14. Vertel een verhaal
Een levensecht product ‘Sometimes the truth is stranger than fiction.’ – Van Morrison
Luuk Sengers, m.m.v. Margo Smit ‘Schrijven,’ zei Kees van Kooten eens, ‘is blijven zitten totdat het er staat.’ Dr. Samuel Johnson, schrijver, boekenwurm en samensteller van het eerste Engelse woordenboek dat iets voorstelde (in 1755), sprak uit eigen ervaring toen hij zei: ‘Wat zonder moeite is geschreven, wordt meestal zonder genoegen gelezen.’ En van Winston Churchill is de opmerking: ‘Ik háát schrijven, maar ik vind het heerlijk om te hebben geschreven.’ Een goed verhaal schrijven kost moeite. Daar valt niet omheen te praten. Maar er is een troost voor alle ploeteraars: Schrijven vereist 10 procent talent en 90 procent techniek. Over die techniek gaat dit hoofdstuk. Hoe schrijf (en monteer) je aantrekkelijke scènes? En hoe maak je van de scènes een betekenisvol verhaal? Het is nu tijd om de scènes uit te schrijven én om een structuur te kiezen voor je verhaal. De structuur is de volgorde van de scènes. Een verzameling scènes is niet automatisch een verhaal. Waarmee ga je de lezer, kijker of luisteraar in je verhaal naar binnen lokken? Hoe ga je daarna zijn aandacht vasthouden? En wat bewaar je voor de finale? Vergelijk je verhaal met een huis. Een huis waarin je straks je lezers, kijkers of luisteraars gaat uitnodigen. Het hoeft geen architectonisch hoogstandje te zijn. Als de plattegrond maar logisch is, zodat je gasten straks niet verdwalen. Besteed je tijd liever aan het creëren van een bijzondere sfeer. Door kieskeurig te zijn bij de inrichting van de kamers (de scènes) en het aantrekken van de huurders (de personages). De lezer, kijker of luisteraar moet zich in het huis welkom voelen en er een poosje binnen willen blijven. Richt de kamers daarom verschillend en een beetje exotisch in. En verhuur het huis alleen aan bewoners die iets hebben meegemaakt en interessante gesprekspartners zijn aan tafel.
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Zónder iets uit je duim te zuigen! Je moet je huis optrekken uit bestaande stenen, inrichten met bestaand meubilair en bevolken met bestaande mensen. Je kunt je scènes niet, zoals een romanschrijver, zelf verzinnen. Dat betekent dat je soms zal moeten worstelen met gebeurtenissen en personages die niet zo interessant zijn als wanneer je ze zelf had mogen verzinnen. Daar staat tegenover dat wáárgebeurde verhalen meestal vanzelf interessant zijn. Waar de romanschrijver alle zeilen moet bijzetten om een aantrekkelijke plot op papier te krijgen, kan de journalist zó aan de slag. En niet zelden is de werkelijkheid ongelofelijker dan de fantasie. De volgende keer dat je worstelt, moet je maar denken: de kleine onvolmaaktheden in je verhaal worden ruimschoots goedgemaakt door die ene begeesterende factor: de realisering dat dit allemaal écht is gebeurd! Dit hoofdstuk begint met adviezen die je altijd kunt toepassen, ongeacht of je voor een website, krant, tijdschrift, radio- of televisieprogramma werkt. Aan het einde gaan we dieper in op onderzoeksverhalen voor televisie, omdat het geschreven woord daar maar een beperkte rol heeft.
Beelden Scènes ontlenen hun sfeer aan: beelden en spanning. Om met de beelden te beginnen: hoe ziet een scène er ook al weer uit (zie ook hoofdstuk 4)? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
HP bereidt zich voor om iets te gaan doen (doel) HP onderneemt stappen om zijn doel te bereiken (actie) HP stuit op weerstand (conflict) HP moet een keuze maken (keuze) HP worstelt om zijn doel tóch te bereiken (worsteling) HP komt dichter bij zijn doel – of niet (climax)
De volgorde van de handelingen – de structuur van de scène – is chronologisch. Daar hoef je verder niet over na te denken. Concentreer je op de beschrijving van de handelingen. Handelingen zijn alle dingen die een HP kan doen: bewegen, praten, denken, zien, horen, ruiken en voelen. Een handeling kun je beschrijven door zijn afzonderlijke componenten te beschrijven: • • •
hoofdpersoon bewegingen (handelingen) locatie (waar het zich afspeelt)
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
• • •
voorwerpen (die de hoofdpersoon gebruikt) licht (zon, lamp) weersomstandigheden (zon, wind, neerslag)
Een meester in het scheppen van sfeer met eenvoudige zinnen, is de schrijver Henning Mankell. Zoals in deze scène, waarin de hoofdpersoon, detective Kurt Wallander, een slachtoffer bezoekt in het ziekenhuis: Hij ging terug naar Isa Edengren’s kamer. Hij had verwacht dat ze op bed zou liggen, maar ze zat weggedoken in een leunstoel met een deken strak om zich heen geslagen. Het enige licht in de kamer kwam van de lamp op het nachtkastje. Toen hij dichterbij kwam zag iets van angst in haar ogen. Hij stak zijn hand uit, stelde zichzelf voor en ging naast haar op een stoel zitten.
Het zijn hele aardse handelingen, die Mankell zijn hoofdpersoon laat verrichten. Maar hij beschrijft ze zó, dat ze een universum aan sfeer oproepen. Hier zijn enkele ‘geheimen’ van beeldend schrijven: Filmisch Schrijf filmisch. Alsof je door de lens van een camera kijkt. Show, don’t tell! – vertel niet wat er gebeurt, maar laat het zien! Schrijf niet: ‘De trein is te laat’, maar: ‘De conducteur die op het peron staat te wachten, checkt nog eens zijn horloge en slaakt een diepe zucht.’ Beschrijf wat er te zien, horen, ruiken, voelen en proeven valt. Sensaties Beschrijf omstandigheden zoals de hoofdpersoon ze waarneemt. Hij ziet iets, hij pakt iets op, hij hoort iets, hij loopt door een locatie, hij realiseert zich iets enz. Vergelijk: Er staan geen seinen naast het spoor. Er gaat een zoemer af in de cabine. De machinist drukt op een rode knop. Met zijn andere hand bladert hij door het menu van een zakcomputer. Hij kijkt op door het raam. Op dat moment komt de conductrice binnen in zijn cabine. Ze lacht. De trein gaat over een wissel. Meteen daarna botst ze op de intercitytrein uit Amsterdam...
met: Nog geen rood sein te zien. Zmmmm. Zonder op te kijken drukt hij op de rode knop. Met de andere hand bladert hij door het menu van zijn zakcomputer op zoek naar het telefoonnummer van de
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
treindienstleiding. Juist als hij weer opkijkt door het raam, hoort hij een klap. Het is de conductrice die onopvallend is binnengekomen door de deur achter hem. ‘Ik ben het maar’, zegt ze als ze zijn geschrokken blik ziet en ze geeft hem een sympathieke lach. Het volgende moment voelt hij de schokjes van de wissel waarvoor hij had moeten stoppen. En daarna de dreun van de intercitytrein uit Amsterdam...
