Depressiviteit een adolescentie dossier onderwijskunde 3
naam: Wouter J. Bokhove studienummer: (9)090303
Faculteit TNW Afdeling Technische Natuurkunde Technische Universiteit Delft
februari 2001
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ...............................................................................................................2 1 Depressie ................................................................................................................3 1.1 Kenmerken .....................................................................................................3 1.2 Typen van depressie in de adolescentie .........................................................4 1.2.1 bipolaire depressieve stoornis (manisch-depressieve stoornis)..............4 1.2.2 schaamtedepressie ..................................................................................4 1.2.3 schulddepressie ......................................................................................4 1.3 Normale en pathologische depressie in de adolescentie ................................4 1.4 Oorzaken en achtergronden............................................................................5 1.4.1 Chemische oorzaken ..............................................................................5 1.4.2 Erfelijkheid.............................................................................................5 1.4.3 Persoonlijkheidsfactoren ........................................................................5 1.4.4 Ernstige traumatisering en chronische verwaarlozing ...........................6 1.4.5 Verlies of separatie van een belangrijk persoon (in de kindertijd) ........6 1.4.6 Samenhangend met de adolescentie als ontwikkelingsfase ...................7 1.5 Verwijzen en hulpverlening ...........................................................................7 2 Een onderzoek onder jongeren in Nederland .........................................................9 3 Actuele informatie................................................................................................10 3.1 Wetenschappelijke informatie......................................................................10 3.2 Internetsites ..................................................................................................10 3.3 Organisaties..................................................................................................11 4 Een voorbeeld.......................................................................................................12 5 Conclusies ............................................................................................................13 Wat moet een docent van dit onderwerp weten? .....................................................13 5.1 Kenmerken ...................................................................................................13 5.2 Oorzaken ......................................................................................................13 5.3 Verwijzen en hulpverlening .........................................................................14 5.4 Meer informatie............................................................................................14 Literatuur......................................................................................................................15 Bijlage 1: http://www.zwaarweer.nl ............................................................................16 Informatie voor ouders en leraren ............................................................................16 Wisselende stemmingen horen bij pubers............................................................16 Veranderingen ......................................................................................................16 Depressie bij jongeren niet zeldzaam...................................................................16 Waaraan is een depressie te herkennen? ..............................................................16 Verschillen tussen jongens en meisjes .................................................................17 Gewoon pubergedrag? .........................................................................................17 De symptomen op een rij .....................................................................................17 Waar komt een depressie vandaan? .....................................................................17 Wacht niet te lang met hulp zoeken .....................................................................18 Adviezen voor de omgeving ................................................................................18 Hulp zoeken .........................................................................................................19
Adolescentiedossier
2/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
1 Depressie Depressieve klachten of symptomen komen vaak voor bij adolescenten. Het wordt vaak beschouwd als behorend bij de leeftijd dat jongeren snel geïrriteerd zijn, zich isoleren, nergens meer zin in hebben en af en toe flink balen. Vaak zijn de depressieve klachten bij jongeren van tijdelijke aard. Bij een kleine groep adolescenten kunnen depressieve klachten een voorbode zijn van toekomstige psychiatrische problematiek. Jongeren die last hebben van depressies kunnen in twee groepen ingedeeld worden: 1. jongeren die last hebben van depressieve symptomen 2. jongeren die last hebben van een depressieve stoornis Het verschil tussen de twee groepen is dat een jongere met een depressieve stoornis bepaalde depressieve symptomen gedurende een bepaalde tijd heeft en dat deze symptomen hebben geleid tot een duidelijk waarneembare verstoring van het dagelijks functioneren van de desbetreffende jongere. Het vaststellen van depressieve klachten bij jongeren wordt meestal gedaan met behulp van zelfbeoordelingsvragenlijsten. Een voorbeeld van zo'n vragenlijst is de Beck Depression Inventory. Op basis van deze vragenlijsten kunnen uitspraken gedaan worden over de ernst van het niveau van depressieve symptomatologie. Het vaststellen van depressieve stoornissen kan niet alleen op basis van symptomen maar daarvoor is ook kennis nodig van de duur van deze symptomen en hoe deze symptomen het dagelijks leven van de adolescent beïnvloeden. Deze informatie kan alleen achterhaald worden op basis van een klinisch interview. 1.1 Kenmerken Er zijn een groot aantal kenmerken van depressieve stoornissen te noemen. Hierbij moet worden benadrukt dat het voorkomen van deze kenmerken bij een adolescent niet per definitie wijst op een depressieve stoornis. § gebrek aan zelfwaardering; § verminderde of verhoogde eetlust; § pessimistische kijk op het leven; § twijfel aan de zin van het leven; § geen plezier kunnen beleven aan alledaagse dingen; § lusteloosheid. De depressie in de adolescentie vertoont veel overeenkomsten met de depressieve beelden die bij volwassenen worden aangetroffen. Er zijn ook een aantal kenmerken die typisch zijn voor depressieve adolescenten: § allerlei angsten die leiden tot slaapstoornissen; § somatische klachten: buikpijn, duizeligheid en hoofdpijn; § sterke stemmingswisselingen; § provocerend of agressief gedrag; § maskering van depressieve gevoelens: vandalisme, spijbelen, leer- en concentratieproblemen, lichamelijke klachten, alcohol- en drugsgebruik; § onopgeloste conflicten rondom afhankelijkheid; - toenemende behoefte aan zelfstandigheid vs. onzekerheid en twijfel over het vermogen om zelfstandig te worden; - weglopen van huis en spijbelen vs. (schuldbeladen) thuiskomen en braaf naar school gaan. § kwetsbaarheid (een chronisch gevoel van tekortschieten en falen).
