Master of Crisis and Public order Management (MCPM) Leeropdracht Kernopgaven: 5200510 & 5200511 Masterthesis
Wat beweegt ons?
Een onderzoek naar het effect van publiek sturende middelen tijdens de Vierdaagsefeesten 2012 in Nijmegen
Student: Richard Couwenberg Dr. Lemmenstraat 52 5964 AM Meterik GSM: 06‐50448383
[email protected] Studentennummer: 104538 Intakedatum: 14 oktober 2010
Begeleider: O.M.J. Adang
[email protected] GSM: 06‐53301396 / 06‐11589116
Wat beweegt ons?
Pagina 2
Samenvatting
‘Wat beweegt ons?’ is een onderzoek naar het effect van het gebruik van elektronische lichtkranten en Twitter als publiek sturende middelen tijdens de Vierdaagsefeesten van 2012 in Nijmegen. De aanleiding tot dit onderzoek is gelegen in het feit dat grote evenementen nog steeds onveilig zijn. Grote evenementen kenmerken zich door veel bezoekers en risico’s. Deze risico’s bepalen de publieksveiligheid van een evenement. Overcrowding, een begrip binnen evenementenveiligheid, wordt als een van de grootste risico’s gezien. In het onderzoek wordt aandacht besteed aan risico’s bij evenementen. Bezien wordt hoe deze risico’s door wetenschap en professie worden gecategoriseerd en welke maatregelen in het kader van Public order management mogelijk zijn om ze te beheersen en aldus de veiligheid te verhogen.
Een belangrijk element tijdens grote evenementen is het gedrag van het publiek. Gedraagt het publiek zich als één homogene massa of dient men iedere bezoeker als individu te beschouwen? De wetenschappelijke inzichten hierover nemen binnen dit onderzoek een belangrijke plaats in. Zij krijgen aandacht langs de lijn van de wetenschap en de professie. Een conclusie die vanuit de literatuur kan worden getrokken is dat mensen stuurbaar zijn, ook als zij zich in groepen begeven en bewegen. Het sturen van het publiek is de kern van crowdmanagement en crowd control. Deze begrippen komen binnen dit onderzoek verder uitgebreid aan de orde.
Vervolgens wordt aandacht besteed aan een van de meest belangrijke beïnvloedingsmogelijkheden van de groep en het individu tijdens evenementen: communicatie. Communicatie kent zijn gebreken. De mogelijkheid bestaat dat de boodschap de ontvanger niet bereikt zoals dat door de zender is bedoeld. Er kan sprake zijn van vervorming door allerlei invloeden, zoals interne en externe ruis.
Lichtkranten en Twitter zijn middelen ten behoeve van massacommunicatie tijdens evenementen. Hun inzet neemt toe, maar – zo is als centrale probleemstelling binnen dit onderzoek gedefinieerd – er is onvoldoende inzicht in het effect van deze middelen. In hoeverre kan met deze middelen het gedrag van groepen en individuen worden gestuurd tijdens evenementen? Bezoekers van evenementen kunnen grofweg worden onderscheiden in bezoekers met bekendheid van de lokale situatie en bezoekers die daarmee niet bekend zijn. Verschillen zij in hun waarneming van lichtkranten en gedragen zij zich anders nadat hun informatie is aangeboden? Door hiernaar onderzoek te doen kan informatie worden verkregen over het gedrag van deze twee soorten bezoekersgroepen. Kennis hierover kan leiden tot een effectievere inzet van middelen en een anticipatie op verwacht gedrag.
In het veldonderzoek dat in juli 2012 werd gehouden tijdens de Vierdaagse in Nijmegen is hier nader onderzoek naar gedaan. Het onderzoek vond plaats door 829 mensen op straat te bevragen naar hun waarneming van lichtkranten en Twitterboodschappen en de acties die men naar aanleiding van die informatie heeft genomen. In totaal werden 257 mensen bevraagd terwijl lichtkranten een publiek sturende boodschap uitzonden. De resultaten vormen de kern van het onderzoek. De meest in het oog springende resultaten van dit onderzoek zijn dat: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
lokaal bekenden de lichtkranten meer waarnemen dan niet lokaal bekenden; men in algemene zin veel vertrouwen heeft in de informatie die langs lichtkranten wordt aangeboden; in totaal ongeveer 28 % van al degenen die bevraagd zijn, terwijl de lichtkranten hun werk deden, actie onderneemt op basis van de aangeboden informatie op lichtkranten; 2 % van de bevraagden informatie heeft gekregen via Twitter; 57 % van de respondenten het belangrijk vindt om informatie over drukte te ontvangen; 42 % van de respondenten zich veiliger zou voelen als zij hierover informatie ontvingen; vrouwen (percentueel) informatie belangrijker vinden dan mannen en zich vervolgens ook veiliger voelen dan mannen als zij informatie aangeboden krijgen;
Wat beweegt ons?
Pagina 3
‐
informatie over drukte langs verschillende kanalen moet worden aangeboden.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt binnen dit onderzoek geconcludeerd dat lichtkranten effect hebben. Dat het effect per bezoekersgroep, lokaal bekend en niet lokaal bekend, verschilt. Mensen hebben vertrouwen in de aangeboden informatie via lichtkranten. Ook heeft het publiek behoefte aan informatie over drukte en veiligheid en deze informatie wil men langs verschillende kanalen (middelen) ontvangen. Verder wordt geconcludeerd dat Twitter en social media beperkingen kennen als het gaat om het sturen van publiek tijdens evenementen. Een deel van het publiek bepaalt het gedrag op basis van het gedrag van mede groepsleden en is in die zin ook niet ontvankelijk voor aangeboden publiek sturende informatie middels lichtkranten of Twitter. Aan de conclusies worden aanbevelingen gekoppeld. Professionals die verantwoordelijk zijn voor het organiseren of beveiligen van evenementen moeten communiceren, communiceren, communiceren! Zij dienen zich bewust te zijn van de kracht van de lichtkrant als het gaat om het communiceren met het publiek, maar ook de beperking van die lichtkrant te kennen waar het gaat om de waarneming door mensen die niet lokaal bekend zijn. Men dient bij evenementen een breed scala van communicatiemiddelen in te zetten en de boodschappen die men daarmee verzendt ook op elkaar af te stemmen (communicatiemanagement). Het gebruik van de lichtkrant dient men verder te professionaliseren. Dat wil zeggen dat op basis van dit onderzoek verondersteld wordt dat het effect van lichtkranten kan toenemen als de algemene bekendheid van het middel en het nut en de noodzaak van dit middel ook bij het publiek, dus alle Nederlanders die evenementen bezoeken, toeneemt. Dit is te realiseren door gestandaardiseerde tekstboodschappen te gebruiken bij alle evenementen waar lichtkranten worden ingezet en door onderzoek te doen naar het ontwikkelen van pictogrammen die waarde krijgen in de belevingswereld of scripts van mensen. Het gebruik van Twitter en social media kan verder worden ontwikkeld, maar kent met name in zeer dynamische omstandigheden ook beperkingen waarvan professionals zich bewust moeten blijven. Een anticiperende en veerkrachtige aanpak van veiligheid bij evenementen vraagt een scala aan vaardigheden en middelen die daarbij passen. Door al deze elementen te betrekken bij de inzet van publiek sturende maatregelen komt men tot een optimale voorbereiding en uitvoering. Dit rapport sluit af met een persoonlijke en inhoudelijke evaluatie en discussie. De meest belangrijke elementen hieruit zijn dat onderzoek doen naar gedrag een complexe bezigheid is; dat het doen van veldonderzoek naar gedrag zijn beperkingen kent, maar wel enorm boeiend is. En, zoals altijd: hoe meer je leert, hoe meer je je ervan bewust bent dat je nog zo weinig weet!
Wat beweegt ons?
Pagina 4
Voorwoord Het waren twee bewogen jaren! Vader, echtgenoot, politieman, leidinggevende, student, onderzoeker, broer en vriend. In de afgelopen twee jaar heb ik met veel plezier en soms de nodige tegenzin tijd besteed aan de Master of Crisis and Public Order Management. Een periode waarin ik keuzes moest maken. Vaker onderweg, thuis fysiek aanwezig maar met de aandacht in een boek, een artikel of achter de computer. Het afronden van dit onderzoek en daarmee deze studie is enerzijds dus een bevrijding. Het is al vaker gezegd. Ook is het de afsluiting van een periode van verrijking, waarin nieuwe kennis zich aandiende, waarmee bestaande patronen werden doorbroken. Nieuwe mensen, nieuwe situaties en vooral veel plezier. Dit had ik niet kunnen doen zonder de steun van vele mensen. Allereerst dank aan Tiny en de kinderen, Kelly en Patrick. Zij hebben geduld opgebracht. Vaak was ik niet beschikbaar en bleven belangrijke taken in en rond het gezin liggen. Dat zal ik de komende jaren weer goedmaken! Verder heel veel dank aan al de mensen die mij bij het maken van dit werkstuk hebben voorzien van kennis en inspiratie. Daarbij wil ik vooral een woord van dank richten aan Nic Bakker, die door zijn vrolijkheid, positivisme en wetenschappelijk inzicht mij wist te inspireren en aan Willem van Schoonhoven die als een trouwe kameraad een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het verwerken van de data die het veldonderzoek opleverde. Tot slot een woord van dank aan Otto Adang. Je vasthoudendheid als onderzoeker is een voorbeeld voor velen en dus ook voor mij. Je begeleiding tijdens het proces van onderzoek heb ik als zeer plezierig ervaren. Aan die twee bewogen jaren komt dus nu een einde. Ik ben benieuwd naar wat de toekomst ons allen biedt
Wat beweegt ons?
Pagina 5
Wat beweegt ons?
Pagina 6
Inhoudsopgave 1 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.8.1 2.8.2 3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.5
Inleiding
9
Algemene inhoudelijke oriëntatie, begrippen
11
Vierdaagsefeesten in Nijmegen Publieksveiligheid Openbare orde Evenementen Public order management en crowd management Overcrowding Paniek Publiek sturende maatregelen Elektronische lichtkranten en hun werking Twitter
Probleem, doel en vraag
17
Opzet en uitvoering van het onderzoek
19
Probleemstelling Doelstelling Hoofdvraag Subvragen
Algemeen Twee situaties, lichtkrant aan en uit Afbakening onderzoek Lokaal bekend en lokaal niet bekend Leeftijd Tijdstippen onderzoek Complicaties tijdens het veldonderzoek Registratie, verwerking en preparatie van gegevens
Wat beweegt ons?
Pagina 7
5 Bestaande wetenschappelijke en professionele inzichten 5.1 Collectief, groep en menigte 5.2 Wat is een menigte? 5.3 Typen menigten 5.4 Theorieën over groepsgedrag 5.5 Evenementen en veiligheid 5.6 Infopunt veiligheid 5.7 Crowd management en communicatie 5.8 Communicatie 5.8.1 Effecten die de communicatie bedreigen 5.8.2 Massacommunicatie 5.9 Literatuur en begrippen samengevat 6 Resultaten 6.1 Nijmegen, crowd management en het gebruik van lichtkranten 6.2 Politie Gelderland‐Zuid en Twitter 6.3 Politie Gelderland‐Zuid en crowd management 6.4 Resultaten veldonderzoek 6.5 Methode van analyse 6.6 Algemene gegevens 6.6.1 Man / vrouw 6.6.2 Leeftijd 6.6.3 Lokaal bekend en lokaal niet bekend 6.7 Bevindingen 6.7.1 In de situatie van de lichtkrant aan 6.7.2 In de situatie lichtkrant aan en uit 7 Conclusies en aanbevelingen 8 Evaluatie en discussie Literatuur Bijlagen 1 Een overzicht van de interviewresultaten 2 Een overzicht van theorieën over groepsgedrag 3 Interview vragenlijst veldonderzoek 4 Onderzoeksplan
23
35
45
49
Wat beweegt ons?
Pagina 8
1
Inleiding
In 2011 ben ik gestart met de opleiding Master of Crisis and Public order Management, een studie over veiligheid. Tijdens de studie raakte ik geboeid door thema’s over gedrag van mensen en wat dit gedrag beïnvloedt. In colleges over bestuurskunde, procesmanagement, veiligheidskunde, psychologie, terrorismebestrijding, sociale media en Public order management werd keer op keer stil gestaan bij de factor M, de mens, die in zijn kunnen en falen bepalend is voor de uitkomst in vele situaties. Wat beweegt die mens of wat beweegt ons? Dat is een vraag die voor mij centraal staat. Telkens weer ben ik verbaasd over wat ik mensen in verschillende situaties zie en hoor doen. Hoe verschillend men handelt en naar zaken en thema’s kijkt. Mijn diepgaande interesse in menselijk gedrag bepaalt ook de keuze van mijn onderzoeksonderwerp voor de Masterthesis die ik in het kader van de opleiding schrijf. Tijdens de colleges over Public order management stond het menselijk gedrag centraal. Een koppeling met mijn dagelijkse praktijk als politieleider lag voor de hand. Hoe kan ik als verantwoordelijke voor de ordehandhaving het gedrag van mensen, burgers zodanig sturen dat die burgers veilig zijn? Welke extra inzichten kan ik verwerven en vervolgens verstrekken? Ik meen met het voorliggende onderzoek iets te kunnen bijdragen aan de kennis over menselijk gedrag tijdens grootschalige evenementen in Nederland. Kennis die van nut is voor vele professionals die net als ik een zo mooie taak uitvoeren in onze samenleving. Het onderzoek gaat over het effect van de publiek sturende berichten die met lichtkranten en Twitter worden verspreid in de binnenstad van Nijmegen tijdens de Vierdaagsefeesten in 2012. Het effect van deze middelen en berichten is onderzocht aan de hand van hetgeen de burgers, de bezoekers van de binnenstad van Nijmegen daarvan melden. Hoe zij de verzonden boodschappen waarnemen en interpreteren en in hoeverre zij daardoor hun gedrag laten beïnvloeden. Of het hen beweegt daarheen te gaan waar de overheid, in dit geval de politie wil dat men heen gaat. De Vierdaagsefeesten in Nijmegen zijn als onderzoekslocatie en onderzoek gelegenheid gekozen, omdat het hier een van de grootste meerdaagse evenementen in Nederland betreft. Er is binnen de gemeente Nijmegen en de politie Nijmegen al veel ervaring opgedaan met de inzet van de lichtkranten. Ook met Twitter wordt actief getracht informatie te verstrekken, hoewel de ervaringen met dit medium nog beperkt zijn. Het onderzoek is relevant omdat de uitkomsten van het onderzoek mogelijk meer inzicht kunnen brengen in het menselijk gedrag tijdens evenementen en in menigten. Ook kan meer kennis worden verworven over het effect van de communicatiemiddelen die gebruikt worden. Deze nieuwe en verdiepende inzichten kunnen een verdere bijdrage leveren aan het veiliger maken van dit soort evenementen en het kan een bijdrage leveren aan een effectievere inzet van de middelen door de overheid. Het onderzoek kan daarmee bijdragen aan de meer wetenschappelijke inzichten die er over het gedrag van mensen bestaat en het kan aan de professionele kant van de overheid, politie, gemeenten, maar ook organisatoren van grote evenementen kennis en vakkennis toevoegen. Het veldonderzoek is uitgevoerd in juli 2012 in Nijmegen. Het is gebaseerd op theoretische inzichten over Public order management, gedrag van mensen in groepen, communicatie en media. Het veldonderzoek is geoperationaliseerd in een vragenlijst. Op basis van deze vragenlijst zijn op donderdag 18 en vrijdag 19 juli 2012 in totaal 829 voetgangers in de binnenstad van Nijmegen bevraagd. Hun antwoorden vormen de kern van dit onderzoek. U treft deze aan in hoofdstuk 6, Resultaten en in bijlage 1. Bent u nieuwsgierig en gaat u recht op uw doel af, dan raad ik u aan deze hoofdstukken eerst te lezen. Wat beweegt ons?
Pagina 9
Bent u meer geïnteresseerd in de bestaande theoretische en wetenschappelijke inzichten, dan vindt u deze in met name in hoofdstuk 5, Bestaande wetenschappelijke en professionele inzichten. De conclusies van het uitgevoerde onderzoek en de daarop gebaseerde aanbevelingen treft u aan in hoofdstuk 7. Het doen van onderzoek en verslag is ook een leerproces, zowel inhoudelijk als persoonlijk. Een weergave van dit leerproces vindt u in het slothoofdstuk: 8, Evaluatie en discussie.
Wat beweegt ons?
Pagina 10
2
Algemene inhoudelijke oriëntatie, begrippen
Onderzoek verruimt het inzicht van zowel de lezer als de onderzoeker. Om het onderzoek te kunnen lezen, treft u als lezer in dit hoofdstuk een aantal centrale begrippen aan die de basis vormen van dit onderzoek. In dit onderzoek wordt met name aandacht besteed aan evenementen, groepsgedrag, publieksveiligheid en de effecten van communicatie met burgers, voetgangers tijdens een grootschalig evenement. 2.1 Vierdaagsefeesten in Nijmegen Nijmegen wordt ieder jaar in de derde week van juli bezet door wandelaars. Deelnemers en bezoekers aan de Vierdaagse wandelmarsen verblijven in die week in Nijmegen en omgeving. Sedert 1969 wordt gelijktijdig aan de wandelmarsen feest gevierd in het centrum van Nijmegen. De Vierdaagsefeesten die ook wel de Zomerfeesten worden genoemd, kenmerken zich door een uitgebreid programma van activiteiten. Gedurende één week, beginnende op zaterdag loopt de binnenstad van Nijmegen met name tijdens de avonduren vol met mensen. Er zijn dan veel met name door de horeca van Nijmegen georganiseerde activiteiten. Artiesten treden op, er zijn op het publiek gerichte activiteiten met muziek en vuurwerk. De binnenstad is ingericht als een grote horecagelegenheid. Terrassen spreiden zich uit over hele straten. Straten zijn hiervoor afgesloten en overkapt. Diverse media melden dat het bezoekersaantal in de feestweek rond 1,4 miljoen ligt.
De gehele organisatie van de Vierdaagsefeesten is al sinds jaren in handen van stichting de Vierdaagsefeesten. Op de site van deze stichting schrijft men dat de Vierdaagsefeesten het grootste evenement van Nederland is. Veiligheid is onderdeel van de verantwoordelijkheid van de stichting. Op de site verwijst men naar de maatregelen die in het kader van die veiligheid door de stichting worden genomen. Men verwijst naar de lichtkranten, politiecamera’s, Cityguides en een goede bewegwijzering. 2.2 Publieksveiligheid In het Handboek Publieksveiligheid evenementen, hanteert Theunissen (pag. 9) het begrip publieksveiligheid zoals dat door het voormalige Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) wordt gebruikt, namelijk: 1. Publieksveiligheid betreft risicosituaties; ‐ Van personen die zich in een bepaald tijdvak in een begrensd en openbaar toegankelijk bedrijf, instelling, inrichting of terrein bevinden of bewegen en die geen arbeidsrelatie hebben met het bedrijf, de instelling of de inrichting. ‐ Wanneer deze groepen als groep herkenbaar zijn en de leden van de groep risico’s ondervinden. ‐ Waarin deze groep personen in aantal continu of regelmatig groter is dan de groep aanwezige personen die wel een arbeidsrelatie heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting. ‐ Waarbij de omvang van deze groep tenminste 25 personen is. 2. Het gaat bij publieksveiligheid om de interne veiligheid van herkenbare groepen personen en om dreigingen van zowel fysieke als sociale aard in het kader van verantwoordelijkheden die ten aanzien van de arbeidsveiligheid zijn vastgelegd.
2.3 Openbare orde Evenementen of publieksgebeurtenissen, publieksveiligheid en openbare orde zijn aan elkaar verbonden. Ook een nadere beschouwing van het begrip openbare orde is dus op zijn plaats. Adang (2007), verwijzend naar Van der Meulen (1993), verstaat onder openbare orde, de naar tijd en plaats bepaalde normale gang van zaken op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Elementen binnen dit begrip zijn, tijd en plaats en de normale gang van zaken op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Als de veiligheid wordt bedreigd, doordat de bewegingsvrijheid wordt aangetast of personen en goederen in gevaar zijn, dan wordt de openbare orde verstoord.
Wat beweegt ons?
Pagina 11
Evenementen als de Vierdaagsefeesten brengen door hun massaliteit, de aard van het evenement, de aard en de staat van de bezoekers risico’s met zich mee. Deze risico’s kunnen als een bedreiging voor de veiligheid van andere mensen worden gezien. In de binnenstad van Nijmegen wordt tijdens de Vierdaagsefeesten naar mijn mening per definitie de openbare orde verstoord. De verschillende bestemmingen van de binnenstad verhouden zich qua openbare orde niet met elkaar. Het is meer een situatie van elkaar opvolgende of overlappende openbare orde regimes. Hiermee bedoel ik dat op verschillende tijdstippen de normen rond openbare orde verschuiven. In de dag situatie een gezellig winkelgebied met gereguleerd winkel‐ en bewonerspubliek. Tijdens de avonduren verschuivend naar het domein van de horeca. Feesten. Geluid, jonge mensen, luidruchtig, vrolijk, dronken en ziek.
In Politie, Studies over haar werking en organisatie (Fijnaut, Muller, Rosenthal & van der Torre, 2007) verwijst Adang (2007) naar Reicher e.a. en Stott en Adang die een aantal uitgangspunten voor succesvolle openbare ordehandhaving hanteren. Hierbij benoemen zij buiten balans, inschatting, het faciliteren binnen grenzen en differentiatie van de communicatie. Men stelt dat potentiele conflictsituaties kunnen worden voorkomen door actief en duidelijk met alle betrokkenen te communiceren. Zij stellen dat deze communicatie het beste kan gebeuren door personen die bekend zijn bij betrokkenen en door hen vertrouwd worden, en op een manier (en in een taal) die ze begrijpen.
Adang schetst een ontwikkeling van de handhaving van de openbare orde van het eenzijdig bestrijden van ordeverstoringen in de vorm van riot control of riot management naar enerzijds crisisbeheersing en anderzijds Public order management. Adang stelt daarbij dat deze vormen van handhaving een proactieve aanpak een multidisciplinaire aanpak vereisen. Openbare ordehandhaving is hiermee niet alleen een zaak van de politie. Zij dient gebaseerd te zijn op een goede informatiepositie van alle betrokken partijen. Partijen dienen de informatie adequaat uit te wisselen en in samenhang maatregelen te ontwerpen die de openbare orde ten tijde van een evenement of gebeurtenis kunnen beheersen. 2.4 Evenementen Het groot woordenboek der Nederlandse taal (1992) verstaat onder meer onder evenement, een publieke gebeurtenis, met name op het gebied van kunst of sport. In Veilige evenementen, komen Schaap, Rosenthal, Van Duin en Spaaij (2009) niet tot een eensluidende definitie van het begrip evenement, maar beschouwen zij het begrip evenement vanuit vier perspectieven, namelijk het sociaalwetenschappelijke, het juridische, het gemeentelijke en het politiële perspectief.
Uit de APV van de gemeente Nijmegen (2012) blijkt dat men als evenement definieert, elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoop‐, theater‐ en schouwburgvoorstellingen, markten, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank‐ en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, bepaalde typen voetbalwedstrijden en een braderie. Onder een evenement wordt volgens de APV mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid, een optocht op de weg niet zijnde een betoging, een feest, een muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, behoudens straatmuziek, een straatfeest of een barbecue.
In Managing crowds safely (1996) beschrijft men evenementen als: ‐ Sport‐ of niet sportevenementen in voetbalstadions of op andere sportterreinen ‐ Evenementen op terreinen die niet dit doel hebben, zoals parken, industrieterreinen, zoals bijvoorbeeld een jaarmarkt of kermis op het stadhuisplein of een luchtshow op een vliegveld ‐ Evenementen in straten of bebouwde omgevingen, bijvoorbeeld jaarmarkten, carnavalsoptochten, Nieuwjaarsvieringen. Wat beweegt ons?
Pagina 12
Voor dit onderzoek is een verdere verbijzondering van het begrip evenement niet van belang. Helder is dat een evenement een voor het publiek toegankelijke gebeurtenis is. Of daar uiteindelijk wel of geen publiek naartoe komt is in deze theoretische beschouwing niet van belang. De Vierdaagsefeesten in Nijmegen vallen duidelijk onder de gehanteerde definities van evenementen.
2.5 Public order management en crowd management Met Public order management wordt het werkterrein van de veiligheid rondom evenementen en andere grote ordeverstoringen aangeduid. De studies naar Public order management en naar het onderliggende crowd management kunnen ook als een domein binnen de politiewetenschappen worden geduid.
Adang (2007, pag. 803 en verder) beschrijft dat de moderne ordehandhavers aan Public order management doen. Hij stelt dat Public order management verder gaat dan het crowd management. Het crowd management wordt in deze zin gezien als een systematische planning van en het sturing geven aan het ordelijke verloop van gebeurtenissen waarbij zich grote aantallen mensen verzamelen. Binnen crowd management worden nog de begrippen crowd control en riot control onderscheiden. In algemene zin kan men bij de termen control spreken van beperkende maatregelen die op mensen worden toegepast. Riot control wordt in Nederlandse termen aangeduid met relbestrijding en duidt feitelijk op een interventiestrategie van de politie tijdens rellen.
Public order management betreft de systematische planning voor en het sturing geven aan gebeurtenissen in het publieke domein waarbij risico’s voor verstoring van de openbare orde bestaan, ongeacht het aantal mensen dat zich verzamelt . Adang (2012) beschrijft deze term. De term Public order management is relatief nieuw en wordt internationaal nog niet als zodanig gebruikt. De term crowd management onderscheidt zich in die zin van het begrip Public order management, dat bij crowd management een concrete gebeurtenis aan de orde is, wordt voorbereid of wordt uitgevoerd. In de onderzochte literatuur die voornamelijk afkomstig is uit Engelstalige landen, hanteert men doorgaans de term crowd management. Het uitgangspunt van zowel Public order management als crowd management is volgens Adang altijd “orde” en niet de verstoring van de orde. Ook als er geen of nauwelijks geweldrisico’s zijn, kan in mensenmassa’s de publieksveiligheid in het geding zijn. Crowd management is daarom altijd een onderdeel van Public order management. Figuur 1: Public order management
Bovenstaand model tracht het geheel van gehanteerde begrippen in beeld te brengen. Wat beweegt ons?
Pagina 13
In het geval van de Vierdaagsemarsen en ‐feesten in Nijmegen wordt aan Public order management gedaan, doordat in een integrale en multidisciplinaire aanpak systematisch de risico’s rond deze evenementen in beeld worden gebracht en uitgewerkt in plannen. De uitvoering wordt systematisch geëvalueerd en hiermee heeft dit een zeker cyclisch karakter. Er is ook sprake van crowd management omdat op de concrete gebeurtenissen tijdens deze evenementen maatregelen worden gepland, ingesteld en uitgevoerd. Het plaatsen en in werking brengen van de elektronische lichtkranten is hier een duidelijk voorbeeld van. Slechts in enkele gevallen of op enkele momenten tijdens deze evenementen is er sprake van crowd control. Hiervan is sprake als men op een concreet moment op een bepaalde plaats de mensenmassa’s actief wil beheersen of beïnvloeden. Van riot control is bij de Vierdaagsefeesten nagenoeg geen sprake, hoewel met name de politie zich hierop wel voorbereidt. Dat laatste mag onder meer blijken uit het beschikbaar houden van de Mobiele Eenheid tijdens een aantal momenten. 2.6 Overcrowding Er is sprake van overcrowding als het aantal mensen dat zich op een bepaalde locatie bevindt groter is dan die locatie naar plaats, tijd en gebruik toelaat in termen van veiligheid. Een dicht opeen gepakte menigte beweegt zich als een eenheid. De krachten binnen deze eenheid zorgen ervoor dat individuen in verdrukking geraken. Zij kunnen niet meer zelfstandig bewegen. Uiteindelijk kunnen mensen onder de voet worden gelopen, vertrapt of door de dichtheid verstikt raken. In Managing Crowds Safely (1996), worden vier criteria benoemd voor het berekenen van de maximum capaciteit van een locatie. Dit zijn: ‐ de tijd die het kost om een locatie te betreden ‐ de tijd die het kost om een locatie te verlaten ‐ de tijd die nodig is om in noodsituaties te evacueren / ontruimen ‐ de capaciteit van de accommodatie Overcrowding verhoogt de risico’s. De gevaren voor de veiligheid ontstaan in situaties van bijvoorbeeld paniek en als een locatie vervolgens in korte tijd ontruimd moet worden. Op dit soort momenten kunnen mensen verdrukt raken of onder de voet worden gelopen met desastreuze gevolgen. Overcrowding kan worden voorkomen door het instellen van een maximum aantal bezoekers middels een toegangsregeling en ‐controle. In open evenementen, zonder toelating, zoals de Vierdaagsefeesten van Nijmegen is het risico op overcrowding groot. Het geheel aan crowd managementmaatregelen, publiek sturende maatregelen, waaronder de inzet van lichtkranten, moet voorkomen dat bepaalde pleinen of straten volstromen en er onbeheersbare situaties met hoge risico’s ontstaan. Het Deeldraaiboek Crowd control 4‐Daagse 2012 van de politie Gelderland‐Zuid, verwijst hiernaar door te stellen: Een combinatie van de inzet van de middelen moet leiden tot een betere doorstroming van het publiek en verspreiding van het toegestroomde publiek over andere locaties. 2.7 Paniek In het Groot woordenboek der Nederlandse taal (1992) vinden we een passende beschrijving van het begrip paniek, namelijk een plotselinge, algemene, hevige schrik of angst veroorzaakt door een reëel of verondersteld gevaar, en die leidt tot buitensporige of onoordeelkundige pogingen om zich daartegen te beveiligen. Paniek wordt algemeen genoemd en gezien als een van de factoren die een menigte onbeheersbaar kunnen maken. Forsyth (2006) beschrijft twee soorten paniek: ontsnappingspaniek, men wil vluchten van een ongewenste situatie, of “verkrijgende” paniek, men wil naar iets toe, omdat men bang is dat men dit later niet meer kan krijgen. Een voorbeeld hiervan is de run op een winkel om de eerste Iphone 5 te bemachtigen, of om de beste plaatsen bij een popconcert te verkrijgen. Uit de beschrijving van paniek mag blijken dat paniek een individueel karakter heeft. Wat beweegt ons?
