Vereniging tegen de Kwakzalverij al sinds 50 jaar beweert over Moerman en zijn adepten. Een tweede argument om aan Wiese's neergang enige bekendheid te geven is dat daarmee de woorden van wijlen Dr. O.M. de Vaal uit 1973 nog eens worden bevestigd. Deze beweerde - in een artikel over de toen opkomende acupunctuur - dat er geen redenen zijn om te veronderstellen, dat er onder artsen minder geestesziekten voorkomen dan onder de gemiddelde bevolking. Alternatieve artsen vormen in mijn ervaring in dit opzicht een duidelijke risicogroep en velen van hen zouden eigenlijk al tijdens hun studie uitgeselecteerd hebben moeten worden. Er zijn nogal wat voorbeelden van alternatieve artsen, die later echt gek zijn geworden. Momenteel is de frauduleuze homeopaat Benveniste in Frankrijk ( enkele jaren geleden nog ere-gast van de VHAN, wat dacht u) bezig als een querulant te procederen tegen zijn kritici en mevrouw Sickesz, grondlegster van de zgn. orthomanuele geneeskunde, beweert tegenwoordig de oorzaak van schizofrenie te hebben ontdekt: deze zou gevolg zijn van een subluxatie (scheefstand) ergens in de halswervelkolom! De heer Houtsmuller blijkt nu nog goed in staat een coherente brief te schrijven, maar wij zullen hem - zoals wij dat ook met Wiese, Benveniste en Sickesz doen - belangstellend en kritisch blijven volgen.
Het bestuur heeft op 13 januari 1998 besloten de heer Durk Meijer, arts te Overdinkel, als lid te royeren. Zijn activiteiten kwamen ter sprake in het Actieblad van september 1997 en kort daarop attendeerde de heer Meijer ons erop, dat hij 'ook tegen kwakzalverij' was en zelfs lid was van de VtdK. Op grond van artikel 6, lid 4 is Meijer het lidmaatschap ontzegd. De door het bestuur aangevoerde gronden zijn: toepassing van homeopathie en lidmaatschap van de VHAN, toepassing van natuurgeneeswijzen en lidmaatschap van de ABGN, toepassing van de Moerman-methode en tenslotte aanwending van 'kruiden uit de Zuid-Amerikaanse jungle', naar het oordeel van het bestuur pathognomonisch voor kwakzalverij.
'Tussen Waarheid & Waanzin, een encyclopedie der pseudo-wetenschappen': een meesterwerk! Boekbespreking In Vuile Handen, deel 2 van de aanbevelenswaardige romancyclus Het Bureau van J.J. Voskuil, vindt op een gegeven ogenblik (p.76) discussie plaats over de vraag of spiritisme ook tot de op het Bureau bestudeerde volkscultuur behoort. "Maarten bekeek het knipsel. 'Het is natuurlijk ook zo dat ik de pest aan deze dingen heb.' 'Helemaal mee eens! ' zei Jan. 'Spiritisme, dan denk je aan halfgare oude vrouwen.' 'Dat mag nooit het criterium zijn,' vond Bart. 'In de wetenschap moetje objectief zijn!'
Zie hier in een nutshell welke mogelijkheden er zijn om met de wereld van alterneuten, ufologen, paragnosten, astrologen e tutti quanti om te gaan. Waarschijnlijk stelt de meerderheid van de gewone mensen zich op het overzichtelijke standpunt, dat je vaak al op je klompen aanvoelt uit welke hoek de onwaarschijnlijke claims en observaties komen en keert zich er, zonder veel omhaal, van af om over te gaan tot de orde van de dag. Om misverstanden te voorkomen: dit is een volstrekt aanvaardbare en mogelijk zelfs erg verstandige manier om om te gaan met de stortvloed aan onzin, die dagelijks over de moderne mens wordt uitgestort. Oscar Wilde zei het al: 'Alleen oppervlakkige lieden gaan niet op de schijn af.' Toch bestaat er bij menigeen de behoefte om iets meer te weten te komen over die toch vaak intrigerende en kleurrijke wereld en de motieven daarvoor kunnen zeer gevarieerd zijn. Soms zal een geheime fascinatie aanleiding zijn tot bijzondere interesse in de wereld van het paranormale, soms zit men verlegen om argumenten in het debat met gelovigen in familie of kennissenkring, die vaak een sterke zendingsdrang kunnen tonen, soms is het de poging om mensen te begrijpen, die men eerder respecteerde en waardeerde en die later een moeilijk te volgen Werdegang maakten. Ook oprechte bezorgdheid over de eventuele slachtoffers van die schimmige wereld en de behoefte daar iets tegen te ondernemen noodzaakt iemand om minstens oppervlakkig kennis te nemen van het gedachtengoed van alternatieve denkers en zieners. Bronnenonderzoek en terug gaan naar de wortels is natuurlijk de meest wetenschappelijke benadering, maar dat vergt een enorm tijdsbeslag en de stof is vaak bijzonder moeilijk te doorgronden. Gelukkig zijn er overzichtswerken, die in de behoefte kunnen voorzien en die de drukbezette wetenschapper, arts of journalist veel tijd kunnen besparen: 'Wissenschaft ist wissen, wo man etwas finden kann!' Nu zijn de boeken, die een overzicht geven van de alternatieve wereld of delen daarvan, grofweg in drie soorten te onderscheiden. In het eerste type wordt er naar gestreefd een zo zakelijk mogelijke weergave te presenteren van het alternatieve gedachtengoed en blijft de eigen mening van de auteur buiten beeld. Omdat