E EN L EUVENS MEESTERWERK Bespreking van Hout in boeken, houten boeken, en de ‘fraaye konst van houtdraayen’. Onder redactie van Luc Knapen en Leo Kenis. Leuven, Maurits Sabbebibliotheek en Uitgeverij Peeters, 2008, 23 x 32 cm, 374 pp., ISBN 978-90-429-2057-6, € 90,door Piet Offermans
Grote gebeurtenissen scheppen grote angsten. Dat is altijd zo geweest Aan de vooravond van de 21ste eeuw vreesden velen dat de geordende samenleving knarsend tot stilstand zou komen. Want de orde was afhankelijk geworden van een digitale infrastructuur en die werd op zijn beurt bedreigd door talloze softwarevirussen die het raderwerk lam konden leggen. De tijd zou blijven stilstaan, de wereld zou geschiedenis worden. De boosdoener: de millenniumbug. Maar de klok tikte door en het zal menigeen acht jaar later moeite kosten zich het doemdenken van de millenniumwisseling voor de geest te halen. Niet de wereld, de bug is geschiedenis geworden. Was het maar waar. Welke computergebruiker voorziet zich niet van uiterst defensieve veiligheidssystemen en vuurwallen en ander agressief oorlogstuig om de vijandelijke viruslegers buiten de (USB -)poorten te houden? Want de angst is universeel en reëel. Voor je het weet zijn bestanden gewist, is het systeem gecrasht, is intellectuele productie in rook opgegaan. Die kleine gore rotbeestjes, die virussen zijn een permanente bedreiging van onze beschaving. Boekenwurmen Een aardig bijproduct van het lezen in Hout in boeken is het besef dat er in het bedreigen van de beschaving niet echt iets nieuws onder de zon is. Een aanzienlijk deel van het boek gaat over het benutten van hout voor de vervaardiging van boeken, voor het produceren van hun inhoud, bijvoorbeeld in de vorm van houtgravures, en voor het omgaan met en het opslaan van boeken. Allemaal hout. En dus maaltijd voor de bugs van de voorbije eeuwen: de boktor, de houtworm, de kever. Ze hebben in de Maurits Sabbebibliotheek, waar het boek is ontstaan, een Natuurlijke Historie staan met een afbeelding van de dendrobium pertinax [afb. 1], een gevreesde houtliefhebber, die samen met andere ‘boekenwurmen’ een bijna funeste aanval heeft gedaan op het middeleeuwse en vroegmoderne boekenbestand. In de Parijse Bibliothèque du Roi moesten, om de bibiotheek te redden, alle houten platten (kaften) van middeleeuwse manuscripten verwijderd worden en vervangen door marokijnen banden. Menige boekenstandaard en -kast ondergingen hetzelfde lot. De aanslagen van de boekenwurm hebben uiteindelijk het hout uit het boek gehaald, maar zijn zege is niet totaal geweest. Het is voor ons, met een [1] Dendrobium pertinax afgebeeld in Natuurlijke Historie..., volgens het toekomstvisie die erop neerkomt dat wij de aarde en samenstel van den Heer Lin-naeus. onszelf aan het vernietigen zijn, wellicht een troostvolle Amsterdam: by de erven van F. Houttuyn, gedachte dat we niet altijd zèlf aan de poten van onze 1766. Deel I, IX, plaat LXXIII (K.U. boekenstaanders hebben zitten zagen. En belangrijker: Leuven, Maurits Sabbebibliotheek, Hout in boeken biedt ons, gezien zijn rijke inhoud, ook Berchmanianum, W bV 2/9; foto Luc hoop: het is ons blijkbaar gelukt om die historische Knapen). bugs de baas te blijven. Kunstwerk en handwerk Het is wellicht een vooroordeel, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de Nederlandse cultuur en haar historie door onze zuiderburen meer gekoesterd worden dan door Noord-Nederlanders. Wie dit idee in twijfel trekt moet maar eens een betere verklaring geven