Pagina 14
In de oudere theorieën (lees onder meer Le Bon 1908) over groepsgedrag kan paniek worden gezien als een algemene reactie binnen een groep of menigte. Men ging er immers toen vanuit dat het individu zijn identiteit binnen een groep of menigte verliest en dat paniek derhalve ook een groepsreactie is. Men ging ervan uit dat het individu binnen de groep alle realiteitszin en normen verloor en niet meer te sturen was. Nieuwe inzichten over gedrag in menigten geven aan deze algemene vorm van paniek in menigten niet bestaat. Ook tijdens panieksituaties zijn reacties van mensen verschillend en kunnen zij open staan voor impulsen en communicatie van buiten. Adang (2012) verwijst in dit kader naar het Elaborated Social Identity Model (ESIM) van collectief gedrag van sociale identiteiten van Reicher, Spears & Postmes 1995, Reicher 1996. Hij stelt dat er binnen het ESIM van wordt uitgegaan dat mensen over een persoonlijke en een sociale identiteit beschikken. 2.8 Publiek sturende maatregelen Het gedrag van individuen en groepen kan worden gestuurd. Deze sturing van mensen kan op verschillende manieren plaatsvinden. Onderscheid kan worden gemaakt in fysieke aanpassingen van de (openbare) ruimte en communicatie. Voorbeelden van fysieke publiek sturende maatregelen zijn afsluitingen van wegen, het werken met soorten en intensiteit van verlichting, en het plaatsen van zogenoemde barrières om publieksstromen te remmen of te breken. Inrichten van toegangsplaatsen en uitgangen. Inrichten van parkeerplaatsen en looproutes. Het kiezen van locaties voor muziek, vertier, eten, drinken en toiletteren bepaalt in grote mate hoe individuen en groepen zich bewegen. In Managing crowds safely (1996) worden deze inzichten en maatregelen gesystematiseerd opgesomd.
Vaak worden fysieke maatregelen door communicatiemiddelen en –maatregelen ondersteund. Voorbeelden van communicatiemiddelen zijn: ‐ tickets ‐ (elektronische) bebording ‐ pamfletten / folders ‐ vlaggen ‐ tekens en teksten op gebouwen en op het wegdek. ‐ sms‐diensten ‐ radio en televisie ‐ internet, Twitter en andere sociale media
Elektronische lichtkranten zijn communicatiemiddelen die steeds een andere boodschap kunnen uitstralen en daarmee in crowd management meerdere doelen kunnen dienen. Communicatie kan ook in meer persoonlijke vorm plaatsvinden. Zo communiceren politiemensen, toezichthouders op interactieve wijze met bezoekers van een evenement. Cityguides zijn speciaal voor het evenement aangestelde medewerkers die actief informatie over bepaalde locaties met het publiek delen. Door cityguides opvallend en vriendelijk te kleden wordt zoveel mogelijk aandacht van het aanwezige publiek getrokken. 2.8.1 Elektronische lichtkranten en hun werking Tijdens evenementen in Nederland wordt gebruik gemaakt van elektronische lichtkranten. Andere benamingen voor een lichtkrant zijn matrixbord of LED‐scherm. Elektronische lichtkranten zijn beeldschermen waarop middels computertechnologie afbeeldingen en teksten kunnen worden getoond. Lichtkranten worden ook benoemd in de handreiking evenementenveiligheid 2011. Zij worden genoemd onder de maatregelen communicatie. Lichtkranten worden hier beschreven als: elektronische displays met veranderbare en actuele informatie. De afmetingen van de borden zijn divers. Veelal en ook zo in Nijmegen worden de borden op afstand bediend. Dat wil zeggen dat de zogenoemde operator zich niet in de nabijheid van de borden bevindt, maar op afstand in een centrale ruimte of commandopost.
Wat beweegt ons?
Pagina 15
Tijdens de Vierdaagsefeesten 2012 zijn conform het Deeldraaiboek crowd control van de politieregio Gelderland‐Zuid in het centrum van Nijmegen veertien lichtkranten geplaatst. De lichtkranten zijn geplaatst op zogenoemde portalen. Tijdelijke stalen constructies die een weg overspannen. In Nijmegen vindt de operationele bediening van de lichtkranten tijdens de Vierdaagsefeesten plaats vanuit het politiebureau aan de Stieltjesstraat in Nijmegen. Operators zijn aanwezig tussen 17.00 uur en maximaal 05.00 uur de volgende ochtend. De politie in Nijmegen heeft ervoor gekozen om, op momenten dat er geen teksten in het kader van crowd management op de lichtkranten worden getoond, wel een digitale klok te tonen. Men motiveert dit door te stellen dat het permanent tonen van andere beelden of teksten de werking van de lichtkranten in het kader van crowd management teniet zullen doen. De attentiewaarde van de lichtkranten neemt af als voortdurend teksten worden getoond. De politie Nijmegen hanteert in het plaatsen van teksten op de lichtkranten een zeer terughoudend beleid. Lichtkranten worden alleen geactiveerd als daartoe in het kader van crowd management of crowd control een direct aanwijsbare aanleiding toe bestaat. Met betrekking tot de werking van de lichtkranten zijn er tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen drie situaties mogelijk: Overzicht 1: lichtkranten
Lichtkrant niet in werking Lichtkranten uit Lichtkranten aan
Er wordt niets getoond De digitale klok wordt getoond Er wordt een tekst getoond
2.8.2 Twitter Twitter (2012) is sinds 2006 een internetdienst waarmee gebruikers korte berichtjes van maximaal 140 tekens publiceren. Het is een sociaalnetwerksite waarop men zichzelf, zoals bij Facebook, een profiel en een avatar kan aanmeten. Met Twitter versturen gebruikers tekstberichten (tweets) van maximaal 140 karakters via sms, e‐mail, IM, de Twitter‐website of via een applicatie zoals Twitterrific of TweetDeck. Deze tweets worden getoond op de gebruikerspagina en bij andere gebruikers die hebben opgegeven deze te willen ontvangen. De zender kan de aflevering beperken tot een groep vrienden, maar standaard worden de berichten afgeleverd bij alle belangstellenden. Een hashtag is een woord of meerdere woorden die aan elkaar geschreven zijn met een # ervoor (Bijvoorbeeld #burendag). Via Twitter kun je op deze hashtags zoeken en alle tweets met zo'n zelfde hashtag zien. Dit wordt vaak gebruikt bij evenementen of actuele onderwerpen waar veel over gesproken wordt.
Wat beweegt ons?
Pagina 16
3
Probleem, doel en vraag
3.1 Probleemstelling Wereldwijd worden grote evenementen georganiseerd. Voetbalwedstrijden, straatfeesten, popconcerten en wandelmarsen zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Waar mensen in groten getale bijeenkomen zijn er risico’s en kan de veiligheid van mensen in gevaar komen. In Veilige evenementen (2009) stellen Schaap et al., dat veiligheid op en rond een evenement allereerst draait om de veiligheidsrisico’s die voortkomen uit het gedrag van mensenmassa’s. Het gedrag van de mens levert volgens hen veiligheidsrisico’s op voor een individu of groep mensen. In het verleden hebben ernstige incidenten laten zien dat, wanneer de massa niet wordt beheerst er grote risico’s ontstaan. Op 24 juli 2010 vielen er bij een incident tijdens de Love Parade in Duisburg (Duitsland) 21 doden en ruim 500 gewonden. Grote evenementen met veel publiek vormen dus een potentieel risico. Het beheersen van het gedrag van mensen in menigten is een verantwoordelijkheid van de organisatoren en de lokale overheid. In de afgelopen jaren zijn er mede door nieuwe technologische ontwikkelingen meer en meer communicatiemogelijkheden ontstaan waarmee men het gedrag van menigten beïnvloedt. Voorbeelden hiervan zijn de sociale media, als Facebook en Twitter en het gebruik van Burgernet middels mobiele telefonie. Ook gebruiken politie en andere instanties camera’s om het gedrag van menigten continu te monitoren om daarmee de mogelijkheid te creëren direct op het gedrag van menigten te interveniëren. Het gebruik van deze middelen om het gedrag van mensen en menigten met gerichte berichten te sturen lijkt inmiddels algemeen aanvaard. Is echter helder of de inzet van dit soort middelen effectief is? Beïnvloeden zij daadwerkelijk het gedrag van mensen en menigten en in welke mate? Zijn er binnen de menigte of binnen alle bezoekers aan een evenement groepen te identificeren, aan te wijzen, die ten opzichte van elkaar anders reageren op aangeboden, publiek sturende informatie? Heeft dit gevolgen voor de inzet van dit soort informatie en middelen voor professionals? Grofweg kan er bij een evenement een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten bezoekers. De eigenschapbegrippen zijn lokale bekendheid en niet lokale bekendheid. Figuur 2: lokaal bekend / niet bekend
Bezoeker
Lokaal bekend Lokaal niet bekend
Mensen die wel of geen kennis hebben van de infrastructuur in en rond een evenement. Is het effect van de boodschappen op het getoonde gedrag van de bezoeker verschillend naar de achtergrond van de bezoeker? Kennis hierover kan bijdragen aan een meer effectieve en efficiënte inzet van dit soort middelen bij evenementen met een lokale, regionale, landelijke of internationale aantrekkingskracht. De kern van de probleemstelling is dat onduidelijk is of en hoeveel effect de door de politie verzonden sturende informatieboodschappen hebben op het gedrag van mensen in groepen, in menigten die een groot evenement bezoeken. Tot slot is meer inzicht noodzakelijk in verschil van effect op basis van de achtergrond van de bezoekers aan een evenement. Het onderzoek beperkt zich tot voetgangers die een evenement bezoeken. Wat beweegt ons?
Pagina 17
3.2 Doelstelling Dit onderzoek heeft tot doel meer inzicht te verschaffen in het effect van het gebruik van de communicatiemiddelen Twitter en elektronische lichtkranten op individuen en menigten. Specifiek als deze middelen zijn ingezet ten behoeve van het crowd management tijdens grootschalige evenementen. Een geldende hypothese hierbij is dat het gebruik van deze middelen om met menigten te communiceren effect heeft en dat de menigte met gerichte communicatieboodschappen te sturen valt. Ik bouw deze hypothese voor dit onderzoek uit met de stelling dat het effect van communicatie bij lokaal bekende bezoekers evident geringer is dan bij niet lokaal bekende bezoekers. Op basis van de onderzoeksdoelstelling zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 3.3 Hoofdvraag
Laten bezoekers van de Vierdaagsefeesten in Nijmegen zich in hun gedrag sturen door op hen gerichte informatie door middel van elektronische lichtkranten en Twitter?
3.3.1 Subvragen
Zet de politie tijdens de Vierdaagse gerichte communicatiemiddelen in om bezoekers van evenementen in hun gedrag te sturen? Welke middelen zijn dit en hoe gaat de politie hierbij te werk?
In hoeverre geven bezoekers van een evenement aan gebruik te maken van communicatie‐ middelen als Twitter en elektronische lichtkranten voor het bepalen van hun looproute tijdens een evenement?
Is er een onderscheid vast te stellen in het effect van de communicatie middels Twitter en elektronische lichtkranten tussen lokaal bekende en lokaal niet bekende bezoekers van het evenement?
Wat beweegt ons?
Pagina 18
4
Opzet en uitvoering van het onderzoek
4.1 Algemeen Dit onderzoek naar de effectiviteit van publiek sturende maatregelen via lichtkranten en Twitter is een kwalitatief onderzoek met kwantitatieve elementen. Omdat er al opvattingen bestaan over de inzet van communicatiemiddelen en het gedrag van mensen in menigten en hun stuurbaarheid door communicatie, kent dit onderzoek ook een deductieve invalshoek. Literatuur en in het werkveld van crowd management gehanteerde begrippen en inzichten zijn verkend en in beeld gebracht. Er werd een kwalitatief enquêteonderzoek uitgevoerd met gestructureerde focused interviews. De keuze voor de methodiek van straatinterviews is gelegen in een van de hoofdvragen van het onderzoek. Om te bepalen in hoeverre bezoekers van dit evenement van communicatiemiddelen als Twitter en elektronische lichtkranten gebruik maken voor het bepalen van hun looproute tijdens een evenement is het belangrijk hen direct na hun waarneming van een lichtkrant, of na het verzenden van een Twitterbericht te bevragen. Hiermee wordt in het onderzoek zoveel mogelijk aangesloten op de normale gang van zaken tijdens het evenement en de belevingswereld van de respondent, waarmee een zo hoog mogelijke mate van ecologische validiteit wordt nagestreefd.
De onderzoeksvragen zijn geoperationaliseerd in interviewvragen ten behoeve van het veldonderzoek. De interviews zijn gehouden aan de hand van een vooraf vastgestelde vragenlijst met genummerde vragen (zie bijlage 3). In totaal acht enquêteurs hebben de interviews afgenomen op donderdag 19 en vrijdag 20 juli 2012 op verschillende locaties in de binnenstad van Nijmegen. De locaties voor het afnemen van de interviews zijn gekozen op basis van de plaatsing van de lichtkranten in de binnenstad van Nijmegen. Steeds is gekozen voor een interviewlocatie die zich in de directe nabijheid van een lichtkrant bevond. Op deze wijze kon de respondenten worden gevraagd of zij de lichtkranten hadden waargenomen.
Overzicht 2: onderzoekslocaties
1 2 3 4
donderdag 19 juli 2012 Molenstraat, hoek In de Betouwstraat Ziekerstraat, hoek Molenstraat Pauwelstraat Mariënburg
vrijdag 20 juli 2012 Molenstraat, hoek In de Betouwstraat Ziekerstraat, hoek Molenstraat
Voorafgaand aan de interviewsessies op straat zijn de enquêteurs geïnstrueerd aan de hand van het onderzoeksplan en de vragenlijst. De enquêteurs is gevraagd aselect te interviewen. Dat wil zeggen dat zij willekeurige voorbijgangers aan dienden te spreken. De interviews zijn individueel afgenomen. Jongeren beneden de leeftijd van 12 jaar zijn buiten beschouwing gehouden. Een maximum leeftijd voor de respondenten is niet bepaald. Hoewel interviews individueel zijn afgenomen dient één effect wel te worden gemeld. Veel bezoekers van de binnenstad komen in groepen. Op het moment dat mensen uit de groep zijn aangesproken, vindt ook binnen de groep van de geïnterviewde een groeps‐ en beïnvloedingsproces plaats. Omstanders, groepsleden, luisteren mee met de vraagstelling en uiten in sommige gevallen hun eigen opvattingen. Dit kan de uitspraak van de geïnterviewde hebben beïnvloed. Dit effect valt niet vast te stellen, maar dient zeker niet te worden uitgesloten bij de beoordeling van de hier gepresenteerde gegevens.
De methode van straatinterviews brengt nog een aantal complicaties met zich mee. De interviews worden afgenomen in een zeer dynamische en rumoerige omgeving. Een van de kenmerken van het publiek in de binnenstad van Nijmegen tijdens de Vierdaagsefeesten is dat men doorgaans in een vrolijke stemming is. Velen gaan niet alleen of solo naar de binnenstad, maar in groepen of duo’s. Bekend is dat er alcohol wordt gebruikt en dat bezoekers van de binnenstad van Nijmegen ook onder invloed verkeren. Ook het gebruik van andere bewustzijn veranderende middelen moet niet worden uitgesloten. Wat beweegt ons?
Pagina 19
Verder zijn de drukte, de straatmuziek en de duisternis factoren die de gang van het interview of het resultaat van het interview kunnen beïnvloeden. Het is echter inherent aan deze wijze van onderzoek.
4.2 Twee situaties, lichtkrant aan en uit De lichtkranten zijn gedurende de Vierdaagsefeesten permanent opgesteld in de binnenstad van Nijmegen. Begrijpelijk is dat de lichtkranten niet voortdurend publiek sturende boodschappen weergeven. Er worden teksten getoond op het moment dat daartoe gelet op de drukte in de binnenstad aanleiding is. Dat moment wordt primair bepaald door de leiding van de politie in Nijmegen die hierover via het personeel van de crowd managementruimte wordt geïnformeerd. Op momenten dat daartoe geen aanleiding is, wordt op de lichtkranten in groene cijfers een digitale klok getoond.
Binnen het onderzoek was dit een complicerende factor. De momenten waarop de lichtkranten geactiveerd worden met tekstboodschappen zijn namelijk niet vooraf bekend. Dit maakte het dus onvoorspelbaar op welke momenten de enquêteurs ingezet moesten worden. Door ervoor te kiezen enquêteurs ook in te zetten op momenten dat er geen tekstboodschappen werden uitgezonden, is dit probleem ondervangen. Ook bood dit binnen het onderzoek een kans de respondenten op hun intentioneel gedrag te bevragen.
Schematisch weergegeven bestaan er binnen het veldonderzoek de volgende situaties
Schema 1: twee situaties binnen het onderzoek
lichtkrant aan
lichtkrant uit
lokaal bekend
lokaal bekend
lokaal niet bekend
lokaal niet bekend
De lichtkranten zijn op beide onderzoeksdagen geactiveerd. Hieronder is in een schema weergegeven welke lichtkranten geactiveerd zijn op welke momenten en welke publiek sturende teksten op die tijdstippen werden getoond.
Overzicht 3: tijdstippen lichtkranten aan
donderdag 19 juli 2012 tijd locatie 22.06 – 23.20 uur Koningsplein tijd locatie 21.30 – 22.35 uur Koningsplein 23.00 – 00.55 uur Matrixx
tekst Koningsplein druk, zoek andere locatie vrijdag 20 juli 2012 tekst Koningsplein druk, zoek andere locatie Matrixx is druk, zoek andere locatie Matrixx is vol, zoek andere locatie
In de situatie dat de lichtkranten aan waren, is de bezoekers aan de hand van de vastgestelde vragenlijst (bijlage 3) gevraagd naar hun feitelijke reactie op de tekstboodschap op de lichtkrant; in de situatie dat de lichtkranten uit waren is hun gevraagd naar hun intenties. Zo nodig werden de lichtkranten aangewezen met de vraag “Wat zou u doen als ….”. Methodisch gezien is er dus sprake van twee groepen respondenten, de respondenten in de situatie lichtkrant aan en de groep respondenten in de situatie ‘lichtkrant uit’. In de weergave van de resultaten zijn beide situaties steeds weergeven voor waar het de reacties op de lichtkranten betreft. Wat beweegt ons?
Pagina 20
4.3 Afbakening onderzoek 4.3.1 Lokaal bekend en lokaal niet bekend Binnen het onderzoek spelen de begrippen lokaal bekend en lokaal niet bekend een belangrijke rol. Het definiëren van lokale bekendheid als onderzoekbegrip of –element is gedaan op basis van wat de respondenten daartoe hebben aangeven. Binnen het onderzoek werd hun de vraag gesteld: Hoe bekend bent u in het centrum van Nijmegen? De respondenten konden kiezen uit de volgende antwoordmogelijkheden: niet, redelijk / matig en goed.
In de verdere verwerking van de gegevens is een scherp onderscheid gemaakt door de groep respondenten die aangaven redelijk/matig bekend te zijn te voegen bij de respondenten die aangaven goed bekend te zijn. Deze keuze ligt in de kern van het onderzoek. Het onderzoek richt zich op het wel of niet lokaal bekend zijn in het centrum van Nijmegen en de mogelijke verschillen in gedrag tussen beide groepen. Het begrip centrum van Nijmegen is in het onderzoek niet verder geduid of gedefinieerd. Door de respondenten in het centrum van Nijmegen (zie onderzoekslocatie) te bevragen en hun tijdens het onderzoek daarop te wijzen en daarmee de verbinding te maken, werd hun duidelijk gemaakt dat de vraag over de lokale bekendheid te maken had met de plaats waar zij op dat moment werden geïnterviewd en de directe omgeving daarvan, de binnenstad van Nijmegen. 4.3.2 Leeftijd Bezoekers onder de leeftijd van 12 jaar werden niet bevraagd. Een maximale leeftijdgrens werd niet gehanteerd. 4.3.3 Tijdstippen onderzoek Er ligt een directe relatie tussen het houden van de interviews en de aanwezigheid of het gebruik van lichtkranten en Twitter. Respondenten worden onder meer bevraagd op hun waarneming van de lichtkranten. Het veldonderzoek is erop gericht om binnen het tijdstip dat lichtkranten geactiveerd zijn, of dat aannemelijk is dat zij geactiveerd kunnen worden een groot aantal mensen, bezoekers van de binnenstad, te bevragen. De crowd managementruimte van de politie Nijmegen is operationeel vanaf 19.00 uur en vanaf dat tijdstip kunnen de lichtkranten geactiveerd worden.
Om 24.00 uur zijn de interviews gestopt. Op donderdag stopt rond deze tijd de live muziek in het centrum van Nijmegen. Van vrijdag op zaterdag gaat de live muziek door tot 01.00 uur op zaterdagmorgen. 4.4 Complicaties tijdens het veldonderzoek Ruis is een begrip in de communicatieleer. Het begrip wordt in hoofdstuk 5.8 nader beschreven. Binnen een veldonderzoek kan ruis worden veroorzaakt door het onderzoek zelf. De plaats, wijze van benadering, ervaring van de enquêteurs, de hoeveelheid en aandacht voor de enquêteurs zijn factoren die de reactie van respondenten kunnen beïnvloeden. Hierdoor kan een afwijkend beeld ontstaan. Om deze vormen van ruis zoveel mogelijk te beperken is in het onderzoek onder meer gekozen voor de inzet van ervaren enquêteurs. Verder werd er geen media‐aandacht geschonken aan dit onderzoek. Om voldoende spreiding te krijgen van onderzoekslocaties werd gekozen voor vier locaties en de inzet van twee enquêteurs per locatie. Twee individueel opererende enquêteurs zouden in het drukke straatbeeld van Nijmegen nauwelijks opvallen en daarmee voor zo min mogelijk verstoring zorgen. Toch kan ruis binnen dit onderzoek niet worden uitgesloten.
Wat beweegt ons?
Pagina 21
Op donderdagavond 19 juli 2012, omstreeks 23.00 uur, vond een incident plaats met een enquêtrice. Zij werd door een groep jongeren ingesloten, onheus bejegend en geïntimideerd. Dit gaf aanleiding tot het bijstellen van de uitvoering van het veldonderzoek. De veiligheid van de enquêteurs kwam in het gedrang. Op vrijdagavond werd daarom vanaf twee locaties geïnterviewd in groepen van vier enquêteurs. Ook in deze situatie bleven de enquêteurs individueel, maar wel in elkaars nabijheid werken. In hoeverre deze wijziging het beeld binnen het onderzoek heeft beïnvloed, is niet vast te stellen. Vanuit de observaties bleek wel dat het straatbeeld door een team van vier enquêteurs wordt beïnvloed. Er waren momenten van “ophoping” rondom de lijn van enquêteurs. 4.5 Registratie, verwerking en preparatie van gegevens De gehouden interviews zijn geregistreerd op een vragenformulier. Deze formulieren zijn verzameld en de daarop vermelde gegevens zijn in een bestand opgenomen. Niet volledig ingevulde lijsten zijn verwijderd uit het bestand. Uiteindelijk zijn 829 interviews verwerkt. Op basis van een zogenaamd Windows Excelbestand zijn de gegevens gerangschikt en per vraag of thema verwerkt tot de in het hoofdstuk resultaten weergegeven data. De analyse vond plaats door vergelijking van de aantallen antwoorden per vraag, afgezet tegen de gehele groep respondenten of de betreffende antwoordgroep. Gelet op de soms geringe aantallen antwoorden en respondenten is niet voor een statistische benadering en analyse gekozen.
Wat beweegt ons?
Pagina 22
5
Bestaande wetenschappelijke en professionele inzichten
Publieksveiligheid bij evenementen is onderwerp van wetenschappelijk en vakmatig onderzoek. De onderzoeken richten zich onder meer op de risico’s die evenementen met zich meebrengen. Er zijn studies naar de wijze waarop organisatoren en overheidsinstanties omgaan met deze risico’s ter voorbereiding op evenementen. Ook zijn er meer evaluerende studies naar aanleiding van grote incidenten tijdens evenementen. Een andere wetenschappelijke invalshoek betreft het onderzoek naar soorten groepen en naar het gedrag van groepen. Dit soort onderzoek is relevant, omdat het kenmerk van een evenement is dat zich daar mensen in groepen verzamelen. Ten behoeve van dit onderzoek volgt hierna een overzicht van de in de literatuur meest beschreven theorieën over evenementenveiligheid, groepen en groepsgedrag. Ook wordt aandacht besteed aan het zogenoemde communicatiemodel. Een theoretisch model dat het proces van communicatie beschrijft. Deze theoretische inzichten vormen de basis voor het uitgevoerde veldonderzoek, de conclusies en aanbevelingen in dit onderzoek. 5.1 Collectief, groep en menigte Binnen het terrein van de groepsdynamica worden diverse soorten collectieven, groepen of “bewegingen” onderscheiden. Forsyth (Group Dynamics, 2010) relateert het gedrag van en in een menigte aan het meer algemene begrip collective movements, mass movements, of dispersed collective behaviour. In sommige gevallen kunnen mensen die niet in elkaars nabijheid zijn zich toch op eenzelfde, vaak afwijkende wijze gedragen of reageren. Hij beschrijft dat deze collectieve gedragingen zich op vele manieren manifesteren. Ter nuancering geeft hij aan dat deze begrippen niet wetenschappelijk zijn erkend of geformaliseerd. Het hierbij door Forsyth gebruikte schema geeft wel inzicht in de soorten collectief gedrag en menigten. Schema 2 : collectieve gedragingen (Forsyth) Collectieve gedragingen
Menigten (bijeenkomsten)
“Straat” menigten
Toeschouwers (publiek)
Collectieve “bewegingen”
Rijen
Sociale bewegingen
Menigte (massa)
Trends
Grillen
Agressieve menigten
Lynchende menigte
Menigte in paniek
Rellende menigte
Vluchtende Ontsnappende menigte
Rages
Hebzuchtige menigte
Mode rages
Forsyth beschrijft hier uiteindelijk vier soorten menigten, namelijk: - hebzuchtige menigte - vluchtende of ontsnappende menigte - rellende menigte - lynchende menigte Andere onderzoekers, onder wie Berlonghi (1995), komen tot een meer gedetailleerde indeling. 5.2 Wat is een menigte? Wat beweegt ons?
