God geeft het Zijn vrienden als ze slapen De Schutse, gezinsdienst; zondagochtend, 22 juli 2012
1. Inleiding Een heel goede morgen. Ik was eigenlijk van plan vanochtend een experiment te doen. In Psalm 127 staat het volgende: ‘Het is zinloos om vroeg op te staan, zinloos om zo laat te gaan rusten. Waarom dat getob voor je dagelijks brood? God schenkt het zijn vrienden in hun slaap.’ (Ps. 127:2; Willibrordvertaling) Ik wilde voorstellen om allemaal eens lekker onderuit te gaan zitten en een dutje te doen. Als iemand dan zijn wekker om een uur of 11:45 zou kunnen zetten, hebben we nog een kwartier om met elkaar te bespreken wat God ons in onze slaap heeft gegeven. Goed, dat idee zou niet bij alle Schutsenaren goed vallen, maar, zoals Paulus in zijn brief aan Galaten schrijft, als ik hier was om mensen te behagen, zou ik geen dienaar van Christus zijn (Gal. 1:10). Maar er zit een diepere boodschap in dit Bijbelgedeelte. Daarom geen dutje, maar toch een praatje. Mocht u onverhoopt toch in slaap vallen, laat dan achteraf vooral even weten wat God u gegeven heeft. De tekst die deze ochtend centraal staat is de volgende: ‘Als de HEER het huis niet bouwt, is het zinloos dat bouwlieden werken. Als de HEER de stad niet bewaakt, is het zinloos dat wachters waken. Het is zinloos om vroeg op te staan, zinloos om zo laat te gaan rusten. Waarom dat getob voor je dagelijks brood? God schenkt het zijn vrienden in hun slaap.’ (Ps. 127:1-2, Willibrordvertaling) 2. ‘Doe je best, dan doet God de rest’ ‘Doe je best, dan doet God de rest’. Dat klinkt ongetwijfeld bekend in de oren. Behalve dat het mooi rijmt is er verder weinig moois aan dat bekende zinnetje. Ik wil met u stilstaan bij twee verbonden, twee afspraken tussen God en mensen en aan de hand hiervan wil ik laten zien dat ‘doe je best, dan doet God de rest’ Gods zegen, Gods genade in de weg staat. 2.1 Abraham Het eerste verbond waar ik met u naar wil kijken, is het verbond dat God sloot met Abraham. ‘God schenkt het Zijn vrienden in hun slaap’ komt uit een pelgrimslied van Salomo (Ps. 127:1). Abraham is een vriend van God, zegt de Bijbel (Jes. 41:8). Ik wil met u een stukje lezen uit Genesis 15, dat gaat over wat God deze vriend geeft als-ie slaapt. ‘(…) ‘Ik ben de HEER, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de Chaldeeën, om je dit land in bezit te geven.’ ‘HEER, mijn God,’ antwoordde Abram, ‘hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het in bezit zal krijgen?’ ‘Haal een driejarige koe,’ zei de HEER, ‘een driejarige geit, een driejarige ram, een 1
tortelduif en een jonge gewone duif.’ Abram haalde al deze dieren, sneed ze middendoor en legde de twee helften van elk dier tegenover elkaar. Alleen de vogels sneed hij niet door. Er kwamen gieren op de kadavers af, maar Abram joeg ze weg. Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. (…) Toen de zon ondergegaan was en het helemaal donker was geworden, was daar plotseling een oven waar rook uit kwam, en een brandende fakkel die tussen de dierhelften door ging. Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei hij, ‘geef ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat (…)’ (Gen. 15:7-11a, 17-18) ‘Hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het land in bezit zal krijgen?’ Dat vroeg Abraham zich af. In die tijd was het gebruikelijk dat de partijen die een verbond sloten samen tussen de stukken vlees heen en weer liepen. Van Jeroen Koornstra heb ik begrepen dat de boodschap hiervan is: ‘als jij je niet aan deze afspraak, dit verbond houdt, zal het jou vergaan als deze dieren!’ Dat is nogal wat. God zei Abraham dat hij dieren moest halen. Dat deed Abraham netjes. Abraham die dacht dat God met hem een verbond ging sluiten en dat hij zich voor dit verbond ook moest inspannen. En God leek aanvankelijk ook te bevestigen dat het om een ‘gewoon’ verbond ging: ‘haal jij maar dieren’, zei God. Abraham was benieuwd naar wat zíjn bijdrage zou zijn aan het verbond. Wat zou híj moeten doen om dat land in bezit te krijgen? De clue van dit Bijbelgedeelte is dat Abraham helemaal geen bijdrage hoefde te leveren. Abraham vroeg zich af wat hij met die dieren moest. Er kwamen gieren die van de dieren wilden eten. Abraham was druk in de weer die vogels te verjagen. U kunt zich er vast iets bij voorstellen. Abraham die met stenen of stokken probeert de vogels weg te jagen. En ondertussen, dat kan niet anders, vroeg Abraham zich af: ‘Wat wil de Heer nou? Wat wil de Heer nou? En waar blíjft Hij toch? Alles is klaar om een verbond te sluiten, de dieren liggen klaar…’ Toen Abraham helemaal uitgeput was, viel hij in slaap. En dát was het moment waarop God in actie kwam. Toen Abraham sliep, sloot God een verbond met Abraham. God liet zien dat Hij zal voorzien, dat was de afspraak, en dat er tegenover deze belofte – dat Abraham het land in bezit zou krijgen – niets zou staan. Niets? Moest Abraham niet zijn best doen om God gunstig te stemmen? Moest hij zich niet aan bepaalde voorwaarden, bepaalde regeltjes houden? Nee! Tegenover Gods belofte stond geen wederdienst. Pure genade! 2.2 De rijke jongeling Ik wil met u kijken naar een ander verbond, het verbond dat God sloot met het volk van Israël. Vanochtend wil ik niet kijken naar de totstandkoming van dat verbond (zie Ex. 19:1-8), maar naar een specifiek voorbeeld van wat dit verbond uitwerkt. U kent allemaal het verhaal van de rijke jongeling. En toch ga ik het met u bespreken. ‘En zie, iemand kwam tot [Jezus, WD] en zeide: Meester, wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven? Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Eén is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden. Hij zeide tot Hem: Welke? Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De jongeling zeide tot Hem: Dat alles heb ik in acht genomen; waarin schiet ik nog te kort? Jezus zeide tot hem: Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij. Toen de jongeling [dit] woord hoorde, ging hij bedroefd heen, want hij bezat vele goederen. Jezus zeide tot zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, een rijke zal moeilijk het Koninkrijk der hemelen binnengaan. Wederom zeg Ik u, het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog van een naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat. Toen de discipelen dit hoorden, waren zij zeer verslagen en zeiden: Wie kan dan behouden worden? Jezus zag hen aan en zeide: Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. (Mat. 19:16-26; NBG)
2
Deze tekst wordt vaak als volgt uitgelegd: de rijke jongeling hield meer van zijn geld dan van God en dus kon hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. En de boodschap is dan: mensen, hecht niet teveel waarde aan geld of aan spulletjes, maar zet God op de eerste plaats. Het is waar dat je niet twee heren kan dienen – geld en God (Mat. 6:24; Luc. 16:13) – maar volgens mij is dat niet de les die uit dit Bijbelgedeelte te leren valt. Wat ik fascinerend vind, is dat Jezus’ leerlingen ‘zeer verslagen’ waren. In de Willibrordvertaling ‘schrokken ze vreselijk’. In de Groot Nieuws waren ze ‘verbijsterd’. Ze waren dus nogal onder de indruk van wat Jezus tegen de rijke jongeling zei. Maar de leerlingen wáren helemaal niet rijk. Dat waren arme sloebers. Het merendeel was, voordat Jezus langskwam, visser geweest. Het is niet zo dat ze baantjes in hun geld trokken. Waarom waren ze dán zo geschrokken? De rijke jongeling was bíjna perfect. Bíjna. Hij hield zich