Een Museum voor Hedendaagse Kunst op de RAC-site in Brussel Karel Verstraeten, Jan Haerens
Promotoren: prof. ir.-arch. Guy Chatel, ** Begeleiders: Kersten Geers, *** Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Burgerlijk ingenieur-architect
Vakgroep Architectuur en stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Bart Verschaffel Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2007-2008
Een Museum voor Hedendaagse Kunst op de RAC-site in Brussel Karel Verstraeten, Jan Haerens
Promotoren: prof. ir.-arch. Guy Chatel, ** Begeleiders: Kersten Geers, *** Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Burgerlijk ingenieur-architect
Vakgroep Architectuur en stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Bart Verschaffel Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2007-2008
< PIC 001
CENTRUM BRUSSEL
object [voorwerp] ca 1500 < oudfrans object < middeleeuws latijn obiectum, onzijdig enkelvoud als zelfstandig naamwoord van obiectum, verleden deelwoord van obicere [vóórwerpen, voorleggen], dus lett.: wat (als probleem) is voorgelegd.
probleem [vraagstuk, moeilijkheid] problema 1648, probleme 1650 < hoogduits Problem of < Frans problème [idem] < latijn problema [idem] < grieks problèma [wat naar voren geworpen is, wat als vraagstuk wordt voorgelegd], van proballein [toewerpen], van pro - [voor] + ballein [werpen]
Van Dale etymologisch woordenboek
Jan Haerens & Karel Verstraeten Masterproef 2008 Promotoren: prof. ir.-arch. Guy Châtel, dr. Wouter Davidts Begeleiders: Kersten Geers, David Van Severen Vakgroep Architectuur en Stedenbouw Voorzitter: prof. dr. Bart Verschaffel Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2007-2008
EEN MUSEUM VOOR HEDENDAAGSE KUNST OP DE RACSITE TE BRUSSEL object | probleem | architectuur
0. INLEIDING
001
voorwoord
Deze masterproef werd ingediend tot het behalen van de academische graad van Master in de ingenieurswetenschappen: architectuur, bij promotor prof. ir.-arch. Guy Châtel, vakgroep architectuur en stedenbouw, aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de Universiteit Gent, academiejaar 2007-2008. Begeleiders waren Kersten Geers en David Van Severen, Wouter Davidts was co-promotor. De auteurs geven de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.
gent, juni
jan haerens
karel verstraeten
002
dank
Grote dank gaat uit naar Guy Châtel, Kersten Geers, David Van Severen en Wouter Davidts voor het kritisch weerwerk en de vakkundige begeleiding van onze masterproef, we bedanken eveneens gastbegeleiders Bart Verschaffel, Maarten Delbeke, Stefan Devoldere en Celine Condorelli voor hun opbouwende feedback. Speciale dank ook voor Rom Bohez, Dirk Snauwaert, Thijs Verfaillie, Olivier Capelle, Steven Meyhui, Barbara Vanderlinden, Koen Claerhout en Benoît Moritz voor hun bijdrage aan ons project. We danken Steven Haerens, Luc Vandoorne en Lies Poignie, voor hun opzoek- en naleeswerk. Roland Rogge en Walter De Ley, om steeds klaar te staan om ons te helpen met onze soms ongewone maquette- en plotverzoeken. Onze studiegenoten en vrienden voor hun luisterende oren, in het bijzonder Ben voor het crisismanagement en de filosofeersessies. Tot slot bedanken we onze ouders en familie voor hun jarenlange steun en praktische hulp.
Het meest van al bedank ik Lore, voor haar lieve aanwezigheid, voor haar relativerende glimlach, en voor dat éne cruciale idee, maar vooral voor het bijbrengen van haar levenskunst, voor haar geloof en vertrouwen en voor haar onuitputtelijke liefde.
Mijn grootste dank gaat uit naar Ellen, om mijn gedachten even op iets anders te helpen zetten, voor haar onvoorwaardelijke steun, voor de opmonterende voordeurbezoekjes, maar vooral om er simpelweg altijd voor me te zijn .
003
inleiding
Het resultaat van deze masterproef is een project voor een museum voor hedendaagse kunst op de site van het Rijksadministartief centrum te Brussel. De uitdaging van deze proef lag in eerste instantie in het definiëren van een kritische opgave voor een architectuurthesis, en in tweede instantie in het innemen van een duidelijke architecturale positie. Het eindresultaat verbindt een stellingname over het museum, de specifieke site van het Rijksadministratief Centrum en de algemene stedelijke conditie van Brussel met een kritische visie op welke rol architectuur zichzelf aanmeet binnen ons ontwerp. De masterproef begon vanuit een fascinatie voor Brussel en haar complexe stedelijkheid, later werd het actieterrein vernauwd tot de noordzuidverbinding. De inzet van de masterproef begon een eerste duidelijke vorm aan te nemen bij de samenwerking met de Brussels Biennial 2008. We legden voor onszelf een rol vast waarin we binnen het masterplan van de biënnale een tweede leven bedachten voor de tijdelijke locaties waar het gebeuren gedurende drie maanden intrek zou nemen. Het onderzoek hoe een tijdelijk evenement zoals de biënnale als trigger zou kunnen dienen voor de uitbouw van een breder cultureel netwerk op verschillende locaties langsheen de noord-zuidverbinding liep echter vast op het onvermogen van de biënnale om te investeren in een project van langere duur. Een museum voor hedendaagse kunst op de site van het voormalige Rijksadministratief Centrum stelde een ontwerpopgave die elk van de vorige pistes samenbracht. De kern van dit boek bestaat uit vier delen. Het eerste deel situeert aan de hand van drie onderdelen – het museum, het Rijksadministratief Centrum en Brussel– de context van ons ontwerp en filtert hieruit een aantal duidelijke posities die de conceptuele basis van het ontwerp vormen. Het ontwerp en de keuzes die erin vervat liggen worden uiteengezet in het tweede deel, met achterin het boek de bijhorende plannen. In het derde deel verwoorden we de cruciale positie die architectuur in ons project inneemt, als brandpunt van deze masterproef. De bijlagen vormen het vierde deel: een verzameling teksten en onderzoeken die het project mede vorm gegeven hebben.
004
inhoud
IDING 2 001
voorwoord
002
dank
003
inleiding
004
inhoud
1. POSITIES 101
museum
102
rac
103
brussel
2. PROJECT 201
ingreep
202
hal - tuin - muur
203
context RAC
204
tuin
205
hal
206
muur
3. POST SCRIPTUM 301
object | probleem | architectuur
4. ONDERZOEK 401
over de nood aan en de mogelijkheid van een museum voor hedendaagse kunst in Brussel
402
over de werking van de museummachine
403
over de mogelijkheden van het R.A.C. als drager van een museumprogramma
404
over de brussels biennial 08
405
over de geschiedenis van het R.A.C.
406
over de huidige toestand van het R.A.C.
407
materialenfiche
408
over Brussel als context van het R.A.C.
409
over de toekomstplannen voor het R.A.C.
410
referentiecataloog
5. DATA 501
bibliografie
502
credits
6. PLANNEN 601
overzichtsplan
/
602
plannen en snedes
/
603
x-ray
/
ZIE ONDERZOEKEN: 401:
OVER DE NOOD AAN EN MOGELIJKHEID VAN EEN MUSEUM VOOR HEDENDAAGSE KUNST IN BRUSSEL
402:
OVER DE WERKING VAN DE MUSEUMMACHINE
403:
OVER DE MOGELIJKHEDEN VAN HET R.A.C. ALS DRAGER VAN EEN MUSEUMPROGRAMMA
404:
OVER DE BRUSSELS BIENNIAL 08
1. POSITIES
101
*
museum
crisis en succes
De hedendaagse kunst zit in een voortdurende transitsituatie. De massale kunstproductie speelt onmiddellijk in op de laatste tendensen en gebeurtenissen. Nooit eerder was het kunstlandschap zo uitgestrekt en gedifferentieerd, nieuwe platformen – biënnales, het Internet, straatguerrilla’s, ... – eisen er steeds meer ruimte op. Het museum neemt hier een dubbele positie in. Binnen het snel wisselende kunstlandschap hinken het museum en de traagheid van haar medium: de architectuur, bijna a-priori achterop. De commerciële kunstmarkt wordt steeds minder gestuurd door wat musea al dan niet in hun collecties opnemen, maar wel door galeristen en privéverzamelaars. Nieuwe plekken voor de kunst, los van het museum, winnen aan populariteit en invloed. De biënnale boomt, want ze kan zichzelf bij elke editie of tentoonstelling opnieuw uitvinden en zo veel sneller inspelen op actuele ontwikkelingen in het kunstlandschap. Loodrecht op deze intellectuele crisis staat het ontembare geloof in het museumgebouw als katalysator van toeristische en economische expansie. Op dit moment zijn honderd 1 musea voor hedendaagse kunst in aanbouw. Elke stad die zichzelf belangrijk genoeg acht wil zijn museum, liefst groot, spectaculair en blinkend. Het zwaartepunt van het museum verschuift van binnen naar buiten. De focus ligt niet langer op haar inhoudelijke kwaliteiten en collectie, maar op het exterieur en randfuncties zoals de museumshop en de bar. Het museum verwordt tot een urbane cultuurbazaar 2 en wordt gereduceerd tot en uitgespeeld als het signatuur van één of ander toonaangevend architect.
*
brussel
Brussel is een stad met een bruisend artistiek klimaat. Tegenover de nadrukkelijke aanwezigheid van kunstenaars, galeristen en privé-verzamelaars, gaapt echter het markante gebrek aan een museum voor hedendaagse kunst. De vele projecten die hieraan iets willen veranderen lopen zich zonder uitzondering vast in het complexe politieke moeras van de hoofdstad.
Ter compensatie werd vorig jaar het kunstencentrum Wiels geopend. Deze instelling ontdoet zich van het gewicht van een eigen collectie en de verantwoordelijkheden die dat met zich meedraagt en werkt volgens het principe van de kunsthal. De Brussels Biennial vindt dit jaar voor het eerst plaats en plaatst Brussel met een minimum aan investeringen en zonder engagement op lange termijn gedurende drie maand in de artistieke spotlights. Geen van beiden bouwt een collectie uit.
*
morfologie Er zijn twee basismodellen voor een instelling voor hedendaagse kunst.
In het klassiek model houdt het museum zich in grote mate bezig met de basistaken van het museum: verzamelen en conserveren. Dit museum stelt haar eigen collectie tentoon en houdt zich achter de schermen bezig met de uitbouw ervan. In het model van de kunsthal ligt de focus bijna volledig op de tentoonstellingspraktijk. Dit model laat steeds wisselende tentoonstellingen toe, die in principe elke keer door een verschillende curator samengesteld kunnen zijn. Het probleem met veel instellingen voor hedendaagse kunst vandaag is dat ze zowel museum als kunsthal willen zijn, en net omdat ze niet resoluut voor één van beide modellen kiezen doen ze twee keer slechts half werk: Enerzijds hebben ze vaak nogal wat problemen met het organiseren en registreren van hun collecties, anderszijds kunnen ze hun geclaimde functie van kunsthal ook niet ten volle waarmaken 3. Het streven van veel musea voor hedendaagse kunst naar het kunsthalmodel is niet verwonderlijk. De kunsthal toont zich met zijn wisselende opstellingen en grote namen veel dynamischer en sexyer dan het klassieke museum.
*
positie
Wij menen dat het meest interessante model voor een instelling voor hedendaagse kunst in Brussel er één is dat zich richt op de basistaken van het museum. We kiezen ervoor de museummachinerie te compacteren en los te snijden van de tentoonstellingsruimte. Dit museumapparaat legt zich toe op het verzamelen, bewaren en bestuderen van de kunst, ze omvat de kritische massa van het museum. Als pendant van dit gecomprimeerde museum plaatsen we een lege kunsthal, die zich volledig kan toeleggen op de tentoonstellingspraktijk. Deze hal kan los van het museum verschillende uiteenlopende scenario’s in zich opnemen.
Er wordt resoluut voor gekozen om de machinerie van het museum niet door te verwijzen naar de coullissen maar om ze als essentie van het museum op de voorgrond te plaatsen. Het museum toont zich als een condensator van tijd en ruimte, de tentoonstellingsruimte hoeft niets meer te representeren en krijgt een vrijgeleide. We zien het museum als een plek die zich afsnijdt van het dagelijkse leven en die duidelijk verschilt van de rest van haar omgeving. Door de drempel naar het museum te articuleren wordt deze overgang voelbaar gemaakt en het museumprogramma geaffirmeerd in haar waardigheid. Wij geloven niet in een afvlakkingslogica die het hedendaagse museum van zijn sokkel haalt en de atrofie van haar identiteit als instituut tot gevolg heeft. Wij menen dat architecturale extravaganza en de focus op perifere functies geen wezenlijke kwaliteit toevoegen aan het museumprogramma, wat niet impliceert dat we voorbijgaan aan de economische realiteit – café, shop – van het museum. We kiezen voor een eenvoudige, leesbare vorm, voor een stedelijke zichtbaarheid die een juiste uitdrukking is van de inhoudelijke museumkwaliteit.