Pagina 23
Een menigte bestaat uit een groot aantal mensen. Tot zover lijken wetenschappers het met elkaar in hun beschrijving eens te zijn. Vervolgens voegen diverse wetenschappers criteria toe aan het begrip. Alblas (2010) beschrijft in zijn Inleiding Groepsdynamica (pag. 225) dat deze mensen op hetzelfde gericht moeten zijn en zich op dezelfde plaats moeten bevinden. Alblas onderscheidt vervolgens de toevallige menigte, een menigte bezoekers, een menigte demonstranten, een gewelddadige menigte en een vluchtende menigte. Van de Sande (2005, pag. 15 e.v.) besteedt in zijn On Crowds veel aandacht aan het formuleren van een definitie voor het begrip menigte. Hij geeft aan dat het gedrag in een menigte verschilt van het gedrag dat normaal wordt gezien in een verzameling van mensen. Typen menigten verschillen volgens hem, omdat ook de mensen in de verschillende soorten menigten verschillen. Hij komt uiteindelijk tot drie criteria die volgens hem relevant zijn: grootte, aanwezigheid of nabijheid en onzekerheid. Met grootte geeft hij aan dat wil er sprake zijn van een menigte er een grote groep mensen moet zijn. Hij beschrijft de wetenschappelijke discussie over de ondergrens van het aantal mensen waarbij er nog sprake is van een groep. De ondergrens ligt bij kleine groepen van 2 tot 10 mensen. Meer aannemelijk is het om uit te gaan van een aantal van 50 mensen om daarin ook het gedrag te kunnen waarnemen dat past bij het gedrag van menigten. Ten aanzien van aanwezigheid of nabijheid wordt gesproken over een groep mensen die zich met een zekere continuïteit op eenzelfde plaats in elkaars nabijheid verzamelen en ophouden. Als mensen bij elkaar en in elkaars nabijheid verblijven dan ontstaat de mogelijkheid van directe interactie. Interactie is een duidelijke conditie om te kunnen spreken van groepsgedrag. Wil er sprake zijn van een menigte, dan moeten mensen elkaar direct kunnen beïnvloeden, verbaal of non‐verbaal. Onzekerheid is noodzakelijk omdat in een menigte de oude regels niet meer gelden. Mensen komen in een situatie die men niet meer kent, nieuwe normen kunnen zich vormen, al hoewel dit niet altijd noodzakelijk is of zal voorkomen. In de fase van onzekerheid vormen mensen zich nieuwe normen en dit is karakteristiek voor het gedrag in menigten. Op basis van zijn uitleg en onderzoek komt Van de Sande tot de volgende definitie van een menigte of crowd, die hier in het Engels wordt weergegeven: Crowds are impermanent groupings of people in one place and time where the usual norms and organisation forms have lost at least part of their power. 5.3 Typen menigten In Understanding Crowd Behaviours (pag. 70 e.v.) geeft men aan dat er weinig onderzoek is gedaan naar soorten menigten. Men beschrijft dat Berlonghi (1995) elf categorieën groepen of menigten heeft onderscheiden, namelijk: Tabel 1: menigten volgens Berlonghi (1995)
Type menigte Rij Verminderd mobiel of beperkte groep
Toeschouwers
Expressieve menigte
Participatieve menigte
Agressieve of vijandige menigte Wat beweegt ons?
Beschrijving van de kenmerken Een groep mensen die een gebouw / terrein o.i.d. binnengaat, daar naartoe loopt of vanaf gaat. Een groep mensen wiens beweging of waarneming beperkt is tot op zekere hoogte, bijvoorbeeld visueel gehandicapten, mensen in een rolstoel e.d. Een groep mensen die een evenement bezoeken / bekijken waarvoor men naar die locatie is gekomen of dat men heeft ontdekt / gezien toen men daar eenmaal was. Een menigte die zich bezighoudt met een of andere vorm van emotionele uiting, bijvoorbeeld, zingen, juichen, vieren, of samen bewegen. Deelnemen aan de feitelijke activiteiten bij een gebeurtenis, bijvoorbeeld professionele artiesten, atleten, of leden van het publiek die worden uitgenodigd om aan de uitvoering / opvoering deel te nemen. Een menigte die overgaat tot grof, bedreigend, Pagina 24
Demonstratieve menigte
Ontsnappende of vertrappende menigte
Dichte of verstikkende menigte
Haastende of plunderende menigte
Gewelddadige menigte
onstuimig en eventueel onwettig gedrag en daarbij de instructies van gezagsdragers negeert. Een menigte, vaak met een erkende leider, bijeengebracht met een specifieke reden of doel, om te protesteren, te demonstreren, in een mars of met protestliederen. Een menigte die probeert te ontsnappen van echte of vermeende gevaren of levensbedreigende situaties, met inbegrip van mensen die betrokken zijn bij georganiseerde evacuaties, of chaotisch duwen en trekken door een in paniek geraakte menigte. Een menigte waarin de fysieke bewegingsmogelijkheid van mensen snel afneemt ‐ tot het punt dat het volkomen onmogelijk wordt om zich voort te bewegen – veroorzaakt door de hoge dichtheid van mensen, waarin mensen meegesleurd worden en verdrukt raken, wat resulteert in ernstige verwondingen en doden door verstikking. Een menigte met als voornaamste doel het verkrijgen, verwerven of stelen van goederen ‐ bijvoorbeeld haasten om de beste plaatsen te krijgen of om handtekeningen te krijgen, of een menigte die zelfs diefstal pleegt ‐ dit veroorzaakt vaak materiële schade, ernstig letsel of heeft zelfs een dodelijke afloop. Een menigte die aanvalt, terroriseert, of relt met geen enkel respect voor de wet of de rechten van andere mensen.
Concluderend kunnen wij stellen dat er vele manieren zijn om naar een menigte te kijken. Wetenschappers hebben gepoogd een onderscheid te maken naar soort en aard van de menigte en komen nog niet tot een gelijkluidende benadering of categorisering. Gaat men uit van een veerkrachtige benadering van een evenement, waarbij veerkracht volgens Schaap, Rosenthal, Van Duin en Spaaij (2009) bestaat uit de factoren flexibiliteit, slagkracht en variëteit dan schuilt ook een gevaar in een te ver doorgevoerde categorisering. Veerkracht veronderstelt namelijk ook dat organisatoren en betrokkenen flexibel kunnen omgaan met steeds wisselende omstandigheden. Dat vergt een goede voorbereiding (anticipatie), maar ook een zeer flexibele opstelling en monitoring van groepen en het gedrag dat zij vertonen. Uit alle wetenschappelijke inzichten kan naar mijn mening wel geconcludeerd worden dat de menigte deels onvoorspelbaar is. In het specifieke geval van de Vierdaagsefeesten in Nijmegen, bestaat er niet een soort groep en verandert de samenstelling van de groepen voortdurend. Teveel focus op een soort groep zou daarmee de risico’s binnen het evenement kunnen vergroten in plaats van verminderen. 5.4 Theorieën over groepsgedrag De grondlegger van de groepsdynamica, Le Bon, ging er in eerste instantie vanuit dat het gedrag van een individu binnen een menigte ziekelijk en abnormaal was, dat binnen een groep of menigte het geciviliseerde bewustzijn verdwijnt en wordt vervangen door primitieve dierlijke instincten. Hij geloofde dat individuen, als zij opgaan in de groep, al hun verstand en verantwoordelijkheid verliezen. Naar zijn mening zagen mensen zichzelf niet meer als individuen, met verantwoordelijkheid voor hun eigen acties. In plaats daarvan worden zij anonieme leden van een groep. Tegelijkertijd door hun numerieke overwicht en groepsmentaliteit, ondervinden de individuen een gevoel van macht en onoverwinnelijkheid. Eenmaal lid van een groep, dan zijn mensen ontvankelijk voor besmetting, die snel en onvoorspelbaar ideeën en gevoelens verspreidt binnen de groep, waardoor snelle en onvoorspelbare veranderingen in gedrag plaatsvinden. Als gevolg hiervan komen onbewust, antisociale en onbeschaafde motieven vrij en gedraagt de menigte zich vervolgens op basis van primitieve, dierlijke instincten.
Wat beweegt ons?
Pagina 25
De inzichten van Le Bon zijn inmiddels grotendeels achterhaald. Met name het idee dat mensen hun “verstand” en “identiteit” verliezen, geheel opgaan in de groep en geen eigen verantwoordelijkheid meer vertonen is sterk achterhaald. In Understanding crowd behaviours wordt de Game theorie toegeschreven aan Berk, die een rationeel calculerend model van groepsgedrag voorstelde. Dit model was gebaseerd op de principes van de zogenoemde Decision Theory welke de volgende vijf stappen bevat: Schema 3: vijf stappen van de Decision theorie
Berk lijkt hier het berekenend groepslid te introduceren. Het individu dat op basis van aangeboden en verkregen informatie calculerend gedrag vertoont. De benaderingswijze van Berk staat in contrast met hetgeen Le Bon opperde, namelijk dat het individu irrationeel acteert.
Adang (2012) beschrijft dat de wetenschap inmiddels inziet dat theorieën die ervan uitgaan dat mensen impulsiever, irrationeler en gewelddadiger worden als gevolg van het feit dat zij deel uitmaken van een menigte, onhoudbaar zijn. Hij verwijst er naar mijn mening terecht naar dat veel van alle massale en minder massale bijeenkomsten vreedzaam verlopen. Hij meent het collectief gewelddadig gedrag dat soms waarneembaar is in groepen te kunnen verklaren vanuit normale sociale mechanismen, zoals die ook in andere sociale situaties een rol spelen. Hij verwijst naar het Elaborated Social Identity Model (ESIM) van collectief gedrag, hetgeen een modificatie is van Reichers model van sociale identiteit (Reicher, Spears & Postmes 1995; Reicher, 1996). Binnen het ESIM wordt ervan uitgegaan dat mensen zowel een persoonlijke als sociale identiteit bezitten. De sociale identiteit wordt niet alleen bepaald door wie tot de groep behoren, maar ook door wie er niet toe behoren. Er is sprake van een zogenoemde in‐ en out‐group. Een specifieke identiteit wordt geactiveerd wanneer het individu zich bevindt in een van de groepen waarvan hij lid is. De sociale identiteit wordt belangrijker naarmate de betreffende groep belangrijker is voor het individu. Wanneer de sociale identiteit wordt geactiveerd, neemt het individu de normen van de betreffende groep aan en zal hij een grotere neiging hebben daarnaar te handelen. Het daarop volgende gedrag is niet ongericht, zoals in de klassieke theorieën van massagedrag verondersteld werd: het is gebonden aan de normen van de groep.
Op zich beschrijven de hierboven genoemde theorieën het gedrag van mensen in groepen. Bij het bestuderen van de theorieën blijft voor mij echter onduidelijk in hoeverre de door de wetenschappers geschetste patronen in gedrag ook van toepassing zijn in meer normale Wat beweegt ons?
Pagina 26
omstandigheden tijdens de Vierdaagsefeesten. In de situatie dat grote groepen mensen en zeer veel groepen, groepjes en individuen elkaar tegenkomen in de openbare ruimte. De theorieën beschrijven het gedrag van het individu in een groep, waartoe het individu zich verhoudt. Onduidelijk is op basis waarvan het individu, dat zich kennelijk als individu kan blijven gedragen, ook in meer extreme omstandigheden als een noodsituatie, zijn of haar informatie vandaan haalt. Voor welke signalen het individu open staat. En hoe het individu de mogelijke alternatieven in gedrag in beeld brengt, afweegt en uiteindelijk besluit. Inmiddels kan ik op basis van de theorieën wel concluderen dat van het zogenoemde kuddegedrag en massa paniek in algemene zin geen sprake is. Over de waarneming en het gedrag van mensen in groepen lijkt de Place Scripts theorie meer inzicht te bieden. Deze theorie van Donald & Canter (1992) stelt dat ervaringen, waarnemingen en verwachtingen als leidraad voor het gedrag van individuen gelden. Mensen slaan hun ervaringen op in zogenoemde scripts, mentale schema’s. Als men in een bepaalde omgeving of in een bepaalde situatie is, handelt men op basis van deze gedragspatronen. Scripts helpen individuen ook om het gedrag van anderen te interpreteren en daarmee hun eigen gedrag bij te stellen. Eenmaal ‘opgeslagen’ scripts zijn volgens deze theorie opvallend bestand tegen verandering. Zelfs onder zeer bijzondere omstandigheden als calamiteiten worden individuen “instinctief” gedreven tot het bekende. Er moet veel moeite worden gedaan willen mensen hun “schema” loslaten. Scripts zijn vaak verbonden met plaatsen. Deze plaats schema’s maken dat mensen herhaald gedrag vertonen, zoals bijvoorbeeld het elke dag gebruik maken van dezelfde in‐ en uitgang. Omdat calamiteiten weinig voorkomen, lijkt het weinig waarschijnlijk dat mensen voor dergelijke omstandigheden passende schema’s ontwikkelen. Logischerwijs valt men in deze situatie waarschijnlijk terug op de reguliere gedragsschema’s die gelden onder normale omstandigheden, ondanks het bestaande gevaar. Bij calamiteiten moeten mensen dus informatie en aanwijzingen krijgen van verschillende bronnen, zoals het gedrag van anderen, de aanwezigheid van gespecialiseerd personeel, zoals politie of toezichthouders om de situatie goed in te kunnen schatten. Pas dan is men in staat om de bestaande patronen los te laten en om op de juiste wijze te reageren. Het voert te ver de grote hoeveelheid wetenschappelijke inzichten over het gedrag van mensen in groepen binnen dit verslag uitvoerig te behandelen. De in beeld gebrachte theorieën zijn wel als overzicht opgenomen in bijlage 2. Concluderend kan ik stellen dat het gedrag van het individu binnen een groep al lange tijd breed in de belangstelling van de wetenschap staat en dat de wetenschappelijke inzichten over dit gedrag veranderen. De Place Scripts theorie wijst op het nut van communicatie maar geeft aan dat informatie via vele kanalen moet worden aangeboden om effectief te zijn. Deze effectiviteit wordt vergroot als individuen al bekend zijn met de plaatsen en wijzen waarop informatie wordt aangeboden. Hiermee lijkt de Place Scripts theorie aan te sluiten bij de centrale vraagstelling binnen dit onderzoek. Zijn mensen te bewegen met en door de informatie op lichtkranten en Twitter?
5.5 Evenementen en veiligheid Er is inmiddels veel literatuur beschikbaar over de veiligheid tijdens evenementen. Wil er sprake zijn van verbetering van de veiligheid rond evenementen met lichtkranten, andere maatregelen en middelen, dan is een verkenning noodzakelijk van factoren die de veiligheidsrisico’s rond evenementen beperken.
In Veilige evenementen, Ontwikkelingen, risico’s en maatregelen (Schaap, Rosenthal, Van Duin en Spaaij, 2009) wordt een aantal van de belangrijkste factoren genoemd die de veiligheid bij evenementen bepalen. Zij onderscheiden: Wat beweegt ons?
Pagina 27
Statische contextuele kenmerken: de factor ruimte; het ontwerp en de omvang van de ruimte is een cruciaal bepalend element voor de veiligheid van een evenement. Wanneer teveel mensen zich op een te klein oppervlak bevinden, ontstaat daarmee onveiligheid. Soms is er feitelijk gebrek aan ruimte soms een gepercipieerd gebrek aan ruimte. Dynamische contextuele kenmerken: congestie als trigger; deze kenmerken van onveiligheid hebben betrekking op potentieel riskante gebeurtenissen. Veelal gaat aan een calamiteit of ongeval tijdens een evenement een situatie van congestie vooraf. Er kunnen verschillende gebeurtenissen zijn die congestie doen ontstaan. Deze situaties worden nog verergerd als aanwezigen moe, vele uren op de been of onder invloed van middelen zijn. Naarmate het drukker is, hebben mensen minder overzicht over de situatie. Bij gebrek aan informatie baseren zij zich op het gedrag van mensen om hen heen en op informatie die zij toevallig van hen te horen krijgen of van personeel. Deze informatie behoeft allerminst juist te zijn en dat kan riskant zijn. Over het algemeen is drukte een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor het ontstaan van acute veiligheidsrisico’s. In combinatie met andere omstandigheden kan drukte echter wel degelijk riskant zijn, ook als de drukte nog minder is dan de voor die plaats te hanteren absolute maat. De grootte van het evenement; het gaat hier om meer dan alleen groot of klein. Dit moet bezien worden in de context van het terrein, de aard van de activiteiten en de spreiding van die activiteiten in de tijd. Deskundigen stellen ondanks allerlei variaties dat er een omslagpunt is bij meer dan 15.000 tot 20.000 aanwezigen of bezoekers. Eenmalige versus terugkerende evenementen; een eenmalig evenement heeft niet per definitie meer risico in zich dan een terugkerend evenement. Bij terugkerende evenementen kan er sprake zijn van onderschatting en kan een hoge mate van routine er juist toe leiden dat zaken misgaan. Ook mensen die kwaad willen kunnen zich gemakkelijker op een terugkerend evenement voorbereiden. Terugkerende evenementen bieden wel de mogelijkheid tot het verbeteren van kennis over de context en veiligheidsrisico’s. Voorzienbare en onvoorzienbare gebeurtenissen / evenementen; bij onvoorzienbare evenementen is de voorbereidingstijd kort. Er wordt van de overheidsdiensten en organisatoren veel improvisatievermogen gevraagd. De kans op risico’s bij onvoorzienbare gebeurtenissen is groter omdat niet altijd vooraf berekeningen en dergelijke kunnen worden gemaakt om risico’s te beperken. Private en publieke evenementen; op zich maakt het voor de aard en de omvang van de veiligheidsrisico’s niet uit of een evenement door een private partij of door de overheid wordt georganiseerd. Wel kan het iets zeggen over de grip die de overheid heeft op de aanpak van veiligheidsrisico’s en de afweging die gemaakt wordt tussen het beperken van veiligheidsrisico’s en andere (commerciële) belangen die meespelen. Ook een private partij heeft baat bij het organiseren van een veilig evenement. De private professionele evenementenorganisator is vermoedelijk, vanuit opgedane expertise en ervaring, het best in staat om een evenement veilig te organiseren. Maatschappelijke commotie: analyseren of kanaliseren; bezoekers zijn in principe een spiegel van de samenleving. Speelt er naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis met maatschappelijke impact een bepaald gevoel van woede en machteloosheid of een schuldvraag mee, dan kan zich dat vertalen in confrontaties tussen groepen mensen of met autoriteiten, die ook op of tijdens het evenement kunnen optreden. Sommige evenementen kunnen aan de andere kant ook maatschappelijke onrust kanaliseren. Herdenkingsbijeenkomsten zijn hier voorbeelden van. In Understanding Crowd Behaviours wordt op pagina 17 een overzicht gegeven van nieuwe en bijkomende potentiële risico’s bij erg grootschalige evenementen. Deze inzichten zijn voor dit onderzoek van belang omdat men in het bijzonder aandacht besteedt aan evenementen die meerdere dagen duren en zich uitspreiden over meerdere locaties. Aan deze kenmerken voldoen ook de jaarlijks terugkerende Vierdaagsemarsen en Vierdaagsefeesten in Nijmegen en omgeving.
Wat beweegt ons?
Pagina 28
Men benoemt de volgende risico’s:
Afstemming: omdat dit soort evenementen zich over meerdere dagen en locaties uitspreidt, is coördinatie nodig tussen de verschillende actoren en afdelingen om duidelijkheid te verschaffen over de zeggenschap in bepaalde grensgevallen. Begrenzing: omdat dit soort evenementen ook geografisch verspreid is, is een duidelijke afbakening van de grenzen van verantwoordelijkheid van belang. Wat valt er allemaal onder het evenement en wie is daar verantwoordelijk voor? Vervoer / transport: hoe zorgt men ervoor dat het transportsysteem in de omgeving van het evenement de normale en extra vraag aankan? Omvang van de simulatie: zijn wij in staat om met een passende simulatie om te gaan met alle verschillende invalshoeken die spelen rondom dit evenement, gelet op de schaal en omvang daarvan? Kunnen er simulaties worden ontwikkeld om de impact van dit soort evenementen te onderzoeken? In Managing crowds safely, a guide for organisers at events and venues (2000), gepubliceerd door Health and Safety Executive, wordt op pagina 18 een onderscheid gemaakt tussen de gevaren die samenhangen met een menigte en met een plaats. Als gevaren van een menigte benoemt men: ‐ verdrukking tussen mensen ‐ verdrukking tegen vaste objecten, zoals barrières ‐ vertrapping ‐ golven, slingeren, haasten ‐ agressief gedrag, met name tussen groepen van rivaliserende supporters ‐ gevaarlijk gedrag, zoals het beklimmen van apparatuur of gebouwen, van trappen af rennen of het gooien van objecten. Als gevaren van een plaats beschrijft men: ‐ uitglijden of vallen als gevolg van afval of slecht onderhouden ondergronden ‐ rijdende voertuigen die dezelfde routes gebruiken als voetgangers ‐ mensen die ingesloten raken, rolstoelgebruikers in een menigte ‐ ineenstorting van constructies, zoals een hek of een barrier, dat valt op publiek ‐ mensen die tegen een constructie worden aangedrukt, bijvoorbeeld hete objecten van een etensvoorziening ‐ objecten, zoals stalletjes, die de doorgang blokkeren en daarmee congestie veroorzaken tijdens drukke periodes ‐ rijen, die ervoor zorgen dat de doorgang van het doorgaande publiek wordt geblokkeerd ‐ dwars stromen van mensen die door de gaande massa heen een andere plaats, zoals bijvoorbeeld toiletten, willen bereiken ‐ falen van apparatuur, zoals bijvoorbeeld tourniquets ‐ bronnen van vuur, zoals kooktoestellen. Ter afsluiting wijst men in deze gids nog op vijf gebieden om de risico inschatting rondom een evenement of plaats te completeren. Dit zijn: ‐ aard van het evenement ‐ geschiktheid van de locatie ‐ crowd management arrangementen ‐ aanwezigheid van gevaarlijke items en stoffen ‐ wat als zaken misgaan? Wat beweegt ons?
Pagina 29
Men ziet in de literatuur dat risico’s rond evenementen op meer abstracte schaal (Schaap, Rosenthal, Van Duin en Spaaij, 2009 en Understanding Crowd behaviours) en op feitelijke schaal worden benoemd. Beide benaderingswijzen maken echter duidelijk dat het in beeld brengen van de risico’s evenement gebonden en afhankelijk is van plaats, tijd en lokale omstandigheden. Verder wordt duidelijk dat het inschatten van de risico’s een uitgebreide voorbereiding en afstemming vraagt van vele partijen. De juiste gegevens moeten voorhanden zijn, wil men kunnen anticiperen op risico’s (informatiemanagement). 5.6 Infopunt veiligheid Inmiddels staan ook de ontwikkelingen op het terrein van de risico inschattingen rond evenementen in Nederland niet stil. In 2011 werd de Handreiking evenementenveiligheid gepubliceerd. Aan dit document is een digitaal programma gekoppeld dat gebruikt kan worden om de risico’s rondom evenementen in beeld te brengen. Voor de werking van het programma en de daarin opgenomen categorieën risico’s wordt verwezen naar http://www.infopuntveiligheid.nl 5.7 Crowd management en communicatie Een van de onderdelen van veiligheidsmanagement betreft volgens Schaap , Rosenthal, Van Duin en Spaaij (2010, pag. 107) de communicatie naar bezoekers van een evenement, onder andere over ge‐ en verboden, gedragsregels en veiligheidsvoorschriften. Deze visie lijkt te worden ondersteund door de Britse overheid die in haar Managing crowds safely, A guide for organisers at events and venues (pag. 41 e.v.) een afzonderlijk hoofdstuk aan communicatie wijdt. Men stelt “Good communication is an essential feature of managing crowd safety. Organisers, their staff and other personell have a key role to play.” Uit de beschreven literatuur over het gedrag van de mens in de menigte kan geconcludeerd worden dat het individu in een groep of menigte ontvankelijk is voor informatie. De Game theorie van Berk gaat er zelfs vanuit dat het individu actief informatie zoekt en op basis van die informatie keuzes maakt. 5.8 Communicatie In zijn boek, Handboek Groepsdynamica, bespreekt Remmerswaal (2008, pag. 123 e.v.) enkele algemene principes van communicatie. Men spreekt volgens hem van communicatie, wanneer iemand via informatieoverdracht iemand anders tracht te beïnvloeden. In deze zin kan de informatieoverdracht via lichtkranten en Twitter, zoals die tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen ook als communiceren worden gezien. Remmerswaal verwijst naar het schema van Lasswell over communicatie waarin de elementen zender, boodschap, medium, ontvanger en effect naar voren komen. Daarbij stelt Lasswell voor om communicatieproblemen te doordenken vanuit vijf kernvragen: wie? zegt wat? hoe? tegen wie? met welk effect? Hier is sprake van een zogenoemd communicatieproces met te onderscheiden processtappen. Remmerswaal geeft verder aan dat het schema van Lasswell later door Shannon is aangevuld met twee belangrijke begrippen, namelijk encodering en decodering. Met encodering wordt bedoeld dat de zender zijn boodschap vertaalt in een daartoe geëigende symbolische vorm, meestal de spreektaal. In het geval van het gebruik van Twitter en de lichtkranten krijgt deze encodering een bijzondere betekenis en vraagt het van de zender de specifieke kennis en vaardigheid om de gewenste boodschap over drukte in de binnenstad te encoderen in een voor de groep ontvangers begrijpelijke taal of begrippen. Decodering verwijst vervolgens op het omgekeerde, de symboolvorm wordt “ontcijferd” en terugvertaald in een bepaalde betekenis. Het proces van decoderen vindt plaats bij en binnen de ontvanger van de informatie.
Wat beweegt ons?
Pagina 30
Figuur 3: schema van communicatie van Shannon
KANAAL
Remmerswaal heeft vervolgens de schema’s van Lasswell en Shannon samengevoegd en komt tot het volgende schema voor communicatieoverdracht. Het onderzoek “Wat beweegt ons?“ is primair gericht op het effect van de communicatie middels lichtkranten en Twitter. Door het communicatieschema te hanteren, ontstaat inzicht in de processtappen en de beperkingen van en binnen de communicatie. Figuur 4: communicatie als informatieoverdracht (Remmerswaal 2008)
r u i s
Opvallend is dat Remmerswaal in zijn communicatieschema het begrip ruis toevoegt. Terwijl signalen het kanaal passeren, zijn zij gevoelig voor storende invloeden. Deze storing wordt meestal aangeduid met de term ruis. De ontvanger neemt niet alleen de signalen maar ook de ruis waar. Het proces bestaat volgens Remmerswaal, die daartoe Lindgren (1973, pag. 305) heeft aangehaald, uit de in bovenstaand figuur beschreven stappen.
5.8.1 Effecten die de communicatie bedreigen Communicatie slaagt niet altijd. Remmerswaal spreekt van effectieve communicatie als de ontvanger de uitgezonden boodschap op dezelfde wijze interpreteert als de zender bedoeld heeft. Het doel van het communiceren via lichtkrant en Twitter is de ontvanger, de bezoeker aan de binnenstad, te informeren over de drukte en hem of haar een alternatieve looproute of bestemming te laten kiezen. In het hoofdstuk resultaten zullen wij zien in hoeverre respondenten binnen het onderzoek aangeven dat dit is geslaagd.
Vanuit de theorie benoemt Remmerswaal wat effectieve communicatie kan bedreigen. ‐ voor de zender is niet duidelijk welke informatie hij zal gaan communiceren; ‐ de encodering kan gebrekkig zijn, zodat de bedoelingen niet in de juiste (tekst)boodschappen worden vertaald; ‐ het woordgebruik van de zender verschilt van dat van de ontvanger: ‐ woorden kunnen door zender en ontvanger anders worden geïnterpreteerd; ‐ de ontvanger kan een andere emotionele betekenis aan het woord / begrip geven; ‐ de theoretische referentiekaders verschillen; ‐ ruis in enge zin; elk element dat stoort in het communicatieproces; elke storing die in het kanaal optreedt, zoals achtergrondgeluiden vanuit de omgeving, spraakproblemen en andere zaken die afleiden; ‐ ruis in bredere zin; bij de zender kunnen bepaalde attitudes, vooroordelen en een referentiekader een belemmering vormen voor effectieve communicatie, evenals gebrekkige taalvaardigheid; ‐ ruis bij de ontvanger; houdingen van de ontvanger, zijn achtergrond, referentiekader en ervaringen kunnen de juiste decodering van de boodschap belemmeren; ‐ onjuiste interpretatie. Dit is volgens Remmerswaal waarschijnlijk de vaakst voorkomende bron van misverstanden in de inter‐persoonlijke communicaties.
Wat beweegt ons?
Pagina 31
Het communiceren van publiek sturende maatregelen met Twitter en lichtkranten brengt nog een aantal aanvullende complicaties met zich mee. Bij de communicatie met lichtkranten is er sprake van eenrichtingsverkeer. De voor een effectieve communicatie veel beschreven feedbackloop, het interactieve element van communicatie, is bij de inzet van lichtkranten zeer beperkt en vindt slechts op macroniveau plaats door het volgen van de verkeersstromen van voetgangers met camera’s of door personeel op straat. Gaan minder mensen een bepaalde richting op? Van een directe feedback van individuen op de aard en omvang van de boodschappen op de lichtkrant, is normalerwijze, zonder daarop gericht onderzoek geen sprake. Bij lichtkranten geldt ook dat het formaat van de lichtkrant de aan te bieden hoeveelheid tekst beperkt. Ook kunnen de gekozen tekst en achtergrondkleuren de interpretatie of decodering van de boodschap door de ontvanger beïnvloeden. De plaats waar de lichtkrant is opgesteld kan de waarneming beperken. Bij of rond de lichtkrant kan er sprake zijn van afleiding. Voorbeelden daarvan zijn lichtreclames van bedrijven, harde muziek, straatvertier, etc.
