NRGIETIANSITTE EE Een initiatief van Energietransitie. eu Secretariaat: Lichtboel 17 9501 KK Stadskanaal Telefoon +31 - (0)599 - 850630 Telefax +31 - (0)84 -7374809 E-mail: ïnfoenerpietransitie.eu Website: www.enerpietransitie.eu
Geachte heer/mevrouw, Ook deTent onlangs uitvoering geïnformeerd over diverse aspecten ten aanzien van een energiepark in 1ke vorm dan ook. Dat heeft geleid tot vragen en opmerkingen. Deze hebben wij verzameld en nader geanlyseerd. En, dat is voor ons reden op ten aanzien van bepaalde aspecten dieper op de materie in te gaan en u hierover nader te informeren (en bijgevoegd).
Met vriendelijke groeten,
Auke ten Hoeve, secretaris
Steun:
O
Denk aan het milieu voor u besluit deze mail enfof bijlage(n) te printen Aan dit bericht, waaronder ook da eventuele bijlagen worden bedoeld, kunnen geen rechten worden ontleend. Dit e.msilbericht en enige bijlage Is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde(n) ets strikt vertrouwelijk of anderszins wettelijk beschermd. Indien u niet de geadresseerde bent, verzoek ik u dit bericht en enige bijlage daarbij aan de afzender terug te sturen err alle kopieën ervan te wissen en te vernietigen. Auke ten Hoeve is niet aansprakelijk voor virussen In dit e-mallberlcht en/of enige bijlage. Auke ten Hoeve ken op geen enkele wijze verantwoordelijk or aansprakelijk worden gehouden voor en/of In verband met da gevolgen van es/of schade ontstaan door het onjuist, onvolledig en/of niet-tijdig versturen en ontvangen van de Inhoud van dit bericht
De Gemeenteraden en Colleges van Burgemeester en Wethouders van de Veenkoloniale gemeenten
Uw kenmerkt
Datum uw brief
Kenmerk 201 50313.001
Datum 13 maart 2015
Betreft: energieparken
Weledelgestrenge heer/mevrouw, De afgelopen tijd ontving u informatie en advies van ons en vervolgens een supplement. Naar aanleiding daarvan kregen wij verschillende vragen. Deze beantwoorden wij niet individueel, maar aan u allen collectief. Ten aanzien van enkele aspecten maken wij een pas op de plaats en adviseren wij u om dat ook te doen en te wachten met het doen van uitspraken. Het gaat hierbij om zaken waarbij samengewerkt wordt met de Sociaal Economische Raad (SER) en Energie Centrum Nederland (ECN) om tot eensluidende antwoorden te komen, zodat onduidelijkheid definitief wordt wegenomen. Over de uitkomsten wordt u nader geïnformeerd. Met deze informatie is uw bestuur beter in staat om de communicatie met de gemeenschap aan te gaan. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Uiteraard ben ik bereid één en ander toe te lichten,
p '
ENERGIETRANSITIE Bijlage
BEANTWOORDING VRAGEN In willekeurige volgorde geven wij aanvullende informatie naar aanleiding van vragen en opmerkingen. NUL-ENERGIE-WONINGEN In het gepresenteerd alternatief door middel van zonne-energie wordt een andere definitie gehanteerd voor de term nul-energie-woning, dan die door de Rijksoverheid wordt gehanteerd. Het afwijken van het Rijksbeleid wordt niet nader verwoord. Gemeentebesturen moeten zich bewust zijn dat er een gedegen onderbouwing nodig is, waarom lokaal zwaardere criteria worden gehanteerd dan door de Rijksoverheid. Het is raadzaam het Rijksbeleid te volgen. Immers, zwaardere eisen leiden tot de noodzaak om dat financieel te begeleiden. Er zijn meerder definities voor de term Nul-energie-woning en geen enkele daarvan is heilig. Ze zij wel complementair aan elkaar. Deze definities zijn: Er wordt alleen gekeken naar jaarlijkse afrekening per huishouden (gas en elektra) en dat I deze financieel gezien op nul euro uitkomt of zelfs een (kleine) plus heeft. Er is een omrekentabel tussen kubieke meters gas en kWh elektriciteit. Dit wil zeggen, als 2 het gasverbruik (uitgedrukt in Joule) binnen een huishouden wordt gecompenseerd door levering van een bepaalde hoeveel zelf opgewekte elektriciteit aan het openbaar netwerk, dan betreft het een nul-energie-woning. Een andere definitie is dat de woning niet aangesloten is op het openbaar gasnetwerk en 3 het huishouden zelf geheel moet voorzien in elektriciteit, al dan niet zelf opgewerkt. Een variant op voorgaande definitie is, dat de woning wel aangesloten is op het openbaar 4 elektriciteitsnetwerk, maar over het gehele jaar in haar eigen verbruik heeft voorzien met zelf opgewekte energie door middel van salderen. De meest vergaande definitie is, dat de