van het feit dat het kampioenschap van het Groot Dictee der Nederlandse Taal een Vlaamse aangelegenheid is. Voor Vlamingen telt ons cultuurgoed nog, er is een levende link met het verleden; voor hen is dat verleden geen Schnee von Gestern. Een onbewezen generalisatie, oké. Maar het schitterende Hout in boeken vertoont weer die kunst van het harmonisch verweven van verleden en heden, van kunstwerk en handwerk, van unieke prestatie en alledaagsheid. Typerend is ook dat een der redacteuren van het boek, Luc Knapen (bibliothecaris Maurits Sabbebibliotheek KU Leuven), de drijvende kracht achter het hele project, zich het handwerk van het houtdraaien heeft eigengemaakt, en: ‘vervolgens sloot ik mij aan bij de afdeling Limburg van het Vlaamse gilde van houtdraaiers’. Het is evident dat deze verbintenis van cultuurhistorie en hedendaags ambacht deze levende getuigenis van een stuk houten kunst-historie mogelijk heeft gemaakt. Voor wie wil kennismaken met de fraaye konst van houtdraayen, voor wie prachtige resultaten van deze kunst wil bewonderen, voor wie wil lezen over het dateren van hout via de dendrochronologie en wil leren van het werken met draaibanken in de literaire verbeelding en de technische praktijk, voor hem is dit boek een aanrader. En zeker ook voor de persoon die, zoals ondergetekende, wel wist dat hout en boek met elkaar te maken hadden, maar niet dat er uit die verbintenis zoveel moois is voortgekomen. Hout in boeken Oorspronkelijk is hout vooral gebruikt ter bescherming van de perkamenten bladzijden. Het woord codex voor boek vindt zijn etymologische oorsprong in caudem of boomstronk. Hout was er in overvloed, was stevig, resistent en goed bewerkbaar. De zware, stijve berderen (plankjes) waren uiterst geschikt om het middeleeuwse boek in goede conditie te bewaren. Hoe groter of dikker het boek, hoe zwaarder en stijver de planken. De planken, rug en snede van het boek werden door de boekbinder afgewerkt met perkament en leer. Sloten,pennen, doppen en vensters werden aan de berderen vastgemaakt. Pas in de 16de eeuw verloor die zware, dikke houten kaft veel van zijn populariteit: ‘Hout werd voor het middeleeuwse boek een onelegante, lastige en soms zieke verpakking, schadelijk voor de inhoud’. Met dank aan de boekenwurm. Maar toen waren wel volgens een eeuwenlang gelijkgebleven handmatig boekbindersprocedé de schitterendste boekomslagen gemaakt. [afb.2] Blokboeken Terwijl het hout in de boekomslagen langzaam verdween, kreeg het voor de inhoud een nieuwe betekenis. In het midden van de 15de eeuw begonnen boekenmakers te experimenteren met een nieuwe vorm van letterproductie die de geschiedenis is ingegaan als de uitvinding van de boekdrukkunst. Het handschrift gaat zijn plaats afstaan aan de gesneden houten of metalen letter. De vroeger populaire visie van de opeenvolging handschrift / (houten) blokboek / losse drukletter is door onderzoek achterhaald. Blokboeken bevatten bladzijden die bedrukt waren door middel van een houten blok, waarin de inhoud van de bladzijde uitgesneden was. Zeker aanvankelijk werd het blok vooral gebruikt voor het snijden van afbeeldingen. Het oudste bekende blokboek, Exercitium super Pater Noster [afb. 3] bevat een reeks allegorische [2] Voorplat van responsariale (© Cultura taferelen die de reis voorstellen van ‘de brueder’ die gegidst wordt door een ‘bode’. Het Exercitium, gedateerd Fonds, Dilbeek; foto: Miel Verhasselt, Sint-Martens-Bodegem). rond 1450, toont helder de overgangsfunctie van het vroege blokboek. Het bestaat uit acht van een blok gedrukte taferelen, die de betekenis uitbeelden van de acht verzen van het Onze Vader. In de taferelen zijn de (Latijnse) inscripties met de hand geschreven, en dat geldt ook voor de verklarende tekst in het Vlaams onder elk tafereel. Blokboeken voorzagen in de 15de eeuw in een grote behoefte aan stichting en lering. Normen en waarden moesten worden overgedragen aan een grotendeels analfabeet publiek. Visuele overdracht was toen, en nog eeuwen daarna, noodzakelijk om de gelovige / burger te
bereiken. De mogelijkheid om afbeeldingen in grotere aantallen te kunnen reproduceren kwam buitengewoon van pas. Het wekt derhalve nauwelijks verwondering dat de meeste blokboeken een didactische en moraliserende inhoud hebben, met een overwicht van bijbelse onderwerpen. Om de samenhang tussen beeld en tekst in het Westeuropese blokboek te onderstrepen neemt Nigel F. Palmer in zijn bijdrage een citaat over uit een editie van een van de beroemdste blokboeken, de Ars moriendi:
[3] Exercitium super Pater Noster, chiroxylographische editie pl. 8 (© Paris, Bibliothèque nationale de France, Rés. Xylo. 31, L’une des septe demandes de l’oraison dominicale).
