© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Een interventiemethode gebaseerd op de Roos van Leary (Deze tekst is ontleend aan Management in zesvoud, 2008) De interventiemethode heet diagonaal interveniëren. De methode is gebaseerd op de Roos van Leary. Daarom eerst een korte uiteenzetting over de Roos van Leary.
De Roos van Leary Leary heeft de wijze waarop mensen zich communicatief gedragen, onderverdeeld in een aantal segmenten. Zie figuur 1. Het model is opgebouwd langs twee assen: de boven-onderas en de tegen-samenas. De boven-onderas drukt de relatieve machtsverhouding tussen betrokkenen uit en de tegen-samenas geeft de onderlinge sympathie/antipathie weer. Het model moet worden gezien als een beschrijving van mogelijke gedragsuitingen en niet als een beschrijving van persoonlijkheidstypes. Afhankelijk van de situatie toont iedereen de beschreven gedragsuitingen wel eens. Anderzijds is het wel zo dat bepaalde gedragsuitingen voor sommige personen meer typerend zijn dan andere. Er zijn vragenlijsten in omloop om de gedragsstijl van iemand op basis van de Roos van Leary te bepalen. In subparagraaf 1.4.3 geven we een voorbeeld. Figuur 1 De Roos van Leary
BOVEN
Competitief
-
Leidend
Agressief
Helpend
TEGEN
SAMEN Opstandig
Aanpassend Teruggetrokken
Afhankelijk
ONDER Figuur 1 De Roos van Leary Zo maak je een veranderplan
1
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Het model geeft aan welk gedrag iemand zal vertonen als hij wordt geconfronteerd met een bepaald gedrag uit de cirkel. Leary formuleerde op basis van zijn onderzoek namelijk twee stellingen. 1 Bovengedrag van de één en bovengedrag van de ander gaan niet samen. Als in een relatie de één overheersend gedrag vertoont, roept dat bij de ander doorgaans spontaan de neiging op zich ondergeschikt te gedragen. Er is maar plaats voor één aap op de apenrots. De één of de ander doet er verstandiger aan bewust positief ondergeschikt gedrag te tonen. Een effectieve manier van ondergeschikt gedrag is bijvoorbeeld het stellen van vragen. Tenzij je allebei wilt vechten tot één van beiden zich op de apenrots heeft gevestigd, maar je kunt er gerust van uitgaan dat de relatie met de ander dan weg is. 2 Samengedrag dat door iemand wordt uitgezonden, roept samengedrag bij de ander op, net zoals tegengedrag van de één doorgaans tegengedrag oproept bij de ander. Als de één begint te schelden tegen de ander, komt het dikwijls voor dat de tegenpartij zich als het ware uitgelokt voelt terug te schelden. Aan de andere kant zal iemand die zich vriendelijk, helpend opstelt eerder coöperatief gedrag van de ander ontmoeten, dan wanneer hij dat niet zo zou doen. In de dienstverlening is men zich van deze wet terdege bewust. Van een agressieve, chagrijnige verkoper moeten de meeste klanten niets hebben. Om van twee kanten samengedrag te bewerkstelligen, is het een vereiste om zelf samengedrag uit te stralen. Overigens zal de verkoper, die samengedrag uitstraalt, wel proberen de leiding in het verkoopgesprek te houden. Voor het gemak vatten we nu de Roos van Leary in figuur 2 samen in vier kwadranten.
Figuur 2 Vier gedragsvarianten volgens de Roos van Leary
2
Zo maak je een veranderplan
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
We lichten de vier gedragsvarianten of gedragstijlen kort toe. 1 De offensieve stijl wordt gekenmerkt door onafhankelijk, competitief, trots, kritisch, doordrukkend, agressief, vechtgedrag. De offensieve stijl straalt uit: kijk naar mij, jij bent niet zo goed of je bent bang voor mij. 2 De defensieve stijl kenmerkt zich door sceptisch, afwachtend, dwarsliggend en vluchtgedrag. De defensieve stijl straalt opstandigheid uit of een houding van bemoei me niet met me. 3 De proactieve stijl wordt gekenmerkt door leidend, adviserend, sturend, steun biedend, directief en extravert gedrag. In de proactieve stijl straalt men uit: luister naar mij en wij mogen elkaar graag. 4 De receptieve stijl kenmerkt zich door de volgende trefwoorden: vriendelijk, ontvankelijk, toegeeflijk, afhankelijk en respectvol. De stijl straalt uit, ik ben bereid, zeg jij het maar en jij moet me leiding geven. Alle vier de stijlen kunnen weerstand in zich bergen. Bij de tegengedragsstijlen ligt dat meteen voor de hand, maar achter een samengedragsstijl kan zich ook weerstand verschuilen, bijvoorbeeld door de verandering zo innig te omarmen dat de verandering als het ware wordt doodgeknuffeld.
