontkent. Het zij zo, het weten te weten dat ik dat ben is wat ik me afvraag. Net als het idee om een hormonenkuur aan te vragen ten tijde van mijn opname en depressie. Waar kwam dat vandaan? Overigens denk ik dat mijn misbruik mij behouden heeft voor een biseksueel leven. Nogal intelligente mensen kennen het gevoel dat heteroseksualiteit en homoseksualiteit dicht bij elkaar ligt. Door de intelligentie is het seksuele bewustzijn meer gedifferentieerd. John Nash van de film a Beautiful mind leidde in het echt een biseksueel leven (briljant, schizofreen, nobelprijswinnaar). Met Christien had ik een sluimerende mogelijke conflict situatie. Ik was verslaafd geraakt aan leven met onrust en mogelijk gevaar in mijn hoofd. Mijn gedachten rijmden nooit met die van haar. Collega’s promoveerden naar de buitendienst. Nieuwe kwamen ervoor in de plaats. Ik bleef zitten. En ik hield de onrust aan wanneer soortgenoten gevoelsmatig te dichtbij kwamen en ik werd aangesproken op mijn vertroebelde gevoel voor andere mannen en ik kameraadschap en seks niet uit elkaar kon houden. Het is de tijd dat ik wekelijks elke vrij- en zaterdag naar de bedrijfskroeg ging en mezelf 128
volledig liet vollopen. Samen met collega’s gingen we altijd zuipen. De tweede val was in de maak maar anders dit keer. Het kende spanning maar geen angst voor gevoelens. De onzekerheid zat hem in wat gaat de toekomst me brengen? En dan met de gedachte; nee ik wil niet terugvallen, ik wil door naar de toekomst. Een vastlopen op analyses.
6.
Het was zo’n ochtend waar realisme jou in het ootje neemt. Ik had bedacht dat ik Christien eens wat moest verduidelijken ten aanzien van het positieve leven. Ik wilde haar ‘helpen.’ Op een morgen kwam ik op kantoor en merkte dat ik, op haar na dan, de eerste was en dacht na om de stoute schoenen aan te trekken. Haar ‘goedemorgen’ klonk echter zo vlijmkoud dat ik even rust op de plaats nam, mijn computer aanzette, en doorpakte. Met een knokkel op de openstaande deur kwam ik binnen en zat zowat in dezelfde adem tegenover haar. Te laat dus zei ze: ‘neem plaats.’ Na wat beleefdheden begon ik met dat ze mij kon vertrouwen als ik zou zeggen dat ik al een hoop meegemaakt en gezien had. Ze begreep niet waarom ik dat zei. Het was het eerste signaal dat ik had moeten stoppen, maar ik zag dat aan voor eigen lafheid en dat wilde ik niet en pakte dus door. ‘Af en toe denk ik wel eens; die Christien heeft de dingen nog niet helemaal in balans, weet je 129
wel?’ Ze begon boerig te lachen en vroeg of ze het goed gehoord had. Ik begon te hakkelen en in te zien dat ik een vergissing had gemaakt. Ze stelde voor het gesprek te vergeten. Ik herhaalde dat ik het belangrijk vond en dat ik haar uit ervaring zou kunnen helpen met wat analyses om het een en ander wat positiever te zien. ‘Met wat?’ klonk dieper dan ik haar ooit gehoord had. Positief zijn en enthousiast uit de hoek komen wist ik nog op te lepelen. Ze stond op en vertrok voor de ochtendmeeting, geslagen liep ik erachter. Haar punt bij de ochtendmeting was dat we veel en meer moesten bellen. En dat we ’s ochtends en ’s avonds moesten overwerken. Ik vroeg het woord en zei dat het heel goed mogelijk moest zijn om binnen de gestelde tijd de werkzaamheden te kunnen doen. Dat het met positivisme te maken had en dat je beter acht uur positief kon zijn dan bij wijze van spreken tien uur geïrriteerd. Waarna ze in haar paperassen rommelde, een papier in keek, en vroeg waarom mijn verkoopcijfers dan zo slecht waren. Daar had ik niet aan gedacht, die konden inderdaad beter. Ik vroeg wat het ermee te maken had, dat ik van de dag geniet met de gedachte; wat vandaag niet is komt morgen wel. Dat betekende volgens haar dat ik vandaag ging goedmaken wat ik gisteren te weinig had verkocht. Waar ik weinig op in te brengen had behalve: ‘met positief genieten uiteraard.’ Met een bek die voelde alsof ik een slok azijn genomen had. Realiteit en ik begonnen uit elkaar te groeien. Niet zozeer het feitelijke als geld en materiële zaken maar gevoelsmatig. En andersom ook; mijn hier en nu 130
gedrag met wat ik uitdroeg en suggereerde kende geen bewustzijn. Met vrouwen kon ik amper een normaal gesprek voeren. Ik stond grimmig tegenover ze en altijd met gebalde rechtervuist. Alsof ik ze elk moment in elkaar kon timmeren of dat ik dat vroeger gedaan had. Want dat hoorde of voelde ik mezelf suggereren, dacht ik. Een bescherming van mijn pik. Een controle. Blijf er met je poten vanaf! Wijs er zelfs niet naar! Opmerkelijk want de andere variant in mij was geïnteresseerd zijn in elke vrouw die ik tegenkwam. Als het initiatief bij mij lag dan kon ik communiceren, nog steeds zonder echte herkenning te kunnen geven, moest ik anticiperen dan werd ik grimmig. Had een vrouw interesse in mij dan zei ik ja tot het moment dat het serieus werd en verkocht ik een onverbiddelijk nee maar trok me thuis wel af op het gevoel dat ze me gegeven had. Het doorpakken naar echt lijfelijk contact was iets waar ik mezelf niet naar kon dwingen. Ik was bezig om mezelf op de analyses, waarmee ik in de inrichting geholpen was en een manier van denken geworden was, vast te draaien om de echte herbeleving van mijn misbruik uit te stellen. Lulu kwam uit Purmerend. Ze was aangenomen om ons in administratieve zin te ondersteunen. Haar man was doodgeschoten en zij was met klein kind overgebleven. Verschrikkelijk drama. Uit empathie kon ik niet handelen naar haar. Wat ik deed was tijdens een meeting met het team met mijn hand een pistool nadoen en vervolgens naar Lulu mikken en overhalen. Ik had het niet in de hand. Een ander in mij deed het. Lulu deed eerst of ze niks door had en even later stond ze te huilen. Ik verexcuseerde het naar mezelf dat ik dat had moeten doen zodat ze er doorheen zou gaan en het 131
beter zou kunnen verwerken. En omdat ik zelf met een missie naar de toekomst was. Een druppel realiteitsbesef sijpelde nog net wel naar mijn bewustzijn. Tegen alle vrouwen knikte ik ja en tegen mijn moeder nee. Een handeling die ik niet eens bewust deed en zeker ik me niet van afvroeg waarom dat was. De vrijdag kwamen we bij de uitgang om vijf uur samen en vertrokken naar een typische bruine kantoorkroeg. Heel het kantoorleven dat rondom de kroeg gesitueerd was, kwam daar vrijdag ’s avonds zuipen. Je gaat zo eens nadenken. Ik had al werk, opname achter me, dronk weer een biertje, en bedacht dat een vaste partner het plaatje compleet zou maken. Dat hoerenlopen begon te vervelen. Het begrip op een oude fiets moet je het leren sloeg bij mij niet aan. Als je weet wat je wilt dan is het genoeg, leek me. Ik had er een handje van om vrouwen uit te kiezen die mij niet het echte gevoel gaven. Aan onzekerheid had ik een broertje dood. Die stap kon ik niet maken want ik had de echte herbeleving niet gedaan dus besloot ik die over te slaan. Marleen was het lekkere wijf van TransMedia. Blond, aantrekkelijk, rank maar geil. Die leek me wel geschikt. Even praatte ik wat en ik dacht; ik laat haar even naar een ander gaan want dan denkt ze dat ik volwassen ben en zag die avond haar niet meer terug. Rinus en Lars bleven het bier aandragen. De kroeg was stampvol. Voor mijn gevoel had ik van de massa menigte drie man gelokaliseerd en herkend. Stomdronken stapten we rond sluitingstijd in mijn auto en scheurden weg. Zaterdagochtend werd ik wakker met een volle kop maar gelukkig zonder de echte kater. Ik deed mijn dingen, lekkere douche, koffie, boterham, sigaret etc. en 132
werd getroffen door totale paniek. Ik probeerde namelijk aan mijn voor- en achternaam te denken. Een lacherige gedachte van; hoe heet ik ook alweer? Echter kon ik niet op mijn naam komen. Wat ik ook bedacht, het kwam niet. Het vreemde is dat ik angstig een uur op mijn bed gelegen heb en niet een keer aan de mogelijkheid dacht even op een brief of bankpasje te kijken. Uiteindelijk kwam het besef en haalde ik het pasje uit mijn portemonnee. Daar stond het: Pete Chinaski. Tijd om in actie te komen want ik had dit soort bewustzijn gezien bij de jongens van de afdeling lange opname. De mannelijke volwassen geest kent drie stadia van ontwikkeling. Seks dan eten en dan moeten. Het zijn drie door alcohol gedreven driften die bevrediging zoeken. Seks is duidelijk, met eten bedoel ik het samen gevoel. Het delen van emoties. Het moeten is een vreemde eend in de bijt. Het betreft gehoor geven aan wat je moet doen en jij niet daaraan kunt ontkomen. Een dwangneurose veroorzaakt door de werking van alcohol op de lever en daardoor op de geest; creëert een moeten identiteit. Zaken die gedaan moeten worden. Werken en verantwoordelijkheden nemen. Om eraan te ontsnappen drinkt men in het weekend alcohol waardoor de dwanggedachte niet gevoeld wordt of niet aanstuurt, de dag erna komt het sterker terug. De drie stadia zijn lagen die van de persoonlijkheid afgaan. Als een ui die lagen verliest. Achtereenvolgens leeft men voor de seks, vervolgens voor het eten, en dan voor het moeten.
133
De zaterdagvond besloot ik naar de hoeren in Utrecht te rijden. Ik vond ze eerlijk, als je eerlijk binnenstapte, kreeg je vaak een eerlijke behandeling. Dat je klant bent en zij eraan verdient en dat zij niks erbij voelt maar dat ze jou wel kan helpen de goede richting in te gaan. Naïeve fantasieën over mogelijke echte liefde, dat is waar ze hard op reageren, kende ik ook, maar toen was ik in een dierlijke, eerlijke fase. Klant dus. Want laten we eerlijk zijn: met een psychose in je kop maak je weinig klaar. Ik in ieder geval niet. Sommige soortgenoten zijn in een psychotische fase wel in staat om contact met vrouwen te maken en die vrouwen vinden dat dan gevoelig en zo, juist die gasten vertrouw ik niet of ze wel eerlijk in hun geaardheid zijn. Maar dat hebben vrouwen niet door: een persoon zoals ik is dan de homo in het verhaal en de andere niet. Maar ik wilde dus gewoon mijn off load, en stond op de Utrechtse kade te staren naar een ranke, slanke, Thaise achter een raam van een woonboot. Ze was geil opwekkend, gitzwart lang piekerig mooi haar, en met zwarte lak laarzen tot over de knieën. En terwijl ze passanten stond te lonken, zag ik haar af en toe snel kijken naar mij, waarin ik herkende dat ze het ergens wel leuk vond om zo’n idioot te zien staren, die dat niet van zichzelf door had. Moet gelijk denken aan de meest deprimerende opmerking die ik in mijn leven heb gehoord. Het kwam van een Nederlandse hoer en luidde: ‘Nu moet je wel snel gaan komen, schat, want anders kan je bijbetalen.’ In de kamer van een woonboot in Utrecht zag ik allerlei SM materiaal. Leren dingen hingen aan de muren, zwepen, maskers, zwarte vibrators, zwarte dingen met spijkerkoppen etc. Ik 134
maakte duidelijk voor het gewone werk te komen, ze was namelijk erg aantrekkelijk. De Thaise wist me op stoom te krijgen, denk niet aan een staander hard als hout, nee, gewoon hard volume, erectie, ik deed mijn ding en haar benen waren lang en lenig en zij sloeg ze om mijn middel en haar hakken voelde ik priemen in mijn benen, wat me gek van idioterie maakte. Want ik voelde een anale drang naar binnen gekeerd. Dit verontrustte me en dat legde ik uit dat vrouwen van mij weten dat ik homo ben. We waren klaar. Zij deed haar topje aan en zette zich scherp in de spiegel en ik lag op mijn buik na te denken. Opeens kwam ze op me liggen, het was een heerlijk koel lijf-aan-lijf gevoel, en dit is wat me verontrustte. Ze begon met haar kut, waar een lingerieslipje omheen zat, tegen mijn kont aan te rijden alsof ze een pik had. Ik vond het niet normaal om het heerlijk te vinden maar dat was het wel. Dacht iets als; vrouwen weten wanneer mannen homo zijn want ze kunnen bij mannen naar binnen kijken. Elke keer die gedachte homo te kunnen zijn begon me in die tijd goed de keel uit te hangen. Ik groeide naar besef eerst de herbeleving te moeten gaan voelen om zo van mijn dualistische karakter af te komen.
135
7.