er in die schimmige wereld zo veel onzin, bedrog en illusies voorkomen, is iemand die dat alles zonder enige kritiek of humor kan beschrijven in mijn ogen al bij voorbaat enigszins verdacht. Hoogstens geeft zo'n auteur in het voorwoord nog even te kennen, dat hij niet alles meent, wat hij schrijft en dat hij zijn eigen mening ergens anders wel kenbaar zal maken, maar daar blijft het dan bij. Vervolgens wordt op trouwhartige wijze alle alternatieve onzin beschreven en uitgelegd. Zo'n boek wordt dan ook geschikt om gelezen te worden door mensen, die er in willen geloven, hetgeen de omzet zeer ten goede komt. Een prototype van een dergelijk boek is het sinds 1976 steeds herdrukte en uitgebreide 'Geneeswijzen in Nederland' van de arts Paul van Dijk. Een Volkskrant-recensent beval dit boek terecht aan aan degenen, die in alternatieve geneeswijzen willen geloven. Op iedere bladzijde staat de grootste onzin: 'Met behulp van electroacupunctuur is na te gaan of een bepaald homeopathisch middel geschikt is voor de patiënt' (p.175,8ste druk). Enzovoorts. Het tweede type boek over pseudo-wetenschap en war-
hoofderij wordt geschreven door auteurs, die - anders dan Paul van Dijk - scherpe tegenstanders zijn van het gedachtengoed van hun onderwerp en daarvan in overvloed blijk geven. Dit type boek is al veel beter te verteren dan het eerste genre, maar nogal eens vertoont de schrijver zo'n drang tot overtuigen en argumenteren, dat zijn gedrevenheid overeenkomsten toont met de instelling van diegenen, die hij beschrijft. Gevaren en risico's worden soms overdreven en de humor, waar het onderwerp als het ware om smeekt, ontbreekt te vaak. Toch zijn deze boeken nuttig en ze bevatten vaak veel bruikbare feiten, citaten, anekdotes en historie. Een prototype van dit soort is bij voorbeeld het 'American Health Quackery' (1992) van J.H. Young. Dat is een zeer leesbaar en erudiet boek, waaraan ik zelf o.a. de kennis ontleende dat kwakzalvers in de hel van Dante zeer diep zijn opgeborgen als teken dat hun bedrijf ook in de Middeleeuwen al als zeer zondig werd beschouwd. Alleen zo'n feit maakt het boek zijn prijs al waard! Toch bekruipt je bij het lezen van het boek het unheimische gevoel, dat de auteur, zelf geen medicus, de gevaren van de kwakzalverij overdrijft en een net iets te grote morele verontwaardiging toont. Het is een nuttig soort boek, maar zoals je geen schoolkind anno 1997 nog wijs kunt maken, dat je van hash-gebruik automatisch aan de heroïne geraakt, zo is overdrijving soms contraproductief. Het ideale boek over de pseudo-wetenschap ontbrak eigenlijk nog steeds, zeker in ons taalgebied. Het moet natuurlijk feitelijk zo goed mogelijk kloppen, het moet prettig leesbaar zijn, het moet enigszins compleet zijn en - zeer belangrijk - humor mag niet ontbreken. Met het recent verschijnen van 'Tussen Waarheid & Waanzin, een encyclopedie der pseudo-wetenschappen' van Skepsis-voormannen Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys is nu in die leemte voorzien. Op prettig luchthartige wijze wordt de lezer een wereld aan onzin voorgeschoteld, die men niet gauw elders zo compact bijeen zal kunnen vinden. In 429 dichtbedrukte en opvallend fraai geïllustreerde pagina's worden zeer talrijke hoofdpersonen, denksystemen, onwaarschijnlijke claims en organisaties beschreven, zodat de bezitter van dit boek niet snel met een mond vol tanden zit, als een verjaardagspartijtje dreigt te worden verziekt door de warrige verhalen van een New Age-junkie. Het boek is bovendien zeer leesbaar geschreven en er valt veel te lachen: de auteurs doen geen moeite om neutraal te blijven betreffende zaken, waarom elk normaal mens alleen maar kan lachen of huilen. Zo kan men onder het lemma 'levitatie' (het zich op paranormale wijze verplaatsen door de lucht) lezen, dat dit in vroeger eeuwen gold als bewijs van heiligheid. 'De beroemdste vliegende heilige is ongetwijfeld Jozef van Copertino (1603-1663) geweest die, als we de verhalen mogen geloven, vaak slechts met de grootste moeite aan de grond kon worden gehouden.' Erg lachen moest ik ook om de omschrijving, die de auteurs gaven van de zgn. Binnenlandse Strijdkrachten, waarvan een oud-commandant werd behandeld door de gebedsgenezeres Greet Hofmans (p. 154): 'een pseudokrijgsmacht die na de bevrijding de openbare orde had bewaakt'. Chakra's zouden (p. 65) door helderzienden en paranormale genezers als 'een soort transformatorhuisjes' worden beschouwd. Prachtig, that is the spirit! De auteurs hebben kennelijk kunnen putten uit het grote archief, dat de stichting Skepsis in zijn nog maar korte bestaan