1
ZIE P. 53, INTERVIEW MET DIRK SNAUWAERT
2
ZIE: HET HOOFDSTUK ‘DE MUSEUMBOOM’, IN: WOUTER DAVIDTS, BOUWEN VOOR DE KUNST?, VA&S/BOOKS, 2006
3
ZIE: HET HOOFDSTUK ‘DRIE CRUCIALE SPANNINGSVELDEN’, IN: PASCAL GIELEN & RUDI LAERMANS, EEN OMGEVING VOOR ACTUELE KUNST, LANNOO, TIELT, 2004.
ZIE ONDERZOEKEN: 403:
OVER DE MOGELIJKHEDEN VAN HET R.A.C. ALS DRAGER VAN EEN MUSEUMPROGRAMMA
405:
OVER DE GESCHIEDENIS VAN HET R.A.C. (TIJDSLIJN)
406:
OVER DE HUIDIGE TOESTAND VAN HET R.A.C. (FOTOREPORTAGE)
407:
MATERIALENFICHE
408:
OVER BRUSSEL ALS CONTEXT VAN HET R.A.C.
409:
OVER DE TOEKOMSTPLANNEN VOOR HET R.A.C.
102
*
rac
genese
Het plan voor het Rijks Administratief Centrum (RAC) ontstond in de jaren ‘30 uit de nood aan centrale huisvesting voor de verspreide overheidsadministraties in Brussel. Het legendarisch logge ambtenarenapparaat zou worden ondergebracht in een overeenkomstig gebouwencomplex dat de moderniteit en functionaliteit van de Belgische staat moest belichamen. Het centrum maakte deel uit van een reeks openbare gebouwen – nationale bank, sabena-gebouw, albertinabibliotheek,... – die als een representatieve suite doorheen het stadscentrum de meest ingrijpende infrastructurele interventie in Brussel toedekten: de noord-zuidverbinding. Deze ondergrondse spoorwegverbinding tussen het Noord- en Zuidstation, ‘de werf van de eeuw’, liet in het centrum van de stad een enorme zone van afgebroken volkswijken achter, waar projecten van een tot dan toe ongekende schaal mogelijk werden. De Noord-zuidverbinding en het Rijksadministratief Centrum waren een uitdrukking van het hunkeren naar een (naïeve?) moderniteit, waarvan de natie eind jaren ‘50 en jaren ‘60 doordrongen was, en die in Brussel een doel op zich lijkt geworden 1. De bouw van het RAC startte veelzeggend in het jaar 1958, en duurde tot in de jaren ‘80, wanneer de rechtlijnig modernistische principes die de gebouwen kenmerken al ernstig onder vuur kwamen te liggen, en de centrale overheden door politieke regionalisering al fel geslonken waren. Amper 20 jaar later is het complex verlaten door de administraties, en verkocht aan een groep investeerders. Er worden opnieuw kantoren in ondergebracht, uiteraard niet zonder het gebouw een doortastende face-lift te geven. De Brusselse overheid tracht de toekomst van het gebied mee te bepalen, en ijvert voor een duurzame verankering van een publieke functie en een woonprogramma op de site.
*
feit
Het Rijksadministratief Centrum is een plek die zich radicaal onderscheidt van de rest van het Brusselse stadsweefsel. Het complex bestaat uit een zorgvuldig samengestelde compositie van prismatische volumes en wordt gekenmerkt door zijn uitzonderlijke schaal, doorgedreven monofunctionaliteit, orthogonaliteit en visuele coherentie.
PACHECOLAAN
ESPLANADEPLEIN
PÉCHÈRETUIN
ESPLANADEGEBOUW
VESALIUSGEBOUW
CONGRESKOLOM
ARCADENGEBOUW
DECROLY-AUDITORIUM
FINANCIËNTOREN
RIVOLISTRAAT GRAND RESTAURANT
KRUIDTUINLAAN (KLEINE RING)
DELEN VAN HET R.A.C.
IMG 001
De site overbrugt in twee grote trappen een hoogteverschil van 17 meter tussen de Brusselse boven- en benedenstad. Een sokkel van bijna 500 meter lang en 7 meter hoog bakent de Pachecolaan af, en bevat de 2000 parkeerplaatsen van het complex. Deze laan was oorspronkelijk aangelegd als stedelijke autostrade met 6 rijstroken. Verderop vernauwt ze en uiteindelijk loopt de laan zich vast in de kleine straatjes van de binnenstad. De hangende tuin bovenop de sokkel is een beschermd stadsgezicht. Hij bestaat uit een strak geometrische watertuin, en een informelere mediterrane platanentuin en is ontworpen door René Péchère, de belangrijkste naoorloogse tuinontwerper van België. Een niveau hoger ligt het esplanadeplein, als extentie van de ruimte rondom de congreskolom. Het biedt een geweldig zicht over de benedenstad. De Rivolistraat loopt op dit niveau langs een reeks winkelpanden, en komt verder om de hoek terug uit aan de Koningsstraat. De kantoorvolumes vormen een uitegebalanceerde compositie: langs de zuidzijde een symmetrische scène voor de congreskolom, met daartegenover de financiëntoren als tegenhanger.
*
aard
Het RAC functioneert als een kantoormachine: de sokkel neemt alle parkeerplaatsen, technische ruimtes en archieven in zich op, wat de zuiver prismatische volumes met open kantoorvloeren erboven mogelijk maakt. Door de strikt functionalistische ordening van de verkeersstromen en de link met de spoorlijn onder het gebouw slokt het complex ambtenarenwagens en pendelaars moeiteloos op, maar het is quasi onmogelijk om het gebied als passant te doorkruisen. De bediende komt ‘s morgens met de trein aan in het ondergrondse Congresstation, gaat via de interne trap en de parkeergarage tot bij de liftkoker, zoeft naar zijn kantoorverdieping en legt na een dag werken de omgekeerde weg af. In Brussel is hij niet geweest. De Cité Administratif heeft op vele manieren weinig uitstaans met de stad waarin het ligt. Het gebied lijkt van niemand te zijn, niet van de kantoorslaven die er werken, niet van de Brusselaars die er niet wonen, niet van de toeristen die het links laten liggen. Door haar schaal en radicale inplanting vindt het complex nauwelijks aansluiting bij het bestaande stedelijk weefsel. Enkel aan de congreskolom kadreren de volumes een bestaand stedelijk element. Op andere plekken claimt het RAC een verregaande autonomie: door het afblokken van de stad met een hoge sokkel, door de schaal van de gebouwen
aan de koningsstraat te negeren, door de moeilijke doorwaadbaarheid. Het is een plek die in haar onmetelijkheid een inherente leegte en rust in zich draagt. Het esplanadeplein is één van de grootste en leegste open ruimtes van Brussel. De tuin weet met haar enfillade van open groenkamers te intermediëren tussen de schaal van de gebouwen en die van de bezoeker. De materialiteit is er uitgepuurd. Steen, Metaal, Glas, Groen, veel Lucht. Het gebied weet te ontsnappen aan de chaotische mix van allerhande rommel die het stadsbeeld elders bepaalt. Het RAC is een enclave in Brussel. Het werkt volgens een logica, die niet beantwoordt aan de visie op publieke ruimte die vandaag bon ton is. Het is geen plek die makkelijk te consumeren is, en valt zo buiten de stedelijke ruimtes van shoppers, toeristen en inwoners. De eigenzinnige présence van het RAC werkt het sterkst langs de Pachecolaan, waar het complex zich als een gestrand vliegdekschip in de stad boort. Het spreekt tot de verbeelding en ontlokt sterke reacties.
*
positie
Wij menen dat de grootste kwaliteiten van deze plek haar ferme isolatie en haar radicale eigenheid zijn. Dit zijn elementen die versterkt, opgeladen en gebruikt moeten worden, die een betekenis kunnen krijgen binnen de stad. We geloven niet in het afbreken van deze grens, niet in het vermengen van deze plek met de ‘echte’ stad, niet in de utopie van een publieke grenzeloosheid. We willen een publieke plek creëren die haar aantrekkingskracht niet haalt uit een soort publiek fluïdum en drempelloosheid, maar door een afgesloten eigenheid, een gearticuleerd verschil. De huidige conditie van het RAC wordt versterkt, de grens wordt opgeladen met een publiek programma, de tuin wordt ingenomen door het museum en krijgt een duidelijk afgebakende semantische positie in de stad. De negatieve perceptie van de grens wordt omgekeerd in het model van de ommuurde tuin. De tuinmuur versterkt de aantrekkingskracht naar wat erachter zit, en wekt verlangen op, fantasie. Hij kan ruimtes determineren die radicaal anders zijn dan hun omgeving. Door verschillen en grenzen te maken neemt hij een duidelijke positie in en markeert hij een betekenisvolle plek.
1
NAAR GÉRY LELOUTRE & IWAN STRAUVEN ‘BRUSSELS-EUROPE, AN APORIA?’, IN: PIER VITTORIO AURELI E.A. (ED.), BRUSSELS, A MANIFESTO. TOWARDS THE CAPITAL OF EUROPE. BERLAGE INSTITUTE / NAI PUBLISHERS, ROTTERDAM, 2007.
IMG 002
LEON SPILLIAERT, BOOM ACHTER EEN MUUR, 1936
ZIE ONDERZOEKEN: 404:
OVER DE BRUSSELS BIENNIAL 08
408:
OVER BRUSSEL ALS CONTEXT VAN HET R.A.C.
PIC 002
BRUSSEL
103
*
brussel
geheugen
Brussel is een erg gedifferentieerde en fragmentarische stad. Dit is het logische gevolg van het onophoudenlijk streven naar moderniteit en een continue cyclus van afbraak en nieuwbouw. Brussel heeft een reflex opgebouwd van grote stadsvernieuwingsprojecten, waarbij vaak grote delen stad zonder schroom van de kaart geveegd worden. Het merendeel deel van deze kortzichtige projecten was eigenlijk al gedateerd van voor de eerste steenlegging. Opmerkelijk is echter dat de meest bouwkoortsige stad van West-Europa nauwelijks gebouwen van enige betekenis heeft voortgebracht 1. Brussel is door de grands travaux verscheurd en versnipperd. Haar gefragmenteerde opbouw leidt nu tot een laissez-faire situatie. Er is binnen de stad geen enkele argumentatie meer nodig om een bestaand gebouw door een ander te vervangen. Brussel produceert op deze manier nauwelijks iets als een collectief geheugen. Niets wordt er gebouwd om te blijven.
*
positie
Wij willen één van de krachtige plekken in Brussel in zijn atypische identiteit affirmeren en vrijwaren van de vrijblijvende ruimteconsumptie van de stad. We maken een architectuur die een plaats in Brussel claimt zonder zich te beroepen op louter vormelijk spektakel. We kiezen voor een duidelijke, eenvoudige, leesbare vorm. Architectuur wordt herleid tot haar essentie, het bepalen en afbakenen van een ruimte. In het nauwkeurig fijnstellen van de vorm doet de architectuur een uitspraak over haar directe omgeving. Brussel heeft geen baat bij architecturale extravaganza, wel bij een architectuur die op een betekenisvolle manier ingezet wordt in de compositie van haar context. Wij hebben lak aan de overvloed aan nietszeggende gebouwen, en kiezen voor een architectuur die juist betekent doordat ze zich in een waardig stilzwijgen hult.
1
ZIE: RUDI LAERMANS, DOWNTOWN BRUSSELS, IN: G.U.S.T. DIRK DE MEYER E.A., THE URBAN CONDITION: SPACE, COMMUNITY, AND SELF IN THE CONTEMPORARY METROPOLIS, 010 PUBLISHERS, ROTTERDAM, 1999
IMG 003
INGREEP
2. PROJECT
201
ingreep
We plaatsen één architecturaal object neer in de stad. Het langwerpige gebouw staat net voor de bestaande sokkel en versterkt de schaal en de afgesloten positie die het RAC inneemt. De tuin wordt ruimtelijk afgebakend en toegeëigend, wordt een verborgen bekoring. Het volume plaatst een duidelijk en zuiver teken naar haar omgeving.