In de Staatsliedenbuurt had ik een appartement één hoog weten te regelen. Grote kamer, keuken, slaapkamer, badkamer en een berging op de vierde verdieping, die door de vorige eigenaar tot slaapkamer getransformeerd was. Mechteld keek onwerkelijk toen ik vertrok. John zat vast. De rest van het team nam mijn actie naar Lulu niet in dank af en had me veroordeeld zonder te vragen aan mij hoe dat zat. Het punt is, als je niet iets direct aan mij zegt of vraagt, voel ik wel dat je misschien iets anders bedoelt te zeggen, maar zal ik er nooit op in kunnen spelen. Ook als ik dan thuis erover nagedacht had, denkende te weten wat de ander dan bedoeld had, was ik nog steeds niet in staat het punt aan te snijden wanneer ik die persoon dan weer zou zien. Kortom: ik was dus niet in staat om aan te geven dat ik niet zo ben en dat dit helemaal niet uit mijn eigen persoonlijkheid voortgekomen was. Dus was ik de persoon die dit soort vergissingen dingen expres deed. Ik werd anders aan gekeken en iemand zei het zo: ‘Vroeger vond ik je wel aardig, maar ik heb me flink verkeken op je.’ Alcohol had mij weer uniepolair gemaakt. Het is alsof je op één hersenhelft moet functioneren. Eenzijdig waardoor een goede drang een twist krijgt. Het maakte een drang te willen overleven aan. Ik had vanuit het alcohol gevoel een denktruc bedacht om toch mijn dingen te kunnen doen die ik moest en wilde bereiken. Om het bepalende van een beschadigde lever in mij te 136
neutraliseren, had ik bedacht om alles wat ik wilde bereiken met een andersom gedachte samen met het dwangmatige woord moeten in mijn geest proberen te ontladen. Simpel voorbeeld. Ik wil te hard moeten rijden. Wanneer ik in mijn auto zat en deze gedachte bewust geparkeerd had in mijn onderbewustzijn reed ik niet te hard en kreeg ik geen bekeuring. Wat mij kenmerkte is dat ik altijd eerst schade moet oplopen voordat ik aan herstel ging denken. Twee overgangen kent een mens op weg naar de volwassenheid. Ten eerste rond het twaalfde jaar de overgang naar lichamelijke seksueel volwassen en ten tweede het adolescentieproces rond het eenentwintigste jaar. Getallen waar symboliek aangehangen kan worden. Om mezelf hoog te houden alsof ik echt die weg bewandeld had, had ik twee gedachten gemaakt waar ik mezelf aan vast probeerde te houden. Een tweede identiteit had ik gecreëerd en verklaarde die als eigen: als van een volwassen man die het leven eigen was. De eerste gedachte was om mijn eenduidigheid te kunnen nastreven. Het luidde: Ik ben donderdag de dertiende, god van de donder, woorden zijn gewoon woorden en cijfers zijn gewoon cijfers. En de andere was: Ik ben nummer eenentwintig, enkel en alleen om de tijd te geven, zelfs als je er te laat aan begonnen bent, heb ik nog tijd voor je. Je bent het of je bent het niet. Om inhoud aan anderen te kunnen geven. Denktruc met het woord moeten gebruikte ik voor alles, ik merkte dat het me acceptatie en een vorm van rust gaf. Een drang om mezelf als klaar voor de liefde te verklaren, een identiteit door alcohol aangemaakt, waar
137
ik het bewustzijn niet van had dat het een zelfverklaring was. Ik had bedacht; ik wil zo slecht mogelijk moeten verkopen. Omdat ik niet in contact was met twee hersenhelften en ik het gevoel had dat een ander mij geen verkoopsucces gunde bedacht ik de manier van denken. Dan dacht ik; dan kan het alleen maar meevallen. Daarmee behield ik een bepaalde opgeruimdheid en een manier van werken die niet gehinderd noch geblokkeerd werd of zou worden door anderen. Het had nog niet bijster goed gewerkt met tegenovergestelde resultaten en dus goede verkoop. Het enige wat het deed was de verkoopdruk ontladen. Het besef dat ik door anderen richting een psychiatrische inrichting gedreven zou kunnen worden maakte mij voorzichtig en op eieren lopen. Ergens was ik er van overtuigd dat een ander voor mijn leven keuzes kon maken. Op een gewone werkdag rond tien uur. Twee collega’s hadden voorgesteld de ochtendkoffie in de pentry te gaan gebruiken. We liepen weg en ik werd door Christien staande gehouden. Of ze een momentje met mij kon hebben. Na de koffie ben je de eerste was mijn reactie. Nee, het moest nu. In haar kantoortje sloot ze de deur, dat betekende geen luchtig onderwerp. Ze kwam met de mededeling dat ze het gevoel had dat het tussen ons niet boterde. Haar drank van de avond was sneller weggelopen dan ze verwacht had, concludeerde ik. Ze wist dat het een scheve uitkomst zou hebben en was daar elke dag toch weer verbaast en vervolgens geïrriteerd over. Ik ontkende alles en zei van geen vervelende spanning tussen ons te weten. Verbaasd zei 138
ze: ‘Valt jou niks op?! De manier zoals we communiceren!?’ Mij viel op dat ze dingen uit een ver verleden op een indirecte manier zei. Dingen die niet geraden mochten worden. Daarom rookte en dronk ze. Vrouwen hadden op mij een naar binnen kerende invloed gekregen. ‘Nee, mij valt niks op.’ In de pentry werd bevestigd dat ik de indruk had dat Christien chagrijnig was. De anderen lachten en zaten te praten en ik luisterde en dacht ineens aan dat in vieren gevouwen a4tje dat ik toen eens op het kussen van mijn bed in de Sinaï had gevonden. Ondanks mijn niet geïnteresseerd zijn had hij toch iets geschreven voor me, met zijn Frankenstein kop. “Een mens in een psychose voelt zich als een kameleon in het web van een gigantische spin. De gevoelsruimte die hij nodig heeft om te kunnen leven heeft hij niet en krijgt hij ook niet. Hij leeft als een haai. Een haai beweegt direct na de geboorte en stopt niet met bewegen tot het dood gaat en als het gedwongen wordt te stoppen met bewegen sterft het. Hij zal zich nooit geaard voelen.” Ik had het toen een paar keer omgedraaid om te checken of dit het enige was wat erop stond. Zo had ik me toen gevoeld. Mijn verkoopcijfers van die dag waren goed genoeg om niet een afbrander te krijgen en dat was de voornaamste drijfveer geworden. En altijd om half vijf het kantoortje ingaan, pas nadat iemand met slechtere cijfers geweest was. Bij de avondmeeting zei 139
Christien dat we teveel voor onnodige dingetjes naar de buurman of een andere collega holden. Er werd teveel onderling geluld en gekletst. Ik vroeg het woord en herhaalde dat goed in je vel zitten de sleutel tot verkoopsucces was. Dus als een gesprekje met je buurman jou een goed gevoel geeft dat je dan ook beter gaat verkopen. Een punt van mijn wijsvinger zette ik op de top van een duim van dezelfde hand en draaide rondjes met: ‘Want verkopen is eigenlijk niets anders dan overdragen van gevoelens, en dat is een praatje met de buurman maken ook. Dus lijkt het me niet verstandig hiermee op te houden.’ Christien bedankte me, ging er niet op in, en sloot de dag af. De week verliep gelukkig zonder al teveel situaties. Vanuit mijn woning had ik de onderbuurman op de stoep gezien. Een Amsterdamse boerenlul. Het kon me wat. Die vrijdag was de laatste keer dat ik dronken zou zijn. Sindsdien heb ik vijftien jaar misschien vijf glaasjes alcohol gedronken met tussenpozen van jaren. Ik liep alleen maar mijn instinct achterna. Marleen had me al eens aangesproken toen ik even een broodje ging eten en dat voelde speciaal. In de bar zocht ik haar op en mijn innerlijke kracht was hard en sterk. We raakten aan de praat en ik gaf instinctief, indirect, en onbewust mijn bedoelingen aan en sloeg haar licht aan. Op een gegeven moment stond ze mij met rode glansogen geil aan te kijken. Het enige wat ik hoefde te doen was haar te vragen mee te gaan. Alsof ik spelbreker wilde zijn en haar eerst wilde opgeilen en dan afwijzen zei ik nee en vertrok. Achteraf dacht ik dat ik gesuggereerd had haar de beurt van de nacht te geven. Of wat het ook mocht zijn. Waarom zei ik 140
op zo’n moment nee? Ik probeerde mijn denktruc er een controlegevoel over te geven want mijn onderbewustzijn had mij in de afwijzende actie geleid. Masturbatiemateriaal had ik voorlopig wel even genoeg.
8.
Op dat moment begon ik een drang te krijgen mij ergens aan vast te kunnen klampen. Iets dat me overtuiging gaf dat de toekomst in beeld was en niet dat ik weer moest herbezinnen. Een non acceptatie sloop in mij. Het beeld dat een sociale omgeving als familie zich weer gaat bemoeien met jouw ziele roerselen kon ik niet weerleggen. “je bent toe aan medicatie.” “Ga eens praten met een psychiater.””is het misschien beter dat je jezelf weer laat opnemen?” En dan op zo’n kindvriendelijke toon, alsof je een down syndroom hebt of iets dergelijks. Ook wel wetende dat dit niet leuk voor je is. Ik twijfel er nog steeds niet aan dat er ook mensen bij zijn die dat soort dingen zeggen en erbij denken: gelukkig ben ik het niet, of; dat hoeven ze niet tegen mij te zeggen. Dus nee, nu ga ik door, dacht ik, ik ben voor de toekomst en anders niet. Dus hadden Rinus en ik bedacht naar de sportschool te gaan. In sportkleding die te lang in de kast gelegen had, kwamen we de ruimte met apparaten binnenwandelen. Het was geordend en overzichtelijk. De ruimte was rond en de apparaten stonden in een 141
cirkel met een tussenruimte naar de wand toe. Een groot apparaat waar je van vier kanten verschillende oefeningen kon doen, stond in het midden van de cirkelzaal. Alles wit. Harde, volle, warme bass disco muziek klonk door de speakers. Ik keek door het glas van een deur en erachter werd aerobic beoefend. Winnie was de lerares en een soort Indo, atletisch figuur, en lekker wijf. Ik besloot haar tot mijn toekomstige vrouw te verklaren. Mooie borsten had ze en alles was in een klinische, gezonde omgeving. Hier ben ik vertrokken naar de toekomst, dacht ik. Ongeveer vijfentwintig mensen, voornamelijk vrouwen, liepen naar de achterkant van het kleine zaaltje en pakten een step en namen hun plaats weer in. Wij vertrokken en gingen fietsen. Rinus was niks opgevallen. Ik draaide de trappers rond en bedacht dat het allemaal goed ging komen. Op weg naar een psychose de liefde mislopen is op de weg terug er wel klaar voor zijn, leek me. Ze had met hoge stem, kinderlijk enthousiast, commando’s gegild. In gedachten zag ik het voor me en wist dat ze nog een soort van maagd was. Perfect. Die is voor mij. Ik gaf me op voor onbeperkt aerobic. Manpower was op donderdagavond van zeven tot acht, rest van de week voor iedereen. Ik zag haar als de ware en dacht dat in symbolische zin dat alcohol het getal vijf moest hebben. Ik wist dingen zonder dat ik wist waarom ik ze wist. Ik wist dus al een tijdje dat ik haar zou gaan ontmoeten. Ik was blij verrast. De donderdagavond had ik mijn eerste les. Ze nam de leiding, gilde hoog boven de ritmische discomuziek uit, de groep deed gedwee en tegelijkertijd de oefeningen. Ze had alle bewegingen eigen gemaakt. We maakten oogcontact, ze lachte besmuikt. Het was 142
armen strekken, stapbewegingen maken, over step springen, rondbewegingen maken etc. Iedereen toekomst gefocust. Ja, herhaalde ik in gedachten, ik heb mijn wereld toch nog gevonden. En ze gilde: ‘En nu naar voren en op de step stappen en hou je armen gestrekt!’ Waardoor ik niet zag waar ik stapte en half op de step terechtkwam en gelijk mijn enkel verzwikte. Ik had nog geen last van een zenuwziekte in de ruggenmerg of iets dergelijks. Met een hinkende act begaf ik me naar de deur. Ik voelde een arm om me heen en ze vroeg: ‘kan ik je helpen?’ Ik vertelde dat het wel ging en nam plaats op de bank in de gang. Zij haastte zich terug naar de zaal om de les te vervolgen. Bart was erbij komen staan, stagiair, lange jongen, blond haar in een gevlochten staart, dikke lange lege lul in zijn broek. Duidelijk zichtbaar en in slappe toestand. Zo’n type dat niet bang voor zijn vrouwelijke kant was. In al zijn bewegingen was het te zien. Hij vroeg hoe het gebeurd was, en ik legde uit. De ware vijf zou ik haar kunnen noemen. De werking die alcohol op de lever heeft en zodoende op de geest. De uniepolaire vrouw in mezelf. Toen dacht ik dat Winnie koestering van mijn pik in haar had. De overgave aan het zwakke, tijdloze seks waar alles ontspannen zou zijn en goed. Zonder angst. Ik lag op de bank en iedereen bleef weg en het interesseerde me geen reet. In een onafzienbare tijd was ik zes dagen per week aan het aerobiccen. Sport maakt een stofje aan in mij en vervolgens moet ik elke dag sporten. Ik vraag me wel eens af of het op latere leeftijd een verlamming kan veroorzaken. Elke avond na het werk. Na de training stond ik aan de bar, die uitzicht gaf op de trap waar iedereen na 143
de training vanaf kwam. Winnie kwam elke keer naar beneden en ik kon mijn ogen niet van haar losmaken. Zolang ze maar in de ruimte was vond ik het goed. Nu weet ik waar de twist vandaan kwam waardoor ik altijd uit twee vrouwen de verkeerde koos en wilde hebben. Als een vorm van claimen. Toen had ik niet eens door dat iedereen door had hoe geobsedeerd en kansloos ik was. Ik dacht echt met de enige ware gedachte bezig te zijn. Het gaf me een gevoel van euforie. Alles wat ze zei of zoals ze keek zag ik als een bevestiging. Ik vroeg haar een keer mee uit en ze zei nee. Nee: zag ik als een voorbode dat ze uiteindelijk wel ging toegeven. Het was nog net geen stalking want ik probeerde haar niet in privé sfeer op te zoeken. In een droom liep ik naar het huis waar ik na de periode met Luke had gewoond: het huis wat mijn vader had gekocht. Voor het huis was een akkerland. Aan de overkant liep ik naar een hoek van het veld. Maïs planten waren rijp om geoogst te worden. Vlak voor me was een lijkenkast met lijkenlades die aan twee kanten geopend konden worden. Ik stapte in een openstaande lade, de lade ging dicht, aan de andere kant stapte ik uit en was ineens Winnie geworden, en waadde door het groene veld naar het huis.
9.
Aleyda was echt, iets over de dertig, strak en echt in haar lichaam, ongeveer 1.60 m lang, grote appelborsten 144
en Latina dikke mooie ronde kont, caramel kleurige huid, zwart haar, grote bruine ogen, open gezicht. Altijd in lingerie en een simpele en eenvoudige toch niet goedkoop uitziende ketting om haar nek. Ik kende haar al van voor mijn opname. Een lekkere hoer waar ik een goed gevoel mee had. Een verslaving leert zich moeilijk af. De avond ervoor was ik er weer geweest: goed klaargekomen en die ochtend op mijn werk had ik de beslissing gemaakt te stoppen met roken. Tijdens de ochtendmeeting zat Christien driftig aantekeningen te maken, ik hield me afzijdig. In de ochtend had ik mijn plan te stoppen met roken bijgesteld. Ik nam me voor om niet meer te roken als ik alleen was. Niet meer in de auto, niet meer thuis, maar wel op mijn werk. En dat de volgende stap dan zou zijn helemaal stoppen. Zo is het uiteindelijk ook gelukt. Stoppen met roken is afkicken. Je probeert tien pogingen die mislukken en de elfde lukt. Waarom? Omdat je tien mislukte pogingen hebt gehad. Het is een weg van via mislukte pogingen naar mentale versterking tot het moment dat het wel lukt. En de poging die wel gaat lukken krijgt vrij snel besef ervan. Na een paar dagen wist ik met zekerheid dat het stoppen dit keer wel definitief zou zijn. En ik moest bij Christien komen. Ze begon poeslief met vragen als: ‘zit je lekker?’ en dergelijke, en kwam toen met de mededeling dat ze mijn pauze geklokt had en geconstateerd had dat ik niet vijftien maar zeventien minuten gepauzeerd had. Dat ze mij scherp in de gaten ging houden en dat ik niet oké was, dat ik bij mezelf te rade moest gaan. Woedend verliet ik het kantoortje. De symboliek die ik uitdraag is om aan te geven dat een beschadigde lever zijn denkwerk veroorzaakte 145
en dat ik toegroeide naar het niet meer kunnen ontkennen van de herbeleving van mijn misbruik. Wat ik ten allen tijden probeerde uit te stellen. In mijn dagelijkse gang voelde ik me een kind onder kannibalen. De ‘vrouw’ in mij was geanalyseerd en met de ‘homo’ in mezelf was ik absoluut nog niet in vrede. Het gevoel van het vrouwelijke in mezelf was door de alcohol in mijn hersenen samen geplet tot niets. Naar binnen gekeerd. In de slaapkamer van mijn hersenen sliep ik met een man, mijn slaapkamer was smerig en moest opgeruimd worden. Mijn verkopen waren die dag goed genoeg en om vijf uur legde ik mijn sigaretten in mijn kastje en vertrok. In de daarop volgende dagen hadden Christien en ik nog wat discussies gehad met de rest van het team als publiek. ‘Pete, we zitten hier, Stefan en ik, namens TransMedia, en ik heb de twijfelachtige eer om jou een officiële waarschuwing te geven. Jouw gedrag is niet meer te tolereren,’ zei Christien. Ik keek naar Stefan en zag dat hij zijn bakkebaarden liet staan. Mijn gedachtemotor draaide op volle toeren. Eerst een paar denktrucs. Ik wil kwaad moeten worden, ik wil uit mijn slof moeten schieten, ik wil me moeten laten kennen, bedacht ik ter plekke om het spanningsontlading te kunnen meegeven. Stefan knikte naar mij van nee als; ik zit er slechts als getuige bij. Christien vervolgde met: ‘We schijnen samen niet door een deur te kunnen. Je neemt veel te lange pauzes en je zit tussendoor constant in de pentry. We willen dat je dit ondertekent.’ 146
Dat betekende dat ze me konden ontslaan als ik te laat zou zijn. Dat ze controle over me zou hebben. Echter kon ik me niet veroorloven slapende honden wakker te maken, die op zouden duiken als ze gehoord hadden dat ik ontslagen was. Je hebt als werkloos zijnde weinig weerwoord tegen mensen die jou in de geestelijke ziekenboeg willen hebben. Qua volwassen persoonlijkheid is het getal dertien het mooiste priemgetal dat er is. In symbolisch opzicht zit in de optelsommen een voor en een achterkant. De voorkant is je buik, pik, gezicht en de achterkant je rug en kont. Ben je van de voorkant een acht dan ben je van de achterkant een vijf. Of een zeven en een zes. Een tien en een drie etc. Iedere volwassene past in dit plaatje. Een zeven is een type dat open staat voor goddelijke relativering. Een acht heeft het donkere macabare van het leven eigen gemaakt. Een negen heeft de liefde verkocht voor het samen gevoel. Een tien is een sporter die de relativering en betrekkelijkheid kent, met als achterkant een echte drie. Elf is vooral zichzelf. Twaalf een harde werkende vrouwenhater. Een alleman man. En dertien, mijn persoon, is buiten en heeft alles achter zich gelaten. Zo bestond mijn wereld van analyses. Ik geloofde er oprecht in. Ik vroeg of ik er onder voorbehoud bij mocht zeggen. Dat mocht. Ik schreef het erbij en ondertekende het.
