Bijlagen bij het Rapport
Een inventarisatie van Best Practices in de intramurale ouderenzorg, thuiszorg, gehandicaptenzorg en langdurige GGZ
Utrecht, januari 2011 Projectgroep: Vilans: drs. Ruth Pel, projectleider drs. Inge Redeker drs. Rianne Hanning drs. Tamara Visser Trimbos-instituut: drs. Anne-Marije Rijkaart drs. Sonja van Rooijen
Inhoudsopgave Bijlage 1: Literatuurlijst bij literatuuroverzicht (H. 3) .......................................................... 1 Bijlage 2: Format beschrijving en kwaliteitscriteria Best Practices .......................................... 2 Bijlage 3: Groslijst Best Practices Ouderenzorg ................................................................... 5 Bijlage 4: Groslijst Best Practices Thuiszorg ....................................................................... 8 Bijlage 5: Groslijst Best Practices Gehandicaptenzorg ......................................................... 11 Bijlage 6: Groslijst Best Practices GGZ ............................................................................. 15 Bijlage 7: Beschrijving 15 Best Practices in de Ouderenzorg ................................................. 20 Bijlage 8: Beschrijving 15 Best Practices in de Thuiszorg ..................................................... 63 Bijlage 9: Beschrijving 15 Best Practices in de Gehandicaptenzorg ....................................... 101 Bijlage 10: Beschrijving 15 Best Practices in de GGZ .......................................................... 136
Bijlage 1: Literatuurlijst bij literatuuroverzicht (H. 3) -
-
-
Everdingen, van J.J.E., Burgers, J.S., Assendelft, W.J.J., Swinkels, J.A., Barneveld, van, T.A., & Klundert, van de J.L.M. (2004). Evidence-based richtlijnontwikkeling; een leidraad voor de praktijk. Houten, Bohn Stafleu Van Loghum. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (2007). Evidence-based Richtlijnontwikkeling. Handleiding voor werkgroepleden. Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO). http://www.unesco.org/most/bphome.htm Peters, M.T., & Heron, T.E. (1993). When the best is not good enough: an examination of Best Practice. The journal of special education. Vol. 26, no. 4, 371-385. Prins, R. (2008). 'Good Practices, wat kan de Sociale Zekerheid er mee?' ProgreSZ, Hogeschool voor Sociale Zekerheid, Apeldoorn. Poot, H. de, Moelaert, F, Wientjes, J, Vliet van, H.(2006) Best Practices voor kennisdelen. Telematica instituut. Veerman, J.W. en T.A.Yperen (2007), 'Degrees of freedom and degrees of certainty. A developmental model for the establishment of evidence-based youth care. Evaluation and Program Planning', 30 (2), 212-221. Yperen, T.A. van (2007), 'Integraal erkend. Naar een afstemming erkenning jeugdinterventies'. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Yperen, T.A. van en J.W. Veerman (2008, red.). 'Zicht op effectiviteit. Handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek onderzoek in de jeugdzorg'. Delft: Eburon. Te bestellen op de website van uitgeverij Eburon.
1
Bijlage 2: Format beschrijving en kwaliteitscriteria Best Practices Naam Best Practice
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Geef aan wat het probleem of het risico is waarop de interventie zich richt. Beschrijf de aard, ernst, omvang en spreiding van het probleem, en de gevolgen bij het niet ingrijpen.
Doel
Wat is het doel van de interventie? Beschrijf de einddoelen en eventuele sub- of voorwaardelijke doelen zo concreet mogelijk en bij voorkeur SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden).
Doelgroep
Wat is de einddoelgroep van de beschreven interventie? Noem ook een eventuele intermediaire doelgroep. Geef een zo precies mogelijke beschrijving van de relevantie kenmerken van de doelgroep waarop de interventie zich direct richt.
Aanpak (en planning)
Beschrijf de structuur en de opbouw van de interventie. Denk aan de gebruikelijke duur, indien van toepassing de frequentie en intensiteit van de contacten, de volgorde van de onderdelen, handelingen of stappen, en de setting waarin de interventie wordt uitgevoerd.
Resultaten
Wat zijn de (onderzoeks)resultaten.
Kritische succesfactoren
Wat zijn de inmiddels opgedane ervaringen met de praktijk? Zijn er valkuilen en/of tips waar bij de implementatie rekening mee kan worden gehouden? Van welke factoren is het al dan niet slagen van de praktijk afhankelijk? Denk aan: - Opleiding; welke eisen zijn er ten aanzien van opleiding, training, certificering, licenties en/of supervisie van de uitvoerend werkers? - Overdracht en implementatie; is er voor de overdracht van de interventie een handleiding of protocol? - Kwaliteitsbewaking; hoe wordt de kwaliteit van de
2
interventie beoordeeld en bewaakt? Materialen en links
Welke materialen/producten zijnen waar zijn deze verkrijgbaar? Is er een Nederlandse handleiding?
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Noem relevante publicaties en onderzoeken naar de uitvoering, implementatie en onderzoek naar het effect van de interventie. Noem ook eventuele links naar relevante websites, rapporten of andere relevante bestanden. Is er onderzoek gedaan naar kosteneffectiviteit?
Internationale context
Wat is er over deze interventie bekend in de internationale literatuur?
Ontwikkelaar
Welke organisatie heeft de interventie ontwikkeld?
Uitgevoerd bij
In welke zorgorganisaties is de interventie uitgevoerd?
Bijzonderheden
3
Naam Best Practice
Kwaliteitscriteria 1. Meerwaarde algemeen 1.a Meerwaarde cliëntniveau 1.b Meerwaarde kwaliteit van leven 1.c Meerwaarde medewerkers 1.d Cliëntenparticipatie 2. Theoretisch goed onderbouwd 3. Verbonden aan strategische ontwikkelingen 4. Registratie 5. Praktijktoepassing 5.a Overdraagbaar inhoudelijk 5.b Overdraagbaar veranderkundig 6. Toepasbaarheid elders 7. Structurele inbedding 8. Kosten effectiviteit
4
Bijlage 3: Groslijst Best Practices Ouderenzorg Titel
Organisatie
Korte beschrijving
1
thema * A
Zorggemeenschap 2.0
Zorgcombi-natie Nieuwe Maas
2
A/E
Partners in zorg
Zorgcen-trum Soenda
3
A
WeCare
Carint Reggeland groep + TNO Quality
4
B
Lean
Zorggroep Charim (De Meent)
5
B
Slim en slank, Lean
Brabant-zorg
6
A/B
Twenste aanpak verzorgd wonen en Noaberschap
o.a. Carint en Baalder-borg
7
A
Van harnas naar zomerjurk
o.a. Van Neijnselgroep, Hilverzorg
8
C
E-ZLP (elektronisch zorgleefplan)
Zorggroep Noorderbreedte
9
C
ECD Residentweb
Stichting Brentano
Met alle partijen wordt de dialoog aangegaan over alternatieve mogelijkheden om meer te doen binnen een krap budget. Mantelzorgers blijven doen wat ze thuis ook voor hun naaste deden bijvoorbeeld. Familieparticipatie, een methode ter verbetering van de communicatie tussen familieleden en verzorgenden in een verpleeg- of verzorgingshuis voor bewoners met dementie. Klant aan het roer en dienstverlening op maat waarbij ook dienstverlening door derden wordt georganiseerd. Grip krijgen op de kwaliteit van de geleverde zorg en deze kwaliteit verbeteren. Lean is een methode die verspillingen op kan heffen. Praktische verbeteringen, doorbreken van ingeslepen patronen om verstoringen onder het werk tegen te gaan. Leanmethode. Met Slim en Slank verbeteren van werkprocessen: verhogen van efficiency, verbeteren van de effectiviteit van zowel de primaire als ondersteunende processen, voorkomen van verspilling van tijd, goederen, voeding, energie met als resultaat: in één keer goed! Twentse aanpak Verzorgd Wonen richt zich op het ontwikkelen van nieuwe integrale business modellen om de zorg voor ouderen en gehandicapten ook in de toekomst prettig en betaalbaar te houden. Het project richt zich integraal op wonen, welzijn, zorg, arbeid, recreatie en technologie. Wanneer cliënten en zorgmedewerkers de ruimte krijgen om hun relatie zelf vorm te geven, levert dat veel op. Professionals kunnen hun vakmanschap beter inzetten en krijgen meer plezier in hun werk. Cliënten krijgen persoonlijke zorg op maat. Het Elektronisch Zorgleefplan (EZLP) wordt gebruikt door verzorgers om tijd voor zorgactiviteiten in te plannen. EZLP is gericht op een dialoog tussen de cliënt en zorgprofessional. Met het EZLP kan o.a. een activiteitenlijst en een risicoprofiel voor zorgproblemen gegenereerd worden. Elektronisch cliëntendossier. ResidentWeb biedt inzicht in het primaire proces en alle zorggerelateerde processen: van zorgvraag via
5
10
B
Lean Healthcare met de Zorgscorekaart
Care Visual+ Stichting Eckmunde
11
D
Richtlijn omgaan met afwerend gedrag
LEVV
12
B/E
Kleinschalige zorg voor mensen met dementie
Careyn, Zorgkompas, Laurens
13
B
Kleinscha-lig wonen voor mensen met dementie
Vivium Verpleeghuis Hogewey
14
F
ZvB + o.a. Vivium
15
B
Verzorgend wassen Zorgroutes
16
G
CC-net
17
A
Altijd koffietijd
Zorg-centrum Suderigge, Zorggroep Hof en Hiem Zorg-centrum Oversingel
18
F
Verblijfstilbanden
Verpleeg-huis PW Jansen
19
G
Met één druk op de knop
Zorginstel-ling ‘t Gooregt
Woonzorg-concern IJsselheem +ZvB
6
zorgplanning tot aan registratie, facturatie en verantwoording. Ook managementinformatie waarmee het primaire proces wordt gestuurd en bewaakt. Samen met zorgverleners wordt per cliënt de gevraagde en de werkelijk verleende zorg in beeld gebracht. Ook wordt een vergelijk gemaakt met de indicatie. Het resultaat van de verbinding wordt gevisualiseerd door het maken van de Zorgscorekaart®. Daarmee is er direct zicht op zorg en op mogelijke knelpunten. Richtlijn omgaan met afwerend gedrag van mensen met dementie bij eten en drinken. Naast de richtlijn zelf is er een samenvatting kaart, een wetenschappelijke onderbouwing en een trainingsmodule Onderzoek naar de overgang naar kleinschalig wonen voor mensen met dementie in een verzorgingshuis, kenmerken van kleinschalig wonen , de rol van familieleden en formuleren van familieledenbeleid. In De Hogeweyk wonen 139 dementerende ouderen in een speciaal voor hen gebouwde wijk met 23 woningen. Er wordt verpleeghuiszorg geboden. Het is een woonomgeving waar de dementerende het leven kan voortzetten zoals hij gewend was, ondersteund door de zorg en service die bij hem past. Er wordt gewassen met washandjes, geïmpregneerd met lotion. Afdrogen is niet nodig. Veranderingen in het zorgconcept van de intramurale verzorgingshuiszorg. Concrete afspraken maken met de cliënt over de planbare zorg en deze vastleggen in een zorgroute Digitaal communiceren met familieleden
De bewoner heeft de regie over eten en drinken. Cliënten mogen kiezen waar en wat ze willen eten en een interne supermarkt en nieuw restaurant maken de autonomie nog groter. Bij frequent tillen met een tillift vraagt het steeds opnieuw aanbrengen en verwijderen van tilbanden veel tijd. Verblijfstilbanden zouden daarom veel tijd kunnen besparen en prettiger zijn voor de cliënt zelf omdat ze niet steeds aangebracht en weggehaald hoeven te worden. Verzorgenden in ‘t Gooregt gaan met dit project digitaal en in één keer gehele families van bewoners inlichten over hun cliënt. Zij doen dit op een zelf gekozen moment en het bespaart hen veel tijd. Familieleden kunnen op de beveiligde website ook reageren en kunnen in een
20
F
GPS voor dementerenden
o.a. Verpleeg-huis Daelhoven
21
F
Condoom-laken
ZvB + o.a. verpleeg-huis De Stelle
22
F
Mobibar
ZvB + AxionContinu
23
F
Fixatievrije instellingen
Vilans + o.a. Beweging 3.0 Lisidunahof
24
F
Periodieke medicatie beoordeling
IVM+o.a. Woonzorg Unie Bunterhoek
*
A. B. C. D. E. F. G.
familieforum met elkaar overleggen. GPS-systemen waarmee verzorgenden en mantelzorgers dwalende dementerenden kunnen opsporen.. Dit moet langdurige zoekacties in de toekomst voorkomen. Het Condoomlaken heeft de vorm van een korte slaapzak. Deze wordt aan hoofd- en voeteinde gebruikt met in het midden een traditioneel laken overdwars. De Mobibar is een steuntje dat onder het bed weggeklapt kan worden en waaraan de cliënt zichzelf kan optrekken bij het opstaan. Het Verbetertraject Ban de band uit Nederland biedt ondersteuning bij het verantwoord afbouwen van alle fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen. Het doel van het verbetertraject is het in 9 maanden verantwoord afbouwen van fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen. Jaarlijks bespreken van polyfarmaciecliënten met input van cliënt, verpleegkundige, apotheker en behandelend arts om farmacotherapie te optimaliseren.
Zorg op maat, met inzet van familie, vrijwilligers of derden Bedrijfsvoering Elektronisch Cliënten Dossier Richtlijn Onderzoek Innovaties in de zorgverlening Informeren familie
7
Bijlage 4: Groslijst Best Practices Thuiszorg Titel
Organisatie
Korte beschrijving
1
thema * A
Thuis in de buurt
Thuiszorg Rotterdam
2
A
Zelfsturen-de teams
Buurtzorg
3
A/C
Zelfsturen-de buurtteams
Meander Thuiszorg
4
B
Van solex naar laptop
De Omring
5
B
De zichtbare schakel.
ZonMW
6
B
Wijkzorg gevraagd!
Careyn, de Zellingen en ActiVite
7
C
Buurtzorg-web
Buurtzorg
8
C
Virtuele verzorgingshuis (EGO project)
Huisarts T. Heijltjes samen met o.a. Thuiszorg Groene Kruis Weert-Helden
9
D
Dementel-coach
o.a. Beweging 3.0
Buurtteams verlenen alle zorg die buurtbewoners nodig hebben. Eén team bestaat uit 12 tot 15 zorgverleners die zoveel mogelijk zelfstandig werken. Het grote voordeel voor de cliënt is dat deze met minder zorgverleners te maken krijgt. Daarmee wil Thuiszorg Rotterdam de zorg persoonlijker en vertrouwder maken. Door de zorgverlening volledig door hoog opgeleide wijkverpleeg-kundigen en wijkziekenverzorgenden in kleine autonome 'Buurtzorgteams' in te laten vullen wordt het oplossend vermogen en de professionaliteit van medewerkers ten volle benut. Zelfsturende buurtteams verlenen 24 uur per dag zorg in de wijk, aangevuld met diensten op het gebied van welzijn en wonen. Met voor registratie software van iO concept en met het digitale planbord Moves. De wijkverpleegkundige is de verbindende schakel in de wijk. De cliënt kan met alle vragen bij de wijkverpleegkundige terecht. Zij verwijst en zorgt ervoor dat de situatie thuis niet onnodig slechter wordt. Met de extra inzet van de wijkverpleegkundige functie wordt beoogt de integrale aanpak tussen wonen, zorg en welzijn te vergroten, de verbinding tussen vraag en aanbod voor de burger op wijkniveau en de bereikbaarheid te optimaliseren en een sluitende zorg- en dienstverlening in de wijk passend bij de behoeften van (met name de kwetsbare) burger. Een regionaal innovatieproject dat thuiszorgteams ondersteunt om op samenhangende wijze zorg in de wijk te organiseren met een spilfunctie voor de wijkverpleegkundige. Tussen alle zelfsturende teams van Buurtzorg en de backoffice vindt alle communicatie plaats in elektronische vorm. Voor plannen en roosteren, digitale dossiers, kennis delen en samenwerken in netwerken. Webbased platform voor deskundigen om kennis en bevindingen uit te wisselen en zorg te coördineren rondom 1 thuiswonende oudere. Het EGO-project (Extramuraal Gestructureerde Ouderenzorg) is een aanvulling op de reguliere eerstelijnszorg. Telefonische hulp voor de naasten van mensen met dementie
8
10
D
Thuis met dementie
Zorggroep Almere
11
E
Zorg op maat door leefstijlmonitoring
o.a. Proteion, De Zorggroep en Savantzorg
12
D
DOC-team
Geriant
13
D/G
Careyn, Vierstroomzorgring
14
E
Casemanageme nt voor thuiswonende ouderen met dementie Zorg TV (Vie Dome)
15
E
TeleWond Monitoring
16
E
Baxteren in de thuiszorg
Thuiszorg Rotterdam, Laurens, Ksyos + ZvB De Omring
17
H
Stuurkracht bij eenzaam-heid
Stichting Thuiszorg Groot Rijnland, Activite
18
H
Gezond en wel
De Borg Zorg
Proteion Thuis, Vilans
9
Om chronische patiënten, bijvoorbeeld met dementie, optimaal te ondersteunen ontwikkelt Zorggroep Almere zorgprogramma‘s, aan de hand van het Chronische Zorg Model. Transmurale ketenzorg, gericht op het multidisciplinair behandelen, begeleiden en adviseren van mensen met dementie, hun familie en mantelzorgers. Mbv infraroodsensoren wordt het activiteitenpatroon van thuiswonende ouderen gevolgd. Verandering in het leefpatroon kan aanleiding zijn voor telefonisch contact of een huisbezoek zodat waar nodig het zorgplan kan worden aangepast. Dementie Onderzoek en Casemanagementteam. Ketensamenwerking voor dementiezorg. Het doel is mensen met dementie de mogelijkheid te bieden om langer en verantwoord in hun eigen omgeving te blijven wonen. Behoud van kwaliteit van leven staat centraal en geprobeerd wordt om crisis zoveel mogelijk te voorkomen. Ook partner, kinderen en mantelzorgers worden ondersteund. De casemanager begeleidt en ondersteunt de thuiswonende oudere met dementie en hun naaste(n) en bewaakt hun medische, psychische en sociale noden, om door tijdig ingrijpen de situatie te stabiliseren of te verbeteren. Zorg op afstand via beeldscherm. De gebruiker kan gedurende 24 uur per dag op afstand communiceren met een verpleegkundige. De communicatie bestaat uit een beeld- en spraakverbinding. 2 concepten Goedemorgen goedenavond service en Medicatiebegeleiding. Zorgvragen worden snel en doeltreffend beantwoord. Genezing volgen met digitale foto‘s. Wijkverpleegkundige stuurt bij elke controle foto naar dermatoloog. Geautomatiseerd medicijnverdeelsysteem waarbij juiste medicatie in juiste dosering in aparte verpakkingen wordt aangeleverd aan de cliënt. STGR wil met dit project een passend aanbod ontwikkelen voor ouderen die (dreigen te) vereenzamen en zo het beroep op zwaardere zorg verminderen. Eenzaamheid komt veel voor bij 55+-ers en kan leiden tot verminderde deelname aan maatschappelijke activiteiten en ook tot depressiviteit. Door middel van het organiseren van groepsvoorlichtingen in en het houden van laagdrempelige spreekuren wil het programma bereiken dat ouderen in deze wijken dichtbij huis kennis en activiteiten aangeboden krijgen die vroegtijdige signalering en erkenning van
19
E
Steunkoushulpmiddel
Orbis
20
E
Zorgkluis-jes
ZvB en o.a. De Omring
21
E
Opstatoilet
ZvB + Amsterdam Thuiszorg
22
E
Infuus InZicht
ZorgBrug
* A. B. C. D. E. F. G. H.
Kleinschalige teams in de wijk Andere rol wijkverpleegkundige Digitale communicatie Dementie (Technische) Hulpmiddelen Management/beleid onderzoek preventie
10
problemen bij het ouder worden bewerkstelligen. Door goede inzet van de steunkoushulpmiddelen kan een professionele zorghandeling vervallen. De cliënt blijft zelfstandig en houdt regie op de dagindeling. Met de invoer van de zorgkluis, waarin de huisdeursleutel van de cliënt hangt, kan de thuiszorgmedewerker met behulp van een moedersleutel - die op elke zorgkluis past- de deur van de cliënt openen. De bril en de armleggers van dit toilet bewegen met de gebruiker mee omhoog. Mensen kunnen zo langer zelfstandig naar het toilet en verzorgenden en mantelzorgers hoeven hen niet meer overeind te hijsen. Door het gebruik van een mobiele videokoffer in de thuissituatie wordt de dubbelcheck op het berekenen van de inloopsnelheid van de medicatie en bij het instellen van de pomp op een veilige manier uitgevoerd.
Bijlage 5: Groslijst Best Practices Gehandicaptenzorg Titel
Organisatie
Korte beschrijving
1
thema * A
Triple C
Hans van Wouwe ASVZ
2
A
Hechting, basisveilig-heid, basisvertrouwen
Cordaan Contactpersoon: Sandra Zaal
3
A/B
Doen wat Werkt
Het Poortje, Jeugdzorg Drenthe, Tjallinga Hiem, Accare en de Basegroep.
4
B
Ontmoetingscen trum Prinsenhof
Pameijer, Laurens
Triple C is een orthopedagogisch behandelmodel met drie belangrijke pijlers: een onvoorwaardelijke relatie, betekenisvolle daginvulling, het accent ligt niet op het probleemgedrag. Boek over hechting en basisveiligheid, bij mensen met een verstandelijke beperking zeer belangrijk. De inhoud van het boekje is gebaseerd op ervaringen binnen het werk, onderbouwd met ervaringen en onderzoek van prominente (ervarings)deskundigen op het gebied van hechting. Doen wat werkt is een succesvol zorgprogramma voor jongeren van 12 tot 18 jaar met ernstige gedragsproblemen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Het zorgprogramma richt zich op het hele gezin van de jongere en biedt een combinatie van residentiële en ambulante behandeling, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat tot een korte residentiële time-out tijdens het ambulante gedeelte van de behandeling. Doen wat werkt is ontwikkeld voor de civielrechtelijke doelgroep en is bedoeld als alternatief voor langdurige plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting. Ontmoetingscentrum Prinsenhof is een initiatief van en een trefpunt voor wijkbewoners. Een uniek en bijzonder samenwerkingsverband tussen de bewonersvereniging, de woningcorporatie de Nieuwe Unie, Pameijer, een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking en zorgaanbieder voor ouderen Laurens.
5
B
―De Dommel‖ buitenhuis Kempen-haeghe
Kempen-haeghe,
Buitenhuis voor mensen met een verstandelijker beperking en epilepsie. Van het begin af (2001) heeft men er alle energie ingestoken om de mensen optimaal mee te laten doen in de samenleving. Met succes. Mensen werken en gaan naar de gewone clubs. Ook is er stelselmatig goede aandacht voor activiteiten en sociale netwerken.
6
C
Medicatieveiligheid
NOVO
NOVO heeft een kaderregeling ontwikkeld gericht op een veilige omgang met medicatie. De handleiding regelt de afspraken waar medewerkers zich aan moeten houden bij het bestellen, klaarzetten en toedienen van de medicatie. Daaronder vallen ook kennis en vaardigheidsaspecten die nodig zijn. De
11
Handleiding houdt bovendien rekening met de activiteiten die een cliënt zelf kan ontplooien bij het beheren van de medicatie. Een programma om samen met mensen met een verstandelijke beperking te werken aan leefstijlverandering.
7
C
Gezond en Wel
Talant Nico de Vries
8
C
Basistest fitheid
De Brink
9
D
Communiceren met kinderen met een verstande-lijke beper-king dmv PECS
Het Raamwerk, Anita de Roos, logopedist KDC de Honingraat
10
D
Link4all
Bartiméus Joost Hartveldt, Marjolein Smit
11
E
Kijk op kinderwens koffer
ASVZ, Marja Hodes
12
E
Ouder en Kind Huis
ASVZ, Marja Hodes
12
Een praktische en toepasbare methode om de fitheid van mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke en zintuiglijke beperking te kunnen meten: de Basis-testset fitheid. Met behulp van PECS (Picture Exchange Communication System) wordt kinderen met een verstandelijke beperking geleerd een of meerdere plaatjes of foto's uit te wisselen met de communicatiepartner om te krijgen wat ze willen hebben. De meerwaarde van PECS is dat het initiatief voor communicatie bij het kind ligt. Door deze manier van werken worden vaardigheden als contact zoeken, initiatief nemen, interactie en spontane communicatie vanaf het eerste moment eigen gemaakt. Voor mensen met een beperking is een standaardbrowser en mailprogramma vaak te ingewikkeld. Daarom ontwikkelde Bartiméus in samenwerking met de stichting Ookjij.nl de website B-link. Op deze website is informatie vertaald met beeldtaal en door audio ondersteunde teksten naar een begrijpelijk niveau. Gebruikers kunnen zelfstandig mailen, muziek beluisteren en informatie ophalen. Samen met andere onderwijs- en zorginstellingen werken Bartiméus en Ookjij aan een landelijke community en een toegankelijk internet voor mensen met een (visuele)verstandelijke beperking. Zorgorganisatie ASVZ heeft een koffer op de markt gebracht onder de naam ‗Kinderen, waar kies ik voor?‘. Met behulp van deze koffer kunnen mensen met een verstandelijke beperking zo goed mogelijk worden voorgelicht over de consequenties van hun kinderwens en de inhoud van het ouderschap. De afgelopen jaren zijn bij ASVZ enkele woonvoorzieningen van start gegaan voor de opvang en ondersteuning, begeleiding en behandeling van ouders met kinderen. Het gaat om appartementencomplexen van wisselende grootte, waar ouders met hun kind(eren) zelfstandig kunnen wonen en terug kunnen vallen op begeleiding die vierentwintig uur per dag beschikbaar is.De gezinnen die binnen de voorzieningen wonen zijn multi-
probleemgezinnen. 13
F
Levensboek en schatkist
Fonds Sluyterman van Loo, Stichting het R.C. Maagdenhuis en Stichting Brentano.
14
F
Bejegeningskoffer 'Ben ik in beeld?‘
Gemiva Lenie Turk en René Kruys (Gemiva-SVG Groep).
15
F
Academie voor Kwaliteit van Bestaan
Arduin
16
B
Acitive Support
Reinaerde
17
F
Zeg het ons
LFB,LSR
Voor oudere cliënten die langzaamaan wat vergeetachtig worden, kan een levensboek houvast bieden. Het bijzondere aan deze opzet is dat er niet alleen een boek met veel fotomateriaal is gemaakt maar ook een "schatkist" met allerlei voorwerpen die het leven van cliënten met een verstandelijke beperking (laag niveau) symboliseren. Deze materialen zijn gerelateerd aan herinneringen van vroeger, tastbaar, in geuren of geluid (materialen om te voelen, te ruiken). Deze vorm van ondersteunende communicatie biedt meerwaarde aan cliënten, begeleiders en familie. De koffer ―Ben ik in beeld‖ is bestemd voor cliënten en medewerkers in de zorg. De inhoud helpt hen een gesprek aan te gaan over bejegening. De cliëntenraad die de belangen van mensen met een lichamelijke handicap behartigt, nam hiertoe het initiatief. De werkgroep maakte gebruik van ervaringen uit het leven van cliënten. De koffer bestaat uit een dvd, een gespreksspel, een boekje met waar gebeurde verhalen van cliënten en informatie over het Inspringtheater, een manier om dieper op het onderwerp door te gaan. Veel cursussen voor medewerkers én cliënten
Begeleiding van mensen met verstandelijke beperkingen vereist naast persoonlijke competenties ook een bewuste en effectieve werkwijze van begeleiders als team. ‗Active Support‘ is een dergelijke werkwijze waarbij de effectiviteit empirisch, vooral in het Verenigd Koninkrijk, is onderzocht. In dit artikel wordt verslag gedaan van een effectiviteitsstudie in Nederland. De uitkomsten wijzen op een grotere deelname van cliënten aan geplande activiteiten, toename van zelfstandigheid en verbetering van interacties tussen cliënten en begeleiders. Het artikel is van belang voor gedragswetenschappers, managers van inhoudelijke zorg en docenten in opleidingen voor begeleiders. Zeg het ons‘ is een methode/instrument waarmee mensen met een verstandelijke beperking zelf onderzoek kunnen doen naar de kwaliteit van het bestaan. Daarnaast heeft de methode tot doel de betrokkenheid van mensen met een verstandelijke beperking te vergroten bij het toetsen en het verbeteren van de kwaliteit van hun bestaan. ‗Zeg
13
het ons‘ is ontleend aan de methode ‗Ask me‘ die ontwikkeld is in de Verenigde Staten. 18
C
Voorbehouden en risicovolle Handelingen
Gemiva
19
D
Mijn leven agenda
n.v.t.
Het is voor cliënten en hun gezondheid zeer belangrijk dat voorbehouden handelingen én risicovolle handelingen vakkundig en zorgvuldig uitgevoerd worden. Gemiva-SVG Groep schoolt, toetst en registreert alle medewerkers voor zowel voorbehouden als risicovolle handelingen op dezelfde wijze. Medewerkers zijn dan bevoegd en bekwaam om voorbehouden én risicovolle handelingen te verrichten, volgens het beleid van de Gemiva-SVG Groep. Voor een voorbehouden handeling is autorisatie door een arts verplicht
Een Agenda ontwikkelt met en voor mensen met lichte verstandelijke beperkingen. De inhoud van de Agenda is samen met gebruikers gemaakt. Het thema is verbreedt: van Mijn Lijf naar Mijn Leven. De kleuren zijn aangepast. Wat gebleven is: bij elke maand een onderwerp dat belangrijk is voor je leven, recepten, tips en leuke weetjes. Ook het logboek en de Mijn Lijf informatie die helpen bij bezoeken aan dokters en de tandarts zijn gebleven
* A. B. C. D. E. F.
gedragsproblematiek van zorg naar ondersteuning / vermaatschappelijking gezondheid / leefstijl hulpmiddelen / technologie ouderschap zeggenschap / cliënt centraal
14
Bijlage 6: Groslijst Best Practices GGZ Titel
Organisatie
Korte beschrijving
1
thema * A
Separeervrij handelen
Gelderse Roos
2
A
De Agressiecoach
Roosenbrug
3
B
Project Familie als bondgenoot
4
B
De Triadekaart
Samenwerking tussen familievereniging en, cliënten en professionals, de Fontys Hogeschool en de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid Ypsilon
Dit project is gericht op het komen tot een separeervrije opname-unit in een periode van drie jaar. Dit gebeurt met behulp van deskundigheidsbevordering, training en intervisie van de medewerkers, het evalueren van dwangsituaties, het opstellen van een crisiszorgplan en een netwerkbenadering (het betrekken van familieleden bij de behandeling). Dit project bevat de aanstelling van een agressiecoach, het in gebruik nemen van signaleringsplannen en het bieden van alternatieven voor separatie. Daarnaast krijgen medewerkers door trainingen meer kennis van agressie in relatie tot psychiatrische stoornissen. Het doel van het project is om ervaringskennis van familieleden van mensen met ernstige psychiatrische problematiek, praktijkkennis van hulpverleners en recente wetenschappelijke inzichten te bundelen, om in de hulpverlening familieleden beter te kunnen ondersteunen en hun deskundigheid te kunnen inzetten voor het herstelproces van de cliënt.
5
C
Phamous
UMC Groningen
6
C
Disease management schizofrenie
GGZ NoordDrenthe
7
D
Erkenning van Verworven Competenties (EVC) voor vrijwilligers
MOVISIE
15
De Triadekaart is het antwoord van Ypsilon op vragen waar veel mensen mee worstelen: Hoe zorgen we ervoor dat de naaste een passende rol speelt in de zorg? Hoe voorkomen we dat de cliënt/bewoner het gevoel heeft dat hij daarbij buitenspel wordt gezet? En hoe weet de hulpverlener wat hij van de naastbetrokkene kan vragen en wat niet? Doel van Phamous is om de zorg voor mensen met een psychose te verbeteren door jaarlijks op een systematische manier de psychische en lichamelijke gezondheid te evalueren en zonodig de behandeling bij te stellen. Het project Disease management schizofrenie is een raamwerk van jaarlijkse evaluaties om het ziekteproces van een groep mensen te volgen. Deze uitvoerige jaarlijkse beoordeling bevat ook lichamelijk onderzoek. De EVC-procedure vrijwilligers heeft als doel dat vrijwilligers inzicht krijgen in en erkenning krijgen voor de competenties die zij hebben opgedaan. Het is vooral gericht op vrijwilligers die zich verder willen ontplooien. De methode is gebaseerd op de op formele kwalificatie gerichte EVC-procedures die
zich in verschillende contexten al had bewezen. Ter voorbereiding op de ontwikkeling van de procedure zijn twee verkenningen uitgevoerd die de haalbaarheid en wenselijkheid van EVC in het vrijwilligerswerk zichtbaar maakten.
8
D
Strenghts-model
Emergis/GGZ Noord Holland Noord
9
D
Herstelondersteunende begeleidingspla nnen
SBWU
10
D
Shared decision making (SDM)
11
D
Herstelwerkgroepen
De Nederlandse variant van SDM is momenteel in ontwikkeling bij GGZ Noord Holland Noord. HEE-team
12
D
Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB)
13
D
Systematisch Rehabilitatieger
Ontwikkeld door de universiteit van Boston en in in Nederland geïntroduceerd door de Stichting Rehabilitatie ‘92. o.a. Altrecht
16
Praktijkervaringen laten zien dat de methode het zelfvertrouwen en het zelfinzicht van vrijwilligers vergroot en dat de procedures het makkelijker maken om de buitenwereld te laten zien welke competenties met het vrijwilligerswerk zijn verworven. Het Strengths Model is een benadering waarin de individuele krachten van cliënten centraal staan, die ontleend worden aan wensen, competenties en vertrouwen. Om tot wasdom te komen zijn veelal ook omgevingskrachten nodig: sociale relaties, materiële hulpbronnen en diensten en mogelijkheden die zich voordoen. Het Strengths model gaat ervan uit dat mensen die lijden aan een ernstige psychiatrische aandoening voortdurend kunnen leren, groeien en veranderen, als de individuele en omgevingskrachten op de juiste wijze worden aangewend. Om het begrip ‗herstel' handen en voeten te geven in herstelondersteunende zorg, heeft de SBWU De richtlijn voor goede zorg uitgebracht. Tijdens hun deelname aan het Zorg voor Betertraject 'Herstel en Sociale participatie' behaalde zij de hoogste eindscore op de ROPI en presenteerde zij hun nieuwe 'herstelondersteunende begeleidingsplannen'. SDM is een met ICT ondersteunde methode die erop gericht is dat de cliënt, op basis van alle informatie die nodig is om een zorgvuldige keuze te maken én op basis van individuele wensen en voorkeuren, samen met de hulpverlener tot een gezamenlijke invulling van de behandeling kan komen. Doel van de herstelwerkgroep is tweeledig: ondersteuning van het herstel van de deelnemers en ontwikkeling van ervaringskennis, die vervolgens wordt verspreid. De ontwikkeling en verspreiding van ervaringskennis komt andere cliënten ten goede en kan bijdragen aan verbetering van het zorgaanbod. De IRB is een rehabilitatiestroming die als missie heeft om mensen met psychiatrische beperkingen beter te helpen functioneren, zodat ze met succes en tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en sociale contacten hebben in de omgeving van hun keuze met zo min mogelijk professionele hulp. Het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH) is een methodiek die professionals toerust om
icht Handelen (SRH)
14
E
Contextbenader ing m.b.v. HAT eenheden
Meerkanten
15
F
Het project Onze Buren
De Grote Rivieren, Dordrecht
16
F
Project Vergezellen
GGZ Eindhoven
17
F
Maatschappelijk e Steunsysteem (MSS)
Eindhoven en de Kempen
cliënten te ondersteunen in hun herstel- en ontwikkelingsproces en omgevingen te creëren die steunend zijn. Dat wil zeggen dat er enerzijds rekening gehouden wordt met de psychische beperkingen en anderzijds mogelijkheden geboden worden voor het gebruiken van talenten en het ontwikkelen van mogelijkheden. Met deze methode wil de instelling zorgen voor een menswaardiger omgeving, zowel in architectuur als in voorzieningen en cliëntbenadering. Het project komt ten goede aan de zorg voor psychiatrische cliënten in de gesloten afdelingen van de GGZ. Volgens het team van Duinhof reageren de patiënten goed op hun nieuwe omgeving. Ze zijn trots op hun privé-ruimte met eigen wc en douche en ze kunnen zich terugtrekken als ze daar behoefte aan hebben. Juist omdat ze die mogelijkheid hebben durven de patiënten de uitdaging aan om meer naar buiten te treden. Het project is opgezet na klachten van buurtbewoners in Dordrecht. Zij klaagden over bewoners van GGZ-instelling De Grote Rivieren, die drugs gebruikten of psychiatrische problemen hadden. De GGZ-instelling, woningcorporatie Woondrecht en de politie hebben voor de ‗nieuwe‘ buurtbewoners van de Vogelbuurt in de loop der tijd een aantal faciliteiten gecreëerd, zoals een buurtwinkel en een Werkplaats. In Eindhoven heeft een bijzondere vorm van een maatjesproject plaatsgevonden, namelijk het inzetten van hulpverleners om cliënten te ondersteunen bij het ondernemen van activiteiten en zo als het ware te fungeren als een soort 'maatje'. Het ging om extra individuele aandacht voor cliënten (max. 4 uur per cliënt per week), waarbij het niet draaide om een behandelresultaat dat behaald diende te worden, maar om het contact tussen hulpverlener en cliënt. Het 'vergezellen' werd gezien als taak binnen de functie van de hulpverlener. Het project is zowel door cliënten als hulpverleners positief geëvalueerd. Bijzonder aan MSS in Eindhoven en randgemeenten is de gecombineerde inzet van kwartiermakers en ervaringsdeskundig begeleiders in die kleinschalige buurt- of dorpgerichte projecten. De ervaringsdeskundig begeleider maakt contact op een andere, meer gelijkwaardige manier vanuit vergelijkbare ervaringen en herkenning. Mensen uit de doelgroep zien de kwartiermaker toch nog vaak als hulpverlener. Cliënten zijn vaak ‗hun ziekte geworden‘, ervaringsdeskundigen doen dan weer een appel op wie ze als mens zijn, en wat ze kunnen. Ze laten hun merken en ervaren dat het van betekenis is dat ze er zijn. Cliënten vertellen
17
18
F
Netwerktafel
GGZ Noord Holland Noord
19
G
Critical Time Intervention (CTI)
De methodiek is vertaald in het Nederlands in Den Haag bij de Parnassia Bavo Groep op initiatief van H. Wijbrand Hoek, Elie Valencia en Diede Schols.
20
G
Assertive Community Treatment (ACT)
Diverse organisaties
21
H
Inzet ervaringsdeskundigheid
Diverse organisaties
22
H
Cursus Herstellen doe je zelf
Ontwikkeld door het Regionaal Service Centrum
de ervaringsdeskundig begeleider daarom gemakkelijker over hun persoonlijke situatie De netwerktafel ―is een gestructureerd overleg met als doel cliënten eerder en sneller aan een passende zinvolle dagbesteding te helpen en te zorgen dat organisaties elkaar gemakkelijk weten te vinden en hun kennis van de sociale kaart verbetert.‖ De cliënt kan hierbij zelf aanwezig zijn. Per 25 mei 2008 is er in Alkmaar Noord een netwerktafel gestart. Bewoners van de beschermde woonvorm kunnen hier hun wensen uiten om hun sociale participatie te vergroten. Bij 15 werktafels zijn 64 bezoekers aanwezig geweest (40 personen, anderen kwamen meerdere keren) en 9 gasten. Er zijn 66 wensen geuit waaronder 25 voor vrijwilligerswerk, 18 op zoek naar een cursus, 4 voor een maatje, 7 betaald werk en 12 anders (informatief en dergelijke). Critical Time Intervention (CTI) is een methodiek van casemanagement die is bedoeld om personen met ernstige psychische stoornissen op een gestructureerde wijze toe te leiden naar passende zorg. CTI wordt ingezet in kritische overgangsperioden in de zorg. CTI wordt onder andere toegepast bij zorgtoeleiding van personen in de doelgroep van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). CTI biedt een effectieve, transparante en afgeperkte manier van werken bij de complexe problemen in de toegankelijkheid en continuïteit van psychiatrische zorg. ACT is een model om zorg te bieden aan mensen met langdurende of blijvende ernstige psychiatrische aandoeningen. ACT staat voor 'Assertive Community Treatment'. ACT richt zich vooral op de 'moeilijkste' mensen met langdurende of blijvende ernstige psychiatrische aandoeningen. De vijf belangrijkste kenmerken van ACT zijn: outreachend, ambulant, intensief, multidisciplinair en continue zorg. In de afgelopen jaren is het inzicht gegroeid dat herstelondersteunende zorg niet mogelijk is zonder een beroep te doen op de ervaringskennis van mensen met psychische aandoeningen zelf. Inzet van ervaringsdeskundigheid kan er enerzijds toe bijdragen dat hulpverleners beter leren begrijpen hoe cliënten de zorg beleven en aan welke vorm van ondersteuning zij behoefte hebben. Anderzijds hebben ervaringsdeskundigen een belangrijke rol bij het ondersteunen van herstelprocessen van cliënten De cursus Herstellen doe je zelf heeft als doel om bekend te raken met het begrip herstel, herstelervaringen te delen met anderen en eigen krachten en mogelijkheden te hervinden.
18
GGZ 23
I
Integrated Dual Diagnose Treatment (IDDT)
Diverse organisaties.
24
J
Individual Placement and Support (IPS)
GGZ NHN, GGZ Eindhoven, Lentis/UCP, UMCG
25
J
Voorschakeltraj ect Arbeidsintegrati e
DAAT-Drenthe
IDDT staat voor het gezamenlijk aanbieden van verslavingszorg en psychiatrische zorg op klinisch niveau, door dezelfde behandelaren en op dezelfde locatie. Oorspronkelijk is IDDT ontwikkeld voor toepassing binnen ACT-teams, omdat deze een groot percentage verslavingsproblematiek binnen hun doelgroep kennen, alle behandelvormen zoveel mogelijk vanuit één team gegeven worden en verslavingsbehandeling één van de slechtst geïmplementeerde onderdelen van ACT bleek (Van Rooijen et al., 2007). Uit recente studies blijkt echter, dat IDDT ook effectief is binnen een klinische setting. (Van Rooijen et al., 2007). Deze arbeidsrehabilitatiemethode is bedoeld om mensen met ernstige psychische stoornissen zoals schizofrenie aan betaald werk te helpen. Snel zoeken naar betááld werk, samenwerking van arbeidsbegeleiders en GGz-hulpverleners en langdurige ondersteuning. Dat zijn de belangrijkste ingrediënten van IPS, Individual Placement and Support. Implementatieonderzoek in Nederland uitgevoerd door het Trimbos instituut. Het zogenaamde ‗voorschakeltraject arbeidsintegratie' is een individueel traject dat op de individuele wensen van cliënten is afgestemd. Tijdens het traject werkt de cliënt gericht aan het ontwikkelen en/of herstel van zijn/haar mogelijkheden om te kunnen (gaan) werken. Gemiddeld duurt een traject tussen de 12 en 18 maanden.
* A. B. C. D. E. F. G. H. I. J.
Dwang en drang Familieparticipatie Lichaam en geest Herstelondersteunende zorg Milieugerichte rehabilitatie Sociale participatie Bemoeizorg Ervaringsdeskundigheid Dubbele diagnose Arbeidsrehabilitatie
19
Bijlage 7: Beschrijving 15 Best Practices in de Ouderenzorg
1. Kleinschalig wonen voor mensen met dementie 2. Slim en slank, Lean 3. E-ZLP (elektronisch zorgleefplan) 4. ECD Residentweb 5. Ban de Band: Fixatievrije instellingen
Vivium Verpleeghuis Hogewey Brabantzorg Zorggroep Noorderbreedte Stichting Brentano Vilans + o.a. Beweging 3.0 Lisidunahof
6. Verzorgend wassen 7. WeCare
ZvB + o.a. Vivium Carint Reggeland groep + TNO Quality o.a. Van Neijnselgroep, Hilverzorg Zorgcentrum Oversingel Care Visual+ Stichting Eckmunde Careyn, Zorgkompas, Laurens LEVV
8. Van harnas naar zomerjurk 9. Altijd koffietijd 10. Lean Healthcare met de Zorgscorekaart 11. Kleinschalige zorg voor mensen met dementie 12. Richtlijn omgaan met afwerend gedrag van mensen met dementie bij eten en drinken 13. Periodieke medicatie beoordeling 14. CC-net
o.a. Woonzorg Unie Bunterhoek Zorgcentrum Suderigge, Zorggroep Hof en Hiem Zorgcentrum Soenda (Argos Zorggroep)
15. Partners in zorg
20
Naam Best Practice
1. Kleinschalig wonen voor mensen met dementie: De Hogeweyk
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De werkelijkheid van een dementerende verandert tijdens het ziekteproces. Verleden en heden raken hopeloos verstrikt. Het is niet alleen het verlies van het korte termijn geheugen, maar daarmee ook het onvermogen om betekenis en structuur te geven aan de dagelijkse dingen. Uiteindelijk raken dementerenden daardoor de regie op de dagelijkse dingen in hun leven volledig kwijt. Dat betekent echter niet dat zij geen behoefte meer hebben aan eigen keuzes. En het is ook zelden zo dat een dementerende in een vergevorderd stadium van het ziekteproces ‗het toch niet meer weet of merkt‘. Niets is minder waar. Dementerende bewoners in het verpleeghuis, zijn allereerst bewoners, met alle wensen en behoeften van mensen die al dan niet gedwongen samen leven. Ook dementerenden willen: normaal wonen, het leven voortzetten zoals men gewend was en als je met meer mensen moet wonen dan bij voorkeur met gelijkgestemden. Daarom heeft Vivium de woningen van De Hogeweyk verdeeld in zeven verschillende leefstijlen: van ambachtelijk, christelijk en cultureel tot Goois, huiselijk, Indisch en stads. In elke woning wordt een normaal huishouden gevoerd, zoals u en ik dat thuis ook hebben. Daarbij kent elke leefstijl zijn eigen dagindeling, eigen keuze in eten en drinken en ook in radio en TV programma‘s. Bovendien zullen twee woningen in stadse leefstijl niet exact hetzelfde zijn, want de leefstijl wordt natuurlijk ook vormgegeven door de bewoners zelf. Er worden boodschappen gedaan en eten gekookt. Iemand dekt de tafel en een ander helpt bij het afruimen of het vouwen van de was. Hierdoor heeft de dag veel herkenbare momenten, herkenbare geuren en herkenbare geluiden. Bewoners worden betrokken bij het voeren van deze normale huishouding, zodat zij herkennen wat er gebeurt.
Doel Doelgroep Aanpak (en planning)
Mensen met dementie laten ‗normaal‘ laten wonen ‗zoals thuis‘ met gelijkgestemden. Mensen met dementie met een verpleeghuisindicatie. De Hogeweyk is een wijk met 23 woningen, ieder voor 6 tot 8 bewoners. Het is een échte wijk met straten, pleinen, steegjes, hofjes en een parkje. Er is veel aandacht voor ‗buiten'. Zo kunnen de bewoners wandelen, de seizoenen ervaren en de bloemen en planten ruiken. Er is supermarkt, een theater, een restaurant, café, kapsalon/beautysalon, verschillende verenigingsruimtes, een (verpleeg)huisartsenpost en een fysiotherapie praktijk. Al deze wijk voorzieningen zijn ook toegankelijk voor bezoekers en bewoners uit andere woonwijken. In de woningen kunnen de bewoners hun leven voortzetten zoals zij dat gewend waren, in de leefstijl die het beste bij hen past. Elke leefstijlgroep heeft een vast team van verzorgers. De inrichting van de woningen en de directe omgeving wordt zoveel mogelijk aangepast aan de bewoners en hun
21
leefstijl. In iedere woning zijn 6 of 7 éénpersoonskamers en 1 tweepersoonskamer. De woningen zijn van alle gemakken voorzien, en beschikken o.a. over een zitkamer met verschillende zithoeken, een open keuken en verschillende slaapkamers en badkamers. Alle woningen hebben een tuin, een terras of een balkon en liggen op de begane grond of de eerste verdieping. Hoe de woningen zijn ingericht hangt natuurlijk af van de individuele bewoners en hun leefstijl. In de woningen wordt een volledig zelfstandige huishouding gevoerd die niets weg heeft van het leven in een instelling. Bij een normaal leven horen immers ook dagelijkse bezigheden zoals zien en ruiken dat er eten gekookt wordt, de was vouwen of naar buiten gaan en boodschappen doen. Bewoners worden bewust betrokken om hier actief of passief aan deel te nemen. Bezigheden die herkenning en structuur aan de dag kunnen geven. De buitenrand van De Hogeweyk bestaat uit woningen met de voordeur naar binnen gericht. Binnen deze ‗schil' heeft de bewoner volledige bewegingsvrijheid, hij kan de wijk alleen verlaten via een beveiligde poort. De dagelijkse begeleiding is in handen van professionals op het gebied van zorg en welzijn. In De Hogeweyk zijn ook veel vrijwilligers actief die allerlei extra activiteiten mogelijk maken. De Hogeweyk werd in twee fasen gerealiseerd. De eerste fase was begin 2008 gereed. Na de sloop van de hoogbouw van het oude verpleeghuis Hogewey, werd de tweede fase van de nieuwbouw gestart. In 2009 was de bouw voltooid. Op 1 december 2009 waren alle nieuwe woningen betrokken en was de hele Hogeweyk bewoond. De Hogeweyk werd grotendeels bekostigd vanuit de reguliere budgetten voor de bouw van verpleeghuizen. De opzet van De Hogeweyk bracht echter een aantal kostenposten met zich mee die niet in de reguliere financieringsnormen passen. Hiervoor werd een sponsoractie opgezet die anderhalf miljoen euro opleverde. Resultaten
Door het ontwerp van De Hogeweyk is het veilig voor onze bewoners om door de wijk te wandelen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het hebben van uitzicht op een groene buitenomgeving en het dagelijks in de buitenlucht kunnen zijn, heilzaam is voor iedereen en dus ook voor de bewoner van De Hogeweyk. Er is onder andere in Wageningen veel onderzoek gedaan ( Alterra-rapport 1371, belevingsonderzoek 15, Alterra, Wageningen 2006) op dit terrein. Groen is van groot belang voor een ―healing environment‖. Er zijn sterke aanwijzingen dat contact met groen de gezondheid en het welzijn van bewoners, bezoekers en personeel kan bevorderen. Uit onderzoek in een ziekenhuisomgeving is een aantal effecten naar voren gekomen: minder stress bij patiënten, bezoekers en personeel, een hogere pijntolerantie en minder behoefte aan sterke pijnstillers bij patiënten, een betere lichamelijke conditie van patiënten, bezoekers en personeel doordat aanwezigheid van (toegankelijk) groen stimuleert om te bewegen, minder klachten ten gevolge van eenzaamheid doordat groen uitnodigt tot het
22
aangaan van sociale contacten. Dit zijn geweldige resultaten. Daarnaast is het regelmatig buiten zijn belangrijk voor het opbouwen en behouden van een goede conditie en afweersysteem. In het cliënttevredenheidsonderzoek 2010 scoorde De Hogeweyk een 9,1. Kritische succesfactoren
Randvoorwaarde is dat de de wijk veilig is voor dementerende ouderen. In de Hogeweyk is de wijk gesloten door een buitenste ‗schil‘ van huizen en 1 beveiligde poort. Vaak is nieuwbouw nodig om dit te realiseren. De grootste valkuil is toch dat we als ‗zorgend Nederland‘ gewend lijken om alles over te nemen zodra iemand de deuren van het verpleeghuis of ziekenhuis door gaat. Beslissingen worden met de beste bedoelingen uit handen genomen. In de afgelopen 15 jaar hebben wij geleerd dat je het ook op een andere manier kunt organiseren, vanuit de visie dat bewoners willen en kunnen leven zoals zij gewend waren.
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
www.innovatiekringdementie.nl www.vivium.nl www.dehogeweyk.nl Deutsch Artikel 1 Berliner Zeitung 261010.pdf | 45.2 kb Deutsch Artikel 2 Rheinischer Merkur 010710.pdf | 111.0 kb Deutsch Artikel 3 Rhein-Zeitung 210910.pdf | 155.2 kb
Internationale context Ontwikkelaar
Vivium Hogewey Weesp
Uitgevoerd bij
Vivium Hogewey Weesp
23
Naam Best Practice
2. Slim en slank; lean
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Brabantzorg is ontstaan na een fusie van twee organisaties. In de ontwikkeling van een nieuw ondernemingsplan voor de nieuw ontstane organisatie ging Brabantzorg in gesprek met alle stakeholders. De elementen die daar uit naar voren kwamen zouden het beste tot hun recht komen wanneer de organisatie het ―lean‖ gedachtegoed zou implementeren. Voor cliënten en medewerkers zouden zo een aantal verbeteringen gerealiseerd kunnen worden.
Doel
Het doel is om aandacht te schenken aan het verbeteren van de werkprocessen van Brabantzorg. Met het Slim en Slank verbeteren van de werkprocessen bedoelen wij het verhogen van efficiency, verbeteren van effectiviteit van zowel de primaire als ondersteunende processen, het voorkomen van tijd, goederen, voeding, en energie met als resultaat van onze acties en handelingen: in een keer goed! Het programma Slim en Slank veronderstelt ook een cultuurverandering in denken en gedrag voor iedereen in de organisatie. Deze verandering begint en eindigt bij de cliënt: wat voegt een handeling of dit (deel) proces toe aan de waarde voor de cliënt. (uit het ondernemingsplan)
Doelgroep
Alle medewerkers van Brabantzorg: anders gaan werken om de zorg voor cliënten te verbeteren.