Adolescentiedossier
3/19
Wouter Bokhove 1.2
Onderwijskunde 3b
Typen van depressie in de adolescentie
1.2.1 bipolaire depressieve stoornis (manisch-depressieve stoornis) Kenmerkend voor de manisch-depressieve stoornis: § depressieve stemmingen worden afgewisseld door eenuitbundige stemming, soms door prikkelbaarheid en lichte ontvlambaarheid, rusteloosheid en overactiviteit; § een sterke drang om te praten; § sterk associatief denken dat moeilijk is te volgen; § gevoel van minderwaardigheid is omgeslagen in een overdreven inschatting van eigen kunnen (grootheidswanen); § overactiviteit is ongecontroleerd, onttrekt zich aan realiteitstoetsing en kan aanmerkelijke risico's met zich meebrengen voor de omgeving en/of voor de adolescent zelf. 1.2.2 schaamtedepressie Kenmerkend voor een schaamtedepressie is een groot schaamtegevoel: § een sterk gevoel van minderwaardigheid; § een gevoeld dat er niemand is die van hem kan houden; § voortdurend op zoek naar bevestiging en aandacht; § grote angst om in de steek gelaten te worden (de adolescent kan aandacht trekken om dit te voorkomen door bv. suïcide) 1.2.3 schulddepressie Kenmerkend voor een schulddepressie is een groot schuldgevoel: § een verlangen naar erkenning en goedkeuring; § schuldgevoelens (vaak over seksuele kwesties); § een gevoel van 'slecht' zijn; § een gevoel niet te voldoen aan de (vaak te) hoge eisen die de adolescent aan zichzelf stelt; § angst om de liefde van een ander te verliezen; § omzetting van schuldgevoel in actie door het provoceren van straf en afwijzing, wat leidt tot meer schuldgevoelens. 1.3 Normale en pathologische depressie in de adolescentie De adolescentie is een risicovolle ontwikkelingsfase, die vaak met depressieve stemmingen gepaard gaat. Depressieve gevoelens zijn min of meer een normaal verschijnsel tijdens de adolescentie. Ze horen bij de turbulenties van deze ontwikkelingsfase. Voor het merendeel van de adolescenten zijn deze gevoelens niet onbekend. Depressieve gevoelens kunnen de normale ontwikkeling belemmeren en de adolescent in grotere problemen brengen. Vanuit dit perspectief gezien is de adolescentie een duidelijke risicoperiode. Daar staat tegenover dat er een aantal adolescenten is die in deze ontwikkelingsfase een meer pathologische stemmingsstoornis ontwikkelen. Het is geen eenvoudige zaak om het onderscheid te maken tussen de normale depressieve stemmingen van de adolescentie en de depressie in engere zin. Voor jongeren die met dat laatste type depressie worden geconfronteerd, is de adolescentie een probleemperiode die zijn zonder professionele hulp niet doorkomen. Het is niet eenvoudig om de min of meer ormale depressieve stemmingen, die een uiting zijn van de moeilijkheden en problemen met actuele ontwikkelingstaken, te onderscheiden van depressie in engere zin. Een belangrijke complicerende factor is Adolescentiedossier
4/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
dat de intensiteit van het depressieve gevoel niet doorslaggevend is voor de ernst van de depressieve stoornis. De normale depressieve stemmingen tijdens de adolescentie hebben vaak een tijdelijk karaketer. De adolescent groeit eruit. Wanneer dit proces om wat voor redenen ook stagneert, kunnen de depressieve stemmingen zich ontwikkelen tot een depressie in engere zin. Dit betekent dat ook de normale depressieve stemmingen gedurende de adolescentie serieus genomen moeten worden, omdat het risico van het ontstaan van een depressieve stoornis groot is. Veel depressieve adolescenten groeien op tot depressieve volwassenen. Er zijn belangrijke signalen waaruit blijkt dat het bij sommige adolescenten om meer gaat dan om voorbijgaande depressieve stemminge. De depressieve buien komen bij hen vaker voor en duren langer. Ook lijken de depressieve stemmingen minder verband te houden met actuele situaties en gebeurtenissen. Opvallend is dat gesprekken met vertrouwenspersonen van de adolescent, zoals een leraar of vriend, geen verlichting geven .Niet zelden gaan deze sombere buien gepaard met een verslechtering van schoolprestaties. Regelmatige opmerkingen als 'ik zie het al een tijd niet meer zitten' of 'voor mij hoeft het allemaal niet meer' zijn uitingen van een diep gevoel van malaise en wijzen eveneens in de richting van suïcidaliteit. Ook als de depressieve stemmingen gepaard gaan met aanhoudende somatische klachten als buikpijn, hoofdpijn en rugklachten, of samengaan met een slechte eetlust, slaapproblemen en een overbezorgdheid over de eigen gezondheid, kan er een depressieve stoornis aanwezig zijn, die professionele aandacht vergt. Een aanvullende belangrijke diagnostische aanwijzing voor een depressieve stoornis is de aanwezigheid van eerdere significante stemmingsstoornissen in de kindertijd of een gezinsgeschiedenis waarin depressieve of andere psychiatrische problematiek een rol heeft gespeeld. 1.4 Oorzaken en achtergronden Het is ongelijk en onjuist om één enkele oorzaak voor een depressie aan te wijzen. Er is altijd sprake van een samenhangsel van vele factoren tegelijk. Deze factoren liggen op sociaal-cultureel, psychologisch en lichamelijk gebied. 1.4.1 Chemische oorzaken Er is geen specifieke stoornis in de chemische stofwisseling van de hersenen aangetoond. Depressies gaan waarschijnlijk gepaard met een stoornis in de hersenfunctie. De hersenen van een depressiepatiënt gaan anders werken. Aangenomen wordt dat er een bepaalde kwetsbaarheid bestaat, die door een bepaalde aanleiding 'naar buiten wordt gebracht'. In de hersenen vindt er tussen de daar lopende zenuwen een voortdurende uitwisseling plaats van chemische stoffen (neurotransmitters). Bij depressieve mensen wordt het evenwicht tussen de neurotransmitters verstoord. Er is geen bewijs dat het gebruik van drugs of alcohol oorzaak kan zijn van een langer durende depressie. 1.4.2 Erfelijkheid Depressie is geen erfelijke ziekte. Vrijwel zeker zijn sommige mensen op grond van hun aanleg meer dan gemiddeld kwetsbaar voor het krijgen van een depressie. De erfelijke aanleg kan dus wel van belang zijn bij het ontstaan van depressies. 1.4.3 Persoonlijkheidsfactoren § een aantal karaktertrekken maken mensen vatbaar tegen depressies: Adolescentiedossier