147
10.
Zangles ter voorbereiding tot demo’s of audities was de hoofdtekst van een advertentie die mijn aandacht getrokken had. Om mij te kunnen concentreren op het aerobic en op Winnie, had ik mezelf ziek gemeld. Even een week of twee rust en de dingen op orde brengen. Zangles leek mij ideaal inpasbaar. Positiever kan bijna niet. Quint woonde centrum Amsterdam, een doorgesnoven, positieve, grachtengordel schijtlul. Bij cokesnuivers krijg je nooit je vinger erop gelegd en dat is precies de reden waarom ze er niet mee ophouden. De tweede, of derde les deed hij mijn zangoefeningen na en voor hoe het wel moest. Geremd in mijn enthousiasme zijnde interpreteerde ik het dat ik nog niet mijn eigen positieve volwassen geest gevonden had. Bewustzijn dat een ander dit misschien wel door zou kunnen hebben begon zich aan te dienen. Hij was een soort intellectueel, gestudeerd, niet afgemaakt, in zijn woning dingetjes die een volwassen sfeer van stadse gelatenheid moest weergeven. Een onbeduidende wereldkaart aan de muur. Koffie zette hij met een tinnen kan van rond 1850 of weet ik het van wanneer. Gespeende authenticiteit maakte het interieur. ‘Oké, proberen we het op een andere manier,’ zei hij toen mijn zingen zonder neusgeluiden totaal mislukte. Hij riedelde wat op de piano. ‘Tohohohohomaaaaaat,’ zong hij voor. ‘Tohohohohomaaat.’ ‘Nee, tohohohohomaaaat. Je moet de a meer laten uitademen.’ 148
‘Tohohohomaaat.’ ‘Ja, nu is het beter.’ ‘Ik moet even inkomen natuurlijk.’ ‘Dat is logisch, maar we hebben de tijd.’ De keer ervoor had hij tegen mij gezegd dat ik er één onder zat. Dat ik het wel goed hoorde maar verkeerd nazong. Daar had ik over nagedacht en was tot de conclusie gekomen dat het klopte. Zo voelde het ook. Zangles maakte een prettige stemming aan. Binnen dertig seconden ging ik van praten naar intens zingen. Alleen de overgang viel behoorlijk tegen. Zo gingen we een tijdje door. Ineens stond hij naast me. Ik had last van een bekende kwaal. Ik stond constant naar beneden te kijken tijdens het zingen, naar mijn tekstboek met noten. En hij had wel gehoord dat ik het in me had en dat ik consequent in mijn verkeerde toon was. Zo gingen we anderhalf uur door. Aan het eind spraken we voor donderdag af. Winnie had aangekondigd een week naar New York te gaan. Ik was er niet gerust op. Intern had ik gesolliciteerd op medewerker buitendienst. Auto van de zaak, op bezoek bij de klanten etc. Ik bleek een zes, en zeker geen vijf te zijn, maar ze zochten een zeven of een acht. ‘Dus, keep up the good work.’ De kale van telesales achtste verdieping had al wel vijftien keer op buitendienst gesolliciteerd. Ik hoorde dat Leon zichzelf van kant had gemaakt. Zware jongen met zonnebrilglazen bril die werkte in de buitendienst. Met de bedrijfsauto was hij naar het huis van zijn ex gereden en zichzelf vol met pillen gegooid. De auto draaide nog toen ze hem vonden. Het irriteerde me dat iemand met werk en sociale mogelijkheden zelfmoord had gepleegd. Ik reed naar de hoeren in Utrecht. Ik ging naar Aleyda toe en vroeg af of ik weer aan een man zou 149
denken als ik klaarkwam. De denktruc: Ik wil aan een man moeten denken als ik klaarkom, kwam in mijn geest. Ze was een van de beteren die ik ooit gehad had. Altijd op subtiele manier lonkend met haar kont, die een beetje naar het raam toegedraaid was, en ondertussen kijkend naar je. Altijd was ze bezig om de beste hoer te zijn. Ik kwam een keer en toen was ze een artikel over seks aan het lezen, dit om een nog betere hoer te kunnen zijn. Nederlandse hoeren waren verwend. Ze wisten dat ze een beter leven hadden kunnen leiden. Als klant wist je dat ook. Bij buitenlandse hoeren probeerde je dat duidelijk te maken. Die wilden je dan niet horen. Er was geen beter, er was alleen het hier en nu, en als je hen in het hier en nu niet hard kon naaien, was je ze niet waard. En zo was het ook. Zuid-Amerikaanse hoeren hadden altijd gelijk. Ze konden niet tegen je liegen, dus praatten ze maar niet. In plaats van liegen, hielden ze van je. Alleen kreeg ik daar nooit een volle paal van. ‘Hai schat, hoe is het met jou?’ Breed lachend stond ze in de deuropening mij op te wachten terwijl ik de steigerplank af liep. ‘Kom snel binnen, buiten is het zo koud!’ Ik was binnen en ze kneep zachtjes in mijn kruis. ‘Oeh lekker, en hoe is het met mijn vriend.’ Ze praatte Nederlands alsof je haar bijles wilde geven. ‘Oeh, zal Aleyda je eens lekker verwennen met je grote jongen.’ Eerst ging ik naakt op mijn rug liggen en kwam zij met haar blote borsten boven me hangen en wreef ze er lekker snel mee over mijn borstkas. Ze was mooi, klein, en hard. Maar wel vol. Ze was zo echt dat je bijna niet kon geloven dat ze een hoer was. Ik kende haar nog van de periode dat ik zonder levensherkenning kwam. Dus ook niet met de verkeerde herkenning. Ik zag bij haar mijn geld nooit. Ik gaf het haar en even later wist ik niet waar ze het had neergelegd. Daarna deed ik mijn ding en hoe ik als klant wilde zijn, zo was zij. Maar je 150
moest wel komen en jezelf over de streep werken ook als het niet ging. Dat kon ik wel waarderen. Vandaar dat ik ook altijd terugkwam. We waren nog niet aan het neuken. Ik had mijn twee honderd gulden afgegeven. Daar dacht ik dan aan als ik met haar bezig was zodat ik nooit helemaal tot volle glorie kwam. Hoe lekker ze ook was. ‘Oe is het met kleine banditoe met de grote jongen, alles goed?’ vroeg ze, nadat hij weer eens niet helemaal omhooggekomen was. ‘Ja hoor, alles is goed,’ zei ik. Lekker zelfs, dacht ik erbij. De ware vijf was van mij en ze wist het. Ik had haar bestraald voordat ze wegging, om mijn gedachten gerust te stellen. Ik had Winnie bestraald zodat ze zich niet meteen aan alle kanten liet neuken als ze uit het vliegtuig stapte. Deze gedachte probeerde ik vast te houden zodat ik een week later met ons spel verder kon gaan. Ik wilde niet te laat op zangles komen. ‘Zullen we anders iets met zijn tweeën gaan doen,’ had ik tegen Aleyda gezegd, terwijl ik met spanning op mijn gezicht op mijn rug lag en mijn kop van het matras probeerde te houden en naar haar keek terwijl ze me aan het pijpen was. Er stond meer spanning op mijn gezicht dan op mijn lul. Ik viel met mijn hoofd in het kussen. ‘Kom op, laten we gaan neuken!’ had ik mezelf daarna enthousiast horen zeggen. Maar wat er nou te neuken was, wist ik niet. Ik sommeerde haar op haar rug en probeerde mijn halve paal in haar te steken wat nog lukte ook omdat ik wist dat, als ik eenmaal op haar lag, ik zou gaan proberen om mijn tong in haar mond te duwen. Dat deed ik altijd als ik boven lag. Dan probeerde ik haar te pakken. Zij wist altijd wanneer ze niet wilde kussen. Altijd als ik boven lag en het een beetje ging. ‘Oe lekkere jongen, met je grote jongen.’ Ik zocht koortsachtig naar hoogtepunten in mijn sekscarrière. De pijn deed de rest. 151
‘Zullen we even hondjes?’ Ik had haar het liefste anaal willen pakken terwijl ik haar ondertussen van achteren in elkaar ramde. En ik dacht, terwijl ik om me heen keek: aan welke glimlachende man denk ik nu weer als ik klaarkom. Met Quint ging het nog een tijdje door. Een keer liet hij me nog een nummer vertalen. Maar dan zo’n vervelend nummer over liefde waar ik niks mee had. So in love with you/Nat King Cole. Ik probeerde het regel voor regel te vertalen. Hij pretendeerde nog wat kennis te hebben over psychose. Hij had ook wel eens niet lekker in zijn vel gezeten. Onvergelijkbaar. Ik was weer terug bij af en klaar voor een psychiater of zelfs een opname. De weg naar mijn psychose had ik op vergelijkbare manier in een herhaling wederom zo bewandeld: het echte gevoel proberen af te sluiten omdat ik voorvoelde dat de onzekerheid te groot zou zijn. Ik neem aan dat je wel begrijpt dat het met werken, alsmede met de liefde, en met het sporten niet gelopen was zoals ik van tevoren had bedacht. Het gedeelte Winnie heb ik erin verwerkt omdat ik denk dat mijn psychose in chemisch opzicht ooit gecreëerd werd door de neurose gericht naar de liefde in samenhang met een trauma uit het verleden. En ik dit vanuit een uniepolair gevoel komende weer opzocht. Denkende door dat uniepolaire gevoel dat ik met de weg terug bezig was. Het was een soort instinctieve verliefdheid van binnenuit bezien, met een alcoholhek ervoor geplaatst. Wist ik veel dat het een andere oorzaak had.
152
Deel IV: Tweede Probleem
1.
Mijn nieuwe appartement was eerste verdieping van een huis met drie bewoonde verdiepingen. Een bedrijf in Chinese kruiden op de begane grond. De achtertuin was volledig overkapt. In het begin leek alles rustig. Mijn lamellen aan de voorkant had ik altijd dicht om zo de overburen geen inkijk te geven. De woonkamer was donker. Op een gegeven moment had ik vijftien muizenvallen uit gezet. In een paar dagen allemaal dichtgeklapt. De eigenaar van begane grond nam geen aansprakelijkheid want hij verhuurde het. De vierde verdieping kende twee bergingen en dan mijn extra slaapkamer. Ik verhuurde het aan een student met gebruik douche eerste verdieping. Pien woonde op de vierde verdieping en was gepensioneerd psychiatrisch verpleegkundige. Maar dan zo’n type die gekozen had voor een beroep waarbij ze zo zelf niet patiënt hoefde te zijn. Al haar hele leven vrijgezel en ik vermoedde een onverwerkt verleden waar mogelijke geestziekte in zou kunnen schuilen. Wanneer je een onverwerkt trauma hebt en voor destructie hebt gekozen dat naar geestziekte geleid heeft, dan geeft dat ook aan dat je van jezelf houdt. Een anti liefde. Ze begon te klagen over de geluidsoverlast van de vierde verdieping. Ik stelde in mijn gelijk te staan. Een principekwestie en vroeg de huurster op haar geluiden te letten maar de kiem was 153
gelegd. Tito kwam eens langs en stond in mijn woning mij verrot te schelden met dat hij de gemeente zou gaan bellen. Dat het verboden en asociaal was. Ik was verhard in mijn angsten en voelde waakzaamheid opkomen en ten allen tijden voorkomen dat de huurster zou moeten verdwijnen. Dat gingen ze niet winnen. Astrid van de tweede verdieping koos partij voor Pien en Tito. Dit is een proces over een paar jaar wat ik even beschrijf. Mijn “sociale vaardigheden” werkten niet in mijn voordeel. Ik kwam eens thuis na een enorme hoosbui en Astrid had de brandweer gebeld en die hadden de deur van mijn vierde verdieping ingetrapt. Huurster was het weekend ook weg. Zogenaamd omdat de brandweer een lek moest verhelpen. In de ochtend werd eens hard op mijn voordeur gebeukt. De Politie had een tip gekregen dat ik marihuana op de vierde verdieping zou telen. Astrid vertrok naar Libanon om Arabisch te studeren. Ik onderschepte een brief van het UWV geadresseerd aan haar. Het bleek dat ze van een uitkering leefde en wekelijks een sollicitatiebrief moest in leveren. Waar ze had gesolliciteerd etc. Een kennis vulde dat in, bedacht wat sollicitaties door haar gedaan, en vervalste haar handtekening. Ik zag een mogelijkheid haar terug te pakken. Een anonieme brief stuurde ik naar UWV afdeling fraude met dat ze in Libanon zat. UWV kwam in actie en mevrouw moest de studie onderbreken en terugkeren naar Amsterdam. Ik bleef ontkennen er meer van te weten. Tot dag van mijn vertrek is de situatie gespannen gebleven. Wel wist ik tot het eind een huurster aan te houden. Ik zelf zat ook bij UWV en de sportschool belde waarom ik niet meer kwam. Ik zei ze dat ik geen zin 154
meer had en voelde het als een nederlaag. Gegniffel aan de andere kant van de lijn voelde ik in mijn botten en in gedachten zag ik ze de slingers ophangen en een feest geven om te vieren dat ze van me af waren. Angst om opgejaagd te worden en om keuzes te moeten maken die ik niet wilde nemen, kreeg grip op me. Van herbeleving van mijn trauma was geen sprake. Angsten waren gecompromitteerd in mijn hersenen waarin geen ruimte voor bewustzijn aanwezig was om ze in kaart te brengen. Ik keek niet meer naar buiten naar mensen om mijn gevoel aan te kunnen koppelen. Mijn ogen waren volledig naar binnen gekeerd. Ik begon mijn lichaam van binnen te zien. Bewust moest ik denken aan mijn lever, heupen, benen, pik en kont. Maar van binnen bezien. De geheelonthouding wilde ik doorzetten en werd ik fanatiek in. Alcohol zou nooit meer een genotsmiddel worden. Wanneer ik toen mijn hersenen een middel gaf om te kunnen vluchten en een teruggrijpende kracht mij in de macht kon nemen, gebeurde het altijd. Als bij een verslaving waar het lichaam bepalend voor de geest is. Wilskracht heeft er geen grip op. Een kindman ziet met alcohol alles te echt. Die erkenning maakte ik. In drogisterijen vond ik homeopathische middelen. De hormonenkuur die ik in de inrichting had gekregen had een receptor in mijn hersenen aangemaakt. Als een helft van een cirkel. Een stopcontact in mijn hersenen waar een stekker ingeplugd kon worden. Ik merkte dat als ik een homeopathische kuur gebruikte dat het op die helft, dat stopcontact, werkte en in totaal mij energie gaf voor de dag vandaag en ook om naar de dag van morgen te kunnen kijken. Zo heb ik in de loop der jaren 155
homeopathische pillen gebruikt voor doorbloeding benen, voor ontspannen ogen, voor werking op de prostaat, alles wat me aansprak nam ik voor een kuur van drie weken of vergelijkbaar. En nog steeds hebben dergelijke natuurlijke producten een energie en kracht bevorderend effect op me. Als ik het gevoel heb dat in mijn bewustzijn de dag van gisteren zich aandient en ik geen vertrouwen heb om mezelf aan anderen te geven en vervolgens volgegooid ga worden met chemische medicatie, gebruik ik iets. Vooruitlopend op de makkelijke commentaren en adviezen van de sociale omgeving. B12, Omega 3 pillen, vitamine D3, de voorwaarde is dat het natuurlijk is. Geen chemische die zelf aanstuurt maar enkel die het systeem zelf laat bepalen hoe de pillen opgenomen worden. Een manier van gebruiken zonder bijwerkingen. Op de muziek vooruitlopen. Uit voorzorg besloot ik niet naar de omgeving toe tot inkeer te komen. Vandaag de dag ben ik bij vitamines uitgekomen. In het masturberen leek warempel verbetering te komen. En van heteroseksuele porno werd ik nog steeds zo geil als een beer maar de anti climax leek gelardeerd. Een combinatie van de lekkere geile snol waar ik aan dacht en het mannengezicht. Dat was altijd iemand uit mijn directe omgeving, die ik recentelijk ergens gezien had. Een persoon heeft een identiteitscrisis. Hij of zij komt uit de periode en maakt gevoelsmatig weer contact met het lichaam. De kin gaat op de borst en er komt erkenning en vervolgens maakt men contact met de buitenwereld, met de ander. De ontkieming van het vrije kindgevoel in de persoon. Een geestziek persoon 156
heeft een beschadigd orgaan dat tot een geestziekte geleid heeft. Chemische medicatie maakt dat hij het niet meer als problematisch voelt en de bedoeling is om contact met de ander te gaan maken. Echter heeft deze geestzieke persoon niet het belichaamde gevoel gehad. Waardoor het eigenlijk een in stand houden van staren over het water is geworden en niet zo ervaren wordt vanwege het symptoom bestrijdende effect van de medicatie. Hierin is psychologie met gebruik van medicatie ergens een wassen neus. Wanneer iemand op een zaterdagavond XTC neemt dan geeft dat een euforisch en goed en blij gevoel. De dag erna komt de rekening in de vorm van een terugslag. MDMA, de grondstof van XTC, is ooit in de psychiatrische ziekenhuizen geïntroduceerd geweest. Het werd aan depressieve patiënten gegeven. Chemische medicatie tegen geestziekte vandaag de dag kan over twintig jaar illegaal zijn. Het is gevoelsmatig op rekening leven. Mijn voornaamste argument ertegen is dat een gevoel niet te koop is. Het hier en nu als de uitgangsbasis nemen en accepteren en vanuit daar op natuurlijke manier verder gaan, is altijd een betere oplossing. Om slapende honden voor te zijn en omdat ik besefte dat ik te kleingeestig was, omdat mijn bewustzijn niet in staat was mezelf in sociaal opzicht staande te houden, meldde ik mezelf aan voor praattherapie bij een psychotherapeut van het, toen nog RIAGG, in Amsterdam. Het verleden had een magnetiserend effect op me. Het voelde alsof ik wanneer met drang vooruit te lopen door een blokkade probeerde te gaan. Dat ik niet voor- maar achteruit diende te lopen. Lopen had een 157
uniepolaire emotie gekregen. Van één hersenhelft. Internet had me in de greep en ik vond syndroom van Asperger dat vaak met een hoge intelligentie gepaard gaat. Ik herkende mijzelf in de symptomen en wist van mezelf dat ik het had.