202
hal - tuin - muur
De tuin van het RAC wordt omarmd door de delen van het museum. Hij wordt door het museum toegeëigend als publieke beeldentuin en foyer, en heeft een verdelende functie: Je komt het museum binnen als je de tuin betreedt, en alle verschillende delen van het museum hebben hun toegang op de tuin. Eén zijde van de tuin wordt afgebakend door de hal. Het oude restaurant van het RAC wordt leeggehaald en tot tentoonstellingshal gemaakt. Vis à vis staat het nieuwe muurvolume. Alle functies die de werking van het museum mogelijk maken zijn hier ondergebracht: verzamelen en conserveren – depot –, informatie en archivering – bibliotheek –, en de administratie. De kritische massa van het museum wordt vooraan in de stad geplaatst. Het bestaande Decroly-auditorium grenst de tuin af aan de noordkant. De zaal wordt gebruikt als projectiezaal voor het audio-visueel depot. ‘s Avonds functioneert het onafhankelijk als art-house cinema.
203
context RAC
Onze ingreep beperkt zich tot het plaatsen van één volume, en het innemen van tuin en hal. De rest van de gebouwen maken geen deel uit van het museum. We omarmen het multifunctioneel karakter dat in het richtschema van de stad Brussel wordt nagestreefd, en gaan uit van een implementatie van woningen op de site. In de huidige plannen worden die woningen aan de zuidkant van het RAC ingeplant en vervangen ze grotendeels het bestaande esplanadegebouw. Het Esplanadeplein en de Rivolistraat worden het adres van de geplande woningen en commerciële functies. De scheiding tussen dit niveau en het tuin(museum-)niveau wordt gemarkeerd als toegang tot het museum. Het Vesaliusgebouw en het Arcadengebouw worden vandaag opnieuw als kantoren ingericht. Ze krijgen hun hoofdingang op de Rivolistraat, en zijn ook rechtstreeks vanuit de parking bereikbaar.
< IMG 004
HAL-TUIN-MUUR
IMG 005
DE TUIN ALS AFGEGRENSDE MUSEUMRUIMTE
204
*
tuin
publiek
Door de precieze plaatsing van het muurvolume aan de Pachecolaan wordt de tuin van het RAC omkaderd, en maakt hij deel uit van de museum-ruimte. De tuin wordt ‘s avonds niet gesloten. Hij functioneert op de grens waar publieke ruimte duidelijk door haar omgeving wordt toegeëigend, zonder fysiek afgesloten te worden. Deze situatie wordt ingezet om een openbare plek te creëren die buiten de consumptielogica van de straat valt, waar publieke ruimte niet samenvalt met commerciële ruimte.
*
foyer
De tuin functioneert als foyer en verdeler. Bezoekers komen het museum binnen in de tuin, alle deelruimten van het museum geven erop uit: de filmprojectiezaal in het sculpturale gebouw aan de kopse zijde, de tentoonstellingshal onder de Rivolistraat en de groene glasgevel van het Arcadengebouw; daartegenover, in het nieuw volume, de collectie met alle functies die haar ondersteunen en ontsluiten: bibliotheek, informatiebalie, auditorium, mediatheek, met daarnaast een restaurant, een cafetaria en een museum- en boekenwinkel. De gevel van ons gebouw is aan de tuinkant een glasgevel over de volledige breedte. Achter deze gevel zit de gefragmenteerde invulling van de muur. Langs deze kant toont het gebouw zich als een grote kast waarin de verschillende programma’s als losse elementen getoond worden. De gevel verhoudt zich op een dubbele manier tot de andere gevels van het gebouwencomplex. Enerzijds manifesteert hij zich binnen de logica van de site als een groot egaal scherm met regelmatige raamverdelingen, anderzijds legt hij de programmatorische verscheidenheid van het gebouw bloot. Het glas intermedieert tussen reflectie en transparantie.
*
cinema
Het voormalig Decroly-auditorium wordt als filmzaal gebruikt. De zaal wordt met een nieuwe trap rechtstreeks aan de tuin gelinkt. Het sculpturale gebouw neemt zijn plaats in tussen de kunstwerken en blokt de kopse zijde van de tuin af. De zaal functioneert naar analogie met de hal als vertoningsruimte voor de kunstfilms in het museumdepot. Overdag wordt de werking gelinkt aan
die van het museum, ‘s avonds wordt het een publieke art-house cinema met een tweede ontsluiting aan de Pachecolaan. De zaal kan mee gebruik maken van het museumcafé en terras aan de tuin.
*
toegangen
De tuin betreden is het binnenkomen van het museum. Door de complexe inplanting in de omgeving kan de site van verschillende zijden benaderd worden. De toegangen tot de tuin worden duidelijk gemarkeerd als overgangen van buiten naar binnen, drempels in de openbare ruimte. De doorgangen van de Pachecolaan naar het tuinniveau snijden via kleine deuropeningen dwars door het muurvolume. De steektrappen geven van op het middenbordes inkijk in het depot en komen uit te midden van de beeldentuin. Twee vrijstaande wenteltrappen maken de verbinding tussen het esplanadeplein en de tuin, en staan in de beeldentuin als functionele sculpturen. De toegangen op het niveau van de tuin zelf gebeuren telkens door een ruimte tussen twee gebouwen in en worden gemarkeerd door een verhoogd leeg plein in zwarte, gepolierde beton.
*
beeldentuin
De tuin bestaat vandaag uit twee delen: een platanentuin met speeltuin en een strak geometrische watertuin. Landschapsarchitect Péchère had echter een ander idee voor ogen: “Ik had deze moderne gebouwen graag ondergedompeld in een reusachtig bloementapijt her en der bezaaid met vierkante waterbekkens, als een schilderij van Paul Klee. [...] Maar ik heb me uiteindelijk geschikt naar de unanieme wens van een geometrisch ontwerp.” 1 De tuin wordt een beeldentuin, hij komt vol te staan. We zien de tuin niet als een ortogonale as naar het torengebouw, maar als een isotroop veld binnen de grenzen van het museum. We veranderen niks aan het originele tuinontwerp, maar stellen voor dat elk kunstwerk een willekeurig deel van de tuin kan innemen en vervangen. De tuin wordt een vergaarbak van kunstwerken, restanten van de oorspronkelijke geometrie en vrijstaande trappen, zonder opgelegde wandeling en met een aangetaste axialiteit. De grootste objecten steken boven de muurrand uit en voeden de verbeelding aan de andere kant van de muur. 1
BRON: L. GRISEL, LES JARDINS DE RENÉ PÉCHÈRE, AAM, BRUSSEL, 2002.
IMG 006
TOEGANG TOT DE TUIN
IMG 007
BEELDENTUIN
IMG 008
TENTOONSTELLINGSHALL
205
*
hal
grand restaurant
Het grand restaurant en cafetaria bood plaats aan 5000 ambtenaren. Het is een hal van 6000 m², zeven meter hoog, met een mezzanine over ruim twee derde van de oppervlakte. Doorheen een groot glasvlak met een sterke verticale ritmering kijkt de hal uit over de tuin. Door haar afmetingen en lichtinval langs verschillende zijden beschikt ze over de basiscondities voor het inrichten van een tentoonstellingsruimte.
*
casco
De hal is structureel geritmeerd in beuken van 10m80 breed, en wordt sterk gedetermineerd door de betonnen structuur van balken, kolommen en kokers. Twee bestaande circulatieapparaten priemen door de hal heen en verbinden de parkeergarages en archieven in de sokkel met de kantoren boven de hal. Afgezien van technische voorzieningen behouden we de hal in haar huidige conditie, we vormen haar met een minimum aan architecturale ingrepen om tot een flexibele expositieruimte. De geritmeerde betonstructuur zorgt voor een homogeen grondplan. Door de mezzanine over verschillende zones weg te snijden, en door de raamopeningen en de lichtinval te variëren, creëren we verschillende sferen in één ruimte.
*
meubilair
De vereiste accomodaties, worden als meubilair in de ruimte geplaatst. Een ticketbalie en vestiaire bepalen de entree-ruimtes, gordijnen kunnen het zonlicht temperen. De twee toegangen op de tuin zitten in een vol vlak in de glasgevel en kunnen onafhankelijk van elkaar werken.
IMG 009
PACHECOLAAN
206
*
muur
positionering
Voor de plaatsing van het muurvolume grijpen we de enige niet-orthogonale lijn in het grondplan aan: De grens met de Pachecolaan. Dit is één van de zeldzame echo’s van een stedelijke conditie binnen het RAC-complex. Door het versterken van deze diagonaal wordt de bestaande axialiteit van de site aangetast. De lengte en hoogte van de muur zijn afgeleid uit die van de expositiehal. De muur is 230 meter lang, en bakent de volledige tuin af. Aan de uiteinden overlapt het gebouw met de bestaande volumes. Op deze manier wordt de toegang tot het museum geënsceneerd. De muur is 6 meter diep en 15 meter hoog, hij neemt de hoogte van het esplanadeplein en de Rivolistraat als referentie, en vormt een vis à vis met de bestaande gevel. Het nieuwe volume staat niet óp de rand van de site maar ervoor, het eist een plek op aan de Pachecolaan en wordt een object in de stad. Op deze manier toont de muur ook zijn dikte, hij is geen scherm maar een brok massa. Niet de expositieruimte maar wel het museumapparaat wordt naar voor geplaatst en gepresenteerd als essentie van het museum.
*
pacheco
Op de Pachecolaan is de aanwezigheid van het museum het sterkst te voelen. Het gebouw correspondeert qua schaal met de andere gebouwvolumes die de straat flankeren, en wordt een stedelijk gegeven dat zich positioneert naast de kathedraal, de nationale bank, het dexiagebouw. Door zijn lengte en positie, zijn eenvoud en horizontaliteit zet het gebouw in op zijn aanwezigheid op de laan, en op de kinetische perceptie van de passant. De muur maakt een duidelijk teken naar de publieke ruimte, scheidt de laan van de tuin, en creëert zo een binnen en een buiten. We voegen geen secundair publiek programma toe op het straatniveau en accepteren de ‘ongezellige’ schaal van de bestaande situatie. We beperken de laan tot vier rijstroken. Het voetpad aan de ene zijde wordt ingenomen door het museumvolume, er blijft een minimumstrook van drie meter over. Hier word je geconfronteerd met de hoogte en materialiteit. Verder van de muur af, aan de overkant van de straat ervaar je de muur in
IMG 010
AXONOMETRIE
zijn totaliteit, en zie je de elementen van de tuin boven de rand uitsteken. We definiëren hier geen gebruik voor de vrijgekomen strook, parasitaire activiteiten zijn er wel mogelijk.
*
kader
Het gebouw is gestructureerd door acht kokers, die de circulatie, de technische schachten en dienstruimtes bevatten. De vloeren en kokers vormen een vast kader van zes meter diep, waarin de museumfuncties worden ondergebracht. Hiernaast ligt een circulatiestrook van anderhalve meter (tuinniveau), en zes meter (depotniveau) breed. In de onderste lagen zitten niet-publieke functies: aan de ene zijde de collectie, met depot-ruimtes, restauratie-atelier, foto-studio, aan de andere zijde de technische ruimtes, bergruimte, werkplaatsen, schrijnwerkateliers. Het depot bestaat uit ruimtes met verschillende hoogte en condities: een hoge, lege open ruimte, hoge ruimtes met rekken voor de grote stukken, lagere verdiepingen voor de schilderijen op brede rekken die uitschuiven over de breedte van de circulatiestrook. De brede gang maakt het mogelijk heftrucks in te zetten voor het makkelijk transporteren van grote kunstwerken. Het circuit van de kunstwerken wordt gescheiden van de ‘vuile’ zones: technische en schrijnwerkateliers, bergruimte, afval. Beide delen hebben een aparte toegangspoort met transitzone op de kop van het gebouw. Doorheen de depotmuur is een doorgang naar de achterliggende parking voorzien, drie trappen die de Pachecolaan met de tuin verbinden en één lift naar de inforuimte. Dit zijn de enige openingen in de gevel aan de Pachecolaan. De publieke functies zitten op het tuinniveau, en worden over het kader verdeeld. De bibliotheek bestaat uit een hoge ruimte met kastwanden, een spiraalvormige hellingsbaan maakt alle kasten toegankelijk. Daarnaast bevinden zich de leeszaal en het mediacentrum. Op één plek komt het depot naar boven en wordt het zichtbaar vanaf de tuin. De dubbelhoge inforuimte grenst aan een boeken- en museumshop en geeft via een trap toegang tot het cafetaria, met patio en dakterras. De educatieve ateliers zijn bereikbaar via de circulatiekoker, die op deze plek publiek toegankelijk is. Het kleine auditorium, voor honderd personen, wordt in het volume geduwd. In deze zeer specifieke ruimte wordt de conditie die het volume oplegt sterk voelbaar. Aan het uiteinde, bij de cinemazaal, zit een restaurant. Alle functies hebben hun toegang op de tuin. De interne circulatiestrook verbindt hen ook binnenin het gebouw. De bovenste verdieping bevat verder voornamelijk de administratie van het museum.