‘Maar opdat “dese materie”voor iedereen vruchten moge dragen en opdat niemand uitgesloten zou worden van de contemplatie ervan, maar iedereen er moge leren hoe een goede dood te sterven, wordt het in een vorm gegoten die iedereen kan zien en begrijpen, in tekstvorm ten bate van de geletterden en in beeldvorm ten bate van zowel de ongeletterden als de geletterden. Deze twee voorstellingsvormen staan in verband met elkaar en werken als een spiegel waarin elementen uit het verleden en toekomst weergegeven worden alsof ze nu aanwezig zijn.’
Houtsnede Het sacraalste hout in de westers christelijke traditie is ongetwijfeld het Kruishout. De Kruishoutlegende is talloze malen afgebeeld in houtsneden en miniaturen. Een schitterend voorbeeld van het laatste wordt in Hout in boeken afgebeeld bij de bespreking van het getijdenboek van Katharina van Kleef, midden 15de eeuw. [afb. 4] Uit het eind van die eeuw stamt de ingekleurde houtsnede bekend als de Grote Passie, een vertelling van (een deel van) het lijdensverhaal in 13 scènes. Het is een ‘strip’bladzijde van dertien tekeningen met summiere tekst, te lezen van links onder naar rechts boven. Ook hier nog steeds het harmonisch samengaan van oud en nieuw: de druk in zwarte inkt is handmatig ingekleurd met vijf kleuren en gehoogd met goud. [afb. 5] Het kwam trouwens in die vroege drukken vanaf het midden van de 15de eeuw nog regelmatig voor dat de verluchting met de hand geschiedde, in de vorm van miniaturen of versierde initialen. Maar het merendeel van de vroege drukwerken uit de 15de eeuw was toch verlucht met houtsneden. Het was ook heel gewoon om de afbeeldingen van een blok in andere boeken te hergebruiken. De houtsnede is tevens van cruciaal belang geweest in de geschiedenis van de emblemata of [4] De boom groeit op Adams graf. Getijdenboek voor Katharina van Kleef, embleemboeken. Dat waren boeken waarin allerlei Utrecht, 1442-1445 (© New York, thema’s op een zinnebeeldige manier aan de orde werden Pierpont Morgan Library, M. 917, f. 210 gesteld. Uiteraard moeten we daarbij vooral aan PML). stichtelijke, ‘zedekundige’ onderwerpen denken. Emblemata waren zeer populair in de 16de en 17de eeuw, met bekende voorbeelden als de door de Antwerpse drukker Plantijn uitgegeven Emblemata van Andrea Alciati, en de emblematabundels van Jan Luiken, ruim een eeuw later. In de 16de
eeuw werden de zinnebeeldige voorstellingen merendeels uit het houtblok gesneden. Plantijn heeft nog uitsluitend houtblokken gebruikt. Pas aan het eind van de eeuw gaat men het snijden en graveren in koperplaten (kopergravure of Kupferstich) zo goed beheersen dat het houten blok langzaamaan het veld moet ruimen.
Xylotheken In de rijke informatiestroom over de relatie tussen hout en boek laten de samenstellers van Hout in boeken nog een exotische zijriviertje uitmonden. Ze besteden een deel van hun boek aan xylotheken en xylaria. Dat zijn, letterlijk vertaald, bewaar-, opslagplaatsen van hout. Het grappige is dat de houtmonsters werden opgeborgen in kistjes die rechtstandig in een kast werden gezet, met een boekenrug naar de toeschouwer. In bookalikes dus. [afb. 6] De xylotheken zijn het resultaat van de in de 16de en 17de eeuw ontwakende belangstelling voor de natuur. Allerlei [5] De Passie van Christus, Parijs 1480-1500 (© Paris, exotische rariteiten werden tentoongesteld in Bibliothèque nationale de France, département des de zogenoemde ‘Wunderkammern’. Ging het Estampes et de la Photographie, Ea 5 rés. Incunable). over hout en houtsoorten dan heetten ze ‘Holzkabinetten’. In de 18de eeuw zijn hieruit de xylotheken ontstaan, niet alleen, maar toch voornamelijk in Duitsland. Duitsers hebben ze ook wel geëxporteerd, en de actieve belangstelling voor deze nep-bibliotheken is tot op heden blijven bestaan. Een voorbeeld in Nederland is het museum Martena in Franeker, waar een nieuwe boekenmolen is te bewonderen met achter glas de 18de-eeuwse Von Schlümbachcollectie.