heeft verzameld en dat natuurlijk ook heeft geprofiteerd van de internationale oriëntatie van die groepering. Alternatieve geneeswijzen komen er ruimschoots in voor en de auteurs schuwen het woord kwakzalverij (waar Paul van Dijk nog nooit van gehoord heeft!) daarbij allerminst. Het is moeilijk punten van kritiek te vinden en de bewondering voor het uitputtende monnikenwerk van de auteurs overheerst. Op echte fouten heb ik het boek nauwelijks kunnen betrappen, zeker niet op het gebied van de alternatieve geneeskunde. Af en toe wreekt zich het feit, dat de auteurs geen medische achtergrond hebben, want doodnormale medische vaktermen worden af en toe toebedacht aan de pseudowetenschap. Begrippen als bioritme, vapeurs (=opvliegers), 'sentiment du déjà vu' en 'la belle indifférence' van de hysterische vrouwen: het zijn in mijn ogen alledaagse medische termen, zonder paranormale connotaties. Maar dit zijn details. Andere recensenten wezen m.i terecht op het feit, dat de auteurs ook een aantal onderzoekers en geleerden opvoeren wier inzichten nu zijn achterhaald zonder dat dat automatisch betekent dat zij in hun tijd als pseudo-wetenschappers zouden moeten zijn beschouwd. Wetenschappelijke vooruitgang wordt immers gekenmerkt door zich steeds verfijnende en verbeterde inzichten. Mensen als Darwin, Einstein, Broca en Breuer zijn toch wel van een geheel ander kaliber als Blavatsky, Steiner en Moerman! Toch hebben zij allen hun plaats in het boek. Het ging mij enigszins aan het hart de gehele psychoanalyse en zijn grondlegger Freud op het onverbiddelijke Procrustesbed van de beide auteurs te zien liggen. Natuurlijk is Freud 'gefundenes Fressen' voor vrijwel iedere wetenschapsfilosoof, van Popper tot Gardner en van Nabokov tot onze eigen Karel van het Reve, maar er zijn natuurlijk wel elementen uit zijn leer tot de algemeen aanvaarde kennis doorgedrongen en Freud is ook nu nog de meest geciteerde psycholoog, ook in de academische psychologie. Toch valt het niet te ontkennen: hij hoort er natuurlijk wel bij. Behalve aan alternatieve geneeswijzen schenkt de encyclopedie zeer veel aandacht aan ufo's, spiritisme, mediums, seances, racisme en New Age. Ook onze Vereniging kreeg een eervolle vermelding. Natuurlijk is het nooit mogelijk om helemaal compleet te zijn in de snel veranderende wereld van het paranormale en de auteurs zijn de eersten om dat - in hun voorwoord - toe te geven. Om hen te helpen bij de herdruk die er zeker zal komen, heb ik mijn best gedaan om nog enkele vormen van pseudowetenschap te bedenken, die niet in het boek voor komen. Erg makkelijk bleek dat niet: de theologie (volgens Piet Borst een onderafdeling van de culturele antropologie!) en de metafysica hebben de auteurs expres buiten beschouwing gelaten en verder dan de vinologie, de metereologie (Pelleboer's voorspellingen waren toch net zo onbetrouwbaar als die van Kroll!) en de esthetica kwam ik nauwelijks. De oppervlakkige lezer van Karel van het Reve's aanval op de literatuurwetenschap komt misschien in de verleiding om ook die tak van wetenschap naar het fabelrijk te verwijzen (Immers waarom is 'Hier ligt Poot. Hij is dood.' mooier dan 'Hier ligt Reve. Hij wou niet langer leven'?), maar dat is toch niet juist. Men leze Vestdijks De glanzende kiemcel, waarin hij wel zeven argumenten geeft waarom Keats' beroemde regel 'A thing of beauty is a joy for ever' beslist mooier is dan het inhoudelijk gelijkwaardige ' A thing of beauty is a constant joy'. Nee, literatuurwetenschap is wetenschap.
De grootste omissie moet nog genoemd worden. Het betreft een school, die door zeer veel wetenschapsfilosofen en te onzent ook door Karel van het Reve ('Het geloof der kameraden') zo prominent als pseudo-wetenschap aan de kaak is gesteld, dat het mij bevreemdde dat de auteurs hem niet noemden: het Marxisme. Dat stelsel heeft nadrukkelijk wetenschappelijke pretenties met zijn op 'analyse' berustende voorspellingen over de onafwendbare revoluties, die zullen komen en die door welomschreven krachten en botsingen op gang zullen worden gebracht. De gestaalde kaders van onze CPN werden in die geest ook niet wegwijs gemaakt in de politiek, nee ze werden 'geschoold' in het wetenschappelijk Marxisme, gebaseerd op het dialectisch materialisme, dat ook al zo'n dwingende beweertrant kent. Wie de psychoanalyse zo gretig afwijst als de auteurs, zou dat dus zeker ook met het Marxisme moeten doen! Al mijn detailkritiek en suggesties zijn echter volkomen ondergeschikt aan mijn grote bewondering en waardering voor dit prettig in de hand liggende gebonden boek, dat ook nog zeer voordelig is geprijsd. Het is feitelijk onmisbaar en men haaste zich het aan te schaffen! Een financieel voordeeltje, waarmee men tevens de vrienden van Skepsis steunt, is te behalen via een bestelling per briefje naar: Uitgeverij De Geus t.a.v. Roel Jager, postbus 1878, 4801 BW Breda. U betaalt dan slechts ƒ 47,50 in plaats van de winkelprijs van ƒ 59,90! Doen! C.NM.Renckens Tusen Waarheid & Waanzin. Een encyclopedie der pseudowetenschappen. Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys. (1997) ISBN 90 5546 034 6. Uitg. De Geus Breda.