IMG 011
MARMERGEVEL PACHECOLAAN
*
connectie
De verbinding tussen het depot, de werkplaatsen en de tentoonstellingshal gebeurt door de parking. Er wordt een vrije strook voorzien over de volledige hoogte, waarlangs kunstwerken en materiaal naar de goederenlift aan de hal kunnen worden gebracht. De parking blijft autonoom verderwerken, voor bezoekers of voor werknemers van de kantoren. Er gaan vrijwel geen parkeerplaatsen verloren.
*
marmer
Voor- en achterzijde van de muur hebben een verschillende betekenis die versterkt wordt door de vormgeving en materialisatie van de respectievelijke gevels. De gevel aan de Pachecolaan is opgebouwd uit platen van wit carraramarmer van 1 meter breed en 1,6 meter hoog. De doorgangen naar de tuin zijn donkere openingen in de witte wand, ze zijn 2 meter breeed en 3,2 meter hoog. Op het middenbordes van de steektrappen zit een raam dat een inkijk geeft in de depots. De marmerwand neemt de kleur van de zon en haar omgeving in zich op. In de ochtend werpt de muur een sterk afgelijnde schaduw op de pachecolaan, ‘s avonds waadt ze in de oranje gloed van de zon en tekenen de schaduwen van de gebouwen aan de Pachecolaan zich er op af. Door de specifieke materialiteit roept de gevel referenties op naar de zwaarte en tijdsdimensie van het instituut museum. Het gebouw profileert zich naar de stad als een enorme monoliet met blinde gevel; een ‘blank wall’ die een stilzwijgende dialoog aangaat met de stad.
IMG 012
GEVEL 1:1000
3. POST SCRIPTUM
301
*
object | probleem | architectuur
object
Architectuur vertaalt zich in ons ontwerp in een duidelijk leesbaar object in de stad. Door middel van vorm en precieze positionering verwijst het object naar haar verhouding met, en de aanwezigheid van haar context. Ons museum determineert op een duidelijke manier de omliggende publieke ruimte. Het object doet een uitspraak over haar omgeving zonder hier rechtstreeks op in te grijpen. Haar pure ‘daar-zijn’ dwingt mensen zich in verhouding tot haar te stellen, en kaatst een zelfbewustwording terug. Het object is aanwezig, op een opdringerige en confronterende, soms onaangename manier. De muur eist een plek op, staat in de weg, vormt een probleem.
*
semantiek
Wij zien het begrip ‘probleem’ bewust niet in de betekenis waarmee het dagelijks wordt toegepast, waarin het probleem samenvalt met de directe nood om opgelost, weggewerkt te worden. We zien het ‘probleem’ hier als iets wat voorligt, iets wat zichzelf manifesteert, iets wat niet zomaar uit de weg gaat, een conditie waartegen het leven zich afspeelt.
*
architectuur
Architectuur gaat voor ons niet om het oplossen van problemen. Op het moment dat architectuur zich op een radicale wijze manifesteert wordt ze zelf probleem. Het probleem valt niet te ontkennen, enkel toe te juichen of te verguizen. Het dwingt tot stellingname. Net in dit problematisch karakter ontstaat de mogelijkheid te betekenen, en de betekenissen van een programma op een waardige manier te dragen. Ons museum staat in de weg en betekent. Dit lijkt ons een spannende conditie voor een collectie hedendaagse kunst in Brussel.
PIC 003
LUÍS BARRAGAN, TORRES DE SATÉLITE, MEXICO CITY
4. ONDERZOEK
401 over de nood aan en de mogelijkheid van een museum voor hedendaagse kunst in Brussel
*
inleiding
Aangezien de uitbouw van een kwalitatieve museumcollectie binnen het Brusselse en Belgische politieke klimaat quasi onmogelijk is, is het interessant om te onderzoeken hoe men een ander museummodel zou kunnen ontwikkelen dat op een andere manier met een vaste collectie omgaat. Volgens Dirk Snauwaert, artistiek directeur van kunstencentrum Wiels kan men een drietal pistes onderscheiden die op een geloofwaardige manier tegenover de Brusselse context uitgespeeld kunnen worden. Hij geeft ook meer achtergrond bij de kerntaken van het museum en waarin deze verschillen van die van de kunsthal.
*
interview
<JHKV> In het kader van onze masterproef ontwerpen we een museum voor hedendaagse kunst op de site van het Rijksadministratief Centrum hier in Brussel. Is dit naar uw mening een realistische denkoefening, ziet u hier mogelijkheden?
Neen. Dat is niet mogelijk. Binnen het hedendaagse politieke klimaat van Brussel is het onmogelijk om middelen vrij te maken voor iets als de bouw van een museum voor hedendaagse kunst. Zijn er misschien andere, minder overheidsbepaalde museummodellen die u wel een kans geeft? Het artistieke klimaat van Brussel staat bijvoorbeeld ook bekend om zijn kwalitatieve en goed uitgebouwde privé-collecties. Dat klopt, ja. Brussel heeft een zes à zevental fanatieke kunstverzamelaars met indrukwekkende collecties. Een museummodel dat nu in me opkomt is dat van het MAMCO in Genève. Dat is een privéverzamelingsmuseum, opgebouwd uit de collecties van veertien heel erg rijke verzamelaars. Een dergelijk model is eventueel naar dit land transponeerbaar, mits enige aanpassingen natuurlijk. Zwitserland heeft hiervoor een veel voordeligere beslastingsstructuur, maar dit systeem zou zelfs in Zwitserland niet overal kunnen werken. In Duitstalig gebied zou dit nooit lukken, wat daar wel werkt is een éénpersoonsmodel, genre Schaulager, maar in dat geval spreken we natuurlijk over verzamelaars die onvoorstelbaar rijk zijn. Een ander schoolvoorbeeld van een verzamelaarsmuseum is het museum voor moderne kunst in Schaffhausen. Hier gaat het over drie privéverzamelaars en het museum is gehuisvest in een heel ruw en industrieel pand, een oude textielfabriek. Dat gebouw wordt in de winter zelfs gesloten omdat er geen verwarming aanwezig is. Hier heb je wel een heel mooie en specifieke collectie die al begint van aan de jaren 70. Volgens mij zou dit zeker ook in België moeten kunnen lukken. Mits er één iemand is die al de juiste contacten heeft natuurlijk en die bovendien de juiste psychopathologische kwaliteiten heeft om die mensen te overtuigen. In België is een systeem als dat van de Amerikaanse foundation wel mogelijk maar dan moet de fiscale uitkering anders gebeuren. Men moet echter vooral kijken naar de sterkte van de collecties: In het BAM in
Bergen worden nu twee recent geschonken privéverzamelingen getoond. Ik weet niet of dat de basis voor een museum kan worden. Nu, tijdens de openingstentoonstelling, komen de mensen nog kijken, maar als je als museum echt een publiekstrekker wil worden dan kan je hooguit een derde van die verzameling echt in je kast houden, de rest is niet kwalitatief genoeg. Iets volledig anders waar ik aan denk is bijvoorbeeld de collectie van ‘Art en Marge’ hier in Brussel. Dat is een verzameling van duizenden werken die zeker museale kwaliteiten zou kunnen aanbieden. Dat is wel psychiatriekunst maar voor de voormalige kantoren van de Belgische staat is dat misschien zo gek nog niet. Het zou ook interessant zijn om met de aard van ons museum in te spelen op artistieke productie van Brussel en wat er daar concreet mogelijk is. Ja, maar Brussel is veel te klein denk ik. Ik geloof dat je dan direct op de schaal van België moet gaan kijken, en over het zo goed als onontgonnen terrein van het kunstenaarsmuseum gaan nadenken, genre het Raveelmuseum. Er zijn een aantal, vrij voorname Belgische kunstenaars die recentelijk gestorven zijn en die interessante archieven hebben achtergelaten. Die archieven gaan nergens heen, die zweven bij wijze van spreken momenteel ergens rond. Mijn idee is dat het dringend noodzakelijk is om na te denken over de collecties van Raoul De Keyser, Jef Geys, Marthe Wéry, dit zijn een aantal sleutelfiguren van de Belgische kunst waar je bijvoorbeeld ook iemand als Roger Raveel bij kan gaan plaatsen. Of René Magritte natuurlijk. Met het idee van een Magritte museum kan je gaan spelen. Eigenlijk kan je zo een lijstje maken met een kunstenaar of zeven, acht waarvan men weet dat er ergens nog een kwaliteitsvolle collectie of archief opgeborgen ligt. Maar ik denk eigenlijk dat jullie gewoon een interessant museum moeten proberen te ontwerpen en niet te veel moeten kijken of het haalbaar is of niet. Wat je wel moet doen is jezelf afvragen wat het museum eigenlijk is en wat de drie, vier basisopdrachten van het museum zijn. Voor de rest zou ik ver afblijven van de grote federale problematiek, politieke structuren en financiering en dergelijke. Het is voor onszelf al zo’n moeras. Bij die basistaken van het museum hoort ook het bewaren en beschikbaar stellen van kunstwerken voor onderzoek. Dat is iets wat volgens u te weinig
gedaan wordt? Ik vind van wel: Het tonen en exposeren van de kunst is eigenlijk maar de derde belangrijkste taak van het museum. Bewaren en in stand houden is nummer twee en verzamelen is basistaak nummer één. Het lijkt mij ook een interessant model om een soort studieruimte/tentoonstellingsplek/ depot te gaan ontwerpen. Ik denk bijvoorbeeld aan wat het Getty doet, maar dan wel op een schaal die geen vergelijking mogelijk maakt. Een uitermate interessant model is dat van Statssparkasse in Keulen, die heeft zijn eigen kunsthalle. Die is eigenlijk zeer toevallig ontstaan: August Sander, één van de grootste fotografen van de twintigste eeuw, liet bij zijn dood een enorm archief na, zijn kleinzoon kende een bankier van de Stadtsparkasse die voor hem twee etages in een mediacentrum reserveerde om dit archief onder te brengen. Daar kwamen dan ook nog eens werken bij van onder andere Andreas Gursky, Thomas Struth, Thomas Ruff en de Bechers. Uiteindelijk zijn daar nog een aantal mooie collecties aan toegevoegd zodanig dat wanneer je iets wil weten over fotografie in de jaren twintig en dertig in Duitsland je wel naar daar moet. Maar ook iemand die bijvoorbeeld een copyright wil kopen moet dat daar aanvragen. Dat is eigenlijk een geheel nieuw soort museum, het is zelfs meer een soort van stichting die archieven beheert. Het werkt een beetje als bibliotheek. Het grote voordeel is dat dat helemaal geen zwaar apparaat is, ze kunnen de boel draaiende houden met een heel klein team. Je zou bijvoorbeeld een nieuw soort structuur kunnen maken die voor scholars en onderzoekers interessant is, met archieven die op afspraak toegankelijk zijn. In Keulen geven ze dan om de zo veel jaar een nieuw boek uit, dus ze voldoen ook aan de wetenschappelijke taak van het museum en ze zorgen voor de erfenis en hebben aandacht voor de intellectuele precisie van stockeren. Zo’n concept is erg toegangsgericht, omdat de vraag naar auteursrechten en exploitatierechten voor publiciteit en dergelijke in dit Internettijdperk een heel moeilijke en onoverzichtelijke structuur geworden is. Ikzelf had in de tijd een dergelijk model ook eens voorgesteld aan Dexia, ze hadden toen een leegstand pand over waarmee ze niet wisten wat gedaan. Maar daar is niets van gekomen. Nu ja, in Brussel staan er natuurlijk een heleboel van die lege dozen die niet gebruikt worden. Waar plaats je kunstencentrum Wiels binnen deze verschillende modellen?