5/19
Wouter Bokhove -
-
-
Onderwijskunde 3b
een sterk ontwikkeld vermogen tot medeleven met het leed van anderen; een gevoel dat het toch niets uitmaakt wat ze doen; een onvermogen om van zich af te bijten of voor zichzelf op te komen; de strengheid van het geweten. Mensen met een overmatig streng geweten kunnen gebukt gaan onder overmatige schuldgevoelens; de eisen die mensen aan zichzelf stellen. Mensen die geneigd zijn onrealtische hoge eisen aan zichzelf te stellen zullen nooit de kans krijgen een gevoel van eigenwaarde op te bouwen; de mate waarin mensen geneigd zijn zich onbegrepen te voelen. De verwachting om weer afgewezen te worden, maakt dat men overmatig rekening gaat houden met anderen en dus weinig zichzelf kan zijn, d.w.z. weinig ruimte kan maken voor eigen belangen, wensen, etc. overmatige gevoeligheid voor kritiek en afhankelijkheid van lofprijzingen van anderen. hoe wordt gereageerd op tegenslag, ongeluk, nara berichten, kritiek?
Er zijn geen specifieke spanningsverwekkende gebeurtenissen die als de oorzaak voor een depressie aangewezen kunnen worden. Wel zijn er bepaalde gebeurtenissen die voor het eerst in de adolescentie zichtbaar worden en een grote rol spelen in het ontstaan van een depressie. 1.4.4 Ernstige traumatisering en chronische verwaarlozing Ontwrichtingen in de kindertijd kunnen in de adolescentie een depressie tot gevolg hebben: § mishandeling § seksueel misbruik § verwaarlozing (vb. onvoldoende zorg bij ziekte, onverschilligheid, veel en onverwacht wisselen van verzorgers, slechte lichamelijke verzorging, excessief straffen) § opgroeien in een onveilig omgeving. Elke intieme band met een ander is in beginsel onbetrouwbaar. Deze kinderen groeien op in de overtuiging dat hun belangen er niets toe doen. Ze voelen zich niets waard en verwachten van de wereld niets dan onheil. 1.4.5 Verlies of separatie van een belangrijk persoon (in de kindertijd) Een verlies in de kindertijd wordt vaak pas verwerkt in de adolescentie. Kinderen hebben een gebrekkig idee van de dood en kunnen daarom pas een rouwproces doormaken in de adolescentie. Ook de emotionele afwezigheid van een belangrijk persoon in de vroege kindertijd is een predisponerende factor voor latere depressie. Depressieve stemmingen van de moeder gedurende de eerste twee jaar na de geboorte vergroten de kans op gelijksoortige stemmingen bij he tkind. Het kind voelt zich verantwoordelijk voor de stemming van de moeder en staat er tegelijkertijd machteloos tegenover. Ook tijdens de adolescentie zelf kan het verlies van een belangrijk persoon leiden tot een acute depressieve reactie: ouders die gaan scheiden, het plotseling overlijden van grootouders, een boezemvriend(in) die verhuist.
Adolescentiedossier
6/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
1.4.6 Samenhangend met de adolescentie als ontwikkelingsfase Jongeren gaan tijdens de adolescentie door een aantal ontwikkelingen, die depressieve gevoelens kunnen opwekken: § de losmaking uit het ouderlijk gezin; Een aantal factoren spelen een rol bij het zich losmaken van de jongere uit het ouderlijk gezin: - de adolescent wordt geconfronteerd met z'n eigen beperkingen; - de ouders blijken niet zo alwetend en almachtig te zijn als door het kind gedacht is; - eigen normen en waarden worden getoetst aan die van leeftijdsgenoten. Hiermee zetten ze zich af tegen de ouders; - de adolescent verplaatst zijn interesse- en activiteitensfeer steeds meer buiten het gezin. De devaluatie van het ouderlijk gezag gaat vaak gepaard met gevoelens van depressie, aangezien de losmaking van het gezin in een bepaald opzicht het verlies betekent van de belangrijkste personen van de adolescent. Het loslaten van het gezin kan gepaard gaan met een gevoel van isolement en eenzaamheid. § de psychoseksuele ontwikkeling; De adolescent wordt geconfronteerd met een nieuw lichaam, waarmee hij zich vertrouwd moet maken. Dit kan gepaard gaan met gevoelens van twijfel over de eigen aantrekkelijkheid. Ook afgewezen liefdes kunnen een sterke invloed hebben op het gevoel van eigenwaarde van de adolescent. § de ontwikkeling van een sociale identiteit. De losmaking uit het gezin betekent voor de adolescent dat hij zich een beeld vormt van zijn plaats in de maatschappij. Voor meisjes kan het conflict tussen het traditionele moederschap en een carrière erg verwarrend zijn. Jeugdwerkloosheid kan ook een belangrijke sociale bron zijn voor de depressie van een adolescent. 1.5 Verwijzen en hulpverlening Sommige depressieve adolescenten vragen zelf duidelijk om hulp bij een leraar, de huisarts of een ander vertrouwenspersoon. Er zijn enkele belangrijke richtlijnen voor het voeren van een gesprek met een adolescent die mogelijk last heeft van depressiviteit. Deze richtlijnen komen voort uit het idee, dat de adolescent nauwelijks gevoel van eigenwaarde heeft: § Neem de gevoelens van de adolescent altijd serieus! § Laat de adolescent merken dat hij begrepen wordt! § Nodig de adolescent uit om zijn gevoelens onder worden te brengen! § Praat met een erg depressief lijkende adolescent over suïcideplannen! § Onderschat suïcidale of depressieve gevoelens niet! § Praat de adolescent geen schuldgevoel aan! § Beloof de adolescent niets dat niet nagekomen kan worden (bv. beloven om de door de adolescent verschafte informatie niet door te spelen)! § Laat het bij het doorverwijzen niet bij het geven van een telefoonnummer van een hulpinstantie! De hulpverlening bij adolescenten met depressieve stoornissen gebeurt meestal bij inrichtingen voor ambulante psychotherapeutische hulp bij bv: § RIAGG;
Adolescentiedossier
7/19
Wouter Bokhove § § §
Onderwijskunde 3b
psychiatrische klinieken met speciale adolescentenafdelingen met mogelijkheden voor ambulante psychotherapie en/of dagbehandeling; gespecialiseerde (poli) klinieken voor kinder- en jeugdpsychiatrie; zelfstandig gevestigde psychotherapeuten.