Diagonaal interveniëren Wat je bij weerstand moet voorkomen, is dat je als veranderaar in je natuurlijke neiging schiet in reactie op het gedrag van de medewerker. Je vindt bijvoorbeeld een defensieve, sceptische medewerker tegenover je die uitstraalt dat hij vindt dat jij je teveel met hem bemoeit. Je spontane neiging kan dan zijn daar tegenin te gaan, waarbij je laat zien dat jij de baas bent en dat hij wel zal moeten luisteren en jouw plannen zal moeten accepteren. Je probeert die neiging dus te onderdrukken. Want een dergelijke offensieve tegenreactie brengt partijen gewoonlijk niet dichter bij elkaar. Daarom moet je het anders doen en diagonaal reageren of deftiger gezegd interveniëren. Dat betekent dat je jouw natuurlijke spontane neiging om offensief te handelen moet onderdrukken en juist het diagonaal tegenovergestelde daarvan moet doen. Om dat controleren, ga je terug naar figuur 2. Plaats in figuur 2 bij het kwadrant defensief gedrag de letter M = het gedrag van de medewerker. Trek vervolgens een stippellijn naar boven en plaats daar de letters SRM = spontane reactie manager. Trek vervolgens een diagonale lijn schuin naar beneden en plaats daarbij de letters GRM = gewenste reactie manager. Het diagonaal tegengestelde gedrag van offensief gedrag is receptief gedrag. Je doet dat door bijvoorbeeld te vragen waarom de medewerker de voorgestelde wijzigingen zo sceptisch benadert, begrip te tonen voor zijn standpunten en daar op door te vragen. Je doet dat in de verwachting dat de medewerker, tegengesteld aan jouw receptieve gedrag, zich minder bedreigd voelt, zich opener zal opstellen, gaat bijdragen aan het oplossen van de voorliggende problematiek en zich proactief zal opstellen om zo te komen tot een goede vorm van samenwerking.
Zo maak je een veranderplan
3
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
In figuur 3 hebben we de weerstandsuiting van de medewerker voor elk van de vier kwadranten weergegeven, de spontane neiging daarop van de leidinggever/veranderaar en de gedragsuiting die dat op zijn beurt weer bij de medewerker zal opleveren. Weerstandsuiting Spontane van de gedragsneiging medewerker van de manager/ veranderaar 1 De sceptische Doordrukken, medewerker forceren (defensief) (offensief)
2 De jaknikkende medewerker (receptief)
Adviseren, leiden, steun bieden (proactief)
3 De bazige medewerker (offensief)
Verdedigen, terugtrekken (defensief)
4 De doordravende medewerker (proactief)
Toegeven, instemmen (receptief)
Diagonale interventie
Gedragsneiging medewerker
Manager/ veranderaar onderkent twijfel van medewerker en vraagt daar serieus op door, toont begrip voor situatie van de medewerker (receptief). Manager/veranderaar is openlijk sceptisch over de door hem voorgestelde oplossing en klaagt dat het hem ergens nog niet zint, maar hij neemt geen initiatief (defensief). Manager/ veranderaar gaat vriendelijk, geduldig exploreren en vasthoudend onderhandelen (proactief). Manager/ veranderaar vindt het onverantwoord in te stemmen, voordat er uitgewerkte scenario’s zijn van alle plannen (offensief).
Medewerker zal, omdat hij zich gesterkt en minder bedreigd voelt, steeds opener over oplossingen durven overleggen (proactief). Medewerker zal, geprikkeld door deze houding van de manager, de neiging krijgen meer voor zichzelf op te komen (offensief). Medewerker zal geleidelijk gas terugnemen en er steeds meer voor voelen bepaalde voorstellen te accepteren (receptiever). Medewerker zal, wellicht teleurgesteld, boos of geschrokken, voorzichtiger worden door deze onverwachte stevigheid van de manager (defensiever).