Wij als kunstencentrum Wiels zijn alleszins geen museum, wel een kunsthal. Dat komt in de eerste plaats door alle institutionele complicaties die het opbouwen van een nieuw museum hier a-priori onmogelijk maken. Deze complicaties zijn zeker in dit tijdsfragment niet op te lossen hier in Brussel, en ik zie daar ook de komende tien, vijftien jaar ook geen verandering in komen. Wij hebben ons bij Wiels dus specifiek toegespitst op een aantal taken los van de uitbouw en behoud van een vaste collectie. De belangrijkste zijn exposeren en informeren, wij doen tijdelijke tentoonstellingen, bieden residenties aan voor kunstenaars, doen workshops,... Dat was een soort maximum van wat momenteel in Brussel mogelijk was. Een kunstenaarsmuseum, of een archief, of een construct op basis van het depot ontsnappen aan het idee van politieke recuperatie, ze zijn niet noodzakelijk gebonden aan de Vlaamse of aan de Waalse gemeenschap, er zit iets sexy aan. En ze vallen ook niet onder het idiote en erg onstabiele idee van het corporate museum. Bedrijven met hun eigen museum zijn vaak een erg slecht idee. Op een bepaald moment worden die bedrijven opgeslorpt door andere en wordt die collectie van vandaag op morgen weer doorverkocht. Deutsche Bank bijvoorbeeld heeft onlangs haar kunstverantwoordelijke gewoonweg ontslagen, er is dus plots geen enkele kunststrategie meer. En dan te bedenken dat dat een bedrijf is van vijftigduizend werknemers of zo, dat is onvoorstelbaar. U sprak daarnet over een nieuwe model op basis van depot. Ik denk hierbij onder meer aan het toegankelijk maken van het depot, om op die manier een publiekheid te geven aan de verzamelfunctie van het museum. Ik denk dat je je in eerste instantie misschien gewoon moet afvragen wat een depot is. Een depot betekent niet noodzakelijk dat alles in een doos of een kist komt te staan. In se is het gewoon een stapelingen van werken. Een gebouw als het Shaulager van Herzog en de Meuron exploreert natuurlijk vele mogelijkheden, maar het is volgens mij niet te lezen als een nieuw soort tendens, een dergelijk experiment kost ook gewoon ongeloofelijk veel ruimte en geld. Bij de overgang van expositieruimte naar depot vindt er een soort automatische verschuiving van kwaliteit naar kwantiteit plaats. Een depot heeft op zich geen enkele kwaliteit, het is iets dat dingen vervlakt, zoals ook een archief dat doet. Recent konden we trouwens lezen over het wanbeheer van de depots van het S.M.A.K. Vanwaar komt volgens u eigenlijk de systematische verwaarlozing
500m
N
MAP 001
INSTELLINGEN VOOR HEDENDAAGSE KUNST IN BRUSSEL
WIELS
MSK
BOZAR
ARGOS
BOTANIQUE
van de vaste collecties bij meerdere Vlaamse musea, samengaand met de snelle opeenvolging van tijdelijke exposities? Dat is een evolutie die reeds begonnen is in de jaren zeventig en tachtig, die Rudi Fuchs in Eindhoven heeft ingezet. Eigenlijk is het vooral en wedloop naar sexyness. Naar tijdelijke tentoonstellingen komen veel meer bezoekers. Voor een vaste collectie heb je één cyclus publiek dat meerdere keren moet terug komen, maar dat vermindert constant. Behalve als je natuurlijk een heel sterke collectie hebt, met enkel topwerken, maar dat heeft geen enkel museum hier. Enkel het MOMA of het Centre Pompidou kunnen zich zoiets permitteren. Daarbij komt nog eens dat de collecties vandaag de dag gereduceerd worden tot echt grote namen genre Andy Warholl & Dali. Hoe actueler je bovendien wordt als museum, hoe minder naambekendheid en dus hoe minder publiek je over de vloer krijgt. Een reden waarom tijdelijke exposities zo populair zijn is dat je als museumdirecteur bij een tijdelijke tentoonstelling meestal een interessante deal kan maken met de kunstenaar om een werk aan te kopen. Als je tot vijftigduizend euro investeert in een tentoonstelling van een kunstenaar kan die je misschien wel een werk tegen halve prijs verkopen. Dit systeem was een noodzakelijk gevolg van een soort dynamisering van de kunstmarkt om de stijgende kunstmarktprijzen te kunnen bijbenen. In de optiek dat een tentoonstellingsbeleid voornamelijk ook een verzamelingsbeleid is, is dit een logisch gegeven. In tegenstelling tot enkele jaren terug wordt er in sommige musea weer vaker teruggekoppeld naar de vaste collectie en het tonen ervan, maar daar ontstaat natuurlijk een dilemma voor de museumdirectie. Het MUHKA toont bijvoorbeeld zijn vaste collectie wél. Er is één verdieping waarop deze getoond wordt. Dat brengt natuurlijk geen dynamiek met zich mee, én er zijn nauwelijks bezoekers die er op afkomen. Hiernaast generen hun tijdelijke tentoonstellingen ook niet echt die grote aandacht. Het SMAK kiest voor een andere optie, er komt wel volk op af, maar het gaat er aan failliet, ook intern. Er zijn ook een aantal musea die de vaste collectie en tijdelijke tentoonstellingen combineren natuurlijk. Je kan bijvoorbeeld doen zoals Charles Escher in Eindhoven: Die werkt met een blok vaste collectie waarop een aantal zalen uitkomen, in die zalen worden hedendaagse kunstenaars ingeschakeld voor tijdelijke installaties. Maar op dat systeem komt er om allerlei redenen ook heel wat kritiek. Er is op dit moment geen duidelijk systeem dat echt werkt. Een
interessante opstelling vind ik die van het MACBA in Barcelona waar je één verdieping hebt met een goed gecurateerde, heel strikte en strenge opstelling van naoorloogse kunst tot aan de jaren negentig. Deze verdieping biedt een soort introductie voor een ongeïnformeerd publiek, de andere verdiepingen zijn tijdelijke tentoonstellingen. Eén keer per jaar doen ze een volledige verzamelingsopstelling. Uiteraard heb je dan ook weer mensen die niet opnieuw een ticket willen kopen voor iets dat ze al gezien hebben. Om vorige redenen denk ik dat het goed is te denken in functie van een archief of een kunstenaarsarchiefmuseum. Je kan een werk dan tien jaar in een depot laten rusten en dan gewoon de registers open trekken, en hiernaast kan je net zo goed een externe tentoonstelling binnenhalen en exposeren. Maar een vaste collectie die nooit getoond wordt, zoals die van het S.M.A.K. is natuurlijk wel erg idioot. Er worden vandaag de dag enorm veel nieuwe musea gebouwd. Hoe ziet u het museum de komende jaren nog evolueren, of veranderen? Er is volgens mij een groot verschil tussen mensen die met overheidsgeld iets publieks doen of privé-initiatieven. Iemand zei mij onlangs dat Rem Koolhaas ergens op een congres een statistiek had geprojecteerd waaruit bleek dat er op dit moment honderd musea voor hedendaagse kunst in aanbouw zijn. Drie vierden daarvan zijn privé-kunstenaarsmusea, vooral in Azië. Van een groot deel van die kunstenaars heeft nog nooit iemand gehoord, maar ze zijn wel hun eigen museum aan het bouwen. Het liefst laten ze dat museum dan bouwen door een Zaha Hadid of Rem Koolhaas of zo. Dit systeem is natuurlijk een soort van meta-kapitalisme, dat zijn eigenlijk een soort gigantische gallerieën die verpakt zijn als een museum. Zulke fenomenen bewijzen juist dat het zeer moeilijk is om een soort basisstramien uit te tekenen voor de evolutie van de museumsector. Het hele circuit zit sedert een tiental jaar in zo’n snelle transmutatie dat je onmogelijk kan weten wat er nog allemaal gaat gebeuren. Wanneer er morgen een beurscrash komt kan het zijn dat al die kunstenaarsmusea van vandaag op morgen dichtgaan. Want wie kan er dan nog voor betalen? Die splinternieuwe musea worden dan misschien weer parkeergarages, supermarkten of opbergloodsen...
402
*
over de werking van de museummachine
inleiding
Het museum is meer dan tentoonstellingsruimtes alleen, het volledige apparaat dat in de coulissen van het museum verdwijnt is minstens even belangrijk als de tentoonstellingsruimte zelf. Rom Bohez, hoofd collectie van het S.M.A.K. gaf een rondleiding door de backstage van het museum, duidde enkele voor- en nadelen aan en wees op de speciale noden van een depot.
*
feiten
t Het S.M.A.K. heeft twee depots, één naast het museum en een ander aan de Vliegtuinlaan waar de echt grote stukken zitten. t Het is belangrijk dat het circuit van de kunstwerken gescheiden wordt van de ‘vuile ruimtes’ (vb. schrijnwerkerij), nu moet alles door de zelfde inkom binnengebracht worden. t De personeelsruimtes, burelen, tentoonstellingszaal en depot moeten een aparte toegang hebben. Niet alle 64 personeelsleden mogen zomaar vrij in het depot kunnen rondlopen. t Depot en museumruimte moet na sluitingstijd volledig afgesloten kunnen worden van de burelen, werkruimtes. t Voor het transport van de werken zijn in het S.M.A.K. heftruckgangen van minimum 4 m breed voorzien. De goederenlift is 2,5 x 3,5 m. t In het S.M.A.K. is er maar één depotruimte waar de lucht geconditioneerd wordt. Dit is eigenlijk te weinig, idealiter wordt elke depotruimte op juiste temperatuur en luchtvochtigheid gebracht. t Opsomming aanwezige ruimtes: archiefruimte, catalogen, papierdepot (speciale klimaataangelegenheden), audio-visueel archief: donker, transitruimte, aparte opslagplaatsen (klein gevaarlijk afval), schrijnwerkerij, fotostudio, restauratieatelier, burelen. t Een nieuw kunstwerk dat het depot binnenkomt, gaat eerst langs de registratie, dan wordt het gefotografeerd en komt het in het depot terecht.
PIC 004
PIC 005
GROTE ARCHIEF EN DEPOTRUIMTE, S.M.A.K., GENT
SCHILDERIJENDEPOT, S.M.A.K., GENT DE GROOTSTE DOEKEN WORDEN OPGEROLD
PIC 006
RESTAURATIEATERLIER, S.M.A.K., GENT
PIC 007
TRANSITRUIMTE, S.M.A.K., GENT
PIC 008
KASTEN IN HET SCHILDERIJENDEPOT S.M.A.K., GENT
PIC 009
SCHRIJNWERKERSATELIER, S.M.A.K., GENT
PIC 010
FOTOSTUDIO, S.M.A.K., GENT
PIC 011
DEPOT VOOR GROTE STUKKEN, S.M.A.K., GENT
PIC 012
DEPOT VOOR GROTE STUKKEN, S.M.A.K., GENT
403 over de mogelijkheden van het R.A.C. als drager van een museumprogramma
*
inhoud
Dit deel onderzoekt of de site van het RAC de kwaliteiten heeft om een museum te herbergen. We testen de site op bereikbaarheid met het openbaar vervoer. We vergelijken de site met een aantal andere musea voor hedendaagse kunst van verschillende schaal, en confronteren we de site met de grootschalige kunstwerken die steeds vaker worden geproduceerd. In een oppervlaktenstudie zien we dat slechts één derde van de museumoppervlakte effectief bestaat uit tentoonstellingsoppervlakte. We positioneren ons museum tussen het Kiasma en Boijmans van Beuningen, met een tentoonstellingsoppervlakte van 6000 vierkante meter, en een totale oppervlakte van 14 000 m².
NEW MUSEUM NEW YORK
KIASMA HELSINKI
BOIJMANS-VBEUNINGEN ROTTERDAM
GUGGENHEIM BILBAO
TATE MODERN LONDON
1 400 m² - 3 400 m² ?
3 600 m² - 9 100 m² 300 000
11 600 m² - 24 300 m² 180 000
10 600 m² - 24 300 1 000 000
12 400 m² - 34 500 m² 4 500 000
IMG 013
OPPERVLAKTES VAN MUSEA VOOR HEDENDAAGSE KUNST TENTOONSTELLINGSOPPERVLAKTE TOTAALOPPERVLAKTE BEZOEKERSAANTAL
AMSTERDAM 2u30
OOSTENDE 1u30
ANTWERPEN 0u50 GENT 0u50 BRUSSEL CONGRES
LONDON 2u30
LUIK 1u15
LILLE 1u30
KÖLN 2u30
CHARLEROI 1u00
1u30
PARIS 1u30
MAP 002
REISTIJDEN MET OPENBAAR VERVOER
IMG 014
VERGELIJKENDE STUDIE VOLUMES RAC, TATE MODERN, CENTRE POMPIDOU, GUGGENHEIM BILBAO
SCOTCH GAMBIT PANAMARENKO L: 16m * H 6m
FREE STAMP CLAUS OLDENBURG L: 10m * H 8m
PUPPY JEFF KOONS H: 12m
SANTA WITH BUT PLUG PAUL MC CARTHY H: 24m
IMG 015
GROTE KUNSTWERKEN TGO SCHAAL VAN DE SITE
404
*
over de brussels biennial 08
inleiding
De biënnale wint de laatste jaren aan belang. Eind dit jaar zal onder de artistieke leiding van Barbara Vanderlinden in Brussel de eerste biënnale voor hedendaagse kunst plaatsvinden. In het kader van onze masterproef hadden we verschillende malen contact met de organisatoren met betrekking tot een eventuele samenwerking. Uiteindelijk kwam hieruit echter geen bruikbare insteek om onze masterproef rond op te bouwen.