Behandeling van depressieve antidepressieve farmaca.
stoornissen
kan
ondersteund
worden
met
Tevens zijn er een aantal instellingen die preventieve cursussen houden: § Hou de stemming erin! een cursus voor jongeren vanaf 15 jaar die meer controle willen over hun leven. Gegeven door Parnassia (psycho-medisch centrum) [1]; § Stemmingmakerij, een cursus voor scholieren die 'te veel en te vaak balen naar hun zin'. Gegeven door verschillende RIAGG's.
Adolescentiedossier
8/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
2 Een onderzoek onder jongeren in Nederland In 1993 is een Nederlands screeningsonderzoek gedaan [1] om inzicht te krijgen in het voorkomen van depressieve klachten onder schoolgaande jongeren. Dit onderzoek bestond uit de eenmalige afname van een korte schriftelijke vragenlijst. De vragenlijst was een aan de doelgroep aangepaste versie van de Beck Depression Inventory (BDI). De BDI meet de intensiteit van depressieve symptomen en geeft een score die kan variëren van 0 tot 63. Hoe hoger de score, hoe meer last van depressieve symptomen. De volgende indeling is gemaakt: § score < 10: geen of lichte depressie § score tussen 10 en 18: lichte tot matige depressie § score tussen 19 en 29: matige tot ernstige depressie § score > 29: ernstige depressie De resultaten van dit onderzoek staan in tabel 1. BDI-score % jongeren < 10 84,4 geen of weinig depressieve klachten 10 - 18 13,0 lichte tot matige depressieve klachten 2,4 matige tot ernstige depressieve klachten 19 - 29 >29 0,2 ernstige depressieve klachten Tabel 1. depressieve klachten van jongeren. Uit dit onderzoek blijkt dat 15,6% van de jongeren last hebben van een hoog niveau van depressieve symptomen. Uit dit onderzoek blijkt tevens dat op basis van demografische kenmerken, potentieel stressvolle gebeurtenissen, de waardering van dagelijkse omstandigheden en de ervaren gezondheid, het gezondheidsgedrag en leefwijzen groepen jongeren kunnen worden onderscheiden die meer depressieve klachten rapporteren dan andere groepen jongeren. § Meisjes, leerlingen van 18 jaar en ouder, jongeren uit de stad en jongeren die niet bij beide ouders wonen rapporteerden gemiddeld significant meer depressieve klachten dan respectievelijk jongens, jongere adolescenten, jongeren die in een dorp woonden en jongeren die bij beide ouders woonden; § Jongeren die de volgende gebeurtenissen meemaakten hadden gemiddeld meer depressieve symptomen dan jongeren die deze gebeurtenissen niet meemaakten: het einde van een verkering of vriendschap, slachtoffer zijn geweest van criminele handelingen, van school veranderd zijn, een verkeersongeluk meemaken, verandering van gezinssamenstelling meemaken, geconfronteerd worden met problemen van gezinsleden op het werk, ziekte en dood van een vriend(in); § Jongeren die hun dagelijkse omstandigheden, met uitzondering van hun woonsituatie, negatiever waardeerden hadden significant meer last van depressieve klachten; § Jongeren die hun gezondheid als matig of slecht betitelden, de afgelopen twee maanden hun huisarts hadden geraadpleegd (m.n. geldig voor meisjes) of de afgelopen twee weken geneesmiddelen hadden gebruikt, hadden gemiddeld meer last van depressieve klachten; § Jongeren die de afgelopen maanden herhaald hadden verzuimd (vanwege ziekte of om andere redenen) rapporteerden gemiddeld meer depressieve klachten. § Het al dan niet bezoeken van een hulpverlener, het al dan niet roken, drinken en sporten vertoonde geen relatie met depressieve klachten.