Figuur 3 Diagonaal interveniëren
Vragenlijst Roos van Leary De volgende vragenlijst is ontleend aan S. Vane, Werken met de Roos van Leary, Nelissen, 2007. Hoewel je gedrag beïnvloed wordt door de situatie, is er vaak wel een voorkeur te herkennen in jouw stijl van omgang met anderen. Door het beantwoorden van de volgende vragen kun je op het spoor komen van je interpersoonlijke gedragsstijl (of die van een ander). Vink de uitspraken aan die je, over het algemeen, van toepassing vindt op je eigen gedrag (of als je iemand probeert te typeren, dat van die ander). Als je moeite hebt met deze algemene uitspraken, omdat je opstelling per situatie kan verschillen, beperk je dan tot een situatie, Vervolgens kun je de lijst verschillende malen invullen, bijvoorbeeld voor je gedragsstijl op het werk of privé.
□1 □2 □3 □4 □5 □6 □7 □8 4
Ik kan opdrachten geven. Ik kan voor mezelf zorgen. Ik reageer hartelijk en met begrip. Ik bewonder en imiteer anderen. Ik ben het met iedereen eens. Ik schaam me voor mezelf. Ik ben erg bezorgd om bevestiging te krijgen. Ik geef altijd advies.
Zo maak je een veranderplan
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
□ 9 □ 10 □ 11 □ 12 □ 13 □ 14 □ 15 □ 16 □ 17 □ 18 □ 19 □ 20 □ 21 □ 22 □ 23 □ 24 □ 25 □ 26 □ 27 □ 28 □ 29 □ 30 □ 31 □ 32 □ 33 □ 34 □ 35 □ 36 □ 37 □ 38 □ 39 □ 40 □ 41 □ 42 □ 43 □ 44 □ 45 □ 46 □ 47 □ 48 □ 49 □ 50 □ 51 □ 52 □ 53 □ 54 □ 55 □ 56 □ 57 □ 58 □ 59 □ 60 □ 61 □ 62 □ 63 □ 64
Ik reageer verbitterd. Ik reageer vanuit een ruim hart en ben onbaatzuchtig. Ik doe opschepperig. Ik ben zakelijk. Ik kan streng zijn wanneer dat nodig is. Ik reageer koud en zonder gevoel. Ik kan klagen wanneer dat nodig is. Ik ben samenwerkingsgezind. Ik ben klagerig. Ik ben kritisch ten opzichte van anderen. Ik ben gehoorzaam. Ik reageer wreed en onhartelijk. Ik voel me afhankelijk. Ik ben dictatoriaal. Ik ben dominerend. Ik ben er sterk op uit om met anderen goed overweg te kunnen. Ik moedig anderen aan. Ik heb er plezier in voor anderen te zorgen. Ik ben vastberaden maar rechtvaardig. Ik reageer aan één stuk door vriendelijk. Ik reageer mild op een fout. Ik ben een goede leider. Ik reageer dankbaar. Ik ben behulpzaam. Ik kan fouten van anderen niet verdragen. Ik stel me onafhankelijk op. Ik houd van verantwoordelijkheid. Ik heb een gebrek aan zelfvertrouwen. Ik laat anderen besluiten nemen. Ik vind iedereen aardig. Ik houd ervan om verzorgd te worden. Ik ben baas over anderen. Ik ben zachtmoedig. Ik stel me bescheiden op. Ik gehoorzaam te bereidwillig. Ik ben heel beschermend. Ik reageer vaak onvriendelijk. Ik word door anderen gerespecteerd. Ik rebelleer tegen van alles. Ik reageer gepikeerd wanneer een ander de baas over me speelt. Ik ben assertief en vertrouw op mezelf. Ik ben sarcastisch. Ik ben verlegen. Ik ben egoïstisch. Ik ben sceptisch (twijfelzuchtig). Ik ben open en direct. Ik ben koppig. Ik ben gemakkelijk te beïnvloeden door anderen. Ik denk slechts aan mezelf. Ik ben te toegeeflijk ten opzichte van anderen. Ik ben lichtgeraakt en makkelijk gekwetst. Ik probeer iedereen te troosten en te bemoedigen. Ik geef gewoonlijk toe. Ik reageer vol respect op gezag. Ik wil dat iedereen mij sympathiek vindt. Ik zal iedereen geloven. Zo maak je een veranderplan
5
© 2010 Noordhoff Uitgevers bv
Scoretabel
6
BS Leidend
BT Competitief
TB Agressief
TO Opstandig
1 30 35 46 8 23 40 22
2 12 34 49 11 52 57 14
13 18 27 54 33 45 50 20
15 48 53 59 9 17 55 47
OT Teruggetrokken 19 36 42 61 41 43 51 6
OS Afhankelijk
Zo maak je een veranderplan
31 4 7 62 21 37 39 64
SO Meewerkend 16 3 24 63 28 38 56 5
SB Helpend 32 10 25 26 29 44 58 60