*
feiten, intenties en positionering Locaties
De biënnale zal plaatsvinden op verschillende locaties langsheen de noordzuidverbinding. Zowel in bestaande cultuurinstellingen (Wiels, Bozar,..) als op verschillende vrije plaatsen in de stad (metrostation Anneessens,...) Eurocore Om de kritische massa van de biënnale te verzekeren, wordt gewerkt in de context van de ‘Eurocore’, of European Metropolitan Area, het uitgestrekte ge-urbaniseerde gebied tussen België, Nederland en het Duitse Ruhrgebied. Dit gebied is qua grootte vergelijkbaar met Europese centra als Berlijn, London of Parijs, maar dan zonder één overheersende culturele identiteit, zonder één dominant stadcentrum en zonder één overkoepelend bestuur. Een territoriale metafoor van het Europese project. Instituten De biënnale wordt opgevat als een juxtapositie van verschillende tentoonstellingen georganiseerd door verschillende hedendaagse kunstinstituten uit de eurocore. Deelnemende instituten zijn: Museum Ludwig (Cologne), B.P.S. 2222 (Charleroi), Witte de With (Rotterdam), Argos (Brussels), Van Abbemuseum (Eindhoven), Basis Aktuele Kunst (Utrecht), MuHKA (Antwerp). Contemporary Modernity De tentoonstellingen maken elk een argument over het algemene thema ‘hedendaagse moderniteit’. De begindatum, 19 oktober 2008, is dag op dag vijftig jaar na de sluitingsdag van Expo ‘58, het evenement dat moderniteit in België tot nationaal project uitriep.
IMG 016
WWW.BRUSSELSBIENNIAL.ORG
405
*
over de geschiedenis van het R.A.C.
inleiding
De bouw van het Rijksadministratief Centrum was één van de grootste bouwprojecten in de Belgische geschiedenis. Dat bij de realisatie van het gebouwencomplex hele stadsdelen van de kaart geveegd werden werd enkele decennia na de aanvang van de werf het onderwerp van kritiek. De bouw van het Rijksadministratief centrum duurde uiteindelijk 25 jaar.
*
tijdslijn rac
IMG 017
DE TUINEN VAN HET KLOOSTER VAN DE ORATORIANEN AAN HET EINDE VAN DE 17E EEUW
1800: De site van het huidige RAC heeft nog een sterk landelijk karakter, hoewel het binnen de stadsmuren gelegen is. De grote moestuinen en boomgaarden van het vroegere klooster van de oratorianen bepalen het landschap. 1847: De gronden worden door de stad aangekocht en er wordt een wijk aangelegd naar ontwerp van Jean-Pierre Cluysenaer. De helling krijgt een overdekte markt, een monumentale trap en een panoramaplein.
PIC 013
DE OVERDEKTE MARKT MET TRAPPENPARTIJ EN HET PANORAMAPLEIN MET DE CONGRESKOLOM, BRUSSEL
1849: Er wordt een wedstrijd georganiseerd voor de aanleg van het plein. Joseph Poelaert wint met een ontwerp voor het plein en de congreskolom. 1937: Onder impuls van Louis Camus, koninklijk commissaris voor administratieve hervormingen, ontstaat het idee om de centrale administraties van de diverse ministeries op één plaats te groeperen. 1948: De site langsheen de Noord-Zuidverbinding wordt uitgekozen als locatie voor het complex. Onder meer wegens zijn uitstekende bereikbaarheid met trein en auto. Men dacht dat dergelijk grootschalig project de wonden van de spoorwegverbinding kon bedekken, en zag het project ook als een sanering van de krottenwijken die in de buurt lagen. 1955: De uiteindelijke inplanting wordt principieel beslist en bekrachtigd door eerste minister Achille Van Acker. 1955: Een groep Belgische architecten wordt belast met het ontwerp: Léon Stynen (die zich later terugtrok), Lambrichs, Ricquier, van Kuyck en Gilson.
PIC 014
EERSTE ONTWERPMAQUETTE VAN HET RIJKSADMINISTRATIEF CENTRUM, 1958
1956: Afzonderlijk of in groep maken de architecten een aantal voorontwerpen, er wordt uiteindelijk één collectief ontwerp voorgesteld: een torengebouw articuleert de site verticaal, er zijn liggende volumes evenwijdig met de helling, en een symmetrische compositie rondom de congreskolom. Het ontwerp omvat eveneens de uitbereiding van het panoramaplein, verschillende publieke terassen als antwoord op het sterk hellende reliëf, en een commerciële ‘straat’ met winkels. De Pachecolaan werd toen aangelegd als ‘stedelijke autostrade’, wat de sterke articulering van de sokkel verklaart.
1956: Eerste ontwerp van René Pechère voor de tuin. 1958: Eerste steenlegging door koning Boudewijn.
PIC 015
HET RAC AAN HET BEGIN VAN DE WERKZAAMHEDEN, 1958
1959: Een herwerkt voorontwerp wordt voorgesteld onderhandelingen tussen de overheid en de architecten.
na
lange
1959: Léon Stynen neemt ontslag en wordt niet vervangen. 1963: Ricquier, één van de architecten overlijdt. 1963: Er wordt beslist een polyvalente zaal te integreren op de site om de monotonie van de kantoorblokken te doorbreken.
PIC 016
ZICHT OP DE TUINEN VAN RENE PECHERE TIJDENS DE AANLEG
1965: Nu pas is het eerste gebouw, het Vesaliusgebouw, afgewerkt. 1965: Het ontwerp van de toren wordt op vraag van de Brusselse schepen voor stedenbouw herzien en aangepast. 1966: Begin van het verhuisen van 3.827 ambtenaren naar de gebouwen. 1968: Het Arcaden- en Esplanadegebouw worden voltooid. 1970: Er komt een golf van protest door critici die het gebouw hekelen als een gevolg van het Belgische unitarisme. Het gebouw was volgens hen door de grondswetsherziening en bijhorende decentralisatie van van de overheidsdiensten achterhaald geworden.
PIC 017
LUCHTFOTO VAN DE SITE MET DE FINANCIËNTOREN IN OPBOUW
1974: Einde van de aanleg van de tuinen door René Pechère. 1975: Bouw van de voetgangersbruggen over de pachecolaan. 1978 : Het ontwerp van de toren wordt gewijzigd, ondanks het feit dat men al bezig is met de bouwwerken. Er wordt besloten de toren met 10 verdiepingen in te korten en uit te voeren in staal in plaats van beton. 1983: De toren wordt voltooid en de ambtenaren nemen er hun intrek. 2001: Om het gat in de begroting te vullen beslist de federale regering omde site in twee delen te verkopen aan een private vastgoedontwikkelaar. 2003: Het Rijksadministratief Centrum wordt verkocht aan een groep Nederlandse investoren, zowel de gebouwen als de openbare ruimtes, weliswaar met erfdienstbaarheid van openbaar domein. 2008: Het Arcadengebouw wordt momenteel asbestvrij gemaakt, de renovatie van de financiëntoren is bijna afgewerkt.
BRONNEN: . GUIDO JAN BRAL, HET RIJKSADMINISTRATIEF CENTRUM, MINISTERIE VAN HET HOOFDSTEDELIJK GEWEST, BRUSSEL, 2007. . IWAN STRAUVEN, ARCHITECTUURHISTORISCHE NOTA RAC, ONGEPUBLICEERD, 2006
406
*
over de huidige toestand van het R.A.C.
data en foto
Een reeks foto’s en data over de verschillende delen van het gebouw toont haar uitzonderlijke karakter. De schaal van het gebouw is uniek in de binnenstad. De toren is de tweede hoogste van het land, het esplanadeplein groter dan de grote markt. Het arcadengebouw is anderhalf keer de Unité d’ Habitation. De leegte die in dit enorme complex hangt maakt indruk.
FINANCIËNTOREN H: 144 m
ARCADENGEBOUW l: 224 m
ESPLANADEPLEIN A: 9130 m²
BOEKENTOREN, GENT H: 64 m
UNITÉ D’HABITATION L: 165 m
GROTE MARKT BRUSSEL A: 6280 m²
SCHAALVERGELIJKING RAC
IMG 018
PIC 018
DE AANWEZIGHEID VAN HET RAC OP DE PACHECOLAAN
DE SOKKEL VAN HET RAC IS HARD VOELBAAR AAN DE PACHECOLAAN, WAAR EEN PARKEERGARAGE ACHTER DE GEVEL ZIT RAC 468 M MUUR PACHECOLAAN 60 220 M² SITE 17M HOOGTEVERSCHIL 520 M LENGTE 170 M BREEDTE 390 000 M² VLOEROPPERVLAKTE 223 764 M² BOVENGRONDS 166 236 M² ONDERGRONDS 2000 PARKEERPLAATSEN
PIC 019
HET ESPLANADEPLEIN
PARKEERGEBOUW B ONDERSTEUNT DE ESPLANADE, EEN GROOT PLEIN DAT EEN GEWELDIG PANORAMA BIEDT OP DE STAD. HET VORMT EEN GEHEEL MET HET CONGRESPLEIN. PARKEERGEBOUW + ESPLANADE 42 000 M³ 5 NIVEAUS 2M70 VERDIEPINGSHOOGTE 1100 AUTO’S 9 000 M² PLEIN 17 M HOOGTEVERSCHIL PACHECOLAAN
PIC 020
DE PÉCHÈRETUIN
PARKEERGARAGE A HERBERGT 900 WAGENS OP 3 PARKEERNIVEAUS. DE ‘HANGENDE TUINEN’, ONTWORPEN DOOR RENÉ PECHÈRE, RUSTEN OP DEZE CONSTRUCTIE EN ZIJN EEN BESCHERMD LANDSCHAP. DE TUIN WORDT GEKARAKTERISEERD DOOR
ENERZIJDS
EEN
STRAKKE
GEOMETRISCHE
TUIN
MET
WATERPARTIJEN
EN
ANDERZIJDS
EEN
MEDITERRAAN
AANDOENDE STROOK MET PLATANEN EN EEN KINDERSPEELTUINTJE. PARKINGGEBOUW + TUINEN 32 000 M² ONDERGRONDS 900 PARKEERPLAATSEN 3 NIVEAUS 2M70 VERDIEPINGSHOOGTE 1,5 HA TUIN
PIC 021
DE
POLYVALENTE
HET DECROLY-AUDITORIUM VOOR DE TOREN
ZAAL
WERD
LATER
BIJGEBOUWD
ALS
CONFERENTIEZAAL
VOOR
DE
AMBTENAREN,
MAAR
OOK
ALS
PUBLIEKE PLEK DIE HET MONOFUNCTIONELE VAN DE SITE MOEST DOORBREKEN. 370 PLAATSEN NIVEAU ONDER TUIN
PIC 022
HET ARCADENGEBOUW
HET LANGE GEBOUW, DAT DE ZIJKANT VAN DE SITE AFBAKENT, WORDT HET ARCADENGEBOUW GENOEMD. HET BESTAAT UIT 6 KANTOORVERDIEPINGEN, EEN PUBLIEKE STRAAT, DE ‘RUE RIVOLI’ GEFLANKEERD DOOR COMMERCIËLE RUIMTES DIE
NOOIT
ECHT
GOED
FUNCTIONEERDEN,
EN
RUST
OP
EEN
SOKKEL
DIE
HET
‘GRAND
RESTAURANT’
BEVATTE.
DAARONDER ZIJN NOG 3 KELDERVERDIEPINGEN MET ARCHIEVEN EN TECHNISCHE RUIMTES.