Om miscommunicatie te begrijpen, beschrijft Remmerswaal de vervormingshoek in communicatie Figuur 5: Vervormingdriehoek in communicatie
Deze vervormingshoek in communicatie wordt onder andere veroorzaakt doordat informatie of signalen meervoudig te interpreteren zijn. Volgens Remmerswaal wordt de kloof in de informatie vaak bepaald door emotionele en sociale bronnen van “ruis”. Men is bijvoorbeeld zo met zichzelf bezig of met wat men van plan is te gaan antwoorden, dat men niet goed luistert naar wat de ander zegt. Bovendien speelt ook hier, volgens Remmerswaal, selectieve waarneming een rol. Hoewel Remmerswaal zijn communicatieschema en vervormingdriehoek met name bedoeld lijkt te hebben voor de inter‐persoonlijke communicatie, is het schema als achtergrond zeer bruikbaar voor het begrijpen van de publiekscommunicatie tijdens grote evenementen. 5.8.2 Massacommunicatie In het voorgaande hoofdstuk werd de algemene communicatie en die tussen twee of meer personen behandeld. Een bijzonder begrip in de communicatieleer is de leer van de massacommunicatie. Communicatie met lichtkranten en Twitter is een vorm van massacommunicatie. Fauconnier (2000, pag. 41) zegt over massacommunicatie dat de zender bewust of onbewust de intentie heeft niemand uit te sluiten bij de perceptie van zijn boodschap, ook al zou ze meer bepaald voor een of andere categorie mensen bestemd zijn: er worden geen beperkingen opgelegd aan de waarneming ervan, tenzij technische. Massacommunicatie is openbare communicatie.
Wat beweegt ons?
Pagina 32
Maletzke en Burkart (in Fauconnier, 1990) achten het voor massacommunicatie typerend dat zij indirect is. Zender en ontvanger zijn in tijd of ruimte van elkaar gescheiden. Zender en ontvanger kunnen ook niet van rol wisselen. Ten aanzien van dit laatste element is Twitter een bijzonder fenomeen in de communicatie. De inzet van Twitter tijdens de Vierdaagsefeesten lijkt primair bedoeld als informatieve bron van de zijde van de overheid, in dit geval de politie Nijmegen. Het kenmerk van Twitter is dat ontvangen boodschappen door de ontvanger kunnen worden doorgezonden en dat daarop gereageerd kan worden. Ontvanger wordt zender en kan met de informatie anderen informeren en daardoor beïnvloeden. Deze beïnvloeding kan verder gaan dan het effect dat de oorspronkelijke zender heeft beoogd. Kenmerkend bij Twitter in relatie tot het gewoonweg “doorvertellen” van informatie is dat met Twitter in korte tijd veel mensen kunnen worden bereikt. Het verspreiden van geruchten kan op deze wijze binnen korte tijd een enorme vlucht nemen. De oorspronkelijke zender dient alert te zijn op dit soort processen en gevolgen. Het actief volgen van Twitteraars wordt hiermee van groot belang. Het actief volgen kan gezien worden als een anticiperende maatregel om de veerkracht van de organisatie en reacties te versterken.
5.9 Literatuur en begrippen samengevat Veiligheid bij evenementen is een maatschappelijk item. Ook de wetenschap houdt zich hiermee bezig. Evenementen, grote evenementen brengen risico’s met zich mee. Deze risico’s zijn divers, maar hebben uiteindelijk betrekking op de fysieke veiligheid van mensen.
Een van de meest bedreigende risico’s bij grote evenementen is overcrowding. Overcrowding ontstaat doordat meer mensen op een plaats zijn of komen dan waarvoor deze plaats op dat moment geschikt is. Het gevolg van overcrowding is verdrukking of vertrapping, met alle gevolgen van dien. Er zijn diverse oorzaken aan te wijzen voor overcrowding. Een van de oorzaken is gelegen in het gedrag van de groep. Wij hebben gezien dat er binnen de literatuur verschillende benaderingen zijn voor dit groepsgedrag. Binnen de wetenschap is duidelijk dat de groep geen gewetenloze massa is. Binnen de groep spelen verschillende factoren. Individuen binnen een groep gedragen zich ook op momenten van grote spanning deels rationeel. Zij zijn bereikbaar met communicatie, vatbaar voor informatie en zoeken daar zelfs naar (cfr. Decision theory). De wetenschappelijke inzichten in het groepsgedrag en het gedrag van het individu zijn nog niet voltooid. Nieuwe kennis en inzichten worden toegevoegd. De mens is nog een deels onbegrepen fenomeen.
Veiligheid bij evenementen kan vanuit het inzicht dat zaken beïnvloedbaar zijn, worden vergroot door een systematische aanpak. Public order management is een voorbeeld van een dergelijke aanpak. Public order management bevat onder meer het gezamenlijk kijken en vaststellen van risico’s door alle partijen die bij een evenement betrokken zijn, om daarmee tot een gedragen gezamenlijke aanpak te ontwerpen en uit te voeren. Deze aanpak dient anticiperend van aard te zijn, maar tevens voldoende ruimte te bevatten voor een veerkrachtige respons. Een van de meest belangrijke risico’s bij evenementen is overcrowding. Dat kan onder meer worden voorkomen door de toegang tot evenementen te beperken, alhoewel ook dan rond de toestroom en toegang risico’s kunnen ontstaan. Open evenementen, zoals de Vierdaagsefeesten in Nijmegen, zonder toegangscontrole of ‐beperking, dienen op andere wijze de risico’s rondom overcrowding te managen. Communicatie en informatie zijn de meest belangrijke veiligheidsverhogende factoren.
Elektronische lichtkranten en Twitter zijn communicatiemiddelen die actief door de politie Gelderland‐Zuid worden ingezet in het kader van crowd management tijdens de Vierdaagsefeesten. In hoeverre deze middelen effectief zijn, is daarbij de vraag die binnen dit onderzoek getracht wordt te beantwoorden.
Wat beweegt ons?
Pagina 33
Wat beweegt ons?
Pagina 34
6.
Resultaten
Op basis van de bevindingen worden de hoofdvraag en subvragen uit dit onderzoek beantwoord.
6.1 Nijmegen, crowd management en het gebruik van lichtkranten Politie en veiligheidspartners bereiden zich jaarlijks voor op de Vierdaagsefeesten. In een periodiek veiligheidsoverleg worden de veiligheidsrisico’s rondom dit evenement geanalyseerd. Op basis van de loop van het evenement en de benoemde veiligheidsrisico’s ontwerpt de politie samen met de organisatie van de Vierdaagsefeesten en de gemeente Nijmegen een gezamenlijke aanpak om deze veiligheidsrisico’s te beheersen. Crowd management en crowd control maken daarvan onderdeel uit. Maatregelen die in het kader van Public order management worden genomen, zijn onder meer: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
inrichting van een gestructureerd Veiligheidsoverleg tussen partijen instellen Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (SGBO) door de politie indeling binnenstad in zones programmering optreden artiesten en overige activiteiten binnenstad gespreide plaatsing van podia in het centrum afspraken met stage managers over gebruik geluids‐ en beeldinstallaties tijdens incidenten communicatie tussen politie en partners tijdens incidenten middels SMS – groepen cameratoezicht afsluiting en bewaking toegang verkeer binnenstad afspraken over openingstijden en sluitingstijden horeca bejegeningprofiel van politie en handhavers afspraken over handhaving geluidsnormen tussen organisatoren, gemeente en politie inzet toezichthouders en politie inzet beveiligingspersoneel horecagelegenheden/evenementen inzet elektronische lichtkranten gebruik van Twitter door de politie.
Gebaseerd op de activiteiten en festiviteiten in de binnenstad en de daarbij te verwachten publieksstromen maken organisatoren en politie een plan voor het crowd management en de inzet van de lichtkranten. Organisatoren en politie trachten door de inzet van de lichtkranten de publiekstromen te beïnvloeden en wel zodanig dat op bepaalde locaties in de binnenstad van Nijmegen geen overcrowding ontstaat.
Het gebruik van lichtkranten en Twitter is verbonden aan vooraf uitgewerkte druktescenario’s. Druktescenario’s zijn operationele scenario’s van de politie. Deze scenario’s beschrijven de te verwachten drukte op bepaalde plaatsen in Nijmegen tijdens de feesten en wat daarop de passende reactie is van politie en andere veiligheidspartners. De drukte wordt tijdens de Vierdaagsefeesten continu gemonitord met camera’s die speciaal voor dit doel in de binnenstad van Nijmegen zijn geplaatst. De beelden van deze camera’s worden in het politiebureau in Nijmegen “live” bekeken door daartoe opgeleide observanten. Deze observanten bepalen aan de hand van vooraf vastgestelde richtlijnen en criteria of de drukte op een locatie een van te voren vastgestelde norm te boven gaat. Indien het moment van overschrijden van de norm is bereikt, wordt aan de operationeel commandant van de politie, het hoofd ordehandhaving, het advies gegeven op de elektronische lichtkrant een tekstboodschap te tonen. Deze tekstboodschappen zijn voorbereid en gestandaardiseerd. De boodschappen wijzen de bezoekers erop dat bepaalde locaties vol zijn en roepen de bezoekers op een alternatieve bestemming te kiezen. Op het moment dat de tekstboodschappen worden geactiveerd, worden deze ondersteund en aangevuld met berichten via Twitter. Hiervoor gebruikt de politie Gelderland‐Zuid het Twitteraccount, 4daagsefeesten@PGLZ_evenement.
De werking van de lichtkranten kan niet los worden gezien van de inzet van cameratoezicht en de inzet van politiepersoneel en toezichthouders op straat. Vanuit een centrale cameraruimte in het hoofdbureau van politie te Nijmegen worden de publieksstromen gevolgd. Wat beweegt ons?
Pagina 35
Speciale aandacht krijgen bijzondere locaties waar podia en optredens zijn. De publieksdichtheid op deze locaties wordt op vaste momenten in beeld gebracht. Wordt vastgesteld dat de dichtheid de vastgestelde norm overschrijdt, dan treedt een scenario in werking. In dit scenario besluit het hoofd ordehandhaving van de politie dat de lichtkranten in het centrum worden geactiveerd. Samen met het in werking stellen van de lichtkranten worden hierover met een SMS‐groepsbericht partners en operationele politiecommandanten op straat geïnformeerd.
Vanuit de cameratoezichtruimte worden de publiekstromen en de dichtheid gemonitord. Is de dichtheid zodanig afgenomen dat het gevaar voor overcrowding geweken is, worden de lichtkranten uitgezet en krijgen politie en partners hiervan bericht via een SMS‐groepsbericht. Het volgen en interacteren op de publieksdichtheid wordt hiermee een dynamisch proces van beïnvloeding.
6.2 Politie Gelderland‐Zuid en Twitter De politie Gelderland‐Zuid heeft ten behoeve van het communiceren met publiek sturende berichten een Twitteraccount onder de naam: 4daagsefeesten@PGLZ_evenement. Afbeelding 1 : schermprint Twitteraccount
Onder de naam 4daagsefeesten@PGLZ_evenement worden tijdens de Vierdaagsefeesten berichten verzonden. Tijdens de Vierdaagsefeesten in 2012 zijn op deze wijze in totaal zevenenveertig berichten verzonden. Op de dagen van het veldonderzoek, donderdag 19 en vrijdag 20 juli 2012, zijn veertien berichten verzonden. Hieronder een voorbeeld van een van de berichten die op donderdag 19 juli 2012 door de politie Gelderland‐Zuid werd verzonden. Afbeelding 2 : schermprint Twitterbericht
Het effect van Twitter is van meerdere elementen afhankelijk: ‐ hoeveel mensen hebben zich aangemeld op de juiste “accounts”? ‐ het bereik en de stabiliteit van het telecommunicatienetwerk ‐ staat de telefoon / het mobiele apparaat aan of uit? ‐ neemt de bezitter van het mobiele apparaat, het bericht ook daadwerkelijk waar (GSM zit in tas, of broekzak)? ‐ hoe interpreteert de ontvanger de boodschap? Groepsgedrag tijdens evenementen is dynamisch. Tijdens evenementen is het bereik van telecommunicatienetwerken een punt van zorg, met name als vele bezoekers tegelijkertijd willen communiceren via hun mobiele apparaat. Tijdens momenten van persoonlijke paniek neemt deze dynamiek alleen maar toe. Juist op dit soort momenten willen organisatoren en overheid direct met de menigte en individuen kunnen communiceren. Wat beweegt ons?
Pagina 36
6.3 Politie Gelderland‐Zuid en crowd management Een van de vragen binnen het onderzoek is gericht op de middelen die de politie Gelderland‐Zuid inzet ten behoeve van het crowd management van de Vierdaagsefeesten in Nijmegen. Het Draaiboek crowd control (2012) vermeldt dat men de volgende middelen inzet: ‐ cameratoezicht ‐ lichtkranten ‐ Twitter ‐ noodscenario’s ‐ cd’s met ingesproken teksten ‐ SMS‐alerteringsfunctie van Burgernet als onderdeel van het totale pakket crowd management.
Opvallend is dat de inzet van het reguliere politie‐ en andere toezichthoudend personeel, dat door aanwezigheid en mondelinge aanwijzingen een belangrijke publiek sturende werking kan hebben, niet expliciet als middel is benoemd. Verder verwijst men in het draaiboek naar het Veiligheidsoverleg dat ter voorbereiding en in de uitvoering een overlegplatform is voor alle partijen die bij de organisatie en de veiligheid van de Vierdaagsefeesten betrokken zijn. In het draaiboek beschrijft men dat het geheel aan maatregelen van crowd management tot doel heeft om het publiek te sturen en te informeren bij veiligheidsrisico’s en calamiteiten. Over crowd management zegt men dat dit bestaat uit diverse onderdelen en tot doel heeft om het publiek te sturen en te informeren bij veiligheidsrisico’s en calamiteiten. Over de lichtkranten vermeldt het draaiboek dat deze een middel zijn om het publiek te informeren en te sturen op momenten waarop de veiligheid van het publiek in het geding komt.
De door de gemeente Nijmegen op 1 juni 2012 aan de Stichting Vierdaagsefeesten Nijmegen verzonden vergunning voor de Vierdaagsefeesten, bevat ten aanzien van de veiligheid en het crowd management een aantal passages. Volgens deze vergunning is het crowd managementbeleid gericht op het creëren van voldoende vrije uitstroomruimte rondom grote publieksconcentraties. Men vermeldt over de communicatie onder meer dat bezoekers vanuit de regio via de regionale media worden voorgelicht over de voor hen relevante algemene veiligheidsaspecten van de Vierdaagsefeesten. Men stelt dat deze voorlichting mede dient ter ondersteuning van de zelfredzaamheid van het publiek. In de vergunning wordt verder opgemerkt dat vooral de mensen die van buiten de regio komen met bedoelde voorlichting niet te bereiken zijn. Zij zijn volgens de vergunning echter in toenemende mate te bereiken via internet en de sociale media. Over de vraag hoe deze communicatie plaatsvindt, tot wiens verantwoordelijkheid deze vorm van communicatie behoort en op welke wijze deze communicatie tussen veiligheidspartners is afgestemd staat niets in de vergunning vermeld. Ook in het draaiboek van de politie Gelderland‐Zuid wordt hierover niets gemeld.
Over lichtkranten, Twitter en andere media is het volgende in de vergunning opgenomen.
Tijdens de Vierdaagsefeesten zelf kan het publiek beïnvloed worden door de inzet van lichtkranten met aanvullende ondersteuning door zogenoemde cityguides (op zondagavond op de Waalkade tijdens het vuurwerk) en door omroepberichten van de zogenoemde stagemanagers. Daarnaast worden ook nieuwe media zoals SMS en Twitter ingezet om mensen te informeren. In uiterste noodgevallen kan dit worden aangevuld met het stoppen van het programma om het publiek aan te moedigen zich te verplaatsen naar een minder druk vermaakcentrum. Deze vorm van publieksbeïnvloeding heeft vorige jaren voldoende gewerkt. In principe wordt de muziek op een podium niet meer gestart als deze is stopgezet door te grote drukte bij dit podium.
Wat beweegt ons?
Pagina 37
6.4 Resultaten veldonderzoek In dit hoofdstuk zijn de algemene gegevens en resultaten uit het veldonderzoek opgenomen alsmede de meest in het oog springende en belangrijkste bevindingen. Het geheel aan feitelijke resultaten uit het veldonderzoek, de interviews, is opgenomen in de bijlage 1 bij dit onderzoek. Het onderscheid naar ‘lichtkrant aan’ en ‘uit’ wordt niet gemaakt bij vragen die betrekking hebben op een andere wijze van informatie over drukte in de binnenstad (vragen 4, 5 en 6), bij vragen die gaan over het belang van informatie over drukte in de binnenstad (vraag 8), bij de vraag over het gevoel van veiligheid (vraag 9) en bij de vraag over de wijze waarop men anders geïnformeerd wil worden (vraag 10). 6.5 Methode van analyse De door de geïnterviewden gegeven antwoorden zijn verzameld en getotaliseerd. Zo werd een beeld verkregen van het geheel van door de respondenten gegeven antwoorden. Dit beeld is geanalyseerd. De analyse vond plaats door de totalen per categorie antwoord in beeld te brengen en soorten respondenten, bijvoorbeeld met de kenmerken man of vrouw, onderling te vergelijken. Ook zijn antwoorden per leeftijdsgroep met elkaar vergeleken. De aantallen zijn afgezet tegen de gehele groep respondenten. Met de verkregen data wordt binnen dit onderzoek getracht antwoorden te verkrijgen op de geformuleerde onderzoeksvragen. 6.6 Algemene gegevens
6.6.1 Man / vrouw In totaal werden 829 mensen bevraagd. Tijdens lichtkranten aan werden 257 mensen bevraagd. Tijdens lichtkranten uit werden 572 mensen bevraagd. De samenstelling van de groep respondenten is als volgt. Tabel 2: samenstelling respondenten man / vrouw
vrouw man totaal
totaal 337 492 829
lichtkrant aan 99 158 257
lichtkrant uit 238 334 574
6.6.2 Leeftijd Het onderzoek is beperkt tot mensen boven de leeftijd van 11 jaar, een maximum leeftijd voor de deelname aan het onderzoek is niet bepaald. De leeftijdsopbouw van de onderzoeksgroep is als volgt. Tabel 3: leeftijd onderzoekspopulatie
leeftijd 12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder Totaal
totaal
vrouw
man
percentage
155 297 115 99 98 65 829
84 110 31 41 44 27 337
71 187 84 58 54 38 492
18,7 % 35,8 % 13,9 % 11,9 % 11,9 % 7,8 % 100 %
6.6.3 Lokaal bekend en lokaal niet bekend Een van de hoofdvragen binnen het onderzoek is of er een verschil bestaat in reactie op de lichtkrant tussen bezoekers van de Vierdaagsefeesten die aangeven lokaal bekend te zijn en bezoekers die dat niet zijn. In hoofdstukken 4 wordt dit onderscheid nader beschreven.
Wat beweegt ons?
Pagina 38
In totaal werden 829 mensen bevraagd. Van hen geven er 643 aan matig of goed bekend te zijn in de binnenstad van Nijmegen. Er zijn 186 respondenten die aangeven niet lokaal bekend te zijn. Dat is 22,4 % van het totaal aantal respondenten. In de volgende tabel wordt weergegeven hoe de verhouding is en hoe de verhouding is tussen degenen die de lichtkrant hebben waargenomen en niet. Tabel 4: lokaal bekend / niet bekend, lichtkrant gezien / niet gezien / lichtkrant aan / uit
lichtkrant AAN
Totaal lichtkrant gezien lichtkrant niet gezien
lichtkrant UIT
bekend
niet bekend
bekend
niet bekend
207 161 (77,8 %) 46 (22,2 %)
50 21 (42 %) 29 (58 %)
436 331 (75,9 %) 105 (24,1 %)
136 88 (64,7 %) 48 (35,3 %)
6.7 Bevindingen Deze paragraaf bevat de bevindingen die gebaseerd zijn op de data die in bijlage 1 zijn opgenomen. De bevindingen worden onderscheiden naar de situatie ‘lichtkranten aan ‘ en ‘uit’.
De lichtkranten zijn op beide onderzoeksdagen geactiveerd. Hieronder is in een schema weergegeven welke lichtkranten geactiveerd zijn op welke momenten en welke publiek sturende teksten op die tijdstippen werden getoond. Tabel 5: overzicht lichtkranten aan
donderdag 19 juli 2012 tijd 22.06 – 23.20 uur
locatie Koningsplein
tijd 21.30 – 22.35 uur 23.00 – 00.55 uur
locatie Koningsplein Matrixx
tekst Koningsplein druk, zoek andere locatie vrijdag 20 juli 2012 tekst Koningsplein druk, zoek andere locatie Matrixx is druk, zoek andere locatie Matrixx is vol, zoek andere locatie
Op momenten dat lichtkranten een tekstboodschap toonden, zijn er in totaal 257 mensen bevraagd. Van hen waren er 207 goed of matig lokaal bekend. Niet lokaal bekend waren 50 respondenten.
Wat beweegt ons?
Pagina 39
6.7.1 In de situatie van de lichtkrant aan In het volgende schema zijn de antwoorden in de lichtkranten aan situatie weergegeven. Het aantal respondenten was 257. Schema 4:inventarisatie alle antwoorden in aan situatie
Wat beweegt ons?
Pagina 40
Bevinding 1 Lokaal bekende respondenten nemen de lichtkranten significant vaker waar (78 %) dan lokaal niet bekende respondenten (42 %). Grafiek 1: verhouding waarneming lichtkranten
Bevinding 2 Er zijn 257 respondenten in de aan situatie Van hen zijn er 207 lokaal bekend. 50 zijn niet lokaal bekend. Het merendeel van de lokaal wel bekende respondenten (59,6 %) dat de lichtkranten heeft waargenomen zegt niets te hebben gedaan met de aangeboden informatie. Het merendeel van de lokaal niet bekende respondenten (71,4 %) dat de lichtkranten heeft waargenomen zegt niets te hebben gedaan met de aangeboden informatie. Lokaal bekende mensen volgen de adviezen beter op (40%) dan niet lokaal bekenden (29%). Het effect van de lichtkrant is derhalve maximaal 40 %.
Het lijkt er verder op dat lokaal niet bekenden ook minder gevolg geven aan de boodschappen op de lichtkranten; dit wordt geïllustreerd in onderstaande figuren. Grafiek 2:lichtkrant gezien actie / geen actie
Wat beweegt ons?
Pagina 41
Bevinding 3 Bij de categorie lokaal bekenden en niet lokaal bekenden die de lichtkranten hebben waargenomen, is een relatief gering verschil vast te stellen tussen degenen die vervolgens wèl iets en niets met de aangeboden informatie doen (40,4 % lokaal bekenden versus 28,6 % lokaal niet bekenden).
Op basis hiervan zou men kunnen stellen, dat indien men de waarneming van de lichtkranten bij niet lokaal bekenden kan verbeteren, de kans wordt vergroot dat zij in hun gedrag ook gevolg geven aan de boodschap die op de lichtkranten is vermeld, waarmee het veiligheidseffect van de lichtkranten in zijn totaliteit kan worden vergroot.
Bevinding 4 Ruim een derde deel (39 %, 71 respondenten) van alle respondenten die de lichtkranten hebben waargenomen (182 respondenten) heeft actie ondernomen op basis van de lichtkranten. Grafiek 3: lichtkrant gezien, verdeling actie / geen actie,
Bevinding 5 Van de 257 respondenten die de lichtkranten in de aan situatie zijn gepasseerd, hebben er 71 (28 %) actie ondernomen op basis van de informatie op de lichtkrant; zij zijn in hun gedrag direct beïnvloed door de inzet van lichtkranten.
Grafiek 4: verdeling alle respondenten, wel / geen actie
Wat beweegt ons?
Pagina 42
Bevinding 6 Wat betreft hun reactie op de door de lichtkranten aangeboden informatie – in de zin van al dan niet ondernemen van actie – reageren lokaal bekende mannen nagenoeg hetzelfde als lokaal bekende vrouwen. 6.7.2 In de situatie lichtkrant aan en uit
Bevinding 7 Respondenten lijken veel vertrouwen te hebben in de door de lichtkranten aangeboden informatie. Van de 182 respondenten die de lichtkranten hebben gezien, geeft slechts 3 % (6 respondenten) aan geen vertrouwen te hebben in de aangeboden informatie.
Bevinding 8 Van de 182 respondenten die aangeven niets met de aangeboden informatie op de lichtkranten te doen, geven 30 respondenten (16%) als motivatie hiervoor aan dat zij zich tijdens het interview in gezelschap van derden bevonden en met hen meeliepen. Dit zou erop kunnen duiden dat deze respondenten in hun proces van besluitvorming meer waarde toekennen aan het gedrag van hun medegroepsleden dan aan de door externen aangeleverde veiligheidsinformatie.
Bevinding 9 Tabel 6: leeftijdverschillen in reactie op lichtkranten
Leeftijd
M A N wel actie
totaal
12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder
56 130 55 40 33 23
21 (37,5 %) 58 (44,6 %) 26 (47,3 %) 22 (55 %) 24 (72,7 %) 19 (82,6 %)
geen actie 35 (62,5 %) 72 (55,4 %) 29 (52,7 %) 18 (45 %) 9 (27,3 %) 4 (17,4 %)
totaal 68 85 25 27 30 21
V R O U W wel actie 36 (52,9 %) 45 (52,9 %) 13 (52 %) 20 (74,1 %) 24 (80 %) 16 (76,2 %)
geen actie 32 (47,1 %) 40 (47,1 %) 12 (48 %) 7 (25,9 %) 6 (20 %) 5 (23,8 %)
Naarmate men ouder wordt lijkt men (percentueel) meer gevolg te geven aan de informatie die wordt getoond op de lichtkranten.
Bevinding 10 Tabel 7: opvolging van lichtkranteninformatie, man / vrouw lichtkrant aan / uit
Lichtkrant UIT
man
Lichtkrant AAN
wel actie
geen actie
geen mening
totaal
100 (56 %)
74 (41 %)
5 (3 %)
179
vrouw
101 (66 %)
50 (33 %)
1 (< 1 %)
152
man
37 (40 %)
56 (60 %)
0
93
vrouw
28 (41 %)
40 (59 %)
0
68
Percentueel gezien lijken vrouwen meer gevolg te geven aan de informatie die wordt getoond op de lichtkranten dan mannen.
Wat beweegt ons?
Pagina 43
Bevinding 11 Twitter heeft een bereik van 2 %.
Bevinding 12 Mensen nemen via verschillende kanalen informatie over de drukte in de binnenstad tot zich. Er is binnen dit onderzoek vanuit de mening van de respondenten geen voorkeur te onderscheiden voor één soort of een beperkt aantal communicatiemiddelen.
Bevinding 13 Er is geen duidelijk verschil waar te nemen tussen lokaal bekenden en niet lokaal bekenden als het gaat om hun behoefte om vooraf informatie te ontvangen over de drukte in de binnenstad van Nijmegen.
Bevinding 14 Tabel 8: belang van informatie verschillen tussen man / vrouw
Man Vrouw
totaal 491 338
ja 257 (52,3 %) 218 (64,5 %)
nee 233 (47,5 %) 118 (34,9 %)
geen mening 1 (0,2 %) 2 (0,6 %)
Binnen dit onderzoek vinden vrouwen informatie over drukte in de binnenstad belangrijker dan mannen. Bevinding 15 Ongeveer de helft van de respondenten voelt zich veiliger als men vooraf informatie ontvangt over de drukte in de binnenstad. Informatie over drukte kan derhalve het veiligheidsgevoel van een groot deel van de mensen die de binnenstad van Nijmegen bezoekt positief beïnvloeden. Er zijn op dit punt geen wezenlijke verschillen vast te stellen tussen lokaal bekende en niet lokaal bekende respondenten.
Bevinding 16 In vergelijking met mannen lijken vrouwelijke respondenten zich duidelijk veiliger te voelen als zij vooraf informatie ontvangen over de drukte in de binnenstad.