Adolescentiedossier
9/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
3 Actuele informatie 3.1 Wetenschappelijke informatie § Ruiter, M., Preventie van depressie bij jongeren; probleemanalyse, ontwikkeling en evaluatie van de cursus "Stemmingmakerij" [2] § Meeus, W., Adolescentie; een psychosociale benadering, p.221-235 [1]. 3.2 Internetsites § http://www.zwaarweer.nl Informatieve site van de stiching Korrelatie over depressiviteit bij jongeren voor jongeren. Een zeer interessante, volledige site met onder andere: o Test jezelf. Een test van tien vragen aan de hand waarvan een conclusie getrokken kan worden over hoe de jongere zich voelt. o Tips. Wat kan je doen aan rottige en sombere gevoelens. bv. “Ga fietsen, wandelen of sporten. Ook al ben je moe, zorg toch dat je in beweging blijft.” en “Zoek je vrienden op, ook al zie je er tegenop of heb je er eigenlijk geen zin in.” o Wat vragen andere jongeren?. Op een prettige manier wordt verteld wat het is om depressief te zijn, hoe je het kan worden, wat je ertegen kan doen, enz. o Informatie voor ouders en leraren [zie bijlage 1]. Eigenlijk het meest belangrijke gedeelte van de site voor docenten. Een volledig overzicht van de problematiek gericht op ouders en ook docenten. § http://www.ggd.nl/ggdinfo o Site van de GGD (Gemeenschappelijke Gezondsheids Dienst). Via een menu kunnen voor verschillende doelgroepen verschillende onderwerpen worden geselecteerd. Via de doelgroep 12-19 jarigen en de categorie kopzorgen kom je op verschillende onderwerpen, waaronder Depressie. o Er bestaat ook een oude versie van deze site met iets andere informatie (http://www.ggd.nl/ggdinfo/depres.htm). o Adressen van GGDs zijn te vinden via http://www.ggd.nl/adressen § http://www.diekstra.com/DIP/Index.htm Het Depressie Informatie Punt. Niet echt heel veel informatie, maar wel een ‘mooie column’: “Zo leuk is het leven nou ook weer niet, toch?”. Er is ook een chatbox waar gechat kan worden over depressiviteit. § http://www.psychologie.nu Aangrijpende site met een forum waarop serieus gepraat kan worden over depressiviteit. Jongeren laten hun problemen hier achter. Andere jongeren, volwassenen, professionals laten hier hun reactie achter, wat de depressieve jongere erg kan helpen. § http://www.nvvp.net/ Site van de Nederlandse Vereniging Voor Psychiatrie. Via het kopje Voorlichting zijn pagina’s bereikbaar over de “manisch depressieve stoornis” en “depressie”. Op deze pagina’s zijn ook een aantal adressen van organisaties te vinden die zich expliciet bezig houden met depressiviteit. § http://www.hulpgids.nl De gids voor de geestelijke gezondheidszorg. Via deze site zijn in ieder geval de adressen van alle RIAGGs te vinden. Ook informatie over depressiviteit (via het kopje Ziektebeelden) is hier te vinden. Adolescentiedossier
10/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
3.3 Organisaties § Vereniging voor Manisch Depressieven en Betrokkenen (Bureau VMDB) en Nederlandse Stichting voor Manisch Depressieven (Bureau NSMD) Hondsrug 19 Postbus 24076 3502 MB Utrecht Tel. 030-2803030 Fax. 030-2802880 0900-2025377 (Lotgenoten en betrokkenen) Internet: http://www.NSMD.nl Email:
[email protected] § Stichting Korrelatie Willem Dreeslaan 18 3515 GB Utrecht Tel. 030-2710100 030-2332335 (Informatie en advies) Internet: http://www.korrelatie.nl § Stichting Pandora 2e Const. Huygensstraat 77 1054 CS Amsterdam Postbus 75622 1070 AP Amsterdam Tel. 020-6851171 (Lotgenoten) Internet: http://www.xs4all.nl/~pandora/ § Stichting Labyrinth/In Perspectief Meerkoethof 40 3582 DA Utrecht Tel. 030-2546803 030-2546674 (Lotgenoten) § Depressie Stichting Postbus 8272 3503 RG Utrecht Tel.030-2992400 (Informatie en advies) Internet: http://www.spin.nl/ds.htm § GGD Internet: http://www.ggd.nl
Adolescentiedossier
11/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
4 Een voorbeeld Een jongere met depressieve problemen heeft zelf vaak niet gelijk door dat er iets mis met hem is. Dat docenten op school ook niet direct door hebben dat één van hun leerlingen niet erg happy met zichzelf is, is ook niet verwonderlijk. Docenten hebben het nu eenmaal erg druk en kunnen nu eenmaal niet op iedere leerling letten. Als een leerling echter al langere tijd een ongeïnteresseerde indruk maakt, vaker spijbelt en de schoolresultaten sterk dalen, kan het tijd worden voor een docent om zich eens te gaan verdiepen in die leerling. Het is dan verstandig om eens te gaan praten met andere docenten van deze leerling om te kijken of zij ook het idee hebben dat er iets mis is met deze leerling. De mentor weet misschien meer maar ook de mentor is maar een mens en kan de problemen van deze leerling over het hoofd gezien hebben. Als blijkt dat er meer docenten zijn die van mening zijn dat er iets mis is, is het tijd om een gesprek aan te gaan met deze leerling. De meest aangewezen persoon hiervoor is de mentor. De mentor is tenslotte ook het contact richting de ouders. Als een andere docent een beter contact heeft met de leerling of de mentor juist slecht met deze leerling overweg kan, is het verstandig om het gesprek te laten voeren door een andere docent. Alvorens het gesprek te voeren moet de docent zich wel oriënteren op de problematiek van depressiviteit. Dit kost wel enige inspanning maar is wel deel van de taak van de docent. De schoolcounselor of het RIAGG (of het internet) zijn een waardevolle bron van informatie. De docent moet zich bijvoorbeeld wel houden aan de richtlijnen, zoals die beschreven staan in paragraaf 1.5. Aan de hand van één of meerdere gesprekken met de leerling moet de docent kunnen overzien of de leerling ‘gewoon’ aan het puberen is of dat er meer aan de hand is. In het geval dat er meer aan hand is, moet de leerling doorgestuurd worden naar een professionele instantie worden doorgestuurd. Ook dit moet op een verantwoorde manier gebeuren. Als de gesprekken zijn gevoerd door een andere docent dan de mentor van deze leerling is het belangrijk om de mentor wel op de hoogte te houden. De mentor blijft het aanspreekpunt voor de ouders en moet dus ook volledig op de hoogte zijn van alles wat er op school gebeurt. Een ander aandachtspunt van de mentor (en de school) moeten de eventuele broertjes en zusjes van de depressieve leerling zijn. Helaas worden deze nogal eens vergeten en wordt niet gerealiseerd wat het is om samen te leven met een depressieve jongere. De school moet ervoor zorgen dat ook met deze leerlingen gepraat wordt. Hetzelfde geldt voor de mede-leerlingen van de depressieve leerling. Als de depressieve leerling niet begrepen wordt door z’n mede-leerlingen, kan dit voor de depressieve leerling een negatief effect hebben.