58 000 M² BOVENGRONDS 26 000 M² ONDERGRONDS 226 M LANG 13 NIVEAUS 3M60 VERDIEPINGSHOOGTE GRAND RESTAURANT RUE RIVOLI
PIC 023
DE FINANCIËNTOREN
DE FINANCIENTOREN IS VROEGER VERKOCHT DAN DE REST VAN DE SITE, DE ASBESTVERWIJDERING EN VERBOUWING ZIJN BIJNA VOLTOOID. HET BOUWEN VAN EEN NIEUWE KANTOORBLOK AAN DE HOEK VAN DE KRUIDTUINLAAN EN DE KONINGSTRAAT WAS MOGELIJK OMDAT DE TOTALE OPPERVLAKTE VAN DE TOREN WERD GEREDUCEERD DOOR DE AFBRAAK VAN DE CIRCULATIESCHACHT AAN DE ACHTERZIJDE. 128 650 M² BOVENGRONDS 40 000 M² ONDERGRONDS 28 + 4 NIVEAUS 3M60 VERDIEPINGSHOOGTE
407
IMG 019
materialenfiche
MATERIALENINVENTARIS RAC
408
*
over Brussel als context van het R.A.C.
topografie
Het onderzoek naar de stedelijke context van het RAC begint bij de geografische omstandigheden: De site van het RAC ligt pal op de heuvelflank die brussel van oudsher verdeelt in de bovenstad, plek van de machthebbers en bourgeoisie en de benedenstad, met de volkse wijken en de haven. Op enkele plekken in de stad leidde dit niveauverschil tot markante stedelijke plekken zoals het Justitiepaleis en de Kunstberg. Het esplanadeplein is één van de opeenvolgende plekken op de as van de Koningsstraat die een spectaculair panorama over de stad geven.
*
binnenstad
Het esplanadeplein toont zijn belang als één van de grootste open ruimtes in de stad. Ook de tuinen zijn een belangrijke groene ruimte in het centrum.
*
omgeving
De directe omgeving van het RAC wordt gekenmerkt door haar markante verschil in dag- en nachtbevolking. De bewoning binnen de kleine ring is schaars, de werknemers des te talrijker. De congreswijk, ten noorden van de Koningsstraat, biedt enkele kleinere handelszaken. De belangrijkste culturele functies in de buurt zijn de concertzaal van de Botanique, het Koninklijk Circus en het stripmuseum. De site is goed ontsloten door het openbaar vervoer: tram, metro en trein hebben elk een halte aan de rand van de site. Auto’s kunnen enkel binnenrijden in de grote parkings, de voetgangers kunnen de site langs verschillende ingangen betreden.
PIC 024
HET RAC IN STEDELIJKE CONTEX
N 500m
DE BELANGRIJKSTE OPEN RUIMTES IN DE BINNENSTAD MAP 003
VOSSENPLEIN 0.8 ha
POELAERTPLEIN 1.1 ha
GROTE ZAVEL 0.8 ha
KONINGSPLEIN 0.7 ha
GROTE MARKT 0.6 ha
MUNTPLEIN 0.4 ha
MARTELARENPLEIN 0.4 ha
ESPLANADEPLEIN 0.9 ha
ROGIERPLEIN 0.5 ha
N 500m
DE BELANGRIJKSTE GROENRUIMTES IN DE BINNENSTAD MAP 004
EGMONTPARK 1.2 ha
KLEINE ZAVEL 0.3 ha
KUNSTBERG 0.6 ha
PUTTERIJ 0.3 ha
WARANDEPARK 12.4 ha
PÉCHÈRETUIN 2.5 ha
KRUIDTUIN 4.5 ha
80
80
70
60
50
40
N
50 70
50
40 60 30 20
50 40
30
20
MAP 005
RELIEF
500m
N
PANORAMA’S OVER BRUSSEL
WARAN DEPARK
RA C
MAP 006
M
LO KO ES R NG CO
N EI PL RT AE EL PO
N LEI NGSP KONI
KRUIDTUINLAAN
< 50/ha 50-100/ha 100-200/ha > 200/ha
200m
N
RAC: 0/ha
MAP 007
INWONERS PER HECTARE
<50/ha 50-100/ha 100-200/ha >200/ha
200m
N
RAC: 1500/ha
MAP 008
WERKNEMERS PER HECTARE
CULTUREEL
COMMERCIEEL
N 200m
CULTURELE EN COMMERCIELE FUNCTIES RONDOM HET RAC MAP 009
MUSEUM NATIONALE BANK
KONINKLIJK CIRCUS
CASA DE ASTURIAS
STRIPMUSEUM
AUDITORIUM PASSAGE 44
BOTANIQUE
VOETGANGERSTOEGANG IN/UITGANG PARKEERGARAGE TRAMHALTE CONGRES
LIJN 29-63-92-94
UITGANG METRO BOTANIQUE
LIJN 2
UITGANG STATION CONGRES 200m
N
1100
MAP 010
900
TOEGANKELIJKHEID VAN DE SITE
409
*
over de toekomstplannen voor het R.A.C.
inleiding
Sinds het Rijksadministratief Centrum in 2003 werd verkocht aan een groep Nederlandse investoren, zowel de gebouwen als de openbare ruimtes, gaat het RAC onzekere tijden tegemoet. De Nederlandse vastgoedmaatschappij Breevast zal de gebouwen onder handen nemen om ze dan de volgende twintig jaar terug te verhuren aan de staat. De stad Brussel probeert met een aantal regels en doelen de toekomst van het gebied mee te bepalen, maar dreigt door haar trage besluitvorming en moeilijke overlegposities achter de feiten aan te lopen.
*
hefboomgebied
De site van het Rijksadministratief Centrum wordt in het GewOP (gewestelijk ontwikkelingsplan) als een prioritair hefboomgebied aangeduid. Een groot deel van de site is een Gebied van Gewestelijk Belang, en valt aldus onder het Gewestelijk BestemmingsPlan (GBP), waarin nadruk wordt gelegd op het creëren van een ‘sterk gemengd gebied’ en waarin restricties worden opgelegd met betrekking tot vloeroppervlakte-uitbereiding. De Brusselse overheid besliste tegen 2010 een Bijzonder Bestemmings Plan op te stellen waardoor verschillende openbare ambities decretaal worden vastgelegd en niet meer ontweken kunnen worden. Het BBP wordt gebaseerd op het Richtschema.
*
richtschema
Aan elk hefboomgebied wordt een richtschema gekoppeld, dat in nauw overleg de krijtlijnen moet vastleggen voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Een richtschema houdt geen wettelijke verplichtingen in. MSA en Yves Leon stelden een richtschema op, een reeks ingrepen met als voornaamste doelen: de verbetering van de wisselwerking tussen het hefboomgebied en de stad, een verhoogde toegankelijkheid van de RAC-site, een vermenging van functies en het behoud van de architecturale kwaliteiten van het RAC. De integratie van woningen en publieke voorzieningen – een woon-en winkeltoren vervangt het huidige esplanadegebouw – lijkt de grootste prioriteit voor de overheid en de opstellers van het richtschema.
HEFBOOMGEBIED KRUIDTUIN
MAP 011
DE PERIMETER VAN HET HEFBOOMGEBIED KRUIDTUIN, BRUSSEL
IMG 020
HET RICHTSCHEMA KRUIDTUIN VAN ATELIERS LEON & MSA
410
referentiecataloog
5. DATA
501
*
bibliografie
over brussel
. Ed. Serge Jaumain, Brussel en de Noord-Zuidverbinding, Studia Bruxellae / archief van de stad Brussel, Brussel, 2004. . Gustave Abeels ea., Straten en stenen. Brussel: Stadsgroei 1780-1980, Generale Bankmaatschappij / Sint-Lukasarchief Brussel, Brussel, 1982. . Michelangelo van Meerten / Greta Verbeurgt / Bart van der Herten, Buiten-sporig Brussel. 50 jaar Noord-Zuidverbinding, Lannoo, Tielt, 2002. . Thierry Demey, Bruxelles. Chronique d’une capitale en chantier. 1. Du voûtement de la Senne à la jonction Nord-Midi, Paul Legrain / Editions C.F.C. , Brussel, 1990. . Ed. Bruno de Meulder, Karina Van Herck, Vacant City. Brussels’ Mont des Arts reconsidered, NAi publishers, Rotterdam / Brussel/Bruxelles, 2000. . Ed. Wouter Davidts, Tijl van Meirhaeghe e.a., B-sites. Over de Plaats van een Kunst- en Onderzoekscentrum te Brussel, NAi publishers, Brussel 2000, 2000. . Umberto Eco, Rem Koolhaas, e.a., Brussels, Capital of Europe - final report, Europese Commissie, Brussel, 2001 . Rudi Laermans, Downtown Brussels, in: G.U.S.T. Dirk De Meyer e.a., The Urban Condition: Space, Community, and Self in the Contemporary Metropolis, 010 publishers, Rotterdam, 1999. . Pier Vittorio Aureli e.a. (ed.), Brussels, a manifesto. towards the capital of europe. Berlage Institute / NAi publishers, Rotterdam, 2007.
*
over het rac
. Guido Jan Bral, Het Rijksadministratief Centrum, Ministerie van het Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2007. . Yves Cantraine, Histoire(s) d’une utopie à vendre [DVD], 2005 . Iwan Strauven, Architectuurhistorische nota RAC, ongepubliceerd, 2006
. MSA & Yves Lion, Richtschema hefboomgebied Kruidtuin, Ministerie van het Hoofdstedelijk Gewest, 2006 . Pieter ‘TJonck, RAC ANNO 2007, in: A+ 204, februari-maart 2007
*
over biënnales
. Ed. Barbara Vanderlinden & Elena Filipovic, The Manifesta Decade. Debates on Contemporary Art Exhibitions and Biennials in Post-Wall Europe, Roomade/MIT press, Chicago, 2005. . Ivo Mesquita, Biennials Biennials Biennials Biennials Biennials Biennials Biennials in: Ed. Melanie Adaire Townsend, Beyond the box, diverging curatorial practices, Banff centre press, Canada, 2003. . Jessica Bradley, International Exhibitions, in: Ed. Melanie Adaire Townsend, Beyond the box, diverging curatorial practices, Banff centre press, Canada, 2003. . Catherine David (red.), Jean-François Chevrier (red.), Das Buch zur Documenta X: politics poetics, Kassel 1997 . Barbara Vanderlinden e.a., dossier Brussels Biennial 08, ongepubliceerd, november 2007
*
over musea
. Pascal Gielen / Rudi Laermans, Een omgeving voor actuele kunst, Lannoo, Tielt, 2004. . Ed. Peter Noever, The discursive museum, Ostfildern-Ruit, Hatje Cantz, 2001. . Paul von Naredi-Rainer, Museum buildings : a design manual, Birkhäuser, Basel, 2004. . Ed. James Steele, Museum Builders, Academy editions, London, 1994. . Wouter Davidts, vlaanderen culturele nevelstad, Culturele biografie Vlaanderen, Antwerpen, 2005 . Herman J. Daled, Willen Draps, Luk Lambrecht, Caroline David, Jos Vandenbreeden e.a. WIELS! Luc Derycke & Co, Gent 2003 . N.N., Zehn Jahre Depot, Das Depot, Wien, 2004 . Lotte de voeght, De galerie voor hedendaagse kunst: Brussel als casestudy,
Vrije Universiteit Brussel, 2005. . Wouter Davidts, Bouwen voor de Kunst?, A&S/books, 2006
*
over architectuur
. Robert Venturi, Complexity and contradiction in architecture, Museum of Modern Art, New York, 1966. . Aldo Rossi, The architecture of the city, MIT press, 1966. . Rem Koolhaas, Delirious New York, The monacelli press, 1978 . Michel Foucault, Over andere ruimten [vert.], in: Hilde Heynen e.a. (red.), ‘Dat is architectuur’, 010 publishers, Rotterdam, 2004
502
NO.
credits
P.
DAT.
AUTEUR
TITEL
001
---
2007
MICROSOFT LIVE SEARCH MAPS
CENTRUM BRUSSEL
002
022
2008
JH
BRUSSEL
003
049
2006
JH
PIC -
MET DANK AAN OLIVIER CAPELLE LUÍS BARRAGAN, TORRES DE SATÉLITE,MEXICO CITY 004
061
2008
KV
GROTE ARCHIEF EN DEPOTRUIMTE, S.M.A.K.,
005
061
2008
KV
SCHILDERIJENDEPOT, S.M.A.K., GENT
006
061
2008
KV
RESTAURATIEATERLIER, S.M.A.K., GENT
007
061
2008
KV
TRANSITRUIMTE, S.M.A.K., GENT
008
062
2008
KV
KASTEN IN HET SCHILDERIJENDEPOT S.M.A.K.
009
062
2008
KV
SCHRIJNWERKERSATELIER, S.M.A.K., GENT
010
063
2008
KV
FOTOSTUDIO, S.M.A.K., GENT
011
063
2008
KV
DEPOT VOOR GROTE STUKKEN, S.M.A.K., GENT
012
064
2008
KV
DEPOT VOOR GROTE STUKKEN, S.M.A.K., GENT MET DANK AAN ROM BOHEZ
013
073
1850
STADSARCHIEF BRUSSEL
DE OVERDEKTE MARKT MET TRAPPENPARTIJ EN PANORAMAPLEIN MET DE CONGRESKOLOM
014
074
1958
ARCHIVES D’ARCH. MOD.