aan álle geboden. Met maar één gebod had Hij moeite: het eerste van de tien geboden (Ex. 20:1-6). Dat maakte de leerlingen van streek. Je best doen is voor de wet niet goed genoeg. ‘Wie de hele wet onderhoudt maar op één punt struikelt, blijft ten aanzien van alle geboden in gebreke’, zegt Jakobus (Jak. 2:10, vgl. Gal. 3:10 en Deut. 27:26). ‘Zonder de wet zou het een puinhoop worden’, hoor je wel eens. Ah. Dat klinkt heel aannemelijk, maar het is niet Bijbels. Het is een misvatting dat de wet is gegeven om mensen te vertellen hoe ze moeten leven. Dat zeg ik nog een keer. Het is een misvatting dat de wet is gegeven om mensen te vertellen hoe ze moeten leven. Je vindt nergens, echt nergens dat God zijn wet heeft gegeven om de Israëlieten in het gareel te houden. Waarom dan toch de wet? Deze vraag stelt Paulus geestig genoeg ook in de brief aan de gemeente van Galatië: ‘Waarom dan toch de wet? De wet is later ingevoerd om ons bewust te maken van de zonde, in de tijd dat de nakomeling aan wie de belofte was gedaan nog komen moest.’ (Gal. 3:19) Paulus zegt dat de wet zonde deed leren kennen (Rom. 3:20). De wet bracht mensen tot het inzicht dat ze tekort schoten ten opzichte van Gods normen. De rijke jongeling ging bedroefd heen. Weet u waarom? Omdat hij zich realiseerde dat hij nooit, nooit, nooit op eigen kracht zijn redding zou kunnen bewerkstelligen. En dat maakte hem bedroefd. En de leerlingen van Jezus raakten van streek. ‘Wie kan dan wél behouden worden?’ vroegen ze wanhopig. En dan volgt de kern van dit Schriftgedeelte: ‘Bij de mensen is dit onmogelijk’, zegt Jezus. Ik lees het nog een keer: ‘Bij de mensen is dit onmogelijk’. Maar daar eindigt Jezus niet! Jezus vervolgt: ‘maar bij God zijn alle dingen mogelijk’. Halleluja! ‘Ja, halleluja, dat klinkt leuk, Walter, maar wat bedoelt Jezus met deze woorden? Wat is hier zo halleluja aan?’ Hier is halleluja aan dat God inmiddels heeft gedaan wat voor mensen onmogelijk was. Dat verdient een nadere toelichting. 3. Het is volbracht! Op het moment dat Abraham helemaal uitgeput is geraakt van het wegjagen van de gieren valt hij in een diepe slaap. In Genesis 15:17 staat dan: ‘Toen de zon ondergegaan was en het helemaal donker was geworden, was daar plotseling een oven waar rook uit kwam, en een brandende fakkel die tussen de dierhelften door ging.’ De profeet Jesaja spreekt van een brandende fakkel die verlossing zal brengen (Jes. 62:1). Om het deze ochtend toch wat interactief te maken mag ú raden Wie met die brandende fakkel is bedoeld. Precies! Jezus! Jezus gaat in de plaats van Abraham tussen de stukken vlees door en sluit namens Abraham het verbond met God! Wauw! Zoals God later een ram de plaats in laat nemen van Izaäk, als deze haast wordt geofferd door Abraham (Gen. 22:9-14), laat God hier een fakkel de plaats van Abraham innemen. Zoals de ram naar Jezus verwijst, verwijst hier de fakkel naar Jezus. Jezus ging aan 3
het kruis om een nieuw verbond te sluiten (zie m.n. Heb. 8). Wat dit nieuwe verbond is, lezen we in de brief aan de Hebreeën: ‘Volksgenoten zullen elkaar niet meer hoeven te onderwijzen, men zal elkaar niet meer hoeven te zeggen: “Ken de Heer!”, want allen zullen mij kennen, van klein tot groot. Ik zal hun wandaden vergeven en aan hun zonden zal ik niet meer denken.’ (Heb. 8:11-12, vgl. Jer. 31:34) Het nieuwe verbond is, dat God onze wandaden hééft vergeven (bijv. Ef. 4:32; Kol. 3:13; 1 Joh. 2:12) en dat Hij er zelfs niet meer aan dénkt (vgl. Jes. 43:25)! En weet u wat het mooie is aan dit verbond? We kunnen er niks aan doen. Net als Abraham is het enige wat wij mogen doen slapen, rusten. Werd Abraham gerechtvaardigd door zijn goede daden? Nee, Abraham werd gerechtvaardigd door zijn geloof (Rom. 4:1-5). En zo mogen wij weten dat ook wij worden gerechtvaardigd door ons geloof (bijv. Rom. 3:28; Gal. 2:16). Het is volbracht (Joh. 19:30)! Voltooid verleden tijd: het ís volbracht. 