2.
Het oude RIAGG Amsterdam was op een gracht vlakbij de Leidschestraat. Ik geloof dat het op de Keizersgracht was, in ieder geval vanaf het Leidscheplein niet de eerste gracht. Bulut Erdogan was mij toegewezen. Ik had me keurig volledig geregistreerd en men had mijn dossier opgevraagd. En wat ben je dan? Een therapie recidivist. Dan krijg je niet de beste therapeut maar degene die wat tijd over heeft. Bulut zat er voor de Turkse patiënten. Ik heb naar mijn gevoel zo’n dertig gesprekken gehad. Ik zat zo vast als een huis maar in de angst voelde ik wel een zekere stelligheid waardoor ik onbewust weer besloot niet te bewegen en te veranderen. Bulut was een therapeut met geaarde vergelijkingen. Hij strooide met Turkse wijsheden als Oost west thuis best etc. Over met een schop in de aarde werken op de heuvels aan de rivier en boten die voorbijkwamen. Na een tijdje had hij mij opgebiecht zelf depressief geweest te zijn, het liet zich niet moeilijk raden, ik had al zo’n beeld van hem. Hij gebruikte antidepressiva. Een snor en kort haar in een scheiding 158
en zo’n typisch vierkant Turks hoofd. Alles breed. Als ik zeg dat hij een wandelende vrouw in een mannenlichaam was, krijg je dan een beeld? Zijn haar leek alsof een pruik op zijn hoofd was vastgelijmd. Voor de vorm bezocht ik hem maar stelde me wel serieus op. Zolang je bij de therapeut in gesprek bent, kan je in ieder geval van zorg mijden niet beticht worden. Wat ik bedacht had over werken. Weet je wat het grote probleem is? Je zou kunnen zeggen dat mijn vrije leven, mijn genietende leven, van nul tot zes jaar is geweest. Vanaf mijn zesde leven ben ik ingesteld geraakt op een ander. Toen begon mijn overlevende manier van denken. De basis 0-6 jaar is later te klein om een volledige baan aan te kunnen. Geloof mij, ik heb het een aantal keren geprobeerd, maar mijn instabiele persoonlijkheid nekt me elke keer weer. Of ik dit nu met medicatie of zonder doe maakt niet uit. Een ander geniet spelenderwijs van het leven zo tot zijn twintigste jaar en kan dan zonder moeite een volledige baan aan. Ik kan het harnasleven niet aan. Vertrokken bij Transmedia. Ik werkte toen parttime voor de Weekbladpers (o.a. voetbal international) en laat ik niet gaan vertellen hoe dat was maar ook daar had ik sneller vijanden gemaakt dan voor mogelijk. In goede bedoeling kreeg ik het die periode voor elkaar om zo’n beetje de hele wereld tegen me te krijgen. Het was administratiewerk en telefoon opnemen. Wel heb ik een paar interlands gezien omdat VI sponsor van Oranje was en dan gratis kaarten kreeg. Die werden op de afdeling verdeeld waar ik een van de weinige mannen was. Met Mark van de postkamer ging ik om en om naar de wedstrijden. Het was een jaar 159
contract en het hield me van de straat. Het besef dat ik mijn ‘werk’ zelf moest gaan maken kwam naar me toe. Het RIAGG (nu Mentrum) zat in een oud grachtenpand met kantoorgangen met laag tapijt op de grond en houten deuren in fletse kleuren en kantoormeubilair dat niet bij elkaar paste. Lichamelijk contact kon ik niet velen en het idee geaaid te worden bracht me in een staat van woede en paniek waar ik moeilijk mezelf goed bij kon houden. Ik lag in mijn bed en trok aan mijn lul en het klaarkom moment kwam, dat is een stuiptrekking die zich aandient, en op het moment suprème dacht ik aan mijn moeder. Verbijsterd dacht ik erover na. Ik kon het niet geloven. Bij Bulut begon ik met: ‘Wanneer een vrouw besluit mij te verleiden dan keer ik altijd naar binnen.’ Wat ik bedoelde. ‘Ik praat met een vrouw, ik ben gevoelsmatig op de uitkijk, vrouw zegt van nee, uiteindelijk gaat ze overstag, ze opent haar gevoel, en ik keer vervolgens naar binnen en kan geen contact meer maken. Ik heb geen grip meer op het hier en nu bewustzijn. ’ Wat ik voelde. Daar had ik nog niet eens over nagedacht dus ik maakte ervan gefrustreerd en dat het me machteloos maakte. Op een gegeven moment denk je te weten wat de therapeut wilt horen. Wat je werkelijk denkt ligt niet meer in je bereik. Je zit daar de tijd van de therapeut te verdoen. Dat was realistisch, echter was ik het toch niet eens met de manier zoals het zich ontwikkelde. Hij zat altijd aan zijn bureau en draaide zijn stoel en maakte
160
dan contact met mij die over een meter of vier op een bank zat. Een prettige afstandelijkheid. ‘Ik neuk binnen, dat is mijn probleem.’ ‘Je neukt binnen?’ ‘Je weet wel; naar binnen gekeerd.’ ‘Nee, ik heb helaas geen idee.’ Ik gaf aan het zo te voelen en besloot het niet te meer te gaan uitleggen. Het leek me toch zo duidelijk en begrijpelijk als wat. Hij stelde voor om wat medicatie te nemen. Dat was niet de eerste keer. Een aantal keren had ik geweigerd. Ik wilde bewijzen dat het niet in chemische medicatie zat en nam het voorschrift mee naar de apotheek. Het doosje met neuroleptica legde ik in een la en suggereerde aan Bulut in de volgende gesprekken dat ik ze nam. Althans dat was het plan maar ik kon het niet voor me houden en vertelde hem met onverholen trots dat ik ze lekker niet nam. ‘Want ik ben namelijk geen proefkonijn.’ Bulut toonde even lichte irritatie en trok snel naar zijn professionele gezicht. Waarover ik het wilde hebben. Over dat ik bij vrouwen altijd de één wil en de ander niet. Dat ik me niet kan zetten om voor de lelijke te gaan. Hoe dat kwam, wilde hij weten. ‘Dat weet ik dus niet,’ was mijn eerlijke opmerking. We gingen erop in en ik liep vast omdat ik het niet duidelijk onder woorden kon brengen: voor Bulut bleef het onbegrijpelijk. Tijdens pauze op het werk bij de Weekbladpers had ik De Telegraaf bij me en weigerde het tweede katern uit te lenen omdat ik deze eerst zelf wilde lezen. ‘Als ik ze uit heb dan gebruik je het van mijn part als toiletpapier maar eerst lees ik de hele krant zelf.’ Justine (55) had het persoonlijk opgepakt en iedere vrouw van 161
het administratie team had over mij het oordeel klaar en de teammanager zat de dag erna in de pauzeruimte en vroeg het tweede gedeelte te lezen. In een moment van twijfel besloot ik het voor een keer uit te lenen. Justine zat naast hem en als een winnaar te glimlachen. Ik kwam bij Bulut en er zat in zijn kamer een psychiater mij op te wachten (Bulut was zelf niet gemachtigd medicatie te kunnen voorschrijven). Ze had positie gekozen zo dat het de bedoeling was dat ze van links op me in zou kunnen praten. Tegen mijn haren in en naar de zwakke hoek, zo voelde ik dat. Ik zette mijn stoel zo neer dat we recht tegenover elkaar zaten. Ik had dus medicatie nodig, blablabla, en ik weigerde. Ze probeerde me nog eens te overtuigen maar ik hield mijn poot stijf en vertelde te denken dat ik het syndroom van Asperger had. Ze liet een kleine glimlach zien van; ah de arme stakker denkt dat hij Asperger heeft. Ze vertrok en ik bleef met Bulut over. Hij luisterde naar mijn betoog over dat ik naar binnen gekeerd vrouwen interpreteerde. Hij begon over dat Asperger. Ik meldde dat ik de symptomen had bestudeerd en mezelf erin had herkend. Hij vroeg ernaar en ik wist er van de vijftien nog twee à drie. ‘Ik zou graag een test willen doen of ik dat heb.’ Bulut dacht na. ‘Bestaat zo’n test?’ ‘Er is een team dat gespecialiseerd is in autisme.’ ‘Daar zou ik dan graag een gesprek willen hebben.’ ‘Er is een onderzoeksbureau dat een meerkeuze vragentest zou kunnen afnemen.’ ‘Dat lijkt me prima.’ 162
‘We doen het als volgt; jij krijgt je test. Blijkt uit de test dat Asperger uit te sluiten is, dan ga je medicatie nemen, en doe je dat dan niet dan stoppen we met de behandeling.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat ik mijn tijd wil besteden aan patiënten die wel willen veranderen.’ Het leek me redelijk en ik stemde in. Op een kantoortje op de Overtoom zat ik twee dagen allerlei tests in te vullen. Drie weken later had Bulut de resultaten. Het bleek niet uitsluitbaar maar uit de test was ook een hele rits van diagnoses tevoorschijn gekomen. Van schizofrenie tot weet ik weel wat voor een stoornis. Dat leek mij onmogelijk uit een meerkeuze vragentest te kunnen concluderen. Ik kreeg een gesprekje bij het autiteam van twintig minuten. Autisten of mensen met een autistische stoornis hebben een hekel aan oogcontact. Ik dus ook, daar had ik me in herkend. Maar je wilt maatschappelijk geaccepteerd worden dus ik had mezelf aangeleerd naar iemand zijn wimpers te kijken. Dan valt het niet op dat ik geen oogcontact maak. Echter had ik dit niet gemeld bij het gesprek op het auticentrum. Na een kwartier zei de vent met de wallen onder de ogen en de zwarte zegelring dat hun budget volledig opging aan kinderen met de stoornis. In ieder geval besloot Bulut toch de therapie te stoppen en ik besloot het zelf te gaan doen en mezelf naar genezing te gaan brengen. Alles was op eigen inzicht.
163
3.
Een midlife crisis komt eerder voor bij mannen. Rond vijfenveertigste jaar gaat men twintig jaar terug in de tijd. Nu wel met geld. Een Harley Motherfucker Bad Boy is the way to go. Leren broek, spijker-, cowboylaarzen, bakkebaarden, eventueel aangevuld met een Stetson. Een herhaling van gemiste identiteit ten opzichte van die van twintig jaar geleden. Op vijfentwintigjarige leeftijd terug naar zes is echter wat de geest niet aankan. Het is wel de reden waarom ik geen midlife crisis gekregen heb rond vijfenveertigste. Dat gevoel kende ik al twintig jaar. Nu op mijn zevenenveertigste er al bijna doorheen. Een zekere emotionele stilstand twintig jaar geleden is vergelijkbaar. Maar ook nu op mijn zevenenveertigste kan ik twintig jaar terugkijken en mezelf zien die ineens de traumaherinnering op Koninginnedag krijgt. Dat geeft het een bipolair gevoel. Een rust die zijn intrede kan doen. Is het proces van een psychose rond twintigste jaar vergelijkbaar met het proces wat iemand in een midlife crisis doorgaat? Is de genezing van een psychose definitief wanneer je het tot plusminus vijfenveertigste jaar hebt volgehouden zonder chemische medicatie? In het verhaal ben ik ongeveer vijfendertig jaar oud. Bezig met doorlopen en proberen het oerinstinct om gepamperd te willen worden te weerstaan en niet in een boemerang cirkel terug de inrichting in te lopen. 164
Vreemd want de opname was niet bepaald lollig. Een hersenpijn die minder wordt en het lijkt alsof jij eigenlijk de pijn terug wilt hebben omdat je je afvraagt of je het een en ander wel goed uit geanalyseerd hebt. Iets dergelijks. Ik had boodschappen gedaan, lekker weertje, naderde de woning en zag een vent schaven aan een deur die op twee onderstuttende klapsteunen op tafelhoogte lag. Pien had iemand gevraagd iets aan de piepende voordeur te doen. De amateur had compleet de deur gesloopt. De deur ging amper open en dicht. Of ik mee wilde betalen aan een nieuwe deur. ‘Rot een eind op vervelende schijthoer!’ Pien in de wiek, doorgebeld aan Tito, en die vervolgens schreeuwend aan de deur. Klotezooi. Die nacht had ik een droom waarin ik mezelf met pik en ballen naar binnen het lichaam zag. Alsof ik op de plaats een zandvorm had van pik en twee ballen van de kant waar het zand moest komen. Hol en leeg. Een groep depressieve mensen kregen antidepressiva, dat dachten ze, de helft kreeg namelijk placebo’s. Na een week of zes beweerden de placebo’s dat de depressie verdwenen was. In een ander onderzoek kregen de helft van de depressieve mensen gele antidepressiva en de andere groene. De gele kleur schijnt een beter gevoel te geven en dit bleek in de resultaten. Een vrouw van in de vijftig gebruikte chemische medicatie tegen geestziekte. Ze kwam dertig kilo aan, ging amper de deur uit, altijd thuis, wallen onder haar ogen en een zieke chemische glans op het gezicht. Op verjaardagen probeerde ze steevast al haar kennissen aan haar pillen te praten. Dat ze er zo gebaat bij was. Hoogst onwerkelijk. Coca Cola was eens betrapt 165
op een verslavend middel in het drankje te hebben gegooid. Pepsi is een anderhalf jaar grootste cola merk van de wereld geweest. Hoe zit dat met chemische medicatie? Op een gegeven moment zag ik in dat een psychose het best te beschrijven is als een balbot in de hersenen waar een groot vierkant vanaf gebroken is. Je weet wel zo’n spiegelbal aan het eind van een hondenbot die je bij de slager haalt. Chemische medicatie legt er een gaasje op maar er hoeft maar iets te gebeuren of het wordt door geprikt. Doe je het zonder dan groeit er eelt op. Want met of zonder medicatie zal het nooit meer zijn echte natuurlijkheid terug krijgen. In lichamelijk opzicht vergeleek ik het met rond de navel door midden gezaagd te zijn. Onder en bovenlichaam niet in contact met elkaar. ‘Wie betaalt, bepaalt,’ zegt men dan, doelende op de geestelijke gezondheidszorg. De reguliere gezondheidszorg wordt steeds minder vergoed. Geestelijke gezondheidszorg op de totale gezondheidszorg heeft in Nederland het hoogste percentage van de wereld. De overeenkomst in Nederland is dat het vaak behandelingen zijn met verschillende soorten medicatie die allemaal voor een vrij lange tot zelfs levenslang gebruikt dienen te worden. De andere overeenkomst is dat ze allemaal enkel symptoombestrijdend zijn. Stopt men ermee komen vaak de klachten sterker terug. Op de lange termijn is chemische medicatie hersenbeschadigend en is dat alleen al reden er niet meer mee te kunnen stoppen. Echter de rekening ligt steeds meer bij de patiënt. Behandelingen die een andere insteek hebben 166
dan symptoombestrijding worden in Nederland totaal niet vergoed en aangeboden. Terwijl ze in andere landen wel door overheid erkend worden en in het verzekeringspakket zitten. Moet het tegenwoordig in Nederland dan niet zijn: wie bepaalt, betaalt? Geheelonthouding, dus geen destructiemiddelen, kreeg mij in de greep en ik voelde een gebeten fanatisme in mij ontstaan. Je kunt met emoties op rekening leven maar de rekening vooruit betalen kan ook. Zo zag ik mijn niet roken en geen alcohol drinken. Ik denk de enige manier om na een psychose zonder medicatie te kunnen genezen. Mijn beschadigde organen kregen de gelegenheid te herstellen en hun natuurlijkheid terug te vinden. Een zoeken naar belichaming van de geest. Dat ik mijn lever en longen niet meer bewust voelde. Met kijken naar de dag van morgen totdat ik de herbeleving van mijn trauma aan zou kunnen. Ik dronk liters water, koffie, en cola light om de haard van mijn blaas aan te houden. Woede komt uit de blaas had ik ergens gelezen. Om te kunnen blijven relativeren hield ik het waterende systeem in werking. De therapeut denkt alleen nog maar aan welke medicatie hij kan voorschrijven en legt dit voor aan de psychiater. Die biedt geen keuze in medicatie die het systeem laat bepalen hoe het op te pakken. Het zelf uitvogelen leek mij de weg iets zinvols met mijn leven te kunnen gaan doen. Thomas Szasz is hoogleraar psychiatrie aan de universiteit van Syracuse. Hij gelooft niet in geestziekten. Dus ook niet in medicatie. Hij vindt psychiatrie de meest destructieve kracht waar de mensheid de afgelopen honderd jaar mee op de proppen is gekomen. In de eenkennige en ietwat burgerlijke 167
Nederlandse cultuur zou zo’n persoon nooit van zijn leven een hoogleraarschap kunnen krijgen. Chemische medicatie geneest niet. Dat feit wordt door de behandelaar voor de patiënt als te accepteren bepaald. Mijn leven werd in dienst van mijn blokkades proberen op te heffen en mijn weg erkenning te laten krijgen.