De passages bevatten precies dezelfde informatie: sein, zoemer, knop, zakcomputer, conductrice, wissel, botsing. De eerste beschrijving is afstandelijk; opgetekend door een anonieme buitenstaander. De tweede passage beschrijft de gebeurtenissen zoals ze door de hoofdpersoon worden ervaren. Actie Zorg dat er voortdurend iets gebeurt. Beweging houdt de aandacht vast. Onze hersenen reageren sterk op beweging – een oereigenschap die ons helpt gevaren tijdig te spotten. Zolang je de hoofdpersonen dingen laat doen, zit er leven in je verhaal. Elke handeling is een harteklop. Zonder handelingen krijgt het verhaal een cardiac arrest. Dialoog Wat je niet kunt laten zien, kun je misschien laten horen. Beschrijf dialogen van de hoofdpersoon met mensen in zijn omgeving. De wisselwerking zorgt voor spanning. Je kunt de hoofdpersoon ook laten vertellen over iets dat hij heeft gedaan. Maar laat in elk geval de hoofdpersoon aan het woord. De lezer, kijker of luisteraar hoort liever de hoofdpersonen praten, dan de schrijver. Mensen hechten in het algemeen méér geloof aan iets dat ze toevallig ‘afluisteren’ dan aan iets dat hen wordt verteld. (Zoals eerder gezegd, dienen citaten en dialogen ook om de hoofdpersoon te ‘portreteren’. Zijn manier van redeneren en zijn woordkeus verraden iets over zijn persoonlijkheid.) ‘Ik bel om een klapper door te geven.’ ‘Een klapper? ‘Ja, een klapper. Zo noemen wij sinds mensenheugenis een plek onder de rails waar het zand is weggespoeld, waardoor de rails iets doorbuigt – klappert.’ ‘Zeg, dat heet toch wel écht een klapper hè, want anders ga ik hier af.’
Gedachtenstroom Gedachten zijn óók een manier om vaart te houden in een scène. Een gedachtenstroom is een beetje als een dialoog: het is een gesprek van de hoofdpersoon met zichzelf. Strikt genomen kun
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
je de hoofdpersoon niet horen denken. Maar je kunt hem wel interviewen over zijn gedachten. Of hij werkelijk dacht wat hij zegt dat hij dacht, zul je echter nooit zeker weten. Voor sommige journalisten is dat reden genoeg om nooit in dit mijnenveld te treden. Anderen durven het soms wél aan, bijvoorbeeld als ze lang genoeg met de hoofdpersoon hebben opgetrokken om vertrouwd te zijn geraakt met zijn redeneertrant en woordkeus. Of als de hoofdpersoon zijn gedachten (destijds) heeft vastgelegd, bijvoorbeeld in een dagboek, memoires, persoonlijke brieven, e-mails of een blog. Terwijl het sein nog onverbiddelijk op rood staat, begint hij na te denken. Tot een paar maanden geleden regelde de verkeersleiding de aansluitingen voor machinisten. Nu is de ‘logistiek van het personeel’ overgeheveld naar de vervoersmaatschappijen zelf. Alle machinisten en conducteurs hebben een GSM gekregen waarmee ze de nieuwe afdeling Bijsturing Materieel Personeel (BMP) kunnen bellen. Terwijl het sein nog onverbiddelijk op rood staat, beginnen zijn gedachten te rollen. Waarom sprak die vent van de verkeersleiding hem zojuist aan telefoon niet aan met ‘meester’? Sommige, vooral nieuwe verkeersleiders hebben daar een broertje dood aan. Vroeger hield iedereen zich aan de omgangsvormen. Je kende elkaar ook. Maar sinds er meerdere vervoerders op het spoor zijn, hebben de verkeersleiders opdracht onpartijdig te zijn. Effetjes iets regelen voor een NS-machinist is er niet meer bij.
Net als gedachten zijn ook sommige sensaties niet te zien. Je kunt niet altijd zien hoe de hoofdpersoon zich voelt. Maar, opnieuw: je kunt hem er wél over interviewen. Bovendien zijn sommige sensaties voor iedereen hetzelfde, zoals een vinger tussen de deur of een snijdende wind. Betekenis Waarom doet de hoofdpersoon wat hij doet? Wat steekt er achter zijn gedragingen? De hoofdpersoon heeft in elke scène een doel. Hetzelfde geldt voor zijn tegenspeler – al heeft die natuurlijk een heel ander doel. Die doelen geven betekenis aan hun handelingen. Laat die (tegengestelde) doelen in je beschrijving doorklinken, zonder ze expliciet te maken. Het mooiste is als de handelingen en dialogen verraden wat de personages van plan zijn. Hoe je dat doet? Markeer in je aantekeningen handelingen en uitspraken die het doel van het personage verraden. Zorg dat die in elk geval in je scène terechtkomen. De subtielste
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
verwijzingen zijn het leukste. Schenk je lezers, kijkers of luisteraars het genot om zelf iets te ontdekken. Details Details maken de beschrijving. Hoe zien de personages, voorwerpen en locaties er precies uit? Maar wees economisch met je details. Noem alleen kenmerken die typerend zijn. Elke tafel heeft vier poten, maar niet elke tafel is van kersenhout. Vraag je dus af: wat maakt een personage, locatie of voorwerp (tamelijk) uniek? Welke details heeft de lezer, kijker of luisteraar nodig om de persoon, de plaats of het voorwerp te kunnen herkennen? 1. Maak, als je een locatie of hoofdpersoon bezoekt, een lijst van alles wat je ziet, ruikt, hoort en voelt. 2. Vink vervolgens de kenmerken aan die je het opmerkelijkste vindt. 3. Stel die kenmerken later centraal in je beschrijving. Naast beschrijvende details, heb je ook onthullende details. Zoals details die het doel van de hoofdpersoon verraden. Of details die – om de spanning te verhogen – een schaduw vooruitwerpen van de gebeurtenissen die gaan komen: als de detectives bij het huis aanbellen, merken ze dat de deur een beetje open staat. Op hun hoede, gaan ze naar binnen. Het selecteren van de details is een belangrijk onderdeel van het schrijven. Teveel details gaat ten koste van het ritme. Lezers, kijkers en luisteraars zijn bovendien heel goed in staat zélf allerlei details ‘in te vullen’. Wat is er bijvoorbeeld aan de hand met deze toilet in de trein? Op het balkon schittert een grote plas. De deur naar het gerief staat half open; natte voetafdrukken verdwijnen in alle richtingen.