Bevinding 17 Tabel 9: kanalen waarlangs men geïnformeerd wil worden over drukte
Middel Mail en / of SMS App’s Internet Facebook Borden Radio en / of televisie Krant Politie Burgernet / telefoon
aantal 62 52 51 33 29 26 17 11 9
De antwoorden op de vraag op welke wijze men – naast Twitter en lichtkranten – geïnformeerd wil worden over de drukte, vertonen een gevarieerd beeld: er worden veel verschillende voorkeuren voor informatiemiddelen genoemd.
Wat beweegt ons?
Pagina 44
7.
Conclusies en aanbevelingen
Algemeen Op basis van de in het vorige hoofdstuk en in bijlage 1 gerelateerde bevindingen treft u in dit hoofdstuk de conclusies aan. Deze conclusies refereren aan de hoofdvragen binnen het onderzoek. Om de leesbaarheid en concreetheid van dit onderzoek te vergroten, zijn aanbevelingen direct aan de conclusies gekoppeld en daar ook beschreven.
Conclusie 1 Gelet op het feit dat uit dit onderzoek blijkt dat 28 % van alle respondenten die in de situatie dat lichtkranten een publiek sturende boodschap uitzonden antwoordden dat zij in enige mate gereageerd hebben op die boodschap, concludeer ik dat mensen zich laten sturen door op hen gerichte informatie van politie. Hiermee wordt tevens de hoofdvraag binnen dit onderzoek positief beantwoord. Tegelijkertijd verdient deze conclusie een nuancering die voor de professionals in crowd‐ en public ordermanagement waardevol is. In totaal 72 % van de mensen die informatie via de lichtkrant krijgt aangeboden zegt niets te doen met de aangeboden informatie.
Aanbeveling (A) Vertrouw als organisator of overheid niet alleen op het middel lichtkrant, maar tracht ook op andere wijze en met andere middelen het publiek te sturen.
Conclusie 2 Lokaal bekenden nemen lichtkranten beter waar dan niet lokaal bekenden. Dit kan naar mijn mening deels worden verklaard vanuit de zogenoemde Place Scripts Theorie van Donald & Canter (1992). Deze stelt dat individuen meestal regels volgen, en niet alleen juridische regels, maar ook conventionele en informele regels op basis van eerdere ervaringen en waarnemingen; deze fungeren als leidraad voor het gedrag. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat lokaal bekenden beter of meer bekend zijn met lichtkranten dan niet lokaal bekenden. Lokaal bekenden weten in het algemeen beter waar zij hun informatie vandaan moeten halen. Omdat lichtkranten al jaren deel uitmaken van het crowd management in Nijmegen, ligt het voor de hand dat lokaal bekenden, zeker als zij zich ook al in voorgaande jaren tijdens de Vierdaagsefeesten in de binnenstad hebben opgehouden, beter bekend zijn met deze lichtkranten.
Aanbeveling (B) Lokaal niet bekenden vormen een belangrijk deel van het publiek in de binnenstad van Nijmegen. Binnen dit onderzoek was 22,4 % van de bezoekers niet lokaal bekend. Nu geconcludeerd is dat lokaal niet bekenden de lichtkranten minder goed waarnemen dan lokaal bekenden, beveel ik aan nader onderzoek te doen naar dit gegeven. Hoe komt het dat lokaal niet bekenden de lichtkrant minder waarnemen? En als men door vervolgonderzoek kan vaststellen wat daarvoor de exacte redenen zijn, in welke mate kan men op basis van de in beeld gebrachte oorzaken een gerichte aanpak ontwerpen? Ik beveel professionals in de evenementenveiligheid aan, rekening te houden met het verschil in effect van de lichtkranten op lokaal bekenden en niet lokaal bekenden. Evenementen met een bezoekerprofiel van met name niet lokaal bekenden vragen andere of aanvullende publieksturende maatregelen of middelen. Aanbeveling (C) Lokaal niet bekenden zijn een belangrijke doelgroep in de binnenstad van Nijmegen. De vergunning van de gemeente Nijmegen stelt dat “mensen die van buiten komen” via internet en sociale media te bereiken zijn. Ik beveel aan deze stelling ook verder uit te werken in een concreet communicatieplan. Het verhogen van de bekendheid van de lichtkranten, hun doel en werking, dient naar mijn mening deel uit te maken van deze communicatiestrategie, opdat de waarde en de waarneming van de lichtkranten ook voor “mensen van buiten” toeneemt. Wat beweegt ons?
Pagina 45
Dit zal, door het vertrouwen dat mensen in algemene zin hebben in de informatie op lichtkranten en hun bereidheid de informatie op te volgen bijdragen aan het verhogen van de veiligheid van de Vierdaagsefeesten in Nijmegen. In algemene zin kan meer aandacht worden besteed aan lichtkranten, hun doel en werking bij evenementen.
Conclusie 3 Publiek sturende informatie voldoet aan een behoefte bij bezoekers van een evenement. Zowel lokaal bekenden (58 %) als niet lokaal bekenden (53 %) vinden vroegtijdige informatie over drukte belangrijk. Een belangrijk deel van hen voelt zich door deze informatie ook veiliger.
Aanbeveling (D) Gelet op de geconstateerde behoefte aan informatie bij bezoekers van evenementen zou door de politie en organisatoren voorafgaande aan het evenement meer aandacht moeten worden besteed aan te verwachten drukte en de wijze waarop het publiek daarover geïnformeerd kan worden. Ik beveel aan dat organisatoren en overheid voor de communicatie bij evenementen standaards gaan ontwikkelen. Standaardisatie van middelen en communicatie kan de herkenbaarheid in voor mensen vreemde of onbekende situaties vergroten (place script theorie). Ik veronderstel dat daarmee ook de waarneming en betrouwbaarheid van communicatiemiddelen als de elektronische lichtkrant verder worden vergroot. Met landelijke of gezamenlijke publiciteitscampagnes kan landelijk aandacht worden gevraagd voor het gebruik van de standaard middelen, waardoor het operationeel effect wordt vergroot.
Conclusie 4 Er zit verschil tussen lokaal bekenden en niet lokaal bekenden in de waarneming van lichtkranten. Heeft men de lichtkrant waargenomen, dan verschillen lokaal bekenden en niet lokaal bekenden niet wezenlijk in hun reacties en de mate waarin zij informatie opvolgen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat indien men de waarneming van lichtkranten bij niet lokaal bekenden kan verhogen, ook het effect van lichtkranteninformatie op het gewenst gedrag van deze doelgroep toeneemt.
Conclusie 5 Mensen hebben in grote meerderheid vertrouwen in de informatie op lichtkranten.
Conclusie 6 Lichtkranten zijn communicatiemiddelen die passen in een anticiperende en veerkrachtige benadering van evenementenveiligheid als zij worden gecombineerd met een directe monitoring (via camera of personeel) van de menigte en publiekstromen. Het middel is snel en flexibel. Berichten kunnen worden afgestemd op de ontwikkeling van het evenement of het gedrag in de groep of menigte. Hiermee sluit men aan op de belevingswereld waarin individuen zich op dat moment bevinden. Ruis wordt hiermee zoveel mogelijk voorkomen, wat het effect vergroot. In Veilige evenementen, Ontwikkelingen, risico’s en maatregelen (Schaap, Rosenthal, Van Duin en Spaaij, 2009) benadrukken de schrijvers dat de aanpak van evenementen vanuit anticiperende en veerkrachtige invalshoek dient te worden benaderd. Bij veerkracht moeten naar mijn mening de aanpak en middelen ruimte en mogelijkheden bieden om in sterk wisselende en onverwachte omstandigheden ingezet te worden. Elektronische lichtkranten, maar beperkt ook social media als Twitter zijn middelen die vanwege hun mogelijkheid om snel en direct met het publiek te communiceren passen in deze aanpak. Deze middelen dienen niet los te staan, maar verbonden te zijn met een organisatie die op basis van Public order management de voorbereiding en uitvoering van evenementen op zich neemt. Wat beweegt ons?
Pagina 46
Aanbeveling (E) Ik beveel aan om bij evenementen met risico’s op overcrowding, gebruik te blijven maken van de elektronische lichtkrant en Twitter. Het verdient in algemene zin aandacht om verder praktijkonderzoek te verrichten om het effect hiervan in samenhang met diverse andere middelen te verhogen.
Conclusie 7 Het gebruik van Twitter kent beperkingen als publiek sturend middel, gelet op de aard en het bereik (2 %). Organisatoren en overheid moeten er niet op vertrouwen dat social media in een fase van heftige dynamiek of ontstane paniek het gedrag van groepen of menigten kan sturen.
Het is opvallend vast te stellen dat veel mensen binnen dit onderzoek aangeven via sociale media en internet geïnformeerd te willen worden over drukte tijdens de Vierdaagsefeesten, terwijl het bereik van Twitter zo beperkt is.
Aanbeveling (F) Gelet op het feit dat Twitter redelijk nieuw is (2006) en er behoefte bestaat bij het publiek om via sociale media geïnformeerd te worden over drukte, beveel ik aan dat Twitter ten behoeve van het crowd management tijdens de Vierdaagsefeesten Twitter gebruikt blijft worden. Ik beveel professionals aan om te beperkingen van Twitter en social media in ogenschouw te houden bij het organiseren van evenementen en niet volledig op dit middel te bouwen!
Aanbeveling (G) Ik beveel aan om de synergie tussen social media en andere communicatiemiddelen te versterken door goed opgezette communicatieplannen. Tijdens een evenement dienen sturende boodschappen en sturende middelen goed op elkaar te worden afgestemd om een maximaal bereik en effect te behalen. Conclusie 8 Kuddegedrag, in de zin dat mensen hun gedrag baseren op het gedrag dat hun directe groepsleden vertonen, bestaat ook tijdens de Vierdaagsefeesten en bepaalt voor een deel van de bezoekers het gedrag. In totaal 30 respondenten (16 %) van 182 respondenten die in de lichtkranten aan situatie aangeven niets met de aangeboden informatie op de lichtkranten te doen, lopen met anderen mee.
Dit kan erop duiden dat deze respondenten in hun proces van besluitvorming meer waarde hechten aan het gedrag van hun medegroepsleden dan aan de door externen aangeleverde veiligheidsinformatie. Deze bevindingen sluiten aan bij een aantal van de in dit onderzoek benoemde theorieën over groepsgedrag, zoals de Field Theory en het Social identity model of crowd behaviour. Uit waarnemingen tijdens het veldonderzoek bleek dat veel mensen in kleine groepen naar de Vierdaagsefeesten komen en dat mensen in deze groepen elkaar beïnvloeden. Niet alleen door zich, zoals zichtbaar en hoorbaar was, met de door de enquêteurs gestelde vragen te bemoeien, maar ook door als respondent aan een ander groepslid te vragen waar men heen ging.
Aanbeveling (H) Groepsgedrag, in de zin dat men meer open staat voor de mening en het handelen van een mede groepslid (in‐group), dan voor informatie van derden (out‐group), blijft een belangrijk te onderscheiden fenomeen tijdens evenementen. Ook tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen. Ik beveel dan ook aan dat de aanpak van de politie en anderen rekening blijft houden met dit fenomeen en de hiermee gepaard gaande risico’s. Het gedrag van mensen is deels stuurbaar. Maar als in de binnenstad van Nijmegen op een drukke avond een wezenlijk deel van alle bezoekers (16%) besluit de informatie van de overheid te negeren en zich te richten op het gedrag van hun groepsgenoot, kunnen er alsnog grote risico’s ontstaan. Wat beweegt ons?
Pagina 47
Conclusie 9 Op de vraag hoe mensen geïnformeerd willen worden over de drukte in Nijmegen tijdens de Vierdaagse, ontstaat het beeld dat dit zeer divers is en dat communicatie over drukte en veiligheid via een breed scala aan communicatiekanalen moet worden uitgezonden om het beste effect te behalen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de effectiviteit van veiligheidscommunicatie lijkt toe te nemen met het aantal en de variëteit van de gebruikte kanalen (middelen).
Aanbeveling (I) Met het oog op een optimaal effect van de veiligheidscommunicatie verdient het aanbeveling het scala van in te zetten kanalen te verbreden en op elkaar af te stemmen; Twitter en lichtkranten hebben een redelijk maar beperkt bereik.
Conclusie 10 Naarmate men ouder wordt, lijkt men gemakkelijker gestuurd te kunnen worden met lichtkranten‐ informatie over drukte. Ook lijken jongeren zich minder gemakkelijk te laten sturen. Het ligt niet binnen het bereik van dit onderzoek om een verklaring te vinden voor dit fenomeen. Los van het feit of men hiervoor een verklaring wil zoeken, kan men dit ook als een gegeven zien. Dit kan binnen de veiligheidsorganisatie van de Vierdaagsefeesten en de organisatie van andere evenementen worden aangegrepen. Stelt men bij een evenement op basis van informatie bijvoorbeeld vast dat bezoekers vooral jong zijn, dan dient men het als risicoverhogende factor te beschouwen dat jongeren minder gevolg geven aan publiekssturende informatie met lichtkranten.
Aanbeveling (J) Ik beveel aan dat nader onderzoek wordt gedaan naar het fenomeen dat jongeren minder stuurbaar lijken met informatie op lichtkranten. Ik beveel verder aan dat overheid en organisatoren van evenementen in Nederland rekening houden met dit fenomeen, in het bijzonder bij een evenement met een bezoekersprofiel ‘jong’.
Wat beweegt ons?
Pagina 48
8.
Evaluatie en discussie
Dit onderzoek is gestart met een idee en met nieuwsgierigheid. Mijn gedrevenheid om te willen weten wat mensen in de publieke ruimte beweegt. Of mensen door massa media boodschappen in hun gedrag kunnen worden beïnvloed.
Het onderzoek had het karakter van veldonderzoek gericht op een live event. Niet in een klinische of laboratoriumsituatie, maar op straat met en tussen mensen. Door te kiezen voor dit onderwerp en onderzoeksontwerp kwam ik ook in een live traject terecht. Het programma van de Vierdaagsefeesten werd kort voor de aanvang van het onderzoek veranderd. Het al vele jaren tijdens de Vierdaagsefeesten georganiseerde vuurwerk werd in eerste instantie verplaatst van dinsdag naar zondag. Geen probleem. Het onderzoeksplan werd aangepast. Vervolgens werd medio juni 2012 geconstateerd dat de Waalkade in Nijmegen instabiel werd. Instorting van de kade dreigde en de burgemeester van Nijmegen nam het besluit de kade af te zetten en het vuurwerk tijdens de Vierdaagsefeesten af te gelasten. Opnieuw een verrassing binnen het onderzoek. Het onderzoek werd verplaatst naar donderdag 19 en vrijdag 20 juli. Geen probleem, wel veel werk voor mij als onderzoeksleider en voor degenen die mij daarbij zo goed ondersteunden.
Het gehouden veldonderzoek, de interviews op straat, verliep in eerste instantie prima. Totdat op donderdag 19 juli 2012 een van de enquêtrices door een groep jongeren werd belaagd. Zij werd het slachtoffer van het zogenoemde “young male” syndroom. Een groep jonge mannen die hun normen verliezen en zich gedragen op een wijze zoals hun moeder dat hun nooit geleerd zal hebben. Omdat de veiligheid van mijn veldonderzoekers in het gedrang kwam, heb ik het aantal interviewlocaties op straat moeten aanpassen van vier naar twee. De inhoudelijke gevolgen voor de resultaten van dit onderzoek lijken mij beperkt te zijn. Uitsluiten kan ik ze niet. Het heeft mij als onderzoeker wel geleerd dat onzekerheid en veiligheid thema’s zijn binnen onderzoek naar Public order management, binnen elk onderzoek.
Op grond van het uitgevoerde onderzoek heb ik antwoord gezocht op de gestelde vragen. De gekozen onderzoeksmethode van veldonderzoek en de gehouden interviews laten zien hoe mensen reageren en zullen reageren op basis van de hun aangeboden informatie op de lichtkranten en via Twitter. Men kan de vraag stellen of deze wijze van onderzoek, het veldonderzoek met interviews, de meest geschikte vorm van onderzoek is om groepsgedragingen te onderzoeken. Dit onderzoek kent zijn beperkingen. In deze rapportage werd al beschreven dat ruis bij het afnemen van de interviews op straat de antwoorden kan beïnvloeden. Het heeft mij wel het inzicht opgeleverd dat enquêteonderzoeken zeker hun beperkingen kennen. Wie stelt de vraag, op welke wijze aan wie en in welke omstandigheden, bepalen voor een groot deel de uitkomsten van de antwoorden. Is iedere lezer van rapportages of televisiekijker die geconfronteerd wordt met een “gedegen” rapportage naar aanleiding van weer een onderzoek hiermee bekend? De vraag stellen is hem ook beantwoorden. Wat verder bij het bewerken van de data opviel was dat, ondanks het relatief groot aantal respondenten (829), op een aantal terreinen de antwoordgroepen erg klein werden. Te klein om daaruit conclusies te trekken. Wil een onderzoek als dit meer algemene en zeker getalsmatig wetenschappelijk meer onderbouwde conclusies opleveren, dient het onderzoek groter te worden opgezet. Dit brengt vervolgens ook andere dimensies mee. Grote groepen onderzoekers beïnvloeden de binnenstad, de bezoekersstromen en daarmee de onderzoeksresultaten. Maar ook de analyse van data dient dan nog meer aandacht te krijgen. Een van mijn leerpunten in dit onderzoek is namelijk dat het verwerken en analyseren van grote hoeveelheden data enorm arbeidsintensief is. Ook was bij mij onvoldoende statistische kennis en vaardigheid aanwezig om dit onderzoek op dat punt de nodige diepgang te geven. Ik raad toekomstige onderzoekers dan ook aan hieraan voldoende aandacht te besteden. Wat beweegt ons?
Pagina 49
Meer kwalitatief onderzoek, door open interviews, kan bij onderzoek naar groepsgedrag en effecten van publiek sturende maatregelen aanvullende inzichten opleveren. Tijdens dit veldonderzoek heb ik als onderzoeker op straat interviews afgenomen en andere enquêteurs begeleid. Leerzaam en informatief ten behoeve van onderzoek waren opmerkingen die respondenten tijdens het onderzoek maakten. Een van de opmerkingen over de lichtkranten zal mij bijblijven en zegt ook iets over het effect van dit middel. Een respondent zei: “Ik heb de lichtkrant niet gezien. Ik dacht dat het reclame was.” Deze respondent wees op een van de mogelijke oorzaken van het niet waarnemen van de lichtkranten. Een belangrijke input voor verder onderzoek, maar ook belangrijk voor de operationele diensten. Door het houden van gesloten interviews, zoals ik heb uitgevoerd, blijft dit soort informatie verborgen. Terwijl onderzoek doen toch in het belang is van kennisontwikkeling. Wat niet in het onderzoek is opgenomen en van aanvullende waarde kan zijn voor Public order management is hoe individuen en of groepen zich bewegen nadat aan hen informatie is getoond. Nemen zij daadwerkelijk een andere route? Beïnvloeden enkelen die de boodschap hebben waargenomen het gedrag van anderen? Krijgen zij de kudde mee? Verandert het straatbeeld? Camera’s bieden ons in deze tijd de mogelijkheid deze beelden op te slaan en te analyseren. Door op die wijze aanvullend onderzoek te doen kan inzicht verkregen worden in hetgeen groepen en individuen beweegt. Het beeld uit dit onderzoek, namelijk dat mensen te sturen zijn direct in de nabijheid van lichtkranten aangevuld met onderzoeksgegevens vanuit dergelijke geanalyseerde observaties geeft dan niet alleen inzicht in wat een mens denkt te doen of te zullen gaan doen, maar ook wat hij of zij daadwerkelijk doet en hoe dat het gedrag van de groep of menigte beïnvloedt, of niet. Juist dat beeld is zo belangrijk om nadere inzichten in groepsgedrag te verkrijgen.
Wat een enorme uitdaging is en blijft ook na het hier voorgestelde vervolgonderzoek is hoe groepen en individuen zich gedragen op momenten dat er echt spanning ontstaat in een groep, in een menigte. Wat dan het effect is van verschillende interventies en daarbij gebruikte (publieksturende) middelen. Een hiertoe ingericht en geconditioneerd experiment kan dit inzicht vergroten. Een experiment waarbij paniek wordt geënsceneerd en waarin tegelijkertijd op lichtkranten informatie wordt getoond, kan verder inzicht geven in menselijk gedrag tijdens paniek. De ethische grenzen van een dergelijk experiment mogen hierbij niet uit het oog worden verloren. Voor zover een dergelijk experiment niet ingericht wordt, kan een systematische analyse van camerabeelden van vele verschillende evenementen extra inzichten opleveren. Ik benadruk hierbij dat bij het inrichten van dit soort onderzoek de methodische structuur veel aandacht verdient om verkregen data en inzichten onderling vergelijkbaar te kunnen maken. Internationale afstemming kan hiertoe bijdragen, zeker omdat ik ook tijdens dit onderzoek heb vastgesteld dat evenementenveiligheid in andere landen ook in de belangstelling van de overheid, de professionals en de wetenschap staat. Een tussenstap in verder onderzoek is tot slot een verdere omarming en uitbouw van digitale computersimulatie‐modellen. Deze zijn thans in ontwikkeling en de vakliteratuur besteedt hier meer en meer aandacht aan. In de voorbereiding van grootschalige evenementen als de Vierdaagsefeesten kunnen deze modellen van waarde zijn en kritische of risicovolle plekken in de organisatie en infrastructuur bloot leggen. Het gebruik van deze computermodellen kan daarbij de veiligheid van evenementen verhogen. Wie pakt deze handschoen op?
Wat beweegt ons?
Pagina 50
Bronverwijzingen
Literatuur en bijlagen Adang, O.M.J. (2007) Met alle geweld leren… De strategische aanpak van risico‐evenementen. Amsterdam, Reed Business. Adang, O.M.J. (2007) Openbare ordehandhaving. In: Politie. Studies over haar werking en organisatie (C.C.C.F. Fijnaut, E.R. Muller, U. Rosenthal & E.J. van der Torre, red.). Deventer, Kluwer. P. 803‐824. Alblas, G. (2010). Inleiding groepsdynamica, Houten, Noordhoff APV Nijmegen, Elektronische versie geraadpleegd 12‐2012 , website http://www2.nijmegen.nl/mmbase/attachments/1394075/APV‐nov_2012.pdf Dale, J.H. van (1894), Groot woordenboek der Nederlandse taal (12e uitgave, 1992). Utrecht – Antwerpen, Van Dale lexicografie. Deeldraaiboek crowdcrontroll 4‐Daagse 2012, Intern document Politieregio Gelderland‐Zuid. Challenger, R. Clegg, C.W, Robinson, M.A. (2009) Understanding Crowd Behaviours: Supporting Evidence. Elektronische versie geraadpleegd 10‐2012, website www.cabinetoffice.gov.uk/ukresilience. Fauconnier, G. (1990) Mens & Media, Een introductie tot de massacommunicatie (6e druk). Leuven / Apeldoorn, Garant. Forsyth, D.R. (2010) Group Dynamics, Fifth edition. Belmont (U.S.A), Wadsworth, Cengage Learning. Handreiking evenementenveiligheid 2011, Deel V, risicoprofiel evenement, versie 17.02.2012. Elektronische versie geraadpleegd 10‐2012, website www.infopuntveiligheid.nl/Publicatie/DossierItem/69/2506/handreiking‐ evenementenveiligheid‐2011.html Managing crowds safely. A guide for organizers at events and venues.(1996), (versie 2010) Health and Safety Executive. Elektronische versie geraadpleegd 10‐2012, website www.hse.gov.uk/pubns/priced/hsg154.pdf Remmerswaal, J. (1995) Handboek groepsdynamica, Een nieuwe inleiding op theorie en praktijk (9e herziene druk). Soest, H. Nelissen. Stichting Vierdaagse, geraadpleegd 10‐2012, website http://www.vierdaagsefeesten.nl/evenaring‐ bezoekersaantal‐recordjaar/ Theunissen, J. (2008) Handboek publieksveiligheid bij evenementen. Alphen aan den Rijn, Kluwer. Sande, van de J,P. (2005) On Crowds. Elektronische versie, geraadpleegd 10‐2012, website www.vandesandeinlezingen.nl/serv03.htm Schaap, S.D, Rosenthal, U. Duin, M.J. van, Spaaij, R.F.J. (2009) Veilige evenementen, Ontwikkelingen, risico’s en maatregelen. Den Haag, Boom.
Wat beweegt ons?
Pagina 51
Wat beweegt ons? Een onderzoek naar het effect van publiek sturende middelen tijdens de Vierdaagsefeesten 2012 in Nijmegen.
Bijlage 1
Een overzicht van de interviewresultaten
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 2
1. Inleiding In deze bijlage treft u een overzicht aan van de cijfermatige resultaten van het veldonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het bredere onderzoek, Wat beweegt ons? De opbouw van deze bijlage is als volgt. De interviews zijn gehouden op basis van een vastgestelde vragenlijst (bijlage 3). De antwoorden zijn geïnventariseerd en getotaliseerd. Deze bijlage is een weergave van het totaal aan antwoorden er vraag. In deze bijlage wordt telkens verwezen naar de vraag op het zogenaamde interviewformulier. Voor de lezer is van belang te beseffen dat er twee situaties gelden, namelijk de lichtkranten aan en de lichtkranten uit. Een belangrijke onderzoeksvraag is of er bij het waarnemen van de lichtkranten en het mogelijk daarop gebaseerde gedrag een verschil valt waar te nemen tussen de lokaal bekende en de lokaal niet bekende respondent. In de weergave van de resultaten treft u dit onderscheid aan. Lichtkranten aan en lichtkranten uit De lichtkranten zijn op beide onderzoeksdagen geactiveerd. Hieronder is in een schema weergegeven welke lichtkranten geactiveerd zijn op welke momenten en welke publiek sturende teksten op die tijdstippen werden getoond. Schema 1: overzicht lichtkranten aan / uit
donderdag 19 juli 2012 tijd 22.06 – 23.20 uur
locatie Koningsplein
tijd 21.30 – 22.35 uur 23.00 – 00.55 uur
locatie Koningsplein Matrixx,
tekst Koningsplein druk, zoek andere locatie vrijdag 20 juli 2012 tekst Koningsplein druk, zoek andere locatie Matrixx is druk, zoek andere locatie Matrixx is vol, zoek andere locatie
Op momenten dat lichtkranten een tekstboodschap toonden, zijn er in totaal 257 mensen bevraagd. Van hen waren er 207 goed of matig lokaal bekend. Niet lokaal bekend waren 50 respondenten.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 3
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 4
2.1
Lichtkranten aan (situatie 1)
In eerste instantie worden de resultaten van de situatie lichtkranten aan weergegeven. Dit vormt de kern van het onderzoek. In de situatie aan zijn de lichtkranten namelijk feitelijk in werking. Op de lichtkranten worden publiek sturende boodschappen getoond. Het zijn berichten die de lezer erop wijzen dat het op een bepaald punt in de binnenstad van Nijmegen druk is. In het volgende schema staan de vragen en antwoorden centraal over de lokale bekendheid, de waarneming van de lichtkranten en de reactie op de lichtkranten. Het schema wordt vervolgens toegelicht. Schema 2: lichtkrant uit, vragen 1, 2 en 3.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 5
2.2 Waarnemen van de lichtkranten (vraag 2) De respondenten werden bevraagd op hun waarneming van de lichtkranten. Lokaal bekend Van de wel lokaal bekende respondenten gaven er 161 (78 %) aan dat zij de lichtkranten hadden gezien en 46 ( 22 %) respondenten van de wel lokaal bekende respondenten gaf aan de lichtkrant niet te hebben gezien. Lokaal niet bekend Van de lokaal niet bekende respondenten gaven er 21 (42 %) aan de lichtkranten te hebben gezien. 29 ( 58 %) respondenten gaf aan de lichtkranten niet gezien te hebben. Wat hier opvalt is dat van de lokaal wel bekende respondenten een groter aantal de lichtkranten wel heeft gezien dan niet. Van de lokaal bekenden (207) heeft 78% de lichtkrant gezien. Van de lokaal niet bekenden (50) heeft 42% de lichtkrant gezien. Bevinding 1: Lokaal bekende respondenten nemen de lichtkranten significant vaker waar (78 %) dan lokaal niet bekende respondenten (42 %). Grafiek 1: verhouding waarneming lichtkranten
2.3 Reacties na waarneming van de lichtkranten (vraag 3) Lokaal bekend Van de 161 wel lokaal bekende respondenten die de lichtkranten hebben gezien, geven 65 (40 %) respondenten aan wel iets met de aangeboden informatie te hebben gedaan. Van de lokaal wel lokaal bekende respondenten geven er 96 (60 %) aan niets met de aangeboden informatie te hebben gedaan. Het valt op dat de totale groep respondenten die niets met de aangeboden informatie doet significant groter is dan de groep die wel iets met de aangeboden informatie doet. In totaal geeft 31% van de 207 lokaal bekenden aan wel iets te doen met de aangeboden informatie op de lichtkranten. Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 6
De wel lokaal bekende respondenten zijn gevraagd naar hun specifieke reacties op de aangeboden informatie. 61 respondenten geven aan op basis van de aangeboden informatie een andere richting te hebben gekozen. 2 respondenten zijn later gekomen en 2 respondenten geven aan iets anders te hebben gedaan, hetgeen niet nader gespecificeerd is. Lokaal niet bekend Het aantal niet lokaal bekende respondenten dat aangeeft de lichtkranten wel gezien te hebben, bedraagt 21. Het aantal niet lokaal bekende respondenten dat de lichtkranten niet gezien heeft is 29. Van de 21 respondenten die de lichtkrant gezien zegt te hebben, geven 6 (29 %) respondenten aan wel iets met de informatie te hebben gedaan, terwijl 15 (71 %) respondenten aangeven niets met de informatie te hebben gedaan. De 6 respondenten die aangeven de lichtkranten te hebben gezien, geven allemaal aan op basis van de informatie een andere richting te hebben gekozen. Uiteindelijk geeft dus 29 % van de niet lokaal bekenden die de lichtkrant gezien hebben aan iets met de aangeboden informatie te hebben gedaan. Het verschil tussen de lokaal bekenden (31 %) en niet lokaal bekenden lijkt hiermee verwaarloosbaar. Opvallend is wel dat lokaal bekenden de lichtkranten beter lijken waar te nemen. Van de 207 lokaal bekenden zien 161 respondenten, 78 % de lichtkranten. Van de 50 niet lokaal bekenden zien 21 respondenten, 42 % de lichtkranten. Het is interessant om hiernaar nader onderzoek te doen. In totaal hebben 71 van de 257, 28 % respondenten de aangeboden publiek sturende boodschappen op de lichtkranten waargenomen en op basis daarvan een actie ondernomen. Van hen hebben er 67 een andere richting (bestemming) gekozen, 2 respondenten zijn later gekomen en 2 respondenten hebben iets anders gedaan. Hetgeen deze respondenten hebben gedaan is in het onderzoek niet nader gespecificeerd. Bevinding 2 Er zijn 257 respondenten in de aan situatie Van hen zijn er 207 lokaal bekend. 50 zijn niet lokaal bekend. Het merendeel van de lokaal wel bekende respondenten (59,6 %) dat de lichtkranten heeft waargenomen zegt niets te hebben gedaan met de aangeboden informatie. Het merendeel van de lokaal niet bekende respondenten (71,4 %) dat de lichtkranten heeft waargenomen zegt niets te hebben gedaan met de aangeboden informatie. Lokaal bekende mensen volgen de adviezen beter op (40%) dan niet lokaal bekenden (29%). Het effect van de lichtkrant is derhalve maximaal 40 %.