Aanpak (en planning)
De implementatie van het Lean gedachtegoed, hier onder naam ―slim en slank‖ wordt over 5 jaar gefaseerd. Er wordt nauw samengewerkt met een ander programma waarin de klantrelatie centraal staat. Dit komt immers ook overeen met de uitgangspunten van Lean. Het doel voor het eerste jaar is: o Enthousiasmeren o In beweging krijgen o Naslagwerk/opleidingengids Men is begonnen met het informeren van alle teams op de afdelingen, d.m.v. een soort ―Roadshow‖. Dit heeft geleid tot de start van zo‘n 70 tot 80 kleine projecten op afdelingsniveau; dicht bij de medewerker en dicht bij de cliënt.
Resultaten
Op organisatieniveau wordt nog gezocht naar een goede manier om de verbeteringen zichtbaar te maken, anders dan in productiecijfers. Het is in de fase waarin het programma zich nu bevindt ook nog te vroeg om organisatiebreed effect te meten. De effecten van de kleine projecten op de afdelingen worden al wel gedeeltelijk in kaart gebracht. Hiervoor wordt o.a. gebruik gemaakt van meetmethodes die in het Zorg voor beter traject ―Slimme Werkprocessen‖ zijn ontwikkeld. Daarnaast kijken de teamleiders ook met ―het blote oog‖ of interventies wel of geen verbetering bewerkstelligen.
Kritische succesfactoren
Het is belangrijk om aan te sluiten bij de beleving van de mensen op de werkvloer. In eerste instantie was de reactie vaak wat terughoudend maar
24
bij nader inzien spreekt het feit dat dit project heel dicht aansluit bij de eigen werkzaamheden, veel medewerkers aan. De druk van buiten om als organisatie de werkzaamheden transparant te maken voor externe partijen (IGZ, zorgverzekeraars) en alle bureaucratische processen die daarbij horen is heel groot. De Raad van Bestuur moet deze organisatieverandering daadkrachtig uitdragen en ondersteunen. De programmaleider en medewerkers moeten gefaciliteerd worden in tijd en geld voor de uitvoering. De baten zijn snel zichtbaar, maar er moet altijd wel een voorinvestering gedaan worden. Materialen en links
Dit programma ontstaat in Brabantzorg werkende wijs. Er zijn daarom ook nog in deze fase geen materialen extern beschikbaar. Het Leangedachtengoed is natuurlijk wel breed verspreid. Ondernemingsplan brabantzorg: www.brabantzorg.nl In voor zorg: brabantzorg kiest voor slim en slank www.invoorzorg.nl Meer informatie over lean: www.leanzorg.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Boek: Lean denken en doen in de zorg Acht verhalen uit de praktijk Redactie: Jos Benders, Marc Rouppe van der Voort, Bart Berden Meer boeken via www.leaninstituut.nl/books
Internationale context
Lean thinking komt uit de Verenigde Staten en komt oorspronkelijk uit de autobranche. Er is veelvuldig (internationaal) over gepubliceerd. Bijvoorbeeld: Quality & Safety in Health Care. 2010 Oct;19(5):376-82. Epub 2010 Aug 19. Lean thinking in healthcare: a realist review of the literature. Mazzocato P, Savage C, Brommels M, Aronsson H, Thor J.
Ontwikkelaar
Begin jaren ‘90 is door Womack en Jones in de VS een grootschalig onderzoek uitgevoerd waaruit de ―lean thinking‖ is voortgekomen. Door het efficiënt organiseren wordt betere kwaliteit tegen lagere kosten gerealiseerd. In allerlei sectoren is dit gedachtegoed inmiddels gangbaar. Ook in de gezondheidszorg zijn er steeds meer instellingen die ―lean‖ willen worden. Voor meer informatie over ―lean‖ in de gezondheidszorg: zie bijvoorbeeld www.leanzorg.nl
Uitgevoerd bij
Brabantzorg
25
Naam Best Practice
3. E-ZLP (elektronisch zorgleefplan)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Zorginstellingen staan voor de moeilijke opgave om een balans te vinden tussen de individuele zorgvraag en het beschikbare budget vanuit het zorgzwaartepakket van de cliënt. Het E-ZLP biedt een oplossing voor een moeilijke vraag in de ouderenzorg: het verenigen van de bekostiging op basis van zorgzwaartepakketten, het behouden van persoonlijke zorg en tegelijkertijd het beperken van de steeds grotere administratieve lastendruk voor het zorgpersoneel. In plaats van onnodig veel papierwerk, biedt het E-ZLP een handzaam document waarin de medewerker in één oogopslag ziet wat de zorgbehoeften van de cliënt zijn.
Doel
Doel is om balans te krijgen tussen de individuele zorgvraag en het beschikbare budget uit het zorgzwaartepakket Het instrument maakt het mogelijk om in begrijpelijke taal zorgbehoeften en leefwensen van de cliënt te bespreken. Het E-ZLP geeft cliënten en hun familie, het personeel en de organisatie houvast in deze ingewikkelde en emotionele afwegingen. Het maakt ook de aanvullende inzet van mantelzorg of eigen bijdrage bespreekbaar en inzichtelijk. Dit alles komt terug in een vormgeving die voor alle betrokkenen veel toegankelijker is dan papieren plannen of traditionele software. Het is overzichtelijk, duidelijk en eenvoudiger bij te houden dan de papieren versie.
Doelgroep
Verzorgings- en verpleeghuizen
Aanpak (en planning)
De applicatie is in een proces van co-creatie tot stand gekomen. De ontwerpers en programmeurs van Lable liepen om het vraagstuk te doorgronden een paar dagen mee in de verzorgings- en verpleeghuizen. Daarna hebben zij samen met de verpleegkundigen, verzorgenden en beleidsmedewerkers de applicatie ontworpen en getest. Het E-ZLP wordt door de zorgverlener gebruikt om zorgactiviteiten in te plannen. E-ZLP is zeer gebruiksvriendelijk en gericht op een dialoog tussen de cliënt en zorgprofessional. Met het E-ZLP kan o.a. een activiteitenlijst en een risicoprofiel voor zorgproblemen gegenereerd worden. Het E-ZLP is een web applicatie die inzicht geeft in de behoeften van de cliënt en tegelijkertijd laat zien hoe de bekostiging voor de geleverde zorg is opgebouwd. Dit betekent transparantie voor alle betrokkenen: verzorgers, managers en als voornaamste natuurlijk de cliënten en hun familie. Aan de hand van 17 thema's wordt de zorgafhankelijkheid van een cliënt ingeschat. Deze onderwerpen zijn gebaseerd de Care Dependency Scale. Voor de zorgprofessional zijn de thema's herkenbaar en hanteerbaar in bestaande werkprocessen. Het initiatief sluit aan bij het beleid van verantwoorde zorg zoals landelijk (VWS, Actiz en IGZ) is ontwikkeld. De activiteiten in het E-ZLP sluiten aan op de handleiding ZZP's. Elke activiteit heeft een aantal normminuten waarvan naar eigen/klinisch inzicht afgeweken kan worden. Het E-ZLP geeft in één oogopslag inzicht in de opbouw van de behoefte en bekostiging. Daarmee is het voor iedereen helder welke en
26
hoeveel zorg er verleend gaat worden . De applicatie houdt rekening met de bandbreedtes van de ZZP's De activiteitenlijst is per afdeling anders op te bouwen. Beschrijvingen, normminuten en opties kunnen per organisatie worden aangepast en uitgebreid. Op basis van het CDS-profiel van een cliënt wordt een risicoprofiel gemaakt. Op basis van onderzoek zijn verschillende risico's in te schatten. Als de cliënt een verhoogd risico op bijvoorbeeld decubitus heeft kan men een zorgpad inschakelen. Een zorgpad geeft inzicht in preventieve maatregelen en de nodige behandeling. Resultaten
In het afgelopen jaar is de applicatie niet alleen bij Noorderbreedte getest, zorginstellingen uit Twente en de Noordoostpolder hebben de afgelopen maanden ook meegedaan aan de test. In de testperiode is een uitvoerig gebruikersonderzoek gedaan door studenten Zorg en Welzijn van de NHL Hogeschool te Leeuwarden en Communicatie Wetenschappen van Universiteit Twente. De resultaten van het onderzoek bevestigen de vele positieve ervaringen en hebben geleid tot het besluit om door te gaan met de ontwikkeling en implementatie van het Electronisch Zorgleefplan.
Kritische succesfactoren
Verzorgenden gaan verschillend om met het programm: jongere deelnemers klikken overal op en proberen alles uit, oudere medewerkers volgen nauwgezet de werkinstructies. Met beide werkstijlen zal goed rekening gehouden moeten worden bij invoering.
Materialen en links
www.ezlp.nl www.zorginnovatieforum.nl www.invoorzorg.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Lable en noorderbreedte hebben met het elektronisch zorgleefplan de Best Practice Award 2010 gewonnen.
Internationale context
-
Ontwikkelaar
Lable
Uitgevoerd bij
Noorderbreedte
27
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
4. ECD Residentweb
Omschrijving onderdelen Bij Stichting Brentano in Amstelveen was men niet tevreden over de dossiervoering van clienten. De enige informatie die indertijd beschikbaar was, waren ouderwetse Multo mappen die in een kast stonden waar veelal verouderde informatie in stond. Dagelijkse informatie en voortgang werden van alle bewoners op 1 papier gerapporteerd. Eén keer per maand schreef de nachtdienst de bijzonderheden over op 1 papier. Als er informatie werd geüpdatet, dan werd dit via de cliëntenadministratie gedaan. Er was een verouderde ADL lijst en geen inzicht in wensen en voorkeuren van cliënten. De mappen waren ingericht volgens een zorgaanbod. Er was nergens uit te halen dat het volgens de wens van een cliënt ging. Het doel is om het cliëntendossier zo in te richten dat de zorgverlening beter afgestemd wordt op de cliënten. Het elektronisch maken van het cliëntendossier leidt tot actuele informatie over de cliënt, die vanuit meerdere plekken in te zien zou zijn door verschillende disciplines. De interventie komt uiteindelijk de cliënt ten goede, maar ook voor de medewerkers zijn er belangrijke voordelen. ResidentWeb is een integrale softwareoplossing ten behoeve van de ondersteuning van de processen in de thuiszorg, verzorgingshuizen, verpleeghuizen en gehandicaptenzorg. ResidentWeb biedt inzicht in het primaire proces en alle zorggerelateerde processen: van zorgvraag via zorgplanning tot aan registratie, facturatie en verantwoording. Daarnaast genereert ResidentWeb managementinformatie waarmee het primaire proces wordt gestuurd en bewaakt. De webapplicatie is: 24 uur per dag bereikbaar toegankelijk voor elke geautoriseerde gebruiker op iedere werkplek flexibel in te zetten bij organisaties met meer vestigingen eenvoudig toegankelijk vanuit huis of op lokatie zonder ingewikkelde software-installaties te gebruiken goed voor aanzienlijke kosten en efficiëntieverbetering Per 2007 is men gestart met de implementatie van ResidentWeb. Gelijktijdig met de introductie van het ECD, is men gestart om de visie van stichting Brentano te communiceren. Dit volgens het model Zorgleefplan. Men heeft dus beiden, een ECD en een nieuwe visie gelijktijdig geïntroduceerd. Bij de introductie hebben er eerst visie bijeenkomsten plaatsgevonden op de verschillende locaties. Deze waren verdeeld in twee onderdelen, eerst de visie achter het zorgleefplan, daarna hoe de visie vertaald is in het ECD via een case. Na de visie bijeenkomsten hebben er train de trainers bijeenkomsten plaatsgevonden voor de teammanagers en evv-ers. Vervolgens zijn er per afdelingen, scholingen voor de medewerkers georganiseerd. Daarna is direct gestart met rapporteren in het ECD. Residentweb is 100% web based en is als huuroplossing beschikbaar onder een servicecontract. Er is dus geen sprake van licentiekosten. Residentweb kan
28
Resultaten
worden gehost op open source besturingssystemen maar ook op andere configuraties. TTS host Residentweb vanuit een beveiligde omgeving in het KPN datacenter en doet zelf het beheer van de omgeving. ResidentWeb levert de informatie aan waarbij cliënten de regie in eigen handen houden. Het hele programma werkt vanuit de cliënt. De zorgaanbieder staat niet centraal, maar de cliënt. Daarnaast betekent het voor de cliënt dat je belangrijke informatie kunt printen zodat de cliënt inzicht heeft in wat er afgesproken is en waar de cliënt recht op heeft. De cliënt heeft recht op inzage in het Zorgleefplan en zorgarrangement. De voordelen voor de cliënt zijn, dat de cliënten gevraagd wordt, wat hij of zij belangrijk vindt om het leven goed te ervaren. De zorg en dienstverlening worden hier goed op afgestemd. Het blijkt in de praktijk dat met kleine tegemoetkomingen de zorgvrager zich veel prettiger voelt. Een klein voorbeeld is dat de cliënten de tijd aangeven, waarop men zorg wil en wat voor zorg. Dit is zowel prettiger voor een cliënt als medewerker. De communicatie is open en transparant en zorgt voor een leukere samenwerking. De cliënten gaan meer ervaren dat ze daadwerkelijk inspraak hebben omdat er gevraagd wordt wat zij wensen en waar ze behoefte aan hebben. De medewerkers zijn enthousiast, medewerkers vinden het leuk om met het systeem te werken en zien het als een goed tool om hen te ondersteunen bij hun dagelijkse werkuitvoer. Het systeem werkt, het blijkt uit het enthousiasme van de medewerkers en de projectgroep en de goede ondersteuning van het methodisch werken. De informatie in het ECD is eenduidig, gestandaardiseerd en voor iedereen duidelijk. Er zijn geen gefrommelde papiertjes meer die overal uitvallen. Het systeem toont altijd de actuele en meest up to date informatie. De continuïteit van de zorg wordt hierdoor gewaarborgd. Doordat je in gesprek gaat met de cliënt, is de zorg veel meer afgestemd waardoor de cliënt meer tevreden is wat prettiger werken is voor de medewerker. Vraaggericht krijgt meer vorm, het levert meer zorgplezier op. Daarnaast worden de medewerkers ondersteund door het methodisch werken. Via de agenda krijgen medewerkers goed inzicht welke afspraken er op welke dag plaatsvinden en wanneer er overleggen en bewoners besprekingen zijn.
Kritische succesfactoren
De kwaliteitsindicatoren zitten ook in het systeem. Deze worden continu ingevoerd en niet eenmalig tijdens de meetweek. Gewicht, metingen bij diabetici, wondbehandelingen, griep vaccinatie en incidenten worden ingevoerd. De MIC commissie maakt hier gebruik van. Dit waarborgt de kwaliteit van informatie, alle informatie is altijd up to date en de indicatoren worden niet 1 keer per jaar gevuld t.b.v. de meetweek maar dragen continu bij aan het kwaliteitsproces. De overgang van een papieren dossier naar een ECD is voor een aantal medewerkers een enorme cultuurshock. Zeker als de gemiddelde leeftijd van de medewerkers vrij hoog ligt en men weinig computerervaring heeft. De medewerkers zijn gestart met een Windows en Word cursus om te leren omgaan met computers. Voor een aantal heeft het een jaar geduurd om computervaardig te worden. Nu zien de medewerkers het gemak in van computers en vinden ze het leuk om er mee te werken. De medewerkers zien nu dat door een paar muisklikken alle informatie over een cliënt in één keer opgeroepen wordt. Daarnaast is alles in ResidentWeb gestandaardiseerd volgens het Zorgleefplan. Hierdoor ontstaat een eenduidige werkwijze en wordt continuïteit van zorg de gewaarborgd.
29
Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context
Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Binnen de organisatie vonden er twee veranderingen plaats; de eerste was het werken met het ECD, de tweede het veranderen van de visie en introductie van het Zorgleefplan. De overgang naar het ECD, daar zag men erg tegen op. Achteraf bekeken is de introductie hiervan erg soepel verlopen. De overgang naar het Zorgleefplan model en introductie van een nieuwe visie hadden meer voeten in de aarde. Coachen on the job was hiervoor een erg belangrijke ondersteuning. Medewerkers hadden in begin moeite om papier los te laten, de stap is achteraf gemakkelijker gemaakt dan men zelf kon denken. Stapsgewijs is men hiertoe op overgegaan. Eerst is men gestart met rapporteren, vervolgens het vullen van de domeinen en het formuleren van de doelen. Na het opstellen van de doelen, kon men starten met het doelgericht rapporteren. www.brentano.nl www.ttoserve.nl ECD Residentweb is gebaseerd op de Care Dependency Scale. Hier is internationaal veel over gepubliceerd. Bijvoorbeeld: Geriatric Nursing (New York) 2003 Jan-Feb;24(1):40-3. The Care Dependency Scale: an assessment instrument for elderly patients. Lohrmann C, Dijkstra A, Dassen T. Technology to Serve www.ttoserve.nl Stichting Brentano Amstelveen en ongeveer 25 - 30 andere zorginstellingen in Nederland
30
Naam Best Practice
5. Ban de band: fixatievrije instellingen
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Jaarlijks overlijden ongeveer 3 mensen aan de gevolgen van het (foutief) gebruik van banden. In 2008 zijn echter al acht mensen ten gevolge van de Zweedse band overleden. De negatieve gevolgen van het gebruik van fysieke vrijheidsbeperkingen zijn aanzienlijk: angst, depressie, meer onrust, meer gebruik van psychofarmaca, meer incontinentie en decubitus, meer letsel door gebruik van de band. Het gebruik van de Zweedse band is niet effectief en inmiddels omstreden. Het is een zware maatregel die ernstig ingrijpt in de vrijheid van mensen. De Inspectie constateert dat vrijheidsbeperking vaker wordt toegepast dan noodzakelijk. In samenwerking met het veld heeft de inspectie een intentieverklaring opgesteld voor het terugdringen van vrijheidsbeperking. Een van de punten is dat in de ouderzorg en de verstandelijk gehandicaptenzorg in 2011 onrustbanden niet meer worden gebruikt! Zorg voor Beter sluit hier met het verbetertraject ‗Ban de band‘ op aan.
Doel
De doelstelling van dit verbetertraject is het binnen 9 maanden verantwoord afbouwen van fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen zoals onrustbanden in bed en/of stoel, verpleegdekens, blad over de stoel, plank onder de stoel, een diepe gekantelde stoel binnen de deelnemende locatie. Hierbij zullen onderstaande kwaliteitscriteria als leidraad dienen: a. de situatie is geanalyseerd; b. de maatregel/het alternatief is vastgesteld na overleg met cliënt, omgeving, specifieke deskundigen en relevante disciplines; c. er is aantoonbaar gezocht naar alternatieven; d. de maatregelen/de alternatieven voldoen aan de criteria van proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit; e. er zijn acties ondernomen om herhaling te voorkomen; f. de maatregel/het alternatief wordt geëvalueerd; g. er is een rapportage en verantwoording vastgelegd in het zorgen ondersteuningsplan. Daarnaast zal het instellingsbeleid en de intakeprocedure op het gebied van vrijheidsbeperking moeten worden geactualiseerd door hier een nonfixatieparagraaf in op te nemen. Bewustwording onder de medewerkers om op een andere manier om te gaan met vrijheidsbeperkende maatregelen is een belangrijke doelstelling.
Doelgroep
Verzorgings- en verpleeghuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, instellingen voor langdurende GGZ.
Aanpak (en planning)
De zorgorganisatie werkt 9 maanden aan het verantwoord afbouwen van fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen met behulp van een gestructureerde en resultaatgericht verbetermethode. De zorgorganisatie doet mee op locatieniveau. Alle medewerkers van die locatie worden betrokken in het bewustwordingsproces om op een andere
31
manier om te gaan met vrijheidsbeperkingen. Elke deelnemende zorgorganisatie vormt een verbeterteam met een manager, een arts, een gedragskundige (indien beschikbaar) en minimaal twee uitvoerend medewerkers.. Dit verbeterteam gaat naar drie conferenties en twee projectleiderbijeenkomsten. Verder krijgt het verbeterteam: - Een draaiboek met te volgen stappen voor een succesvol traject - Een toolkit met instrumenten, werkmethoden, formats en goede voorbeelden - Toegang tot een besloten extranet met documenten en forum - Monitoring van de eigen resultaten via een registratiesite
De verbetermethodiek kent verschillende metingen. 1) Het aantal onrustbanden en vergelijkbare maatregelen wordt maandelijks geteld en ingevoerd op een registratiesite zodat de voortgang inzichtelijk is. 2) Maandelijks worden balansindicatoren gemeten en ingevoerd op de registratiesite: valincidenten, agressie-incidenten en psychofarmacagebruik. Deze moeten niet toenemen doordat de fixerende maatregelen worden afgebouwd. 3) Het gebruik van de fixerende maatregelen (hoe vaak op een dag, hoe lang) wordt gemeten met behulp van de geeltjesmeting. Deze meting wordt 3x gedaan in de 9 maanden van het project. 4) Met behulp van de analyse kwaliteitscriteria (2x, begin en eind van het project) wordt gemeten welke hiaten er zijn in het proces van toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Resultaten
In mei 2009 zijn er twee pilotprojecten van het verbetertrajecten Ban de band uitgevoerd bij 32 locaties in de ouderenzorg en de verstandelijk gehandicaptenzorg (o.a. Beweging 3.0 Lisidunahof). Binnen 6 maanden is het gebruik van het aantal onrustbanden en vergelijkbare maatregelen zoals rolstoelbladen en verpleegdekens gedaald van 12% naar minder dan 4%.
Kritische succesfactoren
De gehele organisatie moet achter non-fixatie staan. Het beleid moet aangepast worden en de managers moeten het ondersteunen. De paramedici zoals de fysiotherapeut, de ergotherapeut, de gedragskundige en de psycholoog hebben een belangrijke rol in de zoektocht naar alternatieven. De rol van de arts is cruciaal. Deze tekent immers voor de M&M‘s. Als deze enthousiast is over het bereiken van een fixatievrije instelling werkt dat zeer bevorderend voor het succes van het project. De medewerkers hebben kennis nodig over alternatieven oor vrijheidsbeperkende maatregelen.
Materialen en links
Geeltjesmeting, afbouwformulier MDO, DVD Ruimte voor vrijheid, brochure voor familie, factsheet, goede voorbeelden uit de praktijk, informatie over alternatieven www.vilans.nl www.zorgvoorbeter.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Bevrijd uit Zweedse Band, PSY nov 2010 Nursing sept 2010
32
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
Vilans, Zorg voor Beter o.a. Beweging 3.0 Lisidunahof, Viva!, Florence Mariahoeve In 2010 zijn 30 organisaties van start gegaan en het verbetertraject staat nog open voor inschrijving.
33
Naam Best Practice
6. Verzorgend Wassen
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Verzorgend Wassen is een andere manier van lichamelijke verzorging: er wordt gewassen met washandjes of –doekjes, geïmpregneerd met lotion. De speciale niet irriterende, verzorgende lotion vervliegt, waardoor afdrogen niet nodig is. Cliënten liggen hierdoor minder lang bloot, voelen zich fris en zijn minder uitgeput door de wasbeurt. Bovendien is het voor de medewerkers minder belastend. Zij hebben minder lichamelijke klachten en houden meer tijd over voor andere zorg. Verzorgend Wassen is een innovatie die het werk van verzorgenden direct positief beïnvloedt. Dit geldt niet alleen voor het wassen zelf maar ook qua voorbereiding en het opruimen van de gebruikte spullen. Er wordt immers geen waskom meer gebruikt. Door nú efficiënter en slimmer te werken kunnen instellingen ook in de toekomst blijven voldoen aan de stijgende zorgvraag en de gewenste kwaliteit leveren. Als er minder tijd nodig is om een cliënt te wassen, blijft er meer tijd over voor andere zorg. Tijd waaraan het normaal gesproken ontbreekt. Het Verbetertraject Verzorgend Wassen formuleerde de volgende doelen: Minimaal 50% van de cliënten die voor hun dagelijkse verzorging (deels) afhankelijk zijn (mobiliteitsklassen C, D of E), worden volgens de ‗Verzorgend Wassen methode‘ gewassen. Kwaliteit van zorg (wat betreft lichamelijke verzorging) en tevredenheid blijft voor cliënten die gebruik maken van Verzorgend Wassen minimaal gelijk. Toename van de tevredenheid over fysieke belasting en tijd bij medewerkers die Verzorgend Wassen toepassen. Verzorgend Wassen is als onderdeel opgenomen in het beleid bij 75% van de deelnemende organisaties. Duur van de ‗wasbeurt‘ zal met 25% verminderen, waarbij afspraken gemaakt worden over invulling van de vrijgekomen tijd. Door verzorgend wassen integraal in te voeren zijn ook financiële besparingen mogelijk.
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Cliënten in de langdurende zorg die voor hun dagelijkse verzorging (deels) afhankelijk zijn van hulpverleners. Alle deelnemende organisaties startten de implementatie met informatiebijeenkomsten voor medewerkers, cliënten en hun naasten. Organisaties organiseerden deze bijeenkomsten in samenwerking met de leverancier van de verzorgende doekjes en washandjes. Vóór de start deden de afdelingen nulmetingen, gericht op de tijdsinvestering en ervaringen met de traditionele manier van wassen. Tijdens het Verbetertraject ondersteunden de leveranciers de instellingen door middel van instructie en persoonlijke begeleiding. De afdelingen maakten van te voren afspraken over de invulling van de extra tijd. Tijdens werkconferenties vanuit het Verbetertraject wisselden de verschillende organisaties ervaringen uit en bespraken problemen met elkaar. Op die manier leerden zij van en met elkaar.
34
Resultaten
Kritische succesfactoren
Aan het einde van de pilotfase deden de afdelingen een effectmeting en stelden een verspreidingsplan op. 85-100% van de bewoners wordt verzorgend gewassen. Alle deelnemende organisatie haalden ruimschoots deze doelstelling. Enkele kiezen er voor om alleen Verzorgend Wassen aan te bieden, bij nieuwe bewoners. Door verzorgend te wassen worden vaker volledige wasbeurten gegeven. Ook worden extra wasbeurten gegeven, zoals het wassen van het onderlichaam of het opfrissen van het gezicht. Soms 3 tot 4 keer per dag. Niet alleen cliënten die voor hun dagelijkse verzorging (deels) afhankelijk zijn, worden verzorgend gewassen, ook zelfstandige cliënten gebruiken verzorgend wassen. De tijdsduur van een volledige wasbeurt nam met 15 - 25 % af. Alle deelnemers gaven de ‗extra tijd‘ direct terug aan hun cliënten. Dit deden zij vooral door extra lichamelijke zorg te verlenen. Ook werden er meer andere activiteiten aangeboden, bijvoorbeeld een extra wandeling of vaste aanwezigheid van een verzorgende in de huiskamer. Bij de meeste organisaties bracht het Verzorgend Wassen rust op de afdeling tijdens het wassen; een effect dat vanaf het begin direct merkbaar was. Verzorgend Wassen biedt de mogelijkheid grotere spreiding in wastijden aan te brengen. Hierdoor worden cliënten vaker op hun eigen ‗wenstijden‘ verzorgd. De zorg wordt hiermee meer vraaggericht. De huidkwaliteit van cliënten verbeterde. Opvallend daarbij is dat het gebruik van lotion en medicinale zalven minimaal gelijk, maar in veel gevallen fors afnam. Ook dit werkt tijdsbesparend. De beleving van cliënten (pijn, vermoeidheid en plezier) bleef minimaal gelijk of verbeterde. Datzelfde geldt voor de beleving van medewerkers. Belangrijk is dat zorgorganisaties zich realiseren dat passende begeleiding (vanuit de leverancier) bij de introductie, implementatie en follow-up (ook op langere termijn) een voorwaarde is om verzorgend wassen succesvol in te voeren. Het is daarom belangrijk het aanbod van de verschillende leveranciers op dit aspect te vergelijken. Introduceren van Verzorgend Wassen op de gehele afdeling blijkt effectiever dan te starten met een paar cliënten op een afdeling. Een duidelijke en onderbouwde argumentatie voor het invoeren van Verzorgend Wassen door het management werkt sterk bevorderend op de mate van acceptatie bij zowel medewerkers als bewoners. Het is belangrijk inzichtelijk te maken hoeveel extra tijd verzorgend wassen oplevert en vervolgens afspraken te maken met het team en met de bewoners hoe deze extra tijd wordt ingevuld. Cliënten en medewerkers zijn erg positief over verzorgend wassen. Het werkt krachtig als ‗ervaren organisaties‘ vertellen hoe zij één en ander hebben aangepakt. Dit helpt anderen die met verzorgend wassen willen starten. Een projectleider heeft tijdens het verbetertraject gemiddeld een halve tot hele dag per week nodig voor zijn of haar taken. De gewenste inzet in moeite en tijd van medewerkers is afhankelijk van de omvang en het tempo van het implementeren van verzorgend wassen. Er zijn veel leveranciers die producten leveren om verzorgend te wassen. Het is daarom belangrijk te weten waarop te letten bij de keuze voor een leverancier. Het is erg belangrijk voldoende aandacht te besteden aan het borgen van verzorgend wassen. Vaak is de verwachting dat na afloop van een traject de resultaten vanzelf doorwerken en vastgehouden worden in de organisatie.
35
Ervaringen vanuit de Zorg voor Beter Verbetertrajecten laten echter zien dat er specifieke aandacht nodig is om resultaten uit trajecten te borgen. Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internat. context Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
o.a. protocol Verzorgend wassen, film ‗Verzorgend wassen; een andere manier van lichamelijke verzorging‘, de checklist bij het kiezen van een leverancier, voor het borgen van verzorgend wassen, informatie over de financiële aspecten van verzorgend wassen. http://www.zorgvoorbeter.nl/onderwerpen/over/verzorgend-wassen Onderzoeksbureau LOCOmotion heeft de innovatie Verzorgend Wassen uitgewerkt in een businesscase. Deze geeft inzicht in de kosten en baten van de invoering van Verzorgend Wassen. Weg met de waskom. Wassen zonder water in Sittard, Nursing juni 2008 Verzorgend wassen, Tijdschrift voor Verpleegkundigen april 2008, door Michel Jansen De kwaliteit van verzorgend wassen, Tijdschrift voor Verpleegkundigen juni 2008, door Herman Boers en Hanneke Knibbe Verzorgend Wassen in de Praktijk: effecten van en ervaringen met een innovatieve wasmethode, Arbocatalogus mei 2006, Hanneke Knibbe Het idee om met geïmpregneerde washandjes te werken is ontwikkeld in de industrie van medische hulpmiddelen. Er zijn diverse leveranciers van het materiaal. Binnen de stuurgroep van Zorg voor Beter is het besluit genomen om ―Verzorgend Wassen‖ middels een verbetertraject aan de sector aan te bieden. Aan de drie trajecten ―verzorgend wassen‖ binnen Zorg voor Beter deden 26 instellingen mee. Inmiddels zijn ook daar buiten steeds meer instellingen op deze methode overgegaan.
36
Naam Best Practice
7. WeCare
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De zorg verandert snel. De marktwerking leidt tot toenemende concurrentie. De traditionele werkwijze sluit niet meer aan bij de klantwens. Klanten verwachten steeds meer maatwerk dienstverlening. Zorgverleners voelen zich beknot in hun professionaliteit en hebben last van de bureaucratie. Er is sprake van versnippering van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en er zijn veel en complexe processen. Zorgorganisaties kampen met de vraag hoe de zorgverlening financieel gezond te houden. De huidige certificeringmethodiek HKZ sluit niet (altijd) aan bij de wensen van de organisatie. De organisatie wil behalve procesgericht ook outputgericht werken. Dit sluit ook beter aan bij de Normen Verantwoorde Zorg. Omdat het zorgkantoor de verplichting tot HKZ certificering heeft losgelaten is er ruimte om te veranderen. WeCare is een TNO Quality concept voor excellente dienstverlening. WeCare helpt zorgorganisaties om grip te krijgen op de kwaliteit van de geleverde zorg en deze te verbeteren naar excellent niveau. In de filosofie van WeCare staat de klant(vraag) centraal, is de medewerker/professional de spil in het zorgproces en heeft de organisatie een voorwaardenscheppende en faciliterende rol. Het beoogde resultaat is: tevreden klanten en tevreden medewerkers, op basis van een gezonde financiële bedrijfsvoering. De totale dienstverlening, dat wil zeggen alle ondersteunende activiteiten ten aanzien van wonen, zorg en welzijn. WeCare biedt organisaties de mogelijkheid om de gerealiseerde kwaliteit van zorgverlening te meten, te vergelijken (met die van andere organisaties) en te verbeteren, op basis van acht principes voor excellente zorg. Deze zijn beschreven in het WeCare Kwaliteitskader. Met WeCare worden jaarlijks alle medewerkers en de organisatie waarin of via welke zij werken, getoetst op excellentie. Het model is gebaseerd op een filosofie, op de overtuiging dat de kwaliteit van de zorg wordt bepaald in de interactie tussen cliënt en professional.
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Er zijn vier uitgangspunten geformuleerd: 1: De cliënt staat centraal Hoe? Hij heeft invloed op de te leveren diensten, hij houdt regie in dienstverlening (persoonlijke autonomie), medewerkers beschikken over een cliëntgerichte instelling en de organisatie houdt rekening met de culturele en financiële achtergrond van de cliënt. 2: De verantwoordelijkheid is terug bij de medewerker Hoe? Van eenzijdige communicatie naar interactie, verantwoordelijkheden delegeren naar de werkvloer en sturen op gedrag. 3: De bedrijfsvoering is vereenvoudigd Hoe? Processen vereenvoudigen, management en staf hebben een voorwaardenscheppende en faciliterende rol, de kwaliteit wordt m.b.v. een kwaliteitsdashboard gemonitord. 4:
De organisatie is financieel gezond.
37
Resultaten
WeCare omvat: Beoordeling medewerkers Klantfocus-groep interviews Medewerkerfocus-groep interviews Organisatieaudit WeCare-kwaliteitstoets (beoordeling kwaliteit en effectiviteit van de zorg door de klant) Cliëntaudits WeCare-talenttoets (een digitale test waarin de competenties worden gemeten van de medewerkers) WeCare-professionaltoets (toetsing op performance medewerker, presteerd de medewerker excellent?). Het model is kostenbesparend omdat de productiviteit verhoogd wordt. Je bespaart aanzienlijk op overhead en je werkt preventief omdat je eerder opmerkt als iemand ergens last van heeft, zodat je grotere zorgkosten bespaart (Henk Snijders, directeur strategie & innovatie). De overhead (allen die indirect zijn) is uiterst beperkt, met een kleine staf en een gering middenkader. De bedrijfsvoering wordt weer gezond: de overhead is beperkt tot plm. 20%, de bureaucratie is sterk verminderd waardoor de productie naar plm. 80% kan. De cliënt van Carint Reggeland Groep is tevreden (8,3-8,8) eb de medewerker ook (7,9-8,3).
Kritische succesfactoren
In principe kan het model zorgbreed worden ingevoerd. TNO Quality wil de resultaten gaan benchmarken, zodat instellingen van elkaar kunnen leren. Het WeCare –ISO 9001 certificaat wordt door de zorgkantoren erkend. - De organisatie die bij een dergelijke filosofie past kent een inspirerend, voorwaardenscheppend en kaderstellend bestuur, dat de operatie centraal stelt, middenkadermanagement op afstand plaatst en de staf zo klein mogelijk houdt, met daarbij wél maximale ondersteuning voor de professionals. - Het implemementatieproces begint bij de Raad van Bestuur. Die moet de durf hebben haar organisatie 180 graden om te draaien. Als de Raad er niet achter staat, werkt het niet. Zij moet zich afvragen hoe de instelling functioneert, welke problemen ze daarbij ondervindt en welke kansen er liggen. - Daarop volgt een beperkt ‗wensenonderzoek‘ onder cliënten en medewerkers, waarna wordt bekeken of de BackOffice daarop aansluit. Als duidelijk is wat voor voordelen WeCare voor de organisatie heeft, is het tijd zorgverleners te benaderen voor het pilotteam. Een goede begeleiding is belangrijk, want zij moeten kunnen terugkeren in hun oude werksituatie als het niet goed gaat. - Ten slotte wordt het stapsgewijs ingepast in de andere delen van de organisatie — bijvoorbeeld de administratie, de facilitaire dienst en HRM-afdeling. Omdat de controle en planning weer wordt teruggegeven aan het zorgpersoneel, moeten middenkadermanagementposities worden afgebouwd. - Daarnaast dienen bewoners meer serieus te worden genomen. Een anonieme tweejaarlijkse enquête is niet meer van deze tijd. Daarom moeten cliënten betrokken worden bij de ontwikkeling van de normen, de competenties en bij het auditproces. Je krijgt pas respect van de cliënten als ze concrete veranderingen zien en de uitkomsten met hen
38
Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
worden gedeeld. Bij Carint wordt iedere maand wordt getoetst of bewoners tevreden zijn over de verleende zorg. De resultaten daarvan worden vastgelegd in verslagen, die als leidraad dienen voor het beoordelingsgesprek met de medewerker. Door die rapportages zijn de vorderingen concreet bij te houden en het personeel weet wat ze moet doen om zich te verbeteren. Dan vinden ze het prima dat er zo naar hun functioneren wordt gekeken. Zeker als je ze erbij helpt. - De Raad van Bestuur moet 180 graden willen omdraaien. WeCare kan leiden tot ingrijpende maatregelen, zoals het afbouwen van het middenkadermanagement. Hiervoor is een sterke Raad van Bestuur nodig. - Cliënttevredenheid is het uitgangspunt. Het betrekken van cliënten is heel belangrijk, je moet er echter wel goed over nadenken hoe je dat aanpakt. Niet met een anonieme enquête maar door echt met de mensen in gesprek te gaan. Soms moeten cliënten hiervoor wat schroom overwinnen. www.tno-quality.com/ www.sophia-pilotproject.nl www.sophiaformule.nl tuv-wecare.com/ervaringen/ Artikel: ―WeCare kwaliteitsborgingmodel toests instelling en medewerkers op excellentie.‖ Zorginstellingen nr 2-2009 pag 24-27 Presentatie: Introductie WeCare www.tno-quality.com WeCare is ontwikkeld door TNO quality in de pilot Sophia bij Zorggroep Carint Reggeland, i.s.m. Lyonesse en de bewoners en medewerkers van locatie De Klokstee en vele andere belanghebbende partijen. Zorggroep Carint Reggeland
39
Naam Best Practice
8. Van harnas naar zomerjurk
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Het is noodzakelijk om de zorg in de toekomst betaalbaar en uitvoerbaar te houden. De komende decennia neemt de zorgvraag namelijk toe. Enerzijds door de vergrijzing van de bevolking, anderzijds door technologische ontwikkelingen: er wordt steeds meer mogelijk om onze levensduur te verlengen. Er is dan ook een groeiend aantal arbeidskrachten nodig om zorg te verlenen: in 2025 zou twintig procent van de beroepsbevolking in de zorgsector werkzaam moeten zijn om aan de vraag te voldoen, ten opzichte van veertien procent nu. Maar de beroepsbevolking vergrijst zelf ook en groeit niet meer zo hard. Er moet dus meer gebeuren. Om adequaat te kunnen reageren op deze ontwikkelingen, zijn zorgvernieuwing en verhoging van de arbeidsproductiviteit nodig. Wanneer cliënten en zorgmedewerkers de ruimte krijgen om hun relatie zelf vorm te geven, levert dat veel op. Professionals kunnen hun vakmanschap beter inzetten en krijgen meer plezier in hun werk. Cliënten krijgen persoonlijke zorg op maat. Daar zet het project ‗Doe minder … bereik meer. Van harnas naar zomerjurk‘ zich voor in. De gevolgen: ziekteverzuim en verloop dalen, de arbeidstevredenheid en de productiviteit stijgen en de sector wordt aantrekkelijker als werkomgeving.
Doel
Het doel van het project 'Van harnas naar zomerjurk' is om een onderbouwd en overdraagbaar praktijkmodel voor de langdurige zorg te ontwikkelen. Het project richt zich op de volgende meetbare resultaten: de gemiddelde arbeidstevredenheid stijgt met 10%; het langdurig ziekteverzuim daalt met 20%; het personeelsverloop daalt met 10%; de gemiddelde waardering voor de kwaliteit van de zorg stijgt met 10%; de productiviteit stijgt met 10%.
Doelgroep Aanpak (en planning)
Woonzorgcentra (instellingen voor langdurige zorg) Voor het project 'Van harnas naar zomerjurk' heeft de Van Neynselgroep, een experiment opgezet met een andere manier van werken bij woonzorgcentrum De Taling. Het experiment omvat de volgende onderdelen: 1. Wensen en behoeften van de bewoners inventariseren. 2. Gesprekken met mensen in het sociale netwerk van bewoners, zoals familieleden en mantelzorgers, om de inventarisatie aan te vullen. 3. Intervisiebijeenkomsten met medewerkers om de manier te bespreken waarop behoeftegerichte zorg kan worden georganiseerd. Deze gesprekken hebben geleid tot een inventarisatie onder medewerkers van: a. de houding van medewerkers tegenover behoeftegerichte zorg; b. het aanbod van behoeftegerichte zorg; c. de te ontwikkelen competenties en vaardigheden om dit te
40
realiseren. De inventarisatie van de wensen en behoeften van bewoners en de bewustwording en visie van medewerkers over het verlenen van behoeftegerichte zorg, hebben geleid tot verschillende interventies. 1 Denk- en gedragspatronen doorbreken Aanvankelijk vulden de medewerkers van De Taling zelf de behoeften van de bewoners in. De oplossing zochten ze veelal in aanpassingen van de fysieke woonruimte. De projectleider en externe coach hebben hier vervolgens veel gesprekken met de medewerkers over gevoerd. Dit heeft onder meer geresulteerd in de interviews tussen zorgmedewerker en bewoner. Deze duointerviews hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording bij medewerkers over wat cliëntgerichte zorg inhoudt.
Resultaten
2 Veranderende rol zorgcoördinator De zorgcoördinatoren coachen de medewerkers nu op meer sturing in hun werkzaamheden en bewustwording van het eigen handelen. TNO heeft de processen en resultaten van de experimenten geëvalueerd. Het doel van die evaluatie was om de effecten van de organisatieverandering vast te stellen. Bij elk van de vier deelnemende instellingen was een afdeling gekozen als experimentgroep: hier vond de organisatieverandering plaats. Een andere afdeling fungeerde als controlegroep. Het experiment bij de Van Neynselgroep - De Taling heeft de volgende resultaten en bevindingen opgeleverd: 1. Meer tijd en rust voor de bewoners 2. Daling van het ziekteverzuim van 12,8 naar 4,1 procent. 3. Effectievere inzet personeel 4. Meer eigen initiatief 5. Meer verantwoordelijkheid door feedback 6. Veranderen gebeurt niet zonder slag of stoot
Kritische succesfactoren
Veranderingen kost tijd De doorlooptijd was geschat op zes tot negen maanden. Negen maanden is erg kort om de diepgaande verandering door te voeren die ‗Van harnas naar zomerjurk‘ teweeg brengt. Maar als de verandering eenmaal in gang is gezet, zie je dat medewerkers hun ruimte namen en hun zorgtaak weer vanuit hun hart gingen uitvoeren. Rol management Het grootste knelpunt blijkt te zitten in het aspect ‗leiderschap‘. Een belangrijke randvoorwaarde voor het project is dat het management tot op het hoogste niveau volledig achter de principes van ‗Van harnas naar zomerjurk‘ staat en deze actief uitdraagt naar de medewerkers. Managers moeten hierbij een goede balans zien te vinden tussen de vrijheid om te kiezen en het afleggen van verantwoording. En dat zijn lastige dilemma‘s. Meer mens, niet meer mensen Cliëntgerichte zorg niet draait niet om het inzetten van meer personeel. Het draait om het inzetten van dezelfde mensen, maar dan als "meer mens". Door het aangaan van een wezenlijke verbinding tussen mensen die zorg vragen en die zorg aanbieden, krijgt de zorg de meerwaarde waarnaar in het project
41
gezocht is – voor cliënten en zorgverleners. Materialen en links
www.vanharnasnaarzomerjurk.nl www.tplz.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Maatschappelijke businesscase, oktober 2010 Van Neynselgroep Het project omvat vier experimenten bij instellingen voor ouderenzorg: 1. Van Neynselgroep, Den Bosch; 2. Hilverzorg, Hilversum; 3. Zorggroep Groningen, Groningen; 4. Stichting LuciVer, Wijchen. De Van Neynselgroep in Den Bosch, opdrachtgever voor het project 'Van harnas naar zomerjurk', heeft de projectleiding belegd bij het CAOP. Het project wordt uitgevoerd in het kader van het 'Transitieprogramma in de Langdurende Zorg'.
42
Naam Best Practice
9. Altijd koffietijd
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Door bewoners is de wens uitgesproken om veranderingen aan te brengen in de voorzieningen voor koffie, broodmaaltijden en warme maaltijden. De cliënt wil kunnen kiezen en zelf de regie kunnen houden.
Doel
De belangrijkste doelen van deze veranderingen zijn: de regie over eten en drinken aan de bewoner teruggeven; het motiveren/faciliteren van de autonomie van de bewoner; de keuzevrijheid van de cliënt zo groot mogelijk maken.
Doelgroep
De bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen
Aanpak (en planning)
Zorgcentrum Oversingel geeft met dit project de regie over eten en drinken terug aan de bewoner. Uitgangspunt is dat de bewoners kunnen kiezen wanneer (op welk moment), waar (restaurant of appartement) en wat ze eten en drinken. Bewoners kunnen zoveel mogelijk hun eigen keuzes maken en leefstijl behouden, waar nodig krijgen ze hulp. Voor de invulling is een supermarkt gecreëerd als centraal logistiek punt, de redcreatiezaal is verder uitgewerkt naar restaurant. De wijzigingen zijn op korte termijn gerealiseerd (< ½ jaar).
Resultaten
De resultaten zijn goed. Zowel de gerechten als de bediening zijn goed. De meeste bewoners eten in het moderne en stijlvolle restaurant. Er wordt elke dag vers gekookt. Er zijn maandelijkse themadiners met bijbehorend entertainment. Op de kleinschalige PG woningen wordt zelf gekookt door medewerkers, samen met bewoners. Ook de boodschappen worden samen gedaan in de super van het huis of in het dorp. Er zijn diverse recepturen voor deze afdelingen ontwikkeld en de koks komen wel eens helpen. De Oversingel wil open, gastvrij en toegankelijk zijn. Er is gratis koffie en thee voor de bewoners.
Kritische succesfactoren Materialen en links
Onbekend www.zonmw.nl Zorg voor Beter: invoeren van innovaties in de care www.vivium.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Oversingel heeft 3 sterren gekregen bij 'Gastvrijheidszorg met sterren 2010'! orig jaar kreeg Oversingel 1 ster. Dit jaar dus met stip gestegen. astvrijheidszorg met sterren is een beoordelingssysteem, waarbij de kwaliteit wordt beoordeeld van het eten en drinken, de ambiance en de gastvrijheid in de deelnemende huizen. Naast het oordeel van inspecteurs die de huizen bezoeken wordt ook het oordeel van cliënten zelf meegewogen. Voor de prestaties van de deelnemers zijn 0 tot 4 sterren toegekend. In totaal kregen slechts vijf deelnemers 4 sterren toegekend. Alle sterrenhuizen zijn vermeld in de Sterrengids Gastvrijheidszorg 2010, een soort Michelingids voor gastvrije zorg. De sterrengids werd uitgereikt tijdens het Nationaal Gastvrijheidszorg Evenement dat op 3 juni jl. plaatsvond in
43
het ExpoTheater van Cinemec in Ede. Internationale context
-
Ontwikkelaar
S.van Elswijk, verzorgingshuis Oversingel
Uitgevoerd bij
Vivium Zorggroep, Verzorgingshuis Oversingel
44
Naam Best Practice
10. Lean Healthcare met de Zorgscorekaart
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Veel bestuurders houden zich angstvallig vast aan hun controllers. De managers vragen aan iedereen cijfers op, maar de zorgmedewerkers die dagelijks bezig zijn in het primaire proces worden vergeten. Zij kennen de cliënt van nabij en weten als geen ander welke zorg nodig is. Budgettaire problemen werden veroorzaakt door het gebrek aan inzicht in de dagelijkse werkzaamheden. De wijzigingen in de bekostiging van de zorg zijn voor medewerkers ondoorzichtig, te bureaucratisch en vooral niet te vertalen naar de dagelijkse praktijk.
Doel
De Zorgscorekaart is ontwikkeld om een praktisch antwoord te geven op de problematiek van de zorgzwaartebekostiging (ZZP) versus de zorgzwaarteberekening. De zorgscorekaart aanpak is een innovatieve methode voor de zorgsector om, via toepassing van verbetermethoden uit de industrie, een transparante bedrijfsvoering te realiseren. De zorgscorekaart geeft direct zicht op zorg en op mogelijke knelpunten: is er balans met de ZZP-indicatie onduidelijkheid in taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden beschikbaar versus benodigd personeel zijn er veiligheidsrisico‘s wordt de zorg te duur uitgevoerd Belangrijke informatie om meteen te kunnen bijsturen en acties te ondernemen. De Zorgscorekaart® fungeert door haar heldere opzet als dé aanjager voor: verbeterde dienstverlening naar de cliënt meer werkplezier efficiëntere werkprocessen betere balans tussen budget en werkelijke kosten Dat gebeurt door het invoeren van Visuele Zorg. Dit is een systeem – gericht op prestatieverbetering – waarbij iedereen in staat is om, zonder kans op falen, in 1 oogopslag te snappen wat de actuele status en de bedoeling van een werkproces of een zorgoperatie is. Doelen zijn: maximale cliëntwaarde door effectievere werkprocessen een plezieriger werkomgeving voor medewerkers verlaging van de werkdruk doordat de juiste zorg in 1 keer goed wordt geleverd een bedrijfsvoering waarin visualisatie is doorgevoerd een volledige balans tussen het vergoedingenstelsel (ZZP) en de werkelijk verleende zorg actuele managementinformatie: formatiebehoefte, werkelijke kosten versus budget besparing tot € 3.000 per cliënt op jaarbasis door een betere zicht op zorg
45
effectievere communicatie tussen medewerkers en met cliënten
Doelgroep Aanpak (en planning)
Roosters en afdelingen worden opnieuw ingericht. Dat levert een betere en meer efficiënte bezetting op. En hoewel de werkdruk hoog blijft, wordt dit door de medewerkers anders beleefd omdat ze nu echt de controle hebben over de werkzaamheden. Verzorgings- en verpleeghuizen Samen met zorgverleners wordt per cliënt de gevraagde en de werkelijk verleende zorg in beeld gebracht. Dit gebeurt op het gebied van Persoonlijke Verzorging, Verpleegkundige Handelingen, Begeleiding en Behandeling. Veel activiteiten zijn gekoppeld aan een deskundigheid. Ook is per ZZP de bandbreedte in minuten weergegeven, bepaald in samenspraak met de instelling. Vervolgens wordt een vergelijk gemaakt met de indicatie. Het resultaat van de verbinding wordt gevisualiseerd door het maken van de Zorgscorekaart. Daarmee is er direct zicht op zorg en op mogelijke knelpunten. Belangrijke informatie om meteen te kunnen bijsturen en acties te ondernemen. Met de zorgscorekaart worden via visuele prikkels voorzieningen getroffen om real-time informatie over te dragen. Voorbeelden van visuele prikkels zijn: Pictogrammen, bijvoorbeeld zoals ze op Schiphol worden gebruikt of de montage-instructies van IKEA Kleuren, zoals gebruikt wordt bij stoplichten, ambulances, brandweerauto‘s, producten Illustraties, zoals grafieken, tekeningen en schema‘s In onze aanpak staat het gebruik van pictogrammen, kleuren en cijfers centraal. Dit is een zeer effectieve methode om werkprocessen en zorgkwaliteit op een eenvoudige manier in beeld te brengen. Voor cliënten Op welke zorg heb ik recht (mijn zorgpakket) Wanneer ontvang ik welke zorg Heldere informatie voor mijn familie Voor medewerkers Zorgverlening in 1 overzicht Werkelijke tijdsbesteding in relatie tot de indicatie Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden duidelijk Voor management (dis)balans tussen budget en te leveren zorg Benodigde en beschikbare capaciteit Risicoanalyse (uit te voeren handelingen versus bevoegdheden) De zorgscorekaart wordt niet alleen als gereedschap binnengebracht. Er hoort ook begeleiding bij. Welke acties zorgen ervoor dat de organisatie weer in balans komt? Er wordt nagegaan of de zorgmedewerkers op een lijn zitten voor wat betreft de zorgverlening aan individuele cliënten. Vaak blijkt dat de een net iets meer doet dan de ander. Ook wordt gekeken naar de zelfredzaamheid van de individuele cliënten. Zorgmedewerkers ontzorgen vaak teveel vanuit gegroeide patronen. Zorgmedewerkers krijgen met het invullen van de zorgscorekaart direct op
46
Resultaten
hetzelfde moment de analyse te zien van een cliënt. Hét vertrekpunt voor verbeteringen. De kaart is eenvoudig, zonder handleiding te gebruiken en zeer visueel ontworpen om aan te sluiten op het natuurlijke gedrag van de medewerkers. In een oogopslag snapt de zorgmedewerker wat de actuele status is en de bedoeling van een werkproces of een zorgoperatie. De zorgscorekaart is inmiddels in 14 organisaties geïmplementeerd.