Mijn eenzame strijd tegen een ziekte James Owen Drife * Omdat er in deze column ruimte is voor een persoonlijke visie, voel ik mij gerechtigd om mijn eigen medisch probleem te onthullen. Dat was geen gemakkelijke beslissing. De heb diep nagedacht over de uitwerking die dit zou kunnen hebben om degenen, die mij na staan. Toegeven datje ziek ben, lokt vooroordelen uit, zelfs onder artsen. Het begon allemaal twee jaar geleden. Ik zat aan mijn bureau en keek uit het raam, een belangrijke bezigheid van ons academici. Onderwijl raak ik af en toe mijn oorlel aan maar op zekere dag, zonder speciale reden, raakte ik beide oorlellen tegelijkertijd aan. Met een schok kwam ik tot de ontdekking dat de linker groter was dan de rechter. Eerst dacht ik dat het verbeelding was maar ik bleef opletten - tijdens commissievergaderingen en steeds als ik een spiegel passeerde - en ik realiseerde mij dat het waar was. Mijn gezin reageerde fantastisch en, achteraf gezien, wilde ik dat ik het eerder verteld had. Net als ikzelf, reageerden zij eerst met ongeloof. Ik schrijf toch zo veel, zeiden zij: zat ik dan soms niet
met mijn vrije hand aan mijn linker oorlel te trekken? Ik zie hun gezichten nog voor me toen ik ze eraan herinnerde dat ik linkshandig ben. Natuurlijk wilde ik meer weten over mijn toestand. De raadpleegde handboeken over oorziekten. U kunt zich mijn ongeloof voorstellen, toen ik daarin niets kon vinden over Unilateral Left Lobe Enlargement (ULLE). Langs mijn neus weg informeerde ik bij collega's. Dit bleek catastrofaal. Omdat ULLE niet aan medische faculteiten wordt genoemd, denken dokters dat het niet bestaat. Wat uiterst onaangenaam was, was dat artsen die ik eens respecteerde hun onwetendheid trachtten te verbergen door misplaatste pogingen grappig te zijn. Mensen met grote oren leven langer, zodat één grote lel er op zijn minst voor zou zorgen dat je je pensioenleeftijd haalt. De geestelijke stress bracht mij er tenslotte toe toch mijn huisarts eens te consulteren. Je hoort veel klachten over onhebbelijk gedrag van huisartsen als ze 's nachts om drie uur thuisvisites afleggen, maar ik moet zeggen, dat zij zeer meelevend was. Ze legde mij uit dat behandeling op kosten van het ziekenfonds niet mogelijk was, maar ze was juist op cursus geweest en wist de naam van een op particuliere basis werkende expert. Hij is een van de weinige artsen die zich specialiseren in ULLE en hielp mij om mijn toestand ten minste te begrijpen. De weet dat er nog steeds geen genezing mogelijk is. Er bestaat zelfs een risico, dat het dubbelzijdig wordt. Opereren is te riskant en wat ik nodig heb is frequent aanbrengen van vitaminecrèmes en regelmatig terugkomen op het spreekuur. Mijn maandelijkse bezoeken aan zijn praktijk zijn niet goedkoop, maar ze zijn het waard. De grootste winst is dat ik nu weet dat ik een echte ziekte heb. Het zit, zoals hij het uitdrukt, 'aan mijn oren en niet tussen mijn oren'. Andere lijders aan mijn ziekte zijn minder gelukkig. Conservatief geschat zijn er van ons een half miljoen in Engeland en de meesten, het spijt me het te moeten zeggen, hebben huisartsen, die weinig of niets van ULLE afweten. Dat is de reden waarom ik een steungroep heb opgericht. GAULE (Gynaecologists Against Unilateral Lobe Enlargement) wil de bekendheid van deze ondermijnende ziekte en haar economische gevolgen onder het algemeen publiek vergroten, daarnaast geld inzamelen voor de dringend noodzakelijke research en ijvert voor opname van de therapie in het ziekenfondspakket. En poogt, misschien nog wel het allerbelangrijkste, dokters op te voeden om meer begrip te tonen voor slachtoffers als ondergetekende. * De auteur is hoogleraar verloskunde en gynaecologie te Leeds. Deze column verscheen eerder in de Dutch edition van het British Medical Journal, juni 1997. Vertaling: drs. A.L.Temee.