Het lijkt er verder op dat lokaal niet bekenden ook minder gevolg geven aan de boodschappen op de lichtkranten; dit wordt geïllustreerd in onderstaande grafiek.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 7
Grafiek 2: lichtkrant gezien actie / geen actie
Bevinding 3 Bij de categorie lokaal bekenden en niet lokaal bekenden die de lichtkranten hebben waargenomen, is een relatief gering verschil vast te stellen tussen degenen die vervolgens wèl iets en niets met de aangeboden informatie doen (40,4 % lokaal bekenden versus 28,6 % lokaal niet bekenden).
Op basis hiervan zou men kunnen stellen, dat indien men de waarneming van de lichtkranten bij niet lokaal bekenden kan verbeteren, de kans wordt vergroot dat zij in hun gedrag ook gevolg geven aan de boodschap die op de lichtkranten is vermeld, waarmee het veiligheidseffect van de lichtkranten in zijn totaliteit kan worden vergroot. Bevinding 4 Ruim een derde deel (39 %, 71 respondenten) van alle respondenten die de lichtkranten hebben waargenomen (182 respondenten) heeft actie ondernomen op basis van de lichtkranten. Grafiek 3: lichtkrant gezien, verdeling actie / geen actie,
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 8
Bevinding 5 Van de 257 respondenten die de lichtkranten in de aan situatie zijn gepasseerd, hebben er 71 (28 %) actie ondernomen op basis van de informatie op de lichtkrant; zij zijn in hun gedrag direct beïnvloed door de inzet van lichtkranten. Grafiek 4: verdeling alle respondenten, wel / geen actie
2.4 Verschillen man en vrouw 2.4.1 Lokaal bekend Tabel 1: verschil man / vrouw, lichtkrant aan, lokaal bekend, wel / geen actie
Man Vrouw
wel actie 37 (40 %) 28 (41 %)
geen actie 56 (60 %) 40 (59 %)
totaal 93 68
Bij de lokaal bekenden lijkt er geen belangrijk procentueel verschil te bestaan tussen de mannen en vrouwen in hun reactie op de lichtkranten. Van de vrouwen onderneemt 41 % wel actie en van de mannen onderneemt 40 % wel actie naar aanleiding van de getoonde teksten op de lichtkranten. Bevinding 6 Wat betreft hun reactie op de door de lichtkranten aangeboden informatie – in de zin van al dan niet ondernemen van actie – reageren lokaal bekende mannen nagenoeg hetzelfde als lokaal bekende vrouwen. 2.4.2 Lokaal niet bekend Tabel 2: verschil man / vrouw lichtkrant aan, lokaal niet bekend, wel / geen actie
Man Vrouw
wel actie 5 (31 %) 1 (20 %)
geen actie 11 (69 %) 4 (80 %)
totaal 16 5
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 9
In geval van de lokaal niet bekende respondenten gaat het in de zogenaamde aan situatie om zeer kleine getallen. Op basis van deze kleine getallen kunnen geen algemene uitspraken worden gedaan. Als wij de lokaal bekenden op dit punt van reactie vergelijken met de lokaal niet bekenden, dan lijkt het aannemelijk te veronderstellen dat lokaal niet bekenden procentueel vaker geen actie ondernemen op basis van de teksten op lichtkranten dan de lokaal wel bekenden. 2.5 Reacties naar leeftijd Tabel 3: verschil naar leeftijd lichtkrant aan, lokaal bekend en lokaal niet bekend, wel / geen actie, man / vrouw
Leeftijd 12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder
Wel actie 7 11 5 6 8 5
man Geen actie 20 25 8 10 3 1
vrouw Wel actie 8 10 1 1 3 2
Geen actie 16 19 3 2 3 1
Binnen het onderzoek is er gelet op het feit dat het binnen de leeftijdscategorieën maar om zeer kleine aantallen gaat voor gekozen de leeftijdscategorieën niet verder percentueel met elkaar te vergelijken. 2.6 Redenen om niets met de aangeboden informatie te doen Van de in totaal 257 respondenten die zowel wel als niet lokaal bekend zijn, geven er 111 aan niets met de aangeboden informatie te hebben gedaan. Zij geven hiertoe de volgende redenen op. Tabel 4: redenen om niets met aangeboden informatie te doen
reden Ik heb geen vertrouwen in de aangeleverde informatie / de informatie klopt niet. Ik heb geen alternatief, ken geen andere route Ik loop met de menigte, met anderen mee. De informatie is niet voor mij bestemd. De drukte is juist gezellig. Geen interesse. Ik wil gewoon daarheen, mijn eigen weg bepalen. Ik heb de informatie niet goed gelezen. Ik ga uit van mijn eigen ervaring Overige. Geen antwoord Totaal
aantal 6 3 30 5 9 3 35 10 6
2 1 111
Van de 111 respondenten die geen actie ondernemen op basis van de aangeboden zijn er 6 die aangeven geen vertrouwen te hebben in de aangeboden informatie. Het lijkt aannemelijk te veronderstellen dat het publiek dat de tekstboodschappen waarneemt in grote mate vertrouwen heeft in de aangeboden informatie. Bevinding 7 Respondenten lijken veel vertrouwen te hebben in de door de lichtkranten aangeboden informatie. Van de 182 respondenten die de lichtkranten hebben gezien, geeft slechts 3 % (6 respondenten) aan geen vertrouwen te hebben in de aangeboden informatie. Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 10
Een relatief groot aantal respondenten dat geen actie onderneemt op basis van de aangeboden informatie, geeft aan dat zij juist voor de drukte komen (drukte is gezellig: 9 respondenten ). Hun doel is de drukte. Indien men mede in beschouwing neemt dat een grote groep respondenten aangeeft dat zij een gericht doel hebben ( ik wil gewoon daarheen, mijn eigen weg bepalen: 35 respondenten), lijkt hiermee de groep in beeld te komen die zich niet door publiek sturende maatregelen laat leiden. Ook de groep die uitgaat van eigen ervaring (6 respondenten) lijkt minder te bewegen met de aangeboden informatie. Bevinding 8 Van de 182 respondenten die aangeven niets met de aangeboden informatie op de lichtkranten te doen, geven 30 respondenten (16%) als motivatie hiervoor aan dat zij zich tijdens het interview in gezelschap van derden bevonden en met hen meeliepen. Dit zou erop kunnen duiden dat deze respondenten in hun proces van besluitvorming meer waarde toekennen aan het gedrag van hun medegroepsleden dan aan de door externen aangeleverde veiligheidsinformatie.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 11
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 12
3.
Situatie 2 Lichtkranten uit
De respondenten werden bevraagd in een situatie dat de lichtkranten geen publiek sturende boodschappen toonden. Door de enquêteurs werden de respondenten gewezen op de aanwezige lichtkrant en de daarop getoonde digitale klok. Hen werd uitleg gegeven over doel en werking van de lichtkrant. Bij verschillende respondenten waren doel en werking van de lichtkranten overigens al wel bekend. Dit werd niet afzonderlijk geregistreerd. Vervolgens werd aan respondenten gevraagd wat men zou doen als… In deze situatie werden 572 mensen bevraagd. Van hen waren er 436 (76 %) goed of matig bekend. Niet lokaal bekend waren 136 (24 %) respondenten. In het volgende schema staan de gestelde vragen en antwoorden centraal. Schema 3: lichtkrant uit, vragen 1, 2 en 3.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 13
3.1 Waarnemen van de lichtkranten (vraag 2) De respondenten werden bevraagd op hun waarneming van of bekendheid met de lichtkranten. Lokaal bekend Van de 436 wel lokaal bekende respondenten gaven er 331 (76 %) aan dat zij de lichtkranten hadden gezien en 105 (24 %) respondenten van de wel lokaal bekende respondenten gaf aan de lichtkrant niet te hebben gezien of er niet bekend mee te zijn. Lokaal niet bekend Van de 136 lokaal niet bekende respondenten gaven er 88 (65 %) aan de lichtkranten te hebben gezien. 48 (35 %) respondenten gaf aan de lichtkranten niet gezien te hebben of er niet bekend mee te zijn. Gelet op het feit dat de enquêteurs in deze situatie de lichtkranten hebben aangewezen en er op dat moment geen teksten op deze lichtkranten werden getoond, moet aan deze gegevens slechts geringe waarde worden toegekend. Of respondenten vervolgens iets met aangeboden informatie zouden doen (intentie) is meer relevant voor dit onderzoek. 3.2 Reacties na waarneming van de lichtkranten (vraag 3) Deze vraag is voor het onderzoek relevant. In deze situatie zijn de lichtkranten uit. De respondenten zijn door de enquêteurs gewezen op de lichtkranten en hun werking is uitgelegd. De respondenten is vervolgens gevraagd of zij op basis van informatie op de lichtkranten hun gedrag zouden aanpassen. Er is gevraagd naar hun intenties op basis van aangeboden informatie. Lokaal bekend Van de 331 wel lokaal bekende respondenten die de lichtkranten hebben gezien, gaven 201 (61 %) respondenten aan wel iets met de aangeboden informatie te zullen gaan doen. Een groep van 124 (37 %) respondenten in deze groep van lokaal wel bekenden, geeft aan niets met de aangeboden informatie te zullen doen. 6 (2 %) respondenten gaven geen antwoord op deze vraag. Opvallend ten opzichte van de situatie lichtkranten aan (bijlage 1, hoofdstuk 2.2 ) is dat de groep lokaal bekende respondenten dat niets met de aangeboden informatie doet hier juist significant kleiner is (37 %) dan de groep die wel iets met de aangeboden informatie doet (61 %). Dit in tegenstelling tot de situatie lichtkrant aan, waarin 70 % van de respondenten niets met de aangeboden informatie doet en 30 % wel. Hierbij moet een onderzoek effect niet worden uitgesloten. Het is mogelijk dat na het aanwijzen van de lichtkranten door de enquêteurs de respondenten een sociaal wenselijk antwoord hebben gegeven. Het kan er ook op wijzen dat mensen, daarnaar gevraagd wel behoefte hebben aan informatie, maar dat zij er feitelijk, als deze informatie wordt aangeboden (via lichtkranten) toch minder oog voor hebben. Schema 4: verschil in respons tussen lichtkrant aan en lichtkrant uit
wel actie geen actie geen mening totaal Wat beweegt ons?
lokaal bekend lichtkrant aan 201 (61 %) 124 (37 %) 6 (2 %) 331 (100 %)
lichtkrant uit 65 (40 %) 96 ( 60 %) 0 (0 %) 161 (100 %) Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 14
De 201 wel lokaal bekende respondenten zijn gevraagd naar hun specifieke en beoogde reacties op de aangeboden informatie. 185 respondenten geven aan op basis van de aangeboden informatie een andere richting te zullen kiezen. 3 respondenten geven aan later te zullen komen of hun bezoek uit te stellen. 2 respondenten geven aan naar huis te gaan. 11 respondenten geven aan iets anders te zullen doen. Er zijn 124 respondenten die aangeven niets met de aangeboden informatie te zullen doen. Zij geven hiervoor de volgende redenen aan: Tabel 5: wel lokaal bekend, redenen om niets met aangeboden informatie te doen, lichtkrant uit
reden Ik heb geen vertrouwen in de aangeleverde informatie / de informatie klopt niet. Ik heb geen alternatief, ken geen andere route Ik loop met de menigte, met anderen mee. De informatie is niet voor mij bestemd. De drukte is juist gezellig. Geen interesse. Ik wil gewoon daarheen, mijn eigen weg bepalen. Ik heb de informatie niet goed gelezen. Ik ga uit van mijn eigen ervaring Overige. Geen antwoord Totaal
aantal 13 12 36 0 6 3 33 4 5 7 5 124
Niet lokaal bekend Ook de 88 niet lokaal bekenden zijn gevraagd naar hun specifieke en beoogde reacties op de aangeboden informatie. 52 (59 %) respondenten geven wel iets te zullen doen met de hen aangeboden informatie. 2 (2 %) respondenten hebben geen deze vraag niet beantwoord. Van de 52 respondenten die aangeven wel iets te zullen doen, zeggen 49 respondenten een andere richting te kiezen, 1 respondent zal naar huis gaan en 2 respondenten zullen een andere reactie (niet nader gespecificeerd) vertonen. In totaal 34 respondenten van deze niet lokaal bekenden geven aan niets met de aangegeven informatie te zullen doen. Welke redenen geven zij hiervoor aan? Tabel 6: niet lokaal bekend, redenen om niets met aangeboden informatie te doen, lichtkrant uit
reden Ik heb geen vertrouwen in de aangeleverde informatie / de informatie klopt niet. Ik heb geen alternatief, ken geen andere route Ik loop met de menigte, met anderen mee. De informatie is niet voor mij bestemd. De drukte is juist gezellig. Geen interesse. Ik wil gewoon daarheen, mijn eigen weg bepalen. Ik heb de informatie niet goed gelezen. Ik ga uit van mijn eigen ervaring Overige. Geen antwoord Totaal
aantal 3 5 15 0 4 0 5 1 0 1 0 34
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 15
3.3 Man en vrouw, verschillen Lokaal bekend Tabel 7: verschil man / vrouw lichtkrant uit en aan, lokaal bekend, wel / geen actie
Lichtkrant UIT
man
Lichtkrant AAN
wel actie
geen actie
geen mening
totaal
100 (56 %)
74 (41 %)
5 (3 %)
179
vrouw
101 (66 %)
50 (33 %)
1 (< 1 %)
152
man
37 (40 %)
56 (60 %)
0
93
vrouw
28 (41 %)
40 (59 %)
0
68
In de situatie uit geven procentueel meer lokaal bekende respondenten aan wel actie te ondernemen dan in de situatie lichtkranten aan. In totaal geeft een meerderheid van zowel lokaal bekende mannen en vrouwen aan wel actie te zullen ondernemen op basis van de tekstboodschappen op de lichtkranten. De verschillen in de waarden (procentueel) tussen man en vrouw zijn beperkt. Bevinding 10 Percentueel gezien lijken vrouwen meer gevolg te geven aan de informatie die wordt getoond op de lichtkranten dan mannen. Lokaal niet bekend Tabel 8: verschil man / vrouw lichtkrant uit en aan, lokaal niet bekend, wel / geen actie
Lichtkrant UIT
man
Lichtkrant AAN
wel actie
geen actie
totaal
28 (52 %)
26 (48 %)
54
vrouw
24 (75 %)
8 (25 %)
32
man
5 (31 %)
11 (69 %)
16
vrouw
1 (20 %)
4 (80 %)
5
Het aantal niet lokaal bekende respondenten dat is bevraagd in de lichtkrant uit situatie is beperkt. Wij komen hier in het gebied van de zogenaamde kleine getallen. Als wij de lokaal niet bekenden vergelijken met de lokaal bekenden, dan zijn de verschillen beperkt. Wat op lijkt te vallen is het grote aantal (75 %) lokaal niet bekende vrouwen dat aangeeft wel actie te ondernemen. Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 16
3.4 Leeftijd, verschillen Bij het in beeld brengen van de reacties op de lichtkranten naar leeftijdscategorie is geen onderscheid gemaakt naar lokaal wel of niet bekend. Alleen de respondenten die hebben aangegeven dat zij de lichtkrant gezien hebben, zijn weergegeven in deze tabel. Dit zijn 593 respondenten. Dit zou ter vergelijking te kleine aantallen weergeven. Tabel 9: leeftijdverschillen in reactie op lichtkranten
Leeftijd 12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder
totaal 56 130 55 40 33 23
M A N wel actie 21 (37,5 %) 58 (44,6 %) 26 (47,3 %) 22 (55 %) 24 (72,7 %) 19 (82,6 %)
geen actie 35 (62,5 %) 72 (55,4 %) 29 (52,7 %) 18 (45 %) 9 (27,3 %) 4 (17,4 %)
totaal 68 85 25 27 30 21
V R O U W wel actie 36 (52,9 %) 45 (52,9 %) 13 (52 %) 20 (74,1 %) 24 (80 %) 16 (76,2 %)
geen actie 32 (47,1 %) 40 (47,1 %) 12 (48 %) 7 (25,9 %) 6 (20 %) 5 (23,8 %)
Uit de hier gepresenteerde resultaten blijkt dat van degene die aangeven de lichtkrant gezien te hebben, zowel in de aan als uit situatie, het aantal respondenten dat actie onderneemt naar aanleiding van de boodschappen op de lichtkranten percentueel toeneemt naarmate men ouder is. Bevinding 9 Naarmate men ouder wordt lijkt men meer gevolg te geven aan de informatie die wordt getoond op de lichtkranten.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 17
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 18
4.
Op andere wijze verkregen informatie over drukte
Men is bevraagd over de wijze waarop men, anders dan via de lichtkranten is geïnformeerd over de drukte in de binnenstad van Nijmegen. Hieronder staat in een tabel aan gegeven op welke wijze men zegt te zijn geïnformeerd. In totaal zijn 252 reacties geïnventariseerd. Tabel 10: overzicht andere wijze van informeren
Wijze van informeren Ik weet dit uit eerdere ervaringen Via via (persoonlijk of telefonisch) Twitter Van politie of toezichthouders op straat Radio en / of televisie Internet / app / facebook / websites Borden Krant Overige Totaal
aantal 69 62 20 6 26 22 16 23 8
252
Wat opvalt is dat het aantal respondenten dat aangeeft door middel van Twitter geïnformeerd te zijn over de drukte 20 bedraagt. Dat is 2% van het totaal aantal respondenten (829). Indien wij internet, app’s, facebook en websites tot de sociale media rekenen, dan kan op basis van dit onderzoek worden gesteld dat 5 %, 42 van de 829 respondenten via deze media informatie krijgt of zoekt over de drukte. Bevinding 11 Twitter heeft slechts een bereik van 2 %. Bevinding 12 Mensen nemen via verschillende kanalen informatie over de drukte in de binnenstad tot zich. Er is binnen dit onderzoek vanuit de mening van de respondenten geen voorkeur te onderscheiden voor één soort of een beperkt aantal communicatiemiddelen. Aan de respondenten werd op basis van hun antwoord op de vraag: Heeft u op andere wijze informatie gekregen over de drukte op bepaalde pleinen of straten in het centrum van Nijmegen? een vervolgvraag gesteld. Deze vraag luidde: Heeft u iets met die informatie gedaan? Bij het analyseren van de antwoorden bleek echter dat deze laatste vraag te ruim kon worden geïnterpreteerd. Binnen het onderzoek was het de bedoeling dat mensen hun antwoorden zouden baseren op hetgeen zij hierover die avond, middag, direct voorafgaande of tijdens hun komst naar de binnenstad hadden gehoor of, gezien. Uit de analyse van de antwoorden bleek echter dat respondenten ook hun langjarige ervaringen, hun algemene opvattingen en waarnemingen bij het binnenkomen van de gemeente in hun antwoord betrokken. Hierdoor werden antwoorden onbetrouwbaar. Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 19
De gegeven antwoorden op de vraag: Heeft u iets met die informatie over de drukte gedaan?, is in het verdere onderzoek buiten beschouwing gebleven.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 20
5.
Vind men het belangrijk om vooraf geïnformeerd te worden?
Bij de analyse van deze vragen is een onderscheid gemaakt tussen de mensen die aangeven lokaal bekend te zijn en lokaal niet bekend. Schema 5: lokaal wel / niet bekend, belang van informatie over drukte
Er is geen significant verschil vast te stellen tussen de lokaal bekenden en niet lokaal bekenden. In totaal geeft meer dan de helft van alle respondenten aan het belangrijk te vinden vooraf geïnformeerd te worden over de te verwachte drukte in de binnenstad van Nijmegen. Bevinding 13 Er is geen duidelijk verschil waar te nemen tussen lokaal bekenden en niet lokaal bekenden als het gaat om hun behoefte om vooraf informatie te ontvangen over de drukte in de binnenstad van Nijmegen. 5.1 Man en vrouw Hoe reageren mannen en vrouwen op de vraag over het belang van informatie over drukte? Tabel 11: verschil man / vrouw, informatie over drukte
man vrouw
totaal 491 338
ja 257 (52,3 %) 218 (64,5 %)
nee 233 (47,5 %) 118 (34,9 %)
geen mening 1 (0,2 %) 2 (0,6 %)
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 21
Bevinding 14 Binnen dit onderzoek vinden vrouwen informatie over drukte in de binnenstad belangrijker dan mannen. 5.2 Reacties naar leeftijd Tabel 12: reacties naar leeftijd, informatie over drukte
leeftijd 12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder totaal
totaal
ja
nee
155 297 115 99 98 65 829
91 (58,7 %) 168 (56,6 %) 64 (55,7 %) 62 (62,6 %) 54 (55,1 %) 35 (53,8 %) 474
64 (41,3 %) 128 (43,1 %) 51 (44,3 %) 36 (36,4 %) 44 (44,9 %) 29 (44,6 %) 352
geen mening 0 1 (0,3 %) 0 1 (1 %) 0 1 (1,5 %) 3
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 22
6.
Voelt men zich veiliger als men vooraf wordt geïnformeerd?
Deze vraag gaat over het veiligheidsgevoel van mensen en of dit veiligheidsgevoel kan worden beïnvloed door vooraf informatie te ontvangen over drukte in de binnenstad van Nijmegen.
Schema 6: voelt u zich veiliger ja / nee / geen mening Schema 7: lokaal bekend, voelt u zich veiliger? Schema 8: niet lokaal bekend, voelt u zich veiliger?
Het beeld ontstaat dat ongeveer de helft van de respondenten zich veiliger zal voelen als men vooraf informatie ontvangt over de drukte of de te verwachten drukte in de binnenstad van Nijmegen tijdens de Vierdaagse feesten. Bevinding 15 Ongeveer de helft van de respondenten voelt zich veiliger als men vooraf informatie ontvangt over de drukte in de binnenstad. Informatie over drukte kan derhalve het veiligheidsgevoel van een groot deel van de mensen die de binnenstad van Nijmegen bezoekt positief beïnvloeden. Er zijn op dit punt geen wezenlijke verschillen vast te stellen tussen lokaal bekende en niet lokaal bekende respondenten. 6.1 Man en vrouw In onderstaande tabel is in beeld gebracht het verschil in antwoord tussen mannen en vrouwen. Tabel 13: verschil man / vrouw
Man Vrouw
totaal 492 337
ja 170 (34,6 %) 178 (52,8 %)
nee 320 (65 %) 156 (46,3 %)
geen mening 2 (0,4 %) 3 (0,9 %)
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 23
Bevinding 16 In vergelijking met mannen lijken vrouwelijke respondenten zich duidelijk veiliger te voelen als zij vooraf informatie ontvangen over de drukte in de binnenstad. 6.2 Reacties naar leeftijd In onderstaande tabel zijn de antwoorden naar leeftijdscategorie opgenomen. Uit de tabel kan blijken in hoeverre gevoelens over veiligheid en informatie verschillen naar leeftijdscategorie. Tabel 14: verschil naar leeftijdscategorie, gevoel van veiligheid
leeftijd 12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder totaal
totaal
ja
nee
geen mening
155 297 115 99 98 65 829
69 (44,5 %) 108 (36,4 %) 56 (48,7 %) 43 (43,4 %) 39 (39,8 %) 33 (50,8 %) 348
84 (54,2 %) 188 (63,3 %) 59 (51,3 %) 56 (56,6 %) 58 (59,2 %) 31 (47,7 %) 476
2 (1,3 %) 1 (0,3 %) 0 0 1 (1 %) 1 (1,5 %) 5
De verdeling tussen de leeftijdscategorieën laat een redelijk gelijkmatig beeld zien. Er zijn geen significante verschillen vast te stellen tussen de leeftijdscategorieën. Leeftijd man en vrouw Tabel 15: voelt men zich veiliger, man / vrouw, ja / nee
leeftijd 12 tot en met 19 20 tot en met 29 30 tot en met 39 40 tot en met 49 50 tot en met 59 60 en ouder totaal
totaal
Man Ja
Nee
totaal
Vrouw Ja
Nee
71 188 84 57 54 38 492
25 (35,2 %) 52 (27,7 %) 37 (44 %) 19 (33,3) 20 (37 %) 17 (44,7 %) 170
46 (64,8 %) 136 (72,3 %) 47 (56 %) 38 (66,7 %) 34 (63 %) 21 (55,3 %) 322
84 109 31 42 44 27 337
44 (52,4 %) 56 (51,4 %) 19 (61,3 %) 24 (57,1 %) 19 (43,2 %) 16 (59,3 %) 178
40 (47,6 %) 53 (48,6 %) 12 (38,7 %) 18 (42,9 %) 25 (56,8 %) 11 (40,7 %) 159
De resultaten van deze vraag laten een divers beeld zien. Er zijn geen duidelijke afwijkende percentages zichtbaar voor wat betreft bepaalde leeftijdsgroepen.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 24
8.
Andere middelen van informatie over drukte.
De respondenten werd gevraagd op welke wijze, men graag over de drukte in Nijmegen geïnformeerd zou willen worden. Hierbij werd het antwoord vrij gelaten aan de respondent. Binnen het onderzoek werden de antwoorden in de verwerking gegroepeerd. Dit geeft het volgende beeld. Tabel 16: middelen waarmee of waardoor men geïnformeerd wil worden over drukte
middel Mail en / of SMS App’s Internet Facebook Borden Radio en / of televisie Krant Politie Burgernet / telefoon
aantal 62 52 51 33 29 26 17 11 9
Door niet te kiezen voor een vooraf vastgesteld antwoordrubrieken, ontstaat ook een moeilijkheid bij de interpretatie van de antwoorden. Zo hebben veel respondenten aangegeven via internet geïnformeerd te willen worden. Internet lijkt hiermee een zogenaamd containerbegrip te zijn. Facebook, app’s, maar ook krant en politie zijn instanties en begrippen die via internet bereikbaar zijn. Er ontstaat een divers beeld. Zoveel mensen, zoveel voorkeuren? Het lijkt aannemelijk om op basis van de gegeven antwoorden te veronderstellen dat er behoefte is aan veel verschillende soorten en middelen van informatiedeling. Respondenten geven aan te verschillen in hun behoefte. Wil men derhalve zoveel mogelijk bezoekers van een evenement bereiken, lijkt het van belang via zoveel mogelijk verschillende media te communiceren en zich niet te beperken tot bijvoorbeeld borden en internet. Bevinding 17 De antwoorden op de vraag op welke wijze men – naast Twitter en lichtkranten – geïnformeerd wil worden over de drukte, vertonen een gevarieerd beeld: er worden veel verschillende voorkeuren voor informatiemiddelen genoemd.