Kritische succesfactoren
De effecten va de zorgscorekaart worden zichtbaar in de balans tussen de zorgzwaartebekostiging en de daadwerkelijk geleverde zorg. Daarnaast kan direct gestuurd worden op altijd actuele gegevens. -
Materialen en links
www.zorgscorekaart.nl www.carevisual.nl www.invoorzorg.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context
-
Ontwikkelaar
Care Visual
Uitgevoerd bij
Stichting Eckmunde
-
47
Naam Best Practice
11. Kleinschalige zorg voor mensen met dementie
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Het invoeren van kleinschalige zorg bij dementie neemt de laatste jaren toe. Ook bij Careyn, locatie Woonzorgcentrum Leemgaarde in Oostvoorne , ZorgCompas, Locatie De Rustenburg in Bergschenhoek en bij Laurens, locatie De Hofstee in Rotterdam. Bewoners hebben net de overgang (transitie) naar een nieuwe woonomgeving achter de rug. De kenniskring Transities van de Hogeschool Rotterdam voerde in samenwerking met deze instellingen een onderzoek uit naar factoren die de overgang naar kleinschalige zorg positief of negatief beïnvloeden. Waarom een onderzoek als Best Practice? Omdat steeds meer instellingen de overgang naar kleinschalige zorg voor dementerenden overwegen. Deze methode laat zien hoe je de effecten van deze transitie op bewoners, familieleden en medewerkers in kaart kunt brengen. Naast het eventueel overnemen van deze onderzoeksmethode, bijvoorbeeld i.s.m. een locale hogeschool, zijn de uitkomsten van dit onderzoek ook van belang in de voorbereidingsfase van transities.
Doel
Project 1 : Hoe gaan mensen met dementie en hun familie om met de nieuwe woonomgeving? Hoe ondersteunt het personeel hen daarbij (vanuit belevingsgerichte zorgvisie en visie op kleinschalige zorg)? Project 2: Onderzoek naar of de kenmerken van kleinschalig wonen zoals geformuleerd door het Trimbos-instituut overeenkomen met de praktijk en welke factoren hebben hier invloed op. Inzicht in de verschillen tussen kleinschalig wonen en kleinschalige zorg. Project 3: Onderzoek naar welke rol familieleden zich wensen na de toekomstige verhuizing naar kleinschalig wonen en de visie van verzorgenden daarop. Project 4: Het formuleren van een familieledenbeleid.
Doelgroep
o o o
Aanpak (en planning)
Ouderen met dementie, opgenomen in kleinschalig wonen of op een unit kleinschalige zorg Afdelingsmedewerkers Familieleden
Project 1 : 3 casestudies, gesprek met management, terugkoppeling in groepsgesprek Project 2: literatuurstudie, interviews en participerende observatie. Project 3: 24 semi-gestructureerde interviews met familieleden afgenomen door studenten verpleegkunde. Focusgroep met eerstverantwoordelijk verzorgenden Project 4: literatuurstudie; focusgroepen met partners, dochters, zorgcoördinatoren, verzorgenden;interviews met maatschappelijk werk, directie.
48
Het onderzoek werd uitgevoerd door studenten van de Hogeschool Rotterdam en studenten van het Instituut voor Beleid en Management in de Gezondheidszorg. De instellingen investeerden in tijd voor de gesprekken. Resultaten
Project 1: De overgang naar kleinschalig wonen is de tweede, derde of vierde transitie voor de ouderen met dementie. Er is weinig aandacht voor de transitie van familieleden: welke veranderingen in hun rol als mantelzorger en als familielid treden op, hoe kunnen zij zich hier het beste thuis voelen? Bewoners kunnen hun nieuwe woonplek als tijdelijk ervaren. Sommige bewoners ervaren hun appartement als hun thuis en de groepsruimte als extra; andere bewoners ervaren de groepsruimte als thuis. Afhankelijk hiervan zal een bewoner meer of minder tijd in de groepsruimte doorbrengen. Er is weinig aandacht voor de transitie die de verzorgenden zelf meemaken. Zij worden opgeslokt door de drukte van de nieuwe afdeling. Er is geen tijd om iedere dag even terug te kijken op hoe het ging en om iedere week de balans op te maken. Er wordt veel voor de bewoners gedaan waardoor de indruk van een hotel gewekt wordt (servicegericht, bedienen). De kans bestaat dat bewoners zich daaraan aanpassen (afhankelijk gedrag, vragen) en ook niet de neiging meer vertonen zelf actief te zijn met huishoudelijk werk. Naast de maaltijden is er niet veel structuur in de dag. De verzorgenden zijn veel bezig met lichamelijke verzorging en daardoor minder aanwezig in de groepsruimte. Bij kleinschalige zorg zou men verwachten dat er minder functiedifferentiatie is. Project 2: De kenmerken van kleinschalig wonen worden bepaald door: de fysieke omgeving, de aard van de zorgverlening (vraaggestuurde, integrale zorg) en de attitude van de medewerkers (integrale, vraaggestuurde, persoons- of relatiegerichte attitude). Project 3: Voor veel familieleden leeft de verhuizing nog niet echt. Ze nemen een wat afwachtende houding aan. Sommige familieleden hebben veel behoefte aan meer informatie, maar anderen juist niet omdat ze denken dat ze de verhuizing niet zullen meemaken. Als zorgverleners zich kunnen inleven in hun situatie dan voelen familieleden zich gesteund. Verzorgenden zien met de overgang naar kleinschalig wonen nieuwe kansen en mogelijkheden die de familieparticipatie zal verbeteren. De verzorgenden beseffen dat ze familie niet kunnen verplichten mee te helpen in de zorg, maar ze denken in de kleinschalige woonvorm niet zonder de helpende hand van de familie te kunnen. Op dit moment zijn de mogelijkheden om samen te werken in de zorg voor de bewoner niet bekend bij familie en verzorgenden. Tot hoever familie invloed mag uitoefenen op de dagelijkse gang van zaken bij kleinschalig wonen is voor de verzorgenden een belangrijke vraag. Ze willen woon- en leefregels om de grenzen van familieparticipatie met elkaar te bewaken. De meeste verzorgenden vinden het belangrijk om goed contact te hebben met familieleden. Dit geldt zowel voor het formele als informele contact. Ze zijn echter niet altijd in staat om hier goede invulling aan te geven door de drukte op de afdeling.
49
Project 4: Het grootste probleem in De Hofstee is dat er zoveel onduidelijkheden zijn. Mensen spreken over gebrek aan duidelijke informatie, er is geen duidelijke communicatie, geen duidelijkheid over wat familie van de medewerkers en de organisatie mag verwachten en evenmin duidelijk wat medewerkers van familie mogen en kunnen verwachten. De meeste problemen zijn hiernaar terug te leiden. Familieleden participeren op verschillende manieren. De meeste groepsbegeleiders zijn blij met hulp van familie, zeker op het huishoudelijke vlak, maar hebben er soms op hun beurt ook weer behoefte aan om op een bepaalde manier controle te houden en vinden het daardoor niet altijd makkelijk om bijvoorbeeld de persoonlijke verzorging van bewoners uit handen te geven. Voor groepsbegeleiders is het niet duidelijk wat familie nu wel of niet mag doen, zeker niet ten aanzien van de zorg voor andere bewoners van de groep en verschillen hierover van mening. Dat de zorg voor familie wel eens zwaar kan zijn komt ook uit verhalen van groepsbegeleiders naar voren. In enkele gevallen ervaren zij de zorg voor familie zwaarder dan de zorg voor de bewoner. Zowel familie als medewerkers ervaren het belang van open en eerlijke communicatie, al blijkt dit in de praktijk niet altijd gemakkelijk te zijn. Wanneer dit wel lukt wordt kritiek op een andere manier gebracht en verloopt de samenwerking soepeler. De bevindingen die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen zijn vervolgens verwerkt in een familiebeleid. Concrete en gedetailleerde aanbevelingen zijn gedaan voor de intake procedure, de informatie uitwisseling, het contact tussen familie en medewerkers, klantgerichte ondersteuning en onderlinge samenwerking. Kritische succesfactoren
-
Materialen en links
http://www.transitiesinzorg.nl/files/projectformulier-kleinschalige-zorg-voormensen-met-dement.pdf (1)Leven MA van ‗t, Klingeman CA, Lange J de. Leven N van 't, Klingeman C, Lange J de. Kleinschalige zorg voor mensen met dementie; een onderzoek naar de overgang naar een nieuwe woonomgeving en hoe verzorgenden mensen met dementie daarbij ondersteunen. Rotterdam: Kenniskring Transities in Zorg Hogeschool Rotterdam, 2004. (2) IJperen, M van. Kleinschalige zorg, Grote verschillen; een onderzoek naar overeenkomsten en verschillen tussen zorgverlening in een kleinschalige woonvorm en kleinschalige zorgverlening in een grootschalige setting. Afstudeeronderzoek Instituut voor Beleid en Management in de Gezondheidszorg. Rotterdam, 2005. (3)Klingeman C, Hoogenboom A, Lange J de. De rol van familieleden bij kleinschalig wonen voor mensen met dementie in de Rustenburg. Rotterdam: Kenniskring Transities in Zorg Hogeschool Rotterdam, 2007. (4) Stelt, T van der. Meer Zorgen of Meer Zorg; familieparticipatie in de Hofstee, een psychogeriatrisch verpleeghuis met kleinschalige zorg. Masterthese Master ANP, Hogeschool Rotterdam. Rotterdam, 2007. Samen met het Trimbos-instituut en EMGO/VUmc: Boekhorst S te, Depla MFIA, Lange J de, Pot AM, Eefsting JA. Kleinschalig
Referenties (publicaties en onderzoeken)
50
wonen voor ouderen met dementie: een begripsverheldering. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2007:38:17-27. Lange J de, E. Vast de. Kleinschalig wonen in de praktijk. In: M. Depla, S. te Boekhorst. Kleinschalig wonen voor mensen met dementie: doen of laten? Utrecht/Amsterdam: Trimbos-instituut/EMGO-VUmc, 2007. Internationale context
-
Ontwikkelaar
Hogeschool Rotterdam, kenniskring Transities
Uitgevoerd bij
Careyn locatie Woonzorgcentrum Leemgaarde in Oostvoorne ZorgCompas, Locatie De Rustenburg in Bergschenhoek Laurens, locatie De Hofstee in Rotterdam
51
Naam Best Practice
12. Richtlijn omgaan met afwerend gedrag van mensen met dementie bij eten en drinken
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Het komt geregeld voor dat mensen met dementie bij het eten hun lepel wegslaan, eten en drinken uitspugen of hun hoofd wegdraaien. Dit afweergedrag levert in de dagelijkse verpleeghuispraktijk voor verzorgenden veel problemen op. Een extra moeilijkheid is dat de dementerende zelf meestal niet meer kan aangeven waarom hij of zij zo reageert. Uit onderzoek blijkt dat verzorgenden dit afweergedrag verschillend interpreteren en daardoor ook verschillend handelen. Dit brengt de kwaliteit van zorg in gevaar. Verzorgenden handelen intuïtief, en de zorg die de dementerende krijgt is afhankelijk van hun persoonlijke opvattingen over goede zorg. Daarnaast veroorzaakt deze dagelijks terugkerende zorgsituatie onzekerheid en ongemak bij de verzorgenden. Eten en drinken is een zeer gevoelig onderwerp, zeker ook voor familie, omdat eten en drinken basale levensbehoeften zijn en direct worden gekoppeld aan leven en dood en omdat het geven van eten en drinken aan iemand een symbolische waarde heeft als een vorm van tonen van zorg en liefde. Ook ethische aspecten spelen een rol, zoals de vraag hoever je mag gaan met aandringen of dwang en of je afwerend gedrag altijd moet respecteren. Deze problemen zijn specifiek voor eten en drinken en vormen dan ook de aanleiding voor het ontwikkelen van een richtlijn voor verzorgenden specifiek over het omgaan met afwerend gedrag bij eten en drinken en niet voor afwerend gedrag in het algemeen. De nieuwe richtlijn kan hen helpen om, in overleg met de bewoner, de familie en andere disciplines, op adequate en systematische wijze met het afweergedrag om te gaan. De richtlijn is een aanvulling op de multidisciplinaire richtlijn voor verantwoorde vocht- en voedselvoorziening voor verpleeghuisgeïndiceerden (Arcares, 2001), die nauwelijks ingaat op problemen bij eten en drinken bij mensen met dementie.
Doel
Doel is om variatie in handelen terug te dringen en onzekerheid bij verzorgenden weg te nemen en daarmee uiteindelijk de kwaliteit van zorg en de kwaliteit van leven van mensen met dementie die afwerend gedrag vertonen bij eten en drinken te verbeteren. Door het gebruik van de richtlijn door verzorgenden zullen de oorzaken van en beste manier van omgaan met het afwerende gedrag (voor de dementerende) op systematische wijze worden nagegaan en zal de variatie in handelen worden teruggedrongen. Dit zal leiden tot meer continuïteit van zorg. De verzorgenden worden ondersteund in hun dagelijkse werk door hen handvatten te bieden bij het omgaan met de moeilijke situatie als een dementerende eten en drinken afweert. De richtlijn zal de bestaande onzekerheid bij verzorgenden voor een deel wegnemen.
Doelgroep
De evidence-based richtlijn ‗Omgaan met afweergedrag bij eten en drinken van bewoners met dementie‘ is geschreven voor verzorgenden niveau 3, die in hun dagelijkse praktijk te maken hebben met dementerende bewoners die eten of drinken afweren. Maar ook familieleden, helpenden, voedingsassistenten, artsen, psychologen, diëtisten, logopedisten en ergotherapeuten moeten op de hoogte zijn van de
52
richtlijn. Aanpak (en planning)
Op basis van empirisch onderzoek (kwalitatief en kwantitatief), en (inter)nationale studies (inclusief literatuuroverzichten en interventiestudies) is een theoretisch model ontwikkeld. Het model bestaat uit een 3x3 tabel van domeinen en oorzaken. De oorzaak van het afwerende gedrag kan liggen in het somatische, psychische of sociale domein van functioneren en het gevolg zijn van niet kunnen eten en drinken, niet snappen om of hoe te eten en drinken, of niet willen eten en drinken. Alle mogelijke oorzaken van afwerend gedrag liggen in één (of meer) van de 9 cellen van de tabel. Dit theoretische model dient als basis voor de ontwikkelde richtlijn. Het model is (inter)nationaal gepresenteerd en geaccepteerd. De richtlijn is ontwikkeld volgens het stappenplan van het LEVV en voldoet aan de eisen voor richtlijnontwikkeling van de AVVV . Het stappenplan van het LEVV bestaat uit 5 stappen: 1. keuze van het onderwerp, 2. samenstelling projectgroep en expertgroep, 3. systematisch literatuuronderzoek, 4. samenstellen van de conceptrichtlijn 5. de praktijktoets. De nieuwe richtlijn is een evidence-based richtlijn. Dat wil zeggen dat de aanbevelingen gebaseerd zijn op het best beschikbare bewijs. Hiervoor is gebruik gemaakt van een grondig literatuuronderzoek naar afweergedrag bij eten en drinken bij ouderen met dementie en de ervaringskennis van een multidisciplinaire expertgroep. Deze expertgroep bestond uit acht verzorgenden, drie cliëntvertegenwoordigers, twee verpleeghuisartsen, een psycholoog, een logopedist, een diëtist, een ergotherapeut, een ethicus en een tandarts. De kern van de richtlijn ‗Afweergedrag' wordt gevormd door een vijfstappenplan aan de hand waarvan de verzorgenden, in overleg met anderen, proberen te achterhalen wat de oorzaak van het afweergedrag is en welke interventie(s) kunnen worden toegepast. Deze vijf stappen zijn: 1. Probleem vaststellen: signaleren van structureel afweergedrag 2. Gegevens verzamelen: overleg met anderen 3. Nader onderzoek: observeren en beschrijven van het gedrag (observatieformulier) 4. Plan van aanpak en interventies 5. Evaluatie: vaststellen van het effect van de interventies De richtlijn Afweergedrag bestaat uit de richtlijn zelf, een samenvattingkaart, een wetenschappelijke onderbouwing en een trainingsmodule.
Resultaten
Kritische succesfactoren Materialen en links
Grotere tevredenheid bij bewoners en familie en groter werkplezier bij verzorgenden en helpenden. De richtlijn is in maart 2009 verstuurd aan alle verpleeg- en verzorgingshuizen in Nederland. De richtlijn is begin juni 2009 gelegitimeerd door de V&VN. LEVV en TiZ bieden een gratis implementatietraject en trainingsprogramma aan. De richtlijn is specifiek ontwikkeld voor verzorgenden niveau 3. Zij kunnen een specifiek trainingsprogramma volgen om volgens de richtlijn te leren werken. www.transitiesinzorg.nl
53
www.onderzoekinformatie.nl www.levv.nl Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
LEVV
54
Naam Best Practice
13. Periodieke medicatiebeoordeling polyfarmacie
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Veel ouderen hebben te maken met meerdere aandoeningen tegelijkertijd. Daardoor kan polyfarmacie (het gelijktijdig gebruik van vijf of meer geneesmiddelen) bij ouderen geïndiceerd zijn. Polyfarmacie kan ongewenste effecten veroorzaken. De kans op interacties en bijwerkingen stijgt met het toenemen van het aantal gebruikte middelen. Het gebruik van meerdere middelen maakt het voor de patiënt moeilijker om medicatiefouten te vermijden en doet de therapietrouw afnemen. Uit het HARM-onderzoek blijkt dat polyfarmacie en niet-zelfstandig wonen risicofactoren zijn voor een geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopname. Van de verzorgingshuisbewoners gebruikt 50 tot 80 procent vijf of meer geneesmiddelen en heeft met deze risico's te maken. Het HARMonderzoek beveelt daarom een periodieke medicatiebeoordeling voor bewoners van verzorgingshuizen aan.
Doel
De PMB-methodiek heeft als doel: Optimaliseren van de medicamenteuze behandeling van de patiënt. Verminderen van risico's op geneesmiddelgerelateerde problemen. Bevorderen van therapietrouw. Bevorderen van doelmatig geneesmiddelgebruik.
Doelgroep
Verpleeg- en verzorgingshuizen: besturen, managers, kwaliteitsfunctionarissen en andere medewerkers van zorginstellingen en zorgkoepels.
Aanpak (en planning)
Bij periodieke medicatiebeoordelingen wordt de medicatie van cliënten van verzorgingshuizen beoordeeld aan de hand van actuele medicatieoverzichten van de apotheker. Tijdens een gezamenlijk overleg tussen (ziekenhuis)apotheker, (verpleeghuis)arts en eventueel een vertegenwoordiger van de verpleging/verzorging worden eventuele medicatieveranderingen voorgesteld. De (verpleeghuis)arts bespreekt deze met de cliënt of diens wettelijke vertegenwoordiger en na overeenstemming zijn de voorgestelde veranderingen een feit. Na drie maanden wordt de verandering geëvalueerd en worden eventuele nieuwe medicatieveranderingen besproken. Dit wordt halfjaarlijks of jaarlijks herhaald. De methode kent vijf stappen: 1. Creëren draagvlak Bij de beoordeling zijn drie hoofdactoren betrokken: de patiënt, een arts en een apotheker. In de uitvoering kunnen vertegenwoordigers van deze actoren taken overnemen. Zo kan een verzorgende van het verzorgingshuis als vertegenwoordiger van de patiënt optreden of kan de praktijkondersteuner een patiëntenselectie maken voor de huisarts. 2. Voorbereiding U maakt gezamenlijk een plan van aanpak en bereidt de werkwijze voor met behulp van materialen en nascholingen van het IVM. De patiënten worden geïnformeerd. 3. Uitvoering De patiënten worden geselecteerd. De medicatie wordt structureel en kritisch
55
geanalyseerd. Eventuele wijzigingen worden doorgevoerd en het effect daarvan geëvalueerd. Bij het hele proces speelt communicatie tussen arts, apotheker, verzorging, praktijkondersteuner en patiënt een belangrijke rol. 4. Evaluatie Door registratie tijdens het project krijgt u inzicht in resultaten en ervaringen. 5. Bestendiging Doel is dat de aanpak een geïmplementeerd onderdeel van het werk wordt. Resultaten
Ervaringen met PMB leiden tot nu toe in verpleeghuizen tot gemiddeld één en in verzorgingshuizen tot gemiddeld twee medicatiewijzigingen per cliënt. In verzorgingshuizen is daarnaast gemeten dat het aantal geneesmiddelen met gemiddeld 10% afneemt. Ook leidt het daar tot een afname van het aantal te hoge doseringen, lagere geneesmiddelenkosten (gemiddeld 150 euro per cliënt per jaar) en minder medicatie-incidenten. Na elke periodieke medicatiebeoordeling wordt het mutatieformulier ingevuld. Hierna volgt een evaluatie van de wijzigingen.
Kritische succesfactoren
Er is een Handreiking Periodieke Medicatiebeoordeling in Zorginstellingen. De betrokken medewerkers zijn medewerkers die een taak hebben in het aanreiken/toedienen van medicatie en zij moeten hier dus bevoegd en bekwaam voor zijn. Uit het Zorg voor Betertraject is gebleken dat deskundigheidsbevordering in de vorm van nascholing, klinische lessen en een naslagwerk noodzakelijk zijn. Een goede samenwerking tussen apotheker, huisarts en zorginstelling is cruciaal. Het invoeren van de PMB gaat dan ook makkelijker als er een verpleeghuisarts of 1 apotheek is. Borging van de PMB is een kritische succesfactor. Eenmalig de medicatie beoordelen is niet de bedoeling. Dit moet dus (half)jaarlijks terug keren. De samenwerking in de keten is hierbij essentieel. Een valkuil is dat standaard wordt gezien dat vermindering van medicatie altijd een vooruitgang is. Dit is niet het doel van de PMB. Hoewel de term 'polyfarmacie' overmatig gebruik van geneesmiddelen suggereert, hoeft hier natuurlijk geen sprake van te zijn. Farmacotherapie levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van leven, maar kan ook ongewenste effecten veroorzaken. De PMB is gericht op optimalisatie van de farmacotherapie.
Materialen en links
IVM heeft de handreiking Periodieke Medicatiebeoordeling ontwikkeld. www.ivm.nl Verder heeft IVM: checklisten medicatiebeoordeling PowerPoint-presentatie voorlichtingsbijeenkomst cliënten cliëntbrochure Medicijnen onder controle voorbeeldbrieven en –artikelen evaluatiespreadsheet (Excel) Binnen het Zorg voor Beter-traject Medicatieveiligheid en Polyfarmacie is het invoeren van de PMB een van de doelstellingen voor de 18 deelnemende organisaties. www.zorgvoorbeter.nl www.vilans.nl
Referenties (publicaties en
Uit het HARM-onderzoek blijkt dat hoge leeftijd, polyfarmacie en niet-
56
onderzoeken)
Internationale context
Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
zelfstandig wonen belangrijke risicofactoren zijn voor een geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopname. Op basis van deze bevindingen beveelt het HARM-onderzoek dan ook een periodieke medicatiebeoordeling voor ouderen met polyfarmacie aan. HARM= Hospital Admissions Related to Medication, Onderzoek naar geneesmiddel-gerelateerde ziekenhuisopnames in 22 Nederlandse ziekenhuizen gecoördineerd door NVZA O.a. : Age & Ageing. 2006 Nov;35(6):586-91. Epub 2006 Aug 12. Clinical medication review by a pharmacist of elderly people living in care homes--randomised controlled trial. Zermansky AG, Alldred DP, Petty DR, Raynor DK, Freemantle N, Eastaugh J, Bowie P. Quality & Safety in Health Care. 2003 Jun;12(3):176-80. Multidisciplinary medication review in nursing home residents: what are the most significant drug-related problems? The Bergen District Nursing Home (BEDNURS) study. Ruths S, Straand J, Nygaard HA. IVM + Vilans 20 deelnemende locaties aan Zorg voor Beter medicatieveiligheid en polyfarmacie o.a. Woonzorg Unie Bunterhoek Vilans project looop maart 2011 af. IVM biedt de handreiking + begeleiding aan via www.ivm.nl
57
Naam Best Practice
14. CC-Net
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
CC-net is een initiatief van twee enthousiaste teamleiders van Zorggroep Hof en Hiem in Friesland. ‗CC' staat voor Care en Connect. Aanleiding vormde de soms lastige bereikbaarheid van de familie en de wens de familie juist meer te betrekken bij de zorg voor de bewoner.
Doel
Het doel van CC-net is om het contact tussen cliënt, verzorgenden en de familie op een eenvoudige en prettige wijze te bevorderden en te vergemakkelijken.
Doelgroep
De doelgroep bestaat uit cliënten, hun familie en verzorgenden.
Aanpak (en planning)
Via CC-net, een besloten website, kunnen de verzorgenden regelmatig berichten over de cliënt aan de familie doorgeven. Naast praktisch zaken kiezen de verzorgenden bewust voor sfeerberichten; over een fietstochtje of bijvoorbeeld het bezoek van een kleinkind. CC-Net, dat Zorggroep Hof en Hiem bij wijze van service gratis aanbiedt aan al haar bewoners.
Resultaten
Door CC-net is het contact tussen familie, verzorgenden en cliënten binnen Hof en Hiem aanzienlijk toegenomen. Ook zit er een opvallende stijgende lijn in het aantal bezoeken aan het verzorginghuis zelf sinds de introductie van CCNet. Andere effecten zijn tijdwinst voor de verzorgenden en minder misverstanden, omdat alle familieleden via CC-Net dezelfde informatie krijgen.
Kritische succesfactoren
Juist de kleinschaligheid van Hof en Hiem is, daar waar andere zorginstellingen steeds groter worden, de sleutel tot succes. Uiteraard draagt ook de grote groep trouwe vrijwilligers waar de zorggroep op mag rekenen hier in belangrijke mate aan bij. De relatief kleine zorggroep heeft een platte organisatie met weinig overhead en dat maakt haar zeer flexibel, waardoor snel ingespeeld kan worden op wensen van cliënten en bewoners. 'Klein van schaal, maar groots in uitvoering!' is een binnen de organisatie veel gebezigde kreet.
Materialen en links
Een nadere kennismaking met dit systeem waardoor familieleden sneller weten hoe het met hun familielid in de zorginstelling gaat is te zien op www.hoegaathetmetmijnmoeder.nl Links: www.cc-post.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context
-
Ontwikkelaar
cc-post
Uitgevoerd bij
Zorgcentrum Suderigge, zorggroep Hof en Hiem
-
58
59
Naam Best Practice
15. Partners in zorg
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Aanleiding voor ‗Partners in zorg‘ was het bezoek van de inspectie voor de Gezondheidszorg en klachten van familie aan de klachtencommissie. De communicatie tussen zorgverleners en familie van bewoners verliep niet goed. In zorgcentrum Soenda nam het wederzijdse onbegrip tussen familie en het verzorgende personeel toe. Het leidde tot misverstanden en een gespannen sfeer op de verpleegunit. Familie klaagde bij het management over de bejegening van het werden. De medewerkers vertelden dat ze op hun tenen liepen en niet wisten hoe zij met kritische familieleden moesten omgaan. Ze probeerden hen zoveel mogelijk te mijden. Ook met hulp van een psycholoog lukte het niet de communicatie met familie te verbeteren. Er was geen sprake meer van vertrouwen in elkaar, eerder wantrouwen. Om uit deze impasse te komen, startten de Kennis-kring Transities in Zorg van de Hogeschool Rotterdam en Argos Zorggroep begin 2005 een onderzoek. De vraagstelling luidde: Hoe kunnen verzorgenden en familie samenwerken op een unit voor tien bewoners met dementie? Hoe kunnen familieleden het best ondersteund worden? Welke nieuwe inzichten en kennis kunnen we vastleggen in een scholingsprogramma of spelregels voor medewerkers en familie van zorgcentra?
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Vanuit een onderzoeksaanpak is de praktijksituatie verbeterd. Voornaamste doel van dit project was de samenwerking te verbeteren tussen zorgverleners en de familieleden van bewoners met dementie op een psychogeriatrische verpleegafdeling. Hoe kunnen ze als ‗partners in de zorg‘ samen zorgen voor kwetsbare ouderen met dementie, voor ouderen die zo afhankelijk zijn van andere mensen. Dit draaiboek is bedoeld voor managers, teamleiders en zorgcoördinatoren in verpleeg- en verzorgingshuizen die zich afvragen hoe medewerkers en familie beter kunnen samenwerken. In het onderzoek namen verzorgenden, familieleden en bewoners actief deel. Zo is onderzocht welk beeld beide ‗partijen' van elkaar hadden en welke knelpunten ze in de omgang met elkaar ervoeren. In gezamenlijk overleg werd een actieplan opgesteld om tot verbetering te komen. Hier is een draaiboek over opgesteld. In het draaiboek worden handvatten gegeven en wordt de methodiek beschreven die op de werkvloer van een verpleegafdeling in een verzorgingshuis ontwikkeld is. Er is door Soenda gekozen voor actieonderzoek met de fasen van het ‗probleem oplossingsmodel‘ als kader en met de twee basisprincipes: participatie en reflectie. Actieonderzoek wordt ook wel handelingsonderzoek genoemd. Het uitgangspunt is het verbeteren van het handelen in nauwe samenwerking met betrokkenen. Boog (2002) omschrijft het doel als volgt: ―Het gaat om twee
60
dingen: 1. nieuwe kennis ontwikkelen in de zin van weten waarom men in bepaalde situaties is vastgelopen; 2. uitzoeken hoe nieuw, beter handelen kan worden geleerd door het ontwerp van alternatieve handelingsscenario‘s en het uittesten daarvan in de praktijk. Handelingsonderzoek is eigenlijk pas af wanneer is vastgesteld dat het handelingsvermogen van de onderzochten en hun handelingsrepertoire zijn verbeterd.‖ Actieonderzoek is dus een combinatie van onderzoek en interventie in de praktijk, en daar weer van leren. Met deze methode leveren alle betrokken partijen een bijdrage aan de oplossing van het probleem en leren ze met en van elkaar. Actieonderzoek kan ook gezien worden als begeleid zelfonderzoek. Begeleid betekent dat een projectleider (onderzoeker) een voorstel maakt voor de organisatie van het onderzoek en het zelfonderzoek van de onderzochten superviseert (Boog, e.a., 2005). Het ‗probleem oplossingsmodel‘ dat hierbij werd gehanteerd bestaat uit vijf fasen: Fase 1: Probleemoriëntatie, door middel van kennismakingsgesprekken, literatuuronderzoek en het opstellen van een communicatieplan . Fase 2: Inzicht in perspectiefverschillen door middel van participerende observatie, familieleden die een logboek bijhielden en het interviewen van zorgverleners. Fase 3: Het ontwerpen van verbeterplannen door een werkgroep van personeel en familieleden. Fase 4: Het implementeren van de verbeteringen en leren met en van elkaar door reflecteren. Fase 5: Beleidsmatige verankering. Elke fase wordt afgesloten met een overzicht van behaalde resultaten, actiepunten en een evaluatie.
Resultaten Kritische succesfactoren
In het ‗probleem oplossingsmodel‘ is de leercyclus, zoals die door Lewin – een van de grondleggers van actieonderzoek – is beschreven, te herkennen. Deze leercyclus omvat een analyse van de (handelings)situatie, planning van een andere manier van handelen, actie en evaluatie. Het tweede basisprincipe van actieonderzoek is reflectie. Reflecteren is terugdenken en overzien, stilstaan bij en nadenken over jezelf, je gedrag of een activiteit of situatie. Reflecteren over je eigen handelen betekent terugblikken op je praktijkervaringen. Het staat tegenover de routinehandeling die zonder nadenken uitgevoerd wordt. Het doel van reflecteren is te komen tot een ander handelen dat beter op zijn plaats is of meer effect heeft. Korthagen e.a. (blz. 84, 2002) omschrijven het als volgt: ―Iemand reflecteert als hij probeert een ervaring, probleem of bestaande kennis of inzichten te structureren (op een rijtje te zetten) of te herstructureren.‖ Hiervoor is een bewuste kritische houding ten opzichte van de situatie nodig. Aantal klachten van familieleden neemt af. *Competenties moeten ontwikkeld worden (een vertrouwensrelatie opbouwen en onderhouden, evalueren, omgaan met potentiële conflicten,
61
professionaliseren door reflecteren).
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
* Als organisatie moet je proberen om de opnameperiode minder stressvol te laten zijn voor familie. Het is aan te bevelen om transitiezorgbeleid te ontwikkelen. Beleid dat aandacht besteedt aan de veranderde rol die familie krijgt op het moment dat de naaste met dementie opgenomen wordt in een verpleeghuis. Beleid dat niet start op de opnamedag, maar bij voorkeur twee weken ervoor, zodat familie zich kan voorbereiden op de verhuizing. Beleid dat ook een start maakt met de samenwerkingsrelatie tussen zorgverleners en familie. Draaiboek Partners in zorg, een methode ter verbetering van de communicatie tussen familieleden en verzorgenden in een verpleegof verzorgingshuis voor bewoners met dementie. Draaiboek: Klingeman, C, C Nijhuis, J de Lange. 2007. Partners in Zorg, een handleiding voor de methodiek. Prijs: 12,50 euro inclusief verzending. Artikel in tijdschrift Denkbeeld Scriptie van student MWD Presentaties op symposia www.transitiesinzorg.nl Soenda + Hogeschool Rotterdam Soenda
62
Bijlage 8: Beschrijving 15 Best Practices in de Thuiszorg 1. Zelfsturende teams 2. Van solex naar laptop 3. Het virtuele verzorgingshuis (EGO project) 4. DOC-team 5. Infuus InZicht 6. Preventie in de Thuiszorg 7. Zelfsturende buurtteams en Meander Mars 8. Wijkzorg gevraagd! 9. Buurtzorgweb 10. Thuis met dementie 11. Casemanagement voor thuiswonende ouderen met dementie 12. Caring home: Zorg op maat door leefstijlmonitoring 13. Zorg TV (Vie Dome) 14. TeleWond Monitoring 15. Stuurkracht bij eenzaamheid
63
Buurtzorg De Omring Huisarts T. Heijltjes samen met o.a. Thuiszorg Groene Kruis Weert-Helden Geriant ZorgBrug De Borg Zorg Meander Thuiszorg Careyn, de Zellingen en ActiVite Buurtzorg Zorggroep Almere Careyn, Vierstroom-zorgring o.a. Proteion, De Zorggroep en Savantzorg Proteion Thuis, Vilans Thuiszorg Rotterdam, Laurens, Ksyos + ZvB Stichting Thuiszorg Groot Rijnland, Activite
Naam Best Practice
1. Zelfsturende teams Buurtzorg
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Door veranderingen in de financieringsstructuur van de thuiszorg (marktwerking) zijn vele thuiszorgorganisaties in de problemen gekomen. Volgens Buurtzorg ligt de oplossing in een andere bedrijfsvoering. Buurtzorg is een reactie op schaalvergroting en ‗stopwatchzorg‘.
Doel
Buurtzorg Nederland heeft een vernieuwend concept voor verpleging en verzorging aan huis ontwikkeld. Zorgverlening waarbij gestreefd wordt naar betere oplossingen voor de cliënt, duurzaam en effectief. Door de zorgverlening volledig door hoog opgeleide wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden in kleine autonome 'Buurtzorgteams' in te laten vullen wordt het oplossend vermogen en de professionaliteit van medewerkers ten volle benut. Deze Buurtzorgteams worden ondersteund door een landelijke organisatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van moderne ICT-toepassingen waardoor de administratieve kosten tot een minimum worden beperkt. De kosten van overhead worden zo beperkt mogelijk gehouden. Kortom: betere zorg tegen lagere kosten; een aantrekkelijk perspectief voor cliënt, professional en verzekeraar.
Doelgroep
Thuiszorgcliënten met een indicatie voor verzorging en verpleging. Buurtzorg richt zich daarnaast op verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorgorganisaties, maar ook op huisartsengroepen. Zij kunnen de ‗Buurtzorgformule‘ afnemen.
Aanpak (en planning)
Kleine, zelfstandige teams hebben direct contact met de cliënt, die zo steeds met dezelfde verzorgers te maken heeft. De Buurtzorgteams krijgen ondersteuning van het hoofdkantoor in Almelo. Een team bestaat uit 12 tot 15 medewerkers. Zo‘n team regelt alles zelf. De zorg en verpleging uiteraard. Maar ook de planning, het rooster, de administratie. Daardoor kan de cliënt heel snel en direct geholpen worden. Iedere cliënt heeft een vaste contactpersoon. Buurtzorg streeft ernaar het aantal bezoekmomenten en verschillende gezichten zo laag mogelijk te houden, zodat de belasting voor de cliënt minimaal is. Buurtzorg levert alleen verpleging en verzorging. Daarbij wordt geen verschil gemaakt in verpleegkundige en verzorgende handelingen. Dat betekent dat mensen door dezelfde persoon geholpen worden. De zorg wordt zo snel mogelijk ingezet en weer afgebouwd zodra dat mogelijk is. Dus méér waar nodig en minder waar dat kan. Ook probeert Buurtzorg mensen in de omgeving van de cliënt bij de zorg te betrekken. Op die manier is de cliënt minder afhankelijk van de thuiszorg en kan hij of zij zelfstandiger blijven functioneren.
Resultaten
Door te werken met zelfsturende teams werden de overheadkosten beperkt tot 10%, het ziekteverzuim ging met 2,5% omlaag en het productieniveau ligt boven de 60%. En de cliënt is tevreden door de grote betrokkenheid van medewerkers en minder verschillende gezichten. Jos de Blok heeft ook een businesscase
64
geschreven over de financiële gevolgen van het werken met Buurtzorgteams. Er zijn nu ongeveer 260 Buurtzorgteams. Middels de gangbare metingen (CQ-index, normen verantwoorde zorg, cliënttevredenheidsmetingen) wordt het effect van Buurtzorg gemeten op de kwaliteit van zorg. Ook heeft het Nivel een vergelijkend onderzoek gedaan. (Buurtzorg; nieuw en toch vertrouwd) In de toekomst gaat Buurtzorg werken met OMAHA, om uitkomsten van de zorg te kunnen meten. Kritische succesfactoren
Buurtzorg is als nieuwe organisatie direct gestart met zelfsturende wijkteams. Het omzetten van een bestaande reguliere thuiszorgorganisatie naar zelfsturende wijkteams vergt veel inspanning en drastische organisatiewijzigingen (zonder managers). Buurtzorg biedt alleen V&V en werkt met niveau 3IG-5. Voor overdracht en implementatie is een hele strategie ontwikkeld. Organisaties kunnen tegen betaling de Buurtzorgformule afnemen. Dit houdt in dat Buurtzorg de voorbereiding en implementatie van Buurtzorgteams begeleidt en de exploitatie van de teams ondersteunt.
Materialen en links
Buurtzorg helpt andere organisaties om de BuurtZorg-formule te implementeren. Daar is allerhande materiaal voor zijn. Zie ook www.buurtzorgnederland.com
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Vergelijkend onderzoek van Nivel (Buurtzorg; nieuw en toch vertrouwd) Businesscase http://www.transitiepraktijk.nl/files/maatschappelijke%20business%20case%20bu urtzorg.pdf Buurtzorg: menselijkheid boven bureaucratie (Boek Jos de Blok en Aart Pool) Door KMBV verkozen tot Best best practice 2007, Zorg, Welzijn & Wonen. Buurtzorg is tijdens de Business meeting Twente gekozen tot Beste Werkgever van oost Nederland 2010 Buurtzorg ontving op 2 november 2010 de Gazelle Award van het Financieel Dagblad voor snelst groeiende bedrijf in Oost-Nederland. De omzet van Buurtzorg Nederland is in twee jaar tijd gegroeid met 3683 procent.
Internationale context Ontwikkelaar
Buurtzorg
Uitgevoerd bij
Buurtzorg
65
Naam Best Practice
2. Van solex naar laptop
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Een belangrijke aanleiding voor dit project is dat de huidige werkwijze binnen de thuiszorg, zoals ingegeven is door de huidige bekostiging, niet helemaal aansluit bij de huidige visie op thuiszorg: dicht bij de mensen, goed verankerd in het lokale netwerk en korte lijnen. Het project is november 2009 door staatssecretaris mevrouw Bussemaker in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer genoemd als goed voorbeeld om de positie van de professional te versterken en een bijdrage te leveren aan het komen tot duurzame langdurige zorg.
Doel
Het doel van het project is om de functie van de wijkverpleegkundige (WV) in een modern jasje te steken om zodoende de zorgvraag (intra- en extramuraal) te doen afnemen. De WV draagt bij aan het vergroten van het welzijn van bewoners door vroegsignalering, preventie in te zetten en een het sociale netwerk rondom inwoners te versterken, waardoor zij langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Door het bieden van kleinschalige 24-uurs zorg met de wijkverpleegkundige in haar rol als ‗zichtbare schakel in de buurt‘ is er voor de wijkbewoners een vast aanspreekpunt bij vragen en problemen. De diensten die de WV biedt en de verbeterde keten die ontstaat door de samenwerking tussen de eerstelijns zorgaanbieders, zorgen ervoor dat wijkbewoners langer thuis kunnen blijven wonen. Het sociale steunsysteem is versterkt. De verwachting is dat dit leidt tot minder gebruik van thuiszorgdiensten bij ongeveer 10 cliënten van een half uur per week en bij één cliënt per jaar de opname in een verpleeghuis met een half jaar kan worden uitgesteld en bij één cliënt per jaar de opname in een verzorgingshuis kan worden uitgesteld met een half jaar.
Doelgroep
Kwetsbare burgers, mantelzorgers en cliënten van Omring met of zonder indicatie voor verpleging, woonachtig in Middenmeer.
Aanpak (en planning)
In 2,5 jaar tijd wordt een operationeel organisatiemodel opgezet, waardoor inwoners zo lang mogelijk in hun eigen huis kunnen blijven wonen. Er zijn in het team V&V twee parttime werkende (coördinerend) wijkverpleegkundigen aangesteld. De WV werkt vanuit een klein team dat zo zelfsturend als mogelijk werkt. Elke thuiszorgcliënt heeft een eigen contactpersoon van de organisatie. De functie van WV wordt uitgebreid als direct aanspreekpunt voor de wijkbewoners en als verbindende schakel tussen de verschillende eerstelijns zorgaanbieders in de wijk en richting andere thuiszorgmedewerkers. De WV werkt intensief samen met de huisarts met het oog op preventie, vroegsignalering en snel handelen. De WV kan via de welzijnsorganisatie zorgen voor een maatje waar nodig of andere invulling van welzijnsactiviteiten. Centraal staat het versterken van het sociale netwerk van de wijkbewoners, zodat de wijkbewoners langer thuis kunnen blijven wonen in hun vertrouwde omgeving. Het experiment stop met ingang van 01-01-2011. Taken wijkverpleegkundige nieuwe stijl
66
De WV is bekend bij de wijkbewoners en bereikbaar voor vragen en verbindt de verschillende partijen in de wijk waaronder de eerstelijns zorgaanbieders om zo snel te kunnen handelen bij problemen en preventief op te kunnen treden. Ze is voor de huisarts en bijvoorbeeld het DOC-team en de GGZ aangesteld als de centrale contactpersoon van de thuiszorg. Ze participeert in regionaal integraal multidisciplinair overleg. De aanwezigheid van de wijkverpleegkundige in de wijk zorgt voor een veilig gevoel. De regie blijft wel in handen van de wijkbewoner en er wordt aandacht besteed aan de zelfredzaamheid en samenredzaamheid. De WV schakelt pas andere professionele hulp in wanneer er geen andere oplossing meer is, zodat de wijkbewoners zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Er zijn in dit experiment vier nieuwe producten ontwikkeld die de wijkverpleegkundige uitvoert bovenop haar normale taken: vraagbaak (wijkverpleegkundig spreekuur), keukentafelgesprek (huisbezoek), preventieve interventies en ondersteuning van het sociale steunsysteem. Deze taken kosten ongeveer 6 netto uren per week (3 netto uren per parttime wijkverpleegkundige). Kosten - Het opnieuw opbouwen van het sociale netwerk kost minimaal 40 uur per wijkverpleegkundige. - Het uitvoeren van de vier nieuwe producten door de wijkverpleegkundige kost netto 6 uur per week tegen Nza-tarief (uitgaande van een wijk van ongeveer 5.500 inwoners). - Het herpositioneren van de wijkverpleegkundige kost minimaal drie werkoverleggen van circa 2 á 3 uur in het team V&V om de hele groep mee te nemen in de nieuwe ontwikkelingen. Resultaten
In het experiment wordt bekeken wat het effect is van een wijkverpleegkundige als ‗zichtbare schakel‘ in een dorp. De invoering van deze functie heeft effect op zowel de kosten die worden gemaakt in de zorg als de cliënttevredenheid. Deze effecten worden gemeten met behulp van meetinstrumenten en worden gedocumenteerd. De resultaten worden beschreven in een maatschappelijke businesscase. De eerste resultaten zijn zo positief dat Omring Thuiszorg besloten heeft om vooral de randvoorwaarden uit dit experiment waar mogelijk in te voeren in andere regio‘s.
Kritische succesfactoren
Er zijn enkele randvoorwaarden om succesvol op deze manier te werken: - De teams V&V zijn klein (circa 15 medewerkers) en werken zo zelfsturend mogelijk. - De WV is aangesteld als vaste contactpersoon namens het team V&V voor in het bijzonder de huisarts, het DOC-team en de GGZ. - Elke thuiszorgcliënt heeft een vaste contactpersoon (ook wel EVV-er genoemd). - De WV heeft haar sociale netwerk uitgebreid en met elke ketenpartner uit de wijk persoonlijk contact opgebouwd. - De WV beschikt over motiverende gespreksvaardigheden en heeft expliciet vaardigheden op het gebied van ‗netwerken en samenwerken‘. - Er werken minimaal 2 wijkverpleegkundigen in een team V&V zodat zij elkaar kunnen vervangen bij afwezigheid en continuïteit van de taken geboden kan worden.
67
-
-
De vier nieuwe producten van het project ‗Van Solex naar Laptop‘ kunnen niet worden opgeknipt over verschillende (niveaus) van functionarissen. De meerwaarde zit er in dat deze combinatie van producten door een en dezelfde persoon (of in duoverband door 2 wijkverpleegkundigen) op buurtniveau worden gegeven. In een wijk met meerdere thuiszorgaanbieders zal het aanbod van deze vier nieuwe producten onderling dienen te worden afgestemd.
Lessons learned: - Neem het team V&V mee in het veranderproces van de ijkverpleegkundige functie. Er kan jaloezie of onbegrip in het team ontstaan. Bovendien veranderen de andere functies in het team automatisch als de functie van wijkverpleegkundige verandert. Hiertoe zijn diverse werkoverleggen onder begeleiding van de zorgmanager in het team noodzakelijk. - Communiceer, vooral extern en in de media, over ‗wijkverpleegkundigen‘. Deze term wordt door het publiek goed herkend en geeft vertrouwen. - Laat de wijkverpleegkundigen persoonlijk met de huisarts communiceren en niet de zorgmanager of de projectmanager. - Er is nog geen financiering gevonden voor de vier nieuw ontwikkelde producten uit dit experiment (vraagbaak, keukentafelgesprek, preventieve interventies en ondersteuning van het sociale steunsysteem). Hiertoe zijn gesprekken met stakeholders gaande. - Het opbouwen van het sociale netwerk in de wijk door de wijkverpleegkundige kost veel tijd. In ons project ongeveer 40 uur per wijkverpleegkundige. In de grote stad zal dit nog meer tijd kosten, omdat er daar een grotere diversiteit aan ketenpartners is.
Materialen en links
Deze werkwijze zal nog effectiever zijn als de WV vanuit een (dorps-) gezondheidscentrum werkt i.v.m. de korte lijnen. Cliëntfolder ‗verbindende schakel in de wijk‘ Folder ‗Van solex naar laptop, wijkverpleging nieuwe stijl‘ Factsheet ‗Van solex naar laptop‘ Maatschappelijke businesscase (uiterlijk december 2010 gereed) www.omring.nl www.transitieprogramma.nl www.innoverenvanzorg.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar
-
Uitgevoerd bij
De Omring
De Omring
68
Naam Best Practice
3. Het virtuele verzorgingshuis (EGO-project)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Wonen en zorg worden in Nederland gescheiden. Door schotten tussen WMO, AWBZ en verzekeraars is eerstelijnszorg onnodig moeilijk. In het verzorgingshuis kennen we een vergoeding voor het samenwerken van verschillende disciplines. In de thuissituatie is deze vergoeding er niet terwijl een goede samenwerking tussen huisartsen, verzorging, verpleging, apothekers en specialisten ouderengeneeskunde belangrijk is. Met behulp van subsidie heeft huisarts T. Heijltjes gezorgd voor ontschotting in de thuiszorg. Het verzorgingshuis in Nederweert wordt dit jaar gesloopt. Zorgverzekeraar CZ had bedenkingen maar is nu enthousiast.
Doel
Webbased platform voor deskundigen om kennis en bevindingen uit te wisselen en zorg te coördineren rondom 1 thuiswonende oudere. Ouderen in een aanleunwoning, woonzorgcomplexen (wozoco‘s) of die nog zelfstandig wonen, kunnen in ongewenste medische, zorgtechnische en psychosociale problemen komen. Sinds 2008 zet SON in Nederweert zich in voor deze groep. Dat gebeurt met het EGO-project (Extramuraal Gestructureerde Ouderenzorg). Het project is een aanvulling op de reguliere eerstelijnszorg. Hulpverleners laten werken samen in een virtueel verzorgingshuis. De oudere kan in de thuissituatie blijven wonen waarbij de zorg is gericht op de optimale kwaliteit van leven. Opname wordt voorkomen. - Het EGO-project maakt gebruik van innovaties op het gebied van communicatie en transmuraal samenwerken. - Overal toepasbaar, tegen geringe kosten en het leidt tot een verhoogde efficiëntie van de hulpverlening en een betere kwaliteit van zorg voor ouderen. - Innovatief gebruik van ICT. - Meetinstrument: de 10-puntenschaal. - Onderzoek doen naar ouderen om die mensen op te sporen die zelf geen regie meer kunnen voeren over de zorg die zij nodig hebben. - Binnen 2 jaar is 80% van de doelgroep in Nederweert geïncludeerd. - Binnen 2 jaar heeft 100% van de geïncludeerde ouderen een uitvoerig zorgplan. Binnen 1 jaar is 100% van de geïncludeerde ouderen gescreend op polyfarmacie.
Doelgroep
Ouderen met complexe problemen in de eerstelijn, mensen die zelf geen regie meer kunnen voeren over de zorg die zij nodig hebben.
Aanpak (en planning)
Gestart in november 2007, geëindigd juli 2010. Er is een samenwerkingsverband ouderenzorg opgezet waarbij uitgegaan is van wat er plaatselijk al ontwikkeld was. Er zijn kartrekkers (huisartsen) aangetrokken. Er is geïnventariseerd wat er aan ouderenzorg is, de betrokkenheid werd gepeild en formeel vastgelegd, de werkgebieden van huisartsen en thuiszorgorganisaties zijn gesynchroniseerd en het FTO werd via apothekers geactiveerd. Er is een geriatrisch netwerk opgezet. Het samenwerkingsverband werd geformaliseerd. De website werd ingericht en de ouderen in een kwetsbare situatie werden geselecteerd middels de 10-
69
puntenschaal. In 2007 is een 10-puntenschaal ontwikkeld waarmee bepaald wordt wie er in aanmerking komt als bewoner van het virtuele verzorgingshuis. Als iemand door de huisarts en door de verpleegkundige wordt geschat op 7 of meer dan wordt deze persoon bewoner. De deelnemers ( zorgverleners) krijgen een automatisch e-mailbericht dat deze persoon bewoner is geworden. De zorgcoördinator van de thuiszorg gaat een zorgplanbespreking met de bewoner en iemand uit zijn of haar familie plannen. De huisarts analyseert de medische situatie eventueel via de specialist ouderengeneeskunde en vraagt een polyfarmacieadvies aan de apotheker. Resultaten
Er ‗wonen‘ nu 84 mensen in het virtuele verzorgingshuis. Na afsluiting van het project is een onderzoek gedaan worden in samenwerking met het Huis voor de Zorg naar de kwaliteit van zorg vanuit cliëntenperspectief. Tevens is een berekening gedaan naar de mogelijke besparing van het EGO-project per bewoner door alle zorgkosten uit te splitsen en te vergelijken. Op 9 november 2010 zijn de resultaten bekend gemaakt op het landelijk Congres over Innovatieve Technologie in de langdurende Zorg in Nieuwegein. Uit de resultaten blijkt o.a. dat de zelfredzaamheid van het sociale systeem rond ouderen in een kwetsbare positie niet wordt afgebroken. Sterker nog: dat wordt zelfs opgepept. Dat lijkt te leiden tot minder zorgafhankelijkheid. Bij het EGO-project is de zorgvraag in de twee jaar niet toegenomen. De inzet van de specialist ouderenzorg voorkomt verwijzing naar de tweede lijn. De kosten zijn volledig uitgewerkt en komen neer op €339,50 per bewoner van het virtuele verzorgingshuis bij 3 zorgplanbesprekingen per jaar. Hierin zit o.a. aanschafkosten website, inzet huisarts, zorgcoördinatie thuiszorg, apotheker, een kartrekker, specialist ouderengeneeskunde, organisatiekosten (folders, advertenties, vergaderkosten, kantoorbenodigdheden). Dit betekent dat met ongeveer 100 bewoners (op een populatie van 17.000 in Nederweert) een budget nodig is van €33.950 Inmiddels is uit berekeningen duidelijk geworden dat de besparing op macroniveau zeker 1 miljard Euro is, wanneer dit project landelijk wordt ingevoerd. In Limburg vindt het project al navolging. De uitgebreide berekening is beschikbaar en is door prof. Johan Polder als reëel ontvangen.