Ons hersenen zijn getraind om plaatjes in te vullen – we vinden dat leuk om te doen! Pas dus op om niet alles voor te kauwen. Schrijven is het zorgvuldig invoegen van sommige details en het zorgvuldig weglaten van andere. Actieve zinnen Stel de handelende persoon voorop in je zinnen en niet degene die de handeling ondergaat. Schrijf niet: ‘De trein wordt stilgezet door de machinist’, maar: ‘De machinist zet de trein stil.’ De machinist is de handelende persoon. Wees alert op
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
‘wordt’ en ‘worden’: waar deze opduiken, is vaak sprake van een passieve zin. Werkwoordstijl In de zin ‘Het stilzetten van de trein kost veel moeite’ wordt het werkwoord ‘stilzetten’ gebruikt als zelfstandig naamwoord: ‘het stilzetten’. Onbewust doen we dat vaak: van werkwoorden zelfstandige naamwoorden maken. Verander de ‘naamwoordstijl’ terug in de ‘werkwoordstijl’: ‘De machinist zet de trein met moeite stil.’ Werkwoorden Kies je werkwoorden zorgvuldig. Zij hebben de meeste impact op de sfeer. Loopt de hoofdpersoon, of sluipt hij? Of is het meer rennen, drentelen, slenteren, sloffen, schuifelen, huppelen, dansen..? Vervang vlakke werkwoorden door werkwoorden die emotie oproepen. In: ‘Hij heeft het koud’ is ‘heeft’ een vlak werkwoord, dat geen emotie oproept. Maar als je schrijft: ‘De kou kruipt onder zijn jas’, ontstaat door het werkwoord ‘kruipen’ een heel andere sfeer. ‘Hij is moe’ kun je vervangen door: ‘Hij vecht tegen zijn vermoeidheid’. ‘Hij is twee meter lang’ door: ‘Hij worstelt met zijn lengte van twee meter.’ Zinnen die beginnen met ‘Hij is…’ of ‘Hij heeft..’ kondigen vaak een zwakke handeling aan. Ook werkwoorden die geen beeld oproepen, kun je beter vervangen. De zin: ‘De machinist zet de trein met moeite stil’ roept niet een sterk beeld op. Dat geldt wél voor: ‘De machinist draait uit alle macht aan een wieltje waardoor de trein knarsend tot stilstand komt.’ Levende voorwerpen Goede schrijvers kunnen zelfs dode dingen tot leven wekken. Een stoel kreunt onder het gewicht van een gebruiker. Een woord rolt uit een mond. Een gedachte baant zich een weg. Gebruik dit stijlmiddel vooral als het alternatief (een mens die iets doet) niet erg aansprekend is. Bijvoorbeeld: ‘Hij loopt op het grind’ is niet zo indringend als: ‘Het grind knispert onder zijn voeten’. Zelfs een stad kan iets dóen: Antwerpen kondigt zijn komst aan met torenflats in de tuinwijk Luchtbal, dan met hijskranen in de havens en tenslotte met de gotische toren van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal.
Associaties
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Als er niet direct een sterk beeld is om te beschrijven, kun je een beeld oproepen uit de beeldbank van de collectieve menselijke ervaring. ‘Hij voelde zich alsof hij zojuist een marathon had gelopen.’ Of maak een vergelijking met iets anders: Boven de hoofden liggen de koffers, rugzakken en sporttassen als processierupsen tegen elkaar. De riemen en hengsels hangen als pootjes naar beneden.
Tot slot • •
•
Wissel de sfeer van de scènes af: kies voor harmonie, rust en schoonheid na spanning, uitdaging en gevaar. Creëer waar mogelijk contrast: zoek het tragische in het komische, het politieke in het persoonlijke en andersom, het bijzondere in het alledaagse, het triviale in het overdrevene, enzovoort. Voeg af en toe een scheutje ironie toe: laat zien hoe de acties van de hoofdpersoon vaak tot het tegenovergestelde leiden. Elk voordeel hep zijn nadeel. Een verkeerde afloop kan een loutering zijn.
Hiervoor hebben we het steeds gehad over het maken van beschrijvingen. Maar wat doe je als er niks te beschrijven valt? Bijvoorbeeld omdat de gebeurtenissen niet spannend en belangrijk genoeg zijn voor een eigen scène. Omdat de hoofdrolspeler saai is. Of omdat de beschikbare kolomlengte of uitzendtijd beperkt is? In die gevallen zit er niets anders op dan de gebeurtenissen in eigen woorden samen te vatten. Tell, don’t show, dus. Hoewel een literaire doodzonde, zit er soms niks anders op. Maar het kan ook prettig zijn om de film af en toe even stop te zetten. Bijvoorbeeld als jij, als schrijver, even iets wilt uitleggen. Zoals: -
Welke handelingen zijn er voorafgegaan? Wat is de voorgeschiedenis? Wat is de geschiedenis (achtergrond) van de hoofdpersoon? Wat is er gezegd voordat we in het spannendste deel van een dialoog vielen? Wat denkt iemand? (Dat kun je niet laten zien, dus dat zal de schrijver zelf moeten vertellen.)
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Probeer een balans te vinden tussen gebeurtenissen die je kunt beschrijven (in scènes) en gebeurtenissen die je, meestal om praktische redenen, moet samenvatten. In een scène is de illusie van beweging en beeld optimaal. In een samenvatting is de informatiedichtheid optimaal. Je kunt de ‘pijn’ wat verzachten door de samenvatting óók van een conflict en een climax te voorzien. Een samenvatting bevat minder actie dan een scène, maar ze bevat wél actie.