Adolescentiedossier
12/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
5 Conclusies Wat moet een docent van dit onderwerp weten? Veel jongeren hebben in hun jaren op school last van depressieve stemmingen. Alhoewel depressieve stemmingen niet altijd hoeven te resulteren in een depressieve stoornis is het toch verstandig dat een docent weet hoe hij depressieve leerlingen kan identificeren en wat hij hier mee aan moet. 5.1 Kenmerken Het algemene kenmerk van een depressief persoon is het gebrek aan zelfwaardering. Behalve dit gebrek aan zelfwaardering heeft depressiviteit nog een aantal kenmerken. Hierbij moet worden opgemerkt dat het hebben van deze kenmerken niet per definitie betekent dat de leerling last heeft van een depressieve stoornis. Tegelijkertijd betekent het ook dat een leerling een depressieve stoornis kan hebben zonder al deze kenmerken te vertonen. Het hebben van een depressieve stoornis kan alleen worden vastgesteld in een klinisch gesprek. De kenmerken zijn slechts indicatoren dat een leerling niet lekker in z’n vel zit: § pessimistische kijk op het leven; § twijfel aan de zin van het leven; § twijfel aan de zin van school; § geen plezier kunnen beleven aan alledaagse dingen; § spijbelen; § leer- en concentratieproblemen; § kwetsbaarheid (een sterk gevoel van tekortschieten en falen). Deze kenmerken zijn lang niet de enige kenmerken maar wel de kenmerken die voor een docent goed op te merken zijn. 5.2 Oorzaken Over de oorzaken van depressieve stoornissen kan een heleboel gezegd worden. Voor een docent is het belangrijk te weten dat een depressieve stoornis veroorzaakt kan zijn in het verleden van de leerling: § ernstige traumatisering en chronische verwaarlozing in de kindertijd. bijvoorbeeld mishandeling, onvoldoende zorg; § verlies van een belangrijk persoon in de kindertijd. Het kan zijn dat een leerling dit pas tijdens de adolescentie begint te verwerken; Verder kan de depressieve stoornis veroorzaakt zijn door ontwikkelingen die de leerling doormaakt tijdens z’n adolescentie: § losmaking uit het ouderlijk gezin: o de adolescent wordt geconfronteerd met z’n eigen beperkingen; o de ouders blijken niet alwetend en almachtig te zijn (wat het kind altijd heeft gedacht); o de adolescent toetst z’n eigen normen en waarden aan die van leeftijdsgenoten en zet zich hierbij af tegen de ouders; o de interessesfeer van de adolescent valt steeds meer buiten het gezin; De losmaking uit het ouderlijk gezin gaat vaak gepaard met depressieve gevoelens aangezien de losmaking uit het gezin eigenlijk het verlies betekent van één van de belangrijkste personen van de adolescent. § psychoseksuele ontwikkeling: Adolescentiedossier
13/19
Wouter Bokhove
§
Onderwijskunde 3b
De adolescent wordt geconfronteerd met een nieuw lichaam waarmee hij vertrouwd moet raken. Dit kan gepaard gaan met sterke gevoelens van twijfel. Ook afgewezen liefdes kunnen erg bijdragen aan depressieve gevoelens. ontwikkeling van een sociale identiteit De losmaking uit het gezin betekent ook dat de adolescent zich een beeld gaat vormen van zijn plek in de maatschappij. Dit kan erg verwarrend zijn en aanleiding zijn voor depressieve gevoelens. Jeugdwerkloosheid is ook een belangrijke sociale bron van depressieve gevoelens.
5.3 Verwijzen en hulpverlening Als een docent een gesprek aan gaat met een leerling waarvan gedacht wordt dat deze last heeft van depressieve gevoelens moet de docent zich aan een paar richtlijnen houden. Dit gesprek kan natuurlijk pas plaats vinden nadat de docent hierover heeft gepraat met de andere docenten van deze leerling en de schoolcounselor. In overleg moet de juiste persoon gekozen worden die het gesprek met de leerling gaat voeren. De richtlijnen zijn erop gericht om de leerling niet nog verder de put in te krijgen: § Neem de gevoelens van de leerling altijd serieus! § Laat de leerling merken dat hij begrepen wordt! § Nodig de leerling uit om zijn gevoelens onder worden te brengen! § Praat met een erg depressief lijkende leerling over suïcideplannen! § Onderschat suïcidale of depressieve gevoelens niet! § Praat de leerling geen schuldgevoel aan! § Beloof de leerling niets dat niet nagekomen kan worden (bv. beloven om de door de leerling verschafte informatie niet door te spelen)! § Laat het bij het doorverwijzen niet bij het geven van een telefoonnummer van een hulpinstantie! Hulpverlening kan plaats hebben bij verschillende instanties, zoals het RIAGG. Een ander punt dat van belang is bij de hulpverlening is de hulpverlening aan broertjes en zusjes van de depressieve leerling die ook op dezelfde school zitten. Deze leerlingen hebben het thuis vaak erg moeilijk en worden vaak vergeten. Docenten van deze leerlingen moeten ook op de hoogte zijn van de thuissituatie van deze leerlingen. Via mentoren kunnen deze gegevens makkelijk worden doorgeven aan alle betrokken docenten. Tevens is het belangrijk om de mede-leerlingen van de depressieve leerling op de hoogte te brengen en enige voorlichting over depressiviteit te geven. Een onbegrepen depressieve leerling zal alleen maar meer in de put raken. 5.4 Meer informatie Als een docent behoefte heeft aan meer informatie, kan deze zich altijd wenden tot de schoolcounselor, het RIAGG of collega-docenten. Ook op internet zijn vele pagina’s die informatie bieden over depressiviteit in het algemeen en over depressiviteit bij jongeren in het bijzonder.