Kritische succesfactoren
Voorwaarden: Houden wat er plaatselijk ontwikkeld is. Niet alles weggooien en opnieuw beginnen, maar met respect kijken naar dat wat wel werkt en dat gebruiken. - Kleinschalig werken en lokaal toegespitst blijven. - Oppeppen van het systeem van bestaande zorg rond ouderen moet uitgangspunt zijn. - Zorgen dat er positieve beloningen zijn: veranderen kost tijd en energie, maar veranderen kan ook leuk en uitdagend zijn. Lessons learned: Het project laat zien dat de ouderen massaal kiezen voor het virtuele verzorgingshuis. Het project voorkomt opnames in het
70
verzorgingshuis. Doordat specialist ouderengeneeskunde betrokken is worden opnames in ziekenhuizen minder noodzakelijk. Er is inzicht in wat wel en niet goed werkt in dit systeem. Systeem werkt goed om organisatie van de zorg op te zetten, maar de agendafunctie is nauwelijks toepasbaar. Voor dementerende ouderen biedt het virtuele verzorgingshuis slechts een tijdelijke oplossing. Bij progressie van de dementie is opname niet te voorkomen. Materialen en links
10-puntsschaal / EGO-website / Eindrapportage EGO-project www.zorginnovatieplatform.nl www.son-nedeweert.nl www.invoorzorg.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Het project heeft de Robuust-award 2005-2010 gewonnen. Dr. T. Heijltjes Samenwerkingsverband Ouderenzorg Nederweert
71
Naam Best Practice
4. DOC-team
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Dementie is hard op weg om een van de grootste volksziektes te worden. Alzheimer Nederland meldt nu ruim 250.000 mensen met dementie, in 2035 zijn dat er al 500.000. De grote en snelle toename van het aantal mensen met dementie vraagt om hulpverlening die qua inhoud en vorm op dat probleem is toegesneden. De zorg voor mensen met dementie kon beter, samenwerking tussen verschillende disciplines moest tot ‗ontschotting‘ in de verdeelde zorg leiden en tenslotte moest de omvang van de hulpverlening fors gaan toenemen. Het concept voor het DOC-team en het casemanagement kwam niet uit de lucht vallen. Het werd ontwikkeld op basis van ervaring en inzichten van veel jaren praktische ervaring in de ambulante psychiatrische hulpverlening voor mensen met dementie. Daaruit bleek eens te meer dat niet met enkelvoudige zorg kon worden volstaan, maar dat gecombineerde interventies alleen effectief zijn als die door een multidisciplinair team worden gedragen. Voor de ontwikkeling van het casemanagement werd studie gemaakt van de positieve en negatieve ervaringen die met dit werkmodel elders in de psychiatrie waren opgedaan. Zo kon gefundeerd de keuze worden gemaakt voor een noodzakelijk ‗zwaar‘ of ‗intensief‘ model van casemanagement: de literatuur toonde daarvoor de effectiviteit aan. Een model dat praktisch regelwerk combineert met daadwerkelijke op de persoon en zijn familie gerichte medisch-psychiatrische hulpverlening. Niet wat zorgorganisaties bieden maar wat mensen met dementie nodig hebben, was het uitgangspunt voor het model van het DOC-team. Dat leidde tot het uitgangpunt om ‗cure‘ en ‗care‘ samen te brengen in één model van werken. Dit klassieke onderscheid in de gezondheidszorg wordt voor mensen met dementie en hun mantelzorgers, niet dienstig gevonden. Zij hebben behoefte aan een geïntegreerde benadering, op maat voor hun probleem, zonder de klassieke ‗schotten‘ die normaal in de zorg bestaan. Daarom brachten de GGZ en de verpleeghuizen hun zorg samen in één model: het DOC-team.
Doel
Het DOC-team richt zich op thuiswonende of in het verzorgingshuis verblijvende ouderen. Doel is om de mensen die de ziekte treft thuis te laten wonen zolang dat redelijkerwijs kan en met behoud van zoveel mogelijk kwaliteit van leven.
Doelgroep
Mensen met (een vermoeden van) dementie en hun mantelzorgers kunnen een beroep doen op het DOC-team. Van licht tot zwaar, van complex tot niet-complex. Afhankelijk van de individuele situatie wordt er hulp op maat geboden.
Aanpak (en planning)
Stichting Geriant heeft DOC-teams in de Kop van Noord-Holland, NoordKennemerland en West-Friesland. De huisarts verwijst de cliënt en mantelzorger door naar Stichting Geriant. Het DOC-team beschikt over een breed samengesteld team, ingespeeld op en gespecialiseerd in
72
geheugenproblematiek en dementie. De casemanager onderhoudt contact met de cliënt. Dit is een gespecialiseerde verpleegkundige (HBO-plus niveau). Verder beschikt Stichting Geriant over meerdere andere typen professionals: geneeskundigen (specialisten ouderengeneeskunde), psychiater, psychologen en preventiewerkers. Het DOC-team biedt het volgende hulppakket:
Diagnostiek: Diagnostiek wordt zowel met huisbezoeken uitgevoerd, als op een eigen ‗geheugenpoli‘. Tenslotte beschikt Geriant ook over een klinische opnamemogelijkheid. Behandeling: ‗anti-dementie‘-medicatie, en middels gesprek (individueel, familie, groep). Casemanagement: begeleiding voor cliënt én familie of mantelzorger Steunpunt dementie: alle activiteiten gericht op vroegdiagnostiek (geheugenspreekuur), voorlichting, scholing.
Voor cliënten van het DOC-team geldt een zelfde financiering als voor de GGZ (kosteloos behoudens de jaarlijkse eigen bijdrage in het kader van de zorgverzekeringswet). De kostprijs is berekend. Het DOC-team kost iets meer dan €8 per cliënt per dag (0verall-kostprijs) Resultaten
In 2006 werd een eerste onafhankelijke meting gedaan naar de tevredenheid van familieleden en mantelzorgers met de hulp van het DOC-team en het casemanagement van Geriant. Het Trimbos-instituut ontwikkelde daarvoor een instrument. Overall gaven de cliënten voor de hulpverlening een rapportcijfer 8,1. Daarbij geeft 95% aan anderen te adviseren naar het DOCteam te gaan. Ook in de jaren daarna werd gemiddeld een rapportcijfer gegeven dat (ruim) boven de 8 lag. In 2007 enquêteerde Geriant zowel de belangrijkste verwijzer, de huisarts, als praktisch alle collega-zorginstellingen. Naast een overall-mening over het werk van het DOC-team werd gevraagd naar inhoudelijke en samenwerkingsaspecten (verwijsprocedure, diagnostiek, casemanagement, terugrapportage, etc.). De resultaten weerspiegelden de inmiddels verworven positie van het DOC-team en het casemanagement in de zorgketen voor dementie. De huisartsen gaven in dit kader een rappportcijfer van 7,8 en de (overige) ketenpartners van 7,9.
Kritische succesfactoren
Alle professionals hebben de gebruikelijke opleiding nodig. Voor casemanagers is de aanvullende opleiding casemanagement van belang (wordt momenteel aangeboden door Stichting Gerion/VUmc). Voor overdracht en implementatie zijn boeken en werkboeken (eigen beheer Stichting Geriant) beschikbaar. De kwaliteit van de zorg wordt beoordeeld middels de normale toetsing in multidisciplinair team (GGZ-werkwijzen). HKZ, Inspectie Gezondheidszorg enzovoort. Voor de diagnostiek, behandeling en verdere zorgverlening van dementie zijn internationale en nationale richtlijnen ontwikkeld, in de regel gesteund door meerdere professionele beroepsgroepen. Goede hulpverlening houdt zich aan die afspraken en normen. Binnen het DOC-team geldt dat in het bijzonder
73
voor de nationale consensus inzake de uitvoering van diagnostiek en medicamenteuze behandeling bij dementie (CBO - Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, 2006). In deze richtlijn is tevens de wenselijkheid van casemanagement bij dementie onderschreven: het DOC-team heeft dat verder uitgewerkt. Een aantal ‗reviews‘ (samenvattingen van beschikbaar onderzoek) keek naar wat effectief is bij de niet-medicamenteuze behandeling van dementie (o.a. Livingston, 2005; Burns, 2004; Ayalon, 2006; Selwood, 2006; Pinquart, 2006). Nee, de ziekte is niet te genezen of te voorkomen, maar effectieve hulp om de last en gevolgen te verminderen is er wel. Interventies moeten zich vooral op de mantelzorgers richten: daar ligt de sleutel voor concrete resultaten. Psycho-educatie (uitleg en instructie over de ziekte) gericht op de familie en mantelzorgers helpt. En dan vooral de vorm waarbij van hen een actieve deelname wordt gevraagd. Ook gerichte vormen van gedragsbehandeling kunnen positieve effecten laten zien. En wellicht een van de belangrijkste bevindingen: een ‗multi-interventie‘, waarin met een combinatie van benaderingen wordt gewerkt, heeft een veel hogere kans op een positief effect dan de enkelvoudige benadering. Materialen en links
Brochure 'Een dag casemanagement' Factsheet casemanagement dementie Wat is casemanagement dementie bij Geriant Handboek zorgdiagnostiek dementie, uitgave Geriant, 2008 Handboek ziektediagnostiek dementie, uitgave Geriant, 2008 Beschrijving casemanagement - model Geriant www.geriant.nl www.zorgvoorbeter.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
In de afgelopen jaren is een aantal studies verschenen over het effect van casemanagement bij mensen met dementie (o.a. Newcomer, 1999; Chu, 2000; Eloniemi, 2001; Challis, 2002; Auperle 2003; Callahan, 2006.). Ligthart (2006) nam ze op in een Nederlandstalige review. Hoewel het onderzoek nog incompleet is en de resultaten gemengd, zijn er rode lijnen herkenbaar: -
Er worden effecten gezien op verschillend niveau: bij de patiënt, bij de mantelzorger en organisatorisch (gebruik voorzieningen en uitstel opname) Intensief casemanagement, dat aanmerkelijk verder gaat dan het ‗makelaarsmodel‘, lijkt effectiever; Snelle resultaten moeten niet worden verwacht: het gaat juist om casemanagement ‗met de lange adem‘; Casemanagement met een inbedding in een multidisciplinair team is effectiever en bereikt meer. Casemanagement vermindert de belasting van mantelzorgers: opmerkelijk is hun tevredenheid daarbij. Het is misschien niet meteen goedkoper,
74
-
maar behaalt wel een kwaliteitswinst.
2e plaats Best Practice award 2010 Internationale context
Ook in andere landen is veel gepubliceerd over casemanagement bij dementie. Bijvoorbeeld in Psychologie & Neuropsychiatrie Vieillissement 2009 Dec;7 Spec No 1:29-39 Journal of Case Management. 1993 Spring;2(1):26-31 Care Management Journal. 1999 Winter;1(1):29-37 The Journal of Long Term Home Health Care. 1994 Fall;13(4):43-52.) Zie ook www.alzinfo.org of www.alz.org
Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Geriant Geriant
75
Naam Best Practice
5. Infuus InZicht
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De aanleiding van het project is het verschijnen van het inspectierapport ―Infuuspompen in de thuissituatie in 2009. Uit het inspectierapport is gebleken dat de meeste fouten worden gemaakt bij het berekenen van de inloopsnelheid van de medicatie/vloeistof en het instellen van de pomp. Dit is een groot veiligheidsrisico voor de patiënt. Voor de gespecialiseerd verpleegkundigen thuiszorgtechnologie is het aansluiten en instellen van infuuspompen dagelijks werk waarbij een kwalitatief goede tweede controle niet mogelijk was door de solitaire manier van werken. In het ziekenhuis en andere intramurale zorginstellingen is een dubbelcheck op het instellen vanzelfsprekend. Daar is altijd een collega voorhanden.
Doel
Door het gebruik van een mobiele videokoffer in de thuissituatie wordt de dubbelcheck op het berekenen van de inloopsnelheid van de medicatie en het bijstellen van de pomp op een veilige manier uitgevoerd. De mobiele videokoffer zorgt naast meer veiligheid voor cliënten ook voor meer veiligheid en kwaliteit voor de verpleegkundige zorg. Voor huisartsen en medisch specialisten, als verantwoordelijk behandelaar, kan deze veiligheidsmaatregel positief bijdragen bij de keuze voor een thuisbehandeling. De inspectie voor de gezondheidszorg is enthousiast over deze oplossing en hoopt op snelle navolging in andere regio‘s.
Doelgroep
Thuiszorgprofessionals, die infuuspompen instellen in de thuissituatie.
Aanpak (en planning)
Als een gespecialiseerd verpleegkundige een infuus instelt in de thuissituatie, dan verstuurt zij videomonitoring beelden van het instellen van de infuuspomp naar een dienstdoend collega uit hetzelfde team. Het team thuiszorgtechnologie van ZorgBrug bestaat uit 8 personen. Zij hebben allemaal sinds kort een netbook (klein laptopje). Hierop worden de beelden ontvangen en opgeslagen. Deze netbookjes gebruiken zij ook om de administratie bij de patiënt achter de voordeur te doen, wat veel tijdswinst oplevert. Tevens kunnen zij protocollen e.d. opzoeken op internet. De "videokoffer" is eenvoudig te bedienen, stekker er in en hij maakt verbinding. Op netbook is een speciale viewer geïnstalleerd die beelden direct ontvangt en op kan slaan. Fouten bij het instellen van infuuspompen worden geregistreerd middels de gangbare MIC-procedure. Bij alle cliënten met een infuuspomp wordt de mobiele videokoffer gebruikt. Deze cliënten zijn bekend. De beelden worden op netbook opgeslagen. Deze zijn dus altijd terug te vinden.
Resultaten
De camera wordt nu een jaar gebruikt. Het is te vroeg om meetbaar winst aan te geven. Wel wordt aangenomen dat het aantal fouten met infuusmedicatie afnemen.
76
Kritische succesfactoren
Materialen en links
De technische randvoorwaarden moeten goed geregeld zijn. Het thuiszorgtechnologieteam heeft netbooks nodig en de videokoffer moet snel en makkelijk te bedienen zijn. De videokoffer zoals nu gebruikt is een prototype en vrij groot. Focus Cura is bezig een nieuwe versie te ontwikkelen. Verder zal een nieuwe mogelijkheid zijn, dat via het netbook en een losse camera de beelden worden overgezonden naar een collega. De verpleegkundigen van het team thuiszorgtechnologie zullen dan niet meer de koffer mee hoeven te nemen, maar kunnen het netbook, waarmee elke verpleegkundige van het team is uitgerust, gebruiken om met een hoogwaardige camera de beelden over te zenden en op te slaan. Er zijn andere mogelijkheden onderzocht, zoals beelden bij Zorglijn laten checken of op de IC van ziekenhuis. Een dienstdoend collega blijkt het makkelijkst te werken. * Protocol Videomonitoring van instellen infuuspomp * Filmpje over het project http://www.youtube.com/watch?v=GDcojWkTu2c http://www.igz.nl/actueel/zorgveiligprijs/ www.zorgbrug.nl www.transmuraalnetwerk.nl http://www.youtube.com/watch?v=ZxJkvgrlv-o www.focuscura.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Eervolle vermelding ZorgVeiligprijs 2010 (IGZ) Nominatie Anna Reynvaan praktijkprijs 2010
Internationale context
Over de dubbele check bij infuuspompen is internationaal gepubliceerd, maar niet specifiek over de 2e check in de thuiszorg of een check met behulp van een camera.
Ontwikkelaar
Sonja Jutte
Uitgevoerd bij
Zorgbrug Gouda
77
Naam Best Practice
6. Preventie in de thuiszorg
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Uit het stuk ―Zorgen voor Morgen‖ van de Gemeente Groningen blijkt dat een steeds groter deel van de ouderen zelfstandig wil blijven wonen. Vanuit de overheid wordt deze wens en ontwikkeling gestimuleerd. Deze verschuiving van verpleeg- en verzorgingshuiszorg naar zorg dicht bij huis, brengt met zich mee dat de zorg voor ouderen in toenemende mate anders zal moeten worden ingericht. Deze ontwikkelingen vragen, naast voldoende geschikte woningen, naar een welzijns- en dienstenpakket die de ouderen in hun zelfstandigheid ondersteunt (―zorgen voor morgen‖, gem. Groningen). Het wijk- en buurtgericht denken door zorgaanbieders is hierbij van groot belang.
Doel
Ouderen in de stad Groningen (zie doelgroepomschrijving) hebben aan het einde van het project dicht bij huis kennis en activiteiten aangeboden gekregen, om vroegtijdige signalering en erkenning van problemen die horen bij het ouder worden te bewerkstelligen, zodat depressiviteit en eenzaamheid worden tegengegaan en gezond zelfstandig thuis blijven wonen voor hen mogelijk wordt gemaakt.
Doelgroep
De doelgroep bestaat uit 55 plussers In de stad Groningen. Mensen worden vanaf hun 55e al kwetsbaarder voor verschillende vormen van verandering. Zodra ouderen kwetsbaarder of depressiever worden, bezoeken zij minder activiteiten. Daarom wordt gestart vanaf een relatief gezonde leeftijd, om mensen zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden op komende veranderingen en hoe hiermee om te gaan.
Aanpak (en planning)
Door middel van het organiseren van groepsvoorlichtingen in de wijk en door het houden van laagdrempelige spreekuren wil het preventieprogramma bereiken dat ouderen in deze wijken dichtbij huis kennis en activiteiten aangeboden krijgen die vroegtijdige signalering en erkenning van problemen bij het ouder worden bewerkstelligen. De preventie bestaat uit 3 onderdelen: 1. "Met vallen en opstaan!". Vallen is bij ouderen een veelvoorkomend probleem. Als een oudere valt, heeft dat vaak grote gevolgen. In de eerste plaats hebben ouderen een sterk verhoogde kans op botbreuken. Binnen De Borg Thuiszorg is in 2007/2008 een richtlijn valpreventie ontwikkeld welke bestaat uit een korte checklist voor het bepalen van de hoogrisicogroep, een multifactoriële evaluatie van de valrisico's en een adviezen/actielijst. Deze adviezen en interventies worden vastgelegd in het zorgdossier. Hierbij is veel aandacht voor multidisciplinaire samenwerking.
78
Deze richtlijn wordt In 2009 breed geïmplementeerd binnen De Borg Thuiszorg. 2. Schakels versterken. Gezondheidsproblemen en risico‘s bij vluchtelingen en niet-westerse migranten zijn groter dan bij de autochtone bevolkingsgroep. Bij hen is vaak sprake van een opeenstapeling van factoren die dikwijls samengaan met een slechtere gezondheid en/of een geringer gebruik van preventieve zorg. Zorgvoorzieningen zijn dikwijls te weinig cultuur specifiek en houden onvoldoende rekening met diversiteit in de beleving van ziekte en gezondheid. Uit de praktijk blijkt dat psychiatrische en/of psychosociale gezondheidsproblemen zoals (posttraumatische)stress, depressie, angststoornissen en vereenzaming veel voorkomen onder vluchtelingen en niet-westerse migranten. Het project schakels versterken, een samenwerkingsproject tussen MJD, Lentis en De Borg Thuiszorg is gericht op het toegankelijk maken van de zorg voor vluchtelingen en niet-westerse migranten. 3. Gezond en Wel Voor het preventieprogramma is ervoor gekozen het project aangaande ―spreekuren voor ouderen‖ van 2008 voort te zetten. Tijdens de spreekuren zullen de verschillende gezondheidsthema‘s aan bod komen, vanuit de vragen waar mensen mee komen. Hierbij hebben de wijkverpleegkundigen, die het spreekuur bemannen, een signalerende rol aangaande de gezondheidssituatie en leefstijl van de cliënt en daarnaast aangaande de aanwezigheid van mantelzorg en sociale contacten. Vroegtijdige signalering van gezondheidsrisico‘s en -problemen staan tijdens de spreekuren voorop. Daarnaast organiseert De Borg groepsvoorlichtingen. Deze zullen in het verlengde zijn van de voorlichtingen die in 2007 en in het najaar van 2008 werden gehouden. Ook voor 2009 zijn de thema‘s die aan bod komen: ―gezond ouder worden‖ en depressie bij ouderen, onder de naam ―Geluk moet je pakken‖, waarbij aandacht is voor voeding en bewegen, hobby‘s uitoefenen en het sociaal actief blijven. Resultaten
-
Kritische succesfactoren Materialen en links
www.loketgezondleven.nl www.zonmw.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
ZINN De Borg Thuiszorg
79
Naam Best Practice
7. Zelfsturende buurtteams en Meander Mars bij Meander Thuiszorg
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Meander Thuiszorg startte in 2008 in Limburg met wijkgericht werken. Zelfsturende buurtteams verlenen 24 uur per dag zorg in de wijk, aangevuld met diensten op het gebied van welzijn en wonen. Meander Thuiszorg wilde minder papierwerk en meer regie voor de zorgmedewerker over de invulling van de zorg. Dit realiseerden zij door de invoering van de administratie en registratie software van iO concept en het digitale planbord Moves. Tevens was er een verbetering in registratie noodzakelijk om de financiële afhandeling te stroomlijnen.
Doel
Meer vrijheid van handelen en meer klantgericht werken met een buurtgerichte aanpak. Maar zonder administratieve last. Automatiseringsoplossingen om de interne processen zo efficiënt mogelijk in te richten. Onder de naam Meander Mars is men gaan werken met het iO systeem voor registratie en Moves voor de planning. Er is nu minderpapierwerk. Omdat de administratie op een veilige manier geborgd is, krijgen de zorgmedewerkers veel meer vrijheid van handelen. Zij kunnen zich bezig houden met hun oorspronkelijke taak: zorg verlenen aan klanten. Want een verpleegkundige is geen administrateur.
Doelgroep
Thuiszorginstellingen
Aanpak (en planning)
In samenspraak met managers, planners en zorgmedewerkers is bekeken welke automatiseringsoplossingen het beste pasten bij de zelfsturende buurtteams. Ze kozen voor Nedap healthcare vanwege de eenvoud. Binnen een tijdsbestek van 6 weken schakelde Meander Thuiszorg over op registreren met het iO concept®. Registreren met iO zorgt dat alle activiteiten die medewerkers bij cliënten verrichten zorgvuldig worden vastgelegd. De cliënt heeft thuis een cliëntenpas. De medewerker houdt bij binnenkomst en vertrek haar mobiele telefoon tegen deze pas, waardoor het bezoek en de geleverde zorg wordt vastgelegd. Er is verder geen papierwinkel meer nodig. Geregistreerde zorg wordt direct eenvoudig inzichtelijk gemaakt voor het management. Bij akkoord wordt dit doorgezet naar bijvoorbeeld de verloning of het CAK. Moves is een planningsprogramma voor thuiszorginstellingen (verpleging, verzorging en huishoudelijke zorg) dat erop gericht is de planner zoveel mogelijk inzicht te geven in de logica van de planning voor de cliënt, de medewerker en de organisatie. In het vorige registratiesysteem miste Meander Thuiszorg veel productie die wel geleverd was. De uitval is nu minimaal, kleiner dan 0,5%. Voorheen werd vooral gestuurd op de niet-productieve uren. Nu ligt de focus op de productie. Hoe medewerkers hun tijd indelen mogen ze zelf weten, als de productie maar gehaald wordt.
80
Resultaten
De medewerkers zijn blij met de vermindering van het papierwerk. Omdat de administratie op een veilige manier geborgd is, krijgen zorgmedewerkers veel meer vrijheid van handelen. Zodat ze zich bezig kunnen houden met hun oorspronkelijke taak: zorg verlenen aan klanten. Een verpleegkundige is geen administrateur. In het vorige registratiesysteem miste Meander Thuiszorg veel productie die wel geleverd was. De uitval is nu minimaal, kleiner dan 0,5%. Voorheen werd gestuurd op de niet-productieve uren. Nu ligt de focus op de productie. Hoe medewerkers hun tijd indelen mogen ze zelf weten, als de productie maar gehaald wordt. Knelpunten die in het verleden op managementniveau opgelost werden, worden nu opvallend doortastend op teamniveau getackeld. Er is minder werkdruk en meer stabiliteit. Voor de planners betekent de komst van Moves minder werkdruk. Vaste routes zijn nuttig. Als een van de medewerkers een dag vrij heeft of ziek is, dan wordt niet de afspraak met de klant verzet. In plaats daarvan komt er een vaste vervangende medewerker op bezoek. Op deze manier ervaart de klant stabiliteit. De klanten weet precies welke medewerker wanneer komt. Al 150 zorginstellingen gebruiken Moves van Nedap healthcare
Kritische succesfactoren
De implementatie van het digitale planningsprogramma Moves® had meer voeten in de aarde dan verwacht. In een aantal werkgebieden werd nog gepland op functieniveau. De buurtstructuur was nog niet op orde, voor deze teams kwam Moves® eigenlijk te vroeg. Voor de overige werkgebieden, waar de buurtstructuur al functioneerde, was het heel eenvoudig om over te schakelen op Moves®.
Materialen en links
www.innoveerpunt.nl www.nedap-healthcare.com www.invorozorg.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar
-
Uitgevoerd bij
Meander Thuiszorg
Nedap Healthcare
81
Naam Best Practice
8. Wijkzorg gevraagd!
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De laatste jaren is er in de thuiszorg veel veranderd. Wijkverpleegkundigen geven aan dat ze zich vervreemd voelen van hun vak en bovenal het gevoel hebben hun cliënten niet goed te kunnen verzorgen. Er is weinig tijd voor psychosociale begeleiding en de taken van wijkverpleegkundigen zijn versmald tot verpleegtechnische handelingen. De wijkverpleegkundige kan de kwaliteit van zorg niet meer waarborgen, ook al omdat er steeds lagere niveaus van verzorgenden worden ingezet en de wijkverpleegkundige het gevoel heeft geen tijd te hebben om hen te coachen. Voor cliënten betekent dit dat zij zorg krijgen van veel verschillende zorgverleners, omdat hun indicatie opgeknipt wordt in handelingen. Ook krijgen zij zorg van steeds lager opgeleide zorgverleners en ervaren zij een gebrek aan regie terwijl zij daaraan juist grote behoefte hebben. Zij ervaren dat wijkverpleegkundigen moeten werken ‗met de stopwatch in de hand‘, waardoor ze weinig aandacht durven vragen voor vragen op psychosociaal gebied die ze vaak ook hebben. Ondanks deze demotiverende factoren beoefenen wijkverpleegkundigen het vak met zoveel liefde dat ze naar mogelijkheden blijven zoeken om weer grip op hun werk te krijgen en aan hun professionele standaard te voldoen. Van de professionals komt de vraag om ondersteuning bij de zoektocht naar mogelijkheden om binnen de grote organisatie toch kleinschalig te kunnen werken, geïntegreerde zorg te kunnen geven en samen te kunnen werken met andere disciplines. Dit alles vanzelfsprekend binnen bepaalde organisatorische en financiële kaders, maar minder gehinderd door allerlei regels, procedures en richtlijnen.
Doel
De algemene doelstelling van het project is dat de zorg thuis bevordert dat cliënten het leven kunnen leiden dat zij willen en aansluit op de gewenste dagbesteding van de persoon. Dit betekent dat een omslag gemaakt wordt van aanbodgericht naar vraaggericht en vraaggestuurd werken zodat de zorg beter aansluit bij de beleving, behoeften, wensen en mogelijkheden van cliënten en hun mantelzorgers die een transitie doormaken en dat de cliënten indien mogelijk zelf de regie voeren. Wijkzorg Gevraagd! is een regionaal innovatieproject dat thuiszorgteams ondersteunt om op samenhangende wijze zorg in de wijk te organiseren met een spilfunctie voor de wijkverpleegkundige.
Doelgroep
Thuiszorgteams die willen werken aan een nieuwe invulling van de functie van wijkverpleegkundige
Aanpak (en planning)
Deelnemende teams hebben met behulp van de doorbraakmethode, een nieuwe werkwijze uitgeprobeerd. Zij experimenteerden met: geïntegreerde zorg, minder fragmentatie van taken, minder personen bij een cliënt, wijkgerichte zorg op het gebied van zorg en welzijn, samenwerking in de eerstelijn en kleinschalige teams binnen een grote organisatie.
·
In het project werd gewerkt volgens de principes van de Doorbraakmethode.
82
Dit houdt in dat er verbeterd wordt volgens de stappen van het Nolanmodel (meer over het Nolanmodel): 3 centrale vragen en de Plan-Do-Study-Act cyclus (zie schema), waarbij het team zelf steeds bepaalt welke doelen prioriteit hebben en welke veranderingen nodig zijn om de doelen te bereiken. In het project Thuis Zorg Gevraagd! hielden verbeterteams zich in het kader van vraaggestuurd werken met verschillende thema‘s bezig. Voorbeelden van thema‘s zijn: - Ketenzorg, de gewenste doorstroom in de keten - Zorg voor dementerende ouderen/PG in de thuissituatie - Proces van aanvraag, werkvoorbereiding, planning, uitvoering en evaluatie/ van zorgbehoefte naar zorgrealisatie - Bereikbaarheid van de organisatie - Verbeteren van zorgtijdstippen van geplande en ongeplande zorgvraag Resultaten
In het project hebben alle teams voorgeschreven metingen verricht, en eventueel teamgebonden metingen (afhankelijk van de gekozen verbeteracties). Dat is ook een onderdeel in de Doorbraakmethode. Bijv: Zorgtijdstippen worden door de deelnemende teams geregistreerd (gewenste tijdstip, overeengekomen tijdstip, marge, wijziging, reden van wijziging, communicatie over wijziging. Bij de uitvoering van het project Wijkzorg Gevraagd! zijn drie kenniskringen (lectoraten) betrokken. Deze voeren samen met instellingen uit de regio praktijkgericht onderzoek uit, bouwen een netwerk op en verzorgen publicaties van onderzoeksresultaten in relevante tijdschriften. Lectoren en docenten die werkzaam zijn bij de kenniskringen begeleiden studenten bij het doen van onderzoek en uitvoeren van projecten. Zij implementeren de resultaten uit het onderzoek in het onderwijs en ondersteunen implementatie van onderzoeksresultaten in de praktijk. Organisaties die mee hebben gedaan hebben aangegeven dat de volgende resultaten zijn bereikt: 1. Bewustzijn van cliëntenperspectief en persoonsgericht werken is vergroot. Hierdoor is de zorg en de communicatie verbeterd. 2. Onderhandelen. Niet ‗U vraagt, wij draaien‘. Door vraag en aanbod in onderhandeling op elkaar af te stemmen kan de cliënt zich wel Koning voelen, maar hoeft hij het niet te zijn! 3. Inzicht in eigen organisatie en proces 4. Helder begrippenkader! Wat wordt bijvoorbeeld verstaan onder ‗Wenstijden‖ of ―overeengekomen tijdstippen‖? 5. Nieuwe kennis in de zorgorganisatie gebracht door experts. Gezien dat logistieke concepten veel voor de zorg kunnen betekenen. Door slim te organiseren is meer tijd voor de cliënt en de professional beschikbaar.
Kritische succesfactoren
Effecten bleven regelmatig beperkt tot het verbeterteam. Toch kunnen de resultaten en het enthousiasme wel doorwerken ―ondanks‖ de organisatie. Het is dus van belang voor de teams om visie en ervaring in de organisatie te delen. Het traject is tijdsintensief. Het vraagt veel van verbeterteamleden in tijden van hoge werkdruk. Als de methode eigen is gemaakt, zal een volgend verbeteronderwerp vlotter kunnen verlopen. Wat het heeft gekost moet je
83
altijd in verhouding zien met wat het oplevert. Materialen en links
Folder Wijkzorg gevraagd! Er is een toolkit beschikbaar met: o.a. informatie over werk- en meetplannen, SMARTI-doelstellingen, effecten, kenmerken van verandering, rol van het management, registratieformulieren, voortgangsrapportageformulier, medewerker enquête, instrumenten voor vasthouden van verbeteringen. www.wijkzorggevraagd.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar
-
Uitgevoerd bij
Zie hierboven.
Het project Wijkzorg Gevraagd! is een samenwerkingsverband tussen (thuis)zorgorganisaties in Zuid-Holland, namelijk Careyn, de Zellingen en ActiVite, en drie kennisinstituten, namelijk de Hogeschool Rotterdam (Lectoraat Transities in Zorg en Lectoraat Logistics), Hogeschool Leiden (Lectoraat Mensen met Chronische Ziekten) en het Van Kleef Instituut. In de loop van het project wordt nauw afgestemd en kennis uitgewisseld met projecten binnen Vierstroom en Thuiszorg Rotterdam.
84
Naam Best Practice
9. Buurtzorgweb
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Buurtzorg werkt met zelfsturende teams. Deze organisatievorm en opzet van Buurtzorg lenen zich uitstekend voor het inzetten van hedendaagse communicatietechnologie (Internet). Gezien de tekorten in de thuiszorg is het noodzakelijk om overheadkosten zo laag mogelijk te houden en productiviteit zo hoog mogelijk. Door Buurtzorgweb worden de thuiszorgmedewerkers direct bij hun dagelijkse werkzaamheden ondersteund en het vergroot het zelfsturend vermogen. ICT wordt nu niet ingezet ter ondersteuning van de ondersteunende processen, maar ter ondersteuning van het primaire proces.
Doel
Doel is om thuiszorgmedewerkers te ondersteunen in de dagelijkse werkzaamheden en zo tijd te besparen. Daarnaast is het doel om overheadkosten te verlagen en productiviteit te laten stijgen omdat iedereen overal en op elk moment bij de benodigde informatie kan. Alle zelfsturende teams kunnen met elkaar en met de backoffice communiceren in elektronische vorm.
Doelgroep Aanpak (en planning)
Zelfsturende teams in de wijk Alle medewerkers van Buurtzorg hebben toegang tot Buurtzorgweb, een afgeschermde website. Buurtzorgweb is een website waar medewerkers van Buurtzorg allereerst hun noodzakelijke administratie kunnen regelen zoals de urenverantwoording, het bijhouden van de dossiers en de planning. Alle zelfsturende teams kunnen met elkaar en met de backoffice communiceren in elektronische vorm. Er worden binnen Buurtzorg verschillende modules en ‗tools‘ ingezet. Voor plannen en roosteren, digitale dossiers, kennis delen en samenwerken in netwerken.
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Daarnaast zijn er op de site allerlei functionaliteiten te vinden die de medewerkers helpen bij hun dagelijks werk, zoals een digitale sociale kaart zodat snel kunnen zien welke voorzieningen er in de buurt van de cliënt zijn te vinden. Verder kunnen de thuiszorgmedewerkers via Buurtzorgweb met elkaar chatten, discussiëren en kennis uitwisselen. Zo‘n 550 bezoeken vrijwel dagelijks Buurtzorgweb. De overheadkosten zijn met 10 tot 15 procent teruggedrongen. Ook is de productiviteit van de medewerkers toegenomen, omdat ze dankzij de site overal en op elk moment bij de benodigde informatie kunnen. Het trainen van medewerkers bleek niet nodig. Buurtzorgweb is zo gebruiksvriendelijk, vanaf de eerste dag werd de site al bezocht. Medewerkers maken inmiddels een eigen webkrant. Er werd altijd gezegd dat thuiszorgmedewerkers digibeten zijn, maar dat valt mee. En dat komt omdat ze nu via internet informatie kunnen krijgen over hoe ze hun klanten beter kunnen helpen. Daar zijn ze in geïnteresseerd. www.ecareservices.nl
85
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
www.buurtzorgnederland.com In 2008 heeft Buurtzorg de Spideraward gewonnen, de prijs van het vakblad ICT. Ecare Services Buurtzorg Nederland
86
Naam Best Practice
10.Thuis met dementie
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Het aantal personen met dementie zal naar verwachting de komende 20 jaar groeien met 46%. Van de totale kosten van de gezondheidszorg gaat 5% naar de zorg voor cliënten met dementie. Hiermee is het de op één na duurste ziekte van dit land. Van het totaal aantal dementiecliënten woont 65% thuis. Om deze patiënten optimaal te ondersteunen ontwikkelde Zorggroep Almere een zorgprogramma, aan de hand van het Chronische Zorg Model.
Doel
Transmurale ketenzorg, gericht op het multidisciplinair behandelen, begeleiden en adviseren van mensen met dementie, hun familie en mantelzorgers. In de visie van Zorggroep Almere hebben mensen met dementie en hun familie behoefte aan een TomTom+ in de zorg: iemand die niet alleen de weg wijst, de zorg coördineert, maar ook tips geeft en een arm om je heen slaat. Innovatief is dat er één gespecialiseerd steunpunt ontstaat voor de behandeling en begeleiding in alle fasen en facetten van het dementieproces. Doel is een efficiënte en effectieve manier van hulpverlening in de thuissituatie om de groeiende groep thuiswonende dementiecliënten goed te ondersteunen.
Doelgroep
Mensen met dementie, hun familie en mantelzorgers.
Aanpak (en planning)
Geriatrische wijkgerichte expertiseteams werken na een vroege signalering van dementie aan een vakkundige diagnostiek, gecombineerd met passende behandeling en begeleiding. In het begin van het dementieproces ligt de nadruk op de diagnostiek en in latere fasen ligt het accent op het gebruik van technische en persoonlijke (zorg) ondersteuning en het bevorderen van welzijn. Een voorbeeld hiervan zijn Alzheimercafés en (interactief) lotgenotencontact. Cliënten kunnen terecht bij een Geriatrisch steunpunt waar deskundigen aanwezig zijn voor het beantwoorden van vragen, hulp of steun, voor zowel de cliënt als de omgeving van de cliënt. Cliënten worden geregistreerd in een minimale dataset en worden periodiek besproken in het zorgoverleg met de zorgverleners van de 1e en 2e lijn. De thuissituatie wordt ondersteund door cursussen, activiteiten en persoonlijke begeleiding.
Resultaten
Crisisopnamen zijn geregistreerd. Door de juiste medische behandeling en samenwerking tussen 1e en 2e lijnshulpverleners zijn crisisopnamen tot 80% terug te dringen en kunnen cliënten vanuit de thuissituatie worden behandeld. Het project Thuis met Dementie is eind 2009 beëindigd. Het resultaat mag er zijn. Een belangrijk deel van de werkzaamheden en activiteiten die vanuit het project zijn ontplooid, zijn ingebed en geborgd in de reguliere werkzaamheden van het expertisecentrum en de eerste lijn. In het kader van de ketenzorg dementie wordt de financiering van het merendeel van de zorg voortgezet in 2010. Het zorgkantoor brengt financiële
87
Kritische succesfactoren
Materialen en links
middelen in voor het geriatrisch steunpunt, voor de inzet van de persoonlijk begeleider dementie en de activiteitenbegeleider thuis en voor de deelname van huisartsen en praktijkondersteuners aan de diagnostiek en het multidisciplinaire overleg (MDO). De gemeente zorgt voor WMO-financiering voor collectieve en individuele dagbesteding (de verwenmiddagen en diners). Zorggroep Almere financiert zelf het borgingsplan 2010. Er blijft een projectleider nodig voor acht uur per week om de ervaringen over te dragen en de (verdere) ontwikkeling van het geriatrisch steunpunt te ondersteunen. Ook ondersteunt de projectleider de betrokkenheid van de eerste lijn bij de diagnostiek en behandeling van dementie. De stuurgroep Thuis met Dementie blijft bestaan en ziet toe op samenhang, voortgang en lacunes in de zorg, en op nieuwe financiering. Er moeten nieuwe medewerkers worden aangenomen of medewerkers worden herbenoemd in de nieuwe functie van persoonlijk begeleiders voor cliënten bij wie de diagnose dementie is gesteld of ernstig wordt vermoed. Deze nieuwe functionarissen krijgen een uitgebreid inwerkprogramma. Inwerk- en scholingsprogramma persoonlijk begeleiders www.zorginnovatieplatform.nl www.zorggroep-almere.nl www.transitieprogramma.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context
-
Ontwikkelaar
Zorggroep Almere
Uitgevoerd bij
Zorggroep Almere
Ook internationaal is veel gepubliceerd over hulpverlening aan mensen met dementie in de thuissituatie. Zie bijvoorbeeld www.nhs.uk of www.alzheimers.org.au Artikelen bijvoorbeeld: Journal of the American Geriatric Society. 1995 Apr;43(4):456-7. Caring. National association for home care magazine 1989 Aug;8(8):12-6.
88
Naam Best Practice
11.Casemanagement bij thuiswonende ouderen met dementie
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
In 2001 werd een aantal knelpunten in het zorgcircuit voor psychogeriatrische patiënten in de regio Delft Westland Oostland vastgesteld(DWO). Ten eerste was er sprake van onderbehandeling en onderdiagnostiek van mensen met psychogeriatrische problematiek. Ten tweede bleek er veel onduidelijkheid te bestaan over de inhoud van het zorgaanbod en over de rol van de verschillende instanties bij diagnostiek, behandeling en begeleiding van mensen met dementie en hun mantelzorgers. Naar aanleiding van deze knelpunten hebben verschillende werkgroepen gewerkt aan de totstandkoming van een dementieketen in de regio DWO.
Doel
De doelstelling is tweeledig: 1. Begeleiden en ondersteunen van thuiswonende dementerende ouderen en hun naaste(n) tijdens het voortschrijdende ziekteproces waardoor beperking ziektelast beperking psychosociale problematiek voorkomen van wanhoopgevoelens voorkomen van crisissituaties tijdig informatie geven over zinvolle dagbesteding tijdig informatie geven over verdergaande zorg grote tevredenheid van cliënt en naasten met de geboden hulp 2. Waakzaamheid over de voortschrijdende medische, psychische en sociale noden van de cliënt en naaste(n) waardoor tijdige signalering van optredende comorbiditeit bij cliënten tijdige signalering van overbelasting van naaste(n) waardoor tijdige hulp.
Doelgroep
Het pilotproject ‗casemanagement dementie thuis‘ richt zich op thuiswonende ouderen bij wie of de huisarts of het Centrum voor Probleemanalyse en Diagnostiek te Delft de diagnose dementie heeft gesteld. Deze ouderen worden in principe door 1 van deze 2 instanties aangemeld voor casemanagement.
Aanpak (en planning)
De betrokken casemanagers zijn wijkverpleegkundigen in dienst van de thuiszorginstelling. De casemanager kent een duidelijk omschreven taakbeschrijving en competentieprofiel. De belangrijkste taken zijn: - ondersteunen van de dementerende - ondersteunen van de naaste(n) - Zorgen voor en bewaken van een geïntegreerde zorg - Zorgen voor ontwikkelen casemanagement De driehoek huisarts, GGZ en casemanager staat centraal. Dat zijn de
89
belangrijkste spelers in de zorgketen. Resultaten
Uit deze interviews bleek dat de casemanager niet alleen een belangrijke gesprekspartner is, maar ook adviseur, raadgever, steun en toeverlaat en bemiddelaar. Ouderen met dementie geven aan blij te zijn met de steun die hun mantelzorger krijgt omdat ook zij zien dat de zorg zwaar is. De ondervraagde mantelzorgers geven de casemanagers een gemiddeld rapportcijfer van 8,7. Mantelzorgers zijn voornamelijk tevreden over het begrip en de aandacht. Toch is er ook enige kritiek. Ongeveer 1 op de 7 mantelzorgers betwijfelt of zhij de zorg thuis langer heeft kunnen volhouden dankzij de mantelzorger.
Kritische succesfactoren
De casemanagers zijn verpleegkundigen (in ieder geval HBO-niveau) met een vervolgopleiding casemanagement. De casemanager moet de rol kunnen vervullen van zorgverlener, van regisseur en van coach. Er kunnen 10-15 cliënten begeleid worden bij een inzet van 8 uur per week. Van belang zijn: Inzet en enthousiasme van casemanagers Bereidheid tot eigen bijdrage van betrokken thuiszorginstellingen Bekendheid van de casemanager bij huisartsen in de regio Soepele samenwerking tussen thuiszorg en GGZ In de pilot vervulde de casemanager altijd ook nog andere functies. De functie van casemanager en wijkverpleegkundige zijn moeilijk te combineren. De casemanager zit dan te dicht op het thuiszorgteam, waardoor zij niet meer onafhankelijk kan opereren. Daarnaast is de vraag ontstaan of de thuiszorginstelling de juiste basis is van de casemanager. Het vinden en behouden van cliënten wil een thuiszorgorganisatie graag, maar dat staat haaks op de doelen van casemanagement.
Materialen en links
Het eindrapport Evaluatieonderzoek van de pilot casemanagement dementie in de regio Delft Westland Oostland 2005-2007 Competentieprofiel casemanager www.transitiesinzorg.nl www.zorgvoorbeter.nl www.vankleefinstituut.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context
Door Hogeschool Rotterdam is een evaluatieonderzoek gedaan van de pilot casemanagement dementie in de regio Delft Westland-Oostland. Ook in andere landen is veel gepubliceerd over casemanagement bij dementie. Bijvoorbeeld in • Psychologie & Neuropsychiatrie Vieillissement 2009 Dec;7 Spec No 1:29-39 •·Journal of Case Management. 1993 Spring;2(1):26-31 • Care Management Journal. 1999 Winter;1(1):29-37 • The Journal of Long Term Home Health Care. 1994 Fall;13(4):43-52.) Zie ook www.alzinfo.org of www.alz.org
Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Careyn en VierstroomZorgring Careyn en VierstroomZorgring
90
Naam Best Practice
12. Caring home: Zorg op maat door leefstijlmonitoring
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De vergrijzing en veroudering van de Nederlandse bevolking zorgt voor een toenemende vraag naar geschikte seniorenwoningen, Ouderen willen bovendien steeds langer in hun eigen huis blijven wonen; een wens die de overheid en de zorgsector stimuleren. Om te zorgen voor een prettige en veilige leefomgeving bij de ouderen thuis, wordt er steeds vaker gezocht naar ICT-oplossingen. Een van die oplossingen is de sensortechnologie. De Limburgse thuiszorgorganisatie Proteion heeft in 2007 een project opgezet om deze sensortechnologie bij ouderen thuis in te zetten.
Doel
Advies en zorg op maat. Mbv infraroodsensoren wordt het activiteitenpatroon van thuiswonende ouderen gevolgd. Verandering in het leefpatroon kan aanleiding zijn voor telefonisch contact of een huisbezoek zodat waar nodig het zorgplan kan worden aangepast. Begeleiding wordt beter afgestemd op het dagelijkse leven van de cliënt. Er zijn tot op heden 100 aansluitingen gerealiseerd. Doel is om eind 2010 200 aansluitingen te hebben.
Doelgroep
Kwetsbare (dementerende) ouderen
Aanpak (en planning)
Technologie wordt toegepast om het activiteitenpatroon van mensen in een thuissituatie vast te leggen en te interpreteren. Dit gebeurt door infrarood sensoren in huis aan te brengen op strategische plekken (keuken, badkamer, slaapkamer, koelkast) en de gegevens via een zorgtelefoon over te brengen naar een PC alwaar interpretatie plaatsvindt. Een medewerker van de thuiszorg beoordeelt de resultaten. Na een periode van enkele weken is het mogelijk om veranderingen in het activiteitenpatroon vast te stellen en te gebruiken bij de aansturing van zorg en dienstverlening. Verandering in het patroon kan aanleiding vormen voor het telefonisch benaderen van de cliënt of voor het doen afleggen van een huisbezoek. Er is eerst een pilot geweest. De pilot is uitgevoerd met en gevolgd door Vilans. Vilans heeft er een evaluatie over geschreven. Tijdens pilot is voornamelijk het proces aangepast. Waar en hoe komen meldingen over veranderingen binnen. Inmiddels zijn er meer dan 100 huizen aangesloten. Cliënten worden actief geworven. TNO heeft een meetinstrument ontwikkeld mbt de zorginnovatie en de verbetering van de arbeidsproductiviteit. Voor de start en na afloop van de pilot zijn de gegevens ingevoerd.
Resultaten
Er zijn diverse indicaties voor het succes van Leefstijlmonitoring; zo zijn er bijvoorbeeld in januari 2010 al meer dan 70 aanmeldingen ontvangen en twee nieuwe zorginstellingen hebben zich aangemeld als participant.
91
Financiering blijkt ook steeds weer te vinden: vanuit een gemeente is geld beschikbaar gesteld en ook het Transitieprogramma6, dat innovatie in de zorg stimuleert, heeft na een selectietraject Leefstijlmonitoring verkozen als te subsidiëren project. Leefstijlmonitoring is opgenomen in het primaire proces van Proteion en maakt daarmee dus onderdeel uit van het aangeboden zorgpakket van Proteion. In de business case van Proteion wordt geëxpliciteerd dat Leefstijlmonitoring voor alle betrokkenen vernieuwend is en baten oplevert. De cliënt ontvangt zorg die is toegespitst op de eigen situatie, de bijbehorende zorgindicatie kan beter onderbouwd worden en de cliënt kan 24 uur per dag gevolgd worden tegen relatief lage kosten. De zorgverleners ontvangen de rapporten met leefstijlinformatie snel op hun PDA; Mantelzorgers tenslotte kunnen beter op de hoogte gehouden met actuele patiënteninformatie. Uit het evaluatierapport van Caring Home blijkt dat tweederde van de geïnterviewde gebruikers het systeem zou aanbevelen aan anderen. Het voornaamste pluspunt dat wordt genoemd is het gevoel van veiligheid dat door het systeem wordt ondersteund. Ruim de helft van de geïnterviewde gebruikers zou willen doorgaan met het systeem bij een vervolgproject. Kritische succesfactoren
Tijdens het invoeren van de technologie, moest de organisatie een aantal hindernissen zien te overkomen. De werkvloer stond bijvoorbeeld sceptisch tegenover het nieuwe project, en ook sommige cliënten zagen in eerste instantie niet het nut van het systeem in. Een kleinschalige pilot zorgde voor optimalisatie van de techniek. Bovendien werd zo vermeden om alle werknemers te laten werken met de nieuwe techniek. Daarnaast werd met een strategische PR-tactiek voor binnen én buiten de organisatie geprobeerd om de weerstand te overwinnen. De sensorentechnologie komt uit de USA, maar Engels als voertaal is niet handig voor de verzorgenden hier. De relatief oude telefoonlijn was foutgevoelig. De doelgroep is veranderd van thuiswonende ouderen in het algemeen naar kwetsbare thuiswonende ouderen.
Materialen en links
Businesscase Evaluatierapport Vilans www.zorginnovatieplatform.nl www.proteion.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context
Uitgave Prima Praktijken: Caring Home (ZorgInnovatiePlatform)
Ontwikkelaar
Vilans haalde domoticasysteem uit USA
Uitgevoerd bij
Proteion Thuis
De sensorentechnologie komt uit de USA. Artikelen o.a. Lifestyle monitoring - extending telecare services into prediction and prevention, Journal Journal of Assistive Technologies, ISSN 1754-9450 (Print) 2042-8723 (Online), Issue Volume 2, Number 1 / March 2008, Pages 35-41
92
Naam Best Practice
13.Zorg TV
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Dit nieuwe zorgconcept, een videonetwerk dat het voor cliënten mogelijk maakt om 7x24 uur op afstand te communiceren met een verpleegkundige, sluit aan bij de wens van ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen met een hoge mate van kwaliteit van leven en een doelmatige inzet van schaarse publieke middelen en professionals. Een interactief videonetwerk waarmee zorg op afstand ondersteund kan worden. De gebruiker kan gedurende 24 uur per dag op afstand communiceren met een verpleegkundige. De communicatie bestaat uit een beeld- en spraakverbinding. Zo wordt het mogelijk om zorgvragen snel en doeltreffend te beantwoorden. Onderdelen zijn o.a.: Goedemorgen- /avond service: een dienst waarbij op geplande tijden met een cliënt of diens mantelzorger een beeldverbinding tot stand wordt gebracht. attenderingsservice voor medicijninname.
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Doel van het interactieve video netwerk: - Ouderen ondersteuning bieden in het zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen - Nieuwe vormen van zorg introduceren in het licht van de verwachte arbeidsmarktproblematiek Thuiswonende ouderen In 2006 is Proteion Thuis gestart met de pilot Zorg TV. In de pilot is ervaring opgedaan met de inzet van ICT in het primaire zorgproces: zorg op afstand via een interactief videonetwerk. Het videonetwerk maakt het voor cliënten mogelijk om 7 x 24 uur op afstand te communiceren met een verpleegkundige. De communicatie bestaat hierbij uit een beeld- en spraakverbinding. Door gebruik te maken van de communicatie van beeld en geluid blijkt het mogelijk dat zorgvragen snel en doeltreffend kunnen worden beantwoord. De eerste ervaringen uit de pilot en vergelijkbare landelijke initiatieven wijzen uit dat cliënten en patiënten en de aanwezige mantelzorg de inzet van videocommunicatie in de zorg op prijs stellen. Hun gevoel van veiligheid en zelfstandigheid neemt toe. Een en ander heeft er toe geleid dat VWS, in kader van het transitieprogramma, zorginstellingen wil ondersteunen bij de opschaling van hun videonetwerk. Opschaling is tevens noodzakelijk om de effecten van de toepassing van videocommunicatie goed in beeld te kunnen brengen. Deze ontwikkelingen in aanmerking genomen heeft Proteion Thuis besloten het huidige videonetwerk uit te breiden naar 500 aansluitingen. Opschaling betekent in dezen dat het videonetwerk beschikbaar komt voor een groter aantal gebruikers en wordt uitgebreid met diensten uit andere sectoren zoals welzijn, wonen en huisartsenzorg
93
Deze opschaling is in 2008 gerealiseerd, waarbij ook de "Goede Morgen, Goede Avond" service is toegevoegd.