Spanning Wat is spanning? Wat bepaalt de spaning in een scène of verhaal? Spanning is niets anders dan… onzekerheid over de afloop. Zo lang de kans bestaat dat er nog iets gaat gebeuren, is er sprake van spanning. Actie Actie is spanning. Want wat beweegt, kan nog alle kanten uit; de afloop is ongewis. Puur door handelingen te beschrijven, zoals hierboven, creeer je al spanning. Chronologie Een chronologisch verteld verhaal is spannend omdat er een ontwikkeling in zit. Tijdbom Nóg spannender wordt een chronologie als er in het verhaal een paar keer een tijdsaanduiding wordt gegeven. De tijd lijkt dan weg te tikken. Bijvoorbeeld: Maandag 12 november, vier uur ’s middags. Buiten woedt een sneeuwbui als An de garagedeur opent…
Foreshadow (vooruitblik) Geef alvast een voorproefje van wat nog gaat komen. Bijvoorbeeld: An wist toen nog niet dat de sneeuwbui in een storm zou veranderen…
Cliffhanger (open einde) Schakel als het spannend wordt ineens over naar een ander, parallel, verhaal. Laat de lezer letterlijk hangen op het spannendste moment. Bijvoorbeeld: Als An met haar twaalf jaar oude Fiat Panda de donkere straat indraait, merkt ze dat haar ruitenwissers het niet doen. Op dat moment, elders in
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
de stad, belt politiecommissaris Stef zijn vrouw dat hij later naar huis komt, omdat hij een haastig ingerichte calamiteitenpost moet leiden…
Perspectiefwisseling Vertel een verhaal vanuit het perspectief van twee of drie verschillende personen (zoals hierboven) en wissel af tussen hun belevenissen. Of switch tussen verschillende plaatsen. Bijvoorbeeld: Stef geeft een klap op de koffiemachine in de hoek van de meldkamer, maar er komt geen druppel uit. ‘Kloteding’, vloekt hij. ‘Als ze maar niet denken dat ik hier de hele nacht zonder koffie bij de telefoon ga zitten!’ ‘Takke!’ roept An tegen haar donkere dashbord. ‘Takke! Als ik die monteur tussen mijn vingers krijg die vorige week mijn APK-keuring heeft gedaan!’
Contrast, tegenstelling Contrasten zorgen voor spanning. Tegenstellingen moeten immers worden overbrugt, niet waar? Of ze monden uit in conflicten. Bijvoorbeeld: Terwijl ze stopt, midden op straat – waar is ze eigenlijk? – vullen haar ogen zich met warme tranen. De wind huilt om haar auto. Zelfs de zijramen zijn nu helemaal besneeuwd. Gisteren om deze tijd lag ze voor de open haard, in de armen van Joris, haar nieuwe vriend, en maakten ze grappen over haar oude Panda…
Mysterie Beschrijf iets of iemand zonder de identiteit meteen prijs te geven. Bijvoorbeeld: Een kwartier geleden nog stond Stef met zijn jas in de hand om naar huis te vertrekken, maar nu kan hij zijn ogen niet afhalen van het kastje in de hoek. Het was hem eerst niet opgevallen, tot een jongere collega er bij kwam staan en druk allerlei toetsjes begon in te drukken. Het was geen computer. Het was kleiner en er was geen scherm…
In- of uitzoomen Ga van groot naar klein of andersom. Zoom in of uit zoals met een lens. Bijvoorbeeld: Het hele land had last van de sneeuwstorm. Vliegtuigen werden aan de grond gehouden. Treinen stonden stil. Opgewonden nieuwsbulletins volgende elkaar op op tv. Amsterdam reageerde zoals altijd op rampen: gelaten. Wie niet naar buiten hoefde bleef binnen, en wie wél naar buiten moest, óók. Er was niemand die op dit moment op dit deel van de Herengracht hoefde te zijn. Anders had hij of zij gezien dat er een klein
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
autootje stilstond, met de lampen aan maar zónder ruitenwissers – en met één wiel boven het water van de gracht. Stef wrijft over het insigne op zijn uniform. Hij kan zich nog herinneren dat hij zijn eerste uniform kreeg aangemeten. Het was een warme zomerdag en de politierekruten stonden sloom en slungelig in de rij. Zijn lichting was later goed terecht gekomen. Daar kon hij trots op zijn. Dat was in de dagen dat de politie nog wat vóórstelde. Tegenwoordig heeft niemand in deze stad meer respect voor een uniform. En niet alleen in deze stad…
Alinea’s Je kunt ook spanning aanbrengen in de opbouw van de alinea’s. Vergelijk: Lisette is woest. Al weken wordt ze door haar zusje gepest. Haar favoriete beer is uit elkaar getrokken, haar mooie vlechten zijn afgeknipt en nu zit ze met een verfrommeld kleurboek in haar handen. Met stijf dichtgeknepen ogen zint ze op wraak.
met: Eerst is haar favoriete beer uit elkaar getrokken. Toen zijn haar mooie vlechten afgeknipt. En nu zit ze met een verfrommeld kleurboek in haar handen. Al weken wordt Lisette door haar zusje gepest. Ze is woest!
Het eerste voorbeeld begint als het ware met een paukenslag en eindigt (in de climax) met tromgeroffel. Het tweede voorbeeld heeft een omgekeerd verloop: het begint met tromgeroffel, gevolgd door een paukenslag aan het eind (de climax).
Volgorde (structuur) Het is tijd om de scènes aan elkaar te schrijven. Het ligt voor de hand om dat chronologisch te doen. Het is al eerder gezegd: de chronologie is een ijzersterke structuur. Ze laat zich makkelijk volgen en biedt de nodige spanning. De klassieke verhaalstructuur is chronologisch. In een ‘klassiek’ verhaal worden de scènes aaneen gesmeed tot actes. En deze actes dwingen het verhaal in een chronologische dwangbuis: •
1e acte (‘voorbereiding’): De hoofdpersoon wordt voorgesteld. Wie is hij? Hoe ziet zijn normale leven eruit? Wat is zijn doel (in het leven, in zijn werk)? Dan gebeurt er iets onverwachts (uitlokkend incident),
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
waardoor dat doel in gevaar komt. De hoofdpersoon maakt zich op om het probleem te overwinnen. •
2e en volgende actes (‘ontwikkelingen’): Het lukt de hoofdpersoon om het probleem te overwinnen, maar de volgende uitdaging loert al om de hoek. Telkens als hij een hindernis heeft overwonnen, doemt er een nieuwe op. De situatie wordt steeds hopelozer. Zal hij nog ooit zijn doel bereiken?