[6] Rug aan rug op een boekenplank geplaatst geven houtboeken – hier van Sterrenwacht Kremsmünster – de indruk een gewone bibliotheek te zijn (foto: Pater Armand Kraml).
Meubilair Die Franeker boekenmolen brengt ons ten slotte bij misschien wel het meest alledaagse aspect van het culturele erfgoed van het boek: de inrichting, het meubilair van het scriptorium en de bibliotheek. Lezen – en schrijven – kun je in principe overal. In bed, in de trein, op de hei. Dat scheelt niet zoveel met vroeger, toen in de koets de tijd vaak al lezend stukgeslagen werd. Schrijven is moeilijker, ook nu, alhoewel, met een laptop en een boordevolle reservebatterij...
Maar toen, en nu, was een aparte lees- en/of schrijfkamer toch favoriet: een scriptorium, een studio, of een verblijfplaats der muzen, een museum. Maar evenzogoed bestonden in kloosters reusachtige schrijfzalen met tientallen bikkelende monniken en grote bibliotheken annex. Situaties die wel moesten leiden tot mysterieuze en tragische gebeurtenissen zoals verbeeld in In de Naam van de Roos. Die monniken zaten op kisten (soms met de boeken erin), banken, stoelen met en zonder rug- of armleuningen, en gezien de afbeeldingen moeten ze het vaak in de rug hebben gehad. De ergonomische omstandigheden in scriptoria en studio’s waren ook anderszins niet best. Kou, en vooral koude vloeren waren een plaag. Daar hebben ze het schabel voor uitgevonden, het scabellum of voetenbankje, zodat de kou niet al te zeer kon optrekken. Lezen en schrijven gebeurde, zittend of staand, aan een lezenaar of lessenaar (Schreibpult), een hellend schrijf- of leesvlak, dat vaak de deksel was van een opbergruimte voor schrijfbenodigdheden. Boeken opbergen gebeurde in kisten of kasten, dikwijls aan de ketting, en soms gebruikersvriendelijk opgesteld in een ronddraaiende kast, een boekenmolen: niet de lezer ging naar het boek, het boek kwam naar de lezer. In Hout in boeken is een artikel opgenomen (‘Het boekenrad of de wereld binnen handbereik’) waarin een uiterst curieus en ingenieus meubelstuk van de studeerkamer compact en overzichtelijk beschreven wordt. Met name wordt aandacht besteed aan het befaamde boekenrad van Agostino Ramelli (16de eeuw). [afb. 7] Het werkte als het schoepenrad van een watermolen. Met een mechanische overbrenging kon de gebruiker het in beweging zetten om zodoende een gewenst boek naar zich toe te halen. Dat maakte gesleep met een heleboel zware folianten overbodig, want er konden heel wat van die boeken in de molen. Belangrijker was het idee dat erachter zat. We zitten in het tijdperk van het humanisme. De geleerden moesten kunnen studeren, schrijven, raadplegen en citeren. Het boekenrad was zeer behulpzaam. Toch concludeert de schrijver van het artikel dat het rad weliswaar een spectaculaire uitvinding is geweest, maar niet echt functioneel is gebleken. Het werd een pronkstuk voor rijken en geleerden, een museumstuk. Maar hij legt wel een link met het heden, [7] Boekenrad met ingebouwd tandwielmechanisme in waarmee ook ik terug ben bij het begin van deze Agostino Ramelli, Le diverse ed artificiose machine bespreking van dit boek, dat een plaats verdient Parijs, 1588, plaat 188 (© Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, II, 74557 V). tussen al het hout en perkament en leer en al die boekenpracht die er in beschreven wordt: ‘Het concept is daarentegen wel vruchtbaar gebleken: het nagenoeg “gelijktijdig” raadplegen van catalogi werd een voorafschaduwing van “hypertext” met zijn eindeloze vertakkingen (‘links’), de personal computer, internet...’ © Piet Offermans & rabelais.nl, april 2008