4.
De veranderingen rond twaalfde en eenentwintigste jaar in het leven van een mens hielden me toch meer bezig dan ik had gedacht. In de inrichting was ook een kinderafdeling: in een apart gebouw met een aparte ingang, we zagen die patiënten nooit. Wel heb ik eens van buiten door de ramen van de gedeelde ruimte staan kijken, leeg niemand aanwezig, echter vond ik het verkillend en wilde niet denken hoe en waardoor patiënten hier terecht gekomen waren. Sommige patiënten worden geestziek na het twaalfde jaar en sommige tijdens of na de adolescentieperiode. De chemische huishouding verandert rond twaalfde jaar van binnen uit en tijdens het adolescentieproces aangestuurd door prikkels van buiten. Mijn theorie was dat voor dat de geestziekte zich aandiende, tijdens of na de adolescentie, men een pijn had aan een bepaald orgaan. In mijn geval de lever. Ik leefde in een roes dus de pijn bracht mij niet tot 168
nadenken. In principe is het dan zo dat je twee levers hebt, de echte lever in het lichaam, en de gedachte aan de lever (pijn, zeurderig) in je geest. Dat kan je als twee helften zien. Wanneer de lever gezond is dan voel of denk jij niet aan de lever. In het klein zou je kunnen zeggen dat betreffende de lever jij een geestelijke uittreding hebt. Het bewustzijn van de lever kan verdwijnen wanneer de lever zich herstelt en jij vervolgens er niet meer aan denkt. Dat uittredende orgaangevoel geeft extra denkruimte in de geest. Die denkruimte ontwikkelt zich tot een geestziekte waarvoor jij naar de therapeut gaat. Ik had het bedacht vanuit mijn ongeluk met de Oswalds en ik ervan overtuigd was dat ik zonder longen- en leverbeschadiging ik nooit de uittredende ervaring had gehad. Dan had ik belichaamd mijn oordeel doorstaan. Ik geef het voorbeeld van de lever maar ik denk dat het volgende beter uit te leggen is met orgaanpijn aan alvleesklier, maag, blaas etc. Want wanneer jij een extra denkruimte door orgaanpijn aan de alvleesklier, of door een slecht functionerende hebt die een geestziekte geworden is, dan heeft alcohol hier een bepaalde functie in. Die vervelende denkruimte kan namelijk aanvoelen als geblokkeerd, als achter een muur, en die muur wordt veroorzaakt door de werking die alcohol op de lever heeft en vervolgens op de geest. Mijn gedachte was dat de lever belangrijk is in de analyse van geestziekten tijdens of na adolescentieperiode ontstaan. En dat eigenlijk alle geestziekten die in dit tijdframe ontstaan zijn, door organen in het lichaam veroorzaakt werden. Ik sommeerde mezelf om van geheelonthouding een levensstijl te maken en te vertrouwen op herstel en 169
door te lopen en ervoor te zorgen altijd energie in de dag te hebben en naar de dag van morgen te kijken. Ondertussen had mijn huurster opgezegd. Ik kreeg een nieuwe die verslaafd bleek te zijn. In mijn naïviteit dacht ik dat de brieven van de Regenboog (verslaafdenzorg) aan haar geadresseerd waren vanwege dat ze er werkte. Ik zei het zelfs nog eens: ‘Oh, je werkt zeker bij de Regenboog.’ Een vent kwam naar de voordeur en schold door de brievenbus iedereen verrot. Omdat we hem er niet in wilden laten terwijl hij beweerde mijn huurster te kennen. Astrid wilde de Politie bellen, hij vertrok weer. Mijn huurster ook, hield het niet lang vol. Pien beweerde dat ze in de dakgoot gelopen had. De huurster erna had een campinplee op de vierde verdieping neergezet. Die vertrok ook maar liet wel de plee achter. Een klotsende en vol met schijt zittende campingplee heb ik van trede tot trede over vier verdiepingen naar beneden getild. Constant bezorgd of ie niet uit mijn handen zou glippen. Snel een nieuwe huurster geregeld. Je zette een advertentie en je mailbox stroomde vol met reacties. Gelukkig een normale. Met Lars van TransMedia had ik contact gehouden. Hij had via de huisarts Viagra geregeld en of ik er een paar wilde kopen. Hij moest geld maken om zijn cocaïne/pillen/GHB verslaving te kunnen financieren. En ik de geheelonthouder. Samen met Rinus gingen we met zijn drieën stappen in Amsterdam. Eerst een Viagra. In een kroeg heb je het gevoel alsof je met zeebenen rondloopt en je twee kokosnoten en een lantaarnpaal in je broek hebt zitten. Je krijgt blosjes op de wangen en je pik voelt aan als vol met bloed maar niet in een constante erectie. Dat komt pas als daar een 170
prikkel van buiten bij komt. Prettig. Ik vond het een solide gevoel aan de avond meegeven. Stevig met je poten in de klei. Niet dat het tot enig succes bij de vrouwen leidde. Het masturberen daarentegen ging uitstekend, geen anticlimax!
5.
Ik heb het wel eens met een man over depressies gehad. Hij leed eraan en vooral in de winter. In de zomer was hij goed geluimd echter de zomers werden steeds slechter dus dat was van korte duur. Zijn ziektebesef was dat hij het glas als halfvol had te zien, vanuit persoonskracht, en niet: ‘Ik heb zo’n schijthekel aan de herfst.’ Maar genieten van verval, van de herfstkleuren, het kleurrijke proces van bladeren die naar beneden vallen en meer van dergelijks. Hij had de weg van de antidepressiva genomen. Ik legde hem uit dat je best een schijthekel aan de herfst mag hebben en dat je je daar al zeker niet schuldig over moet voelen. Want anders blijft het een interpretatiegevecht, waar de therapeut, de farmacie, en de apotheker geld aan verdienen. En jij belijder van het geloof psychologie bent. Symptoombestijding geeft een leven lang gevecht tegen interpretaties. Na de witte broodweken van chemisch medicatie gebruik, kickt het in en het wordt gevoel een strijd. Met hormonen wordt het: ‘Godverdomme ik heb zo’n schijthekel aan de herfst en ik wil het weten ook!’ 171
geen zelfverloochening maar erkenning van zoals je het voelt, en het in kracht dragen en ertegen kunnen. Het weerhoudt je niet van de dingen te doen die je wilt doen. En het is veel goedkoper. Het begint bij het glas halfleeg zien. Pretenderen dat je in zo’n situatie het glas als halvol ziet is jezelf verloochenen. En zorg dat je actief bent in jouw gevoel van half leeg en het wordt vanzelf halfvol. Een geestziekte zegt eigenlijk dat de persoon niet de kracht heeft het probleem zelf op te kunnen pakken. Vanuit acceptatie van zwakte kan men voor symptoombestrijding kiezen. Waar ik toevallig tegen aan gelopen ben is de hormonenkuur die mij de persoonskracht gaf om mijn probleem zelf op te pakken en in een actief doe leven te gieten. Vanaf 2000 tot het jaar 2009 heb ik voorlichtingen voor de stichting Pandora gedaan: op scholen, ROCs, in Psychiatrische instellingen, voor gespecialiseerd personeel. Ik ging ernaartoe en vertelde hoe drugs je leven kunnen bepalen. Het is op rekening leven. En de rekening terugbetalen kan zelfs een levens lange periode zijn. Het is bepalend voor het leven. HTP5 is een product dat het systeem aansturing geeft serotonine aan te maken. Antidepressiva gaat uit van het principe van aanwezigheid van serotonine en dat ze niet goed genoeg in het systeem vrijkomen. Het gebrek eraan kan depressies veroorzaken. Psychiaters moeten keuzes bieden. ‘Wil je aan symptoombestrijding doen of aan aansturing van het natuurlijke systeem? Wil je sterker worden en actief jouw probleem de tijd geven? Hoe wil je behandeld worden?’ Ieder moet dat voor zichzelf bepalen. Nu bepaalt de geestelijke gezondheidszorg die keuze. 172
Ik gaf bij mij thuis privéles Nederlands aan buitenlanders. Ik had bedacht dat ik zelf mijn weg moest zien te vinden en schreef detectives. Dan mijn voorlichtingen dus en op maandagavond in een buurthuis vrijwilligerswerk Nederlandse taal aan asielzoekers en illegalen. Daar kwamen later nog twee avonden bij. Resumerend mijn psychose: traumakamer met herinneringen aan kindjaren + alcohol en drugs/beschadigde organen + ongeluk (uittreden) + drang naar de onbereikbare liefde= psychose. Ergens ben ik ervan overtuigd dat als ik het ongeluk met de Oswald niet had gehad dat ik dan op een andere manier mijn uittreding had gehad. Het onderbewustzijn is sterk en onoverwinnelijk en als het onderbewustzijn ergens op aanstuurt dan gebeurt het meestal. Bij verstek was ik veroordeeld en kon niet meer instappen in de volwassen liefdes trein. Die trein had het station verlaten. Daarvoor was ik te laat. Welke trein dan wel? De trein waar alle vaderliefdes zitten. Jaflan was tweeënveertig jaar oud en ze kwam uit Uulan Baator Mongolië. Wij hadden in de Burger King op centraal station te Amsterdam afgeproken. Ze sprak drie woorden Nederlands, vijf Engels, en vloeiend Mongools. Ze had zwart haar, Mongoolse trekken, droeg een rugzak, en zat angstig naar voren gebogen op een stoel in de lege ruimte. Het was hartje zomer dus geen mens te bekennen. In eerste instantie had ze me geen herkenning willen geven omdat ze dacht dat ik kwaad was, ‘Nee hoor, dat is mijn gewone gezicht, meer niet,’ had ik toegevoegd met een lachje waarbij te zien was dat het me ergens niet lekker zat. Het eerste kopje koffie op het Leidseplein was er één van weinig woorden en veel zwijgen. Een half uur later vertrokken beide partijen naar huis en een paar dagen later belde ze op. 173
We spraken af en een kleine drie weken later woonde ze bij mij in. Ze bleek illegaal te zijn, uitgeprocedeerd, en had net een aantal maanden in de gevangenis gezeten omdat ze gepakt was voor zwartrijden in de tram. Ze werkte van ’s avonds acht tot ’s ochtends negen voor E 4,50 per uur in een illegale werkplaats/fabriek. Jaflan bleek een dochter te hebben Nengneng. De eerste keer dat ik haar zag was ze zestien jaar oud en woonde ze vijf jaar in Nederland, langs haar oren had ze twee banen met schattige kleine puistjes waar ze twee lokken haar voor had hangen. Ik kon het niet laten ernaar te kijken omdat ze me betoverden. Het was een opgelaten moment zittend aan de keukentafel met Jaflan regerend in mijn keuken en Nengneng braaf zittend en wachtend, en ik denk, door haar moeder in het Mongools toegebeten mij niet te storen in het staren naar haar. Want toen had ik mezelf nog niet zo door. Ze was 1.55m lang en had een mooi ovaal gezicht en vriendelijke ogen en lachte zo dat het me aan alle kanten kietelde zonder dat ik er ook maar een enkele seksgedachte bij had. Een bijzonder opmerkelijk gevoel. Om een lang verhaal kort te maken, Jaflan werd gepakt toen ze een ergens een Mars probeerde te stelen, of iets dergelijks, verbleef in het uitzetcentrum, en Nengneng kwam regelmatig naar Amsterdam om samen met mij naar een advocaat te gaan. Er bleek weinig aan de situatie te doen te zijn. Het grappige is dat ze ineens niet thuisgekomen was. Verontrust belde ik met haar dochter en die wist het ook niet en na een week kwam het bericht dat ze vast zat. En dan had je die Nengneng moeten zien, ze woonde in een A.M.A. centrum (asielzoekers onder de achttien) te Kerkrade. Ik was er eens geweest: echt vrolijk stemde het me niet, maar het was te doen. We kregen contact. En terwijl Jaflan weer in Uulan Baator woonde nam ik verantwoordelijkheid voor Nengneng. 174
Wat is dat lekkere weeïge gevoel? dacht ik elke keer als ik haar sprak maar liet het gaan want het was beter dan de sterkste verslaving. Ik reed met de auto naar Kerkrade en pakte al haar spullen in en samen reden we naar Etten Leur. Ze was achttien jaar geworden en ze moest verhuizen naar een volwassen asielzoekerscentrum. Haar vader was al lang geleden uit beeld geraakt. Een asielzoekerscentrum aan de rand van Etten Leur met alleen maar campers met, woonkamer, en twee kamers met elke twee stapelbedden. Hier zaten ook een hoop asielzoekers die het hadden opgegeven. Veel geestzieken proberen een levenstrein te halen die al vertrokken is, denk ik wel eens. Nengneng gaf nooit op, waar ze ook was, altijd voorop in de strijd naar de toekomst. Een belachelijk aantal uren school per week en vijf avonden per week werken in een restaurant. Ze regelde een kamer in Rotterdam en daar begon ze haar onafhankelijkheid. Vanaf elfjarige leeftijd in Nederland, eerst samen met haar moeder, en toen alleen. Het Generaal Pardon kwam en ze werd uitgenodigd. En dan had je haar in het Mongools tegen een andere Mongool moeten horen praten. Dat gaat met een emotie dat je denkt: ze zijn elkaar aan het verrot schelden. Ze maakte een gevoel van liefde bewust in mij. Ben je dan een vadervriend? Nee, tuurlijk niet: ze heeft een vader. Wat maakt mij dat? Hou ik van haar? Ik moest toegeven van wel, het was een ander gevoel dan ik de afgelopen twintig jaar had gehad. Voor seks kan het te laat zijn maar voor de liefde is het nooit te laat. Van primair naar tertiair. Een weg van twintig jaar. Jaflan had in Mongolië een smokkelaar geregeld. We kregen bericht dat ze vertrokken was en vervolgens 175
kwam ze niet aan. Ergens tussen Moskou en Nederland was het misgegaan. Ik kreeg een visioen van een akkerland in Duitsland waar ze begraven lag. Dat de mensensmokkelaar haar van achteren met een schop had doodgeslagen. Het geld in zijn zak gestoken had en geen haan die er naar kraaide. Dat Nengneng nooit meer van haar moeder zou vernemen. Paranoia. Later bleek dat Jaflan gepakt was en in een Poolse gevangenis zat. Via Nengneng hoorde ik dat ze er niet veel over kwijt wilde maar dat ze daar inferieur ten aanzien van de Poolse vrouwelijke gevangenen geweest was. Ik dacht aan dat ze daar andere vrouwen had moeten beffen, of iets dergelijks, en kreeg een beeld. Ze probeerde het in België en vond een kamer.