•
Laatste acte (‘ontknoping’): In uiterste een poging zijn leven weer op orde te krijgen (en zijn doel te bereiken) zet de hoofdpersoon in de laatste scènes alles op alles. Hij slaagt erin zijn problemen te overwinnen... of niet. Hij overwint of hij moet zijn nederlaag toegeven. In elk geval komt hij gelouterd uit de strijd. Hij is een ander mensen geworden.
Het is een prachtige, overzichtelijke structuur. Maar helaas niet bruikbaar voor alle onderzoeksverhalen. Want wat doet je als je onderzoek leidt tot een onthulling en je dus groot nieuws te melden hebt? Ga je die onthulling dan bewaren tot het einde van het verhaal, zoals in de klassieke structuur? Ik denk het niet. Journalistieke verhalen beginnen juist met het nieuws. Je kunt de lezers, kijkers of luisteraars niet helemaal tot het einde laten wachten voordat je de belangrijkste gebeurtenis onthult. Ze beginnen anders aan een journalistiek verhaal dan aan een roman. Ze willen snel weten waar het over gaat. Wat is het nieuws? Waarom is het belangrijk? Wat betekent dit voor mij? En hoe ga je het aanpakken als er meerdere personen een belangrijke rol spelen in je verhaal? In de klassieke structuur is er maar één hoofdpersoon en hooguit één tegenspeler (‘antagonist’). En nóg iets: het klassieke verhaal heeft een einde. Er zijn na de laatste scène geen belangrijke gebeurtenissen meer te verwachten. Aan het slot kan de balans definitief worden opgemaakt. Journalistieke verhalen, daarentegen, hebben zelden een definitief einde. Journalistiek is geschiedschrijving terwijl de gebeurtenissen nog in volle gang zijn. Je onthult een probleem, maar of de verwantwoordelijken het probleem nu ook zullen gaan oplossen, is nog onbekend. En zullen de daders, die je in het verhaal hebt ontmaskerd, uiteindelijk ook voor de rechter worden gebracht? En hoe zal de rechter oordelen?
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Voor onthulingen is de klassieke structuur, met zijn dwingende chronologische volgorde van gebeurtenissen, ongeschikt. Maar er zijn óók onderzoeksverhalen waarin niet zozeer iets wordt onthuld, als wel een kijkje achter de schermen wordt geboden. Bijvoorbeeld wanneer je laat zien: • • • •
Hoe iets in elkaar zit (een machine, een apparaat) Hoe iets tot stand komt (een kunstwerk, een gebouw, een beslissing) Hoe iemand iets heeft ontdekt (in zijn werk of op reis) Hoe je journalistiek onderzoek is verlopen
In die gevallen kun je de scènes wél in chronologische volgorde presenteren. Er is dan immers geen onthulling die roet in het eten gooit door een prominente plaats op te eisen. Hieronder vind je (ter inspiratie) voor beide soorten onderzoeksverhalen een uitgewerkte structuur:
Onthulling Heb je iets te onthullen? Volg dan een omgekeerde chronologie. Begin met de conclusie (het nieuws) en ga via de gevolgen naar de oorzaken: 1. Openingsscène De eerste scène moet de lezers, kijkers of luisteraars én boeien én nieuwsgierig maken naar de rest van je verhaal. Goede openingscènes zijn: •
De eerste gebeurtenis uit de chronologie. Dit is de scène waarin het uitlokkend incident plaats vindt.
•
Elke scène die opmerkelijk, spannend en/of mysterieus genoeg is. Ook als deze scène niet aan het begin van de chronologie plaatsvindt. Je kunt gerust ergens midden in het verhaal vallen (in het Latijns is daar een term voor: ‘in medias res’). Je gaat je verhaal immers niet chronologisch vertellen; je gaat op een andere manier samenhang aanbrengen tussen de scènes.
•
De laatste gebeurtenis vóór de grote climax. Dit is de scène waarin alle hoofdpersonen zich opmaken voor de finale strijd.
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
2. Onthulling Schrijf (of vertel) in enkele zinnen wat de belangrijkste conclusies zijn van je onderzoek. Maar ook: • • •
Wat was de aanleiding? Iets in de actualiteit? Hoe heb je het onderzoek uitgevoerd? Waarom zijn de uitkomsten belangrijk voor de lezer, kijker of luisteraar? Wat gaat hij er in zijn leven van merken? Hoe kan hij zijn voordeel doen met de informatie?
Dit is de kern van je verhaal! In wezen is dit de definitieve versie van je hypothese en deelhypotheses. 3. Cliffhanger Shakespeare zou nu zijn moede hoofd laten hangen: je hebt zojuist de ontknoping van je verhaal weggegeven! Hoe denk je de lezer, kijker of luisteraar nu nog geboeid te houden? Door te beloven dat er nog méér komt! •
Geef niet álles weg in de nieuwsalinea. Houd een paar (kleinere) ontdekkingen achter de hand. Vertel dat er verderop in je verhaal nog méér onthullingen zullen volgen. (Zeg bijvoorbeeld: ‘Dit is niet alles wat we hebben ontdekt. Er zijn nog veel meer gevolgen.’ Of ‘Er zijn nog veel meer mensen bij betrokken.’)
•
Maak duidelijk dat er een spannende reconstructie volgt. ‘De uitkomst van de gebeurtenissen mag dan al bekend zijn, maar moet je eens horen hoe het zover heeft kunnen komen!’ Dit is wat Jeroen Smit doet in zijn boek De Prooi. Verderop vertelt Jeroen daar zelf méér over (is dit een cliffhanger of niet?!)
•
Begin met de grote climax, maar bewaar de afwikkeling tot het laatste. Agatha Christie was hier een meesteres in. Haar murder mysteries beginnen met de climax (een moord!). Daarna tonen ze in flashbacks wat er aan de moord is vooraf gegaan. En ze eindigen met de afwikkeling: de scène waarin de hoofdpersoon terugblikt en conclusies trekt. (Dat is de scène waarin Miss Marple of Poirot alle verdachten bij elkaar roept om in hun bijzijn de dader te ontmaskeren.)
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
4. De gevolgen Een klassiek verhaal begint met het begin en eindigt met het einde. Jij bent zojuist echter met het einde begonnen – met de onthulling. Er is veel voor te zeggen om die omgekeerde marsrichting ook verder aan te houden. Dan moet je nu stilstaan bij de gevolgen van de problemen die je hebt onthuld en niet bij de oorzaken. De oorzaken komen als laatste aan bod. Waarom de gevolgen eerst? Omdat de impact van een onthulling vaak belangrijker is dan de onthulling zélf. Dat plastic waterbuizen ongezonde chemicaliën afgeven aan het drinkwater, is de onthulling. Dat er mensen onnodig ernstig ziek worden, is het gevolg. Door vroeg in je verhaal te laten zien wat de gevolgen zijn, geef je je onthulling meer gewicht en trek je meer aandacht. 5. De oorzaken Wat zijn de oorzaken van de problemen die je hebt onthuld? Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Het is praktisch om deze vragen tot het einde te bewaren. Om twee redenen: •
De lezers, kijkers of luisteraars zijn, op dit punt van het verhaal, voldoende doordrongen van de ernst van de onthulde problemen om nu óók te willen weten wat de oorzaken zijn.