4. Sabbatsrust 2.0 Ik neem u nu mee op wat een zijpad lijkt. Geen zorgen, ik kom zo weer terug op de hoofdweg. Er bestaat een wijdverbreid misverstand over de sabbat dat ik graag wil rechtzetten. Ik ben er nu toch. In de eerste plaats is de zondagsrust niet hetzelfde als de sabbatsrust. De sabbat begint op vrijdagavond en duurt tot zaterdagavond. ‘Wat maakt het nou uit of je die rustdag op de zaterdag of op de zondag pakt?’, zult u misschien denken. Dat maakt alles uit. In de tijd dat de sabbatsrust nog gehouden moest worden, werd deze gehandhaafd met de doodstraf (Ex. 31:14-15, 35:2). Kort en goed: u bent dood nog voordat u van uw zondagsrust kunt genieten. Maar hier draait het niet om. De sabbatsrust is, zoals zoveel in de wet van Mozes (bijv. Heb. 8:5), een voorafschaduwing van wat met Christus is gekomen (Kol. 2:16-17, zie ook Gal. 4:10-11). Dat ging misschien een beetje snel. Wat hield de sabbatsrust in voor de Joden? De sabbatsrust hield in dat de Joden één dag per week niet mochten werken, maar ook dat ze eens in de vijftig jaar een jaar, het sabbatsjaar, niet mochten werken (Lev. 25:4). Anders dan de volken die rondom Israël leefden, mocht het volk van Israël niet elke dag werken. Waarom niet? Omdat ze dan zouden zien dat er Iemand was die voor ze zou zorgen! God zegt: ‘Geen zorgen! Ík zorg voor jullie! Je hoeft niet zeven dagen te werken om voor zeven dagen eten te hebben! Ik zorg ervoor dat je niks tekort komt!’ De sabbat was een verplichte stap in geloof. ‘Je mág niet werken, zodat je zal zíen dat Ik voor je zorg’, zei God! Zo hebben veel christenen nog niet naar de sabbatsrust gekeken. De sabbat was een verplichte stap in geloof. Tegenwoordig is de zondagsrust voor veel christenen een straf. ‘Ik mag niks doen vandaag, het is sabbat.’ Dat was helemaal het doel niet van de sabbat. Wij hóeven niet meer zeven dagen in de week te werken voor ons eten en drinken. Sterker, de meesten van ons hebben twéé dagen per week vrij! En we hebben een paar weken vakantie per jaar. Daar is helemaal geen geloof voor nodig. Dat is zo bepaald bij cao en arbeidsovereenkomst. En niks doen op zondag is dan ook geen stap in geloof. Die sabbat, dat niks doen, dat rusten, is volgens Paulus een voorafschaduwing van wat met Christus is gekomen. Wat is er dan met Christus gekomen? Dat lezen we in de Hebreeënbrief ‘Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust. En wie is binnengegaan in zijn rust, vindt rust na zijn werk zoals God na het zijne. Laten we dus alles op alles zetten om te kunnen binnengaan in die rust (…).’ (Heb. 4:9-11) Ik lees hier dat wij worden aangespoord binnen te gaan in Gods rust! De schrijver van de Hebreeënbrief spoort ons aan – zet alles op alles! – om die rust te pakken die dankzij Jezus’ kruisdood voor ons beschikbaar is gekomen! De sabbatsrust voor ons is dat we mogen weten dat het volbracht is. En dat we mogen weten dat God zorgt voor Zijn vrienden. Jezus zegt: 4
‘Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ (Mat. 11:30) Als u bij uzelf steeds weer constateert dat u tekortschiet ten opzichte van Gods maatstaven, dan zegt Jezus tegen u: laat het los! Hou op met op je tenen lopen! Stop ermee! De wet laat zien waar je tekortschiet. De rijke jongeling was perfect op één punt na en hij werd door de wet genadeloos – ja, genadeloos, zonder genade – afgewezen. De wet is koud en kil. Maar bij God is genade! Als u steeds weer gespannen, gestrest bent, dan moedig ik u aan vanochtend in Gods rust in te gaan. Als je je concentreert op je zorgen worden ze groter. Misschien heeft u geldzorgen. Misschien moet u zich op werk drie slagen in de rondte werken. Misschien hééft u niet eens werk. Petrus zegt: ‘Werp al uw zorgen op [Jezus]. Hij zorgt voor u’ (1 Petr. 5:7, Groot Nieuws). Daar is een leuk liedje van gemaakt dat we hier regelmatig zingen: ‘Cast your burdens – klap, klap, klap – unto Jesus – klap, klap, klap – for He cares for you!’ Het is een leuk liedje en het is leuk om te zingen, maar vanochtend moedigen de schrijver van de Hebreeënbrief en ik u aan in te gaan in Gods rust, in de sabbatsrust 2.0. 5. Conclusie Ik kom tot een afronding. Of het nu gaat om de ‘werken der wet’ of om het gewone werken – u weet wel, working nine to five – u mag rusten in het volbrachte werk van Jezus. ‘Ja’, zal u zeggen, ‘dat Jezus kwam om de wet te vervullen, helemaal prima, maar op kantoor moet ik toch zélf aan de slag?’ Ja en nee. Natuurlijk moet u niet uw kussen meenemen naar kantoor en aldaar aangekomen fijn een tukje gaan doen. ‘Sorry baas, ik heb in de kerk gehoord dat God het zijn geliefden in hun slaap geeft, dus als u me om vijf uur wakker wilt maken…’ Nee. Net zo min als de vervulling van de wet ervoor bedoeld is dat u als christen op uw gat blijft zitten. De wereld ziet reikhalzend uit naar het openbaar worden van de zonen en dochters van God, zegt de Bijbel (Rom. 8:19). Als wij ons realiseren wie wij zijn in Jezus, zullen we, net als Abraham (Hand. 3:25), een zegen voor de wereld kunnen zijn. Als u gaat beseffen dat God met u is, zal u op werk niet stressen (vgl. Spr. 10:22). U mag op werk in Gods rust blijven. Abdoel heeft me eens gezegd dat ik alleen mag spreken uit eigen ervaring. Van Ab mag ik anderen niet voorhouden wat ik zelf niet ondervonden heb. Dat heb ik goed in mijn oren geknoopt. Ik zal kort een persoonlijke getuigenis geven. Mijn baas heeft me recentelijk één dag de tijd gegeven om een klus te klaren waar normaal anderhalve week voor wordt gegeven. De baas bleek een vergissing te hebben gemaakt in het rooster. Dus. Mijn eerste reactie was: ‘dat gaat mij nooit lukken!’ En ik raakte in de stress. ‘Hoe ga ik dit voor elkaar krijgen?’ U weet ook: van stress word je heel gezellig. Mijn tweede reactie was: ‘het gaat mij nooit lukken, maar ik ben niet alleen! God is bij mij! En als God aan mijn kant staat kan ik alle uitdagingen aan (vrij naar Rom. 8:31)!’ Er viel een last van mijn schouders en ik heb die ene dag onvoorstelbaar veel werk verzet. Ik stond er zelf van te kijken. Ik belde Sara aan het eind van de dag en was amper in staat mijn verbazing onder woorden te brengen. Weet u wat mijn baas zei, toen ik hem de dossiers kwam brengen? ‘Jezus, dat is snel!’ En zo is het! Weet u wat ik geloof? Als wij, christenen, in ons werk rusten in Jezus, zal Hij voor ons zorgen en zullen onze aardse bazen verbaasd staan van onze productie, zoals Potifar versteld stond van wat er uit Jozefs handen kwam (Gen. 39:3). God wil ons zegenen, zodat wij voor onze omgeving een zegen kunnen zijn. Abraham is een vriend van God (ís, God is een God van de levenden, bijv. Mat. 22:32). Ik ben een vriend van God! I am a friend of God! Bent u een vriend van God? Ik hoop het van harte. Het mooie is, dat zagen we bij Abraham, dat wanneer wij ons overgeven, als wij gaan slapen, de sabbatsrust 2.0 ingaan, God kan werken in ons leven. Wat een krachtige waarheid! Het is mijn gebed dat deze waarheid u vrijzet (Joh. 8:32)! 5
De aangehaalde Bijbelteksten zijn, tenzij anders vermeld, overgenomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Voor de teksten overgenomen uit de NBG-vertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951. En voor de teksten overgenomen uit de Willibrordvertaling (herziene editie), © Katholieke Bijbelstichting 1995.
6