Patiëntenorganisaties Het grote verschil in kennis tussen arts en patiënt leidt van nature tot een ongelijke krachtsverhouding. Daarbij komt bovendien dat
de patient een klacht of probleem heeft en nogal eens in een emotionele situatie verkeert, hetgeen zijn autonomie ten opzichte van de medicus verder verzwakt. Deze feiten, gevoegd bij het hoge maatschappelijke aanzien dat artsen (vroeger?) hadden, leidden bij veel patiënten tot onderdanig gedrag tegenover de almachtige en immer drukbezette arts. Beter dan in een korte, mij door Van der Smagt vertelde, anekdote uit Rotterdam kan dat haast niet uitgedrukt worden. In Rotterdam was er een huisarts met de naam Dokter. Hij zou later nog hoogleraar huisartsgeneeskunde worden aan de Erasmus universiteit. Hij verwees eens een van zijn patiënten naar een specialist in een Rotterdams ziekenhuis. De nerveuze vrouw moest, nadat zij was binnengeroepen, eerst nog even wachten tot de medicus uit zijn papieren opkeek en daarna op autoritaire toon vroeg: 'Wie is uw huisarts?'. Het antwoord van de bevende patiënt: 'Dat is dokter Dokter, dokter.' De positie van de patiënt wordt echter versterkt. In februari 1995 heeft de toenmalige Nationale Raad voor de Volksgezondheid het advies 'Invloed van patiënten' uitgebracht. Kort daarna is de Raad opgeheven. Deze twee gebeurtenissen staan overigens niet in een causale relatie met elkaar, want het advies is goed ontvangen en bevatte behartenswaardige gedachten. De patiënt/consument is uit zijn geïsoleerde positie gekomen en zowel de individuele rechtspositie als zijn collectieve invloed is versterkt en verbeterd. De BOPZ, de WGBO en de Wet mentorschap, alsmede het wetsvoorstel Klachtrecht en de Kwaliteitswet: zij allen zijn de positie van de patiënt ten goede gekomen. In mei 1995 publiceerde minister Borst en haar staatssecretaris een 'voortgangsbrief' over het patiënten/consumentenbeleid, waarin zij o.a. stelden, dat deze zich althans gedeeltelijk zelf financieel zouden moeten kunnen bedruipen en noemden het lotgenotencontact als de belangrijkste bron van kracht van deze organisaties. De werkwijze van het NP/CF zou worden geëvalueerd en meer bundeling van de talrijke organisaties (ruim 160) werd wenselijk geacht. Patiënten weten zoals gezegd tegenwoordig veel beter dan vroeger wat goed voor hen is. Dat moge alleen al blijken uit de naam van een aantal van patiëntenorganisaties. Zo kennen wij: Nederlandse Vereniging van Shiatsu-patiënten, Koninklijke Vereniging Homeopathie Nederland, Mazdaznanbeweging Nederland, Vrienden Natuurkliniek Nederland, Patiëntenvereniging Enzymtherapie, Patiëntenbelangenvereniging van de Additieve Geneeskunde, LOPAG, Landelijke Patiëntenvereniging ter bevordering van de Antroposofische Gezondheidszorg, Nederlandse Vereniging voor Volkomen Gezondheid, Nederlandse Vereniging Pro Chiropractie, Christian Science, Nederlandse Vereniging voor Haptonomie, Metamorfose Massage Nederland, Stichting Inspiratie, Vereniging voor Chelatiepatiënten, Landelijke Vereniging voor Bekkenproblemen in relatie tot Symfysiolyse, Nederlandse Vereniging voor Macrobiotiek, Nederlandse Vereniging voor Simontontherapie, Moermanvereniging, Stichting Gezond Gebit Zonder Kwik, Stichting Bevordering Bewustzijn, Nederlandse Stichting ter. bevordering van de Tibetaanse Geneeskunde, Stichting Selene, Nederlandse Voedsel Allergie Stichting, Stichting Alternatief Patiënten-Fonds voor de Paranormale Geneeswijze, Stichting ter Bevordering van Onderzoek naar de Toxiciteit van Dentaal Amalgaam, Vereniging voor recht en persoonlijke vrijheid in de
gezondheidszorg, ME Stichting, Patiëntenbelangenvereniging van de Additieve Geneeskunde en nog vele, vele anderen. De minister kan gerust zijn: de Nederlandse patiënt laat zich heus geen knollen voor citroenen verkopen! Drs. A.L.Ternee