•
Vanuit de oorzaken kun je een overstap maken naar het laatste deel van je verhaal, de afsluiting, waarin je ook iets gaat zeggen over mogelijke oplossingen. Je moet de oorzaken kennen om goede oplossingen te kunnen aandragen. Vaak bestaan de oplossingen uit het wegnemen van de oorzaken.
Vertellen in beelden Show, don’t tell! Het is al eerder gezegd. Maar het advies geldt in versterkte mate als je je verhaal met beeld en/of geluid gaat vertellen. Ze zijn een zegen en een vloek: beeld en geluid. Enerzijds hoef je een heleboel niet meer te vertellen, je kunt het immers ‘gewoon’ laten zien en horen. Anderzijds leiden het kijken en luisteren af van de informatie in je tekst. Dus moet je goed nadenken over wat je zelf gaat vertellen, wánneer je dat doet en hóe. Een aantal tips voor het schrijven:
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
•
De eerste minuut De eerste klap is een daalder waard. Zoals in de lead van een geschreven verhaal moeten in de eerste minuut van een tv-verhaal een paar dingen bij elkaar komen. Het belangrijkste doel is dat je kijker ‘blijft hangen’: hij moet je verhaal helemaal willen uitkijken. Toon dus een pakkend fragment, of aansprekende beelden, maar denk niet dat dat genoeg is. Je kijker moet een paar ingrediënten hebben om te willen kijken. Geef iets weg van de aanleiding: Waarom heb je dit verhaal gemaakt? Waarom moet de kijker dit zien? Is er een link met de actualiteit? Zeg of toon iets over hoe je onderzoek verliep: Ben je gehinderd? Wat was lastig of frustrerend? En kan je dat illustreren? Leg ook uit waarom dit verhaal van belang is: Wat gaat je kijker ervan merken? Kan hij er zijn voordeel mee doen? En dat allemaal in een paar zinnen/quotes/beelden. Voorwaar: een kunst. Het zal dan ook niet zelden gebeuren dat je die cruciale eerste minuut pas helemaal als laatste schrijft en monteert.
•
Chronologie Het begin, midden en eind van een verhaal zullen ook in beeld/geluid meestal niet in die volgorde in je uitzending komen. Je zult veelal beginnen met het bijna-einde, want dat maakt nieuwsgierig. Hoe ben je daar gekomen? Vervolgens ga je terug naar het begin. En via het midden werk je naar een definitief einde toe. Je wijst dus vooruit naar wat komen gaat en dat levert spanning op: hoe zou het aflopen? Overweeg om dat ‘bijna-einde’ ook in het soort beelden/geluiden dat je kiest te laten afwijken van de rest van je vertelling. Bijvoorbeeld door andere kleuren, of andere camerastandpunten. Dan springt die spannende vooruitwijzing (foreshadow) er ook zichtbaar uit. Maar pas op: rommel niet teveel in de chronologie. Een kijker of luisteraar kan niet, zoals een lezer, terugbladeren! Hij moet het verhaal in één keer snappen. Goede beeld- en geluidverhalen zijn daarom in hoge mate lineair. Chronologie is meestal de prettigste en makkelijkst te volgen lineariteit. Wijk daar dus (behalve met een enkele vooruitwijzing) zeker niet teveel van af.
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Wijk je tóch af, bijvoorbeeld omdat je twee verhaallijnen langzaam naar elkaar wilt laten toegroeien, ‘help’ je kijker/luisteraar dan. Door misschien steeds een klein titeltje in beeld te zetten (‘kijker, let op, u bent nu weer in Canada’) of een geluidsbumpertje te maken (‘als u dit hoort, bent u weer in Canada’); door een sfeer te kiezen per verhaallijn (Canada is steeds in het blauw gefilmd, en de Caraïben zien wat meer geel) of personage (mevrouw De Vries zit steeds op kantoor, meneer De Vries steeds in de achtertuin). •
Evenwicht Verhalen vertellen voor audiovisuele media is schrijven met tekst en schrijven met beeld. Maar gebruik die twee ‘pennen’ niet tegelijk met evenveel kracht: aan heftige beelden voeg je geen ingewikkelde tekst toe. Eerst het beeld, dan de tekst. Je lezer zal niets onthouden van wat er wordt uitgelegd als op hetzelfde moment in beeld een kip wordt geslacht. Voeg bij ‘ingewikkelde’ teksten een rustig beeld, en houd bij aangrijpende beelden gewoon even je mond.
•
Samenvatten Vat bij langere verhalen zo nu en dan kort samen wat er eerder is gebeurd. Je kijker kan immers niet terugbladeren en kan – dat bedoelen we niet belerend – dat steuntje in de rug wel gebruiken.
•
Cliffhangers Werk met scènes en daarbinnen met cliffhangers. Af en toe een zin als ‘Jan van der Poortere weet nog niet dat hij vanavond zijn kantoor bij Fortis zal ontruimen’ kan de spanning in je verhaal houden.
•
Korte zinnen Schrijf in korte, actieve en enkelvoudige zinnen. Aanhalingstekens, gedachte-streepjes, zin-in-zin constructies? Vergeet het maar! Je kijker/luisteraar zal het niet begrijpen.
•
Tegenwoordige tijd Gebruik waar mogelijk de tegenwoordige tijd, ook als je over het verleden schrijft. Dat levert krachtiger zinnen op, met een stevige punt. Vermijd clichés, bijvoeglijk naamwoorden en stoplappen.
•
Citeren Schrijf je iets aan iemand toe? Doe dat dan aan het begin van je zin. ‘Het CDA speelt met vuur als de
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
premier zo doorgaat met stuntelen, vindt de lijsttrekker van de PVV’, is een prachtige zin. Maar niet op de radio! Daar moet de luisteraar direct weten naar wiens woorden hij luistert. Dus: ‘ Volgens PVV-lijsttrekker…’ •
Oefen Lees je teksten hardop voor aan jezelf, dan merk je direct wat te lang of te ingewikkeld is om naar te luisteren. Je ontwikkelt er ook gevoel voor ritme mee. Want een tekst in staccato en cadans gaat direct ‘wrikken’ als je er een hele lange ingewikkelde zin tussendoor gooit.