6.
Ik vond mezelf meer dan beschouwend ten aanzien van het leven. Ik zag niemand bewust maar wanneer ik alleen was meende ik een hoop gesignaleerd te hebben. Zo had ik weer nagedacht over alcohol. Mijn onderbewustzijn was sturende naar het bewuste toe en wat naar me toekwam, in herinneringen, had ik te accepteren en iets mee te doen want anders zou het een geestelijk verstikkend en eventueel gekmakend effect kunnen hebben. Herstel van persoonlijkheid. Alcohol is een drug en dat beseft niemand zich meer. Bij de ene persoon heeft het een toekomstgericht effect en bij de andere een naar het verleden kerende. Iemand met onverwerkte emoties krijgt de dag erna altijd een grotere terugslag dan de avond ervoor in positieve zin 176
geweest was. Per saldo wordt het minder. Psychoanalyse leek me in feite een leer van de werking van de chemische huishouding van de lever op de geest. Hoerenlopen liep drastisch terug na mijn besluit nooit meer alcohol te nuttigen. Een therapeute had alcoholgebruik wel eens vergeleken met aan je moeders tiet zuigen. Het spannende neurotische wat in mij altijd vaarde, wanneer ik in Utrecht de weg naar de boten en de rode lichten opdraaide, laat zich vergelijken met op je dertiende naar een disco feestje te gaan en je te beseffen dat het gevoel anders is. Het bewustzijn van mogelijke lichamelijke liefde ontluikt zich en je moet ineens schijten als een beer. Dat gevoel gaf alcohol mij bij het hoerenbezoeken maar toen ik met drinken gestopt was, liep het terug naar nul. Eigenlijk was hoerenlopen een proberen te herbeleven van emoties van wat ik toen niet opgepakt had. Bij de drogist kocht ik Berry Blaster Detox. Een Amerikaans product. Twee dopjes moest ik ’s ochtends in een glas water gooien en leegdrinken. Het ontgifte de lever. Giftige stoffen in mijn lever werden weggespoeld. Het is lastig te beschrijven hoe ik het bedoel als ik praat over filtersysteem in mijn geest. Het is de werking die alcohol op de lever heeft en vervolgens op de geest waar het om gaat. En vervolgens een door een beschadigd orgaan gecreëerde denkruimte afgesloten wordt door een blokkerend effect veroorzaakt door de lever die dit doet door gebruik van alcohol. Dat gevoel van geestelijk geblokkeerd zijn had ik al maar door de detox kreeg ik het bewustzijn dat de lever hier verantwoordelijk voor was. Elke ochtend gooide ik dus twee dopjes in een glas water en klokte het naar binnen. Mijn trauma herinnering en kind gevoel zaten in mijn 177
geest achter een filter met aan de andere kant, de buitenkant, de volwassen maatschappelijke wereld en mijn zelf verklaarde, hoog te houden identiteit: “Ik ben klaar voor de liefde en voor de toekomst.” Inmiddels was ik zeven jaar geheelonthouder. Na een week begon ik te merken dat in lichamelijke zin mijn lever een trekkend gevoel begon te veroorzaken en dat in mijn geest mijn geheugen losgetrokken werd. De filter verdween. Alsof het geheugen uit de donkerte naar buiten getrokken werd en in wit licht terechtkwam. Een verschonend gevoel. Symbolisch had ik al geruime tijd het idee dat mijn heupstreek aan mijn lever vastzat. Dat als ik bewust dacht aan mijn heupstreek, aan mijn genitaliën, en ik de plek voelde en aan dacht waar mijn lever zich in mijn lichaam moest bevinden. Als ik het probeerde te analyseren dacht ik dat het woord heupen op mijn lever geschreven was. Alcohol kan volgens mij verantwoordelijk zijn voor het dualisme in de geest. Iemand die manisch in de zomer en depressief in de winter is, zou eens een zomer geen alcohol moeten drinken zodat de manie lager blijft en daardoor de depressie in de winter minder diep. Detox voor mij: Een afbrokkeling van zelf gedefinieerde persoonlijkheid naar echte liefde. Mijn emotionele leeftijd ontwikkelde zich door de detox. Ik ging van een herinnering in de zesde klas lagere school (11-12 jaar), naar definitief de laatste keer de lagere school achter je laten, de brugklas middelbare school, eerste keer klaarkomen, dat instinct dat jou ineens laat masturberen en jij half in geluksshock jouw eerste sperma ontwaart, eerste tongzoen, zo liep mijn bewustzijn via geheugendingen die mijn 178
onderbewustzijn had geregistreerd, naar een ouder geworden emotionele leeftijd. Wist ik veel dat er nog iets bijkwam. Gelukkig had ik rond die tijd een vrome ingetogen studente als huurster. Ze studeerde biologie, geloof ik. Van de andere eigenaren hoorde ik niks, ook geen streken ten aanzien van mijn verhuren zolderkamer. Ik vertrouwde het voor geen cent. Het idee Viagra in mijn bureaula te hebben liggen had me in de greep gekregen. Om het af te leren besloot ik nog een laatste keer een hoer te neuken. Een escort liet ik komen. ‘Wat wilt U, een Aziatische, Nederlandse, of een Zuid Amerikaanse?’ Zeker geen Nederlandse dacht ik snel, dan krijg je zo’n asociale, witte bitch. ‘Doe de Zuid Amerikaanse maar.’ Rond twaalf uur ’s nachts nam ik de pil, verwachtte haar volgens afspraak rond half één. Dat werd door omstandigheden half vier. Keurig tot twee keer toe telefoontje van het escortbureau. Toen ze eenmaal aanbelde had ik twee en een halve Viagra in mijn mik zitten. Ze kwam binnen en bleek een Braziliaanse te zijn. Ongeveer 1.75m groot, slank, en rank echter doch sterk in haar gelatenheid. Krullend koket haar tot op de schouders. De ideale combinatie. Ik schonk wat cola in en we maakten een praatje en ze vroeg of we konden beginnen. Op mijn ja begon ze zichzelf uit te kleden. Mooie ronde borsten op een lang, sexy, bovenlichaam. Na wat heen en weer gepraat zou ze mijn pik neukklaar pijpen en erna zouden we gaan neuken. In een pornofilm had ik gezien hoe een geile lange Aziatische een kerel peep en elke keer met een hand aan de onderkant een halve slag aan de pik gaf en ondertussen haar mond, die helemaal over de pik heen 179
was, zuigend terugtrok. Ik legde het uit, ze kreeg de smaak te pakken, en een intens geluk gevoel overkwam me. Zo moest het zijn. Omdat ik ervoor betaalde had ik een soort masker op, een zelfbescherming, dus het besef kwam later. Ze nam plaats in mijn zitstoel, benen uit elkaar, ik op mijn knieën en neuken. Het voelde alsof ik het met mijn zus deed (heb ik niet). Het was zo natuurlijk echt en goed. Alsof we voor elkaar gemaakt waren. Ze kon een echte kreun van genot niet onderdrukken, vroeg of ik een vriendin had, waar ik niet alert genoeg op reageerde. Ik kwam klaar en voelde mijn pik in haar zoals het hoorde te voelen. Na afloop vroeg ze: ‘Vind je het erg als ik voor het uur wegga? Het is nogal een lange nacht geweest.’ Bij het verlaten gaf ik haar mijn zelf uitgegeven detective mee. Ze had me verteld bij het Mercatorplein te wonen. In de dagen erna ben ik daar nog eens gaan rondlopen. In de hoop haar op straat tegen te komen. Ik had namelijk uit de Gouden Gids escortbureaus zitten bellen of ze een Braziliaanse in dienst hadden die bij mij geweest was, want ik wist niet meer welke ik genomen had. De ware misgelopen. Mijn evenknie. Het bewustzijn maakte in mijn onderbewustzijn iets los. Het begon met de herinnering toen mijn moeder weer terugkwam. De broer van mijn vader en zijn vrouw spaarden voor een eigen uitzet. Ze sliepen op de zolder van het huis van mijn vader en hij werkte en zij zorgde voor ons. Op een gegeven moment was het mij en mijn broers duidelijk dat mijn vader een relatie had. Met wie wilde hij niet zeggen. Ik moet elf jaar geweest zijn. Er werd gegrapt over Hoer Dijkstra. ‘Zeg nou wie het is,’ jengelde ik en dan was het steevast: ‘Als de tijd ervoor is dan weet je het. Ik kan niet als ik 180
een relatie heb, meteen vertellen met wie het is.’ Als naam werd er Hoer Dijkstra opgegeven. Een zaterdagmiddag rond twaalf uur zou ze langskomen en zichzelf bekend maken. In de keuken stond ik en zag mijn vader en moeder naast elkaar naar de achterkeukendeur lopen. Mijn moeder lachte besmuikt en mijn vader keek trots en verwachtingsvol. Ze zagen niet dat ik ze bekeek. Met taart vierden we dat ze weer samenkwamen. Mijn tante had tranen bij het afscheid. We wisten niet wat te denken en te voelen. Mijn vader kocht een paar straten verderop een stuk grond en liet een huis bouwen. Met zijn vijven betraden we het nieuwe huis. Dit is een ander, dacht ik op een gegeven moment teleurgesteld. Dit is niet zoals ik mijn moeder ken. In het gemeentehuis trouwden ze weer met elkaar. Mijn hele pubertijd heb ik daar gewoond. Vrij snel werd me duidelijk dat niets meer zou zijn zoals het de eerste zes jaar van mijn leven was. Ze was hard en controlerend. Geen betrekkelijkheid en relativering. Privacy werd me ontnomen en de gevoelsruimte om je te ontwikkelen niet geboden. De enige plek waar ik mijn privacy had en niet door haar gecontroleerd kon worden was onder de douche. Vanaf mijn vierentwintigste jaar heb ik jarenlang met in het achterhoofd louter herinneringen aan mijn lagere school tijd geleefd. Het detox ontgiften van de lever bracht mijn pubertijd bewust in mijn geestbeeld. En het vasthouden van mijn ingebeelde en zelfverklaarde identiteit liet los. De pubertijd leefde ik met een onverwerkt trauma dat ik niet bewust was. Mijn moeder bleek 181
tijdens de scheiding met een psychopaat samengewoond te hebben. Hij had haar geslagen en verkracht. Haar identificatie met mij was in haar volledig verziekt. Het gedeelte waar haar schade zich in haar geest genesteld had. Ik had geen schijn van kans. Ze was een psychopaat met mannenhaat. Een verstandshuwelijk tussen mijn vader en moeder. Onbewust verweet ze mijn vader dat ze ons drieën destijds van haar afgenomen had en hij verweet haar eigenlijk nog steeds dat ze overspel had gepleegd. Haar vriend had ten tijde van de scheiding ons toen niet in zijn huis willen hebben wonen. Het werd wederom een vechthuwelijk waarbij ze uiteindelijk naar elkaar toegroeiden, maar niet tijdens mijn pubertijd. Met een gevoelsmatige strijd om de kinderen. Later begon ik te blowen en een van de eerste dingen die ik analyseerde, herinnerde ik me ineens, was dat ik besefte dat wanneer ik mij met mijn moeder identificeerde ik gestoord werd door mijn vader en wanneer ik mij met mijn vader identificeerde dan kon mijn moeder dat niet hebben. Ze sloeg me een keer totaal onverwacht met de vuist voor mijn kaak. We woonden net in het nieuwe huis. We zaten aan tafel en ik had een opmerking gemaakt die niet in de smaak gevallen was. Jaren later vertelde ze dat haar vriend Thijs destijds haar op wintersport eens een blauw oog had geslagen. Ook uit het niets. Dat ze een paar maanden allerlei smoesjes ophing om ons in het weekend niet te kunnen ontvangen. Er was bij haar geen bewustzijn om dingen te rijmen. De psychopaat had haar dusdanig beschadigd dat ze zelf geen idee had hoe gespleten haar 182
persoonlijkheid was. Toen ik na mijn dertigste voor mezelf begon op te komen, zei ik haar eens: ‘Ik ben je Thijs niet! Ik ben je zoon!’ In het geestelijke systeem heeft een vrouw twee mannen. De ene die het voor haar kan zijn en de andere die het niet krijgt. Mijn broer Hans kreeg het voordeel van de twijfel en ik het nadeel. Ik was zeventien en Emmelien kwam elpees lenen. Ze woonde een straat verderop en vroeg of ik haar thuis wilde brengen. Zenuwen speelden in mij op. Mijn moeder vond het nergens voor nodig en verbood het. Emmelien zei: ‘Vind je dat normaal dat ze dat verbiedt?’ En lachte besmuikt. Ik was mijn moeders andere en de ene was niet mijn vader. Eenmaal naar binnen gekeerd voedde ze de emotionele incest in mij. Ergens geloof ik dat ze er van overtuigd was het juiste te doen. Wanneer ze met mijn vader praatte, knikte ze eens naar mij met de woorden: ‘die is van mij.’ Het vergulde mij en aan de andere kant gaf het haat irritatie. Een ongrijpbaar dubbel gevoel. De herinnering aan mijn pubertijd, door de detox, maakte mij aan het denken met de gedachte; oh ja, dat is waar ook. Dat ik dat vergeten ben. Thijs had ook drie zoons, ongeveer dezelfde leeftijd. We hadden weekenden in Nieuw Vennep om en om. Dan ik met de oudste Allard, Hans met de tweede van Thijs, en Ellery het derde weekend met de jongste. Oud en nieuw kwam in mijn geheugen terug. Allard en ik waren uitgenodigd om het met Thijs en mijn moeder te vieren. Met zijn drieën gingen we rond zeven uur vast wat vuurwerk afsteken. Thijs gooide een gillende keukenmeid achter me en van de schrik sprong ik in de bosjes met stekels. Met schrammen kwam ik terug bij mijn moeder. Thijs en 183
Allard vonden het komisch. Mijn moeder ging achter me staan en legde haar handen op mijn schouders en zei tegen hen dat als ze mij wat aan zouden doen dat ze spijt gingen krijgen. Ik was nergens van bewust en erkende enkele de koude sfeer in het huis. Alsof je weet dat de dingen niet goed zijn. Een ander weekend waren we op de tennisclub. Allard, mijn moeder, en ik keken toe hoe Thijs verloor. Mijn moeder feliciteerde de winnaar met drie kussen. Het was een zomerse dag. We bekeken ’s middags de boerderij waar Allard hielp. Rond zes uur was mijn moeder eten aan het koken. Thijs ging de keuken in en schold haar uit en verweet haar dat ze de winnaar had gekust. Hij gaf haar een paar trappen en ik hoorde mijn moeder ingehouden gillen en zeggen: ‘Niet waar mijn kind bij is.’ Hij sloeg de pan van het vuur en alles ging door de keuken. Allard en ik keken T.V. en ik voelde me verschrikt. Allard zei: ‘dat deed hij ook altijd bij mijn moeder.’ Thijs kwam terug en ging tussen ons zitten. Allard gaf hem kusjes op zijn wang met dat hij lief was en sommeerde mij het ook te doen. Hhhhmmm deden we van beide kanten. Mijn moeder kwam naar de gang en keek naar mij en maakte oogcontact. Thijs zei: ‘Zie dat ik gelijk heb, zelfs je zoon kiest voor mij,’ en lachte. Schuldgevoel overkwam me bij de herinnering. Ik gooide het op dat ik in die tijd zelf beschadigd werd. Het volgende heb ik gevoeld, gedacht, herinnerd, en mij altijd van afgevraagd wat er waar van was. Mijn elfde verjaardag ging ik met mijn moeder vieren. Ze was bij Thijs weg. We hadden nog helpen verhuizen. In Hoofddorp woonde ze in een flat. Ze haalde me op en eerst aten we en erna naar de nieuwste James Bond in Tuschinsky Amsterdam. Bij de kassa vroeg de cassiere 184