H. van der Upwich 1898-1997 De huidige generatie alternatieve genezers was hem al praktisch vergeten, maar binnen de kwakzalverijbestrijding heeft zijn naam nog altijd een nostalgische bijklank: H. van der Upwich, gewezen orthopedisch chirurg en later vooraanstaand pionier van de natuurgeneeskunde in ons land. Lange tijd werd niets meer van deze nestor vernomen, totdat op 19 december 1997 - toch nog onverwacht - door het bestuur van de Artsenvereniging tot Bevordering der Natuurgeneeswijze (ABGN) en het bestuur van de Stichting Van der Upwich werd bekendgemaakt, dat hij 'op de eerbiedwaardige leeftijd van 100 jaar' was overleden. Hij werd omschreven als pionier op het gebied der natuurgeneeskunde en hij was één der oprichters van de ABGN (1978), van welke organisatie hij tevens erelid was. Dat hij ook in eigen kring vrijwel vergeten was blijkt ook wel uit het feit, dat hij in het ledenbestand van de ABGN, zoals opgenomen in de uitgave van de AAG, niet eens meer werd vermeld. Van zijn ideeën is niet alles meer achterhaalbaar, maar om toch een idee te geven - hij was zeker uit hetzelfde hout gesneden als zijn opvolgers in de ABGN, met contemporaine coryfeeën als daar zijn: Nicolai uit Heerenveen (arts-iriscopist en auroloog, medewerker van de beruchte Veeman aldaar), Meijer uit Overdinkel (Moerman-arts en homeopaat, omringd door 'wandelende joden'; zie Actieblad sept. '97), Dankmeijer uit Bilthoven (holistisch diabetoloog), Rama Polderman (de enige paranormaal begaafde arts van Nederland), Rink Nauta (uit alle opleidingen verwijderd basis-arts en radio-homeopaat), Tisscher (reumatoloog te Den Bosch en holistisch acupuncturist en liefhebber van Chinese kruiden bij reuma), Trossèl (ozon- en chelatie-arts te Rotterdam en vriend van de Eindhovense kwakzalver Essaidi), L.P.Huijsen (voormalig huisarts en thans VSM-ideoloog) en dr.Lugard (op onbegrijpelijke manier gepromoveerd aan de Erasmus universiteit op dieettherapie bij hoofdpijn, Actieblad mei '97). De natuurgeneeswijze bedient zich van de zogenaamde evidence-ignored medicine: chirologie, irisdiagnostiek, polsdiagnostiek, Bircher-Bennerkuren, Moerman-methode, purgeren, vasten- en braakkuren, zonlicht, zweetkuren, ozonbehandeling, koortstherapie, symbiontentherapie, balneotherapie, fytotherapie, massage enzovoorts. Van de oude meester Van der Upwich vonden wij in het verenigingsarchief nog een korte beginselverklaring, in 1972 door hem gepubliceerd in een brochure over 'andere geneeswijzen', uitgegeven door de medische faculteitsvereniging van Nijmegen. Daarin stelde hij voor de term natuurgeneeskunde af te schaffen, omdat zij te veel gangbaar was geworden voor .. kwakzalvers! Zijn voorstel was om voortaan te spreken van GESTELSTHE-
RAPIE of ENTITEITSTHERAPIE. Volgens Van der Upwich kunnen met deze 'uiterst effectieve vorm van geneeskundebeoefening' ongeneeslijk geachte zieken worden genezen. Hij brak een lans voor neuraaltherapie, zuurstofinjectietherapie, homeotherapie, kruidentherapie en vooral niet te vergeten de 'KONSTITUTIONSTHERAPIE' van Aschner. Volgens dezelfde brochure werd hij op 13 april 1898 in Djakarta geboren en groeide hij op aan de rand van tropische oerwouden. Na de HBS te Leiden studeerde hij daar ook geneeskunde en behaalde zijn artsdiploma in 1926". Tot 1941 was hij als orthopedisch chirurg verbonden aan het Julianaziekenhuis te Den Haag, waarna hij de algemene praktijk in ging om de in zijn handen steeds werkzamer wordende voedingstherapie beter te kunnen ontplooien. Hij had in 1972 nog een consultatieve praktijk te Bussum en volgde, toen al 74 jaar oud, nog trouw congressen en artsencursussen. In 1989 verscheen over hem zelfs nog een heuse biografie en de hoogbejaarde natuur-arts gaf ter gelegenheid daarvan nog een interview. Hij gaf daarin hoog op van de successen van aderlatingen en de braakkuren met braakwijnsteenzuur en ipecacuanawortel. Ook prees hij eieren aan ter versterking van het geheugen. Mensen, die dit lazen dachten dat Van der Upwich reeds verregaand was gedementeerd, doch dat was onjuist: hij was zijn oude opvattingen gewoon trouw gebleven. Blijkens de advertentie van de ABGN herdenkt men hem in die kring vol respect, maar wij vragen ons dan wel af, waarom zij zo nodig over zijn leeftijd een beetje moesten opscheppen: alsof 99 jaar toch ook niet een respectabele leeftijd zou zijn!
Het KNMG-congres 1997 vond op 1 nov. plaats te Egmond aan Zee. Het thema was: professionele verantwoordelijkheid. In 17 parallelsessies werd dit onderwerp van alle kanten bekeken. In de sessie, die gewijd was aan alternatieve geneeswijzen, discussieerden Renckens en Verbrugh met elkaar en met de zaal. Beide sprekers hielden een korte inleiding. Vergrugh dateerde het begin van de alternatieve geneeskunde in ons land in 1973, toen een landelijk ochtenblad onthulde dat Prins Bernhard zieh wegens rugklachten in Engeland had laten behandelen met acupuntuur. Sindsdien was de alternatieve geneeskunde onder ons en deze zou, dankzij haar omstreden karakter, voor voortdurend debat blijven zorgen, aldus Verbrugh. De inleiding van Renckens wordt hieronder afgedrukt.