Tot slot nog enkele tips bij het filmen: •
Beweging Zorg liever voor beweging in beeld dan voor beweging met beeld (al worden we sinds de videoclip minder snel misselijk van al die zwiepende shots…). Beweging in beeld is altijd spannender, want het doet je afvragen wat er zal gaan gebeuren.
•
Kadrering Denk goed na over de kadrering van de geïnterviewde. Moet hij kunnen wijzen? Of iets kunnen uitleggen? Dan heb je een ruim kader nodig, of bewegingsruimte voor je camera. Verwacht je emoties? Moet je hem kunnen zien nadenken? Dan moet zijn gezichtsuitdrukking goed te zien zijn (dus niet te ruim kadreren).
•
Afleiding Let op dat er tijdens een moeilijk interview achter in beeld niet teveel gebeurt. Je kijker luistert niet meer naar de deskundige als er achter hem in beeld… een kalkoen wordt geslacht.
•
Locatie Kijk goed rond op de locatie: wat maakt deze uniek? Film de unieke details. Dat scheelt een hoop uitleg en het is boeiend om te zien. Zo ook bij sprekers of personages.
•
Handelingen Film handelingen, ze zorgen voor tempo in je vertelling en zijn interessant om te zien. Ga er ook specifiek naar op zoek: kan je met een hoofdpersoon mee op stap? Of moet je een belangrijk onderdeel van je verhaal reconstrueren? Dat kan je combineren met een
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
beeldend vertellende spreker: laat iemand beschrijven wat hij voelde, hoe het rook, wat hij zag. •
Details Film details. Die trekken je de handeling en dus het verhaal in. Schroom de close-up niet.
•
Persoonlijke sfeer Geef ieder persoon in je verhaal zo mogelijk een sfeer mee: in een bepaalde kleur, op een specifieke locatie. Dat helpt bij het onthouden van de personages.
•
Documenten Zorg dat passages uit documenten die je in beeld wilt tonen nog leesbaar zijn (anders leiden ze maar tot vragen bij je kijker), en laat cruciale passages ook nog meelezen als je ze laat zien (liefst door een andere spreekstem). Zo kan je brieven, dagboeken, documenten, mails, notulen, archiefstukken of andere papieren tot ‘sprekers’ in je vertelling maken.
•
Muziek Wees voorzichtig met muziek. Die is zeer sfeerbepalend en al snel te opdringerig of te hard.
•
Zwijg Stop je vertelling niet té vol met informatie. Houd af en toe je mond, en laat je kijker kijken.
Achter al deze tips zit eigenlijk maar één gedachte: maak het je kijker/luisteraar zo makkelijk mogelijk om dat boeiende verhaal te volgen waar jij zoveel tijd en energie in hebt gestoken en dat iedereen moet zien en horen.
KADER Drinkwater
Het onderzoek naar de plastic drinkwaterbuizen had de volgende chronologische stappen (deelhypotheses) opgeleverd: 1. Buizenfabrikanten voegen ongezonde chemicaliën toe aan hun buizen. 2. De overheid staat het gebruik van deze chemicaliën toe. 3. Veel mensen drinken water uit plastic waterbuizen. 4. De plastic drinkwaterbuizen lekken chemicaliën in het drinkwater. 5. De chemicaliën tasten de gezondheid van mensen aan. Voor het uiteindelijke verhaal zijn de scènes later in een andere volgorde gezet:
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
1. 2. 3. 4. 5.
Plastic drinkwaterbuizen lekken chemicaliën in het drinkwater. (= nieuws) De chemicaliën tasten de gezondheid van mensen aan. (= ernstig gevolg) Veel mensen drinken water uit plastic waterbuizen. (= oorzaak) Buizenfabrikanten voegen ongezonde chemicaliën toe aan hun buizen. (= oorzaak) De overheid staat het gebruik van deze chemicaliën toe. (= oorzaak en opmaat naar de oplossing)
6. Afsluiting Zoals gezegd smaken wij journalisten maar zelden de triomf van een bevredigende afronding. Hoe vaak heb je je verhalen kunnen eindigen met: alle boeven zitten in het gevang en het probleem kan zich nooit meer voordoen…? In plaats van met een afronding, zullen we ons vaak tevreden moeten stellen met een afsluiting. Het beste is om niet te proberen een bevredigend einde aan je verhaal te maken. Sla het einde gewoon over en ga direct door naar de afwikkeling! De afwikkeling is een terugblik én een vooruitblik: •
Wat hebben de hoofdpersonen van de gebeurtenissen geleerd? En wat gaan ze nu doen? Hoe is hun leven (of hun kijk op het leven) door de gebeurtenissen veranderd?
•
Welke oplossingen zien de hoofdrolspelers voor de problemen? Welke oplossingen zien deskundigen? Welke oplossingen zie je zelf?
•
Waarom zijn die oplossingen nog niet toegepast? Wat houdt ons tegen?
Misschien heb je met je verhaal onrust veroorzaakt. Je lezers, kijkers of luisteraars zijn nu misschien gealarmeerd. Dit is het moment om hen een beetje gerust te stellen! Je bedoeling was om paniek te zaaien, maar om een einde te maken aan een dreiging of misstand. Dus denk mee over de oplossingen! Als je niet kunt laten zien hoe je verhaal eindigt, toon dan in elk geval hoe het zou kúnnen eindigen!