Wat beweegt ons?
Bijlage 1 Overzicht interviewresultaten Pagina 25
Wat beweegt ons? Een onderzoek naar het effect van publiek sturende middelen tijdens de Vierdaagsefeesten 2012 in Nijmegen.
Bijlage 2
Een overzicht van theorieën over groepsgedrag
Wat beweegt ons?
Bijlage 2: Een overzicht van theorieën over groepsgedrag Pagina 2
In deze bijlage treft u een overzicht aan van de meest beschreven wetenschappelijk inzichten en theorieën over groepsgedrag. Het overzicht is gebaseerd op hetgeen hierover is beschreven in het Engelstalige rapport Understanding Crowd Behaviours en in het Engelstalig boek Group Dynamics van D.R. Forsyth. Veel van de huidige publiek sturende maatregelen die worden genomen in het kader van crowdmanagement of public order management, vinden hun oorsprong of zijn te herleiden tot deze theorieën. In het schema worden de Engelstalige begrippen opgenomen om internationale vergelijking mogelijk te maken. Theorie Van Beschrijving Group mind theory
Le Bon (1908)
Freud
Freud (1921)
Game theory
Berk (1972, 1974)
De‐individualisatie
Festinger, Pepitone en Newcombe (1952) Zimbardo (1970) Diener (1980) Prentice‐Dunn en Rogers (1989)
Wat beweegt ons?
Dit was een van de eerste theorieën over groepsgedrag. Le Bon geloofde dat het gedrag van een menigte ziekelijk en abnormale was, waarbij het geciviliseerde bewustzijn verdwijnt en wordt vervangen door primitieve dierlijke instincten. Hij geloofde dat individuen, als zij opgaan in de groep, al hun verstand en verantwoordelijkheid verliezen. Zij zien zichzelf niet meer als individuen, met verantwoordelijkheid voor hun eigen acties. In plaats daarvan worden zij anonieme leden van een groep. Tegelijkertijd door hun numerieke overwicht en groepsmentaliteit, ondervinden de individuen een gevoel van macht en onoverwinnelijkheid. Eenmaal lid van een groep, dan zijn mensen ontvankelijk voor besmetting, die snel en onvoorspelbaar ideeën en gevoelens verspreid en binnen de groep, waardoor snelle en onvoorspelbare veranderingen in gedrag plaatsvinden. Bijgevolg, onbewust, antisociale en onbeschaafde motieven komen vrij en de menigte gedraagt zich vervolgens op basis van primitieve, dierlijke instincten. Volgens Freud dient de groep om het onderbewustzijn van individuen 'te ontgrendelen'. Morele normen in de samenleving en geciviliseerde gedrag zijn meestal onderhouden en gecontroleerd door het superego van de psyche van een individu, verwant aan het geweten van een persoon. Echter, wanneer een individu deel uitmaakt van een menigte, wordt het superego overtroffen door de leider van de menigte. Als gevolg van de diep verborgen primitieve instincten en regressie naar primitieve gedrag in een menigte, is de leider in staat om de onbewuste en onbeschaafde impulsen in het ich deel van hun psyche ‐ verwant aan instinctieve driften van een persoon ‐ vrij te maken. Een “rationeel berekend” model van groepsgedrag, gebaseerd op de principes van de “Decision Theory” van Chernoff & Moses, 1959; Raiffa, 1970), inhoudende de volgende vijf stappen: Groepsleden zoeken informatie. Mogelijke gebeurtenissen worden op basis van deze informatie voorspeld. Mogelijke gedragsopties worden “opgesomd”. Een voorkeursvolgorde voor de waarschijnlijke uitkomsten van alternatieve opties wordt vastgesteld . Een gedragslijn van actie wordt besloten, gericht op het maximaliseren beloningen en minimaliseren van de kosten. De‐individuatie beschrijft het proces waarbij de gedragsmatige beperkingen van individuen normalerwijze zijn gebaseerd op schuld, schaamte, betrokkenheid en angst en worden verzwakt wanneer men deel uitmaakt van een groep ( Zimbardo, 1970). Waarbij bij individuen het zelfbewustzijn en vermogen tot zelf‐ observatie vermindert, en ze hun gevoel van sociale individuele identiteit verliezen ( Duval & Wicklund, 1972; Diener, 1980). Als Bijlage 2: Een overzicht van theorieën over groepsgedrag Pagina 3
Emergent Norm Theory
Turner (1964) Turner en Killian (1957)
Social loafing
Latané, Williams en Harkings (1979)
Minimal group paradigma
Tajfel, Billig, Bundy & Flament (1971) Tajfel (1978)
Social identity theory
Turner (1975) Tajfel (1978) Tajfel en Turner (1979, 1986)
Wat beweegt ons?
gevolg hiervan wordt men gevoeliger voor externe signalen. (Diener, Luck, Defour & Vlas,1980). Uiteindelijk kunnen deze factoren ertoe leiden dat leden zich niet maatschappelijk of asociaal gaan gedragen. Men ziet of gedraagt zich niet meer als individu en gaat schuil in de anonimiteit van de groep. Emergent norm theorie is een theorie gebruikt om collectieve gedrag te verklaren. Turner en Killian stellen dat de normen die in een situatie gelden, bij aanvang niet duidelijk zijn voor de deelnemers of betrokkenen in die situatie. In plaats daarvan, ontstaan die normen door een proces van sociale interactie waarin mensen bij anderen zoeken naar aanwijzingen en signalen die duiden op verschillende zaken die verwacht worden. Men observeert en volgt het gedrag van anderen. Deze theorie weerlegt de gedachte dat de groep een mentale eenheid vormt. De normen van de groep zijn de normen die daar in die situatie op dat moment (spontaan) ontwikkeld zijn. Social loafing (Latané, Williams & Harkins, 1979) heeft betrekking op de hoeveelheid inspanning die een individu moet verrichten wanneer hij een deel van een groep is in vergelijking met wanneer het individu alleen is. Deze theorie gaat ervan uit dat het individu zich in een groep minder inspant als er een gemeenschappelijk doel wordt nagestreefd. Men profiteert van het resultaat van de groep, zonder daarvoor veel terug te geven. Loafing (lanterfanters of niets doen) is het meest waarschijnlijk als groepsleden vreemden voor elkaar zijn en zich dus niet met elkaar identificeren, zoals typisch is in een menigte. Deze theorie gaat ervan uit dat leden van de groep de voorkeur geven aan de leden van hun eigen in‐groep ten koste van de out‐group, ondanks het feit dat de in‐groep op basis van minimale verschillen is gecreëerd of vastgesteld. Dit gedrag is ook waarneembaar bij een minimale afwijking, gemaakt op basis van triviale, kunstmatige, of zelfs willekeurige criteria en dat er dus geen duidelijke reden bevoorrechting zouden zijn (Hogg & Abrams, 1988; Dobbs en Crano, 2001). Deze inter‐groep discriminatie treedt simpelweg op als gevolg van sociale categorisatie. Met andere woorden, eenvoudig door ingedeeld te worden in dezelfde groep, identificeren personen zichzelf als een verenigd in deze groep en zullen door middel van voortdurende vergelijkingen met out‐groepen, streven naar positieve zelfwaardering voor de in‐group. Hiermee bevestigd men de door hen beleefde superieure status ten opzichte van de out‐groep. (Tajfel, 1982; Diehl, 1990; Chow, Neder‐& Knowles, 2008). Een sociale identiteit is het deel van iemands zelfbeeld afgeleid van waargenomen lidmaatschap van een relevante sociale groep. De sociale identiteit theorie introduceerde het concept van een sociale identiteit als een manier om het gedrag binnen een groep te verklaren. Naast een eigen identiteit (het idee van ieder mens over wie hij / zij is) hebben de meeste mensen ook een sociale identiteit: kenmerken en overtuigingen die overgenomen zijn uit de groep. Deze theorie stelt dat wij, als individuen, voortdurend bezig zijn met het proces van categoriseren, herkennen en vergelijken (Tajfel & Turner, 1979, 1986). Indelingsproces ‐ Mensen vinden het handig om te categoriseren zichzelf en andere personen. Identificatieproces ‐ Mensen associëren zich met bepaalde groepen, bekend als in‐groepen ‐ groepen die samen een gevoel van identiteit delen en die men tot "ons" rekent. Dit versterkt het gevoel van eigenwaarde. Bijlage 2: Een overzicht van theorieën over groepsgedrag Pagina 4
Self‐categorisation theory
Turner (1985) Turner, Hogg, Oakes, Reicher & Wetherell
Social identity model of crowd behaviour
Reicher (1984a, 1984b, 1987) Reicher & Levine (1994a, 1994b)
Eleborated social identity model of crowd behaviour (ESIM)
Reicher (1996a, 1996b, 1996c, 1997a) Drury & Reicher (1999) Stott & Drury (1999)
Social identity model of deindividuation effects (SIDE)
Reicher, Spears en Postmes (1995) Klein, Spears en Reicher (2007)
Wat beweegt ons?
Vergelijkingsproces – Personen vergelijken hun eigen groepen met andere groepen, bekend als out‐groepen ‐ groepen die individuen zien als verschillend van de in‐ groepen. De theorie (Turner, 1985; Turner, Hogg, Oakes, Reicher & Wetherell, 1987) is een ontwikkeling van sociale identiteit theorie, die de aandacht vestigt op de rol van de categorisatie in sociale identiteit ontwikkeling, met name in termen van in‐ groups en out‐groups (Hogg, 1996; Hogg & Williams, 2000). Volgens de theorie, kan sociale identiteit het groepsgedrag reguleren, want het is onderhevig aan het proces van zelf‐categorisatie. Zelf‐categorisatie, ten grondslag liggend aan een gedeelde sociale identiteit, biedt de sociale psychologische basis voor groepsgedrag (Turner & Oakes, 1986; Reicher, 1996a). Aangezien zelf‐categorisatie resulteert in conformiteit aan normen van gedrag, zullen verschillende groepen binnen een menigte zich vaak anders gedragen, afhankelijk van hoe ze zich zelf categoriseren. Bijvoorbeeld, de politie en voetbal hooligans zijn blootgesteld aan dezelfde prikkels uit de omgeving, maar gedragen zich zeer verschillend omdat ze zich gedragen volgens de normen van de twee verschillende groepen waarvan zij lid zijn. Mensen verliezen hun identiteit niet als zij lid worden van een groep, maar de identiteit verschuift in plaats daarvan. Van persoonlijke identiteit naar sociale identiteit. Dienovereenkomstig verliezen groepsleden niet de controle over hun gedrag, maar verschuiven hun normen en waarden naar die waarden en overtuigingen die de sociale identiteit kenmerken. (Reicher, 1996b, p.541) Het verder uitgewerkt sociale identiteit model van groepsgedrag (Reicher, 1996a, 1996b, 1996c, 1997a; Stott & Reicher, 1998a; Drury & Reicher, 1999; Stott & Drury, 1999) is gebaseerd op de principes van zowel de sociale identiteitstheorie (Tajfel, 1978) en zelfcategorisatietheorie (Turner et al.., 1987) en stelde dat collectieve actie alleen kan plaatsvinden wanneer groepsleden een gemeenschappelijke sociale identiteit delen of denken deze te delen (Veenstra & Haslam, 2000). Het model heeft specifiek betrekking op groepsgedrag en groepsconflicten (Drury & Reicher, 2005). De ESIM breidt het sociale identiteitsmodel van groepsgedrag uit en betrekt daarbij de groepsinteracties en de dynamische wisselwerking tussen verschillende groepen bij evenementen. (Reicher, 2001). Het erkent dat menigten zich zelden geïsoleerd verzamelen en dat incidenten met groepen zich meestal in aanwezigheid van andere groepen, meestal de politie, afspelen (Drury & Reicher, 2005). In de rapportage Understanding Crowd Behaviours wordt deze theorie uitgebreid toegelicht. En die toelichting biedt interessante informatie over de patronen die kunnen ontstaan in de interactie tussen groepen, de menigte en bijvoorbeeld de politie. Het sociale identiteit model van de‐individuatie effecten (SIDE) biedt een verklaring voor het fenomeen de‐individuatie in termen van processen van sociale identiteit. Men poogt met dit model te verklaren waarom de‐individuatie ‐ in strijd met de suggesties van de oorspronkelijke theorie (Zimbardo, 1970; Diener et al, 1980) ‐. vaak blijkt normatief gedrag te verhogen en een positieve invloed heeft op van leden van de groep (Reicher et al., 1995;. Postmes & Spears, 1998; Polletta & Jasper, 2001; Morele‐Toranzo, Canto‐Ortiz & Gomez‐Jacinto, 2007). SIDE herdefinieert het begrip de‐individuatie, op basis van het Bijlage 2: Een overzicht van theorieën over groepsgedrag Pagina 5
Field theory
Kurt Lewin (1890 ‐1947)
Place scripts theory
Donald & Canter (1992)
idee dat individuen zichzelf kunnen definiëren op verschillende niveaus ‐ dat wil zeggen, in termen van persoonlijke identiteit (hoe ze, als individuen, verschillen van andere personen) en sociale identiteit (hoe ze, als leden van de groep, verschillen van leden van andere groepen) ‐ zoals eerder beschreven in de sociale identiteit modellen (Reicher, 1984a, 1984b). Twee belangrijke dimensies van SIDE kunnen worden onderscheiden: Een cognitieve dimensie Een strategische dimensie De cognitieve dimensie heeft betrekking op de manier waarop het dominante kenmerk van groepsidentiteit en, daardoor zelf‐ indeling kan worden beïnvloed door de klassieke aspecten van de‐individuatie, zoals anonimiteit (Spears, Lea & Postmes, 2000; Klein, Spears & Reicher, 2007). Deze theorie gaat uit van een analogie tussen sociale druk en fysieke krachten. Dit houdt in dat een individu onderhevig is aan zowel de innerlijke drang (zoals wensen en verwachtingen) alswel de druk die de omgeving erop uitoefent (bijvoorbeeld de wensen en verwachtingen van anderen). Lewin was met deze theorie een van de pioniers op het gebied van de sociale psychologie, met als hoofdonderwerp sociale druk. Individuen meestal volgen regels en niet alleen voorgeschreven en juridische regels, maar ook conventionele en informele regels op basis van eerdere ervaringen, waarnemingen en verwachtingen als leidraad voor hun gedrag (Donald & Canter, 1990, 1992; Mills & Murgatroyd, 1991). Mensen slaan hun ervaringen op in zogenaamde scripts, mentale schema’s. Als men in een bepaalde omgeving is of men een bepaalde situatie is, handelt men op basis van deze gedragspatronen. Scripts helpen individuen ook om het gedrag van anderen te interpreteren en daarmee hun eigen gedrag bij te stellen. Eenmaal “opgeslagen” scripts zijn opvallend bestand tegen verandering. Zelfs onder zeer bijzondere omstandigheden als calamiteiten worden individuen “instinctief” gedreven tot het bekende. Er moet veel moeite worden gedaan om mensen hun “schema” los te laten. Scripts zijn vaak verbonden met plaatsen. Deze plaats schema’s maken dat mensen herhaald gedrag vertonen, zoals bijvoorbeeld het elke dag gebruik maken van dezelfde in‐ en uitgang. Omdat calamiteiten weinig voorkomen, lijkt het weinig waarschijnlijk dat mensen voor dergelijke omstandigheden passende schema’s ontwikkelen. Logischerwijs valt men in deze situatie waarschijnlijk terug op de reguliere gedragsschema’s die gelden onder normale omstandigheden, ondanks het bestaande gevaar. Bij calamiteiten moeten mensen dus informatie en aanwijzingen krijgen van verschillende bronnen, zoals het gedrag van anderen, de aanwezigheid van gespecialiseerd personeel, zoals politie of toezichthouders om de situatie goed in te kunnen schatten. Pas dan is men in staat om de bestaande patronen los te laten en om op de juiste wijze te reageren.
Wat beweegt ons?
Bijlage 2: Een overzicht van theorieën over groepsgedrag Pagina 6
Wat beweegt ons? Een onderzoek naar het effect van publiek sturende middelen tijdens de Vierdaagsefeesten 2012 in Nijmegen.
Bijlage 3
Interview vragenlijst veldonderzoek
Interview vragenlijst veldonderzoek: Wat beweegt ons? Inleiding: Dit interview gaat over veiligheid en communicatie. De onderzoeker wil graag weten of voetgangers die de Vierdaagsefeesten bezoeken iets doen met de informatie over de drukte in de binnenstad. Specifiek de informatie die verzonden wordt via de elektronische lichtkranten (aanwijzen!) en Twitter. Het interview duurt ongeveer 3 minuten.Wilt u aan dit korte interview meewerken? Locatie
Taal
1
Man
Vrouw
Tijdstip interview
uur
Leeftijd (in jaren)
jaar
Hoe bekend bent u in het centrum van Nijmegen?
Niet
Matig / redelijk
Goed
2
Heeft u de lichtkranten in het centrum van Nijmegen gezien?
Ja
Nee Naar vraag 4
3
3a
4
Wat heeft u gedaan met de informatie op die lichtkranten?
a.
Niets (ga verder bij vraag 3 a)
b.
Ik ga terug naar huis.
c.
Andere richting (bestemming) gekozen.
d.
Ik ben later gekomen. Ik heb mijn bezoek uitgesteld
e.
Anders, namelijk:
Nee, waarom heeft u niets met de informatie gedaan?
a.
Ik heb geen vertrouwen in de aangeleverde informatie / de informatie klopt niet.
b.
Ik loop met de menigte, met anderen mee.
c.
Ik heb geen alternatief / ken geen andere route
d.
Anders, namelijk:
Heeft u op andere wijze informatiegekregen over de drukte op bepaalde pleinen of straten in de binnenstad van Nijmegen?
Politieregio Gelderland-ZuidOnderzoek: Wat beweegt ons?
Ja
Nee Naar vraag 8
Contact: R. CouwenbergGSM 06-50448383
5
Zo ja, op welke wijze heeft u die informatie gekregen?
a.
Twitter
b.
Van de politie of toezichthouders op straat
c.
Via via (persoonlijk en / of telefonisch)
d.
Ik weet dit uit eerdere ervaringen
e.
Anders, namelijk
6
Heeft u iets met die informatie over de drukte gedaan?
A
Ja, namelijk:
B
a.
Ik ga terug naar huis.
b.
Andere richting (bestemming) gekozen.
c.
Ik ben later gekomen.
d.
Anders, namelijk:
Nee, waarom niet?
a.
Ik heb geen vertrouwen in de aangeleverde informatie / de informatie klopt niet.
b.
Ik ken geen andere route, geen alternatief.
c.
Ik ga terug naar huis / ik ben op weg naar huis (binnen of buiten de stad)
d.
Andere richting gekozen.
e.
Ik loop met de menigte, met anderen mee.
8
Vind u het belangrijk om vooraf geïnformeerd te worden over de drukte op bepaalde pleinen en straten in het centrum van Nijmegen?
Ja
Nee
9
Voelt u zich veiliger als u vooraf informatie ontvangt over de drukte of de te verwachten drukte?
Ja
Nee
10
Op welke andere wijze wilt u het liefst geïnformeerd worden?
Dank voor uw medewerking ! Politieregio Gelderland-ZuidOnderzoek: Wat beweegt ons?
Contact: R. CouwenbergGSM 06-50448383
Wat beweegt ons? Een onderzoek naar het effect van publiek sturende middelen tijdens de Vierdaagsefeesten 2012 in Nijmegen.
Bijlage 4
Onderzoeksplan
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
2
Master of Crisis and Public Order Management (MCPM) Leeropdracht Kernopgaven: 5200510 & 5200511
Onderzoeksvoorstel Masterthesis
Wat beweegt ons?
Richard Couwenberg Dr. Lemmenstraat 52 5964 AM Meterik
[email protected] Studentennummer:104538 Intakedatum: 14 oktober 2010
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
3
Inhoudsopgave
Hoofdstuk
1. 2. 3. 4. 4.1 4.2 5. 5.1 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 7. 8.
Inleiding Onderzoeksonderwerp Probleemstelling Doelstelling Hoofdvraag Sub vragen Theoretisch kader Kernbegrippen in het onderzoek Onderzoeksopzet Het veldonderzoek, een kwalitatieve survey en analyse camerabeelden Doelstelling veldonderzoek Kwalitatieve survey Theoretisch model als basis van het onderzoek Ruis en overige onderzoekrisico’s Onderzoeklocaties Tekstboodschap Analyse camerabeelden Planning Informatiebronnen
Pagina
3 3 4 5 6 6 6 7 7 7 8 8 9 9 10 11 11 11 12
Bijlagen
1. 2.
Situatieschets onderzoeksopstelling / onderzoekslocatie 4 Schrijven en verdedigen Masterthesis MCPM
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
13 14
4
1. Inleiding In 2011 ben ik gestart met de opleiding MCPM, een studie over veiligheid. Tijdens de studie raakte ik geboeid door thema’s over gedrag van mensen en wat dit gedrag beïnvloedt. In colleges over bestuurskunde, procesmanagement, veiligheidskunde, psychologie, terrorismebestrijding, sociale media en public order management werd keer op keer stilgestaan bij de factor M, de mens, die in zijn kunnen en falen bepalend is voor de uitkomst in vele situaties. Wat beweegt die mens of wat beweegt ons?, is een vraag die voor mij persoonlijk centraal staat. Telkens weer ben ik verbaasd over wat ik mensen zie en hoor doen. Hoe men anders naar zaken en thema’s kijkt, hoe men handelt. Mijn diepgaande interesse naar menselijk gedrag bepaalt ook de keuze voor mijn onderzoeksonderwerp voor de Masterthesis die ik in het kader van de opleiding schrijf. Tijdens de colleges over public ordermanagement stond het menselijk gedrag centraal. Een koppeling met mijn dagelijkse praktijk als politieleider lag voor de hand. Hoe kan ik als verantwoordelijke voor de ordehandhaving het gedrag van mensen, burgers zodanig sturen dat die burgers veilig zijn? Welke extra inzichten kan ik verwerven en vervolgens verstrekken? Ik meen met het voorliggende onderzoeksonderwerp en –ontwerp iets te kunnen bijdragen aan de kennis over menselijk gedrag tijdens grootschalige evenementen in Nederland. Kennis die van nut is voor vele professionals die net als ik een zo mooie taak uitvoeren in onze samenleving. Ik kies er voor om veel te ontdekken van het kleine. Daar een nieuw inzicht aan toe te voegen. Of een dergelijke bijdrage van strategische waarde kan zijn, laat ik daarbij ter beoordeling graag over aan anderen. Veiligheid en vergroten van veiligheid op basis van wetenschappelijke inzichten kan mogelijk levens of slachtoffers sparen. Daarmee voldoet dit onderzoek aan mijn persoonlijke doelstelling om iets bij te dragen.
2. Onderzoeksonderwerp Voor de opleiding Master of Crisis en Public Order Management zal ik onderzoek gaan doen naar public order management. Het onderzoek zal zich nog specifieker richten op het gebruik van deze communicatiemiddelen voor het zogenaamde crowdmanagement bij grote evenementen met meer dan vijfentwintigduizend bezoekers. Men wil in het kader van crowdmanagement het gedrag van mensen gericht beïnvloeden door het aanbieden van gerichte en sturende informatie. Men heeft hiermee een duidelijk doel, namelijk het verhogen van de veiligheid door het sturen van de massa, met op groepen en individuen gerichte boodschappen. Politie, organisatoren en gemeenten communiceren hiertoe met bezoekers van een evenement. De politie zet hiervoor diverse communicatiemiddelen in, zoals Twitter, Facebook, Burgernet en elektronische lichtkranten. Bereikt men met al die middelen en de informatieboodschappenook het doel? Wordt het gedrag van de groep en het individu wel door de verstrekte informatie bepaald? Dit is een explorerend en beschrijvend onderzoek naar het gebruik en de effectiviteit van deze vormen van massacommunicatie door de politie. Dit onderzoek zet niet de zender, maar de ontvanger van de informatie centraal. Als wij weten hoe effectief de overheidsinformatie en gekozen middelen zijn en of deze daadwerkelijk het gedrag van bezoekers van grote evenementen sturen, dan kunnen wij onze communicatie naar die bezoekers verbeteren.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
5
Met het onderzoek wil ik in beeld brengen welk percentage van de groep de verzonden boodschappen waarneemt. Vanuit gedragswetenschappelijk perspectief wil ik onderzoek doen naar de achtergronden van de groep. In het bijzonder ben ik benieuwd naar verschil in waarneming en gedragsbeïnvloeding tussen mensen die lokaal bekend en lokaal niet bekend zijn.Het onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek,en een veldonderzoek. Het onderzoek bevat een beschrijvend deel, namelijk het beschrijven van de middelen die ingezet worden in het kader van crowdmanagement, een theoretisch deel over de bestaande inzichten en theorieën over public ordermanagement en het effect van massacommunicatie Aan de hand van een veldonderzoek wordt vervolgens onderzoek gedaan naar de beleving van de bezoekers van het evenement. Dit onderzoek richt zich daarbij specifiek op de voetgangers die het evenement bezoeken. In dit onderzoeksdeel zullen tijdens de Vierdaagse feesten van Nijmegen in juli 2012 op vier momenten en locaties in totaal 150 voetgangers worden bevraagd op hun ervaringen met de door de politie en organisatoren ingezette communicatiemiddelen. Kern van de vraagstelling is of de bezoekers hun individuele gedrag laten bepalen door de op hen gerichte boodschappen in het kader van crowdmanagement. Middels gerichte straatinterviews worden mensen bevraagd op hun ervaringen bij de door de politie ingezette communicatiemiddelen en -boodschappen in het kader van crowdmanagement. Op één van de vier plaatsen waar straatinterviews worden gehouden, worden de publieksstromen ook geregistreerd met camera. Analyse van deze beelden moet aanvullend inzicht opleveren over de mate van sturing van het gedrag van een stroom publiek met de door de politie verzonden boodschappen. Na het onderzoek kan een vergelijk worden gemaakt tussen het theoretisch te verwachten effect van deze vormen van communicatie en het door de bezoekers gemelde effect. Dit beeld kan op basis van de cameraregistratie op één plaats, nader worden bekrachtigd. Met de resultaten van dit onderzoek wil ik een bijdrage leveren aan het inzicht in het gebruik van taal, beelden en middelen ter beïnvloeding van het gedrag van mensen in menigten. Naar ik hoop en verwacht zal mijn onderzoek bijdragen aan een zo effectief mogelijk gebruik van communicatiemiddelen en –boodschappenbij public ordermanagement in Nederland. Dit zie ik dan ook als het strategisch doel van mijn onderzoek, het veiliger maken van evenementen in Nederland.Dit onderzoek sluit aan op de opleiding MCPM. 3. Probleemstelling Wereldwijd worden grote evenementen georganiseerd. Voetbalwedstrijden, straatfeesten, popconcerten en wandelmarsen zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Waar mensen in grote getalen bijeenkomen zijn er risico’s en kan de veiligheid van mensen in gevaar komen.In Veilige evenementen (2009) stellen Schaap et al, dat veiligheid op en rond een evenement allereerst draait om de veiligheidsrisico’s die voortkomen uit het gedrag van mensenmassa’s. Het gedrag van de mens levert volgens hen veiligheidsrisico’s op voor een individu of groep mensen. In het verleden hebben ernstige incidenten laten zien dat, wanneer de massa niet wordt beheerst er grote risico’s ontstaan. Op 24 juli 2010 vielen erbij een incident tijdens de Love Parade in Duisburg (Duitsland) 21 doden en ruim 500 gewonden.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
6
Grote evenementen met veel publiek vormen duseen potentieel risico. Het beheersen van het gedrag van mensen in menigten is een verantwoordelijkheid van de organisatoren en de lokale overheid. In de afgelopen jaren zijn er mede door nieuwe technologische ontwikkelingen meer en meer communicatiemogelijkheden ontstaan waarmee men het gedrag van menigten beïnvloedt. Voorbeelden hiervan zijn de sociale media, als Facebook en Twitter en het gebruik van Burgernet middels mobiele telefonie. Ook gebruiken politie en andere instanties camera’s om het gedrag van menigten continue te monitoren om daarmee de mogelijk te creëren direct op het gedrag van menigten te interveniëren. Het gebruik van deze middelen om het gedrag van mensen en menigten met gerichte berichten te sturen lijkt inmiddels algemeen aanvaard. Is echter helder of de inzet van dit soort middelen effectief is? Beïnvloeden zij daadwerkelijk het gedrag van mensen en menigten? En zo ja, wat maakt dat teksten of afbeeldingen het gedrag van mensen en menigte effectief stuurt? Grofweg kan er bij een evenement een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten bezoekers. De eigenschapsbegrippen zijn lokaal bekendheid en niet lokale bekendheid.