Resultaten
Kritische succesfactoren
Bij iedere cliënt die wordt aangesloten op zorgTV wordt een nulmeting afgenomen, vervolgens vindt elk half jaar een monitor moment plaats, door vragen af te nemen bij de cliënt. Half 2010 heeft de eindmeting plaatsgevonden. De gegevens van deze eindmeting worden naast de gegevens van de nulmeting gelegd en geanalyseerd. Deze effectmeting, de Zorg TVmonitor wordt uitgevoerd door Vilans. In de periode tussen maart 2008 en april 2010 zijn 201 cliënten aangesloten aan ZorgTV. Redenen van aansluiting waren onder andere: veiligheid/eenzaamheid (61,5%) en op aanraden van de thuiszorg (18,5%). In dezelfde periode zijn 81 cliënten weer afgesloten, bijvoorbeeld cliënten zijn overleden (23,5%) of verhuisd (19,8%). Cliënten zijn over het algemeen zeer tevreden over de diensten en dienstverlening. ZorgTV wordt voornamelijk gebruikt voor sociale ondersteuning. en begeleiding bij medicatie-inname. Cliënten hebben veel behoefte aan uitbreiding in de applicaties die ZorgTV momenteel aanbiedt. Cliënten hebben met name behoefte aan HuisartsTV en inzicht in eigen zorgdossier. Cliënten geven aan bereid te zijn 20 euro per maand te willen besteden aan ZorgTV, ongeveer hetzelfde bedrag dat zij voor de alarmering betalen. Het totale gevoel van eenzaamheid is op cliënt niveau gedaald in de periode van aansluiting tot april-mei 2010. De eenzaamheidsschaal van de JongGierveld loopt van 0 tot 11. Bij aansluiting hebben de cliënten een gemiddelde eenzaamheidsscore van 5,97 en op de eindmeting van 4,02. Dit is een significant verschil. Ook op de categorieën emotionele en sociale eenzaamheid is een significante daling te zien. Het lijkt erop dat ZorgTV geen effect heeft op het gevoel van veiligheid van de cliënten. De eenzaamheid is statistisch significant gedaald, waaruit inderdaad blijkt dat het frequent onderhouden van contact met de cliënt bijdraagt aan het verminderen van eenzaamheidsgevoelens bij de cliënt. Om kosteneffectief te kunnen worden zal ZorgTV bij dienen te dragen aan het langer zelfstandig kunnen blijven wonen, ook in een situatie waarin de sociale structuur vanwege demografische omstandigheden onder druk komt te staan. ZorgTV kan, zeker als het aantal applicaties verder toeneemt of wanneer er applicaties bijkomen van buiten het zorgdomein, een belangrijke bijdrage leveren aan bovengenoemd streven. Verscheidene schakels (bv. Afdeling telezorg, zorgcentrale) zijn betrokken voordat ZorgTV bij de cliënt terecht komt. Een goede onderlinge afstemming is van belang om de beoogde kwaliteit te handhaven. Het behalen van de kwantitatieve omvang van de dienstverlening wordt beïnvloedt door samenwerking met verschillende betrokken. Het is belangrijk te weten hoe producten ervaren worden door de cliënt, dit is één van de kritische succesfactoren voor verdere uitgroei. Voor de verdere uitrol van ZorgTV als dienst naar de cliënt is het belangrijk dat 1) technologie voor de cliënt op een eenvoudige manier, en liefst geïntegreerd gebruikt kan worden 2) een actieve marktbewerking uitgevoerd wordt door een geregelde informatie van medewerker naar klant.
94
Veel van de werving geschiedt doordat medewerkers van Proteion Thuis potentiële kandidaten signaleren. Het verdient aanbeveling om dit wervingskanaal beter te benutten.
Materialen en links
Uit de gegevens op cliëntniveau blijkt dat deze groep zelf betrekkelijk weinig ervaring heeft met het omgaan met technologie. Het gebruik van internet en digitale camera‘s laat zien dat men niet gewend is met complexere bedieningselementen om te gaan. Het feit dat een relatief groot aantal deelnemers afhaakt bij het gebruik zou zeer wel van doen kunnen hebben met een gebrekkige toegankelijkheid van deze technologie voor de doelgroep. De gebruiksintroductie en instructie (handleiding) die men krijgt corrigeert hiervoor niet. Tijdens het project is een verbetering door-gevoerd van het bedieningselement; dit geeft aanleiding tot positieve reacties bij de gebruikers. Gebruiksintroductie en instructie voor de gebruiker. www.technology incare.nl www.zonmw.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Zorg TV Monitor van gebruik 2008-2010 (Hogeschool Zuyd) Prijs Het beste zorgidee van 2010 (ONVZ)
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Proteion Thuis Proteion Thuis
95
Naam Best Practice
14.Telewondmonitoring
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Patiënten met een ‗open been' (ulcus cruris) moeten regelmatig terug naar de dermatoloog voor controle. Communicatie tussen de dermatoloog en de verpleegkundige die zwachtelt is er niet. Door telewondmonitoring hoeft de patiënt niet terug naar de poli en vindt tussentijds communicatie plaats waardoor indien nodig het behandelbeleid direct aangepast kan worden.
Doel
KSYOS TeleWond Monitoring stelt dermatologen en dermatologisch verpleegkundigen in staat om in samenwerking met de thuiszorg op afstand het zwachtelen van zogenaamde ―open benen‖ (ulcus cruris) van een patiënt te monitoren. Voorts maakt TeleWond Monitoring het direct consulteren door de thuiszorg van de dermatoloog voor (preventief) advies mogelijk. Telewond monitoring vormt de basis van inhoudelijke communicatie en bijstelling van het behandelbeleid. Doel: - Gerichter en efficiëntere behandeling door de thuiszorg; - Verminderde druk op de polikliniek; - Verhoogd werkplezier van de wijkverpleegkundigen; - Verbeterde service voor de patiënt; - Leereffect bij participerende wijkverpleegkundigen wat leidt tot kwaliteitsverbetering van de geleverde zorg. Na ervaring opgedaan te hebben met het behandeling- en controleprotocol kan de wijkverpleegkundige i.s.m. de huisarts vervolgens ook ulcus foto‘s insturen zonder dat de patiënt gezien is op de polikliniek dermatologie ter evaluatie en voor advies. Dit voorkomt onnodige toekomstige verwijzingen naar de dermatoloog.
Doelgroep Aanpak (en planning)
Patiënten met ulcus cruris. 1. De open been patiënt wordt door de wijkverpleegkundige i.s.m. de huisarts naar het ziekenhuis verwezen; 2. De dermatoloog beoordeelt de wonden, stelt een diagnose en maakt een bijbehorend behandelplan; 3. Het zorgplan wordt geïnitieerd op de polikliniek dermatologie en vervolgens door de thuiszorg (in samenwerking met de huisarts) verder bij de patiënt thuis uitgevoerd. Dit alles onder digitale supervisie van de dermatologisch verpleegkundige en zo nodig de dermatoloog; 4. Bij elk bezoek ter controle (eens per 4 weken), maar eerder als de wondgenezing niet naar verwachting verloopt, neemt de wijkverpleegkundige maximaal vier digitale foto‘s en verstuurt deze voorzien van een gestructureerde digitale brief via een veilige internetverbinding naar het ziekenhuis; 5. De dermatologisch verpleegkundige of de dermatoloog beantwoordt het TeleWond Consult binnen één werkdag; 6. De thuiszorgverpleegkundige begint direct de volgende dag met de eventueel aangepaste behandeling. Als de nieuwe behandeling
96
aanslaat, hoeft de patiënt niet meer naar het ziekenhuis, maar kan door de wijkverpleegkundige in de thuissituatie verder behandeld worden. Verdere controles vinden digitaal plaats; 7. Na genezing wordt de patiënt uit de TeleWond Monitoring ontslagen. Dit voorkomt onnodige controles en interventies door de dermatoloog. Resultaten
Via ZonMW loopt een haalbaarheids- en gebruikersonderzoek van TeleWond Monitoring, gevolgd door satisfactie-, productie- en kwaliteitsonderzoek met als einddoel de druk op de ―open benen poli‖ te verminderen met 30%. Kwalitatief betere zorg bij gelijkblijvende of zelfs lagere kosten. Er is geen zware infrastructuur nodig met procesmanagement met navenante kosten. Sterk is de koppeling van bestaande expertise (tweede lijn), ervaring (thuiszorg en tweede lijn) en de behoefte van de eerste lijn (verpleeghuizen, patiënten in thuiszorg, huisartsen) om de zorg verantwoord en state of the art aan huis te kunnen bieden. Het project levert door harmonisering en uniformering verlaging van materiaalkosten op. De wachttijd voor de patiënt neemt af en het plezier dat alle betrokkenen in hun werk ervaren neemt toe. Een win-winsituatie voor alle partijen, maar bovenal voor de patiënt.
Kritische succesfactoren
Een belangrijke voorwaarde is dat de patiënt in het recente verleden (niet langer dan een jaar) reeds geanalyseerd is door de dermatoloog en er een diagnose is gesteld. Onder deze voorwaarde kan er een goed behandeladvies gegeven worden.
Materialen en links
www.ksyos.org www.zonmw.nl www.wondverpleegkundigen.nl Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie augustus 2010
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
Ksyos o.a. bij Thuiszorg Rotterdam en laurens, Vierstroom en ZorgBrug KSYOS doet ook aan teleCardiologie, teleOogheelkunde, teleDermatologie,
97
TelePulmonologie en TeleMedicatie Aanreiking
98
Naam Best Practice
15.Stuurkracht bij eenzaamheid
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Schattingen laten zien dat 32 procent van de 55-plus bevolking van Nederland beschouwd kan worden als eenzaam (De Jong Gierveld, 1999), wat neerkomt op ruim 1,2 miljoen eenzame oudere personen. Binnen deze categorie wordt 28 procent als betrekkelijk ernstig eenzaam beschouwd, 3 procent als ernstig eenzaam en 1 procent als uiterst eenzaam. Eenzaamheid kan leiden tot verminderde deelname aan maatschappelijke activiteiten en ook tot depressiviteit. Dit project richt zich op vroegsignalering van eenzaamheid. En vervolgens op interventie. Een nieuwe methode met een op maat gesneden ondersteuningsaanbod.
Doel
STMG (Stichting Thuiszorg Groot Rijnland) wil met dit project eenzaamheid bij ouderen aanpakken en wil een passend aanbod ontwikkelen voor ouderen die (dreigen te) vereenzamen en zo het beroep op zwaardere zorg verminderen. Het project richt zich op de verbetering van de vervolginterventie na signalering van eenzaamheid. Middels ‗Stuurkracht bij Eenzaamheid‘ wordt de stuurkracht van de individueel zelfstandig wonende (eenzame) oudere gehandhaafd dan wel versterkt en zorgt ervoor dat de oudere langer actief aan de maatschappij kan deelnemen. Het gaat om inhoudelijke kwaliteitsverbetering van de zorg en de logistieke verbetering van het zorgproces rond eenzaamheid.
Doelgroep
Individueel zelfstandig wonende (eenzame) ouderen
Aanpak (en planning)
De inzet van een op maat gesneden ondersteuningsaanbod dat rekening houdt met de specifieke achtergrond van de oudere en het type van eenzaamheid, heeft de grootste kans om eenzaamheidsgevoelens bij oudere mensen te verminderen of zelfs te voorkómen. Het project is gestoeld op het project ‗Interventies bij Eenzaamheid‘ ontwikkeld door Stichting Welzijnswerk Hoogeveen. De innovatie bestaat uit het aanpassen van de methodiek van Hoogeveen voor de thuiszorg situatie, namelijk de ontwikkeling van een training en het effectief trainen van de betrokken thuiszorg medewerkers en de aanpassing van trajectinterventies op de Leidse situatie waar de pilot zal plaatsvinden.
Resultaten
Het project wordt als erg positief ervaren. Betrokken medewerkers geven dat vooral aan omdat gehoor wordt gegeven aan het ‗niet pluis‘-gevoel. Met dat gevoel kunnen zij niet altijd uit de voeten, maar nu wel. De vroegsignalering vindt plaats met behulp van een Observatielijst, speciaal ontwikkeld door TNO. Deze blijkt goed te werken bij het opsporen van angst, depressie, cognitieve problemen en eenzaamheid. Door gestroomlijnde verwijzing en getrainde vrijwilligers wordt er minder vaak een beroep gedaan op professionals. Meer vrijwilligers, mantelzorgers
99
en buurtgenoten zorgen voor een hogere arbeidsproductiviteit. Het project ‗Stuurkracht bij eenzaamheid‘ is inmiddels opgenomen in het project ‗VroegSchakelen‘. Vroegschakelen is de overkoepelende benaming voor activiteiten die bijdragen aan de implementatie van vroegsignalering. De bedoeling is verder om in het najaar te starten met het trainen van verzorgenden. Ook zal het project uitgerold worden naar het hele werkgebied van ActiVite. Verder is er een verwachting wat betreft arbeidsproductiviteit uitgesproken. Deze zal verhogen omdat een ouderenadviseur bijvoorbeeld niet opnieuw een intakegesprek hoeft te doen vanwege de vroegsignalering. Het project zal worden voortgezet en er zal voortdurend monitoring plaatsvinden om waar nodig dingen bij te stellen. Kritische succesfactoren
-
Materialen en links
www.preventiethuiszorg.nl www.zorgvoorbeter.nl www.loketgezondleven.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar
-
Uitgevoerd bij
STGR
STGR (Activite)
100
Bijlage 9: Beschrijving 15 Best Practices in de Gehandicaptenzorg 1. Triple C 2. Hechting, basisveilig-heid, basisvertrouwen 3. Doen wat Werkt 4. Ontmoetingscentrum Prinsenhof 5. Medicatie-veiligheid 6. Gezond en Wel
Hans van Wouwe ASVZ Cordaan Contactpersoon: Sandra Zaal Het Poortje, Jeugdzorg Drenthe, Tjallinga Hiem, Accare en de Basegroep. Pameijer, Laurens
14. Academie voor Kwaliteit van Bestaan
NOVO Talant Nico de Vries De Brink Het Raamwerk, Anita de Roos, logopedist KDC de Honingraat Bartiméus Joost Hartveldt, Marjolein Smit ASVZ, Marja Hodes ASVZ, Marja Hodes Fonds Sluyterman van Loo, Stichting het R.C. Maagdenhuis en Stichting Brentano. Gemiva Lenie Turk en René Kruys (GemivaSVG Groep). Arduin
15. Opsterk
www.opsterk.nl
7. Basistest fitheid 8. Communiceren met kinderen met een verstande-lijke beper-king dmv PECS 9. Link4all 10. Kijk op kinderwens koffer 11. Ouder en Kind Huis 12. Levensboek en schatkist 13. Bejegeningskoffer 'Ben ik in beeld?’
101
Naam Best Practice
Link4ALL/ B-link (Bartimeus/ookjij.nl)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Cliënten willen meer en meer gebruik maken van het internet, organisaties willen dit graag faciliteren. Link4all zorgt ervoor dat (aangesloten) organisaties niet steeds weer het wiel opnieuw uit hoeven te vinden in het voorzien van toegankelijk internet. Het gezamenlijk ontwikkelen en exploiteren van een veilige landelijke interactieve Internetomgeving waar mensen met een verstandelijke en meervoudige beperking zich zelfstandig kunnen vermaken, kunnen leren en informeren en bovenal contacten kunnen leggen en onderhouden. (onderwijs en zorg organisaties die werken met) mensen met een verstandelijke en/of meervoudige beperking (zintuigelijke en/of lichamelijke beperking) Op bestuurlijk niveau de genoemde organisaties uitnodigen om te participeren, een landelijk kennisnetwerk "ICT voor cliënten" is opgezet zodat de uitvoerenden en management tegelijkertijd geïnformeerd kunnen worden.
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
• er is ruime ervaring in de praktijk opgedaan. Meer dan 300 gebruikers maken gebruik van het platform en dit aantal blijft groeien. Dit vraagt een voortdurende bijstelling van de toegankelijkheid. •De noodzaak om richtlijnen voor het gebruik van internet en ict middelen aan te passen. Schaalgrootte behoud van eigen identiteit bij de deelnemende organisaties er moeten voldoende landelijke participanten zijn
www.b-link.nl www.ookjij.nl www.stichtingookjij.nl
Omdat dit een uniek concept is, is er veel nationale en internationale erkenning. Bartimeus en ookjij.nl Philadelphia, Bartimeus, Reinaerde, Diverse ZMLK scholen, individuele cliënten via de MEE, Baalderborg
Bijzonderheden
102
Naam Best Practice
Gezond en Wel (Talant)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Mensen in Nederland worden steeds dikker en hebben moeite zich een gezonde leefstijl aan te leren. Voor mensen met een verstandelijke beperking kan dit nog moeilijker zijn, ze bewegen minder en hebben ondersteuning nodig bij de motivatie en discipline.‖ Bij sommige mensen met een beperking speelt ook mee dat ze geen verzadigd gevoel krijgen Mensen een gezonde leefstijl aanleren
Doel Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten
Kritische succesfactoren
Mensen met een verstandelijke beperking De cursus bestaat uit 3 onderdelen: een voedingsadvies een bewegingsprogramma (eens in de 3 weken) cursusavonden (12 keer)
Er is een terugkomdag georganiseerd voor cursisten, dit 5 tot 6 maanden na afloop van de cursus. Hieruit bleek dat 60% nog steeds meer bewust met voeding en / of beweging bezig was. Bij 40% bleek dit moeizaam te verlopen. Bij navraag bleek ook dat het maatje meestal vertrokken was. - motivatie cursist - aanwezigheid en beschikbaarheid maatje - verbinding van huiswerkopdrachten met dagelijkse praktijk Specifieke analyses Er vinden 2 specifieke analyses plaats. -
Analyse van de voedingsgewoontes en een voedingsadvies
-
Analyse van de bewegingsgewoontes en een bewegingsprogramma
Voedingsanalyse en voedingsadvies De voedingsanalyse wordt gemaakt door een diëtist. Op basis hiervan wordt een voedingsadvies gegeven. Analyse bewegingsgewoontes en bewegingsprogramma Een bewegingsagoog maakt een analyse van de bewegingsgewoontes. Het gaat hier om bewegen in het algemeen dagelijks leven (meting met stappenteller) en bewegen in de vorm van sport en spel. Op basis van de analyse wordt een bewegingsprogramma gemaakt. Materialen en links
Online inkijk exemplaar cursusboek : http://www.olfryslan.nl/qontex/online/
Referenties (publicaties en onderzoeken)
103
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
De cursus Gezond & Wel is samen met Uilkje Sybesma ontwikkeld door Cursusbureau Talant (tegenwoordig Open Leercentrum Fryslân) Talant Kostprijs Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de kosten van het programma en de kosten voor deelname aan het programma.
104
Naam Best Practice
Hechting, Basisveiligheid, Basisvertrouwen (Cordaan)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De vorming van gehechtheidsrelaties is als onderdeel van de sociaalemotionele ontwikkeling voor ieder mens van fundamenteel belang. Een veilige gehechtheid zorgt voor basisveiligheid en basisvertrouwen. Tijdens ons verdere leven heeft gehechtheid invloed op ons functioneren. Verstoring van het hechtingsproces kan grote consequenties hebben voor de verdere ontwikkeling op sociaalemotioneel gebied. Uit ervaring en onderzoek weten we, dat mensen met een verstandelijke beperking een veel groter risico lopen op psychische stoornissen. Hier spelen zowel biologische, sociale, psychologische als ontwikkelingsfactoren een rol. Het verloop van het hechtingsproces is daar een belangrijk onderdeel van. Praktische richtlijnen voor begeleiders c.q. behandelaars op te stellen die dagelijks cliënten met een verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek ondersteunen. Begeleiders en behandelaars In de publicatie gaan de auteurs in op het begrip hechting, de aspecten van veilige en onveilige hechting en de problemen die dat met zich mee kan brengen. In het tweede deel van de publicatie geven zij praktische richtlijnen voor ondersteuning van cliënt en begeleider/behandelaar. n.v.t.
Doel Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten Kritische succesfactoren
Met alleen de handleiding ben je er als organisatie nog niet, het is van belang dat de medewerkers gesteund en getraind worden. Medewerkers moeten de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen omtrent hechting en basisveiligheid Een goede inhoudelijke en methodische ondersteuning in de vorm van systeembegeleiding gericht op hechting; Video Interactie Begeleiding gericht op hechting; Scholing van begeleiders/behandelaars; Samenwerking met en tussen (pleeg)ouders/verzorgers/voogden; Samenwerking met en tussen begeleiders van het wonen, de dagbesteding, het onderwijs of het werk. Beeldvorming en begeleiding/behandeling a.d.h.v. Cirkel van veiligheid Het intern werkmodel (‗eigen ik‘) Het intern werkmodel relaties Mensen die in het onderwerp zitten en er vanuit de hechtingstheorie mee werken kunnen heel goed uit de voeten met de handleiding. Voor mensen die nieuw zijn met het onderwerp is dit niet altijd het geval.
105
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
www.cordaan.nl www.kennisportalgehandicaptenzorg.nl www.klik.org De handreiking Hechting, Basisveiligheid en Basis vertrouwen.De handreiking wordt op veel verschillende manieren, gratis aangeboden waardoor de verspreiding groot is. Er zijn geen gegevens bekend van hoeveel organisaties hiermee werken. De aanvragers van de publicatie worden wel geregistreerd door Cordaan. De handreiking maakt gebruik van de volgende bronvermelding: Bakker-van Zeil, T. : Hechten en loslaten in therapie (scriptie in het kader van de technisch-theoretische cursus experimentele psychotherapie). Bakker- van Zeil, T. : Vertrouwen in adoptie, hechten en loslaten (brochure bij dvd adoptie in beeld). Biringen, Z., Fidler, D.J., Barrett, K. C. (2005): Applying the Emotional Availability Scales to children with disablilities. Boris, Zeanah (2005): Lijst gedragssignalen van verstoord gehechtheidsgedrag bij jonge kinderen. Clevers, M. (2005): Hechting, theorie en praktijk, studieopdracht. Congresbundel NVO, NGBZ, NIP (1994): Gehecht aan goede relaties. De Belie, E., van Hove, G.(2005): Ouderschap onder druk. Ouders en hun kind met een verstandelijke beperking. De Belie, E., Morisse, F. (2007): Gehechtheid en gehechtheidsproblemen bij personen met een verstandelijke beperking. Dekker, F., Straus, M.L.(april 2008): De rol van de orthopedagoog/psycholoog bij het ontwikkelen van een methodiek voor een behandelgroep…Themabijlage bij nieuwsbrief NVO/NIP Gehandicaptenzorg, jaargang 10, nr. 1. Došen, A. (2005): Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Boom, Meppel. Došen, A. (1994) in Gehecht aan goede relaties. NVO, NGBZ, NIP. Janssen, C., Schuengel, C., Stolk, J. (maart 2002): Gedragsproblemen bij mensen met een ernstige verstandelijke beperking, gehechtheidsproblemen en psychologische stress in NTZ. Janssen, C. G.C. (2007) Vrije Universiteit Amsterdam. Lezing en sheets tijdens het afscheidssymposium van dr. J. Stolk (www.ack.vu.nl). LKNG (2006): Onveilig gehecht of een hechtingsstoornis. Lemma, Utrecht. Loon, J. van (1998) Op basis van gelijkwaardigheid en betrokkenheid. Stichting Arduin. Netwerk Overschatten: Wonen en begeleiden. Marvin, R.S., Cooper, G., Hoffman, K., & Powell, B. (2002). The Circle of Security project: Attachment-based intervention with caregiver-pre-school child dyads. Attachment and Human Development, 4, 107-124 (vertaald door Schuengel, C.). Polderman, N. (1998): Hechtingsstoornis, beginnen bij het begin. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 37, 422-433.
106
Polderman, N., Hölscher, F. (2008): reader: Hechting en video interactiebegeleiding, 3-daagse training. Riksen-Walraven, J.M.A. (1994) in Gehecht aan goede relaties. NVO, NGBZ, NIP. Schipper, J.C. de, Schuengel, C., Stolk, J. & Janssen, C.G.C. (2006). Veilige Basis Veilige Haven Observatielijst. Gehechtheidsgedrag naar groepsleiding bij kinderen met een verstandelijke beperking. Vrije Universiteit Amsterdam: Afdeling Orthopedagogiek. Schuengel, C., Sterkenburg, P.S. (2004). Gehechtheid als gemeenschappelijk terrein voor psychotherapie en orthopedagogiek. Kinder en Jeugdpsychotherapie, jaargang 31, nummer 4, pp. 40 - 58. Schuengel, C. (2007). Feiten en meningen over verstoorde gehechtheid. Landelijke Themabijeenkomst Vereniging De Knoop. STAP (1996) Werkboek voor pleegouders en begeleiders – Helpen met hechting. Steemans, L. (2007). In: Gehechtheid en gehechtheidsproblemen bij personen met een verstandelijke beperking. De Belie, E., Morisse, F. Sterkenburg, P (2007) Vrije Universiteit Amsterdam. Lezing en sheets tijdens het afscheidssymposium van dr. J. Stolk (www.ack.vu.nl). Sterkenburg, P. (december 2008). Een grensverleggend onderzoek. NVO nummer 5/6. Sterkenburg, P. (mei 2009). Studiedag Fortior: Gehechtheid en stressregulatie bij mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking. Vonk, J., Hosmar, A. (2009). Emotionele ontwikkeling bij mensen met een beperking. Acco, Leuven. Vries, S. de (2006): Bachelorthese: Hechtingsrisico’s bij kinderen met een verstandelijke beperking. Zaal, S., Boerhave, M., Koster, M. (2008). Sociaal-emotionele ontwikkeling: omschrijving fasen en bijbehorende begeleidingsstijl.
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
In NTZ 2-2010 staat een recensie van Paula Sterkenburg, universitair docent en gz-psycholoog VU en Bartiméus. Ook de KLIK van september 2010 heeft aandacht aan de publicatie besteed. n.v.t. Sandra Zaal, gz-psycholoog Margriet Boerhave, video-interactiebegeleider Marianne Koster, gz-psycholoog Cordaan Amsta Er zijn veel organisaties die de publicatie hebben opgevraagd maar het is niet bekend hoe dit verder binnen de betreffende organisaties vorm heeft gekregen. De verspreiding is gratis
107
Naam Best Practice
Doen wat Werkt
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Doen wat werkt is een zorgprogramma voor jongeren van 12 tot 18 jaar met ernstige gedragsproblemen in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Het zorgprogramma richt zich op het op het hele gezin van de jongere en biedt een combinatie van residentiële en ambulante behandeling, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat tot een korte residentiële time-out tijdens het ambulante gedeelte van de behandeling. Het programma richt zich op jeugd, waarbij vaak jongeren met een lvg in het programma zitten. Doen wat werkt is ontwikkeld voor de civielrechtelijke doelgroep en bedoeld als alternatief voor langdurige plaatsing in een JJI. Langdurige plaatsing in een JJI voorkomen jongeren van 12 tot 18 jaar met ernstige gedragsproblemen Het zorgprogramma Doen wat werkt bestaat uit vijf modulen: 1. residentiële module Gesloten Time out van 2 tot 6 weken 2. ambulante module Functionele Familie Therapie (FFT) van max. 6 maanden 3. ambulante module Multi Systeem Therapie (MST) van max. 5 maanden 4. residentiele module Besloten Behandeling van max. 6 maanden 5. module school- en arbeidstoeleiding (in combinatie met overige modulen) Er wordt altijd gestart met de module Gesloten Time-out in combinatie met de module school- en arbeidstoeleiding. Daarna wordt in overleg met alle betrokkenen bepaald wat het vervolg is. Doen wat werkt meet het effect van de behandeling t.a.v. aard en ernst van de gedragsproblemen, opvoedingsbelasting, opgroei- en opvoedproblemen. Meting vindt plaats via vragenlijsten (CBCL, YSR en NOSI) die aan het begin, tijdens en bij afsluiting van het zorgprogramma door ouders, jongere en behandelaars worden afgenomen. Inmiddels zijn een aantal behandelingen afgesloten en de eerste resultaten laten een zeer positief beeld zien. Na afloop van de behandeling blijkt zowel het grensoverschrijdende gedrag als de opvoedingsbelasting significant te zijn afgenomen.
Doel Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten
108
Kritische succesfactoren
De samenwerking tussen de verschillende partijen is van belang voor het slagen van het project Alle partijen moeten meewerken en het bovenprovinciale karakter. 1. De doelgroepomschrijving is van toepassing op deze jongere en zijn / haar systeem. 2. Er is sprake van een (V)OTS en een machtiging uithuisplaatsing. 3. Er is sprake van een rechtelijke machtiging plaatsing in een JJI . 4. Er is een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg voor Doen wat werkt . 5. De (gezins)voogd heeft de aanmeldset ingevuld en goed gekeurd gekregen door het Meldpunt Doen wat werkt, bestaande uit: - het ingevulde aanmeldformulier (aanwezig bij BJZ of via meldpunt) - de ingevulde vragenlijsten: CBCL, YSR, TRF, NOSI (idem). 6. Het kader van de plaatsing is voor alle betrokkenen helder en eenduidig. NB per 01-01-2008 worden criteria 2 en 3 vervangen door de rechtelijke machtiging plaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg.
Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
www.doen-wat-werkt.nl De uitvoering en ontwikkeling van het zorgprogramma Doen wat werkt is gebeurd in nauwe samenwerking met de Raad v.d. Kinderbescherming, de Bureaus Jeugdzorg, het Leger des Heils, de William Schrikker Groep en de kinderrechters van de drie noordelijke provincies. In de uitvoering is het resultaat gericht meten geïntegreerd en wordt de ontwikkeling en uitvoering van het project gevolgd via een monitoring- en evaluatiesysteem en referentiegroep kwaliteit en onderzoek (Veerman, Boendermaker, Knorth, Harder, Roosma). n.v.t. Accare, Het Poortje Jeugdinrichtingen/Wilster, Yorneo en Tjallinga Hiem Doen wat werkt wordt uitgevoerd door vier organisaties, Het Poortje Jeugdinrichtingen/Wilster Intensieve Jeugdzorg en Portalis Onderwijs en Arbeidstoeleiding, Accare, Yorneo en Tjallinga Hiem, die met elkaar een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten om Doen wat werkt blijvend mogelijk te maken in Friesland, Groningen en Drenthe. n.v.t.
109
Naam Best Practice
Triple C (ASVZ)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Triple C is een orthopedagogisch behandelmodel voor mensen met verstandelijke beperkingen en ernstige psychische en/of gedragsproblematiek De drie belangrijkste pijlers van het model zijn: een onvoorwaardelijke relatie betekenisvolle daginvulling het accent ligt niet op het probleemgedrag De Begeleider (Coach) ondersteunt de Cliënt (Cliënt) op de gebieden Zelfzorg, Wonen, Werk/Scholing en Vrije tijd bij het uitvoeren van taken en verantwoordelijkheden en het verwerven van competentie (Competentie) verschillende competentiegebied. Triple (drievoudig) C staat dan ook voor cliënt coach competentie Uitgangspunt is dat het gedrag van de mens (dus ook de cliënt) sterk bepaald wordt door de omstandigheden waarin hij/zij leeft; een menswaardige omgeving nodigt uit tot menswaardig gedrag. Het is daarom in dit model vooral de omgeving (bestaande uit ondersteuningsrelaties en activiteiten) die zodanig georganiseerd wordt dat deze een behandelend effect heeft op de cliënt. Er is dus sprake van orthpedagogische behandeling. Daar bovenop kan zo nodig psychologische of psychiatrische behandeling aanvullend zijn.
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
De Triple C supportpiramide is niet alleen een model voor behandeling van cliënten, maar ook een methodiek voor coaching van professionals. Het systeem in de organisatie is erop gericht dat ook begeleiders, teamleiders en orthopedagogen/psychologen samen met hun coach succesvol werken aan het vergroten van hun competenties. Het doel van deze behandelmethode is het verbeteren van de geestelijke gezondheid van cliënten en daarmee het optimaliseren van de kwaliteit van hun bestaan. Kwaliteit van bestaan zien we hierbij als een co-creatie van de cliënt en zijn omgeving (= relatie + activiteit). Mensen met verstandelijke beperkingen en bijkomende psychische en/of gedragsproblematiek. Mensen met een normale begaafdheid, ASS en ernstige gedragsproblematiek Er zijn vier zijden van de "Triple C Supportpiramide". Deze bestaan uit de vier genoemde competentiegebieden. Elke zijde van de piramide wordt gevormd door de driehoek Cliënt – Coach –
110
Resultaten
Kritische succesfactoren
Competentie. De competentie die de cliënt op een gebied opbouwt is een cocreatie die op basis van dialoog en samenwerking tussen cliënt en coach tot stand komt. Deze competenties geven betekenis en zin aan het daarvoor vaak lege, soms mensonwaardige bestaan, waarin het problematisch gedrag op de voorgrond stond. Het triple C model is sterk richtinggevend en vraagt professioneel handelen van verschillende disciplines. Het model geeft echter geen concrete handelingsrichtlijnen of protocollen. Als gevolg van de unieke dialoog tussen cliënt en coach is de co-creatie geen standaard product. Er is een continue monitoring van cliënten die gebruik maken van de Triple C behandeling door rapportage, behandelplannen etc. Daarnaast worden regelmatig vragenlijsten afgenomen. Er is ook een Triple C-index ontwikkeld: een vragenlijst die aangeeft in hoeverre met de client meer of minder adequaat volgens het model gewerkt wordt. Sinds begin jaren ‘90 wordt binnen ASVZ met dit model gewerkt. De tips waarmee rekening gehouden moet worden zijn verwerkt in de Triple C-index. Focus verleggen van managen en beheersen van probleemgedrag naar het bevorderen van kwaliteit van leven. De cliënt niet bekijken als psychopathologische casus, maar als een contextafhankelijke mens met menselijke behoeften. De omgeving bekijken als te beïnvloeden context. Het slagen hangt er vooral van af of de begeleiders en behandelaars in staat zijn een denkomslag te maken en zich te laten leiden door de uitgangspunten en onderliggende waarden van het model en zich niet te laten leiden door afspraken, regels, protocollen etc.
Materialen en links
www.asvz.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Triple_C?
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Van Berckelaer-Onnes, Dijkxhoorn, Jacobs & Van der Ploeg, (1996). Intensieve zorg loont. Evaluatierapport Universiteit Leiden. Dijkxhoorn, Y.M., Buysse, W. H. & Van Berckelaer-Onnes, I. A. (2000) Werken aan herstel van h het gewone leven: evaluatie van intensieve zorg voor mensen met autisme, een verstandelijke handicap en zeer ernstige gedragsproblemen binnen een unit op ASVZ De Merwebolder. E Evaluatierapport Universiteit Leiden. Simons, L. (2008) De Triple C Support piramide. Masterthesis Universiteit van Utrecht.
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Hans van Wouwe en Dick v.d. Weerd ASVZ, Frion, ‘s Heerenloo, Maatman zorggroep, Trajectum, Triade, Esdégé Reigersdaal, e.a.
111
Bijzonderheden
112
Naam Best Practice
Koffer: kinderen waar kies ik voor (ASVZ)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Doel
Zorgorganisaties krijgen in hun werkpraktijk steeds vaker te maken met vrouwen, mannen en (echt)paren met een lichte verstandelijke beperking die aangeven een kind te willen of vrouwen die reeds zwanger zijn. Het betreft veelal cliënten die, al of niet met begeleiding, zelfstandig wonen. De koffer bevat allerlei materialen om dit gevoelige onderwerp vanuit verschillende invalshoeken bespreekbaar te maken met cliënten, ouders en hulpverleners.
Mensen met verstandelijke beperkingen zo goed mogelijk voorlichten over en bewust maken van de consequenties van hun kinderwens en het ouderschap. Tevens het aanreiken van concrete handvatten voor professionals om het onderwerp kinderwens bij mensen met verstandelijke beperkingen op tijd bespreekbaar te maken. Het aanleren van een ondersteuningsattitude bij hulpverleners die uitgaat van respect voor en partnerschap met mensen met verstandelijke beperkingen en hun kinderwens.
Doelgroep De doelgroep betreft mensen met (lichte) verstandelijke beperkingen en/of leermoeilijkheden (learning difficulties) in de leeftijdscategorie van puberleeftijd tot de leeftijd dat er geen kinderen meer geboren worden. De kinderwens kan expliciet of impliciet aanwezig zijn. Maar ook personen die hier nog niet over nagedacht hebben vallen onder de doelgroep. Bij het nadenken over het toekomstperspectief dient het onderwerp wel of geen kinderen een vanzelfsprekend thema te zijn. Aanpak (en planning)
De koffer bestaat uit 9 tools. Inhoud: 1. Een Handreiking met achtergrondinformatie en uitleg over het gebruik van de materialen. 2. Kinderwens, kijken naar keuzes: suggesties voor themabijeenkomsten voor hulpverleners. 3. Visie op visie: een stellingenspel waarmee hulpverleners hun eigen opvattingen kunnen ontdekken ten aanzien van kinderwens bij mensen met een verstandelijke beperking. 4. Wensenkwartet: een spel om samen met de cliënt haar of zijn toekomstwensen te verkennen, inclusief de wens voor een leven met een kind 5. Praten over de kinderwens: oefenmateriaal voor hulpverleners voor het voeren van gesprekken met mensen met een verstandelijke beperking over hun (mogelijke) kinderwens. 6. Bij wie kan ik terecht? beschrijft in duidelijke stappen hoe samen met de cliënt en haar eventuele partner een overzicht kan worden
113
samengesteld van de meest belangrijke personen die haar/hen kunnen bijstaan als het gaat om kinderwens en mogelijk ouderschap 7. Weet ik waarvoor ik kies? helpt mensen met een verstandelijke beperking zich bewust te worden wat de keuze voor een kind inhoudt. 8. Mijn kind wil een kind…: informatiefolder voor ouders van mensen met een verstandelijke beperking met een kinderwens. 9. Zwangerschapsboek: in begrijpelijke taal voor mensen met een verstandelijke beperking worden de verschillende fasen van de zwangerschap beschreven. Er worden presentaties en deskundigheidsbevordering gegeven rondom het onderwerp Kinderwens. Er zijn trainingen voor handen om met de Koffer te kunnen werken. Resultaten Beoogd effect: Voor cliënten: toegankelijke informatie over kinderwens en ouderschap, bewustwordingsproces op gang brengen over wat ouderschap inhoudt. Voor hulpverleners: concrete handvatten om samen met cliënten het thema kinderwens en mogelijk toekomstig ouderschap respectvol bespreekbaar te maken. Kritische succesfactoren De Koffer wordt ingezet binnen organisaties, scholen en opleidingen. Bij de implementatie is het belangrijk dat de hele organisatie zich met het onderwerp kinderwens bezighoudt. Er dient een duidelijke visie ontwikkeld te worden op kinderwens resulterend in een handreiking of protocol, welke uitgedragen wordt binnen de organisatie. Medewerkers dienen op alle niveaus geschoold te worden. Het onderwerp dient niet geïsoleerd behandeld te worden, maar vraagt om een multidisciplinaire aanpak. Het onderwerp kinderwens dient een vanzelfsprekend onderdeel te worden/zijn van het individueel ondersteuningplan/handelingsplan van deze cliënt of leerling. Medewerkers worden gestimuleerd hun eigen opvattingen te verkennen mbt tot de kinderwens bij mensen met verstandelijke beperkingen en deze te plaatsen in het licht van de visie van hun organisatie. Medewerkers leren een ondersteuningsattitude te ontwikkelen gebaseerd op respect en partnerschap. Medewerkers ontwikkelen adequate gespreks- en handelingsvaardigheden in het ondersteunen van cliënten met een kinderwens. Begeleiders, gedragsdeskundigen, teamleiders, zorgconsulenten, maatschappelijk werkers, leerkrachten worden geschoold in het gebruik van de diverse tools. Materialen en links
De koffer (met daarin alle materialen) is te bestellen bij ASVZ. Kan hier de link van ASVZ geplaatst worden? En verder de link naar Kijk op Kinderwens,
114
De prijs van de koffer bedraagt € 395,- (exclusief BTW en verzendkosten). Referenties (publicaties en onderzoeken)
De inhoud van de koffer is gebaseerd op inzichten vanuit het burgerschapsdenken en disability studies. Prof. Geert Van Hove is nauw betrokken geweest bij het ontwikkelen van de achterliggende visie betreffende ouderschap en kinderwens bij mensen met verstandelijke beperkingen. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van inzichten vanuit de onderzoeksschool van professor Gwynnyth Llewellyn, die momenteel internationaal de leidende autoriteit is op het gebied van ouderschap en kinderwens bij mensen met verstandelijke beperkingen. Zij is hoofd van de Faculty of Health Science van de universiteit in Sydney (Australië) en directeur van de Australian Family and Disability Studies Research Collaboration (www.afdsrc.org). Zij geeft leiding aan de Special Interest Research Group (SIRG) Parenting van IASSID. Marja Hodes maakt deel uit van deze groep. De koffer is daar ook gepresenteerd. Tot slot is het product gebaseerd op de onderzoekslijn die uitgezet wordt binnen het onderzoek ‗Wat werkt voor ouders met (verstandelijke) beperkingen, onder leiding van prof. Carlo Schuengel. Een ZonMw onderzoek, welke in samenwerking met de VU en zorgaanbieders ASVZ, Gemiva en Philadelphia wordt uitgevoerd. Presentaties intern - Presentatie artsen-pedagogenoverleg instellingbreed - Presentaties voor alle ambulante teams, waar gewerkt wordt met cliënten met een mogelijke kinderwens/mogelijke toekomstige ouders - Presentatie managers en teamleider ambulant Presentaties extern - Landelijk Werkgezelschap Ouderschap en Kinderwens - Kennisplein Gehandicaptenzorg - 2009 - Presentatie op het IASSID Wereldcongres 2008 in Kaapstad - Presentatie SIRG parenting - Presentatie Kennismarkt mei 2009 - Presentatie landelijke expertisegroep Gezinsbegeleiding Carantegroep - Presentatie congres Multiprobleemgezinnen Windesheim juni 2009 - Presentatie VU Amsterdam – afdeling Pedagogiek en psychologie - Presentatie universiteit Gent (voorjaar 2009) - Masterclass Kinderwens en Ouderschap Carantegroep in samenwerking met prof. Geert Van Hove (voorjaar 2009) - Vele presentatie bij zorgaanbieders, opleidingen, regionale MEE-afdelingen door het hele land Publicaties intern - Website en kennisnet ASVZ/Carantegroep: Publicaties extern - Nieuwsbrief NIP/NVO – jaargang 10 – december 2008 – M.W.
115
-
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Hodes, Kinderen, waar kies ik voor? Koffer helpt bij gesprek over kinderen van mensen met een lichte verstandelijke beperking M.W. Hodes – People with intellectual disabilities: I wish I had a child…. Journal of Intellectual disability Research 51 Congresbundel Windesheim n.a.v congres 2009
Overigen - Onderdeel van e-learningtraject Kijk op Kinderwens – zie website: www.kijkopkinderwens.nl - Vermelding op website: www.begrensdeliefde.nl - Vermelding op website: www.kraamsupportonline.nl - Vermelding op website: www.platformvg.nl - Vermelding op diverse andere websites - Aankondigingen binnen diverse vakbladen De Koffer is via de IASSID conferences In Kaapstad en Rome gepresenteerd. Momenteel wordt de koffer in het Engels vertaald. Marja Hodes, ASVZ De koffer is op te koop bij ASVZ, veel organisaties maken hier gebruik van o.a. verschillende MEE organisaties. De Koffer vormt onderdeel van het landelijk E-learning traject Kijk Kinderwens, welke is ondergebracht bij Vilans
Bijzonderheden
116
Naam Best Practice
Ouder en kind huis (ASVZ)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De afgelopen jaren zijn bij ASVZ enkele woonvoorzieningen van start gegaan voor de opvang en ondersteuning, begeleiding en behandeling van ouders met kinderen. Het gaat om appartementencomplexen van wisselende grootte, waar ouders met hun kind(eren) zelfstandig kunnen wonen en terug kunnen vallen op begeleiding die vierentwintig uur per dag beschikbaar is De gezinnen die binnen de voorzieningen wonen zijn multiprobleemgezinnen.
Doel Binnen Ouder Kindvoorzieningen leren ouders hun leven weer op de rails te krijgen, waarbij zorg en opvoeding van hun kind/kinderen (weer) centraal komen te staan. Er wordt toegewerkt naar ‗goed genoeg‘ ouderschap. Doelgroep Binnen de OuderKindvoorzieningen wonen multiprobleemgezinnen. In een multi-probleemgezin is naast de verstandelijke beperking van de ouder sprake van bijkomende persoonlijke en of psychiatrische problematiek van de ouder/moeder. Op het gebied van de opvoeding is de ouder niet goed in staat tot het bieden van een goed genoeg en veilig opvoedingsklimaat. Er is sprake van het missen van opvoedkennis en adequate opvoedingsvaardigheden. Daarnaast zijn er financiële problemen, problemen in het voeren van een huishouding, huisvestingsproblemen, problemen in het opbouwen, vasthouden en onderhouden van een ondersteunend en veilig sociale netwerk. Veel ouders/moeders hebben zelf een zeer belaste voorgeschiedenis (verslavings-problematiek in het ouderlijk gezin; seksueel misbruik; mishandeling of verwaarlozing; weinig voorbeeld gedrag en er is sprake van een verstoorde hechting). Hierdoor kunnen zij ernstig gekwetst zijn in relaties en hebben zij niet een vanzelfsprekend vertrouwen in de mensen om hen heen. Zij staan dan ook vaak met wantrouwen tegenover hulpverleners. Aanpak (en planning) Werken in partnerschap met ouders Ouders ondersteunen bij de opvoeding van hun kind(eren) kan alleen maar als er intensief samengewerkt wordt, vanuit een respectvolle attitude. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie, waardoor ouders hulp durven te vragen en kunnen accepteren is essentieel. Concreet wordt er gewerkt aan: - Bouwen aan de hechtingsrelatie met hun kind - Vergroten van de sensitiviteit naar het kind/de kinderen toe - Overdragen van leeftijdsadequate kennis over de opvoeding
117
-
-
van de kinderen. Aanleren van opvoedingsvaardigheden. Leren organiseren en runnen van een huishouding. Leren om een ondersteunend en veilig sociaal netwerk op te bouwen, vast te houden en te onderhouden. In kaart brengen van persoonlijke problematiek, het zo mogelijk begeleiden/behandelen van de persoonlijke problematiek, het werken aan persoonlijke groei en stabiliteit van de ouder. Leren om zo zelfstandig mogelijk de financiën te beheren. Werken aan een goede daginvulling met toekomstperspectief in de vorm van opleiding, werk of vrijwilligerswerk
Met ouders wordt systematisch bekeken wat zij zelfstandig kunnen in de rol als opvoeder, wat zij zouden kunnen leren, en waar zij blijvend steun bij nodig zullen hebben. Resultaten
De Ouder Kindvoorzieningen zijn de meest intensieve vorm van gezinsbegeleiding/gezinsbehandeling. Er wordt multidisciplinair gewerkt, waarbij gedragsdeskundigen een belangrijke rol hebben. Daarom is er ook regelmatig overleg met de gedragsdeskundigen die zich hebben gespecialiseerd in gezinsbegeleidingsmethodieken. Daarnaast vindt er uitwisseling van kennis en ervaringen plaats via de expertisegroep Gezinsbegeleiding en Gezinsondersteuning van Carante Groep. Ouders stromen uit als zij met minder intensieve gezinsbegeleiding ‗goed genoeg‘ouderschap neer kunnen zetten. Meestenstijds gaan ze dan wonen in de wijk met een lichtere vorm van begeleiding.
Kritische succesfactoren Werken vanuit partnerschap met ouders waarbij het vertrouwen centraal staat is essentieel. Pas dan is het mogelijk voor ouders om hulp te durven vragen en te kunnen accepteren. Er dienen goede gezinsbegeleidingsmethodieken voor handen te zijn en er dient gewerkt te worden vanuit een systemische context. Medewerkers dienen adequaat geschoold te zijn in het werken met multiporbleemgezinnen, opvoedingsmethodieken, ouder- en gezinsbegeleidingsmethodieken en voldoende kennis te hebben van ontwikkeling van kinderen. Multidisciplinair werken is een voorwaarde. Het financiele kader is nog een lastig probleem. Momenteel wordt slechts een indicatie op de ouder gegeven en niet op het gehele gezin. Financiering blijft een lastig probleem, aangezien er slechts een indicatie op de ouder wordt gegeven en niet op het gezin.
Materialen en links
www.asvz.nl
118
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Er zijn contacten met een aantal universiteiten, onder andere in Amsterdam en Gent en Sydney- Australie., ten behoeve van onderzoek en deskundigheidsbevordering. Ouders van de OuderKind voorzieningen draaien mee in het onderzoek ―Wat Werkt voor ouders met verstandelijke beperkingen?‘ van de Vu Amsterdam, ZonMw, ASVZ, Gemiva, Philadelphia en een aantal andere zorgaanbieders. Wat men vooral wil bekijken is welke factoren leiden tot succesvol ouderschap, wat de mogelijkheden zijn in het ondersteunen van de cliënten en waar nog gaten zitten. Tevens is aansluiting gezocht bij landelijke platforms en werkgroepen rondom ouderschap en kinderwens bij mensen met een verstandelijke beperking. Ook worden er bijdragen geleverd aan (inter)nationale conferenties omtrent dit onderwerp.
Internationale context
Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
Er is in de internationale literatuur veel geschreven over mensen met een verstandelijke beperking en ouderschap. Het zou dit onderwerp te kort doen om hier een onvolledige lijst te plaatsen. ASVZ ASVZ
119
Naam Best Practice
Opsterk.nl
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Mensen die gebruik maken van professionele ondersteuning willen natuurlijk dat deze ondersteuning een antwoord is op hun vraag en bijdraagt aan de kwaliteit van hun leven. De afspraken over de ondersteuning worden gemaakt in overleg met de zorgaanbieder: cliënt stelt de hulpvraag, de zorgaanbieder adviseert de cliënt en op basis hiervan maakt de cliënt de keuzes voor zijn ondersteuning. De gemaakte afspraken komen in uw ondersteuningsplan te staan. Het ondersteuningsplan is daarom een heel belangrijk document. Want als afspraken zwart op wit staan, is het ook gemakkelijker om na te gaan of de zorgorganisatie deze wel nakomt. Ze vormen een goede basis voor gesprekken over verdere verbeteringen. Het doel is de versterking van de positie van de cliënt in de langdurige zorg bij het bespreken en opstellen van zijn ondersteuningsplan. mensen die gebruik maken van langdurige zorg mensen die werken in de zorg zorgorganisaties Opsterk.nl versterkt de rol van cliënten bij het opstellen van een ondersteuningsplan. Dit doen zij door trainingen / bijeenkomsten in gericht op drie verschillende groepen: *medewerkers *ouders en verzorgers *cliënten nvt
Doel Doelgroep
Aanpak (en planning)
Resultaten
Kritische succesfactoren
Het is belangrijk dat een organisatie beseft dat de inbreng van cliënten heel belangrijk is in hun ondersteuningsplan. De bijeenkomsten zijn zo opgezet (voor medewerkers, ouders en vertegenwoordigers en cliënten zelf) dat de deelnemers niet aan een bepaald opleidingsniveau hoeven te voldoen.
Materialen en links
www.opsterk.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Vilans heeft in opdracht van Opsterk.nl (platform vg) een handreiking gemaakt voor clientenraden. (deze is ook te vinden op
120
www.opsterk.nl) Internationale context Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij Bijzonderheden
nvt OPsterk.nl is een initiatief van Platform VG en de aangesloten organisaties. De uitvoering van het project is in handen van: dit Koningskind Helpende Handen KansPlus LFB Het LSR Naar-Keuze PhiladelphiaSupport Platform VG In welke zorgorganisaties is de interventie uitgevoerd? ZonMw reikt Parels uit aan projecten die als voorbeeld en inspiratie kunnen gelden voor de honderden projecten die jaarlijks van ZonMw subsidie ontvangen. Opsterk.nl is in 2010 verkozen tot parel.
121
Naam Best Practice
Ontmoetingscentrum Prinsenhof (pameijer)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Ontmoetingscentrum Prinsenhof is een initiatief van en trefpunt voor buurtbewoners in de Rotterdamse wijk Het Lage Land. De nadruk ligt daarbij op ouderen en mensen met een verstandelijke beperking. Prinsenhof is een uniek en bijzonder samenwerkingsverband tussen Woonstad Rotterdam, Pameijer, Laurens én bewonersvereniging
Doel
De prinsenhof is een ontmoetingscentrum in de wijk Het doel is een Civil Society voor en door de bewonersorganisatie. Zo kan een hulpvrager ook hulpverlener zijn.
Doelgroep
Prinsenhof heeft binnen haar bereik van 3000 bezoekers een tweetal doelgroepen: ouderen (55+) en mensen met een verstandelijke beperking. Het ontmoetingscentrum biedt kansen aan bewoners om buiten de eigen woning, maar wel in de vertrouwde buurt, met anderen in contact te komen en iets te ondernemen. De match van vraag en aanbod neemt een belangrijke functie in. Zo worden er - dóór en vóór bewoners - activiteiten op het gebied van onder meer beweging, creativiteit, entertainment en educatie georganiseerd. Behalve een ontmoetingsplaats is Prinsenhof ook een trefpunt van zorg en welzijn waardoor de mensen zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen op de plek waar ze zich thuis voelen.