Kijkje achter de schermen
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Wanneer je een reconstructie maakt, of een ooggetuigenverslag van iets wat je zelf hebt meegemaakt, dan is een chronologie heel bruikbaar. 1. Voorbereiding In de eerste scène(s) stel je de hoofdpersoon voor. Wat is zijn achtergrond? Hoe ziet zijn normale leven eruit? Wat is zijn routine? (Dit is nodig om aan het einde van het verhaal te begrijpen hoe ingrijpend de veranderingen zijn op het leven van de hoofdpersoon.) Val in het leven van de hoofdpersoon op het moment dat deze met een belangrijke uitdaging wordt geconfronteerd. 1. Hoofdpersoon heeft een normaal leven. Met ups en downs. Maar niets bijzonders. We zien hem aan het werk terwijl hij zich voorbereidt om een doel te bereiken. 2. Hoofdpersoon ziet zich plots geconfronteerd met een incident dat zijn doel in gevaar brengt (‘uitlokkend incident’). 3. Hoofdpersoon onderneemt stappen om deze kleine hindernis weg te nemen of te omzeilen. 4. Hoofdpersoon slaagt en kijkt weer vooruit naar zijn doel. Maar daar ziet hij het volgende – iets ernstiger – conflict al opdoemen. 2. Ontwikkelingen Laat de hoofdperoon in de volgende scènes worstelen met verschillende obstakels die zijn doel blokkeren. 1. Hoofdpersoon ziet zich geconfronteerd met een verslechtering: een obstakel, een beperking of iets dat hem afleidt van zijn hoofddoel. 2. Hoofdpersoon onderneemt stappen om de hindernis weg te nemen of te omzeilen. 3. Hoofdpersoon bereikt zijn doel. Maar het blijkt een tijdelijke triomf. 4. Hoofdpersoon ziet zich geconfronteerd met een nieuwe verslechtering: een nieuw obstakel, een nieuwe beperking of iets dat hem afleidt van zijn hoofddoel. 5. Hoofdpersoon onderneemt stappen om de hindernis weg te nemen of te omzeilen. 6. Hoofdpersoon bereikt zijn doel. Maar het blijkt een tijdelijke triomf.
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
Enzovoorts… 3. Climax Werk toe naar een climax. Laat zien op welke manier de hoofdpersoon zijn doel uiteindelijk weet te bereiken. Of, als hij zijn doel niet kan bereiken, hoe hij tot de conclusie komt dat zijn doel onbereikbaar is. Laat in de laatste scènes zien hoe de hoofdpersoon reageert op zijn overwinning of nederlaag: hoe gaat hij er mee om? Wat heeft hij er van geleerd? Hoe heeft het hem veranderd? 1. Hoofdpersoon bereidt zich voor op de finale confrontatie met zijn probleem en/of tegenspeler(s). 2. De hoofdpersoon kijkt zijn tegenspeler(s) in de ogen. Dan volgt de laatste krachtsinspanning. 3. Hoofdpersoon wint de grote slag. Of verliest. 4. Afwikkeling: De hoofdpersoon blikt terug op de gebeurtenissen en trekt er lering uit. Afwijkingen van de chronologie Zelfs als je het verhaal chronologisch vertelt, kun je af en toe met de volgorde ‘spelen’: Proloog of introductie Begin je verhaal met een mooie scène die in de chronologie eigenlijk niet aan het begin thuishoort. Kies een hele opmerkelijke, spannende en/of mysterieuze scène, die bovendien het probleem waarover je het gaat hebben prachtig samenvat. Dit gebeurt vaak in non-fictieboeken, en wordt dan ‘proloog’ of ‘introductie’ genoemd. Begin met de ontknoping Stel: je reconstrueert gebeurtenissen waarvan ontknoping al uitgebreid in het nieuws is geweest. Zoals Jeroen Smit toen hij aan zijn boek over ABN Amro begon: iedereen wist toen al dat de eens trotse Nederlandse bank ten prooi was gevallen aan buitenlandse banken. Je kunt dan net zo goed met het hoogte(of diepte-) punt beginnen. En vervolgens de vraag stellen: hoe heeft het in hemelsnaam zover kunnen komen? Flashbacks Je vertelt de gebeurtenissen weliswaar in chronologische volgorde, maar af en toe maak je even een uitstapje naar het verleden, door een scène te beschrijven die veel éérder heeft
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
plaatsgevonden. Schrijvers gebruiken deze techniek vooral om de keuzes en beweegredenen van hun hoofdpersoon toe te lichten: hij handelt nu zo omdat hij in het verleden het volgende heeft meegemaakt…
Meervoudige personages Wat te doen, ten slotte, als meerdere personen een hoofdrol opeisen in je verhaal (wat vaak het geval is)? Je lezers, kijkers of luisteraars kunnen best omgaan met meerdere hoofdpersonen – zolang die elkaar maar niet voor de voeten lopen! Dat betekent: •
Zorg dat elke scène maar één hoofdpersoon heeft.
•
Stel elke hoofdpersoon de eerste keer nadrukkelijk voor door hem te beschrijven en iets over zijn achtergronden te vertellen. Zo voorkom je dat de lezers, kijkers of luisteraars de personen door elkaar gaan halen.
•
Zorg dat de scènes met verschillende hoofdpersonen tóch logisch op elkaar aansluiten. Door de overwinning van de ene hoofdpersoon voor te stellen als een uitdaging voor de volgende. Bijvoorbeeld: door antioxidanten in hun buizen te stoppen, hebben de buizenfabrikanten een probleem overwonnen, namelijk dat de plastic buizen anders onder de grond snel zouden vergaan. Deze oplossing vormt echter een probleem voor de inspecteurs van de overheid, die moeten zorgen dat er geen gevaarlijke chemicaliën in het drinkwater terechtkomen.
•
Je kunt ook kiezen voor parallelle verhaallijnen. Vertel de verhalen van twee of drie hoofdpersonen afzonderlijk. Geef de verhalen elk een eigen climax. En houd ze van elkaar gescheiden door ze op geografisch gescheiden plaatsen te laten spelen. Je kunt de parallelle verhalen na elkaar vertellen, maar je kunt ook heen en weer gaan tussen de verhalen.
•
Een variant daarop zijn de convergerende verhaallijnen. Opnieuw hebben alle hoofdpersonen hun eigen verhaal, maar nu komen hun verhalen aan het einde, bij de climax, samen. Zo kun je bijvoorbeeld de levensverhalen vertellen van twee of drie mensen die
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009
elkaar op zeker moment in hun leven bij een dramatische gebeurtenis tegenkomen. Als je wilt weten hoe je een verhaal zónder onthulling en met maar één hoofdpersoon kunt opbouwen, kijk dan in het kader ‘De klassieke structuur’.
Tot slot •
Schrijven is schrappen. Je beste vriend is de schaar. Zinnen die niet lekker lopen en die je na twintig keer herschrijven nóg steeds kiespijn bezorgen, kunnen gemist worden als kiespijn.
•
Creëer een ‘edittrail’: sla het document met je verhaal aan het eind van elke werkdag op onder een andere naam: versie 1, versie 2, versie 3 etc. Je voelt je dan minder geremd om af en toe rigoureus te schrappen, omdat je weet dat altijd op de verwezen passages kunt teruggrijpen in eerdere versies.
© Afkomstig uit: Luuk Sengers (red.), Onderzoeksjournalistiek. Researchproces van idee tot verhaal, Lannoo Campus 2009