Adolescentiedossier
14/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
Literatuur [1] http://www.parnassia.nl/preventie/folders/stemming_jongeren.html [2] Ruiter, M., Preventie van depressie bij jongeren; probleemanalyse, ontwikkeling en evaluatie van de cursus "Stemmingmakerij", proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen, 1997 [3] Meeus, W., Adolescentie; een psychosociale benadering, Wolters-Noordhoff, 1994
Adolescentiedossier
15/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
Bijlage 1: http://www.zwaarweer.nl Informatie voor ouders en leraren Wisselende stemmingen horen bij pubers 'Het hoort erbij...' of toch niet? Met slaande deuren weglopen, zich terugtrekken op de kamer met oorverdovende muziek, spijbelen, experimenteren met drugs, lamlendig rondhangen. Het komt allemaal voor bij jongeren in de puberteit. Achter dit gedrag kunnen soms ernstige emotionele problemen schuilgaan. Want de puberteit - de periode tussen twaalf en achttien jaar - is niet alleen een opwindende en zorgeloze tijd. Het is ook een levensfase vol ingrijpende veranderingen. Veranderingen Lichamelijk kunnen hormonen heftige emoties en plotselinge stemmingswisselingen veroorzaken. Geestelijk krijgt de jongere behoefte zijn eigen identiteit te ontdekken. Hij maakt zich steeds meer los van het gezin. Van veilige vertrouwenspersonen veranderen de ouders, althans in zijn ogen, in hinderpalen op de weg naar een zelfstandig bestaan. Hij wil zijn eigen weg gaan, samen met leeftijdgenoten. De conflicten waarmee deze ontwikkeling gepaard gaat, kunnen leiden tot innerlijke strijd en angst. Een vrolijke, opgewonden stemming kan omslaan in somberheid en wanhoop. Een jongere bij wie zo'n sombere stemming langere tijd aanhoudt, lijdt mogelijk aan een depressie. Depressie bij jongeren niet zeldzaam Lang is gedacht dat jongeren niet depressief kunnen zijn. Inmiddels weten we beter. Depressie is bij jongeren geen zeldzaamheid. Volgens onderzoeken heeft 3 tot 8 procent van de jongeren tussen twaalf en achttien jaar er last van. Het komt bij meisjes vaker voor dan bij jongens. We beseffen lang niet altijd dat jongeren een depressie kunnen hebben. Daarom zien we de symptomen nogal eens over het hoofd. Het is ook lastig te bepalen of bepaald gedrag bij de leeftijd hoort of wijst op een depressie. Toch is het belangrijk op tijd na te gaan of er sprake is van een dip of van een depressie. Want een depressie gaat vaak niet vanzelf over. Het beïnvloedt de ontwikkeling van de jongere negatief. Waaraan is een depressie te herkennen? Van een depressie is sprake wanneer iemand langere tijd in een erg sombere stemming verkeert. Bij jongeren gaat deze langdurige sombere stemming vaak gepaard met leerproblemen. Ze kunnen zich slecht concentreren. In de klas gedragen depressieve leerlingen zich veelal afwezig, ongeïnteresseerd of onbeschoft. Ze krijgen hun huiswerk niet af, maken het slecht of blijven onaangekondigd weg van school. Jongeren die werken, doen hun werk vaak half of lijken aan te sturen op ontslag. Een depressie gaat vaak samen met problemen met contacten en vriendschappen. Op lichamelijk gebied uit de depressie zich in de neiging zichzelf te verwaarlozen. Verder leidt de sombere stemming vaak tot veranderingen in het eet- en slaappatroon. De jongere heeft geen zin om te eten of eet juist opvallend veel. Hij kan enorm afvallen of aankomen. Hij slaapt veel meer dan gebruikelijk en is de hele dag slaperig. Of de jongere komt moeilijk in slaap, of is 's ochtends in alle vroegte wakker. Ook hebben jongeren met een depressie veel last van angstige fantasieën en dromen.