Aanpak (en planning)
Resultaten
Pameijer, de gemeente Rotterdam en het transitieprogramma in de langdurende zorg hebben een maatschappelijke business case study laten uitvoeren. Dit om zo de economische aspecten samenhangend weer te geven met de maatschappelijke en sociale aspecten. * deze business case is ook gebruikt voor het invullen van dit format.
Kritische succesfactoren Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Woningcorporatie de Nieuwe Unie, Laurens (voorheen NZR), Pameijer Keerkring, Service Dienst Werk, opbouwwerk én bewoners Prinsenhof
122
Naam Best Practice
Bejegeningskoffer: ben ik in beeld? (Gemiva)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De koffer is ontwikkeld door cliënten van Gemiva. Zij vonden het belangrijk om van omgang met elkaar een speerpunt te maken. Het is namelijk voor mensen met een beperking soms moeilijk om iets duidelijk te maken aan zijn begeleider. De begeleider doet dan zijn best om de cliënt op een goede manier te benaderen, maar dit is niet altijd de gewenste benadering. De koffer is ontwikkeld door een werkgroep waarin zowel medewerkers als cliënten zaten.
Doel
Het doel van de koffer is medewerkers en cliënten in gesprek te laten gaan over bejegening.
Doelgroep Aanpak (en planning)
- Bewustwording van hoe begeleiders met cliënten omgaan. - Bewustwording van hoe cliënten met begeleiders omgaan. En - Bewustwording van hoe cliënten onderling met elkaar omgaan. Ben ik in Beeld? is bestemd voor cliënten en medewerkers in de zorg. De inhoud helpt hen een gesprek aan te gaan over bejegening. Het gaat om bewustwording in kleine werkverbanden De koffer bestaat uit: een dvd waarop dagelijkse situaties voor het voetlicht zijn gebracht; een gespreksspel dat helpt om met elkaar van gedachten te wisselen; een boekje met waar gebeurde verhalen van cliënten, geschreven door Hanneke Coert; informatie over het Inspringtheater, een manier om dieper op het onderwerp door te gaan. De onderdelen zijn los van elkaar en op meerdere momenten te gebruiken.
Resultaten n.v.t Kritische succesfactoren Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
n.v.t. n.v.t n.v.t n.v.t Gemiva. Door cliënten en medewerkers. Het initiatief kwam van de cliëntenraad. - Vanuit het Educatief Centrum worden de Bejegeningskoffers verspreid. Daar worden namen van contactpersonen en telefoonnummers geregistreerd naast de organisaties, die ze
123
afnemen. -
Verder liggen er afspraken met een aantal scholen. Via de opleidingen zal het gedachtegoed ook terecht komen bij de cliënten.
Bijzonderheden
124
Naam Best Practice
Medicatieveiligheid NOVO
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
NOVO heeft in 2008 deelgenomen aan het ‗medicatieveiligheid traject plus‘ dat door Vilans wordt uitgevoerd. Het traject liep tot september 2009 en maakt deel uit van het initiatief ―Zorg voor beter‖. Het traject richt zich op het inhoudelijk verbeteren van de medicatieveiligheid. Daarnaast richt het zich op het leren doorvoeren van verbetertrajecten over de hele organisatie. Doel van het medicatiebeleid van NOVO is dat de juiste cliënt de juiste medicatie op het juiste tijdstip en in de juiste dosering en toedieningsvorm krijgt.
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning) Resultaten
Kritische succesfactoren
Medewerkers die medicijnen toedienen Met een duidelijk beleid en afgestemd wie doe wat, zijn er heel duidelijke afspraken over het toedienen van medicatie. Iedereen dient zich hieraan te houden. In de zorg voor beter methodiek is veel aandacht voor meten In 2008 zijn bij NOVO 8 pilot locaties gestart met een verbetertraject. De eerste resultaten zijn positief. - Er is een afname van gemelde medicatiefouten te zien. - Er vindt een aanscherping plaats van de afspraken rond medicatiewijzigingen en het vastleggen van afspraken over medicatie. - Er is een regeling die de kaders regelt die noodzakelijk zijn voor een veilig medicatiebeleid. Locaties moeten die kaders zelf verder invullen. De eerste evaluaties wijzen uit dat de kaders werkbaar zijn.
a. Een heldere toedeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van diegenen die bij het medicatieproces zijn betrokken. Daarbij is onderscheid gemaakt naar taken rond de organisatie en de uitvoering van het beleid. b. De afspraken zijn doorgesproken met externe betrokkenen (huisartsen, apotheken, specialisten) en waar mogelijk schriftelijk vastgelegd. c. Fouten en bijna fouten worden gemeld via de MOG systematiek. Tevens worden ze besproken in het werkoverleg met speciale aandacht voor het in de toekomst voorkomen van die (bijna) fouten. d. Afwijkingen van de afspraken worden in de lijn gemeld en leiden (na overleg met alle betrokkenen) tot bijstelling van de afspraken die schriftelijk vastgelegd worden. Het kan gaan om een locatie gebonden afspraak, maar ook om een aanpassing van de afspraken in de procedures,
125
werkinstructies en formulieren. e. Alle afspraken zijn getoetst aan wettelijke kaders rond medicatiebeleid. f. Er zijn, waar nodig, specifieke protocollen rond bepaalde medicatie of specifieke doelgroepen zoals bijv. diabetici, opiaten en epilepsie.
Materialen en links
Er wordt binnen NOVO gebruik gemaakt van een handleiding, waarin de voorwaarden van het medicatiebeleid zijn opgenomen. Tevens zijn er per locatie protocollen, werkinstructies en voorbeeldformulieren.
Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
nvt nvt NOVO Bij NOVO zijn ze ook in 2010 verder zijn gegaan met het ontwikkelen van de handleiding. Zo is er nu de afspraak in opgenomen dat de ondersteuning die cliënten krijgen bij hun medicatie als code vermeld wordt in hun zorgplan. Zo wordt in één oogopslag duidelijk welke basisafspraak we hebben gemaakt
126
Naam Best Practice
Basistest fitheid (De Brink)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
De Basistest Fitheid is ontwikkeld om de fitheid van mensen met een zeer ernstige meervoudige beperking te meten De Brink is ingesprongen op de gezondheidstrend, het is belangrijk dat mensen fit zijn, ook mensen met een beperking. Het doel van het toegepaste onderzoeksproject in 2007 waaruit de basistest fitheid is voortgekomen was dan ook inzicht krijgen in de fitheid van de cliënten. Het ging daarbij om het aanpassen van bestaande instrumenten en meetmethodes voor de specifieke doelgroep en op de betrouwbaarheid van de testen en metingen bij de cliënten. In 2008 is het project voortgezet met als doelstelling: I) Het ontwikkelen en aanpassen van meetinstrumenten om gezondheid gerelateerde fysieke fitheid en participatie van mensen met (zeer) ernstige verstandelijke en zintuiglijke beperkingen vast te leggen; en II) Het bepalen van de sensitiviteit en geschiktheid van deze meetinstrumenten voor gebruik bij interventie onderzoek bij deze doelgroep.
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
Resultaten
De Basis-tests fitheid richt zich op professionals die werken met mensen met (zeer) ernstige verstandelijke en zintuiglijke beperkingen. Daarbij kan je denken aan fysiotherapeuten, diëtisten, bewegingsagogen en persoonlijk begeleiders. De test-set bevat een map, waarin een professional via de tabbladen Plan van aanpak, Uitvoeren, Noteren, Resultaten en Informatie in staat wordt gesteld om bij de eigen organisatie te onderzoeken hoe het is gesteld met de fitheid van mensen met (zeer) ernstige verstandelijke en zintuiglijke beperkingen. Voor in de map is de cd-rom Shuttle wandeltest en de dvd Instructie antropometrie geplaatst. Bij de set wordt tevens een betrouwbaar meetlint geleverd. Onderzoek 2009, 2010 en 2011 In het eerste half jaar van 2009 zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd: 1. Doorontwikkelen instrument om participatie- en activiteitenniveau van onze cliënten te meten 2. Vastleggen mate van bewegen en het inspanningspatroon van ernstig motorisch beperkte cliënten 3. Onderzoek naar betrouwbaarheid van vernieuwde stappentellers bij onze cliënten 4. Onderzoek naar normering tailleomvang als deze liggend/zittend wordt gemeten.
127
Kritische succesfactoren
Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Als bovenstaande onderzoeken zijn uitgewerkt, is het instrumentarium participatie en fitheid, specifiek voor de doelgroep mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke en zintuiglijke beperking, grotendeels gereed. Vanaf september 2009 en 2010 staan twee interventie onderzoeken gepland enerzijds om de sensitiviteit en geschiktheid van deze meetinstrumenten voor gebruik bij interventieonderzoek te bepalen en anderzijds om ervaring op te doen met interventies gericht verbetering van fitheid van deze specifieke doelgroep. Er worden hiertoe 2 experimentele trials opgezet bij 2 groepen cliënten: 1. cliënten met ernstige motorische beperkingen 2. cliënten met redelijke motorische mogelijkheden Test-hertest betrouwbaarheid en de haalbaarheid van alle metingen aanvaardbaar zijn bij patiënten met een ernstige verstandelijke of zintuiglijke handicap. Huidplooi metingen kon echter niet op betrouwbare wijze worden uitgevoerd in deze vakken. Het meten van lengte en scheenbeen vastgesteld met behulp van de formule lichaamslengte van tibia lengte te berekenen, is een betrouwbaar alternatief voor het meten van lichaamslengte. Hoewel het meten van de lichaamslengte van personen met een ernstige handicap haalbaar was, het meten van lengte tibia was meer haalbaar.
Waninge, A., Van Der Weide, W., Evenhuis, I. J., Van Wijck, R. and Van Der Schans, C. P. (2009), Feasibility and reliability of body composition measurements in adults with severe intellectual and sensory disabilities. Journal of Intellectual Disability Research, 53: 377–388. doi: 10.1111/j.1365-2788.2009.01153 De Brink Contactpersoon: mw. A. Waninge (fysiotherapeut/samensteller Basistestset fitheid) Telefoon: (0592) 39 38 88 E-mail:
[email protected] Internet: www.debrink.nl De Basistest fitheid is voor iedereen verkrijgbaar. Hij is nog steeds te bestellen via Viso in de vorm van alleen de basistest of de basistest en traingingen.
Bijzonderheden
128
Format beschrijving Naam Best Practice
Levensboek en schatkist
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Voor oudere cliënten die langzaamaan wat vergeetachtig worden, kan een levensboek houvast bieden. Het bijzondere aan deze opzet is dat er niet alleen een boek met veel fotomateriaal is gemaakt maar ook een "schatkist" met allerlei voorwerpen die het leven van cliënten met een verstandelijke beperking (laag niveau) symboliseren. Deze materialen zijn gerelateerd aan herinneringen van vroeger, tastbaar, in geuren of geluid (materialen om te voelen, te ruiken). In de wereld van de zorg voor mensen met een beperking is dat een unicum. Deze vorm van ondersteunende communicatie biedt meerwaarde aan cliënten, begeleiders en familie. De middelen voor de pilot werden gefinancierd door de Fonds Sluyterman van Loo, Stichting het R.C. Maagdenhuis en Stichting Brentano Mensen met een verstandelijke beperking houvast te bieden in hun geheugen. Herinneringen behouden
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten
(= ook herinneren en herleven) Mensen met een verstandelijke beperking en dementie (of beginnende dementie) Het levensboek is een boek met een terugkijk op iemands leven. Belangrijke gebeurtenissen zijn hierin opgenomen.De schatkisten zijn een aanvulling op de boeken en worden gevuld met voorwerpen, geluiden en geuren die alle zintuigen aanspreken en allemaal iets van het levensverhaal van de cliënt onthullen. Voor begeleiders kan de levensbox bijdragen aan de kwaliteit van de begeleiding. 1) Belangrijke informatiebron. Door kennis over het verleden en persoonlijke voorkeuren kan de begeleider meer zorg op maat leveren. 2) Betere begeleidingsrelatie Het delen van ervaringen maakt de begeleidingsrelatie persoonlijker. Ook zorgt het levensboek voor continuïteit in de begeleiding. Nieuwe medewerkers kunnen aanknopen bij het werk van hun voorgangers en kunnen op een goede, effectieve manier kennismaken met de cliënt. (Het is echter niet noodzakelijk dat de vaste begeleider de levensbox maakt. Ook anderen, zoals geschikte vrijwilligers en stagiaires, blijken op een goede manier te kunnen.) 3) Betere persoonlijke toekomstplannen Iemands voorgeschiedenis maakt dat sommige keuzen voor de toekomst meer wenselijk zijn dan andere. 4) Leuke activiteit Het is leuk om met tastbare spullen bezig te zijn met het levensverhaal. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen en is
129
het ook afhankelijk van het moment. De graadmeter hiervoor is vanzelfsprekend de cliënt! 5) Meer welbevinden bij de cliënt De beleving van de herinnering en de reden van het vertellen maakt dat men zich prettig voelt. Kritische succesfactoren
Draagvlak in de organisatie Betrokkenheid en inbreng van de familie Betrokkenheid en inbreng van de Rustige, begripvolle begeleider (kan ook een vrijwilliger zijn) die getraind is, maar ook gefaciliteerd wordt om de cliënt te begeleiden Cliënt moet er ook plezier aan beleven
Materialen en links
Verzamelde (bij voorkeur eigen) spulletjes van de cliënt Geur- voel- en kleur materiaal Een doos/kist die als je het samen versiert op een schatkist lijkt Literatuurlijst via MT-notitie Levensboek met Schatkist Project 'Levensboek voor (dementerendLevensboeke) senioren met een verstandelijke beperking, laag niveau'
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Beek, van F. en M. Schuurman (2007), Werken met levensverhalen en levensboeken. Houten, Bohn Stafleu van Loghum Brandt-van Eek, M.E. van den en Huizing, W (2009), Mijn leven in fragmenten. Met dementerenden in gesprek over hun leven. Houten, Bohn Stafleu van Loghum Franssen. J. (2009), Het maken van levensboeken. Lezing bibliotheken Limburg tijdens de Limburgtour. Ganzevoort, R.R. (projectleider) (2008), Levensboeken in de ouderenzorg. Eindrapport van het project ‘Het effect van het werken met levensboeken op het welbevinden van oudere zorgvragers, op de zorgrelatie tussen zorgvragers, zorgverleners, mantelzorgers en op de organisatie van zorg; effectmeting, effectverklaring en implementatie van methode. Huizing, W. en T. Tromp (2007), Mijn leven in kaart. Met ouderen in gesprek over hun levensverhaal. Houten, Bohn Stafleu van Loghum Meeusen, R. en R. Geus (redactie) (2005), Dementie in beeld. Landeljke richtlijnen voor het vaststellen van dementie bij mensen met een verstandelijke beperking. Werkgroep Netwerk gedragskundigen ouderen (NGO) Regio Zuid.
130
Strydom, A. e.a. (2009), Dementie bij oudere mensen met een verstandelijke handicap Rapport ‘Stand van zaken van wetenschappelijk onderzoek ten aanzien van dementie bij oudere mensen met een verstandelijke handicap‘ IASSID Special Interest Research Group on Ageing and Intellectual Disabilities. Vertaling: M. Maaskant, M. Sinnema Swennen, M.C. (2007), Waarom werken met levensverhalen? Resultaten van een literatuurstudie. In: Nederlands tijdschrift voor de zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen. Jaargang 33, nr 1, pp. 2-18 Tromp, T. (2009), De effecten van levensboeken in de zorg. In: Reliëf. Christelijke vereniging van zorgaanbieders. Jaargang 11, nr 3, pp. 20-22 Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
Radar, Jane Piets-Hardenberg Radar
131
Naam Best Practice
Communiceren met kinderen met een verstandelijke beperking dmv PECS
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Met behulp van PECS (Picture Exchange Communication System) wordt kinderen geleerd een of meerdere plaatjes of foto's uit te wisselen met de communicatiepartner om te krijgen wat ze willen hebben. De meerwaarde van PECS is dat het initiatief voor communicatie bij het kind ligt. Door deze manier van werken worden vaardigheden als contact zoeken, initiatief nemen, interactie en spontane communicatie vanaf het eerste moment eigen gemaakt. PECS bestaat uit zes fasen: van het gebruik van een enkel plaatje cq foto tot het maken van complexe zinnen. De plaatjes cq foto's en zinstrip zitten in een aangepaste multomap Pecs heeft tot doel om kinderen te leren op een adequate manier te communiceren met andere mensen. Afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van het kind kan het daarbij leren om: * ‗ja‘ of ‗nee‘ te zeggen *goed te reageren op de vraag ‗wat wil je?‘ *hulp te vragen * goed te reageren op het verzoek om even te wachten. De methode wordt gebruikt bij mensen met _ een verstandelijke handicap of autisme _ niet aangeboren hersenletsel _ dementie _ een lichamelijke beperking. _ In fase 1 geeft het kind een plaatje aan de communicatiepartner om een voorwerp te krijgen. Het kind werkt met twee volwassenen; de één is communicatieve partner, de ander fysieke partner. Die laatste helpt hem de juiste bewegingen te maken. _ In fase 2 leert het kind afstand te nemen van zijn Pecs-map en de communicatiepartner, om te voorkomen dat communicatie aan één persoon wordt gekoppeld. De fysieke partner is niet meer nodig. _ Fase 3 is cruciaal. Het kind leert de plaatjes van elkaar te onderscheiden. _ In fase 4 leert het kind diverse plaatjes tot een zin te maken. Op de zin-strip, een reepje kunststof met klittenband, komt het plaatje ik wil plus het plaatje boterham. De partner en het kind tikken samen de plaatjes aan, en de partner zegt de woorden: ―Ik wil een boterham.‖ In de volgende fases wordt de zinsbouw steeds verder uitgebreid: Ik wil rode limonade, ik zie een schaap, ik wil het grote, groene blokje. Verder werken de begeleiders aan om hulp vragen,wachten, antwoord geven op vragen, ja of nee antwoorden, en aan een beloningssysteem. _
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
Resultaten
132
Kritische succesfactoren Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken) Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
Via de link http://www.pecsusa.com/research.php is een volledige literatuurlijst te vinden van verschillende onderzoeken naar PECS www.pecs.com PECS word over de hele wereld gebruikt. Anita de Roos, logopedist KDC de Honingraat Het raamwerk
133
Naam Best Practice
Academie voor kwaliteit van bestaan (arduin)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
Het belang van persoonlijke ontplooiing, scholing, bijscholing, onderwijs van cliënten wordt ook vorm gegeven in de Academie voor Kwaliteit van Bestaan met een veelheid aan cursussen voor alle cliënten. In de optiek van Arduin levert de Academie voor Kwaliteit van Bestaan een wezenlijke bijdrage in het totale proces van emancipatie van mensen met een verstandelijke beperking. Zowel in de inhoud van de cursussen als in de vormgeving, de stijl van lesgeven en de hele opzet en organisatie van de Academie voor Kwaliteit van Bestaan moet om te beginnen het belang van bewustwording, emancipatie en empowerment van mensen met een verstandelijke beperking doorklinken. Kwaliteit van bestaan bevorderen. Mensen met een verstandelijke beperking en medewerkers van Arduin Er is een ruim aanbod van cursussen ontwikkeld en samengesteld door de medewerkers van de Arduinse School. In de ontwikkeling daarvan wordt steeds uitgegaan van de vraag van cliënten, die bijvoorbeeld meer willen weten over hulp bij ongelukken, die met gereedschappen of met make-up willen leren omgaan, voor zichzelf willen leren opkomen, zich willen leren ontspannen, willen leren telefoneren enz. Het accent ligt steeds op het leren leren en op het leren eigen keuzes te maken en voor jezelf op te komen, en het leren dingen zelf te doen. Op een groot aantal terreinen hebben veel cliënten van Arduin inmiddels cursussen gevolgd en daarvoor certificaten gekregen. Zij hebben dus bijgeleerd en beschikken over vaardigheden die ze daarvoor niet hadden (EHBO, handen verzorgen, huishoudelijke vaardigheden, computer, met klanten omgaan in een winkel, vergaderen), hebben kennis die ze eerst niet hadden (seksualiteit) en ontwikkelen een attitude t.o.v. onderwerpen waar ze zich vroeger niet mee bezig hielden (verkiezingen, de visie van Arduin) of veranderen hun attitude t.o.v. onderwerpen (cursus seksualiteit).
Doel Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Een organisatie die mensen de ruimte geeft om zich te ontplooien
http://www.arduin.nl/bezoekers/introductiebrochure.pdf http://www.arduin.nl/leren/academie.asp
Referenties (publicaties en onderzoeken)
134
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
Arduin Arduin De Academie is niet voor Arduin alleen, maar ook in algemene zin voor organisaties die dezelfde uitgangspunten in het vaandel hebben en samen één netwerk willen vormen van leermogelijkheden. Jaarlijks organiseert de Academie voor Kwaliteit van Bestaan een certificaat uitreiking, waarbij cursisten voor de door hen gevolgde cursussen in dat schooljaar een certificaat uitgereikt krijgen.
135
Bijlage 10: Beschrijving 15 Best Practices in de GGZ
1. ACT 2. FACT* 3. Familiebeleid ABC* 4. Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) 5. Triadekaart (Ypsilon) 6. Individual Placement and Support (IPS) 7. Erkenning van Verworven Competenties (EVC) voor vrijwilligers 8. Separeervrij handelen (Gelderse Roos) 9. Critical Time Intervention (CTI) 10. Strengths Model 11. Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH) 12. Maatschappelijke Steunsysteem (MSS) 13. Herstelwerkgroepen (HEE) 14. Inzet ervaringsdeskundigheid 15. Shared Decision Making (SDM) 16. Integrated Dual Diagnosis Treatment (IDDT) 17. Pharmacotherapy Monitoring and Outcome Survey (PHAMOUS)
* Naar aanleiding van de best practice bijeenkomst is besloten aanvullend op de 15 geselecteerde best practices tevens een beschrijving van FACT en het familiebeleid van ABC op te nemen.
136
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
ACT
Assertive Community Treatment (ACT) is een organisatorisch model om intensieve ambulante zorg te bieden aan mensen met ernstige psychische problemen, vaak in combinatie met verslavingsproblematiek en dakloosheid. ACT is gebaseerd op het door Stein, Marx en Test begin jaren zeventig ontwikkelde ‗Training in community living program‘ (Stein & Test, 1980) als oplossing voor het fenomeen ‗draaideurpatiënt‘. Zij zagen dat patiënten met ernstige psychiatrische stoornissen opknapten van de klinische behandeling, maar weer verslechterden als zij het thuis zonder de intensieve behandeling moesten doen. Zij ontwikkelden daarom het idee om patiënten ambulant bijna net zo intensieve zorg te geven als binnen het ziekenhuis. Doel van het ‗Training in community living program‘, later Assertive Community Treatment genoemd, is het voorkomen van langdurige opnames en het aanleren van vaardigheden in de gemeenschap in plaats van in het ziekenhuis, zodat het probleemoplossend vermogen van de patiënten vergroot wordt. ACT is een teambenadering met als uiteindelijke doel rehabilitatie van personen met langdurende ernstige psychiatrische stoornissen. Het doel van ACT is om door langdurige betrokkenheid bij de patiënt diens situatie te verbeteren. ACT richt zich op mensen met langdurende ernstige psychiatrische aandoeningen in combinatie met problematiek op andere levensgebieden, die veelal de zorg mijden. De complexiteit van de problemen leidt ertoe dat hun maatschappelijk leven ernstig verstoord raakt. De patiënten komen regelmatig in crises terecht en moeten, soms ook onvrijwillig, worden opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen. ACT-teams zoeken deze patiënten actief op waar ze verblijven, desnoods op straat. Ze proberen de patiënt te verleiden tot hulp, maar schuwen ook dwang en drang niet. Het team bouwt zorgvuldig een contact op met een patiënt en biedt praktische maatschappelijke ondersteuning. Doordat de patiënt concrete resultaten ziet en geholpen wordt, zal hij/zij zich (eerder) openstellen voor zorg en behandeling van de problemen. Dan kan een ACT-team beginnen met begeleiding. Het uiteindelijke doel is rehabilitatie. De vijf belangrijkste kenmerken van ACT: ACT is outreachend: hulpverleners zoeken actief patiënten op en dringen aan op hulp. ACT werkt nadrukkelijk voor dak- en thuislozen en bereikt daarmee een groep die anders geen zorg krijgt. ACT is ambulant: de patiënt wordt opgezocht op zijn woon- of verblijfplaats. Ter plekke bieden hulpverleners de zorg en begeleiding die op dat moment nodig is.
137
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
ACT is intensief: patiënten hebben meerdere keren per week en soms zelfs dagelijks contact met hulpverleners. De zorg is in principe 24 uur per dag. ACT is multidisciplinair: in een ACT-team is heel veel expertise gebundeld. Zo zit er in een team in ieder geval een psychiater, verslavingsdeskundige, ervaringsdeskundige, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige, en een maatschappelijk werker. Het team heeft een shared caseload, wat betekent dat alle teamleden samen werken en betrokken zijn bij de behandeling van iedere patiënt. Daardoor kan een team alle problemen van de patiënt op alle leefgebieden aanpakken. ACT biedt continuïteit: ACT is onderdeel van een zorgketen. Het team werkt intensief samen met andere sociaal maatschappelijke instellingen zodat de zorg gecontinueerd kan worden. Ook worden familie en omgeving betrokken bij de behandeling van een patiënt. De patiënt krijgt zoveel en zo lang zorg als hij/zij nodig heeft. Een behandeling door een ACT-team kan dus wel enkele jaren duren. ACT is een evidence-based model. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat ACT effectief is in het verminderen van het aantal opnames in ziekenhuizen en het 'in zorg houden' van patiënten. Terwijl onderzoek in Amerika aantoonde dat ACT daar succesvol was (Marshall, Lockwood 1998), waren de studies in Europa minder overtuigend (Thornicroft e.a., 1998; Burns e.a., 1999; Killaspy e.a. 2006, Nordentoft e.a., 2002, Sytema e.a., 2007). In Nederland doet onder andere het Trimbos-instituut onderzoek naar ACT en FACT. ACT is als evidence-based practice opgenomen in de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie. Onderzoek heeft aangetoond dat de mate van modelgetrouwheid samenhangt met de resultaten of patiëntniveau (McGrew e.a., 1994; McHugo e.a., 1999; Latimer, 1999; Vugt e.a. van, 2011 in press) Zo heeft Nederlands onderzoek aangetoond dat (Vugt e.a van, 2011 in press) modelgetrouwheid geassocieerd is met verbeteringen op psychisch en sociaal functioneren. Assertive Community Treatment (redactie Mulder & Kroon), 2009. Boom/SUN, ISBN 9789085068167. Handboek FACT (redactie Van Veldhuizen en anderen), 2008. Uitgeverij De Tijdstroom, ISBN 978 90 5898 135 6. Folder 'ACT en FACT: zorg en behandeling in de maatschappij' van het CCAF (Stichting Centrum Certificering ACT en FACT). De Stichting Centrum Certificering ACT en FACT (CCAF) wil de toepassing van ACT en FACT in de ambulante ggz bevorderen. Daartoe kent het CCAF keurmerken toe aan ACT- en FACT-teams. Gecertificeerde teams leveren een herkenbare, vergelijkbare en garandeerbare kwaliteit van zorg en behandeling. www.ccaf.nl Stein LI, Test MA. Alternatives to mental hospital treatment. Part I: conceptual model, treatment program, and clinical evaluation. Archives of General Psychiatry 1980; 37:392-397-397.Bond GR, Drake RE, Mueser KT, et al. Assertive community treatment for people with severe mental illness. Critical ingredients and impact on patients. Disease Management & Health Outcomes 2001; 9(3):142-157. Marshall M, Lockwood A. Assertive Community Treatment for people with severe mental disorders. Cochrane Database Syst Rev
138
1998; 2: CD001089 DOI: 10 1002/14651858 CD001089 Library 1998;(4):Update Software, 1998. Thornicroft G, Wykes T, Holloway F, et al. From efficacy to effectiveness in community mental health services. PRiSM Psychosis Study, 10. British Journal of Psychiatry 1998; 173:423427. Burns T, Creed F, Fahy T, et al. Intensive versus standard case management for severe psychotic illness: a randomised trial. UK 700 Group. The Lancet 1999; 353:2185-2189. Killaspy H, Bebbington P, Blizard R, et al. The REACT study: randomised evaluation of assertive community treatment in north London. British Medical Journal 2006; 332:815-820. Essock SM, Mueser KT, Drake RE, et al. Comparison of ACT and standard case management for delivering integrated treatment for co-occuring disorders. Psychiatric Services 2006; 57:185-196. Nordentoft M, Jeppesen P, Abel M, et al. OPUS study: suicidal behaviour, suicidal ideation and hopelessness among patients with first-episode psychosis. One-year follow-up of a randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry 2002; 181:s98-s106. Sytema S, Wunderink L, Bloemers W, et al. Assertive Community Treatment in the Netherlands: a randomized controlled trial. Acta Psychiatrica Scandinavia 2007; 116:105-112. Burns T, Priebe S. Mental health care systems and their characteristics: a proposal. Acta Psychiatrica Scandinavica 1996; 94:381-385. Killaspy H, Kingett S, Bebbington P, et al. Randomised evaluation of assertive community treatment: 3-year outcomes. British Journal of Psychiatry 2009; 195:81-82. Marshall M, Creed F. Assertive community treatment - is it the future of community care in the UK? International Review of Psychiatry 2000; 12:191-196. Wright C, Catty J, Watt H, et al. A systematic review of home treatment services: Classification and sustainability. Social Psychiatry & Psychiatric Epidemiology 2004; 39:789-796. Burns T, Catty J, Dash M, et al. Use of intensive case management to reduce time in hospital in people with severe mental illness: systematic review and meta-regression. British Medical Journal 2007; 335:336-342. Vugt, M. van, Kroon H, Delespaul, e.a. Assertive Community Treatment in the Netherlands: ourtcome and fidelity. Canadian Journal of Psychitry, in press, 2011. Bak, M, Os, J. van, Delespaul, Ph, Bie, A. de, Campo, J.A., Poddighe, G. & M. Drukker (2007) An observational 'real life' trial of the introduction of Assertive Community Treatment in a geographically defined area using clinical rather than service use outcome criteria. Soc. Psychiatry Psychiatric Epidemiology, 2007, vol. 42, 2, 125 - 130. Moser et al. (2009). 'Assertive Community Treatment: Facilitators and Barriers to Implementation in Routine Mental Health Settings. Psychiatric Services, 60, 1-7. Lehman et al. (1999). Cost-effectiveness of assertive community treatment for homeless persons with severe mental illness. The British Journal of Psychiatry 174: 346-352 (1999)
139
Internationale context
Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
De eerste onderzoeken naar de effectiviteit van ACT, met name op het gebied van opnamedagen, zijn uitgevoerd in de VS (Marshall, Lockwood 1998). Deze studies vonden positieve resultaten. Latere studies, voornamelijk uit Engeland, lieten geen effecten zien van ACT t.o.v. standaardzorg (Thornicroft e.a., 1998; Burns e.a., 1999; Killaspy e.a. 2006). Een Deense studie vond echter wel positieve resultaten van ACT bij eerste psychose patiënten (Nordentoft e.a., 2002). Een Nederlandse RCT (Sytema e.a., 2007) toonde aan dat ACT t.o.v. standaardzorg significant beter was in het 'in zorg houden' van patiënten, maar er was geen verschil in symptomen en opnames. ACT wordt toegepast in diverse Westerse landen, zoals VS, Canada, Nederland, Spanje. ACT is in jaren zeventig in de Verenigde Staten ontwikkeld en wordt ook in een aantal andere Europese landen toegepast. Het eerste Nederlandse ACT-team startte in Rotterdam in 2002. Nu zijn er ruim 30 teams actief, vooral in de grotere steden. Ook zijn er enkele ACT-teams voor jongeren en zijn er forensische ACT teams gestart. -
140
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
FACT
De 'Functie ACT', FACT, is een in Nederland ontwikkelde variant op ACT (Assertive Community Treatment). FACT richt zich op de hele groep van mensen met langdurende of blijvende ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) buiten het ziekenhuis. Waar ACT zich richt op de meest ernstige langdurende zorg patiënten, richt FACT zich in een bepaalde wijk of regio op álle EPA-patiënten. Aan hen biedt een FACT team behandeling, begeleiding en praktische ondersteuning bij het zo zelfstandig mogelijk leven buiten een psychiatrisch ziekenhuis. Een FACT team combineert casemanagement met ACT. Aan de meer stabiele patiënten biedt dit team individuele behandeling, aangevuld door andere disciplines. Wanneer het slechter met een patiënt gaat, wordt de zorg 'opgeschaald', wat betekent dat wordt overgegaan op intensieve ACT zorg vanuit het gehele team. Doel van FACT is om patiënten met continuïteit te begeleiden, behandelen en te ondersteunen in hun herstel. Behandeling en support, 'cure and care' gaan hand in hand. Patiënten worden thuis begeleid, zodat ze op de eigen situatie toegesneden steun krijgen. Teams zoeken daarbij ook het contact met familie en buurt. Zo ondersteunen FACT teams patiënten om weer mee te doen in de maatschappij op een manier waar zij zich prettig en veilig bij voelen. Ze leren hoe ze het beste met hun ziekte kunnen omgaan en hoe ze voor zichzelf kunnen zorgen. En ze werken aan een leven buiten de GGZ met een zinvolle dagbesteding, sociale betrokkenheid en meer meedoen in de samenleving. FACT richt zich op de hele groep van mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen buiten het ziekenhuis. FACT teams werken met twee werkwijzen: individuele begeleiding door een casemanager voor stabiele patiënten. Patienten krijgen ondersteuning bij rehabilitatie en herstel. intensieve begeleiding door het hele team voor patiënten die onstabiel zijn of in een crisis dreigen te raken. Deze begeleiding is volgens het ACT-model. FACT teams werken wijkgericht, meestal in een kleinere regio van zo'n 50.000 inwoners. Ze zijn outreachend en ambulant. Daardoor kennen ze de wijk goed en weten wijkbewoners en instanties hen goed te vinden. Dat biedt mogelijkheden voor samenwerking met andere organisaties in de wijk. Denk bijvoorbeeld aan de huismeester van de woningcorporatie, de wijkagent, de huisarts en de apotheek. FACT teams werken in de wijk vaak direct samen met het Dag Activiteiten Centrum (DAC). FACT teams besteden ook aandacht aan toeleiding naar arbeid en onderhouden contacten met de werkvoorziening of andere werkgevers. FACT-teams zijn multidisciplinair en hebben de kennis in huis voor de complexe problemen van patiënten. Ze pakken de problemen op alle leefgebieden op. Daarbij hoort ook de integrale aanpak van
141
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar
verslavingsproblemen en actieve aandacht voor de lichamelijke klachten van patiënten, samen met de huisarts. De twee werkwijzen van FACT waarborgen dat hetzelfde team met heel lange adem de patiënt blijft begeleiden. Ook als het soms opeens weer moeilijk gaat. De zorg wordt ook gecontinueerd als er toch een opname nodig is. Het FACT team onderhoudt dan contact met de patiënt en de behandelaars in de kliniek. Het bereidt de terugkomst naar huis voor en biedt extra begeleiding bij terugkomst van de patiënt. Er is nog weinig (gepubliceerd) onderzoek naar de effecten van FACT. Onderzoek in Maastricht (Bak e.a., 2007) liet zien dat FACT samengaat met een afname in de ernst van de psychiatrische symptomen (hoewel na correctie voor vertekenende factoren niet meer significant), mogelijk doordat bij FACT het zorgaanbod minder gefragmenteerd is. Aangezien er bij ACT een relatie blijkt te zijn tussen modeltrouw en effecten, zou je kunnen verwachten dat modeltrouw ook bij FACT een rol speelt. Dit is echter nog niet met wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Assertive Community Treatment (redactie Mulder & Kroon), 2009. Boom/SUN, ISBN 9789085068167. Handboek FACT (redactie Van Veldhuizen en anderen), 2008. Uitgeverij De Tijdstroom, ISBN 978 90 5898 135 6. Folder 'ACT en FACT: zorg en behandeling in de maatschappij' van het CCAF (Stichting Centrum Certificering ACT en FACT). Artikel FACT: de functie ACT - door Van Veldhuizen, Bähler en Teer, Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 2006, nr 6. De Stichting Centrum Certificering ACT en FACT (CCAF) wil de toepassing van ACT en FACT in de ambulante ggz bevorderen. Daartoe kent het CCAF keurmerken toe aan ACT- en FACT-teams. Gecertificeerde teams leveren een herkenbare, vergelijkbare en garandeerbare kwaliteit van zorg en behandeling. www.ccaf.nl Veldhuizen, R. van, Bähler, M, Teer, W (2006). Fact: de 'Functie ACT'. MGv, 6, 525-534. Bak, M, Os, J. van, Delespaul, Ph, Bie, A. de, Campo, J.A., Poddighe, G. & M. Drukker (2007) An observational 'real life' trial of the introduction of Assertive Community Treatment in a geographically defined area using clinical rather than service use outcome criteria. Soc. Psychiatry Psychiatric Epidemiology, 2007, vol. 42, 2, 125 - 130. Veldhuizen, R. van. (2007). FACT: A Dutch Version of ACT. Community Mental Health Journal, Vol. 43, No. 4, August. Bond, G., & Drake, R. (2007). Should we adopt the Dutch Version of ACT? Commentary on ‗FACT:A Dutch Version of ACT‘. Community Mental Health Journal, Vol. 43, No. 4, August. Veldhuizen, R. van (2010). Drietrapswerkwijze in teams veelbelovend. Gepubliceerd op www.zorgvisie.nl, 16 april 2010. FACT is als best practice opgenomen in een update van de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie van GGZ Nederland. Inmiddels groeit de internationale interesse naar FACT. FACT is in GGZ Noord Holland Noord ontwikkeld. Het heeft zich de laatste jaren snel uitgebreid. FACT begon in de meer kleinstedelijke gebieden, maar wordt inmiddels ook in grote steden ingezet. In
142
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
Limburg bleek uit onderzoek dat werken met het FACT-model de kans op remissie groter maakt. Met andere woorden: patiënten hadden minder symptomen. Inmiddels zijn er in Nederland ruim 75 FACT-teams actief. Deze FACT-teams kan je vinden via de (F)ACT-kaart op de website van www.ccaf.nl. GGZ Noord-Holland-Noord heeft een eigen website over FACT: www.fact.nl. -
143
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
Familiebeleid ABC
Als familie te maken krijgt met een kind, broer of zus met een kwetsbaarheid voor psychoses, heeft dat veel invloed op hun leven. Betrokkenen hebben behoefte aan informatie en willen een rol spelen bij het herstel van hun naaste. ABC vindt het heel belangrijk om familie – veelal ouders - al vanaf het eerste moment dat hun kind in behandeling komt bij ABC bij de zorg te betrekken. Uit onderzoek komt ook naar voren dat de samenwerking tussen hulpverleners en familie de prognose van de patiënten verbetert. Familie levert daarmee een belangrijk aandeel in de behandeling en rehabilitatie van hun naaste. Altrecht ABC won in 2009 de Ypsilon Familiester, een publieksprijs voor familiebeleid in de GGZ. ABC streeft naar een zo groot mogelijk behoud of herstel van deelname aan de samenleving van de jongere via opleiding, werk, wonen en sociale contacten. Daarnaast richt ABC zich op het zoveel mogelijk terugdringen van de psychotische symptomen. Uitgangspunt is de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie. De Individuele Rehabilitatiebenadering (IRB) vormt de leidraad in de samenwerking met cliënten. Leren en werken hebben voor deze doelgroep een extra accent. Rehabilitatie en behandeling vinden zowel klinisch als ambulant plaats en omvatten zowel individuele als groepsactiviteiten. Beoogd wordt de cliënten te begeleiden naar een zo zelfstandig mogelijk leven. Daartoe is 7 x 24 uur hulpverlening aanwezig. Het team van ABC wil een zo normaal mogelijk milieu realiseren, hospitalisatie voorkomen en maatschappelijke integratie bevorderen. ABC biedt rehabilitatie en behandeling aan jongeren tot 28 jaar in de regio Midden-Westelijk Utrecht maar ook daarbuiten, met een psychotische kwetsbaarheid. Ook cliënten bij wie de psychotische kwetsbaarheid niet op de voorgrond staat maar bij wie wel sprake is van ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren, kunnen van ABC gebruik maken (b.v. met op de voorgrond verslaving, een ontwikkelings- of een persoonlijkheidsstoornis). Het ABC-project heeft richtlijnen vastgesteld over de wijze waarop de hulpverleners van Altrecht met familie omgaan en hen betrekken bij de behandeling. ABC nodigt familieleden uit vanaf het eerste gesprek partner in de behandeling te zijn. Zij helpen het verhaal van de patiënt compleet te maken. De familie wordt vervolgens betrokken bij het behandelplan. Hierin wordt verwoord welk aanbod de familie in de behandeling krijgt en met welk doel. Ook bij de evaluatie wordt de familie betrokken. Samenwerken met de familie wordt als essentieel gezien. Behandelaar en familie vullen elkaar aan en hebben elkaar ook nodig. Als behandelaar voel je je minder machteloos als de familie erbij is. En familie heeft behoefte aan informatie en wil een rol spelen bij het herstel van hun dierbare. ABC biedt drie keer per jaar psycho-educatie voor directbetrokkenen, daarnaast training van communicatievaardigheden, begeleiding bij uitbreiding sociaal
144
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
netwerk en steun. ABC hoopt hiermee te bereiken dat de belasting ten gevolge van de ziekte voor de familie zo klein mogelijk is en dat familie hun dagelijks leven zo normaal mogelijk voort kan zetten. Thuiscoaching of extra familiegesprekken zijn ook mogelijk om op specifieke vragen van de familie in te gaan. Steeds wordt in samenspraak besloten wie aan het gesprek deelneemt. Het komt voor dat een patiënt per se niet wil dat de familie over details van de behandeling wordt geïnformeerd, dat wordt gerespecteerd. ABC kan wel informatie van de familie aanhoren en zal dit aan de patiënt mededelen. ABC ziet dit als een tijdelijke situatie, zonder familie is behandeling immers niet goed mogelijk. In bijna alle gevallen lukt het om samen in gesprek te komen, hoewel het soms enige tijd kan duren. Driemaal per jaar organiseert ABC een familieavond over een specifiek thema, bijvoorbeeld verslaving, financiën, loslaten, rehabilitatie of beschermende woonvormen. Daarbij worden soms deskundigen van buiten ABC uitgenodigd. Voor broers- en zussen organiseert ABC geregeld een zaterdag. Hun relatie tot hun broer of zus is anders dan die van ouders en vraagt een andere benadering. Groepsfamiliebegeleiding is een training voor een aantal gezinnen tegelijk, waarin ook de patiënten meedoen. De Amerikaanse professor McFarlane, heeft de methode ontwikkeld om met groepen familie samen te werken. In Amerika en Scandinavië is deze ‗multi family treatment‘ al zeer effectief gebleken. Ingeborg Siteur heeft zich de methode eigen gemaakt en sinds 2008 biedt zij deze groepsbegeleiding aan in ABC Altrecht. Vrijwel alle ervaringen van familie en naastbetrokkenen met deze afdeling waren uiterst positief. In de reacties vallen opmerkingen te noteren als 'De familie wordt altijd betrokken: bij intake en aanwezig bij elke behandelplanbespreking' en 'als ouders zijn we intensief bij de begeleiding betrokken'. Het familiebeleid is bij ABC vanaf het begin ingebed in de organisatie, waardoor het lastig is de succesfactoren te definiëren. Wat belangrijk lijkt is de weerstand die hulpverleners kunnen hebben om de familie meer te betrekken bij de behandeling te ondervangen. Dit kan volgens Tom van Wel, behandelaar bij ABC, door aan te tonen dat er veel evidentie is om de familie te betrekken bij de behandeling. Succesfactoren die hebben bijgedragen aan het goede familiebeleid zijn een gezamenlijke visie op familieparticipatie dat gezien wordt als een taak van alle hulpverleners, doorlopende deskundigheidsbevordering in de praktijk, en een enthousiasmerende manager die de visie uitdraagt en een voorbeeld stelt voor andere medewerkers. Altrecht is momenteel bezig een training te ontwikkelen voor basisvaardigheden in de omgang met familie/mantelzorgers. Via Kenniscentrum Phrenos wordt een cursus in de groepsfamiliebegeleiding aangeboden door Ingeborg Siteur, psychiater bij Altrecht, afdeling ABC. Zij is door McFarlane gecertificeerd in deze methode. McFarlane, W.R. (2002). Multifamily Groups in the treatment of severe psychiatric disorders. New York: The Guilford Press. Het Centrum Preventie en Kortdurende Interventies en het Centrum Jeugd van het Trimbos-instituut (www.lsp-preventie.nl) biedt draaiboeken en trainingen aan voor cursusleiders van
145
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
psycho-educatiegroepen voor familieleden en directbetrokkenen van mensen met schizofrenie en andere stoornissen. Ria Kragt (2010). Minder machteloos met de familie erbij. Ypsilon nieuws, JRG 26, NR 4, 4-7. Mc Farlane, W.R. Multifamily Groups in the Treatment of Severe Psychiatric Disorders. Guilford Press, New York 2002. ISBN 157230-743-9. Bepaalde componenten van het familieaanbod van het ABC huis zijn ontwikkeld in het buitenland. De groepsfamiliebegeleiding is bijvoorbeeld ontwikkeld door McFarlane in de Verenigde Staten. ABC Altrecht De groepsfamiliebegeleiding wordt inmiddels ook bij ander GGZ instelling uitgevoerd, zoals bv. bij Rivierduinen. De instellingen die genomineerd werden voor de Ypsilon familiester 2010, waren het vijfde wijkteam van GGZ Noord-Holland Noord, de Zorglijn Vroege Psychose van het AMC en de (winnende) Zorglijn psychotische stoornissen van het UMC Utrecht. De publieksprijs van Ypsilon is een positieve impuls voor het stimuleren van goed familiebeleid. Het richt zich vooral op de instellingen die het al goed doen, in de hoop dat andere instellingen hun voorbeeld zullen volgen. Op de volgende site zijn enkele reacties van familie over het familiebeleid van ABC te lezen: http://www.familiester.nl/rapport2009/ronde2.html
146
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
Resultaten
Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB)
De Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) gaat ervan uit dat ook mensen met ernstige psychische problemen wensen en doelen hebben over hun rolfunctioneren op verschillende levensgebieden, en dat mensen deze wensen en doelen kunnen verwezenlijken door gebruik te maken van hun sterke kanten, gerichte vaardigheidsontwikkeling en hulpbronnen vanuit de omgeving. De IRB is een rehabilitatiestroming die als missie heeft om mensen met ernstige langdurige beperkingen beter te helpen functioneren, zodat ze met succes en tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en sociale contacten hebben in de omgeving van hun keuze met zo min mogelijk professionele hulp. Anders dan de SRH gaat de IRB uit van de opvatting dat rehabilitatie op specifieke componenten van gezondheid gericht is. De IRB is specifiek gericht op het vergroten van de activiteiten en de participatie van cliënten door middel van rolherstel. De IRB is een hulpverleningsvorm die zich richt op mensen met ernstige, langdurige beperkingen. Veel van de inzichten waarop IRB is gebaseerd zijn afkomstig van kennis over rehabilitatie van mensen met een lichamelijke beperking. De IRB wordt gebruikt bij mensen met fysieke, verstandelijke en psychische beperkingen, bijvoorbeeld bij mensen met niet-aangeboren hersenletsel, (getraumatiseerde) vluchtelingen, dak- en thuislozen, mensen met verslaving en mensen met een forensisch psychiatrische achtergrond. Ook het zo lang mogelijk zelfstandig blijven van ouderen is een belangrijke nieuwe aandachtsgebied. Om cliënten te helpen hun persoonlijke doelen te verkennen, te kiezen, te verkrijgen en te behouden (dit zijn de fasen van een rehabilitatieproces), gebruikt de hulpverlener de modules om de cliënt te ondersteunen bij de fase waarin hij verkeert. De modules zijn gericht op rolherstel op een viertal rehabilitatiedomeinen: wonen, werken/dagbesteding/vrije tijd, leren, en sociale contacten. De techniek van de IRB, wordt aangeduid als ‗modules‘. De IRB-modules zijn: Het scheppen van een band Doelvaardigheid beoordelen, bespreken en ontwikkelen Het stellen van een rehabilitatiedoel Functionele diagnostiek Hulpbronnendiagnostiek Vaardigheidsles en –stappenplantoepassing Hulpbronnen creëren, verkrijgen en gebruiken Er zijn inmiddels verschillende studies gedaan naar de effectiviteit van de IRB-methode. Uit deze studies blijkt dat cliënten die IRBbegeleiding krijgen er vaker in slagen om hun doelen te behalen dan andere cliënten. Cliënten die hun rehabilitatiedoelen bereiken, ervaren ook een hogere kwaliteit van leven (Swildens, Van Keijzerswaard en Valekamp, 2001).