Mensen die wel of geen kennis hebben van de infrastructuur in en rond een evenement. Is het effect van de boodschappen op het getoonde gedrag van de bezoeker verschillend naar de achtergrond van de bezoeker?Kennis hierover kan bijdragen aan een meer effectieve en efficiënte inzet van dit soort middelen bij evenementen met een lokale, regionale, landelijke of internationale aantrekkingskracht. De kern van de probleemstelling is dat onduidelijk is of de door de politie verzonden sturende informatieboodschappeneffect hebbenop het gedrag van mensen in groepen, in menigten. Tot slot is meer inzicht noodzakelijk in verschil van effect op basis van de achtergrond van de bezoekers aan een evenement.Het onderzoek beperkt zich tot voetgangers die een evenement bezoeken.
4. Doelstelling Dit onderzoek heeft tot doel om meer inzicht te verschaffen in het effect vanhet gebruik van verschillende communicatiemiddelen en -boodschappen voor crowdmanagement op individuen en menigten. Specifiek tijdens grootschalige evenementen. Een geldende hypothese is hierbij dat het gebruik deze communicatiemiddelen om met menigten te communiceren effect heeft en dat de menigte met gerichte communicatieboodschappen te sturen valt. Ik bouw deze hypothese voor dit onderzoek uit met de stelling dat het effect van communicatiebij lokaal bekende bezoekers evident geringer is dan bij niet lokaal bekende bezoekers.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
7
Op basis van de onderzoeksdoelstelling zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 4.1
Hoofdvraag
Laten bezoekers van de Vierdaagse feesten in Nijmegen zich in hun gedrag sturen door op hen gerichte informatie van de politie?
4.2
Subvragen
Welke communicatiemiddelen worden tijdens de Vierdaagse door de politie ingezet? In hoeverre geven bezoekers van een evenement aan gebruik te maken van communicatiemiddelen als Twitter, Burgernet, Facebook en elektronische lichtkranten voor het bepalen van hun looproute tijdens een evenement? Is er een onderscheid vast te stellen tussen het effect van de communicatie van de politie op lokaal bekende en niet lokaal bekende bezoekers van het evenement?
5. Theoretisch kader In het theoretisch kader van dit onderzoek wordt aandacht besteed aan de volgende elementen. Wat is een menigte? Wat bepaalt het gedrag van mensen in menigten? Wat is communicatie? Is het gedrag van mensen in menigten te sturen? Is het gedrag van mensen in menigten bij evenementen te sturen door communicatie? Welke vormen van massacommunicatie bestaan er bij evenementen? Welke variabelen zijn er binnen de vormen van communicatie die het effect van communicatie met massa’s kunnen beïnvloeden? Wat is de effectiviteit van verschillende soorten massacommunicatie op menigten bij evenementen? Is de vorm van de boodschap gebruikt tijdens massacommunicatie bepalend voor het effect? Is de inhoud van de boodschap gebruikt tijdens massacommunicatie bepalend voor het effect? Is de samenstelling van de menigte bepalend voor het effect van de vorm en inhoud van boodschappen gebruikt voor massacommunicatie Wat is public ordermanagement? Wat is crowdmanagement? Is eerder onderzocht wat de effectiviteit is van deze middelen? Zijn er in andere vakgebieden vormen van communicatie die hetzelfde beogen als de communicatie tijdens crowdmanagement bij evenementen? Welke nieuwe invalshoeken kunnen deze andere vakgebieden bieden de communicatie tijdens evenementen? Verder doe ik onderzoek naar gelijksoortig onderzoek in andere sectoren. In het wegverkeer wordt het gedrag middels gerichte communicatie gestuurd. Ik zal onderzoek doen naar de op dit terrein uitgevoerde onderzoeken. De opzet en de uitkomsten van die onderzoeken zal ik gebruiken om die te spiegelen aan mijn onderzoek en onderzoeksbevindingen
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
8
5.1
Kernbegrippen in het onderzoek
De kernbegrippen in het onderzoek zijn: - Menigte, crowd, massa - Evenement - Gedrag, individueel en groepsgedrag - Kuddegedrag - Communicatie - Lichtkrant - Zender, ontvanger en effect - Public ordermanagement - Crowdmanagement
6. Onderzoeksopzet Dit is een kwalitatief onderzoek met kwantitatieve elementen. Omdat er al opvattingen bestaan over de inzet communicatiemiddelen en het gedrag van mensen in menigten en hun stuurbaarheid door communicatie, kent dit onderzoek ook een deductieve invalshoek. Ik wil literatuuronderzoek gaan doen naar het gedrag van mensen in het algemeen en het gedrag van mensen in grote menigten tijdens evenementen in het bijzonder. Door verdere bestudering van literatuur over communicatie tussen mensen, het gebruik van teksten en afbeeldingen en het gedrag van mensen in menigten bij evenementen wil ik inzicht krijgen over de reeds bestaande wetenschappelijke opvattingen. Deze inzichten wil ik koppelen aan de bestudering van literatuur over public order management. Verder wil ik in juli 2012 tijdens een grootschalig evenement, namelijk de Vierdaagse van Nijmegen,veldonderzoek doen. Dit deel van het onderzoek wil gaan organiseren in samenwerking met de faculteit psychologie van de Radboud Universiteit van Nijmegen. Deze samenwerking zal met name gericht zijn op het laten uitvoeren van het vooraf door mij ontworpen survey.Binnen andere sectoren onderzoek ik of gelijksoortige onderzoeken en experimenten zijn gehouden.
6.1
Het veldonderzoek, een kwalitatieve survey en analyse camerabeelden
In grote lijnen bestaat het veldonderzoek uit de observatie van publieksstromen in een situatie waarin men tracht met communicatiemiddelen het gedrag van de publieksstroom te beïnvloeden en het bevragen van individuen uit deze publieksstroom.
Tijdens de Vierdaagse van Nijmegen bereidt de politie zich voor op crowdmanagement door het uitwerken van verschillende “druktescenario’s”. Vervolgens worden op basis van deze scenario’s verschillende teksten en afbeeldingen op lichtkranten gebruikt. Deze boodschappen worden ondersteund en aangevuld met berichten via Burgernet, Twitter en Facebook. Tekstboodschappen op lichtkranten worden gewijzigd indien de politie via camerabeelden ziet dat de dichtheid van het publiek zodanig toeneemt dat daardoor risico’s dreigen te ontstaan. Door mensen in deze publieksstromen te bevragen op hun ervaringen met de communicatiemiddelen en de communicatieboodschappen van de politie probeer ik een beeld te krijgen van de effectiviteit daarvan.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
9
6.2
Doelstelling veldonderzoek
Op het moment dat het onderzoek is uitgevoerd en de data bekend en geanalyseerd zijn, hoop ik een indicatief antwoord te kunnen geven op de vraag of de communicatie een effect heeft op het gedrag van het publiek. Welk percentage van de publiek heeft de boodschappen op lichtkrant en via Twitter, Facebook of Burgernet waargenomen en op basis van die boodschap zijn of haar gedrag laten bepalen? Een mogelijke uitkomst kan zijn dat slechts een klein percentage van het publiek de boodschappen hebben waargenomen en dat ondanks dit lage percentage toch het gedrag van het publiek heeft beïnvloed en de publieksstroom heeft gestuurd. 6.3
Kwalitatieve survey
Om binnen het onderzoek een gevalideerde uitspraak te doen, zijn voldoende gegevens nodig. De gegevens over de waarneming, decodering en effect wil ik laten verzamelen door een survey. Ik wil op 4 locaties en momenten tijdens de Vierdaagse van Nijmegen volgens de methodiek van een steekproef interviews laten houden met 150 voetgangers die binnen het waarnemingsbereik van lichtkrant lopen in het centrum van Nijmegen. Het ligt in de bedoeling minimaal 75 bezoekers die lokaal bekend zijn en 75 bezoekers die niet lokaal bekend zijnte interviewen met behulp van een gestructureerde vragenlijst. Op basis van een standaard vragenlijst wil ik mensen gaan bevragen over crowdmanagementcommunicatie van de politie. Ze worden bevraagd op de door hen gebruikte communicatiemiddelen, de communicatieboodschap en het effect op hun gedrag. Ik heb de verwachting met een steekproef van 150 mensen voldoende data te verzamelen om een indicatieve uitspraak te kunnen doen over het onderzochte item. De individuele vragenlijst voor de survey dient nog definitief te worden samengesteld. Elementen voor de lijst zijn: Leeftijd Is men bekend in Nijmegen en de specifieke locatie? Man / vrouw Is men individuele bezoeker of behoort men tot een groep? Heeft men van de politie bericht gekregen over de drukte in de stad? Hoe heeft men dit bericht ontvangen? Heeft men de boodschap op de lichtkrant waargenomen? Had men deze boodschap al op andere wijze waargenomen, bijvoorbeeld via telefoon, SMS, of via via? Wat herinnert men zich van de boodschap op de lichtkrant? Wat heeft men op basis van de communicatieboodschappen van de politie gedaan? Is men bekend met het feit dat de boodschappen door de politie worden gedaan?
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
10
6.4
Theoretisch model als basis van het onderzoek
In mijn onderzoek zal ik gebruik maken van het door Remmerswaal (2008) gehanteerde communicatieschema: zender
encodering van de boodschap
kanaal
ontvanger
decodering van de boodschap
effect
ruis
Wat in het onderzoek naar het effect van communicatie naar mijn mening allereerst dient te worden vastgesteld of de door de zender via de verschillende middelen uitgezonden en bedoelde boodschap is ontvangen. Welke percentage van de bezoekers heeft de bedoelde communicatieboodschap waargenomen? Hoe heeft de ontvanger de boodschap vervolgens gedecodeerd? Welke percentage van de mensen heeft de communicatieboodschap waargenomen en ook op de wijze waarop de zender dit bedoeld heeft gedecodeerd? Welk percentage van de ontvangers heeft de door de zender verzonden boodschap gedecodeerd op de wijze waarop de zender dit bedoeld had en heeft zich voorgenomen ander gedrag te gaan vertonen, of heeft dit gedrag ook daadwerkelijk vertoond, het effect? Ik zal de voetgangers laten bevragen op het moment dat zij zich in een een lichtkrant zijn gepasseerd. Het bevragen zal door enquêteurs van de Radbouduniversiteit Nijmegen worden uitgevoerd. 6.5
Ruis en overigeonderzoeksrisico’s
Op het moment dat enquêteurs mensen benaderen beïnvloeden zij daarmee het gedrag van die mens. Dit levert een verstoring op. Dit is onderdeel van de in het communicatiemodel aangeduide ruis. Dit valt binnen de kaders van dit onderzoek niet te beïnvloeden. Professioneel gedrag van enquêteurs en een goed voorbereide vragenlijst, beperken deze ruis wel. Andere vormen van ruis zullen door mij in beeld worden gebracht en zijn ook afhankelijk van de situatie die ter plaatse op dat moment geldt. Hierbij valt onder meer te denken aan extreme weersomstandigheden, een groot ongeval of ander incident op de looproutes. Deze omstandigheden, deze ruis, is binnen dit onderzoek niet beheersbaar. Slechts achteraf kan deze ruis in beeld worden gebracht en worden geduid binnen de resultaten van het onderzoek. Deze ruis vormt hiermee een belangrijk risico voor het resultaat van het onderzoek, maar is tevens kenmerkend voor een veldonderzoek. Ik acht mijn onderzoek derhalve ook geslaagd als ik achteraf kan vaststellen dat er een zodanige ruis op de onderzoeklocatie is geweest dat daarmee de betrouwbaarheid van de enquêteresultaten en analyse van camerabeelden zodanig is beïnvloed dat van een “normaal”: beeld geen sprake kan zijn geweest.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
11
Door de onderzoeksresultaten op te slaan en transparant te delen, meen ik te kunnen voldoen aan de eisen die een onderzoek stelt. Mijn hypothese (hoofdstuk onderzoeksvragen) is, dat er een verschil zit in wie de ontvanger van de tekstboodschap is. Ik veronderstel dat een bezoeker die ter plaatse niet bekend is meer open zal staan voor de boodschap op een lichtkrant, dan degene die ter plaatse niet bekend is. Daarom wil ik bezoekers op hun mate van lokale bekendheid gaan bevragen. Dit zal in de vraagstelling worden opgenomen.
6.6
1. 2. 3. 4.
Onderzoeklocaties
Stationsplein Koningstraat Kelfkensbos Grotestraat / Waalkade
Op één plaats in Nijmegen, namelijk de Grotestraat / Waalkade, zal ik op dinsdag 17 juli 2012 tussen 21.00 en 23.00 uur een veldonderzoek uitvoeren. Afbeelding 1: onderzoekslocatie Grotestraat / Waalkade te Nijmegen
Bron: politie Gelderland-Zuid
Uit vooronderzoek blijkt dat deze locatie voldoet aan een aantal kenmerken die voor dit onderzoek relevant zijn, namelijk: Tijdens de Vierdaagse feesten te Nijmegen wordt op deze dag omstreeks 23.00 uur een vuurwerk ontstoken op pontons op de rivier de Waal. Er zijn tussen 21.00 uur en 23.00 uur grote stromen publiek naar de Waalkade. Tienduizenden bezoekers worden verwacht. Het publiek wil zich in de nabijheid van het vuurwerk opstellen en concentreren. Dit levert risico’s van overcrowding op als het publiek niet wordt verdeeld over de gehele lengte van de Waalkade. Deze risico’s worden getracht te beïnvloeden door het publiek dat zich via de Grotestraat naar de Waalkade begeeft actief te sturen met tekstboodschappen op lichtkranten. Het publiek wordt een tekstboodschap aangeboden en het is de bedoeling dat het publiek zich aan het einde van Grotestraat, ter hoogte van de Waalkade in westelijke richting begeeft.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
12
Normaal gesproken heeft het publiek de neiging aan het einde van de Grotestraat, ter hoogte van de Waalkade in oostelijke richting te begeven, hetgeen het risico van overcrowding op dat deel van de Waalkade oplevert. Het is aan het publiek om aan het einde van de Grotestraat een keuze te maken om in oostelijke of westelijke richting te lopen.
Het veldonderzoek op deze locatie bestaat eruit dat ik de situatie op de Gotestraat / Waalkade tijdens de Vierdaagsefeesten op de genoemde locatie, datum en tijd zal observeren met camera’s en tegelijkertijd ongeveer 25 voetgangersdie een lichtkrant zijn gepasseerd, zal bevragen op hun waarneming en gedrag. In bijlage 1 staat de situatie op de Grotestraat / Waalkade geschetst. In deze tekening is tevens de plaats van de lichtkranten en cameraopstelling aangegeven en is aangegeven waar de enquêteurs zullen worden opgesteld.
6.7
Tekstboodschappen
Tijdens het veldonderzoek op deze locatie zullen de tekstboodschappen op de lichtkrant volgens een vooraf opgesteld scenario wijzigen volgens onderstaand schema: TEKST LICHTKRANT: WELKOM OP DE VIERDAAGSEFEESTEN
Scenariomap
Lichtkrantnummer:
Scenario 00 ALLE LICHTKRANTEN
KLOK
Scenario 01
ALLE LICHTKRANTEN
VUURWERK RECHTSAF >>>>>>>
Scenario 02
9
VUURWERK <<<<<<<
Scenario 02
9
Tegelijkertijd zullen door de politie middels Facebook en Twitter ondersteunende boodschappen worden verstuurd. De tijdstippen van wijziging zal ik meenemen in mijn observatie. Een duidelijke tijdregistratie van zowel camerabeelden als tijdstippen van interview is van belangrijk om veranderingen in gedrag van de menigte of het individu te kunnen markeren.
6.8
Analyse camerabeelden
Ik wil vaststellen of er verschil waarneembaar is in het gedrag van de groep op het moment dat de politie nieuwe informatie verspreidt via beeldkranten en anderen middelen. verzonden berichten. Aan de hand van opgeslagen camerabeelden van de locatie zal ik het gedrag van het publiek en de publieksstromen analyseren.
7.
Planning
Maken onderzoeksvoorstel en -opzet Literatuurstudie Afstemming met beheerder lichtkranten Contacten leggen met Radbouduniversiteit Afstemmen met onderzoeksgroep Radboud Maken onderzoeksets Houden survey Analyse beelden Analyseren en verwerken gegevens Schrijven masterthesis
Februari – maart 2012 Februari t/m juni 2012 evt. augustus en september 2012 Februari / maart / april 2012 Februari / maart 2012 Maart / april / mei 2012 Mei 2012 17 juli 2012 Juli – augustus 2012 September 2012 Oktober – november 2012
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
13
Verdedigen masterthesis
8.
December 2012
Informatiebronnen
Literatuur Alblas, Gert (2010), Inleiding Groepsdynamica. Houten: Noordhoff Uitgevers. Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., & Teunissen (2009), J, Basisboek Kwalitatief onderzoek. Groningen / Houten, The Netherlands: Noordhoff Uitgevers bv. Berlonghi, A.E. (1993). Understanding and planning for different spectator crowds. In: R.A. Smith & J.F. Dickie (eds.), Engineering for Crowd Safet: proceedings of the International Conference of Engineering for Crowd Safety in London 0n 17 – 18 March 1993. Amsterdam: Elsevier Science Publishers, 13-20. Brearly, N. (1992). Public order, safety and crowd control. Intersec. Festinger, L (1950), Informal social communication. Psychological Review, 57, 271-282. Fruin, J.J. (1985). Crowd dynamics and the design and management of public places. In: J. Pauls (ed.), Int. Conf. on Building Use and Safety Technology. Washington DC: National Institute of Building Siences, 110-113. Fruin. J.J. (1993). The Causes and Prevention of Crowd Disasters, Amsterdam: Elsevier Sience Publishers. LeBon, G. (1895/1960). The Crowd. New York: The Viking Press. Nibra (2002). Leidraad Veilige Publieksevenementen. Een systematische aanpak voor risicoanalyse en voorbereiding.Arnhem: Nibra. Perry, J.B. (1978). Collective Behavior, response to social stress. San Francisco: Bowling Greenstate University. Smith, R.A. & J.F. Dickie (eds.)(1993). Eengineering for Crowd Safety. Amsterdam: Elsevier. Remmerswaal, J (2003), Handboek groepsdynamica. Soest: H. Nelissen. Sande van de, J.P. (1999), Gedragsobservatie, Inleiding tot systematisch observeren. Groningen: MartinusNijhoff. Turner, R. & Killian, L. (1987). Collective behavior. Englewood Cliffs NJ: Prentice Hall.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
14
Bijlage 1: Situatieschets veldonderzoek
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
15
Bijlage 2:
Opdracht 2: Schrijven en verdedigen Masterthesis MCPM Samenvatting U schrijft in het kader van deze opdracht individueel een masterthesis. U verdedigt deze masterthesis ten overstaan van een examencommissie. De examencommissie bestaat uit twee afstudeerbegeleiders van het instituut en een examinator van Afdeling Examinering. De examinator fungeert als voorzitter van de examencommissie. Met het schrijven van de masterthesis toont u aan dat u een verbinding kunt leggen tussen de theorie en de praktijk. U toont met de thesis aan dat u de praktijk vanuit een theoretisch perspectief kunt benaderen en de resultaten van deze verdieping op een heldere en consistente manier op schrift kunt stellen en verdedigen. Voorbereiding Deze opdracht bestaat uit twee delen: Deel I: Schrijven masterthesis Deel II: Verdediging masterthesis Voordat u start met het schrijven van de masterthesis, selecteert u een geschikt onderwerp voor uw onderzoek en schrijft u een onderzoeksvoorstel. In uw onderzoeksvoorstel verwerkt u minimaal de volgende onderdelen: Onderzoeksonderwerp U selecteert in overleg met uw beoordelaar een onderwerp dat strategische componenten bevat en duidelijk is afgebakend. Daarnaast is het onderwerp relevant voor de multidisciplinaire gevaaren crisisbeheersing (u neemt hierbij de vertrouwelijkheid en ethische normen en waarden in acht) en draagt het bij aan uw professionele ontwikkeling. U beschrijft de aanleiding van uw onderzoek.
Probleemstelling U stelt een heldere en relevante probleemstelling op en werkt deze uit in een onderzoeksvraag en deelvragen. De geformuleerde vragen zijn onderzoekbaar en getuigen van inzicht in methodologische uitgangspunten.
Onderzoeksopzet U maakt een onderzoeksopzet die aansluit bij de probleemstelling. U beschrijft welke onderzoeksmethoden en -technieken u toe gaat passen en welke bronnen u bij uw onderzoek gaat betrekken. U werkt uw onderzoeksopzet uitgebreid uit en u verantwoordt waarom u juist voor deze onderzoeksopzet gekozen hebt.
Planning U maakt globaal een realistische tijdsplanning van uw onderzoeksactiviteiten. Ook geeft u aan welke personele en materiële middelen u nodig hebt.
Informatiebronnen U verwijst in uw onderzoeksopzet naar relevante literatuur en u neemt een voorlopige literatuurlijst op.
Aan het onderzoeksplan is een go / no go moment gekoppeld; u mag starten met uw onderzoek als uw onderzoeksvoorstel is goedgekeurd en ondertekend door de beoordelaar van uw instituut (uw afstudeerbegeleider) en uw leidinggevende in de praktijk. De beoordelaar van het instituut beoordeelt de relevantie van het gekozen onderwerp, de inhoudelijke opzet en de methodologische opzet van het onderzoeksvoorstel. Uw leidinggevende beoordeeld de meerwaarde van het onderzoek voor de organisatie waar u werkzaam bent. U neemt het ondertekende onderzoeksvoorstel op in de bijlage van uw masterthesis. Uitvoering Deel I: Schrijven masterthesis
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
16
U voert individueel het onderzoek uit dat u in uw onderzoeksvoorstel hebt beschreven en schrijft hier een masterthesis over. De masterthesis is prettig leesbaar en in begrijpelijk Engels of Nederlands geschreven. In de masterthesis hanteert u consequent de APA-normen*. Daarnaast heeft de masterthesis een structuur zoals gebruikelijk is voor een scriptie: samenvatting; verkenning van het onderzoeksonderwerp (theoretische verdieping/fundering); uiteenzetting van het uitgevoerde onderzoek met de daarbij behorende probleemstelling (onderzoeksvraag) en deelvragen; beschrijving en verantwoording van toegepaste onderzoeksmethoden; resultaten; discussie; conclusies; aanbevelingen; literatuurlijst. Met uw masterthesis toont u aan dat u zelfstandig een verbinding kunt leggen tussen de theorie en de praktijk. U toont tevens aan dat u de resultaten van het onderzoek op een heldere en consistente manier op schrift kunt stellen. In overleg met uw begeleider bepaalt u of uw masterthesis ter beoordeling voorgelegd mag worden aan de examencommissie. Zodra uw begeleider instemt stuurt uw masterthesis naar de examencommissie. Deel II: Verdedigen masterthesis U onderbouwt en verdedigt de resultaten, conclusies en aanbevelingen van uw masterthesis tegenover de examencommissie. De inleiding tot de verdediging zal gegeven worden door de voorzitter van de examencommissie. Daarna bevragen de commissieleden u over uw onderzoek en masterthesis. U toont aan dat u een helikopterview hebt en dat u kunt schakelen tussen verschillende niveaus. Tevens laat u zien dat u goed om kunt gaan met kritische vragen. Omvang De masterthesis mag maximaal 15.000 woorden bevatten, exclusief titelpagina, inhoudsopgave, figuren/tabellen en eventuele bijlagen. Tijdsduur De tijdsduur voor het schrijven van het onderzoeksvoorstel, het doen van onderzoek ten behoeve van de masterthesis en het schrijven van de masterthesis is contextgebonden. In principe dient u de masterthesis af te ronden binnen de twee jaar die voor de MCPM staan. U hebt daarnaast één jaar uitlooptijd waarin u nog recht hebt op 24 uur begeleiding. Voor de verdediging van de masterthesis staat 60 minuten. De eerste 5 minuten zijn bestemd voor de introductie en kennismaking met de examencommissie. De daaropvolgende 25 minuten moet u uw masterthesis verdedigen. Vervolgens gaat de examencommissie 15 minuten in beraad. Hierna ontvangt u feedback en zal het resultaat van uw verdediging bekend worden gemaakt. Voor dit laatste deel van de verdediging staat 15 minuten gereserveerd. Beoordeling Deze examenopdracht wordt beoordeeld door een examencommissie (bestaande uit twee afstudeerbegeleiders van het instituut en een examinator van Afdeling Examinering). Eén afstudeerbegeleider is de eerste lezer van uw masterthesis en de andere afstudeerbegeleider de tweede lezer. De examinator is een wetenschappelijk georiënteerde professional uit de praktijk die fungeert als voorzitter van de examencommissie. De afstudeerbegeleiders beoordelen samen met de examinator of uw masterthesis voldoende is en geven een voorlopig cijfer. Pas als uw masterthesis door de examencommissie met een voldoende is beoordeeld krijgt u toestemming om uw scriptie te verdedigen. Als uw masterthesis met een onvoldoende beoordeeld wordt door de examencommissie hebt u nog twee herkansingen om uw (verbeterde) stuk voor te leggen aan de examencommissie. De verdediging van uw masterthesis wordt eveneens beoordeeld door de examencommissie. De beoordeling van deel I vindt plaats aan de hand van de Checklist schrijven masterthesis en de Assessment criteria grid for the masterthesis. De beoordeling van deel II vindt plaats aan de hand van de Checklist verdedigen masterthesis. U vindt deze formulieren in hoofdstuk 5. *De wijze waarop volgens de American PsychologicalAssociation literatuurverwijzingen dienen worden gedaan.
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
17
Uw puntentotaal wordt voornamelijk gebaseerd op de masterthesis. Uw verdediging kan uw puntentotaal maximaal met 1 punt verhogen of verlagen. De verdediging is niet doorslaggevend; als uw scriptie met een voldoende beoordeeld is, kunt u op basis van uw verdediging niet meer zakken. U kunt minimaal 0 en maximaal 100 punten behalen, waarbij 50 punten of meer een voldoende eindresultaat betekent. Na afloop van deze examenopdracht ontvangt u kopieën van de beoordelingsformulieren. Overige opmerkingen
Alle in te leveren documenten stuurt u in tezamen met het aanmeldformulier. Gebruik hiervoor het aanmeldformulier dat op Teletop staat. Om Cum Laude af te studeren dient uw masterthesis minimaal met een 8 beoordeeld te worden. Om te bepalen of u Cum Laude afstudeert wordt het eindcijfer van de masterthesis en het eindcijfer van het portfolio bij elkaar opgeteld en vervolgens door tweeën gedeeld. De uitkomst is het gemiddelde cijfer dat u voor de MCPM behaald hebt. Dit cijfer mag afgerond worden. Als u afgerond op een 8 of hoger uitkomt voldoet u aan de eis om Cum Laude af te studeren, mits u ook aan de andere eisen voldaan hebt (zie Cum Laude eisen opdracht 1). U meldt zich aan voor een van de beschikbare examendata (zie Teletop). U stuurt uw documenten 4 weken voor dit examenmoment op naar Afdeling Examinering. Op het voorblad van uw masterthesis vermeldt u duidelijk uw personalia (naw gegevens, studentnummer, intakedatum, e-mail en telefoonnummer) en de personalia van uw begeleider van het instituut (naw gegevens, e-mail en telefoonnummer). Ook vermeldt u de namen en nummers van de kernopgaven. Als één of meerdere gegevens ontbreken, kan het examen niet ingepland worden. Uw masterthesis wordt als openbaar stuk beschouwd tenzij u met redenen omkleed kunt aangeven dat dit niet het geval is. Het ondertekende onderzoeksvoorstel en de masterthesis moeten in zevenvoud worden verstuurd naar: Secretariaat MCPM Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid Postbus 7010 6816 RW Arnhem
U mailt tevens een digitale versie van uw onderzoeksvoorstel en de masterthesis naar:
[email protected]
MCPM 2, Onderzoeksvoorstel Masterthesis concept 1, 20 april 2012 , door R. Couwenberg
18