of ik wel twaalf was. Mijn moeder: ‘Hij is bijna twaalf.’ ‘Dan kan hij niet naar binnen.’ ‘Het scheelt niks.’ ‘Ik kan niks voor hem doen.’ Bij het naar de auto lopen zei ze dat ze de cassiere wel wat had kunnen doen. Vertwijfeld riep ik: ‘Waarom zeg je dan niet gewoon ja! Zeg dan gewoon dat ik twaalf ben!’ In Hoofddorp zat ik aan de keukenbar en lijmde mijn vliegtuig bouwpakket met teveel lijm in elkaar. We gingen slapen en lagen samen in een twee persoonsbed. Ik draaide me naar een zijkant en vroeg me verontrust af of ze met me naar bed zou willen gaan. In gedachten zie ik dat ze met haar warme adem naar me toe schuift en me omarmd. En vervolgens zie ik mezelf met angstige ogen en met mijn voeten en achterkant van mijn schouders het lichaam hoog houdend alsof ik onder stroom sta terwijl mijn moeder me aftrekt. Het kwam herhaaldelijk terug. Zou een onderbewustzijn iets dergelijks kunnen bedenken? Twijfel had ik niet over situaties in het nieuwe huis die ik mij ineens erna herinnerde. Volgens mij had ze gemerkt dat ik sperma had en enthousiast geworden was. Het nieuwe huis had alles modern en praktisch. Dertien, veertien jaar oud zal ik geweest zijn. Mijn ouders hadden hun slaapkamer en aangrenzende badkamer met bad en douche op de begane grond. Wij drieën sliepen boven en deelden een badkamer met enkel een douche. Ik nam een bad en lag in bad en kreeg een erectie. Het zweefde zo lekker naar de waterrand, viel me op. Mijn moeder was in en uit de badkamer en had het gezien. Even later kwam ze naakt binnen en ging haar tanden poetsen bij de wastafel naast het bad en ze zag in de spiegel dat ik verbaasd naar haar keek en draaide haar kut naar mij toe en opende. Ik keek zo 185
omhoog in haar schaamlippen. Als ik ’s avonds in bed lag kwam ze boven en ging aan de rand van mijn bed zitten en likte in mijn oor. Met de warme punt van haar tong maakte ze rondjes in mijn oor. Het maakte me gehypnotiseerd, ergens wist ik dat het niet gezond was en aan de ander kant intrigeerde het. Een halve erectie kreeg ik ervan. Ik wist wanneer ze kwam en hoorde dan haar voetstappen op de trap. In symbolische zin ontwikkelde ik mij, ook door haar controlerende gedrag naar mij, dat ik gevoelsmatig met mijn pik in de kut van mijn moeder zat. Ten allen tijde wilde ik controle over mijn pik hebben en niet loslaten en indirect deed ik precies wat ze eigenlijk wilde dat ik deed. Ik ging dus niet naar de andere toe. Mijn voortplantingsdriften waren naar binnen gekeerd. Het doorstoten voelde als onnatuurlijk. Sindsdien heeft ze me nooit meer laten gaan en slachtoffer van het interpretatiegevecht gehouden. Nooit gedacht dat ook dit in mijn weggedrukte herinneringen zat. Anorexia nervosa patiënten hebben een ingebeelde identiteit. Een persoonlijkheidsstoornis waardoor ze denken dat ze te dik zijn en ze met een schoonheidsideaal bezig zijn. Een tweede zelf gecreëerde persoonlijkheid. Wat ik in feite ook had. Ik vraag me dus af of Anorexia Nervosa patiënten een chemische huishouding hebben, die bij gewichtsafname een gefingeerde eigen identiteit aanmaakt, die vervolgens een versterkend proces op elkaar hebben zodat ze meer afvallen en hoe magerder hoe vaster in het geloof. Zou bij hen een ontgiften van de lever ook resulteren in het loslaten van die aanmaak
186
persoonlijkheid? Zit het bij hen in de chemische huishouding van de lever?
7.
Drie weken Brazilië had ik bij een vliegticketbureau geboekt. Eerst een Week Rio de Janeiro, binnenlandse vlucht naar Salvador da Bahia, wat iets noordelijker ligt, een week, en vervolgens de derde week in Fortaleza. Ik had het plan opgevat om een leuke Brasileira tegen te komen en mee terug naar Nederland te nemen en dan drie maanden samenwonen en kijken of het geluk oplevert. Het leek me wel wat. Zij arm als een kerkrat en ik met een gestoord verleden. Je moet jezelf toch aanpassen. De liefde heeft nooit zijn evoluerende effect op me gehad. Zoals normaal in de pubertijd bezig met meisjes en ontdekken, vanaf je vijfentwintigste met volwassen vrouwen neuken, die eens uitproberen en die, en zo erachter komen wat je wel en niet wilt. Ik had mijn ex vriendin, Jaflan, en een vrachtlading hoeren op mijn seks C.V. staan. Mijn ouders zeiden later dat ze dachten me nooit meer terug te zien, wat ik weghoonde. Het echte gevoel leidde de plannen. Ik wilde huisje, boompje, beestje, haar dan Nederlands leren, helpen bij inburgering, en dan kinderen. Ik had een weten in mijn kop staan dat zei dat mijn wederhelft in Brazilië woonde. In het vliegtuig raakte ik in gesprek 187
met twee sekstoeristen uit België. Ze kwamen er rond voor uit dat ze er naartoe gingen om aan hun trekken te komen. Ze zagen er verkeerd gehard uit, op hun gezicht stonden de trekken op die manier dat je dacht; er klopt iets niet. De ene had een bolle buik. Ik begreep wel waarom ze thuis niet aan hun trekken kwamen. En het bewustzijn kwam dat ik me afvroeg of anderen in het vliegtuig mij ook zo zagen. In jaren had ik mij niet afgevraagd wat anderen van me konden denken en uitgerekend dat je niet op zo’n bewustzijn zit te wachten, komt het naar je toe. In je eentje naar Brazilië geeft te denken. Ik focuste op de stewardess om te kijken hoe ze naar me keek. Ik kon er geen bevestigend noch ontkennend gevoel van maken. In de Planet over Brazilië stond dat je in Rio enkel in taxi’s met een meter moest stappen omdat in taxi’s zonder, jij je leven niet veilig was. Op het vliegveld regelde de receptionist een hotel voor me. Iemand stond ineens aan mijn koffer te trekken, bleek dat hij die wilde tillen, werd ik in een taxi geduwd die meteen wegreed. Ik leunde achterover denkende alles geregeld te hebben en herinnerde me Planet. Bij het dasboard geen meter te bekennen. Ik schrok me de klere. Wel werd ik bij het hotel afgeleverd. In Brazilië krijgen single mannen uit Europa in een hotel een kamer op de dertiende verdieping. Gebeurde me twee keer. Toeval? Ik dacht het niet. Twee straten van de Copacobana. Strand beviel me altijd wel. Ik had Portugese les in Rio en Fortaleza geregeld. Met de taxi naar de school. Engels was de communicatietaal, de leraar bleek een paar woorden Engels te kennen en dat was het. Een avond kwam ik bij een grote discotheek op vijftig meter van mijn hotel uit. In de avond zaten wat 188
vrouwen op het terras ervan. Ik nam plaats en probeerde paar woordjes Portugees en maakte in het Engels een praatje. Één was behangen met tattoos maar wel een leuk type en één van de weinigen daar die het Engels machtig was. Voor de grap zei ik tegen de ober dat ze mijn koffie betaalde, wat ze grappig vond en nog deed ook nog. Discoteca Help is de grootse hoeren discotheek van Brazilië maar dat wist ik toen nog niet. Binnen merkte ik wel dat veel Brasileiras mij wel zagen zitten. Veel oogcontact, flirterig, dergelijks. Dat had ik wel eens eerder gehoord dus ik nam het voor serieus. Een Brasileira, die enkel champagne dronk die ik mocht betalen, wilde wel met mij mee naar het hotel. We neukten wat, douchten samen, tongzoenden. Ik dacht; dat gaat makkelijk hier, maar ook dat had ik eerder gehoord. Ze was aangekleed en vroeg: ‘Okay, where are my hundred dollars?’ ‘Hundred dollars!?’ Ik gaf haar veertig Reais en mijn horloge. Later dacht ik weemoedig dat ik liever met de tattoo was meegegaan. Met een toeristen bus werd ik afgeleverd bij de Corcovado. Het Jezus beeld dat op een berg in Rio staat. Indrukwekkend. Een schitterend uitzicht over de stad. In het vliegtuig naar Salvador in gesprek met twee Amerikanen. Ik benadrukte dat ik geen sekstoerist was maar hakkelde vervolgens toen er gevraagd werd waarom ik daar dan wel op vakantie ging. Hoeren had ik geen trek meer in. In Salvador zat ik in een hotel met een klein zwembadje aan de voorkant. Juan en Pablo kwamen uit Buenos Aires. Pablo was de feestganger en Juan vastgelopen in zijn leven. Hij werkte als vertegenwoordiger. Pablo beweerde dat hij stadionspeaker van een tweede divisieclub was. Juan 189
had de echte kleinheid van dingen nooit gevonden. Ze vroegen of ik meeging naar Morro de St. Paulo. Een eiland op afstand vijf uur varen met een schoener. Ontroerend echt. Een eilandje met enkel zandpaden, poussada’s (pensions), bars, restaurants, en een strand disco. Het grote strand was aan een prachtig groene baai. Één politieman op het hele eiland. Ik vermoedde zo’n vijfenzeventig inwoners. Juan sprak regelmatig vrouwen aan wat al vrij snel een gênant beeld gaf en de vrouw verder trok. Een paar dagen hebben we heerlijk van het strand en eilandgevoel genoten. Een Duitse exhippie woonde er al twintig jaar. Hij bestierde de poussada tegenover de onze. Een avondje hebben we met zijn vieren zitten drinken. Ik aan de cola. De serveerster was bloedmooi, getrouwd met de eigenaar, en zei dat ze nat werd van mijn groene ogen. Wat ik wel wilde maar moeilijk kon geloven. Omdat ze getrouwd was liet ze onze tafel door een ander serveren. De Duitser had bewust de maatschappij achter zich gelaten. Nee, zo wil ik niet zijn, dacht ik. In het hotel terug bleek het de laatste dag van Juan en Pablo te zijn. We beloofden te schrijven (nooit gedaan). Pablo kuste bij het afscheid mij in de nek. De receptioniste was me opgevallen. Ik vroeg haar nog net niet ten huwelijk maar wilde wel afspreken. ’s Middags belde ik het hotel en vroeg naar haar, ik ging er vanuit dat zij ook begreep dat ze het voor me was. De manager deelde me die avond mee dat ik in één keer de rekening moest betalen en anders zou moeten vertrekken. Gelukkig had ik het in kluis. In Fortaleza begonnen mijn gedachten te veranderen. Ik kreeg een kamer met airconditioning die een zeurend geluid maakte waardoor ik niet kon slapen. 190
Dan maar uit. Zeker na mijn afspraak met Francesca begon ik het anders te zien. In Nederland hadden we via internet contact gehad. In een visrestaurant aan de boulevard van Fortaleza spraken we af. Ze had verzwegen honderd kilo zwaar te zijn. Het besef kwam naar mij dat het zo niet werkte. Voor hen was ik niet meer dan een ticket naar Europa. Mijn lessen had ik ’s ochtends, en ’s middags lag ik op het strand. Naast mijn hotel was een straat met alleen maar seksdiscotheken. Tegen de receptionist zei ik: ‘discoteca normal!’ Hij gaf me een adres, ik stapte in een taxi, en hij leverde me bij een bordeel af. Gelukkig was het gesloten want anders was ik van ellende waarschijnlijk naar binnen gegaan. Ze boeken daar gewoon een hotel voor je vlakbij een seksdiscotheek. Ik voelde me bevooroordeeld. Elke middag nam ik een massage op het strand. Een aantal banken onder een luifel. In de schaduw en met de zeewind en zeegeluiden was het heerlijk door de massage naar vergetelheid te geraken en een klein dutje te doen. Een vrouw van vijfenveertig kwam in haar auto mij bij het hotel ophalen (internet). Het eerste wat ze vroeg was benzinegeld. Ze vertelde een gata (poes/maar dan het onafhankelijke karakter) te zijn. In het restaurant bestelde ze het duurste gerecht. Je stapt in Nederland als minimumlijder in het vliegtuig en in Brazilië stap je uit als een miljoenair. Fooien van twee euro maken verschil van dag en nacht. De seksdiscotheek ging ik in en verliet aan het eind van de avond zonder er één mee te nemen. Avond erna was ik er weer. Een meisje van zesentwintig sprak me aan en even later stonden we te tongzoenen. Haar initiatief. Ik voelde me spotgoedkoop, gaf haar geld, en vertrok. Een 191
andere avond ging er één op mijn schoot zitten en praatte Portugees in mijn oor. Ik verstond er niets van maar vond het wel lekker. Bij de receptie bleek ze geen achtentwintig maar negentien te zijn. Even stond ik op het punt te weigeren. In mijn kamer wilde ze haar topje niet uitdoen, na mijn aandringen zag ik dat ze moederstrepen had. Ik gaf haar drie keer het gangbare bedrag, voor mij nog steeds acceptabel. Om de cultuur te leren kennen nam ik de bus naar het strand. We reden door een stenen flavela. Huisjes van steen, geen ramen, geen stromend water en geen elektriciteit. En het was in armoede nog niet eens het laagste. Daaronder was de echte flavela en daarna dakloos zijn. Mijn vaste masseuse werd op een gegeven moment serieus. We spraken af om te gaan eten, voor et samen eten veranderde mijn plan en liep ik weg van het strand terwijl ze toekeek. En speciaal voor mij had ze haar zondagavond eten met familie afgezegd. Ik wilde alleen naar huis. Het punt was dat ik aanvankelijk dacht in de stad samen te gaan eten en meldde haar niet hoe de zaak ervoor stond. De dag erna meed ik Jane. Mijn laatste dag. Ik zat op een strandstoel en iemand kwam me vertellen dat ik moest oppassen. Waarvoor, vroeg ik me af. Een vreemde kerel in broek en shirt en schoenen zat twee tafeltjes verderop een tijd niks te doen en vertrok. Politie kwam op een squad voorbij en maakte oogcontact. Achterdocht kreeg mij in de greep. Alles zei me dat er gevaar was. Ik liep naar de straatkant en een paar taxichauffeurs stonden op de stoep. Een man met geborsteld haar gebaarde mij in te stappen. Mijn aandacht werd getrokken door een zwaaiende taxichauffeur dertig meter verderop. Mijn vaste 192
chauffeur die altijd voor het hotel stond. Mijn Portugees had ik met hem geoefend en mijn fooien waren onnadenkend veel. Taxista mal betekent slechte taxichauffeur. Ze rijden je naar een achterbuurt en daar wordt je vermoord en beroofd. Het woord was dat ze het op mij gemunt hadden. Mijn vaste chauffeur had ervan gehoord en was speciaal vanuit de stad naar het strand, een aantal kilometers verderop, gekomen om mij op te pikken. De eerste paar meters moesten we door een klein straatje. Paniekerig zaten we links en rechts te kijken of er niet iemand met een pistool in de bosjes zat. Op de verbindingsweg gaf hij plankgas. Ik gaf hem twee keer de ritprijs. Bij het hotel waste ik me en vertrok en dezelfde chauffeur bracht me naar het vliegveld. Ik gaf hem driedubbel de ritprijs. In het vliegtuig interesseerde het me geen reet wie wat van mij dacht. Veel paartjes: Brasileira en Nederlander. In Amsterdam gaf ik nog twee avonden per week les Nederlandse taal op de Portugese stichting. De stad vrat aan me. Ik gaf het op en vond een appartement in het rustige Bussum, in de regio waar ik vandaan kwam. Weinig mensen om me heen. Emerhese Amersfoort, gespecialiseerd in autisme, onderzocht me en stelde de diagnose Asperger. Ik voelde een rust en eindelijk een laten doorkomen van zoals ik ben. Zonder bang te zijn voor gek verklaard te worden of als geestziek gezien te worden. Het probleem met mijn moeder heb ik nooit gedeeld en altijd wanneer ik voelde een verklaring te moeten geven aan een labiele periode of moment, dan verklaarde ik het aan mijn misbruik door mijn neef en een vriend van hem. Dit terwijl ik wist dat er meer was 193
maar dit nooit naar mijn echte gevoelsmatige bewustzijn probeerde te brengen. Altijd heb ik gedacht dat toch niemand het zou geloven. Tot op de dag vandaag heb ik het nog weinig uitgesproken. De drang was er wel maar ik voelde het altijd als te laat om nog als belangrijk op te voeren.