Alternatieve artsen overtreden de regels van de kunst Ik dank het organiserend comité voor de vergissing mij hier vandaag uit te nodigen. Was er in de eerste uitnodiging namelijk nog sprake van een debat over Alternatieve geneeswijzen zonder veel nadere precisering, in de latere stukken werd gesproken over
'Regulier en alternatief, een LAT-relatie' (Lens in MC) of 'Hoe om te gaan met alternatieve geneeswijzen na de wet BIG?' (MC-bijlage 'Arts en Wet BIG'). Mensen, die mij kennen, weten dat er in mijn visie van enige relatie tussen regulier en alternatief überhaupt geen sprake kan zijn, tenzij men een verhouding tussen twee onverenigbaarheden ook een relatie zou willen noemen. Ook heeft de inwerkingtreding van de wet BIG mijn verontrusting over het fenomeen alternatieve geneeswijzen (ze genezen allerminst, maar zo heten ze nu eenmaal!) nauwelijks beïnvloed. Immers vergeleken bij het vooral amusante gedoe van strijkers, knijpers, aura-lezers, urinetherapeuten, kruidenvrouwtjes, klassiek homeopaten, kleurentherapeuten, regressietherapeuten, wichelroedelopers, gebedsgenezers, haptonomen, shiatsutherapeuten, heileurithmisten, Reiki-meesters, islamitische genezers, Winti-dokters, natuurgenezers, manueeltherapeuten e tutti quanti is het probleem van de dysfunctionerende, alternatieve artsen vele malen ernstiger en actueler en dat probleem bestond ook al voor de wet BIG! Daarover zal ook het grootste deel van mijn inleiding gaan, hoewel ik kort toch nog iets wil zeggen over de nietartsen, die geneeskundige pretenties hebben. Deze niet-artsen, warhoofden of oplichters - want hoe kan een normaal mens denken een vak uit te kunnen oefenen, waarvoor een dokter minimaal zo'n negen jaar opleiding behoeft? zijn dan tegenwoordig wel niet meer in overtreding, zolang zij zich niet overgeven aan voorbehouden handelingen, maar vrijwel elke deskundige vond de oude wet van Thorbecke veel beter. Die wet was alleen niet te handhaven en dat fenomeen - de wet is vanaf het vroegste begin met voeten getreden (waartegen in 1881 zelfs een Vereniging is opgericht) - is in een rechtsstaat op den duur onaanvaardbaar. Alleen uit dien hoofde en niet omdat geneeskunde door elke simpele aan zelfoverschatting lijdende sterveling adequaat kan worden toegepast is die nieuwe wet er dus gekomen. Het 'genezen' door niet-artsen wordt dus nu gedoogd en ik ben van mening, dat dat mooi genoeg is. Voor verdere erkenning van 'therapeuten' en registratie c.q. kwaliteitsbeleid is geen enkele aanleiding en die naar schatting ruim 10.000 genezers moeten verder vooral in hun onreine sap gaar koken. Daarom zou de KNMG toch moeten protesteren tegen de geldstroom, die het ministerie van VWS in de richting van die genezers sluist en die, wat God verhoede, misschien zelfs tot een register van Erkende Kwakzalvers gaat leiden. In eerdere jaren ontving deze sector al zo'n 700.000 gulden subsidie en er ligt nu een aanvraag van de ANG ('alliantie voor natuurlijke geneeswijzen') om de opzet van een registratie à la het BIG-register te subsidiëren: graag ƒ 2.185.000, minister Borst! Ik sluit echt niet uit, dat minister Borst, die van dokters evidence based medicine en liever nog evidence based rationing verwacht, intussen zo door haar politieke functie is beïnvloed, dat zij een sector wier activiteiten medisch gezien op zijn hoogst onschuldig en soms zelfs schadelijk zijn, toch een dergelijke subsidie zal geven. 1 Maar genoeg over die tragikomische sector, die de plaats van de ouderwetse kwakzalverij heeft overgenomen, en nu snel naar de echte professional: de arts. In de rest van mijn betoog ontkom ik er niet aan de leiding van de KNMG aan serieuze kritiek te onderwerpen en vooral daarop doelde ik toen ik sprak van de vergissing om mij hier uit te nodigen: ik zal namelijk beslist geen blad voor de mond
nemen. De KNMG werd in 1849 opgericht door een aantal medici, die van mening waren dat geneeskunde op wetenschappelijk verantwoorde wijze moest worden beoefend en daarom zou moeten worden voorbehouden aan diegenen, die daarin een universitaire opleiding hebben gevolgd. Met de wet van Thorbecke uit 1865 kwam vervulling van die wens aanzienlijk dichterbij: één opleiding en één bevoegdheid. De status van de arts werd hoog en zijn beroep werd een klassiek voorbeeld van een professie, zoals ook dat van rechters en kerkelijke functionarissen. Kenmerkend voor dergelijke professies is onder meer, dat er voor de beroepsgroep een grote mate van autonomie bestaat m.b.t. de inhoud, de opleiding en de uitoefening van het vak. Er behoort geen rechtstreeks verband te zijn tussen de geleverde prestatie en de beloning: 'No cure, no pay' is een kenmerk van kwakzalverij en wezensvreemd aan goede geneeskunde. Een professional zal afkerig zijn van concurrentie met zijn beroepsgenoten en zal soms een dief van eigen portemonnee zijn: men denke aan de uitroeiing van tuberculose of pokken: een buitengewoon onbaatzuchtige prestatie van tuberculose-artsen en sociaal-geneeskundigen. Meer marktwerking in de geneeskunde kan daarom alleen bepleit worden door mensen, die er niets van begrijpen. De patiënt om wiens gunsten dan gedongen gaat worden lijkt in een comfortabele positie te verkeren, maar is uiteindelijk het slachtoffer. Geen groter ramp voor een patiënt dan twee artsen, die tegenstrijdige adviezen geven of de patiënt naar de mond gaan praten en de gezondheidszorg zal er ook niet goedkoper van worden, zoals sommige economen beweren. De vooraanstaande Britse jurist J.M.Jacobs had dan ook meer dan gelijk toen hij in zijn 'Doctors and Rules' (1988) schreef: 'Professional ethics can only be known or cared for by the initiates'.