147
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context
Werken met de IRB vereist veelal een cultuuromslag in organisaties. Het daadwerkelijk aansluiten bij het zo goed mogelijk ondersteunen van wensen en doelen van cliënten impliceert niet alleen training, supervisie en monitoring van medewerkers in het primaire proces, het gaat evenzeer om het herzien van het primaire proces zelf, het betrekken van cliënten, en de organisatie van de zorg in zijn algemeenheid. Korevaar, L en J Dröes (red). Handboek Rehabilitatie voor zorg en welzijn. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2008. Dit handboek is een studieboek en heeft als doel het ondersteunen van studenten/lezers bij het zelfstandig gestalte geven aan de uitvoering van rehabilitatie-activiteiten met individuele cliënten. In het boek wordt specifieke aandacht gegeven aan de IRB. Swildens, W, J.T., Van Busschbach, H. Michon & H. Kroon (2007) Individuele rehabilitatiebenadering (IRB) bij ernstige psychiatrische stoornissen: effect op rehabilitatiedoelen en kwaliteit van leven. Een wens in vervulling. Brochure met informatie over de IRB en de resultaten. De brochure kan worden gedownload via www.rehabilitatie92.nl Stichting Rehabilitatie ‘92 (www.rehabilitatie92.nl) is een landelijk opererend bij- en nascholingsinstituut dat zich bezig houdt met het verzorgen van trainingen en consultatie op het gebied van Rehabilitatie. Middels het aanbieden van een uitgebreid scholingsprogramma, voornamelijk gericht op hulpverleners, tracht Rehabilitatie '92 de IRB, vertaald naar de Nederlandse praktijk, te introduceren en te implementeren in de Nederlandse (GGZ-)instellingen. Naast het verzorgen van trainingen houdt Rehabilitatie '92 zich actief bezig met de organisatie van landelijke rehabilitatiedagen, deelname aan congressen, publicatie van artikelen en samenwerking met aanverwante sectoren. Anthony, W.A., Cohen, M., & Farkas, M. (1990). Psychiatric Rehabilitation. Bosten, Boston University. Anthony, W.A., Cohen, M., & Farkas, M. (1999). The Future of Psychiatric Rehabilitation. International Journal of Mental Health, kg. 28, nr. 1, p 48-68. IRB-onderzoeksgroep (2008). Een wens in vervulling: informatie over de individuele rehabilitatiebenadering en de resultaten. Een uitgave van de IRB-onderzoeksgroep met ondersteuning van ZonMw. Utrecht: Altrecht, RGOc en Trimbos-instituut. Busschbach . J. van & D. Wiersma (1999). Behoefte, zorg en rehabilitatie in de chronische psychiatrie. Groningen: Stichting Lentis en Rijksuniversiteit Groningen. Swildens. W., A. van Keijzerswaard & M. Valekamp (2001). Rehabilitatie: hoe langer hoe beter. Onderzoek naar individuele rehabilitatie in de psychiatrie. Utrecht: SWP . De individuele rehabilitatiebenadering (IRB) is de Nederlandse bewerking van de rehabilitatie benadering die ontwikkeld is door het Center for Psychiatric Rehabilitation van de universiteit van Boston (VS), onder de noemer 'Psychiatric Rehabilitation' (Anthony, Cohen en
148
Farkas, 1990). Ontwikkelaar Uitgevoerd bij Bijzonderheden
De IRB is ontwikkeld door het Center for Psychiatric Rehabilitation van de universiteit van Boston en is in 1992 in Nederland geïntroduceerd door de Stichting Rehabilitatie ‘92. De IRB wordt op dit moment in Nederland op brede schaal in praktijk gebracht. -
149
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Triadekaart (Ypsilon)
Mensen met een psychotische kwetsbaarheid hebben vaak intensief contact met hun familie. Dit contact is duurzaam, in tegenstelling tot veel hulpverleningscontacten. Als familieleden weten wat ze te doen staat, kunnen zij de gevolgen van de ziekte verkleinen. Een goede ‗triade‘, waarin behandelaar, patiënt en familie samenwerken, levert de beste zorg. Vaak zijn afspraken vastgelegd in een behandelplan, een zorgplan, een signaleringsplan of een crisiskaart. Maar de rol van de familie of andere naastbetrokkenen blijft daarin veelal onbesproken. De Triadekaart is een hulpmiddel om hun inbreng zo concreet mogelijk vast te leggen. Doel van de kaart is de zorg voor mensen met een psychotische kwetsbaarheid te optimaliseren door het aandeel van familieleden en andere naasten duidelijk te maken en vast te leggen. Dit draagt tevens bij aan de emancipatie van familieleden en kan ondersteuning geven bij vormgeven van het familiebeleid binnen de instelling. De Triadekaart is bedoeld als hulpmiddel voor cliënten met een psychotische kwetsbaarheid, hun familieleden en/of naastbetrokkenen en betrokken hulpverleners. In de zorg voor iemand met een psychotische kwetsbaarheid lopen mensen vaak vast op dezelfde vraag: Hoe zorgen we ervoor dat de naaste een passende rol speelt in de zorg zonder dat de cliënt/bewoner het gevoel heeft dat hij buitenspel wordt gezet en de hulpverlener weet wat hij van de naastbetrokkene kan vragen en wat niet. Op die vraag biedt de Triadekaart een antwoord. Met de kaart slaat u vijf vliegen in één klap. De Triadekaart: is een kapstok om met elkaar in gesprek te komen maakt concreet wat naastbetrokkenen wel én niet aan de zorg bijdragen maakt duidelijk welke ondersteuning zij daarbij zelf nodig hebben signaleert taken die blijven ‗hangen‘ geeft door de tijd heen een beeld van het verloop. Veel instellingen werken met een signaleringsplan en/of met een crisiskaart. De Triadekaart sluit hierop aan. In grove lijnen geven het signaleringsplan en de crisiskaart aan wat er moet gebeuren als het mis gaat en vertelt de Triadekaart wat er moet gebeuren om het goed te laten gaan. De Triadekaart zelf bestaat uit een uitgebreide lijst met taken. Daarop kunnen familieleden, de cliënt en de hulpverleners aankruisen wat ze met elkaar willen bespreken. Ook is er op de kaart ruimte om vervolgafspraken op te schrijven. Op die manier is de Triadekaart een hulpmiddel om taken te verdelen. De invoering van de Triadekaart gaat stapsgewijs. Ypsilon werkt toe naar certificering, maar heeft daarvoor het afgelopen jaar een servicepakket met aanvullende faciliteiten ontwikkeld. Instellingen
150
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
kunnen daarom desgewenst al wel van start. Er zijn 3 snelheden van invoering, elk met eigen voorwaarden die beschreven staan op de site www.triadekaart.nl. Uit het onderzoeksrapport ‗Betrokkenheid in kaart gebracht‘ (zie materialen en links) kwam naar voren dat bij een goede inbedding de triadekaart een goed instrument is om naasten uit te nodigen hun zorgen te delen en een goede samenwerking op te bouwen. Er waren echter nog aanpassingen nodig, zowel waar het de kaart zelf, als waar de procedures en andere aspecten van de inbedding binnen de hulpverlening betreft. Deze aanpassingen zijn inmiddels stapsgewijs (na de eerste pilot, na de tweede en in het introductiejaar) doorgevoerd. Uit het onderzoek naar de implementatie van Triadekaart blijkt dat het niet overal eenvoudig is om de kaart in de dagelijkse routine op te nemen. Binnen de teams moet er aansporing zijn en overleg over een goede manier om de kaart te introduceren bij cliënten en naasten en ook moeten er afspraken zijn over verslaglegging en vervolgafspraken. Ypsilon ziet hierop toe door afspraken te maken over de snelheid van de invoering en het begeleidingstraject. www.triadekaart.nl (Een voorbeeld van de definitieve versie 3.0 van de Triadekaart is als pdf-bestand te downloaden via de website). www.ypsilon.org Onderzoeksrapport (beschikbaar in pdf via www.triadekaart.nl) over de Triadekaart: ‗Betrokkenheid in kaart gebracht‘, door dr. Jooske van Busschbach, drs. Kerstin Wolters en drs. Hannie Boumans (2009). Ypsilon, vereniging van familieleden en betrokkenen van mensen met schizofrenie of een psychose. Organisaties waar de Triadekaart bij 1 team of afdeling is uitgezet en daar actief aan naastbetrokkenen aangeboden: Eleos (Bij 2 beschermende woonvormen: Toevlucht in Wemeldinge en Koriander in Kampen), GGZ Friesland (Bij het VIPP-team), Zeeuwse Gronden (Pilot op 1 woonlocatie: Klaassenstraat), GGZ InGeest (Circuit Langdurende zorg Zuid Kennemerland: afd. Westerbos), Symfora (Afdeling Amergaard), GGZ regio Breda, onderdeel GGZ Breburg (Behandelcentrum Kliniek van de Zorggroep Psychose & Autisme Breda), Mediant (Locatie Helmerzijde), RIAGG Amersfoort en Omstreken (Afdeling Volwassenen). Bij deze instellingen wordt de kaart tot speerpunt van familiebeleid gemaakt: Emergis (Binnen de sector Langdurige Zorg en Wonen (LZW), te beginnen met Beschermd Wonen Goed en 1 klinische afdeling (afd. 20-23), Lentis/Linis (Winschoten: FACT en de psychose afdeling van de kliniek; Groningen: Psychose afdeling van de kliniek; Zuidlaren: Afdeling Langdurige Rehabilitatie GGZ Haagstreek (binnen alle circuits), GGZ Noord-Holland-Noord (Wijkteam Ypestein Heiloo; wijkteam Den Helder-Julianadorp; BW Moutmolen Heerhugowaard; vijfde wijkteam Alkmaar). -
151
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel Doelgroep
Aanpak (en planning)
Resultaten
Individual Placement and Support (IPS)
Veel mensen met ernstige psychische aandoeningen willen werken, maar velen van hen slagen er niet in om de juiste baan of werkomgeving te vinden. In de praktijk blijft een baan voor cliënten vaak beperkt tot beschutte werkplaatsen of een werkomgeving met uitsluitend functies voor mensen met een beperking. Rond de 10% van deze groep cliënten heeft een betaalde baan. Onderzoek wijst echter uit dat cliënten niet alleen willen, maar ook kúnnen werken in een reguliere werkomgeving. Individual Placement and Support (IPS) is een uit de Verenigde Staten afkomstig programma om mensen te begeleiden en ondersteunen bij het vinden en behouden van een reguliere betaalde baan. De begrippen Supported Employment (SE) en IPS worden vaak naast elkaar gebruikt. In feite is IPS de standaardisatie van Supported Employment ten behoeve van voornoemde doelgroep. De overheersende filosofie van IPS is dat ieder mens met een beperking in staat is om gewoon betaald werk te verrichten. Bij IPS worden mensen zo lang als nodig ondersteund bij het vinden én behouden van banen die passen bij hun persoonlijke interesses en kwaliteiten . Het doel van IPS is om mensen uit de doelgroep te helpen bij het vinden en behouden van regulier betaald werk. IPS is bedoeld voor mensen met ernstige, langdurige, psychische aandoeningen die cliënt zijn van de GGZ. In de praktijk wordt IPS vooral aangeboden aan cliënten van ambulante ggz-teams, zoals zorgcoördinatieteam, casemanagementteams en (F)ACT team. Het IPS-model kent zes hoofdkenmerken: 1. Betaald werk als het centrale doel. Een ggz-instelling die IPS aanbiedt, ziet betaald werk als een wenselijk en haalbaar doel voor mensen met ernstige psychische beperkingen. 2. Snel zoeken naar een baan. De IPS-aanbieder helpt cliënten zo snel en gericht mogelijk bij het zoeken van betaald werk. 3. De voorkeuren van de cliënt centraal stellen. Stafleden en cliënten zoeken samen naar een arbeidsplaats die aansluit op de wensen en mogelijkheden van de cliënt. 4. Ondersteunen op lange termijn. Cliënten, maar ook personen uit hun werkomgeving, krijgen ondersteuning zolang zij daaraan behoefte hebben, zo nodig vele jaren achtereen. 5. Doorlopend arbeidsmogelijkheden inschatten. Gedurende het hele traject wordt herhaaldelijk nagegaan welke werkzaamheden voor de cliënt het meest geschikt zijn. 6. Integreren met ggz-hulp. De trajectbegeleider maakt deel uit van een ambulant ggz-team dat multidisciplinair is samengesteld. In de VS hebben vele onderzoeken de effectiviteit van IPS aangetoond en behoort IPS tot de evidence-based interventies voor mensen met ernstige psychische stoornissen. In Nederland is een start gemaakt met onderzoek naar implementatie en evaluatie van IPS. Onderzoek pleit voor een modelgetrouwe uitvoering van IPS. Daartoe is de IPS fidelity scale ontwikkeld. Daarnaast kunnen
152
Kritische succesfactoren
resultaten/uitkomstmaten op het gebied van betaald werk, arbeidstevredenheid en andere gebieden (zoals bijvoorbeeld globaal functioneren, zelfachting en kwaliteit van leven) met verschillende vragenlijsten worden onderzocht. Trimbos-instituut en Kenniscentrum Phrenos werken samen aan de ontwikkeling van een IPS monitor . Voor een succesvolle taakuitoefening van de IPS-trajectbegeleider zijn niet alleen instrumentele kennis en interpersoonlijke vaardigheden van belang, maar ook een geloof in de mogelijkheden en kwaliteiten van mensen met een psychische aandoening, ook als het (schijnbaar) tegenzit (Lochy et al., 2008). De ervaring leert dat er ten minste een jaar nodig is om een volwassen IPS-praktijk tot stand te brengen. In dat tijdsbestek is het mogelijk om de zorgverlening te herstructureren, stafleden grondig te trainen en belemmeringen en weerstanden weg te werken.
Materialen en links
D. Verhoeven, Weeghel, J. van, Meer, F. van der., Henkes, H. (2005). De kloof tussen wens en werkelijkheid. Reïntegratie, jan/febr, 8-11. Lochy, R, Weeghel, J. van, & Hasker, J. (2008). Individual placement and support (IPS): hoe doe je dat? Bond, G.R. (1998). Principles of the Individual Placement and Support model: empirical support. Psychiatric Rehabilitation Journal, 22, 11-23. Michon, H., J. van Weeghel (2001). Individuele begeleiding maakt arbeidsrehabilitatie van mensen met ernstige psychische problemen effectiever. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 56, 57-58. Weeghel, J, Mischon, H., Kroon, H. (2002). Arbeidsrehabilitatie vanuit een GGZ-team. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 57, 936-949. Kenniscentrum Phrenos kan ondersteuning bieden bij de implementatie en borging van IPS binnen uw instelling. www.kenniscentrumphrenos.nl
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Nicole van Erp, Femke Giesen. Lonneke van Leeuwen, Jaap van Weeghel en m.m.v. Hans Kroon en Harry Michon (2005). Onderzoeksverslag: Implementatie van Individual Placement and Support (IPS) in Nederland. Trimbos instituut, Utrecht. Giesen, F., Erp, N. van, Weeghel, J., Michon, H., & Kroon, H. (2007). De implementatie van Individual Placement and Support in Nederland. Tijdschrift voor psychiatrie, 49, 611-621. Bond, G.R., Becker, D.R., Drake, R.E., e.a. (2001). Implementing supported employment as an evicence-based practice. Psychiatric Services, 52, 313-322.
Internationale context
In de VS hebben vele onderzoeken de effectiviteit van IPS aangetoond en behoort IPS tot de evidence-based interventies voor mensen met ernstige psychische stoornissen .
Ontwikkelaar
Het IPS-model is in New Hampshire ontwikkeld door Deborah Becker en Robert Drake (Becker & Drake, 1993 en 1994).
153
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
IPS is in 2002 in Nederland geïntroduceerd. Groningen was één van de eerste regio's die IPS in praktijk bracht. Verder heeft het Trimbosinstituut van 2003 tot 2005 een implementatiestudie uitgevoerd in vier regio's (Den Haag, Eindhoven, Groningen en Utrecht). Op het moment hebben veel ggz-instellingen plannen met IPS of is men bezig IPS in te voeren. Onderlinge ontmoeting van instellingen is mogelijk onder andere via het IPS platform georganiseerd door Kenniscentrum Phrenos.
154
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Erkenning van Verworven Competenties (EVC) voor vrijwilligers (MOVISIE)
In Nederland zijn vier miljoen vrijwilligers actief. De inzet van deze vrijwilligers is belangrijk voor onze samenleving, maar vaak ook voor de vrijwilligers zelf. Vrijwilligerswerk biedt sociale contacten en waardering en is een goede maatschappelijke leerplek. Er is behoefte aan meer mogelijkheden om de competenties die vrijwilligers in hun vrijwilligerswerk ontwikkelen in beeld te brengen en te erkennen. Dit geldt met name voor kwetsbare groepen die als onderdeel van hun proces van empowerment of activering vrijwilligerswerk doen. EVC staat voor Erkenning Verworven Competenties. Via een EVCprocedure kunnen vrijwilligers hun talenten en vaardigheden, opgedaan in de dagelijkse (werk)omgeving, in kaart brengen en deze laten vastleggen door een externe beoordelaar in een ervaringscertificaat. Doel van de EVC-procedure voor vrijwilligers is dat vrijwilligers inzicht in en erkenning krijgen voor de competenties die ze in allerlei omgevingen hebben opgedaan. Dit leidt tot vergroting van het zelfvertrouwen en stimuleert de verdere ontwikkeling van de vrijwilligers. Nevendoelen van de EVC-procedure voor vrijwilligers zijn het bijdragen aan werving en behoud van vrijwilligers en het bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het vrijwilligerswerk door vergroting van de deskundigheid van vrijwilligers. De methode is gericht op alle vrijwilligers die competenties opgedaan in vrijwilligerswerk zichtbaar willen maken, met de focus op vrijwilligers die zich verder willen ontplooien. De vrijwilliger doorloopt de EVC procedure met behulp van een begeleider uit de (vrijwilligers)organisatie. De begeleider helpt bij het verwoorden van competenties en geeft advies en tips bij het verzamelen van bewijzen. Er is ook een onafhankelijke beoordelaar nodig. Hij/zij mag de vrijwilliger niet kennen en is bij voorkeur niet aan de (vrijwilligers)organisatie verbonden. Globaal doorloopt de EVC-procedure vier stappen: 1. Kennismaking en introductie op initiatief van de begeleider. 2. Herkennen van competenties door verzamelen van bewijzen en via zelfbeoordeling. De vrijwilliger doet dit zelf met ondersteuning van de begeleider. 3. Beoordeling van verzamelde bewijzen door de beoordelaar. 4. Bespreking van de beoordeling, P.O.P. (Persoonlijk Ontwikkel Plan) en uitreiking bewijs van deelname door begeleider in een eindgesprek. Vrijwilligers die meedoen aan de EVC-procedure ontvangen aan het eind een bewijs van deelname met daarop een variërend aantal competenties. Voor de vrijwilligerssector zijn twaalf algemene competenties benoemd. Voor het EVC-certificaat hoeven niet alle competenties bewezen te zijn. Alleen die competenties die de vrijwilliger heeft, worden in het portfolio en op het certificaat opgenomen. De competenties zijn: systematisch werken, betrouwbaarheid tonen, omgaan met tijd en tempo, problemen
155
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
oplossen, communiceren, veilig en gezond te werk gaan, toepassen taal en rekenen, samenwerken, bijdragen aan goede werkrelaties, incasseren, presentatie en al doende leren. Er zijn nog geen onderzoeksresultaten beschikbaar over de effectiviteit van de EVC methode gericht op vrijwilligers. Het Trimbos-instituut en MOVISIE voeren op het moment onderzoek uit naar de effectiviteit van EVC. Er wordt bijvoorbeeld onderzocht of deelname aan EVC leidt tot meer empowerment en of EVC de arbeidsmogelijkheden vergroot van de vrijwilliger. Ook wordt gekeken naar wat de meerwaarde is voor de organisatie die EVC toepast. Een belangrijke succesfactor is het vooraf expliciet maken van de verwachtingen over tijdsinvestering en opbrengsten en het afwegen of deze tijd beschikbaar is. Met name zelfstandigheid en motivatie zijn factoren die de benodigde begeleidingstijd bepalen.Voldoende taalvaardigheid bij de vrijwilligers om de procedure te begrijpen is tevens als belangrijke factor aangegeven in alle drie de publicaties (zie referenties betreft evaluatie onderzoek). Bron: C. Brink (2010). Methodebeschrijving EVC-procedure Algemene vrijwilligerscompetenties. Movisie, Utrecht. C. Brink (2010). Methodebeschrijving EVC-procedure Algemene vrijwilligerscompetenties. Movisie, Utrecht. Zie ook de databank effectieve sociale interventies van Movisie (www.movisie.nl) De EVC-procedure Algemene Vrijwilligerscompetenties bestaat uit een portfolio voor de vrijwilliger en drie handleidingen: één voor de begeleider, de beoordelaar en de organisatie. Naast het algemene profiel van de vrijwilliger zijn bovendien drie functiespecifieke profielen gemaakt: regioconsulent, activiteitenbegeleider en voorlichter. De materialen zijn te downloaden op www.movisie.nl/erkenningverworvencompetenties. MOVISIE geeft een training voor begeleiders van vrijwilligers in EVC-trajecten. In deze training van twee dagen leren de deelnemers hun vrijwilligers te begeleiden in het toepassen van de EVC-methode en de resultaten te verspreiden binnen hun organisatie. Zie www.movisie.nl/trainingen. http://www.kenniscentrumevc.nl/ Er heeft nog weinig evaluatieonderzoek naar EVC voor vrijwilligers plaatsgevonden. In de hieronder beschreven literatuur worden de praktijkervaringen van begeleiders en verkennend onderzoek beschreven. Eindrapportage EVC voor het herkennen en erkennen van Algemene Vrijwilligerscompetenties, in 2005 geschreven en uitgegeven door IVIO-opleiding en didactiek. EVC geprofileerd. Een inventarisatie van EVC in de praktijk, geschreven door D. den Hollander & M. Baan en in 2008 uitgegeven door MOVISIE. EVC. De competente vrijwilliger. Project in vier moedercentra in Zuid-Holland, in 2008 geschreven en uitgegeven door PJ Partners Rotterdam. Marjet van Houten en Els Hofman. MOVISIE. In 2008 en 2009 is EVC voor vrijwilligers in het kader van een
156
Bijzonderheden
pilotproject succesvol ingevoerd in drie instellingen voor maatschappelijke opvang. In het kader van het onderzoek van het Trimbos-instituut en MOVISIE naar de effectiviteit van EVC worden momenteel organisaties die (vrijwilligers)werk bieden aan mensen die doorgaans niet of met moeite een baan verwerven in het gebruikelijke arbeidsproces, uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. -
157
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Separeervrij handelen (Gelderse Roos)
Instellingen in Nederland maken relatief veel gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen. Vooral het aantal separaties binnen de GGZ ligt veel hoger dan in andere West - Europese landen. Aansluitend op ontwikkelingen in Nederland gericht op het verminderen van het gebruik van separeercellen werd er binnen de Gelderse Roos in de periode 2002 -2005 een project gestart met als doelstelling te komen tot een separeervrije opname-unit binnen de locatie Tiel. Na een periode van 3 jaar bleek binnen deze opnameafdeling het separeren tot een minimum terug gedrongen. Na het bereiken van dit succesvolle resultaat werd in 2006 besloten tot de uitrol van deze visie en werkwijze binnen de gehele Gelderse Roos. Het voorkómen of terugbrengen van het aantal incidenten heeft tot gevolg dat er minder inhumane dwangbehandelingen (met name langdurende separaties) toegepast hoeven te worden. Het project komt ten goede aan de zorg voor psychiatrische cliënten in de gesloten afdelingen van de GGZ. Door passende alternatieven voor separatie te geven wordt eenzame opsluiting (en de daarmee samenhangende traumatische ervaring) zo veel mogelijk voorkomen. Er is meer oog voor de behandeling, het welzijn en de veiligheid van de cliënt en zijn of haar omgeving. De doelstelling voor de locatie Tiel (onderdeel van de Gelderse Roos) voor de Periode 2002 -2005 is: Ontwikkel een opname-unit, waar het zoeken naar en werken aan alternatieven ter voorkoming van dwang en drang maatregelen centraal staan en er specifiek aandacht wordt geschonken aan het voorkomen van separeren. Het eindresultaat dient binnen een periode van 3 jaar een separeervrije opname-unit te zijn, waarbij het gebruik van de overige dwang en drang maatregelen met 50% is afgenomen ten opzichte van vergelijkbare opname-units. Voorwaarden zijn dat: De veiligheid voor de patiënt, zijn omgeving en de medewerkers gewaarborgd blijft. Er geen verschuiving van deze problematiek plaatsvindt naar ander afdelingen, instellingen of zorgpartners. Tevredenheid over de behandeling van de patiënt en zijn/haar familie dient toe te nemen. Er binnen de kaders van de BOPZ gewerkt wordt. De doelstelling van de Gelderse Roos voor de periode 2006 -2010 is: Het totale aantal gesepareerde patiënten neemt jaarlijks met minimaal 20% af, waarbij ook fixatie en andere vormen van dwang afnemen. Minimaal de helft van de conventionele separeerkamers en afzonderingsruimtes zijn gesloten.
158
Doelgroep Aanpak (en planning) Periode 2002-2005
Hiervoor in de plaats worden intensive care units gecreëerd (door aanpassing van de betreffende gebouwen en zorgdragend voor een patiëntvriendelijke inrichting). Psychiatrische cliënten in de gesloten afdelingen van de GGZ. Periode 2002 -2005: Het projectplan 'Separeervrij behandelen' richtte zich op het vormen van een team dat professionele en verantwoorde zorg zou bieden op basis van 'best practices' en intensief collegiaal multidisciplinair overleg. Gedurende het project werden o.a. gezamenlijke teamdagen georganiseerd gericht op een eenduidige zorgvisie, intervisie en het volgen van scholing en training, welke ertoe hebben bijgedragen dat een team ontstond dat inhoudelijk goed op elkaar was ingewerkt en samenwerkte. Het volledige team volgde een driedaagse training gericht op het voorkomen van agressie waarbij het accent op de preventie van agressie en het behoud van contact met de patiënt lag. Na de basiscursus vond gedurende een half jaar een dag per week jobcoaching plaats door de trainers. Om het collectieve professioneel handelen, gericht op conflicthantering en agressiereductie, te ondersteunen, te expliciteren en te verbeteren, zijn er vanaf het begin wekelijkse multidisciplinaire intervisiebesprekingen gehouden. Tevens werden er concrete afspraken gemaakt over hoe het 'proactief handelen' op de werkvloer gestalte moest krijgen. Voorbeelden hiervan zijn o.a. het frequenter aanbieden van contact, meer gericht zijn op het individu en zijn specifieke mogelijkheden, het betrekken van familie en naasten en het verbeteren van de samenwerking met ambulante zorg zodat meer afstemming rondom opname en behandeling werd bereikt. Daarnaast werd er meer aandacht besteed aan de inzet van non-verbale therapieën gericht op ontspanning en agressieregulatie, werd er vaker gebruik gemaakt van sport en spel en is er meer tijd genomen voor multidisciplinaire afstemming rondom complexe casuïstiek. Deze concreet gemaakte afspraken werden op papier gezet en hebben tot aantoonbare veranderingen op de afdeling geleid. Aan het einde van deze projectperiode werden bouwkundige aanpassingen ingezet welke ondersteunend waren naar de werkwijze. De verpleegpost werd afgebroken aansluitend bij het uitgangspunt frequent en laagdrempelig aanbieden van contact. Daarnaast werd de separeerruimte omgebouwd tot intensive care unit. Binnen deze ruimte werd de mogelijkheid geschapen om maximaal één patiënt een op een begeleiding aan te bieden als alternatief voor separatie. Tijdens de projectperiode heeft er onderzoek plaats gevonden naar de duur, reden en het aantal separaties. Daarnaast werd de KWAZOP (kwaliteit zorg opname psychiatrie) bij een op de drie patiënten afgenomen. De resultaten uit dit zorgevaluatieonderzoek zijn meegenomen in de ontwikkeling van het totaalpakket aan interventies. Belangrijke uitkomst uit dit onderzoek bleek de afstemming tussen behandelaren en verpleegkundigen. Een afvaardiging van de cliëntenraad heeft vanaf de start van het project deelgenomen aan de begeleidingscommissie welke
159
geformeerd was rondom het project en onderzoek.
Periode 2006-2010 Resultaten
Kritische succesfactoren
Periode 2006-2010: In 2006 werd gekozen voor een uitrol van beschreven visie en werkwijze Gelderse Roos breed. Samengevat werd gekozen voor de volgende implementatiestrategie: Top down en planmatig middels aanstellen van projectleiders op alle locaties. Bottum up en participatief. Ruimte voor eigen initiatieven en werkwijzen afhankelijk van patiëntenpopulatie en ervaring van het team. Communicatie over visie en werkwijze op alle niveaus. Versterken van betrokkenheid van medewerkers, motiveren en enthousiasmeren. Dit o.a. middels werkbezoeken in Rome en Zweden. Ondersteuning om eigen effectiviteit en vaardigheid te versterken middels training, teamdagen en intervisie. Inzet van onderzoek zowel middels Argus als promotieonderzoek. Gedurende het verloop van het project (2003) heeft men zich aangesloten bij het landelijke project Dwang en Drang van GGZ Nederland. Het project is in eerste instantie wetenschappelijk geëvalueerd door een interne onderzoeksafdeling (GRIP), daarnaast zijn er verschillende publicaties. Sinds 2006 neemt men deel aan het casusregister Argus ten behoeve van GGZ Nederland. Het project mag zeker succesvol genoemd worden. Binnen de pilotafdeling in Tiel blijft het aantal separaties zeer laag (gemiddeld op jaarbasis 5 à 10 kortdurende separaties op plusminus 350 opnamen per jaar) waarbij de toepassing van dwangmedicatie nauwelijks is gestegen. Gelderse Roos breed over alle locaties gekeken is er een afname van het aantal separaties tot 70%. (zie: Drie jaar Argus, rapportage over toegepaste vrijheidsbeperkte maatregelen in 2007 – 2009). Randvoorwaarden: Op alle niveaus van Raad van Bestuur tot en met teamleider en projectleiders aandacht besteden aan het creëren van draagvlak voor deze cultuuromslag. De omslag die gemaakt moet worden (van beheersmatig naar preventie van separatie) moet multidisciplinair gedragen worden en kan en mag niet als het probleem van alleen verpleegkundigen worden gezien. Medewerkers moeten zich gesteund en ondersteund voelen door het management. Belangrijke succesfactoren; Draagvlak voor deze werkwijze door de hele organisatie. Ruimte creëren voor discussie. Aandacht besteden aan veiligheid en personele bezetting. Investeren in bouwkundige aanpassingen. Niet separeren betekent dat je iets anders moet gaan doen, blijvende aandacht voor ontwikkeling en zorgvernieuwing. Learned lessons; Periode 2002 -2005; TVZ, tijdschrift voor verpleegkundigen, sprak met Justine Theunissen, projectcoördinator separeervrije behandeling bij ggz-instelling De Gelderse Roos in Arnhem, om haar ervaring en inzicht aan GGZ-verpleegkundigen over te dragen. Haar antwoord op de vraag wat volgens haar de drie belangrijkste lessen uit ‗Siependaal separeervrij‘ zijn: Alle aspecten op de afdeling dragen ertoe bij of je erin slaagt de
160
cultuur te veranderen: van de mate waarin de directie wil dat je slaagt, je collega-leidinggevende op de afdeling, de multidisciplinaire staf, de stijl van communiceren op de afdeling, de soort deëscalerende trainingen dat je aanbiedt, de aard van het dagprogramma (veel sport en lichamelijke activiteit), de inrichting en aankleding van de afdeling (zo min mogelijk separeercellen), de samenwerking met de ambulante zorg, tot aan de juridische ondersteuning door iemand die de mogelijkheden tot behandeling van de Wet BOPZ goed kent. De tweede les is dat je door stug door te gaan en tijd te claimen om het veranderproces grondig met elkaar door te kauwen, ook in periodes waarin het niet lijkt te lukken, een heel eind kunt komen. De derde les is dat bouwkundige aanpassingen zoals een vriendelijk aangeklede ‗intensive care unit‘ , het sluiten van separeerunits en het afbreken van verpleegpost een niet terug te draaien bijdrage leveren aan de beoogde werkwijze.
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context
Periode 2006 -2010; Naast het inzetten van interventies die tijdens de projectperiode 2002-2005 hun waarde hebben bewezen is het van groot belang draagvlak te creëren en medewerkers de ruimte te geven eigen initiatieven te laten ontplooien aansluitend op de doelgroep waar zijn mee werken. Het mede verantwoordelijk maken van directie en managers in het terugdringen van dwang is een voorwaarde om te komen tot blijvend resultaat. www.degelderseroos.nl Theunissen, J.; Hesta, H., (2009) Op weg naar intensieve psychiatrische zorg., MGV 09/6, pp 561-570. Rademakers, J.; Theunissen, J.; (2005) Het netwerk: je kunt niet zonder., Dwang en drang in de psychiatrie. Utrecht: Lemma BV, pp 129-140. Hracovec, C., Geestgrond: Nederland isoleert zich door separeerbeleid. Psy, nr 5, 2001, pag. 20-21. Cecile aan de Stegge (2007). CONTACT IS HET SLEUTELWOORD. TVZ, nummer 5, 53. We weten inmiddels hoe je separeren moet voorkomen. Psy 3009-2008. http://www.psy.nl/meernieuws/nieuwsbericht/article/we-weten-inmiddels-hoe-jesepareren-moet-voorkomen/ Drie jaar Argus, Rapportage over toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen in 2007 – 2009 ten behoeve van GGz Nederland. Eric Noorthoorn e.a. Kaiser, L & Noorthoorn EO. (2009). De effecten van een multifocale aanpak en alternatieve ruimtelijke voorzieningen op de toepassing van separatie onder dwang. In: Forensisch psychiatrie en haar grensgebieden Oie& Groenhuijsen (red), pp 737-751 Kluwer, Alphen aan de Rijn 2009 Noorthoorn, E.O., Janssen, W.A., Theunissen, J., Hesta, H., de Vries, W.J., Hutschemaekers, G.J.M., Lendemeijer, H.H.G.M. (2008). The power of day-to-day motivational techniques and family participation in reducing seclusion. International Journal of Mental Health, vol.37, no. 3, Fall 2008, pp. 81-98. Bijma, M.W., Hutschemaekers, G.J.M., (2007). Samenwerken voor minder dwang. Een onderzoek naar de bijdrage van familieen systeemleden aan het verminderen van dwangtoepassing. -
161
Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
De Gelderse Roos heeft binnen de locatie Siependaal in Tiel in de periode 2002-2005 gewerkt aan een separeervrije opnamekliniek. In de periode 2006-2010 is er gewerkt aan de uitrol van deze werkwijze op alle locaties van de Gelderse Roos te weten Ede, Arnhem en Wolfheze. In de afgelopen jaren heeft de Gelderse Roos veel publiciteit gehad rondom bereikte resultaten. Als gevolg hiervan zijn er binnen de Gelderse Roos veel medewerkers uit de GGZ ontvangen. Het is moeilijk hard te maken welke andere GGZ instellingen de totale werkwijze hebben overgenomen. Binnen de Gelderse Roos is het terugdringen van dwang vooral bereikt door het inzetten van verschillende interventies die elkaar versterken en het creëren van draagvlak op alle niveaus. Opvallend is dat veel GGZ instellingen slechts één interventie inzetten (bijvoorbeeld training) waardoor gewenst resultaat niet of slechts gedeeltelijk wordt bereikt. -
162
Naam Best Practice
Critical Time Intervention (CTI)
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
CTI is een evidence based practice (EBP) voor toeleiding naar de zorg, en vooral een praktische methodische werkwijze gericht op concrete problemen die zich in de hedendaagse samenleving voordoen. Achterliggende principes sluiten aan bij ideeën over sociale verbanden en over sociale uitsluiting. Een leidende gedachte achter CTI is dat de sociale verbanden in de Westerse samenleving losser worden. Autonomie is een leidend principe in het reguleren van de omgang. Het formele sociale systeem van de hulpverlening is hoog ontwikkeld. Tegelijkertijd zijn de informele systemen, zoals familie en buurtverbanden minder belangrijk geworden. CTI functioneert tijdelijk als een informeel systeem. Het versterkt het informele systeem en hecht aan bij de formele systemen.
Doel
Doelgroep
Onze samenleving is hoog ontwikkeld voor zelfstandige, mondige individuen die weten wat zij willen en die voor hun noden bij "aanbieders" terecht kunnen. Dit kan grote problemen opleveren voor personen die om wat voor reden ook minder goed voor hun belangen op kunnen komen, of die een zorgbehoefte hebben die niet naadloos aansluit bij het zorgaanbod. Wie niet binnen de indicatiecriteria past moet zijn heil elders zoeken. Deze systemen van exclusieve zorg sluiten de moeilijk bereikbare doelgroepen uit. Voor hen moet is behoeft aan een aanvullende zorgaanbod van inclusieve zorg. Zorg die gericht is op het handhaven van de verbinding. CTI is gericht op sociale inclusie door actief te werken aan het opbouwen van sociale verbindingen. Het doel van CTI is mensen met complexe problemen te verbinden met de juiste zorg. De doelstellingen van CTI kunnen worden onderscheiden voor de doelgroep en voor de organisatie. Doelen voor de doelgroep: Versterken van het formele- en informele steunsysteem Een verbinding leggen met noodzakelijke zorgvoorzieningen Verbeteren van het maatschappelijk functioneren en zelfredzaamheid Doelen voor de organisatie: Transparante coördinatie van overgangen in de zorg Structuur in tijd, activiteiten, organisatie en registratie Efficiënt inzetten van het beschikbare middelen Critical Time Intervention wordt ingezet bij doelgroepen die tot voor kort in het spraakgebruik vaak worden aangeduid met termen zoals ―zorgwekkende zorgmijders‖ of ―verkommerden en verloederden‖. Het kan in de praktijk gaan om sociaal kwetsbare personen met chronische en invaliderende psychiatrische stoornissen, inclusief verslaving, maar ook om personen met ernstige en meervoudige sociaal maatschappelijke problematiek,
163
Aanpak (en planning)
Resultaten
Kritische succesfactoren
zoals bijvoorbeeld dak- of thuisloosheid. Vaak is er sprake van meervoudige, zorgwekkende en uitzichtloze problematiek, waarbij er geen aansluiting is de beschikbare hulpverleningsvoorzieningen met een onvermogen om zelfstandig tot oplossingen te komen. In de oorspronkelijke opzet duurt CTI gemiddeld negen maanden, opgedeeld in drie fases van ieder drie maanden. CTI wordt ingezet op momenten waarop de cliënt een overgang maakt. Dit zijn kritische momenten die in het leven van de cliënt en zijn systeem het verschil kunnen maken. Dat kan een crisis zijn die onder de aandacht van de hulpverlening komt. Of bijvoorbeeld de overgang van dakloosheid naar een woning of van de gevangenis of een kliniek terug naar de maatschappij. Gedurende een afgeperkte periode bouwt de persoon samen met de CTI-begeleider aan een sociaal en professioneel steunnetwerk. CTI richt zich op het versterken van de banden van de cliënt met zorg en diensten, familie en vrienden en ook op het verlenen van emotionele en praktische steun bij de overgang naar de juiste zorg. In die periode doorloopt de begeleider drie fasen met de cliënt: het leggen van contact, het maken en uitproberen van een geschikt toeleidingsplan en het overdragen naar passende zorg. Hieronder volgt een kort overzicht van de deze drie fasen. Fase 1: Structureren Kennismaken en het aanbrengen van structuur In kaart brengen van de situatie en de wensen van de cliënt Bemiddelen tussen de cliënt en de passende zorg of dienst Fase 2: Testen Het netwerk en de vaardigheden van de cliënt worden getest en verder opgebouwd Steeds meer loslaten van de cliënt Verminderen van de contactfrequentie Warme overdracht naar de zorg Overnemen van de regie door vervolgzorg Fase 3: Overdragen De begeleider, cliënt en sleutelfiguren in het netwerk maken afspraken voor de lange termijn Als het contact met het nieuwe netwerk goed loopt, wordt de begeleiding van de cliënt afgebouwd. Critical Time Intervention (CTI) is een methode voor gestructureerde zorgtoeleiding die in gerandomiseerd internationaal onderzoek effectief is gebleken. In 2009 is de modelgetrouwheidschaal CTI, ofwel fidelityscale, vertaald naar het Nederlands. De schaal is in Nederland nog niet op grote schaal geïmplementeerd en gevalideerd. Momenteel wordt hier hard aan gewerkt. Voor de effectmeting op cliëntniveau is er een scala aan internationale erkende en gevalideerde meetinstrumenten beschikbaar. Randvoorwaarden: Training. CTI is een teamaangelegenheid, teams worden bij voorkeur op de eigen locatie in zijn geheel geschoold door een ervaren trainer. De teams kunnen gebruik maken van de opgedane kennis bij de eerder getrainde teams, en worden ook met hun in contact gebracht. Certificering is in de maak en op termijn mogelijk.
164
Er zijn inmiddels diverse handleidingen en/of protocollen vertaald naar de Nederlandse situatie en aangepast aan de diverse sectoren. Zo zijn er algemene handleidingen casusbeschrijvingen en literatuuroverzichten voor de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) en specifiek voor de maatschappelijke opvang (MO) en vrouwenopvang (VO) in omloop. De Kwaliteit wordt bewaakt met behulp van de modelgetrouwheidschaal in combinatie met effectmeting op cliëntniveau door middel van het afnemen van vragenlijsten en het organiseren van cliënten- en familiepanels. Kritische succesfactoren: Steun vanuit directie en bestuur zijn onontbeerlijk voor het slagen van de implementatie. Daarnaast wordt aangeraden om ruime tijd in te lassen voor vooronderzoek en werkbezoeken aan reeds bestaande teams in Nederland of de VS.
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Learned lessons: Implementatie van CTI gaat niet vanzelf. Om die reden is er een landelijk platform CTI opgericht. Het platform, fungeert nu ruim een jaar en heeft als doel, hulp bieden bij de implementatie en spreiding van CTI in Nederland. Tijdens deze halfjaarlijkse bijeenkomsten worden, nieuwe tools aangereikt, ervaringen gedeeld en kennis uitgewisseld. In november 2010 is het eerse landelijk CTI-congres gepland. Dit wordt een jaarlijks Congres. Naast het platform en het congres is er voor team- en projectleiders een intervisiegroep opgericht. Deze bijenkomsten worden gebruikt om op middenkaderniveau ervaringen uit te wisselen. Ook zijn er inmiddels divers brochures, presenties en handreikingen gratis beschikbaar. Bert van Hemert (2009). Bruggen bouwen. De Critical Time Intervention Gids. Parnassia Bavo Groep. www.criticaltime.nl www.criticaltime.org Advies en training: GGZ Consult, Vlaardingen. Frits Bovenberg (email:
[email protected]) Nederlandse publicaties Van der Plas A, van Hemert AM, Valencia E, Beune E, Hoek HW. Continuïteit van zorg in de OGGZ met Critical Time Intervention. Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid 2008; 63: 414-424. Valencia E, Van Hemert AM, Van Hoeken D, Van der Plas A. Gestructureerde zorgtoeleiding met Critical Time Intervention. Sociale Psychiatrie 2006; 78: 41-7. Valencia E, Van der Plas A, Beune E, Schols D, Van Hemert AM. Gestructureerde zorgtoeleiding in de GGz met Critical Time Intervention. Handleiding CTI-NL. Den Haag: Parnassia Groep, 2006. Van der Plas A, Valencia E, Beune E, Schols D, Van Hemert AM. Gestructureerde zorgtoeleiding in de GGz met Critical Time Intervention. Praktijkboek CTI-NL. Den Haag: Parnassia Groep, 2006. Van der Plas A, Valencia E, Kimenai M, Dingjan J, Spiessens H, Van Hemert AM. Gestructureerde zorgtoeleiding in de GGz met
165
Critical Time Intervention. Gevalsbeschrijvingen CTI-NL. Den Haag: Parnassia Groep, 2006.
Internationale context
Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Internationale publicaties Draine J, Herman DB. Critical time intervention for reentry from prison for persons with mental illness. Psychiatr Serv. 2007 Dec;58(12):1577-81. Kasprow WJ, Rosenheck RA.Outcomes of critical time intervention case management of homeless veterans after psychiatric hospitalization. Psychiatr Serv. 2007 Jul;58(7):92935. Herman D, Conover S, Felix A, Nakagawa A, Mills D. Critical Time Intervention: an empirically supported model for preventing homelessness in high risk groups. J Prim Prev 2007 Jul;28(3-4):295-312. Epub 2007 Jun 1. Lennon MC, McAllister W, Kuang L, Herman DB. Capturing intervention effects over time: reanalysis of a critical time intervention for homeless mentally ill men. Am J Public Health. 2005 Oct;95(10):1760-6. Epub 2005 Aug 30. Jones K, Colson PW, Holter MC, Lin S, Valencia E, Susser E, Wyatt RJ. Cost-effectiveness of critical time intervention to reduce homelessness among persons with mental illness. Psychiatr Serv. 2003 Jun;54(6):884-90 (full-text). Herman D, Opler L, Felix A, Valencia E, Wyatt RJ, Susser E. A critical time intervention with mentally ill homeless men: impact on psychiatric symptoms. J Nerv Ment Dis. 2000 Mar;188(3):135-40. Susser E, Valencia E, Conover S, Felix A, Tsai WY, Wyatt RJ. Preventing recurrent homelessness among mentally ill men: a "critical time" intervention after discharge from a shelter. Am J Public Health. 1997 Feb;87(2):256-62 (full text). Jones K, Colson P, Valencia E, Susser E. A preliminary cost effectiveness analysis of an intervention to reduce homelessness among the mentally ill. Psychiatr Q. 1994 Winter;65(4):243-56. Het CTI-model is ontwikkeld in Amerika en wordt daar door de overheid aanbevolen voor replicatie en verspreiding als een effectieve, evidence based benadering om de incidentie van dak of thuisloosheid terug te dringen onder personen met een ernstige psychiatrische stoornis. Het CTI-model kan tevens relatief gemakkelijk worden aangepast voor gebruik in een andere setting. Met het model wordt nu ook ervaring opgedaan in ziekenhuizen in het noord-oosten van Amerika en in twee gevangenissen in USA en Engeland (Valencia e.a., 2006). CTI is ontwikkeld in de dak- en thuislozenopvang in New York begin jaren negentig van de vorige eeuw. De methode bleek effectief bij het verminderen van dakloosheid onder mensen met een ernstige psychische stoornis. Van 2003 tot 2006 is de CTI-methode vertaald en aanpast voor gebruik in de Nederlandse zorg. Het Team OGGZ van de Parnassia Bavo Groep in Den Haag ging er in december 2006 als eerste mee aan de slag. Medio 2010 werken er, verspreid over Nederland, inmiddels twaalf teams met CTI. Voor een lijst met team die met CTI werken
166
Bijzonderheden
verwijzen we naar www.criticaltime.nl. -
167
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
Strengths Model
Het Strengths Model ontleent zijn inspiratie vooral aan de empowermenttheorieën waarin de eigen krachten van cliënten en de mobilisatie van deze krachten centraal staan. Het Strengths Model is de laatste jaren steeds meer geïntegreerd in de gangbare rehabilitatiebenaderingen zoals SRH. Het Strengths Model wordt in de Verenigde Staten vooral toegepast door ambulant werkende teams, maar inmiddels is in Nederland ook enige ervaring opgedaan met toepassing in klinische situaties. In beide settings blijkt het Strengths model een meerwaarde te hebben. Het Strengths Model is een benadering waarin de individuele krachten van cliënten centraal staan, die ontleend worden aan wensen, competenties en vertrouwen. Om tot wasdom te komen zijn veelal ook omgevingskrachten nodig: sociale relaties, materiële hulpbronnen en diensten en mogelijkheden die zich voordoen. Het Strengths model gaat ervan uit dat mensen die lijden aan een ernstige psychiatrische aandoening voortdurend kunnen leren, groeien en veranderen, als de individuele en omgevingskrachten op de juiste wijze worden aangewend. Het Strengths model is een benadering waarbij de eigen mogelijkheden van cliënten centraal staan, evenals de hulpbronnen die de omgeving biedt om mensen met een ernstige psychiatrische stoornis als burger in de samenleving te laten participeren. We beschrijven hier de zes uitgangspunten die volgens Rapp de kern vormen van het Strengths model (Rapp & Goscha, 2006). 1. Mensen die lijden aan een psychiatrische ziekte kunnen herstellen en hun leven zelf inrichten en vorm geven. Het strengths model benadrukt dat mensen de capaciteit hebben om te groeien en te herstellen. De rol van de hulpverleners is om de omstandigheden te creëren waarin groei en herstel mogelijk is. 2. De focus is gericht op de individuele krachten en niet op de beperkingen. De aanname hierbij is dat mensen zich ontwikkelen en groeien door zich te richten op hun eigen interesses, ambities en krachten. Vanuit het strengths model ligt de focus niet op de symptomatologie, psychose of andere problemen maar ligt de focus op wat de cliënt kan of in het verleden heeft gedaan, welke bronnen hij tot zijn beschikking heeft en wat zijn ambities en wensen zijn. 3. De omgeving wordt gezien als een oase van mogelijkheden. Het strengths model focust niet alleen op de kracht van het individu maar ook op de kracht van de omgeving. Het is de kunst voor de hulpverlener en de cliënt om de kracht van de omgeving voor de cliënt te ontdekken en vervolgens te benutten. Integratie in de maatschappij ontstaat als de cliënt gebruik maakt van de omgeving en niet alleen gebruik maakt van diensten van de GGZ. 4. Interventies zijn gebaseerd op de wensen en keuzes van de
168
cliënt. Dit principe is gebaseerd op de overtuiging dat het een basaal recht is van de cliënt om de vorm, de richting en de inhoud van de hulp te bepalen die hij krijgt van de casemanager. 5. De relatie tussen de casemanager en de cliënt komt op de eerste plaats. Een goede werkrelatie tussen casemanager en cliënt is essentieel om zicht te krijgen op de persoonlijke krachten, talenten, vaardigheden, ambities en wensen van de cliënt en hem of haar te ondersteunen bij diens herstelproces. 6. De cliënt ontmoeten in zijn eigen leefwereld is de voornaamste interventie. Om casemanagement te kunnen uitvoeren, waarbij de nadruk ligt op het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt en de prioriteit wordt gegeven aan natuurlijke hulpbronnen, moet hulp vanuit het kantoor door casemanagers worden vermeden. Het werk moet plaatsvinden in de maatschappij, zoals bij de cliënt thuis, restaurants, parken en maatschappelijke instanties. Rapp noemt deze manier van werken ook wel ‗active outreach‘. Methodiek Centraal in de methodiek van het strengths model staan het werken aan een relatie tussen de cliënt en de casemanager. Opbouwen van een relatie Een belangrijke eerste stap is het opbouwen van een goede, vertrouwensvolle en helpende samenwerkingsrelatie relatie tussen de cliënt en de casemanager. Strengths assessment: het versterken van het gezonde gedeelte van het individu Het doel van het strengths assessment is om een algemeen, holistisch beeld van de cliënt te krijgen waarbij de nadruk ligt op de persoonlijke kwaliteiten en krachten van de cliënt en zijn omgeving. Het strengths assessment bestaat uit zeven domeinen te weten: dagelijkse woonsituatie, financiën, sociale steun, gezondheid, vrije tijd en recreatie en spiritualiteit. Op deze verschillende domeinen wordt informatie over de cliënt verzameld. Deze informatie wordt verzameld om een beschrijving te geven hoe de cliënt in het verleden functioneerde op de verschillende levensgebieden, wat de huidige situatie is en welke wens de cliënt heeft voor de toekomst op de verschillende domeinen. Ook wordt in kaart gebracht welke hulpbronnen de cliënt tot zijn beschikking heeft of heeft gehad. Persoonlijke planning en uitvoering van de doelen In het strengths model wordt de persoonlijke planning gezien als een wederzijdse agenda van de cliënt en de casemanager waarbij de individuele doelen van cliënt centraal staan. De cliënt en de case-manager bespreken de doelen en stellen zich verantwoordelijk op voor de activiteiten behorende bij de te stellen doelen. In het format van het persoonlijke plan van de cliënt (recovery work sheet) wordt het doel opgesplitst in kleine meetbare stappen. Op deze manier is het makkelijker om kleine successen te behalen met als gevolg een versterking van de inbreng van de cliënt voor nieuwe persoonlijke prestaties.
169
Resultaten
Kritische succesfactoren
Er zijn zeven studies bekend die de effectiviteit van het Strengthsmodel onderzocht hebben. Uit de studies blijkt dat het Strengthsmodel betere effecten heeft dan standaard zorg, en ook beter scoort dan de programma‘s die in een rehabilitatiecentrum geboden werden (Wilken J.P., 2004). Er moet sprake zijn van voldoende modelgetrouwheid (te meten met de fidelityschaal die bij het Strengthsmodel hoort). Belangrijke randvoorwaarden zijn: Hoewel de (herstel en empowerment) visie door iedere hulpverlener gehanteerd kan worden, is de methode vooral bedoeld voor professionals die individuele ondersteuning aan cliënten bieden, zoals case managers en persoonlijk begeleiders. Het hele team moet werken volgens dezelfde benadering. De organisatie dient ingericht te zijn op het werken volgens het model; dit betekent o.a. dat professionals zich actief kunnen bewegen in de samenleving, daar waar de cliënt woont, werkt, leert of in de door de cliënt gewenste nieuwe omgevingen. Ook teambesprekingen betreffende cliënten vinden plaats volgens de methodiek.
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context
Learned lessons: De ervaringen laten zien dat het model met veel enthousiasme ontvangen wordt bij medewerkers die met het model aan de slag gaan en het als een verademing wordt ervaren dat het model weinig papierwerk met zich mee brengt. Het model biedt een eenvoudige methode om handen en voeten te geven aan de herstelgerichte visie. Rapp, C. en Goscha, RJ. (2005). The Strengths Model: Case Management wilt people with psychiatric disabilities. Oxford University Press, april 2005. Wilken J.P. (2004). Het Strengths Model van Rapp; werken vanuit de kracht van cliënt en samenleving. In: Passage 13 / 3, p. 4-15. Wilken J.P., Bähler M. & Van Meel, T. (2010). Het Krachtenmodel. Wat mogelijkheden allemaal mogelijk maken. In: Van Weeghel & Van Rooijen red. Jaarboek Psychiatrische Rehabilitatie 2009-2010. Amsterdam: SWP. Wezep, M. van, Michon, H. (2009). Implementatie Strengths model bij GGZ NHN. Trimbos-instituut, Utrecht. De RINO groep geeft trainingen in het Strengths Model: www.rinogroep.nl Rapp C.A. & Chamberlain R. (1985). Case management services to the chronically mentally ill. Social Work, 30(5): 417-422. In het hoofdstuk 'Het Krachtenmodel' van Wilken e.a. (2010) in het Jaarboek Psychiatrische Rehabilitatie 2009-2010 worden de achtergrond en ontwikkeling, uitgangspunten, principes en elementen van hulpverlening, onderzoek naar het krachtenmodel, ontwikkelingen in Nederland, en de rol van het krachtenmodel in de bredere rehabilitatiepraktijk beschreven. Tevens omvat het hoofdstuk een uitgebreide literatuurlijst met relevante referenties. Het Strengths Model is ontwikkeld in de Verenigde Staten en wordt
170
Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
inmiddels in meer dan 40 staten in Amerika in praktijk gebracht (Wilken J.P. 2004). Het Strengths Model is een benadering die is ontwikkeld in de Verenigde Staten en enige jaren geleden in Nederland is geïntroduceerd door Jean Pierre Wilken. Grondlegger van het Strengths Model is Charles Rapp (Rapp & Chamberlain, 1985). Twee wijkteams van GGZ Noord-Holland Noord, een aantal teams binnen GGZ instelling Emergis in Zeeland en een ambulant team van Promens Care in Drenthe hebben het Strengths model geïmplementeerd. Uitrol vindt plaats naar een aantal teams in de laagdrempelige opvang MO en Vrouwenopvang (Academische Werkplaats MO). Binnen HVO Querido (Amsterdam) is een groot trainingsprogramma gestart. GGz Nijmegen heeft ook plannen om krachtgericht te gaan werken. In april 2010 is een pilot gestart bij Langdurende Zorg. Na een uitgebreide evaluatie zal de methodiek verder binnen Langdurende Zorg in Nijmegen ingevoerd gaan worden. -
171
Naam Best Practice
Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH)
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH) is een methodiek die professionals toerust om cliënten te ondersteunen in hun herstel- en ontwikkelingsproces en omgevingen te creëren die steunend zijn. Dat wil zeggen dat er enerzijds rekening gehouden wordt met de psychische beperkingen en anderzijds mogelijkheden geboden worden voor het gebruiken van talenten en het ontwikkelen van mogelijkheden. Anders dan de IRB gaat de SRH uit van de opvatting dat rehabilitatie op alle componenten van gezondheid gericht is. De SRH heeft als intentie de kwaliteit van leven van cliënten te verbeteren, door middel van het omgaan met de kwetsbaarheid, verbetering van milieus en het vergroten van de deelname van cliënten aan de samenleving. SRH is een vorm van wens-, vraag- en behoeftegericht werken. SRH is zowel een basis- als een procesmethodiek. Als basismethodiek geeft het SRH vorm en structuur aan hulpverleningsprocessen, op zodanige wijze dat het mogelijk is om ook te werken met andere (al dan niet meer probleemgerichte) methodieken. Als procesmethodiek is het SRH erop gericht om processen op gang te krijgen en te houden: herstelprocessen van cliënten en samenwerkingsprocessen tussen cliënten, hun naastbetrokkenen en hulpverleners. De methodiek heeft verschillende vertrekpunten: de wens van de cliënt om zijn kwaliteit van leven te verbeteren of te handhaven de steun die de cliënt nodig heeft van de omgeving en/of van professionals om deze wens te realiseren het gebruiken en versterken van de krachten en mogelijkheden het leren omgaan met de psychosociale kwetsbaarheid en het verminderen hiervan een samenwerkingsrelatie tussen cliënt, professional en sociaal netwerk. SRH is ontwikkeld voor het werken met mensen met psychosociale beperkingen. De methodiek van het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH) is ontwikkeld op basis van tien integrale uitgangspunten: 1. Rehabilitatie is een dynamisch en interactioneel ontwikkelingsproces, gericht op herstel, handhaven en verbeteren van levenskwaliteit. 2. Rehabilitatie richt zich op het herstel, handhaven en verbeteren van maatschappelijke participatie. 3. Rehabilitatiegerichte activiteiten richten zich op drie niveaus: cliënt, omgeving en maatschappij. 4. Rehabilitatie speelt zich af in drie dimensies: relatie, handeling en tijd. 5. Rehabilitatiegerichte activiteiten spelen zich af in de triade hulpverlening, cliënt en sociaal netwerk.