Nawoord I
De weg na mijn opname voor een psychose is geen pad over rozen geweest. Het was ook niet alledaags. Maar is er na een opname voor een psychose wel een normale route te nemen? Toevallig ben ik in de inrichting tegen een middel aangelopen dat mij mijn onafhankelijkheid teruggaf. Er zijn niet veel mensen die ooit met een psychose in een psychiatrische inrichting opgenomen zijn geweest die kunnen zeggen dat het bij één opname is gebleven. En al bijna twintig jaar geen chemische medicatie tegen geestziekten hebben gebruikt. Een leven met chemische medicatie is vaak een leven met bijwerkingen, depressies, opnames, en ziekmeldingen. Maar vooral gepamperd worden. Het laatste kon ik niet accepteren. Niet op die manier, het voelde als onecht. Misschien doordat ik een aan autisme verwante contactstoornis heb. Voor de volledigheid moet ik erbij zeggen dat ik rond het jaar 2000 wel loramet heb gebruikt. Het is een chemisch slaapmedicatie om in slaap te vallen. Op de bijsluiter staat dat het maximaal 194
drie weken gebruikt mag worden. Ik heb het twee jaar voorgeschreven gekregen. In de inrichting gebruikte ik het ook al voor een periode van een maand of negen. Een half jaar lang heb ik elke avond om tien uur melatonine genomen en ging dan om twaalf uur slapen en als ik om half één niet sliep nam ik de chemische Loramet. Melatonine is natuurlijk en heeft geen bijwerkingen. Het stimuleert de kamer in je hersenen die de slaap aanmaakt om slaaphormonen af te geven. Een mechanisme wat dus bij een slaapprobleem niet werkt wanneer het donker wordt. Na een half jaar stapsgewijs Loramet afbouwen van twee naar een kwart pil, sliep ik eindelijk een nacht zonder. Waarna ik me begon te beseffen hoe doods en cynisch makend chemische slaapmedicatie is. Het bepaalt ook hoe je tijdens de dag bent. De dag waarin ik me besefte zonder Loramet geslapen te hebben kan ik me nog levendig herinneren. Het was zo’n bevrijdend gevoeld, heerlijk. ti Ter aanvulling heb ik in de periode die het boek beschrijft ook de volgende dingen gebruikt of gedaan. Hypnotherapie met EMDR. Traumaverwerking die beide hersenhelften op elkaar laten werken. Je gaat onder hypnose en krijgt twee knipperende bollen, in elke hand één. Hij stelt een vraag terwijl jij onder hypnose bent. Je geeft antwoord uit het niets van de hypnose. Vervolgens knipperen de bollen, dan in de linkerhand en dan in de rechter etc. Om en om. Alsof het knipperen van hand tot hand gaat. Om contact met het onderbewuste te maken en twee hersenhelften tot elkaar te laten komen. De verwerking van het trauma leest zich als; je staat aan de achterkant van een lege bioscoopzaal, je ziet jezelf in het midden zitten, je bent 195
de enige toeschouwer in de lege zaal. Je kijkt naar jezelf die naar beelden kijkt van jouw trauma. Volgende stap is dat je vanuit de toeschouwer kijkt. Directer. En zo verder. Tot je in het filmdoek bent en alles verwerkt. Uiteindelijk heb ik zo de herbeleving gedaan. Koan Float. Je drijft in een cabine met een hoog zout gehalte, lekker, lauw water. Het maakt energie vrij en is corrigerend. Psychiatrische inrichtingen in Scandinavië hebben het in huis. Het werkt ook tegen depressies. Antibiotica/penicciline. Ik heb voor drie maanden online besteld. Toen ik in Bussum woonde en dacht de ziekte van lyme te hebben. Later las ik dat geestziekte met ontsteking in de hersenen te maken zou hebben. Voelde me goed verschoond. Iboga is de vader aller hallucinerende middelen. Klinieken over de hele wereld dienen het toe aan heroïne- en andere zwaar verslaafden. Na zesendertig uur hebben de verslaafden geen drang naar hun verslaving en wat nog opmerkelijker is; geen lichamelijke ontwenningsverschijnselen. Bij heroïne en methadon is het gangbaar dat lichamelijke ontwenningsverschijnselen tot zes maanden na stoppen aanhouden. Het geeft een trip van acht uur, een periode van acht uur met vragen, gevolgd door een periode van acht uur met antwoorden. Het wordt vergeleken met twintig jaar psychotherapie. Het geeft inzichten en is een Afrikaanse boomschors. Bijzondere ervaring. Oxytocine wordt aan zwangere vrouwen toegediend om de weeën te laten komen. Het is een hormoon en een zijeffect is dat het bij autisten sociale 196
intelligentie aanmaakt. In Amerika zijn ouders die naar de huisarts gaan en eisen dat hun autistische zoon oxytocine voorgeschreven krijgt. Net als de antibiotica heb ik dit via een internationale site besteld. De ampullen waren in principe voor injectie bedoeld maar ik heb het in een kop koffie gegooid. Elke week op zaterdagochtend. Het bracht mijn syndroom in beweging en in ontwikkeling. Cranio Sacraaal. Dit een therapievorm die op het gehele zenuwenstelsel werkt. Cranio betekent schedel en sacraal heiligbeentje. Het werkt met handoplegging. Ze houdt haar handen op je enkel net zolang tot jouw lichaam erop reageert en vervolgens verschuift ze de handen naar een ander punt. Je raakt in een roes, een hele diepe slaap, en herinneringen in het weefsel komen los. Het systeem weet hoe het oorspronkelijk was. Na afloop wreef ze met haar handen over mijn ruggenwervel. Het was zo heerlijk dat ik me besefte en voelde wat ik sinds mijn zesde jaar had gemist en dat is het gevoel gekoesterd te worden. De herinnering zat nog in mijn weefsel. Ik ga nog steeds elke maand. De drugs in het verleden genomen hadden het gekoesterd kunnen worden geblokkeerd en verhard. Het kwam van mijn zesde jaar. Eigenlijk verwijst de titel De Buit naar gekoesterd kunnen worden. Gekoesterd kunnen worden heb ik over twintig jaar hoog gehouden. Ik denk dat met chemische medicatie dit gevoel nooit meer echt en natuurlijk kan zijn. Het weerhield me ook van kindbeesterij. Als ik dat al zou gaan doen want niet iedere seksueel misbruikte man doet het later ook. Het bestaat echter wel. 197
In een visioen zag ik mezelf onder het dieptepunt doorkomen en aan de andere kant van de grot naar de waterrand drijven en mijn hoofd boven water komen. Als een vervolg van de droom. Eveneens in een visioen zag ik mijn pik en ballen in de linkerhelft van mijn hersenen. In contact met de andere kant. Vrouwen had ik altijd op instinct en met onbewust kijkende ogen benaderd en probeerde altijd de verkeerde knop in te drukken. Dat was voorbij. Mijn diagnose is een spastische paraparese. De vertaling van de signalen vanuit hersenen naar mijn benen blokkeert ergens in de ruggenwervel. Het leidt tot spasticiteit in de benen en verergert en het eindigt in een rolstoel. Het is vaak erfelijk en gaat van vader op zoon. Mijn vader overleed in 2010. Het zou me niks verbazen dat als hij nu geleefd had hij ook de diagnose Asperger had gehad. Hij had ook een bepaalde vorm van contact armoede, een soort eenkennige gedrevenheid, en een hoog I.Q. ’s Nachts werd hij vaak gillend wakker van de kramp in zijn kuiten. Dat kan als een indicatie gezien worden. Ik heb een actieve weg bewandeld en veel gedaan. Mijn gevecht des levens heb ik uitgevochten en voor gestreden. Met chemische medicatie had ik het gevecht nooit aan kunnen gaan. Dat is een bevredigend en goed te accepteren gevoel. Spijt heb ik van hoe ik naar anderen overgekomen ben. Niet van de keuzes die ik gemaakt heb. Tegenwoordig werk ik bij GGZ Infocentrum. Hier help ik mensen die door psychische of lichamelijke 198
klachten zelf hun maatschappelijke problemen niet aankunnen. Communiceren met grote bedrijven, regelingen treffen met incassobureaus, brieven schrijven, brieven goed lezen, belastingaangiftes verzorgen, etc. Hier kom ik tot mijn recht. Een begeleider van een autismecentrum komt elke twee weken langs om dingen die vastgelopen zijn los te maken. Simpele dingen van de dag waar ik mijn geest niet omheen krijg. Eens per twee weken heb ik groepsgesprekken met mensen die ook Asperger of een aan autisme verwante contactstoornis hebben. Mijn kin heb ik naturel op de borst gehad. Mijn ogen zijn met mijn lichaam verbonden. Eerst zag ik mijn pik in mijn blaas, of voelde het zo, en toen buiten, en ik heb bewust mezelf met een klein pikkie in de plee zien pissen. Ik kan nu beter het idee verdragen in een rolstoel terecht te kunnen komen. Elektrostimulatie is waar ik mijn hoop op gezet heb. Een andere mogelijkheid is overdosering vitamines. Het kan processen een stimulans geven. D3 en Omega 3 gebruik ik net iets meer dan de per dag aanbevolen hoeveelheid. Misschien dat het iets oplevert.
Nawoord II
In ieder mens zit een zelfgenezer. Ik denk dat geestwetenschappen ooit tot de conclusie gaan komen 199
dat sterker maken van de persoonlijkheid een goedkopere manier is om geestziekten te bestrijden dan symptoombestrijding. Een geestziekte is ooit begonnen met een probleem. Terugbrengen van een geestziekte naar het probleem is de persoon zijn onafhankelijkheid teruggeven. Geestziekte kan beginnen door leven onder een norm waarvan men weet dat die niet gehaald gaat worden. Het speeltje psychoanalyse gebaseerd op acceptatie van zwakte van de patiënt, dat Freud de mens gegeven heeft, krijgt zijn economische wederkering. Ik denk wel eens dat hormonen het concentratiepunt van mijn geestziekte in de hersenen verschoven hebben en/of mij de mogelijkheid gegeven hebben het vanuit een andere belichting te zien. Spanning van de geestziekte bestond voor de helft veroorzaakt door de geestziekte en voor de andere helft door het ingesloten en afgesloten van de buitenwereld gevoel in de geest. Chemische medicatie evolueert emoties niet. Iemand lust op vijftiende geen gebakken lever en op zijn vijfenveertigste vind hij het heerlijk. Een simpel voorbeeld. Maar zo ook met puberale en jong volwassen emoties. Dat is volgens mij de reden dat chemisch medicatiegebruik naar langer het gebruik een negatiever effect begint te krijgen. Op 45ste lust de persoon nog steeds geen lever. Chemische medicatie kan in een eerste fase uitstekend werk doen en een patiënt bewust ten opzichte van de eigen geestgesteldheid maken. Mijn bezwaar is dat chemische medicatie wel een patiëntengevoel aanmaakt en onderhoudt maar de patiënt daar niet of nauwelijks van verlost. Hij of zij zal het nooit echt achter zich laten. 200
Psychiatrie is geen wetenschap en in de toekomst denk ik dat door internet iedereen zijn eigen therapeut wordt. Ik geloof in de geneeswijze dat lichaam en geest gekoppeld aan elkaar gezien worden. Belichaming van de geest is dat beschadigde organen herstellen en vervolgens geen vervelende denkruimte in de geest creëren. En de persoon niet meer bewust aan het betreffende orgaan denkt en de geest geen als vervelend aanvoelende extra denkruimte meer heeft. Mijn emotionele leeftijd heb ik van zes jaar naar ongeveer vijfentwintig weten te evolueren. Ik heb op mijn zevenenveertigste het geestelijke systeem, waar een midlife crisis naartoe aanstuurt, met herinneringen die tot twintig jaar terug gaan, als acceptatie gevonden. Rust is via ontwikkeling gevonden door na de opname een actief leven te leiden dat zo een onderbouw geworden is. Het terugvinden van jouw pik als eigen gaat via erkenning van de pik van jouw agressor. Een man die door zijn vader is misbruikt zal dit terecht als een onmogelijke horde voelen. Kan men een patiënt die ergens in het leven beschadigd is geraakt verwijten het glas als half leeg te zien? Is het voor die persoon echt mogelijk om het aan de hand van de psychologie het leven en de dingen als halfvol, en dus als maatschappelijk geaccepteerd, te gaan interpreteren? Ik denk het niet. Het aangeleerde ‘halfvol’ zal altijd een onderliggende frustratie blijven geven. Daardoor wordt de ‘nieuwe geaccepteerde manier van denken’ een 201
eenkennig verdedigingsmechanisme met een dubbele lading. Een interpretatiegevecht met jezelf, met dat je het halfvol moet zien, dat vervolgens tot een depressie kan leiden. Mijn moeder heeft door haar eigen verleden ook een proces doorgemaakt. Ze is allang niet meer de vrouw die ze in mijn pubertijd was. Wel is het tussen ons niet meer goed gekomen. Ik hou wel van haar maar vind het moeilijk dit te ervaren wanneer ik in haar aanwezigheid ben. Ze heeft nog wel geprobeerd het goed te maken maar het was helaas te laat ingezet. De echte woorden heb ik van haar niet gekregen. Er zijn mensen die denken dat een Asperger even moet begrijpen dat hij contactgevoel met het leven heeft te geven. Die hebben niet door dat de Asperger daartoe niet in staat is. Sommigen kunnen dit van een Asperger niet accepteren. Het gebrek aan contactmatige sociale vaardigheden verklaart de lage statistieken van Aspergers betreffende werk en relaties. Van de mensen met het syndroom van Asperger heeft een heel laag percentage een betaalde baan en vaste relatie. Ik heb wel eens de overtuiging gehad dat de volwassen maatschappij is gestoeld op de angst voor het alleen zijn. Het is een drijfveer die ik niet ken. Angst voor sociaal isolement heeft mij nog nooit dingen in de mond gelegd. Ik heb vrij laat in mijn leven de diagnose Asperger gekregen. Misschien maar beter ook, want daardoor heb ik langer geprobeerd geaccepteerd te worden. Het was afkijken van hoe anderen dat doen en dit vervolgens naspelen. Copycatting evoluerend en eindigend in mijn eigen ik. Een kansloze poging waarbij ik zelf lange tijd het heilige gevoel had dat iedere 202
volwassene zo door het leven gaat. Savant is dat je dingen weet zonder dat je weet waarom je ze weet. Idiot Savant is de wetende gek en slaat op autisten met een laag I.Q. Bij Aspergers bestaat het ook. Heeft ‘weten’ mijn koers bepaald of beeld ik me dat in? Was het allemaal echt of heb ik het gedroomd?
203