waarin een criticus van alternatieve artsen door de KNMG-rechtspraak werd veroordeeld wegens het openlijk kritiek oefenen op collega's, leidde weliswaar tot een aanpassing van de KNMGgedragsregels inzake alternatieve geneeswijzen, maar het eerste (door mijzelf geëntameerde) proefproces waarin ik een alternatief KNMG-lid geroyeerd althans veroordeeld wilde hebben, liep op niets uit door ingrijpen van de KNMG-leiding. Deze interpreteerde de regels alsof er nog steeds geen absoluut verbod op de toepassing van alternatieve geneeswijzen zou bestaan: een manoeuvre geheel in strijd met de geest van de Algemene Vergadering uit 1991 te Arnhem, waarbij die regels werden vastgesteld! Tot overmaat van schande stelde de Raad van Beroep ook nog dat ik in dit geval niet klachtgerechtigd was omdat ik geen rechtstreeks belang zou hebben. De secretaris-jurist Rijksen van de KNMG verdedigde dit besluit later door te wijzen op het algemeen aanvaarde juridisch principe 'geen belang, geen actie'. Zo maak je nu echt van een professionele organisatie los zand en toon je minachting voor een ander kenmerk van een professie (Jacobs): 'External challenge, say against the shortcomings of an individual, is commonly regarded as a challenge of the whole group', een absolute reden waarom een goede interne discipline en een goed functionerende interne rechtspraak broodnodig is. Elke professie heeft een percentage dysfunctionerende leden (warhoofden, oplichters en zwakke broeders), dat ook bij artsen geschat kan worden op 2 à 3 procent en het is de eigen beroepsgroep, die daar de eerste verantwoordelijkheid heeft.
Omdat een professie, ook de medische, een eigen terrein heeft, waarop zij autonoom is, kunnen de aldaar gemaakte keuzen slechts geratificeerd worden door maatschappij en politiek en nauwelijks gecontroleerd. Dat schept echter zeer grote verplichtingen. De professie moet er scherp op toezien, dat zij een krachtige interne discipline handhaaft op straffe van verlies van haar geloofwaardigheid en maatschappelijke status. Op dit punt hebben professionele organisaties altijd een onmisbare functie vervuld en juist inzake de alternatieve geneeswijzen door artsen is die discipline binnen de KNMG thans verregaand geërodeerd, hetgeen haar zeer is aan te rekenen.
Deze collega's dienen op broederlijke wijze te worden geholpen en gemaand, maar als dat niet helpt dan is streng optreden geboden. Een arts heeft nu eenmaal een zeer verantwoordelijke functie en leven en dood zijn in het geding. Het zou beschamend zijn als tuchtrecht (lange tijd weinig virulent jegens alternatieve artsen, die als een soort vernieuwers veel ruimte kregen, maar recent in een zaak tegen de berispte antroposofisch arts het belang van geldende normen en standaarden benadrukkend) of strafrecht de eigen KNMG-rechtspraak in dit opzicht achter zich zouden laten.
Er bestaat nog maar weinig gêne om zich in te laten met alternatieve geneeswijzen en van de KNMG heeft een alternatief arts of iemand die samenwerkt met een kwakzalver al helemaal niets te vrezen en dat is anders en beter geweest. Recente schrijnende voorbeelden zijn de gepensioneerd anesthesist Smalhout die Jomanda ontbood aan het bed van een comateuze man en chirurgen van een brandwondencentrum, die de kwakzalver Boegem met zijn geheime zalf als medebehandelaar accepteerden. In de oude annalen van de KNMG vindt u daarentegen talrijke voorbeelden van artsen, die uit de club werden gestoten wegens kwakzalverij of samenwerking met kwakzalvers. Gedragsregels en verenigingsrechtspraak functioneerden in dit opzicht prima. En dat nu lijkt voorbij. De affaire-Van der Smagt,
Conan Doyle zei het in The Adventure of the empty House, citaat: 'There are some trees, Watson, which grow to a certain height and then suddenly develop some unsightly eccentricity. You will see it often in humans.'
Alternatieve artsen vormen numeriek de grootste groep binnen de dysfunctionerende collega's en blijvende acceptatie van hen binnen de KNMG is onprofessioneel en heeft al vele goede collega's uit de KNMG gejaagd, neemt u dat van mij aan! Alternatieve geneeskunde heeft niet alleen (per definitie) zijn waarde niet bewezen, maar is ook schadelijk. De tegengestelde adviezen van de reguliere en de alternatieve arts ondermijnen het vertrouwen in elke arts, terwijl medicaliseren, somatische fixatie, het geven van valse hoop, het maken van extra kosten, het meegaan met of aanpraten van absurde ideeën altijd het belang van de patiënt schaadt. Met 'bevordering der geneeskunst' heeft dat allemaal niets te maken!
Noot 1 : De subsidie-aanvraag van de ANG is, naar tijdens de discussie te Egmond bleek, inmiddels door het ministerie afgewezen.