Adolescentiedossier
16/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
Verschillen tussen jongens en meisjes Negatief gedrag is een symptoom van depressie bij jongeren en dan vooral bij jongens. Die gedragen zich vaak agressief, vijandig en prikkelbaar. Dat kan samengaan met lichte vormen van criminaliteit en overmatig drugs- en alcoholgebruik. Bij meisjes komt een depressie eerder tot uiting in opvallend stil en teruggetrokken gedrag. Zij past zich 'te veel' aan. Gewoon pubergedrag? Veel symptomen komen 'gewoon' voor in de puberteit. Maar is het gedrag nu een dip of een depressie? Het is het belangrijk te kijken naar de duur van het gedrag. Verandert het binnen een paar weken of blijft het aanhouden? Ook de lichamelijke klachten die bij een depressie voorkomen, komen minder voor bij 'gewoon puberen'. De symptomen op een rij Op emotioneel gebied kan de jongere last hebben van: § Langdurige gevoelens van somberheid, hopeloosheid en wanhoop § Sterke prikkelbaarheid en humeurigheid § Schuldgevoelens § Faalangst § Gevoelens van waardeloosheid en mislukking § Gevoel er niet bij te horen In het denken uit de depressie zich veelal in: § Een negatief zelfbeeld § Onvrede met het eigen lichaam § Onvrede en onzekerheid over seksualiteit en relaties § Veel bezig zijn met de dood en met ideeën over zelfdoding § Een pessimistische kijk op het eigen leven en de wereld in het algemeen In zijn doen en laten geeft de jongere blijk van: § Een onvermogen om plezier te hebben § Een totaal gebrek aan interesse, levenslust en ondernemingszin § Besluiteloosheid § De neiging zich te isoleren § Agressief of juist uiterst stil en teruggetrokken gedrag § Spijbelen, slechte leerprestaties, vroegtijdige schoolverlating § Overmatig gebruik van drugs en alcohol Op lichamelijk gebied kenmerkt de depressie zich onder meer door: § Veranderde eetlust § Vermoeidheid, gebrek aan energie § Slaapstoornissen § Slecht of juist overdreven veel slapen Waar komt een depressie vandaan? De ingrijpende lichamelijke en geestelijke veranderingen in de puberteit spelen een rol. Zij zijn echter nooit de enige oorzaak van de depressie. Een depressie is een samenspel van: Omgevingsfactoren Adolescentiedossier
17/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
Schokkende of traumatische gebeurtenissen kunnen een rol spelen. Voorbeelden daarvan zijn een echtscheiding van de ouders, het verlies van een ouder of broer of zus, het meemaken van (seksueel) geweld en langdurige pesterijen op school. Een gezinssituatie waarin de jongere niet geaccepteerd of gewaardeerd wordt, kan tot een negatief zelfbeeld leiden. De jongere kan in een depressie raken. De persoonlijkheid Factoren in de persoonlijkheid van de jongere zelf zijn eveneens van invloed. Depressieve jongeren zijn bijvoorbeeld geneigd meer aandacht te schenken aan negatieve informatie. Ook zoeken zij de schuld voor teleurstellingen en mislukkingen vaak bij zichzelf. Biologische factoren Behalve deze sociale en psychologische factoren spelen erfelijke factoren een rol: kinderen van depressieve ouders hebben meer kans op een depressie dan andere kinderen. Vicieuze cirkel Een jongere die een depressie heeft, voelt zich waardeloos, een mislukkeling of gewoon intens treurig. Met zijn gedrag roept hij vaak reacties op die deze depressieve gevoelens en gedachten versterken. Ouders kunnen hun zoon bijvoorbeeld zijn slechte schoolprestaties verwijten. Een groepje vriendinnen kan een vriendin laten vallen, omdat die zo stil en ongezellig is. Of hij probeert zijn depressie te verdrijven met het roken van jointjes en wordt daardoor alleen maar apathischer. Door deze reacties wordt het negatieve zelfbeeld versterkt, 'zie je wel, ik deug ook nergens voor'. De jongere komt in een vicieuze cirkel terecht. Op deze manier houdt de depressie zichzelf in stand. Wacht niet te lang met hulp zoeken Een depressie kan langdurige negatieve gevolgen hebben voor het leven van de jongere. Eenzaamheid, slechte schoolprestaties en gebrek aan aansluiting bij leeftijdgenoten ondergraven het zelfvertrouwen. Het kan nog jarenlang doorwerken. Bovendien hebben mensen die een depressie hebben gehad, een grote kans later opnieuw depressief te worden. Daarom is het belangrijk de klachten zo vroeg mogelijk te herkennen en aan te pakken. Temeer omdat een depressie flinke risico's met zich meebrengt. De jongere kan bijvoorbeeld door gedragsproblemen, drugs- of alcoholmisbruik in aanraking komen met de politie of verslaafd raken. In het uiterste geval kan hij proberen een einde aan zijn leven te maken. Adviezen voor de omgeving § Neem de jongere serieus § Toon interesse in wat er in hem of haar omgaat § Probeer niet negatief op moeilijk gedrag te reageren, maar ga op zoek naar de oorzaken § Help de jongere een duidelijke structuur in de dag aan te brengen § Stimuleer hem of haar situaties op te zoeken die een positief gevoel geven § Stimuleer de jongere in beweging te blijven, bijvoorbeeld door te sporten § Help de jongere hulp te zoeken als de klachten niet overgaan
Adolescentiedossier
18/19
Wouter Bokhove
Onderwijskunde 3b
Hulp zoeken Maakt u zich als ouder zorgen om de sombere stemming bij uw kind? U kunt het beste contact opnemen met uw huisarts, bij voorkeur samen met uw kind. De huisarts kan enkele gesprekken over de klachten voeren en uw kind zonodig doorverwijzen. Wanneer u niet gelijk naar de huisarts wilt, kunt u bellen naar 0900-1450 of een email (
[email protected]) sturen. Maakt u zich als mentor of leerkracht zorgen om een leerling? U kunt het beste eerst contact opnemen met de ouder(-s) en uw indrukken met hen bespreken. Depressieve klachten bij jongeren zijn goed te behandelen. Er bestaan diverse behandelwijzen. Gesprekken met een psycholoog of psychotherapeut zijn vaak effectief. Ook contact met lotgenoten kan steun en hulp bieden. Uit recent onderzoek blijkt dat medicijnen in een aantal gevallen kunnen helpen om van een depressie af te komen. Enkele preventieafdelingen van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg organiseren preventiecursussen voor jongeren met depressieve klachten. U kunt via 0900-1450 of via email (
[email protected]) adressen opvragen van instellingen bij u in de buurt.
Adolescentiedossier
19/19