EERSTE ONTWERPMAQUETTE VAN HET RIJKSADMINISTRATIEF CENTRUM
015
075
1958
REGIE DER GEBOUWEN
HET RAC AAN HET BEGIN VAN DE WERKZAAMHEDEN
016
075
1974
ARCHIVES D’ARCH. MOD.
ZICHT OP DE TUINEN VAN RENÉ PECHERE TIJDENS DE AANLEG
017
076
1978
H. GILSON VERZAMELING
LUCHTFOTO VAN DE SITE MET FINANCIËNTOREN IN OPBOUW
018
080
2008
JH
DE AANWEZIGHEID VAN HET RAC OP DE PACHECOLAAN
019
081
2008
JH
HET ESPLANADEPLEIN
020
082
2008
JH
DE PÉCHÈRETUIN
021
083
2008
JH
HET DECROLY-AUDITORIUM VOOR DE TOREN
022
084
2008
JH
HET ARCADENGEBOUW
023
085
2008
JH
DE FINANCIËNTOREN
024
089
2008
JH
HET RAC IN STEDELIJKE CONTEXT
025
111
2008
KV
WORK IN PROGRESS I
026
111
2008
JH
WORK IN PROGRESS II
057
2008
JH KV
MAP 001
INSTELLINGEN VOOR HEDENDAAGSE KUNST IN BRUSSEL
002
067
2008
JH KV
003
090
2008
JH
REISTIJDEN OPENBAAR VERVOER DE BELANGRIJKSTE OPEN RUIMTES IN DE BINNENSTAD
004
091
2008
JH
DE BELANGRIJKSTE GROENRUIMTES IN DE BINNENSTAD
005
092
2008
JH
RELIËF
006
093
2008
JH
PANORAMA’S OVER BRUSSEL
007
094
2008
JH
INWONERS PER HECTARE
008
095
2008
JH
WERKNEMERS PER HECTARE
009
096
2008
JH
CULTURELE EN COMMERCIËLE FUNCTIES RONDOM HET RAC
010
097
2008
JH
011
099
2008
JHKV
TOEGANKELIJKHEID VAN DE SITE DE PERIMETER VAN HET HEFBOOMGEBIED KRUIDTUIN, BRUSSEL
IMG NO.
P.
DAT.
AUTEUR.
TITEL.
001
018
2008
JH KV
DELEN VAN HET R.A.C.
002
021
1936
LEON SPILLIAERT
BOOM ACHTER EEN MUUR
003
026
2008
JH KV
GOUACHE & INDISCHE INKT INGREEP WITTE VERF OP PRINT 004
028
2008
KV
HAL-TUIN-MUUR
005
030
2008
JH KV
DE TUIN ALS AFGEGRENSDE MUSEUMRUIMTE
006
033
2008
JH KV
TOEGANG TOT DE TUIN
007
033
2008
JH KV
BEELDENTUIN
008
034
2008
JH KV
TENTOONSTELLINGSHALL ORIGINELE FOTO: THIJS VERFAILLIE
009
036
2008
JH KV
PACHECOLAAN
010
038
2008
JH
AXONOMETRIE
011
040
2008
JH KV
MARMERGEVEL PACHECOLAAN
012
042-043
2008
JH KV
GEVEL 1:1000
013
066
2008
JH KV
OPPERVLAKTES VAN MUSEA VOOR HEDENDAAGSE
014
068
2008
JH KV
VERGELIJKENDE STUDIE VOLUMES
KUNST 015
069
2008
JH KV
GROTE KUNSTWERKEN TGO SCHAAL VAN DE SITE
016
071
2007
BRUSSELS BIENNIAL
WWW.BRUSSELSBIENNIAL.ORG
017
073
1800
STADSARCHIEF BRUSSEL
TUINEN VAN HET KLOOSTER DER ORATORIANEN AAN HET EINDE VAN DE 17DE EEUW
018
079
2008
JH
SCHAALVERGELIJKING RAC
019
087
2008
KV
MATERIALENINVENTARIS RAC
020
099
2006
ATELIERS LÉON & MSA
RICHTSCHEMA KRUIDTUIN
PIC 025 + 026
WORK IN PROGRESS
20
CINEMA
15
HAL
PARKING ESLPLANADE
ESPLANADEPLEIN 15.40
MUUR
10 MUSEUMTUIN 7.15 CONNECTOR
5
0
PACHECOLAAN 0 PARKING PECHERE
-5
STATION CONGRES -4.80
METRO
-10
-15
NOORD-ZUIDVERBINDING
-11.75
-7.44
METRO BOTANIQUE
NOORD-ZUIDVERBINDING
CONNECTOR RAC
CINEMA
MUSEUM: HALL
MUSEUM: MUUR
STATION CONGRES
PARKING PECHERE
PARKING ESPLANADE
WOONONTWIKKELING
METROSTATION
SPOORWEGTUNNEL
ONDERGRONDSE VERBINDING TUSSEN
SEMI-ONAFHANKELIJKE ART-HOUSE CINEMA /
TENTOONSTELLINGSRUIMTE
TOEGANGEN TOT DE MUSEUMTUIN VIA STEEKTRAPPEN
STATION OP NOORD-ZUIDVERBINDING
IN SOKKEL ONDER DE PECHERETUIN
IN HET VOLUME VAN HET ESPLANADEGEBOUW
DE DOOR DE OVERHEID VERPLICHTE
VERSCHILLENDE GEBOUWEN EN KOKERS
PRESENTATIEPLEK VOOR AUDIO-VISUELE KUNST.
VOOR KANTOORBEDIENDEN EN MUSEUMBEZOEKERS
VOOR KANTOORBEDIENDEN EN BEWONERS
WONINGEN WORDEN HIER VOORZIEN IN DE
DE BESTAANDE CIRCULATIEKOKERS PRIEMEN DOOR 340 PLAATSEN
NIVEAU SPOREN: -11.75
ROLTRAPPEN IN TORENLOBBY GEVEN DIRECTE TOEGANG.
BESTAANDE PLANNEN.
DE HAL HEEN EN SLAAN DEZE VERDIEPING OVER.
DIENSTUITGANGEN T.H.V. INTERNE CIRCULATIE-
IR D: GERAARDSBERGEN - BRUSSEL -
954 PARKEERPLAATSEN
1240 PARKEERPLAATSEN
ENKEL EEN NOODUITGANG WORDT VOORZIEN OP HET
KOKERS
ANTWERPEN-CENTRAAL
3 NIVEAUS 2.80
5 NIVEAUS 10.80
0.00
8.10
-2.80
5.40
NIVEAU VAN DE HAL
HET NIVEAU VAN DE CINEMA LIGT TUSSEN TUIN
IR J: QUÉVY - BRUSSEL - BRUSSEL-NATIONAALOPPERVLAKTE
EN PACHECOLAAN. HET VOLUME IN DE TUIN
LUCHTHAVEN
TWEE TOEGANGEN VANOP DE TUIN
OMSPANT DE EIGENLIJKE ZAAL.
L: ANTWERPEN-CENTRAAL - BRUSSEL-ZUID DEPOT
MEZZANINE BEREIKBAAR MET 2 MAAL TRAP + LIFT
TOEGANG: RAP IN DE TUIN.
1950 M²
ATELIERS
400 M²
PUBLIEKE FUNCTIES
SECUNDAIRE TOEGANG VANOP DE PACHECOLAAN GOEDERENLIFT (4X5M) NAAR HET DEPOTNIVEAU.
VERBINDING TOT PACHECOLAAN VIA OORSPRONKE-
520 M²
CIRCULATIE OPPERVLAKTEN
ANCILLARY SPACE TECHNISCHE RUIMTE
TENTOONSTELLINGSRUIMTE ANCILLARY SPACE
7700 M² 300 M²
LIFTAPPARAAT RAC: KELDERS > PARKINGNIVEAU > RIVOLI > KANTOORVERDIEPINGEN
OPEN LOBBY RONDOM ZAAL MET VOORZIENINGEN. INFOTENTOONSTELLING MOGELIJK.
VANUIT PARKING TOEGANG TOT
NAAR HET VOETPAD VOOR HET MUSEUMVOLUME.
+ TUIN:
500 M² 80 M²
STROOK VAN 6M VRIJE HOOGTE VOOR TRANSPORT VAN KUNSTWERKEN NAAR DE GOEDERENLIFT.
GOEDERENLIFT KUNSTWERKEN: PARKING > HALL
TRAP: PARKINGNIVEAUS > TUIN > ESPLANADEPLEIN
TRAP: PACHECO > MUSEUMTUIN
CIRCULATIEKOKER INTERN
TRAP: PACHECO > MUSEUMTUIN
CIRCULATIEKOKER INTERN
TRAP: STATION > PACHECOLAAN
TRAP: PERRONS > STATIONSGANG
TRAP: PACHECO > MUSEUMTUIN
TRAP: PERRONS > STATIONSGANG
MUSEUMTOEGANG
TRAP: STATION > PACHECOLAAN
CIRCULATIEKOKER INTERN
TRAP: TUIN > CINEMA
CIRCULATIEKOKER INTERN
5
TOEGANG MUSEUM TUINNIVEAU
TOEGANG PARKING ESPLANADE
TRAP: PACHECOLAAN > CINEMA
TRAP: PARKINGNIVEAUS > TUIN > ESPLANADEPLEIN
TRAP: PARKINGNIVEAUS > MUSEUMTUIN
LIFTAPPARAAT RAC: KELDERS > PARKINGNIVEAU > RIVOLI > KANTOORVERDIEPINGEN
PUBLIEKE LIFT: PARKING > TUINVERDIEPING > RIVOLISTRAAT
PUBLIEKE TRAP: TUINNIVEAU > RIVOLI
ROLTRAP: CONNECTOR > INGANG TOREN
ROLTRAPPEN: METRO > KRUIDTUIN
LIFTAPPARAAT RAC: CONNECTOR > INGANG > KANTOORVERDIEPINGEN
1
HOOGTE
LIFTAPPARAAT RAC: CONNECTOR > INGANG > KANTOORVERDIEPINGEN
6
DIENSTINGANG
WANDELAAR
+ WOONGEBOUWEN EN ESPLANADEGEBOUW.
IJE ZONE VR
BEWONER
6666
DIENSTINGANG
WERKNEMER MUSEUM - METRO
5555
ARCADEN EN VESALIUSGEBOUW.
VAN HET ARCADENGEBOUW EN TOT RAC-
HET MUSEUM WORDEN DE KRACHTEN AFGELEID NAAR
LADEN LOSSEN KUNST MUSEUMTOEGANG
BEZOEKER MUSEUM - TREIN
4444
MUSEUMTOEGANG
KANTOORBEDIENDE RAC - AUTO
3333
MUSEUMTOEGANG: PUBLIEKE LIFT: PACHECO > INFOHAL TUINNIVEAU
KUNSTWERKEN
2222
TOEGANG PARKING PECHERE
1111
3
4
DIENSTINGANG
SECUNDAIRE TOEGANG CINEMA OP PACHECOLAAN
TRAJECTEN
LADEN LOSSEN
TOEGANG MUSEUM TUINNIVEAU
+ KANTOREN: TOEGANG TOT APPARATEN IN
+ KANTOREN: TOEGANG TOT BEIDE APPARATEN
DE 4 METER DIKKE LAAG TUSSEN TREINTUNNEL EN
TOEGANG HAL
TOEGANG MUSEUM TUINNIVEAU
VANUIT PARKING TOEGANG TOT:
LASTEN WORDEN GECONCENTREERD IN 8 KOKERS. IN
TOEGANG HAL
INGANG EN LOBBY TOREN
WENTELTRAPPEN AAN BEIDE ZIJDEN 1 LIFT (TOT RIVOLISTRAAT)
CONNECTOR.
DE BESTAANDE, VERSTEVIGDE STRUCTUUR.
6
TOEGANG EN UITGANG AAN DE PACHECOLAAN
LIJK GEBOUW + TWEE LATERALE STEEKTRAPPEN
1100 M²
2
0.00
MUURVOLUME.
1650 M²
ADMINISTRATIE
2.70 TOEGANG EN UITGANG WAGENS DOORHEEN
TRAP/LIFT: PARKEERNIVEAUS > ESPLANADE > WOONVERDIEPINGEN
BLIJFT BEHOUDEN.
TRAP/LIFT: PARKEERNIVEAUS > ESPLANADE > WOONVERDIEPINGEN
6 SPOREN
LIFTAPPARAAT RAC: PARKING > ESPLANADE > KANTOREN
LIJN 2 DELACROIX-SIMONIS
TOEGANG TOT PARKEERGARAGE CONGRES
NIEUWBOUW