172
6. Rehabilitatie richt zich op wensen en ondersteuningsbehoeften op vier levensdomeinen (wonen, werken, leren, recreëren) en vier persoonlijke domeinen (zelfzorg, gezondheid, zingeving, sociale relaties). 7. Het herstelproces kent vijf steunpilaren: motivatie, vaardigheden, status, sociale steun en materiële steun. 8. Rehabilitatie is gericht op het verminderen van belemmeringen en het vergroten van mogelijkheden op de drie genoemde niveaus. 9. Rehabilitatie is een mix van persoonlijke en materiële steun, ontwikkelingsgerichte, omgevingsgerichte en probleemgerichte activiteiten. 10. Rehabilitatiegerichte zorgactiviteiten kennen vier hoofdvormen: behandelgerichte zorg, revaliderende zorg, compenserende zorg en sociaal-maatschappelijke zorg.
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Het SRH kent een verfijning in zes fases, die zich cyclisch in de tijd bewegen. Deze zijn: 1. een kennismakings- en oriëntatiefase; 2. een onderzoeksfase; 3. een doelstellingsfase; 4. een planningsfase; 5. een uitvoeringsfase; 6. een evaluatie- en terugkoppelingsfase. Uit onderzoek van het Trimbos Instituut in het kader van het project Herstelgerichte Zorg voor Langverblijvers (Van Rooijen; Neijmeijer e.a., 2009) blijkt dat teams die het SRH gebruiken ook hoog scoren op de ROPI (Recovery Oriented Practices Index). Dit lijkt een bevestiging dat het SRH een goede herstelondersteunende methodiek is. Er moet sprake zijn van voldoende modelgetrouwheid (te meten met de fidelityschaal die bij het SRH hoort). Belangrijke randvoorwaarden zijn: De (herstel en empowerment) visie dient door iedere hulpverlener gehanteerd te worden en dient ook leidraad te zijn in de hele organisatie. De organisatie dient ingericht te zijn op het werken volgens de methodiek. JP Wilken en D den Hollander. Psychosociale rehabilitatie: een integrale benadering. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 1999 (7de druk 2009). JP Wilken en D den Hollander. Rehabilitation and recovery: a comprehensive approach. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2005. Nuy, M. Rehabilitatie: een oriëntatie en een beschrijving van drie benaderingswijzen. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2003. Wilken, J.P. (2003). Methodisch Werken aan Huis. Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen in de ambulante woonbegeleiding. In S. van Rooijen, M. van der Gaag, H. Kroon & R. van Veldhuizen (Red.) Wij komen er aan! Zorg-aan-huis voor mensen met ernstige psychische problemen (pp. 113-128). Amsterdam: Uitgeverij SWP. Hollander, D. den & Wilken, J.P. (2009). Betekenisgevend handelen in de langdurige zorg. Persoonlijk-professioneel
173
werken vanuit de rehabilitatie- en supportbenadering. In A. Ravelli, L. van Doorn & J.P. Wilken (Red.) Werk(en) met betekenis. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening (pp. 93– 108). Bussum: Coutinho. Hollander, D. den & Wilken, J.P. (2011). Van cliënt naar burger. Praktijkboek Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Het Centrum Opleidingen Langdurige & Complexe Zorg van de RINO Groep (www.rinogroep.nl/lcz) beoogt de deskundigheid van professionals in de langdurige en complexe zorg te vergroten. Het centrum is licentiehouder van de Liberman modules en de SRH en verzorgt trainingen hierin.
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context
In iedere fase van de methodiek kunnen hulpmiddelen gebruikt worden die hulpverleners en cliënt behulpzaam zijn om informatie te verzamelen en te ordenen, om wensen en behoeften te bepalen, om doelstellingen te formuleren, plannen te maken en de uitvoering daarvan te monitoren en te evalueren. In het instrumentarium wordt onderscheid gemaakt in: a) Werkbladen waarmee alle stappen van de methodiek op een systematische en overzichtelijke wijze gezet kunnen worden. b) Profielen die informatie op een overzichtelijke wijze ordenen (het cliëntprofiel, met subprofielen voor communicatie & relatie, mogelijkheden & beperkingen, zorgbehoeften en kwaliteit van leven). c) Additioneel kunnen bestaande vragen- en inventarisatielijsten gebruikt worden (zoals het Lancashire Kwaliteit van Levenprofiel; de ZAS-ZVS, de BeBI, de CAN, de biografische levenslijn, interesselijsten, de Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse. Bond, G., Evans, L., Salyers, M., Williams, J., & Kim, H. (2000). Measurement of Fidelity in Psychiatric Rehabilitation. Mental Health Services Research, vol. 2, 75-78. Voorde, H. van der, Meel, T. van, Gillissen, R. (2003): Luctor et Emergis; over de wording van rehabilitatie in Zeeland. Passage, 4, 33-39. Wilken, J.P. & Duurkoop, P. (2002). Een weg naar wens. Onderzoeksresultaten van de implementatie van de rehabilitatiebenadering. Bilthoven/ Raalte: Storm Rehabilitatie / Zwolse Poort. Wijngaarden, B. van & Wilken, J.P. (2008). Een modelgetrouwheids-maat voor het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen. De ontwikkeling van een fidelityschaal. Utrecht: Trimbos-instituut. Buitendijk J., Garretsen H., Wolf, J. & Nieuwenhuizen, Ch. van (2009). Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen: modelgetrouwheid in de maatschappelijke opvang in Tilburg. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 18(4), 13-21. Wilken, J.P. & Wijngaarden, B. van (2010). SRH: een schaal voor modelgetrouwheid. In: Van Weeghel & Van Rooijen red. Jaarboek Psychiatrische Rehabilitatie 2009-2010. Amsterdam: SWP. -
174
Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
De Best Practice is ontwikkeld sinds de jaren 80 van de vorige eeuw door Jean Pierre Wilken en Dirk den Hollander van Storm Rehabilitatie, landelijk kenniscentrum voor psychosociale rehabilitatie, in samenwerking met een aantal ggz-instellingen zoals Emergis en Vindicta (thans Kwintes). o.a. Adhesie; Altrecht Ouderenzorg; De Grift; Dimence; Emergis; GGNet; GGZ Breburg; GGZ Delfland; GGZ Duin en Bollenstreek; GGz Eindhoven Ouderenzorg; GGZ Midden-Brabant; GGZ Nijmegen; GGZ Oost-Brabant; GGZ Rivierduinen; Kapriles Curacao; Kwintes; Mediant; Meerkanten Ouderenzorg; REAKT; Reinier van Arkelgroep; RIBW Arnhem en Veluwevallei; RIBW Gooi- en Vechtstreek; RIBW Kennemerland; RIBW IJssel-Vecht; , SMO Breda, SMO Ontmoeting; SMO Traverse; Verslavingszorg Noord Nederland; Zwolse Poort. -
175
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep
Maatschappelijke Steunsysteem (MSS)
De GGzE, instelling voor geestelijke gezondheidszorg in de regio Eindhoven en de Kempen, is al jaren bezig met vermaatschappelijking van zorg. Dat betekent dat mensen met beperkingen door psychische problemen zo veel mogelijk in hun eigen leefomgeving worden geholpen. Het verplaatsen van geestelijke gezondheidszorg van de kliniek naar de maatschappij is stap 1. Denken vanuit het perspectief van de cliënt, die als kwetsbare burger zijn leven leeft in de wijk of het dorp waar hij woont, gaat een stap verder. De afgelopen jaren is de GGzE bezig geweest om samen met anderen die volgende stap te zetten. Onder meer in het zorgvernieuwingsproject Maatschappelijke Steunsystemen (MSS), waarin kwartier maken en de inzet van ervaringsdeskundigheid worden gecombineerd in een wijk- of dorpgerichte benadering. In de MSS-projecten werken de kwetsbare mensen uit een buurt of dorp samen met een team van een kwartiermaker en ervaringsdeskundig begeleider(s) aan het bevorderen van hun persoonlijk steunsysteem. Zij werken aan een betere toegang tot de aanwezige voorzieningen en een betere participatie in de buurt en de samenleving. Dit kan op allerlei manieren gebeuren, maar altijd staat de vraag en behoefte van de doelgroep centraal. Andere groeperingen en organisaties die in de buurt of het dorp actief zijn, worden erbij betrokken en zijn onderdeel van het persoonlijke en maatschappelijke steunsysteem. Bijzonder aan MSS in Eindhoven en randgemeenten is de gecombineerde inzet van kwartiermakers en ervaringsdeskundig begeleiders in die kleinschalige buurt- of dorpgerichte projecten. De ervaringsdeskundig begeleider1 maakt contact op een andere, meer gelijkwaardige manier vanuit vergelijkbare ervaringen en herkenning. Mensen uit de doelgroep zien de kwartiermaker toch nog vaak als hulpverlener. Cliënten zijn vaak ‗hun ziekte geworden‘, ervaringsdeskundigen doen dan weereen appel op wie ze als mens zijn, en wat ze kunnen. Ze laten hun merken en ervaren dat het van betekenis is dat ze er zijn. Cliënten vertellen de ervaringsdeskundig begeleider daarom gemakkelijker over hun persoonlijke situatie. De doelgroep van MSS bestaat uit mensen met dermate ernstige problemen dat ggz-hulpverlening op zijn plaats is. Daarbinnen zijn het degenen met een beperkt netwerk en die maatschappelijk slecht de weg weten. Daardoor krijgen zij zowel op het gebied van gezondheidszorg als maatschappelijk niet altijd de hulp en zorg die ze nodig hebben. Zij dreigen daarom te gaan behoren tot de bemoeizorg-doelgroep. Het gaat naar schatting om 2 tot 3% van de bevolking. Zij wonen meestal in zogenoemde achterstandswijken: wijken met goedkope huurwoningen, met een hoog percentage uitkeringsgerechtigden en vaak weinig sociale cohesie. In deze wijken zal het percentage van de bevolking dat tot de doelgroep van MSS behoort dus hoger liggen.
176
Aanpak (en planning)
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken)
In MSS wordt op drie fronten gewerkt: 1. individueel contact met of begeleiding van de cliënt 2. deelname aan activiteiten vanuit een veilige plek 3. contacten met maatschappelijke organisaties. In de publicaties 'Buitengewoon: kwartiermaken en ervaringsdeskundigheid in maatschappelijke steunsystemen' van 2008 en 2010 worden de eerste resultaten beschreven van MSS Eindhoven. In de publicatie uit 2010 worden de effecten van MSS voor cliënten gepresenteerd. Enerzijds worden cliënten toegeleid naar passende zorg en dienstverlening (30%), zoals maatschappelijk werk, GGz-zorg of huisarts, anderzijds is er een toename van het aantal personen en de frequentie van contact in het persoonlijk steunsysteem en neemt de mate van participatie toe (70%). In de verschillende bouwgroepen participeren in totaal 60 mensen. Verder blijkt uit een onderzoek onder 20 cliënten van MSS-Bladel dat voor de meeste cliënten de steun uit het netwerk is verbeterd. Daarnaast worden de volgende effecten van de inzet van ervaringsdeskundigen en kwartiermakers beschreven: het aantal deelnemers van MSS groeit; deelnemers zijn makkelijker bereikbaar en de betrokkenheid bij buurtactiviteiten neemt toe; veel deelnemers worden opgespoord en kunnen na enige tijd een hulpvraag formuleren; er is een duurzaam aanbod ontwikkeld van gevraagde en ongevraagde steun; door de bouwgroepen creëren mensen een veilige plek en nemen sociale contacten toe; kwetsbare mensen gaan zich inzetten als vrijwilliger in eigen wijk of dorp. In de toekomst wil men ook senior ervaringsdeskundigen in MSS aanstellen. Alle ervaringsdeskundigen in MSS zijn ingeschaald in schaal 35 (kwartiermakers in 45 tot 55). Senior ervaringsdeskundigen worden ingeschaald in schaal 45. Verder zou het goed zijn als er meer mogelijkheden komen binnen GGzE voor persoonlijke aanpassingen aan het werk, bijvoorbeeld in werktijden of mogelijkheden om thuis te werken. Dat geldt niet alleen voor ervaringsdeskundigen, maar in het algemeen. Learned lessons: Het team is in de loop der jaren gegroeid: steeds kwamen er nieuwe koppels kwartiermakers en ervaringsdeskundigen bij. In het begin was het wel zoeken wat de ervaringsdeskundige precies moest doen. Er zijn veel gesprekken gevoerd over de rollen van kwartiermakers en ervaringsdeskundigen en hoe die zich tot elkaar verhouden. Een resultaat hiervan is dat ervaringsdeskundigen een training moeten volgen (of hebben gevolgd) zoals ‗Voorwerk‘ of ‗Werken met eigen ervaring‘. De ervaringsdeskundigen die er later bijgekomen zijn en een training gevolgd hebben, zijn beter in staat om hun eigen rol uit te zetten binnen het team. Zie tevens 'Referenties' voor beschrijvend materiaal/rapportages. Folder 'Maatschappelijke steunsystemen'. MOVISIE, Utrecht. Karin Sok (2009). Rapport ' Maatschappelijke Steunsystemen (MSS) Eindhoven en randgemeenten- Praktijkvoorbeeld. Van Bergen A. & Sok, K. (2008). Buitengewoon: kwartiermaken
177
Internationale context
Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
en ervaringsdeskundigheid in Maatschappelijke Steunsystemen. Utrecht: MOVISIE. Henkens H. (2010). Buitengewoon: kwartiermaken en ervaringsdeskundigheid in Maatschappelijke Steunsystemen in Eindhoven en de regio. Rapportage. Eindhoven: GGzE. Van Leur, van Erp, van Bergen, van Rooijen (2010). Inventarisatie Maatschappelijke Steunsystemen in Nederland. Utrecht: MOVISIE / Trimbos-instituut. Weeghel. J. van & J. Dröes (1999). Problemen in perspectief. Herstelgerichte zorg in maatschappelijke steunsystemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54 (2), 150-165. Het begrip MSS is afgeleid van het concept van community support system. Het concept is ontwikkeld in de VS in de jaren '60 en '70 als gevolg van de grootscheepse de-institutionalisering. In het buitenland is tevens ervaring opgedaan met Maatschappelijke Steunsystemen, waar vooral in de Verenigde Staten goede ervaringen zijn opgedaan met Community Support Systems. Maatschappelijke steunsystemen zijn ontstaan in de jaren zeventig en tachtig door een groeiend besef dat veel mensen met langdurige en ernstige beperkingen het in de gemeenschap niet redden zonder een kring van geïnteresseerde steungevers. Nederland blijkt een behoorlijk aantal projecten te kennen dat aangeeft activiteiten te organiseren die gericht zijn op het ontwikkelen van een maatschappelijk steunsysteem voor mensen met een psychische of psychiatrische aandoening. Een kwart van de good practices die in dit project werden aangedragen, blijkt een MSS-project te zijn dat voldoet aan de definitie van Van Weeghel en Droes (1999). Een groot deel van de onderzochte initiatieven blijkt echter geen (volwaardig) MSS te zijn (Van Leur et al., 2010) -
178
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Resultaten
Herstelwerkgroepen (HEE)
HEE staat voor Herstel, Empowerment en Ervaringsdeskundigheid en biedt mensen met psychische kwetsbaarheden effectieve werkwijzen en strategieën om zichzelf te helpen. Het HEE team bestaat uit een groep ervaringsdeskundige docenten, die hun kennis overdragen aan anderen. Doel is om marginalisering van mensen met psychische beperkingen te voorkomen en hun empowerment te bevorderen. Het HEE-programma omvat zelfhulpgroepen, studiedagen, cursussen en themabijeenkomsten. HEE-team biedt ook voorlichting op maat, adviseert en coacht individuen en organisaties en geeft lezingen. HEE stoelt op de volgende drie pijlers: Herstel staat niet gelijk aan genezing, maar betekent dat je leert zien waar je eigen kwetsbaarheden en talenten liggen en dat je met gebruikmaking daarvan weer baas wordt over je eigen leven. Empowerment is het ontdekken en aanboren van je eigen kracht. Ervaringsdeskundigheid is de toepassing van de kennis die mensen met psychische beperkingen op grond van hun ervaringen opbouwen. Doel van de herstelwerkgroep is tweeledig: ondersteuning van het herstel van de deelnemers en ontwikkeling van ervaringskennis, die vervolgens wordt verspreid. De ontwikkeling en verspreiding van ervaringskennis komt andere cliënten ten goede en kan bijdragen aan verbetering van het zorgaanbod. Eenieder die langdurig met de GGZ in aanraking is geweest, of nog is en wil werken aan herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid. De herstelwerkgroep bestaat uit maximaal acht deelnemers en komt eens per twee weken gedurende twee uur bij elkaar. De bijeenkomsten kennen een vaste structuur en worden begeleid door twee ervaringsdeskundigen van het HEE-team. In de bijeenkomsten wordt de deelnemers de gelegenheid geboden om te vertellen over hun dagelijks leven en hun persoonlijke belevenissen. Door uitwisseling van ervaringen leren de deelnemers deze te zien als bron van kennis, en ontwikkelen zij manieren om met lijden om te gaan. Om een herstelproces op gang te brengen worden tijdens de herstelwerkgroepen verschillende middelen ingezet. De deelnemers worden onder andere uitgenodigd tot het schrijven van verslagen, het maken van een individueel ervaringsverhaal en het presenteren van het eigen herstelverhaal. In een vergelijkende klinische studie die werd gefinancierd vanuit het ZonMw-programma GeestKracht werd de effectiviteit van HEE onderzocht. Boevink kan de getallen nog niet noemen, omdat deze nog gepubliceerd moeten worden, maar stelt tevreden vast dat het gelukt is om de effectiviteit te laten zien. Deelnemers aan HEE rapporteerden minder klachten, in het bijzonder negatieve
179
symptomen bij psychosen en depressieve klachten. Bovendien nam hun mentale veerkracht toe. Zij ontwikkelden meer en betere manieren van omgaan met het dagelijks leven, werden assertiever en leerden dit op de juiste momenten te zijn, ze leerden beter omgaan met tegenslagen in het leven en ten slotte leerden ze hun eigen sombere tijden beter op te vangen. Deze gunstige resultaten ondersteunen Boevinks pleidooi voor meer HEE-groepen. Bron: http://www.zonmw.nl/nl/onderwerpen/parels/herstelempowerment-ervaringsdeskundigheid/ Kritische succesfactoren
Herstelwerkgroepen worden bij voorkeur opgezet in een bredere context en vanuit een instellingsbrede visie op herstel en herstelondersteunende zorg.
Materialen en links
www.hee-team.nl www.trimbos.nl www.kenniscentrumphrenos.nl Contactpersonen HEE-team: Wilma Boevink (
[email protected]) en Marianne van Bakel (
[email protected]), tel 030-2959289. Boevink, W. A. Plooy en S. van Rooijen (red.) (2007). Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid. Amsterdam: SWP. Boevink, W. (2008). Draaiboek HEE. Utrecht: Trimbos-instituut.
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Boevink, W. A. (2005). Herstelprocessen van mensen met psychische aandoeningen. Verslag van een pilotstudie. Passage, tijdschrift voor rehabilitatie, 14, 4, 7-18. Boevink, W. A., & Dröes, J. (2005). Herstelwerk van mensen met een psychische beperking en wat kunnen hulpverleners doen om hen te ondersteunen. Psychopraxis, 7, 1, 14-20. Boevink WA. Herstelinitiatieven van mensen met psychische beperkingen. In: Schene, Boer, Jaspers, Sabbe en Van Weeghel (red): Jaarboek voor Psychiatrie en Psychotherapie. 2007 Houten: Bohn, Stafleu en Van Loghum. Davidson, L., Borg, M., Martin, A., Topor, R., Mezzina, R., & Sells, D. (2005). Processes of Recovery in Serious Mental Illness. Findings from a Multinational Study. American Journal of Psychiatric Rehabilitation. 8, 177-201. Deegan, P. (2005). The importance of personal medicine: A qualitative study of resilience in people with psychiatric disabilities. Scandinavian Journal of Public Health, 33, 29-33. Fischer, D (2010). A New Vision of Recovery: people can fully recover from mental illness; it is not a life-long process. National Empowerment Center, Lawrence MA. Young & Ensing (1999). Exploring recovery from the perspective of people with psychiatric disabilities. Psychiatric Rehabilitation Journal, 22(3), 219-232. Timmer, H., & Plooy, A. (2010). Weten over Leven. Ervaringskennis van mensen met psychische aandoeningen. SPW, Amsterdam. Ervaringsverhalen op www.mhrecovery.com en www.mentalhealthrecovery.com.
180
Internationale context
-
Ontwikkelaar
HEE is samen met het Trimbos-instituut en Stichting Rehabilitatie '92 ontwikkeld. Herstelwerkgroepen zijn inmiddels gangbaar in veel GGZinstellingen. -
Uitgevoerd bij Bijzonderheden
181
Naam Best Practice
Inzet ervaringsdeskundigheid
Algemeen
Omschrijving onderdelen
Context
In de afgelopen jaren is het inzicht gegroeid dat herstelondersteunende zorg niet mogelijk is zonder een beroep te doen op de ervaringskennis van mensen met psychische aandoeningen zelf. Ervaringsdeskundigen brengen deze ervaringskennis in de zorg in op allerlei niveaus: van de individuele zorgverlening tot sociaal-wetenschappelijk onderzoek en beleidsonderzoek. Zo kunnen ervaringsdeskundigen een brug slaan tussen de zorgpraktijk en initiatieven op het gebied van herstel, die snel in aantal en betekenis toenemen. Inzet van ervaringsdeskundigheid kan er enerzijds toe bijdragen dat hulpverleners beter leren begrijpen hoe cliënten de zorg beleven en aan welke vorm van ondersteuning zij behoefte hebben. Anderzijds hebben ervaringsdeskundigen een belangrijke rol bij het ondersteunen van herstelprocessen van cliënten. Niet iedere cliënt van de geestelijke gezondheidszorg is een ervaringsdeskundige. We spreken van ervaringskennis wanneer je in staat bent om op je persoonlijke ervaringen te reflecteren, ze een plaats te geven en te verbinden aan de ervaringen van anderen. Bij het opbouwen van ervaringskennis hoort vervolgens dat iemand zijn persoonlijke ervaringen vergelijkt met die van andere mensen met psychische aandoeningen. Het is nodig om er een gezamenlijk verhaal van te maken, dat het persoonlijke te boven gaat. Op die wijze wordt kennis ontwikkeld die het individuele overstijgt, die gemeenschappelijke ervaringen blootlegt, waaruit lessen kunnen worden getrokken voor patiënten zelf en voor de hulpverlening. Ben je vervolgens in staat om die kennis op effectieve wijze over te dragen aan derden, dan spreken we van ervaringsdeskundigheid. Dat vermogen is er meestal niet vanzelf. Ervaringsdeskundigen van het eerste uur waren veelal autodidacten, die het vak leerden vanuit activiteiten in de cliëntenbeweging en cliëntenorganisaties. Inmiddels zijn er verschillende opleidingen voor ervaringsdeskundigen, en allerlei cursussen en trainingen om te leren ervaringskennis in (ook betaald) werk in te zetten. De inzet van ervaringsdeskundigheid in en rondom de GGZ neemt verschillende vormen aan. Vaak worden ervaringsdeskundigen 'ingehuurd' vanuit een onafhankelijke (cliëntgestuurde) organisatie, zoals cliëntenbelangenbureaus, regionale cliëntenorganisaties, patiënten-verenigingen of het HEE-team. Zij verrichten dan een in tijd en inhoud beperkte taak, zoals het geven van voorlichting of trainingen aan cliënten of hulpverleners. Ook worden ervaringsdeskundigen geconsulteerd om te adviseren bij de ontwikkeling van nieuwe zorgvormen of richtlijnen. Zo worden ervaringsdeskundigen nadrukkelijk geconsulteerd bij projecten die gericht zijn op het terugdringen van het gebruik van dwang en drang. Ook worden ervaringsdeskundigen in toenemende mate door GGZ-instellingen als medewerkers in dienst genomen. Afhankelijk van hun functieomschrijving vervullen ervaringsdeskundige
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
182
Resultaten
Kritische succesfactoren
medewerkers verschillende rollen. De belangrijkste zijn: voorlichter, coach, trainer. beleidsadviseur en lid van een hulpverleningsteam. Wanneer een ervaringsdeskundige wordt geïntegreerd in een hulpverleningsteam, kan dit zijn in een reguliere rol (bijvoorbeeld als woonbegeleider met ervaringsdeskundigheid), of in de rol van 'ervaringswerker'. Ervaringswerkers hebben een geheel eigen functie binnen een team, waarin zij louter hun ervaringsdeskundigheid toepassen. We zien ervaringswerkers tot dusverre vooral in ACT en FACT-teams aan het werk. Het spreekt voor zich dat niet iedereen met persoonlijke ervaring met een psychische aandoening automatisch een ervaringsdeskundige is. Ervaringsdeskundigheid vereist beheersing van collectieve ervaringskennis (opgebouwd uit de vele verschillende verhalen van psychiatrische cliënten) en het vermogen deze kennis effectief over te dragen en in te zetten. Hier is training voor nodig. Deze training dient te zijn toegespitst op de verschillende rollen van ervaringsdeskundigen. Niet verwacht kan worden dat iedere ervaringsdeskundige al deze rollen beheerst. Zo is niet iedere ervaringsdeskundige een deskundige op het gebied van herstelondersteuning. Door de inzet van ervaringsdeskundigheid wordt de reikwijdte van de innovatieve cliëntgestuurde herstelpraktijken uitgebreid, wat ten goede komt aan mensen met psychische problematiek, die meer toegang krijgen tot ervaringsdeskundige herstelondersteuning. Uit effectonderzoek naar genoemde praktijken is gebleken dat deze leiden tot toename van hoop, empowerment, vertrouwen, mentale veerkracht en vermindering van depressieve klachten. De inzet van ervaringsdeskundigheid is enkel zinvol als de ervaringsdeskundige welkom is en omarmd wordt door de zorgverleners en de instelling. De instelling moet zelf de meerwaarde van de inzet van ervaringsdeskundigheid voor cliënten en de organisatie zien, vanuit hun eigen intrinsieke motivatie. Bij inzet van ervaringsdeskundigheid moet tevens duidelijk vastgelegd worden wat het doel is van de inzet, wat men verwacht van de ervaringsdeskundige, wat de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de ervaringsdeskundige zijn, wat de ervaringsdeskundige mag verwachten van het team, maar ook dat duidelijk is op welke wijze cliënten toegang krijgen tot de ervaringsdeskundige. Uit de verhalen van de ervaringsdeskundigen blijkt dat het vervullen van hun rol als een zoekproces wordt beleefd. Vaak is het pionieren in de nieuwe functie. Uit eindelijk zal dit leiden tot een concrete profielschets van de rol en setting van de inzet van de ervaringsdeskundige. Naast supervisie is het voor veel ervaringsdeskundigen belangrijk of zelfs noodzakelijk om ervaringen te kunnen delen. Daarom dient het de aanbeveling om meer dan één ervaringsdeskundige per team/instelling aan te trekken. Ook het organiseren van intervisiesamenkomsten en/of een ‗vakgroep‘ van ervaringsdeskundigen en het aanbieden van supervisie helpt de ervaringsdeskundige om zijn rol te kunnen vervullen. Voor de ervaringsdeskundige zelf is het van belang voldoende reflectie te hebben op het eigen doorgemaakte herstelproces. Hier is training
183
Internationale context
en coaching voor nodig. Ook het delen van ervaringen met andere ervaringsdeskundigen kan hierbij helpen. Bakel, M van e.a. Ervaringsdeskundig op weg. In: W Boevink, A Plooy en S van Rooijen. Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid van mensen met psychische aandoeningen. SWP 2007. Boevink W. (2006). Verhalen van herstel. Samen werken met ervaringskennis in de geestelijke gezondheidszorg. Utrecht, Trimbos-instituut. Plooy, A. (2007). Ervaringsdeskundigen in de hulpverlening. Bruggenbouwers of bondgenoten? Tijdschrift voor Rehabilitatie 2007(2) In de afgelopen jaren zijn verschillende cursussen en opleidingen voor (ex-)cliënten van de GGZ ontwikkeld voor het werken met ervaringsdeskundigheid. Op www.kenniscentrumphrenos.nl staan onder het kopje 'Herstel' een aantal cursussen en opleidingen voor ervaringsdeskundigen vermeld. Verder worden overal in het land door cliëntenplatforms en cliëntenbelangenbureaus zelf ontwikkelde cursussen voor ervaringsdeskundigen gegeven. Karbouniaris S., E. Brettschneider (2008). Inzet en waarde van ervaringsdeskundigheid in de GGz. Utrecht: Kenniscentrum Innovatie – Hogeschool Utrecht. Knooren J., H.van Haaster (2008). Onderwijsprogramma's voor ervaringsdeskundigen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 6, 63, 515-525. Slooten J.D.Fvan, C.A.J. van Bekkum (2005). Ervaringsdeskundigheid in ACT: de winst en de weerstand. In C.L. Mulder en H. Kroon (red). Assertive Community Treatment, Nijmegen. Cure and Care Publishers. Mead S, D,. Hilton, L. Curtis (2001). Peer support: a theoretical perspective. Psychiatric Rehabilitation Journal 25, 134-141. Mowbray C.T., D.P. Mosley, C. Jasper & L Howell (eds.), ‗Consumers as providers in psychiatric rehabilitation‘, Columbia 1997. -
Ontwikkelaar
-
Uitgevoerd bij
Om inzicht te krijgen in de omvang van ervaringsdeskundigheid in de GGZ is in juni 2008 samen met de Vakvereniging voor Ervaringswerkers in & rondom de GGZ (VvE) een korte enquête gehouden onder lidinstellingen van GGZ Nederland. Bijna tweederde van de 44 deelnemende instellingen blijkt ervaringsdeskundigen in te zetten. Deze ervaringsdeskundigen zijn vooral te vinden in de functie van voorlichter, cursusleider/trainer en ervaringsdeskundig werker in (F)ACT-teams. Vaak zijn de ervaringsdeskundigen niet in loondienst, maar worden zij slechts enkele uren of keren per jaar ingezet of worden ze op detacheringsbasis ingezet. (www.ggznederland.nl/index.php?p=188033). LIVE (Landelijk steunpunt Inzet Van Ervaringsdeskundigheid in de
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Bijzonderheden
184
GGZ) is een tweejarig project van het Trimbos-instituut en Kenniscentrum Phrenos met als doel de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGZ ondersteunen en verbeteren.
185
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep
Aanpak (en planning)
Resultaten
Shared Decision Making
In het kader van herstel is het noodzakelijk dat de cliënt invloed kan uitoefenen op zijn behandeling. Gestreefd wordt naar een gezamenlijk besluitvormingsproces (shared decision making) tussen behandelaar en hulpvrager op basis van de ervaringskennis en voorkeuren van de cliënt, wetenschappelijke richtlijnen en de inzichten van de hulpverlener. Bij SDM staat centraal wat de cliënt wil bereiken in haar (dagelijks) leven. Deze doelen vormen het criterium voor de besluitvorming over de behandeling. Vervolgens dient er sprake te zijne van goede informatievoorziening: wat zijn beschikbare interventies, wat is het te verwachten resultaat, welke alternatieven zijn beschikbaar? Hoe vanzelfsprekend dit ook klinkt, in de praktijk worden cliënten in de ggz maar zeer beperkt over deze zaken ingelicht. Het SDM-model gaat ervan uit dat de ‗beste‘ behandelbeslissing de beslissing is die gezamenlijk wordt genomen op basis van gedeelde kennis over de te verwachten uitkomsten van verschillende opties. De hulpverlener en cliënt, die elkaar erkennen als expert, werken samen om informatie (o.a. over ziekte, behandelmogelijkheden, mogelijke bijwerkingen) en waarden te delen om te komen tot een weloverwogen beslissing ten aanzien van de behandeling. SDM is een met ICT ondersteunde methode die erop gericht is dat de cliënt samen met de hulpverlener tot een gezamenlijke invulling van de behandeling kan komen. Dit doet de cliënt op basis van alle informatie die nodig is om een zorgvuldige keuze te maken én op basis van zijn/ haar individuele wensen en voorkeuren. SDM is vooral behulpzaam in situaties waarin er geen overeenstemming is tussen cliënt en hulpverlener over de in te zetten behandeling, bij behandelingen waar zowel voor- als nadelen aan verbonden zijn of bij behandelingen waarvoor nog onvoldoende empirisch bewijs voorhanden is. In de praktijk is dit vaak het geval bij moeilijk behandelbare of chronische ziektes. Voorafgaand aan het gesprek met de behandelaar vult de cliënt een vragenlijst op de computer in. Waar nodig krijgt hij hierbij ondersteuning van een getrainde ervaringswerker. In de vragenlijst komen diverse punten aan de orde, zoals eigen kracht, (beperkingen in) functioneren en medicatiegebruik. Ook kan de cliënt aangeven wat hij als doel ziet van het gesprek met de behandelaar: meer informatie, medicatieverandering, zorgen bespreken, etc. Bij vervolgbezoeken wordt de vragenlijst opnieuw ingevuld, zodat de cliënt en de behandelaar de voortgang kunnen monitoren. In Kansas City is in het Wyandotte Community Mental Health Centre (CMHC) gestart met een eerste trial met SDM (Deegan, Rapp, Holter en Riefer, 2008). Gedurende een periode van 12 maanden is het programma Common Ground, als hulpmiddel voor SDM voor het eerst getest bij cliënten van twee verschillende casemanagement teams. Het onderzoek geeft aan dat het programma resulteerde in een grotere betrokkenheid van cliënten bij het consult, dat het
186
Kritische succesfactoren
Materialen en links Referenties (publicaties en onderzoeken)
Internationale context Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
programma cliënten ondersteunt om 'hun verhaal te doen' en dat de gespreksagenda meer gericht is op de behoeften en wensen van de cliënt. Korte periode tussen het afnemen van de vragenlijst en de afspraak met de psychiater Betrokkenheid van de psychiater Benadrukken aan de cliënt het belang van de eigen regie Zinvol wanneer er geen ―beste behandeling is‖ Centraal staat wat de cliënt wil bereiken in het dagelijks leven Cliënt stemt wel in met zijn behandeling De Nederlandse variant van SDM, 'SamenKeuzesMaken' is momenteel in ontwikkeling bij GGZ Noord Holland Noord in samenwerking met het HEE-team. Bähler, M, en Oosterveld, H. (2010). Shared decision making. Tijdschrift voor rehabilitatie en herstel. Issue 19(2010)1 blz.4753 Deegan, P.E., Drake, R.E. (2006), Shared Decision Making and medication management in the recovery process. Psychiatric Services 57, 11, 1636-1639. Deegan, P.E., Rapp, C., Holter, M. Riefer, M.(2008) A program to support shared decision making in an outpatient Medication Clinic. Psychiatric Services, 59, 6. Hamann, J., Langer,B., Winkler, V., Busch, R., Cohen, R. & Leucht, S. (2006). Shared decision making for in-patients with schizophrenia. Acta Psychiatrica Scandinavica (114) 4, 265-273. Hamann, J., Mendel, R., Cohen, R., Heres, S., Ziegler, M., Bühner, M. & Kissling, W. (2009). Psychiatrists' Use of Shared Decision Making in the Treatment of Schizophrenia: Patient Characteristics and Decision Topics. Psychiatric Services 60 (8), 1107-1112. SDM is in de Verenigde Staten ontwikkeld. SDM is een methode die in de Verenigde Staten is ontwikkeld en is inmiddels vertaald door GGZ Noord Holland Noord (in samenwerking met Topicus care en HEE) naar een Nederlands-programma; SamenKeuzesMaken. SamenKeuzesMaken.nl is een webapplicatie waarmee cliënt en behandelaar gezamenlijk het behandelproces vorm geven. Het doel is het verbeteren van de zorgkwaliteit en het optimaliseren van het besluitvormingsproces. Het SDM programma wordt bij GGZ NHN bij een FACT-team en bij een eerste psychoseteam gebruikt. Vanaf maart 2010 loopt er een pilot binnen GGZ InGeest locatie Bennebroek met SKM. Binnenkort zal er een pilot bij GGZ Breburg en Emergis van start gaan. -
187
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel Doelgroep Aanpak (en planning)
Integrated Dual Diagnosis Treatment (IDDT)
Dubbele diagnose komt heel veel voor. Het is moeilijk om te onderzoeken hoeveel mensen een dubbele diagnose hebben, maar er zijn wel schattingen gedaan. In Nederland heeft naar schatting 20 tot 50% van de cliënten in de GGZ te kampen met verslavingsproblemen (dus naast andere psychische stoornissen). Naar schatting 60 tot 80% van de cliënten in de verslavingzorg heeft ook andere psychische aandoeningen. Het hebben van een dubbele diagnose betekent doorgaans dat iemand veel ernstige problemen op diverse leefgebieden heeft. Mensen met een dubbele diagnose: vallen eerder terug in gebruik of psychiatrische symptomen; worden meer opgenomen en zijn minder therapietrouw; zijn vaker dakloos, depressief, suïcidaal en agressief; hebben meer problemen met hun familie; hebben meer chronische, maatschappelijke moeilijkheden, zoals werkloosheid en langdurige conflicten in de privésfeer. Nog regelmatig krijgt de behandeling van ernstige psychische stoornissen en verslaving apart aandacht in de GGZ, respectievelijk de verslavingszorg. In de praktijk blijkt dat deze behandelingen (los van elkaar of eerst de ene aandoening en dan de andere) leidt tot een onvolledig en inadequaat aanbod, waarbij er vaak sprake is van heen en weer verwijzen, slechte afstemming, uitsluiting en grote drop-out van de patiënten. Veel deskundigen, met name in Amerika maar ook in Nederland, pleiten dan ook voor een geheel geïntegreerd behandelaanbod voor dubbele diagnose cliënten. Dat betekent behandeling van beide aandoeningen, tegelijkertijd en door hetzelfde team. Integratie zou dus niet alleen moeten plaatsvinden op het niveau van de behandeling, maar ook op het niveau van het team en de zorgorganisatie. Een geïntegreerde behandeling voor mensen met een psychische stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Personen met ernstige psychische stoornissen en comorbide stoornissen in het gebruik van middelen. Geïntegreerde dubbele diagnosebehandeling staat voor gecombineerde aandacht voor (de interacties tussen) psychiatrische en verslavingsproblematiek vanuit één organisatorisch team. Het team is multidisciplinair samengesteld en bestaat onder andere uit verslavingsdeskundigen, een psychiater, psychologen, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, trajectbegeleiders, maatschappelijk werkenden, woonbegeleiders en zo mogelijk een ervaringsdeskundige. Behandeling dient plaats te vinden in een geïntegreerd kader, idealiter zowel inhoudelijk (richtlijnen) als organisatorisch (samenhang tussen psychiatrie en verslavingszorg). Het model omvat vervolgens een groot aantal onderdelen die gefaseerd ingevoerd worden, waaronder bijvoorbeeld: fasegerichte behandeling, outreachend werken, motiverende gesprekstechnieken, verslavingsbehandeling, groepsbehandeling, familie-aanbod en zelfhulp.
188
Resultaten
Kritische succesfactoren
Onderzoek (zie referenties) heeft aangetoond dat door IDDT: Afneemt: Terugval naar middelengebruik Klinisch opnames Arrestaties Detentie Herhaling en dubbelingen van behandelingen Hulpverleningskosten Gebruik van kostbaar hulpverleningsaanbod Toeneemt: Continuïteit van zorg Kwaliteit van leven uitkomsten Stabiele huisvesting Zelfstandig wonen Het Nederlandse veld ervaart een gevoel van urgentie ten aanzien van dubbele diagnose problematiek. De kennis over dubbele diagnose problematiek is in de teams die deelnamen aan de projecten toegenomen en de teams hebben meer handvatten om dubbele diagnose cliënten tegemoet te treden, verslavingsproblemen bespreekbaar te maken en aan te pakken. Het model stelt hulpverleners in staat om fasegericht te handelen en aldus beter aan te sluiten op de situatie van de patiënt. Het IDDT-model biedt teams handvatten om dubbele diagnose problemen daadwerkelijk aan te pakken, maar biedt ook ruimte voor een lange termijn perspectief. Het model geeft inzicht in de complexe problematiek en maakt duidelijk dat er op korte termijn op patiëntniveau meestal niet direct resultaten te verwachten zijn, maar dat er op termijn wel stappen gezet kunnen worden. Motiverende gespreksvoering is een cruciaal element bij de benadering en behandeling van dubbele diagnose cliënten. IDDT tips voor het implementatietraject: Neem de tijd voor de voorbereiding van de implementatie. Goede selectie van projectleiders en ondersteunen hen wanneer mogelijk met beleidsmedewerkers. Goede ondersteuning van het management voor projectleiders.
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Kritische succesfactoren: Facilitering van het traject door het management in tijd en middelen, sterke interne projectleiders, keuze voor geïntegreerd behandelen moet ondersteunt en uitgedragen worden door hoger management, liefs Raad van Bestuur, begeleiding van de implementatie door fideltymetingen bieden van super- en intervisie aan teams. Mueser, K.T.; Noordsy, D.L.; Drake, R.E.; Fox, L. (2003). Integrated treatment for dual disorders: A guide to effective practice. New York. Guilford Press. ISBN 1-57230-850-8 Landelijk expertise Centrum Dubbele Diagnose ; www.ledd.nl http://store.samhsa.gov/home In Nederland: Wamel, A. van, Kroon, H., Rooijen S. van. (2009). Systematic
189
implementation of integrated dual disorders treatment in The Netherlands. Mental Health and Substance Use: dual diagnosis,2:2,101-110. Rooijen S. van, Kroon H., Wamel A. (2008). Geïntegreerde behandeling voor cliënten met psychische stoornissen en verslavingsproblemen. In Plooy A., Rooijen S. van en Weeghel J. van (red): Psychiatrische Rehabilitatie, Jaarboek 2008-2009. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Wamel A. van, Jansen H., Kuijpers E. (2009). Verslaving en persoonlijkheidsstoornissen; naar een geïntegreerd behandelmodel. Implementatie in een behandelteam voor persoonlijkheidsstoornissen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 3, 167- 176. Monsma M, Roosenschoon BJ, Wamel A van, Roojien S van (2010) Lukt modelgetrouwe implementatie van Integrated Dual Disorder Treatment (IDDT)? Resultaten van het Doorbraakproject Dubbele Diagnose. In: Tijdschrift voor Rehabilitatie en Herstel, 2, 2010. Amsterdam:Uitgeverij SWP. In de Verenigde Staten onder andere: Biegel, D.E., Kola, L., & Ronis, R. (2007). Supporting the implementation of evidence-based practices for adults with cooccurring mental and substance use disorders. International Journal of Behavioral Consultation and Therapy, 3 (1), 1-12. Boyle, P.E. & Kroon, H. (2006). Integrated Dual Disorder Treatment: Comparing Facilitators and Challenges of Implementation for Ohio and the Netherlands. International Journal of Mental Health, 35 (2), 70-88. Boyle, P.E., & Wieder, B.L. (2007). Creating and sustaining Integrated Dual Disorders Treatment programs: Lessons learned in Ohio. Journal of Dual Diagnosis, 3 (2), 103-109 (Special edition re: National EBP Conference, Indianapolis, March 2-3, 2006 Brunette, M.F., Asher, D., Whitley, R., Lutz, W.J., Wieder, B.L., Jones, A. M., & McHugo, G. J. (2008). Implementation of Integrated Dual Disorder Treatment: A qualitative analysis of facilitators and barriers. Psychiatric Services, 59 (9), 989-995. Delos Reyes, C.M., & Ronis, R.J. (2006). Statewide implementation of integrated dual disorders treatment: The psychiatrist's role. Journal of Dual Diagnosis, 3 (1), 129-133. Drake, R. E., Essock, S. M., Shaner, A., Carey, K. B., Minkoff, K., Kola, L., Lynde, D., Osher, F. C., Clark, R.E., & Rickards, L. (2001).Implementing dual diagnosis services for clients with severe mental illness. Psychiatric Services, 52, 469-476. Kruszynski, R., & Boyle, P.E. ( 2006). Implementation of the Integrated Dual Disorders Treatment Model: Stage-wise Strategies for Service Providers. Journal of Dual Diagnosis, 2 (3), 147-155. Wieder, B.L., Boyle, P.E., & Hrouda, D.R. (2007). Able, willing, and ready: Staff selection as a core component of IDDT implementation. Journal of Social Work Practice in the Addictions, 7 (1/2), 139-165. Wieder, B.L., & Kruszynski, R.A. (2007) The Salience of Staffing in IDDT Implementation: One Agency's Experience. American
190
Journal of Psychiatric Rehabilitation, 10 (2), 103-112.
Internationale context Ontwikkelaar
Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
Kosteneffectiviteit: Clark, R. E., Teague, G. B., Ricketts, S. K., Bush, P. W., Xie, H., McGuire, T. G., et al. (1998). Cost-effectiveness of assertive community treatment versus standard case management for persons with co-occurring severe mental illness and substance use disorders. Health Services Research, 33(5 Pt.1), 1285-1308. Clark, R. E., Ricketts, S. K., & McHugo, G. J. (1999). Legal system involvement and costs for persons in treatment for severe mental illness and substance use disorders. Psychiatric Services, 50, 641-647. Dickey, B., & Azeni, H. (1996). Persons with dual diagnoses of substance abuse and major mental illness: Their excess costs of psychiatric care. American Journal of Public Health, 86(7), 973977. IDDT is de Verenigde Staten ontwikkeld en wordt momenteel toegepast in GGZ instellingen in Engeland en Schotland, Duitsland en Nederland. De oorspronkelijke aanpak is ontwikkeld door het New HampshireDartmouth Psychiatric Research Center (NHDPRC). In Nederland is het LEDD (Landelijk expertise Centrum Dubbele Diagnose) de trekker van de implementatie. Het Landelijk Expertisecentrum Dubbele Diagnose (LEDD) is een samenwerkingsverband van het Trimbos-instituut, Mentrum (onderdeel van Arkin), GGZ Eindhoven en de Kempen, Palier (Parnassia Bavogroep) en Delta Psychiatrisch Centrum. De volgende organisaties hebben deelgenomen aan het pilot project IDDT of Doorbraak project Dubbele diagnose. Arkin heeft een eigen implementatietraject gevolgd. Binnen deze instellingen werken onderdelen (in meer of mindere mate) volgens het IDDT model. Arkin GGz Eindhoven en de Kempen GGZ NHN GGZ Drenthe Novadic/Kentron- GGZ Breburg GGZ Grote Rrivieren Bavo Europoort GGZ Leiden (onderdeel van Rivierduinen) GGZ Delfland -
191
Naam Best Practice
Algemeen Context
Doel
Doelgroep Aanpak (en planning)
Pharmacotherapy Monitoring and Outcome Survey (PHAMOUS)
Behandeling met antipsychotica kan gepaard gaan met tal van bijwerkingen. De laatste jaren is duidelijk geworden dat er een verband bestaat tussen het gebruiken van antipsychotica en het ontstaan van obesitas, dyslipidemie, hypertensie en hyperglykemie (Grundy e.a. 2005). Gezien het daarmee samenhangende verhoogde risico op diabetes mellitus (dm) en hart- en vaatziekten is het monitoren van deze risicofactoren bij het gebruik van antipsychotica van groot belang (De Nayer e.a. 2005 en 2006; Marder e.a. 2004). Ook voor andere bijwerkingen geldt dat een goede, systematische monitoring kan leiden tot eerdere detectie en eventuele bijstelling van de antipsychotische behandeling. Bron: Cahn et al (2008). Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychoticagebruik. Tijdschrift voor Psychiatrie 50(2008)9, 579-591. Doel van Phamous is om de zorg voor mensen met een psychose te verbeteren door jaarlijks op een systematische manier de psychische en lichamelijke gezondheid te evalueren en zonodig de behandeling bij te stellen. In de eerste plaats is Phamous bedoeld als onderdeel van goede klinische zorg. Als de patiënt hiervoor toestemming geeft, worden de gegevens ook anoniem verzameld. Zo kan onderzoek worden gedaan naar op welke manier de behandeling van mensen met een psychose nog verder verbeterd kan worden. Mensen met schizofrenie of een psychotische stoornis die antipsychotica gebruiken en bij een van de deelnemende afdelingen in zorg zijn. Doel van Phamous is om de zorg voor mensen met een psychose te verbeteren door jaarlijks op een systematische manier de psychische en lichamelijke gezondheid te evalueren en zonodig de behandeling bij te stellen. Nadat alle gegevens zijn verwerkt, komt er een rapport van het Phamous onderzoek. De eigen behandelaar bespreekt de uitslagen met de patiënt. Samen kijken zij naar eventuele punten die in het behandelplan kunnen worden opgenomen. Daarna wordt ook de huisarts op de hoogte gebracht via een brief. Momenteel worden de mensen die in aanmerking komen voor screening vanzelf opgeroepen door de verpleegkundige. Phamous is een webbased assessment, waarvan de data wordt ingevoerd in een centrale database. Met Phamous wordt behalve een lichamelijk en psychisch onderzoek, ook een tevredenheids onderzoek en een bloedonderzoek gedaan. Dit gebeurt één keer per jaar en duurt anderhalf tot twee uur. Phamous bestaat uit: Deel I Somatische screening Patiënten karakteristieken: geslacht, geboortedatum, etniciteit Psychosociaal functioneren: diagnose, jaar van eerste psychose, sociale situatie patiënt
192
Anamnese: - Somatische aandoeningen, actuele somatische klachten, familie anamnese - Leefstijl: sport/beweging, eetgedrag, roken, alcohol en drugs gebruik Medicatie, medicatie geschiedenis (laatste 12 maanden), therapietrouw, bijwerkingen Lichamelijk onderzoek: gewicht en lengte, buikomvang, pols, bloeddruk, bewegingsstoornissen, algemeen gezondheidstoestand Lab: glucose, HbA1c, cholesterol (total, LDL, HDL), triglycerides, ALAT, ASAT, Creatinine, Ureum, CRP Beleid, gevonden problemen
Resultaten
Kritische succesfactoren
Materialen en links
Referenties (publicaties en onderzoeken)
Deel II Evaluatie van de zorg Behandel evaluatie (HoNOS) Remissie van symptomen (PANNS-r) Sociaal functioneren (GAF-score) Tevredenheid over medicatie (SRA) Tevredenheid over zorg (K.v.L.) (MANSA) Het PHAMOUS protocol wordt begeleid door onderzoek, ook zijn er over de gegevens in de database inmiddels enkele publicaties verschenen (zie referenties). Er is tevens onderzoek gedaan naar de kosteneffectiviteit van Phamous door Frederike Jörg en Richard Bruggeman waaruit bleek dat het protocol kosteneffectief is. Randvoorwaarden: Opdracht/goedkeuring Raad van Bestuur Training ROA-verpleegkundigen Instrumentarium staat vast Learned lessons: Somatische Screening leidt tot meer aandacht voor lichamelijke aspecten. Somatische screening is goed uitvoerbaar door getrainde verpleegkundigen. Vroege opsporing en vroege behandeling van lichamelijke aandoeningen kan het risico op cardiovasculaire aandoeningen verminderen en voorkomen. Zorgverbeteringen kunnen geevalueerd worden door (jaarlijkse) screening. Routine outcome assessement maakt zorg inzichtelijk en vergelijkingen mogelijk. Patient, verpleegkundige, psychiater, huisarts, apotheker werken samen aan een betere zorg, zorgen voor beter. www.phamous.eu Phamous screeningsprotocol Cahn et al. (2008). Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychoticagebruik. Tijdschrift voor Psychiatrie 50(2008)9, 579-591. Bruggeman R., Slooff C.j., Taxis K., Knegtering H., Delespaul P., The Phamous-workgroup. De Pharmacotherapy Monitoring and Outcome Survey: Phamous, opzet en eerste resultaten
193
Internationale context Ontwikkelaar Uitgevoerd bij
Bijzonderheden
(Pharmacotherapy Monitoring and Outcome Survey: PHAMOUS, design and first results). Voorjaarscongres Nederlandse Vereniging van Psychiatrie, Maastricht 12 April 2007. Abstract book pages S 107-110. Schorr G.S., Bruggeman R., Knegtering H, Janssen R.A., Brouwers J.R.B.J. Taxis K. (2006). Pharmacotherapy with antipsychotics: a monitoring and outcome survey (PHAMOUS)preliminary results. Kennisceuntrum schizofrenie congres Zwolle. Phamous is in Nederland ontwikkeld en wordt vooralsnog ook alleen hier gebruikt. Er is inmiddels wel internationaal over gepubliceerd (zie referenties). Phamous is een initiatief van het Rob Giel Onderzoekscentrum, een aantal GGZ-instellingen en de afdeling Farmaceutische Zorg van de RuG. Op dit moment wordt deze methode toegepast binnen afdelingen van het Universitair Centrum Psychiatrie (UCP) Groningen, Lentis Groningen, Van Mesdagkliniek Groningen, GGz Drenthe, GGz Friesland, Dimence Overijssel, Parnassia Den haag en Mediant Enschede. -
194