woning afgesloten is van zowel het openbaar 5 gasnetwerk als het openbaar elektriciteitsnetwerk zodat het huishouden zich volledig moet redden met zelf opgewekte energie. Opmerking: Ad.. I Dit is een manier die door een groep woningeigenaren wordt gehanteerd. Dat wordt gerespecteerd als een lifestyle. Deze aanpak leidt wel tot een prikkel: hoe meer stroom ik verbruik, hoe minder gas ik mag gebruiken. Waar een woningeigenaar voldoende dakruimte heeft voor zonnepanelen, biedt deze benadering al uitkomst, omdat dit een relatief goedkope investering is. Ad. 2 Deze definitie is leidend binnen het Rijksbeleid. Dit betekent dat woningeigenaren niet verplicht zijn om hun woning los te koppelen van het openbaar netwerk, zowel gas als elektra. Dit neemt niet weg dat particulieren, bedrijven en organisaties voor zichzelf een zwaardere definitie mogen hanteren. Maar dat legt de overheid bewust niet op. Hiermee wordt voorkomen dat het draagvlak voor het beleid rondom energietransitie wordt aangetast. Overtuigen en stimuleren is een betere benadering. Deze aanpak is niet alleen in Nederland aan de orde. Immers, de omstandigheden verschillen zowel nationaal, regionaal als lokaal, waardoor de afwegingen van burgers, bedrijven en organisaties ook verschillend zijn. Daardoor verschilt ook de snelheid bij de energietransitie. Het omslagpunt is voor een ieder verschillend.
ENERGIETRAWSÏTÏE Ad. 3 Een deel van de lagere overheden volgen voornoemde definitie van de Rijksoverheid, enkele hanteren deze zwaardere definitie nog. Het beleidseffect hiervan is gering door dit toe te passen bij alle woningen, terwijl niet alle woningen hiervoor geschikt te krijgen zijn. Deze definitie is wel aan de orde in bepaalde Zuidelijke landen. Door geografische en klimatologische omstandigheden is dit daar een noodzaak. Elders zullen, moeten of kunnen andere afwegingen worden gemaakt. Ad. 4 In de praktijk gebeurt dit al door particulier initiatief. Maar het beleidseffect is pas mogelijk door fors te investeren door middel van aardwarmte. Achteraf deze installatie aanbrengen is duurder dan bij het realiseren van een nieuwbouwwoning. Vanwege deze investeringen achteraf, stellen woningeigenaren zich terughoudend op en beperken zich tot de definities 3 e 1. Ad, 5 Impliciet ligt deze definitie ten grondslag aan het plan om tot één of meer zonneparken te komen in de regio Veenkoloniën. Gelet op de kwaliteit van de woningvoorraad in dat gebied kan er getwijfeld worden over de haalbaarheid hiervan. LIFESTYLE Dat mensen zelf mogen bepalen hoe ze willen leven, wordt gezien als een groot goed. Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer moet daarom tot het minimum beperkt worden. Dat klinkt ook door bij de aanpak van energietransitie. Daarom is de overheid bewust terughoudend bij de definitie van nulenergie- woning. Die mag niet te zwaar zijn Dit is mede het gevolg van ervaringen met de eerste generatie woningen die afgesloten waren van het openbaar gas- en/of elektriciteitsnetwerk. Waar bewoners bewust hiervoor kiezen vanuit hun eigen levensstijl lijkt dit concept mogelijk te zijn. Maar waar de bewoners die minder bewust hebben gedaan is het succes minder. strakkere definitie van nul-energie-woning leidt tot een bijeffect. Namelijk dat mensen alsnog een openhaard of allesbrander aanschaffen. Terwijl dit juist minder milieuvriendelijk is. Of, dat er later alsnog een aansluiting op het openbaar netwerk werd gemaakt. Bijvoorbeeld, als de woning door een ander huishouden in gebruik wordt genomen. Een kritiekpunt bij een te zware definitie is dat bij verandering van de gezinssamenstelling en met opgroeiende kinderen meer energie nodig is, dan wat deze huishoudens zelf konden opwekken. Met andere woorden, deze woningen bleken onvoldoende meer-generatiebestendig te zijn. Bijvoorbeeld, schoolgaande kinderen die een pc (per kind) nodig hebben, thuis- en telewerken of gezinnen gingen
ENERGIEMIX Het werken met een energiemix is een bewuste beleidskeuze. Want op één paard te wedden maakt de energiehuishouding te kwetsbaar. Deze aanpak wordt wereldwijd door landen toegepast. Wel zijn er per land accentverschillen vanwege geologische en vooral klimatologische omstandigheden. Ten tweede heeft de consument keuze, gelet op zijn persoonlijke situatie. Zo kiest de één bewust voor inkoop van kernenergie de ander juist voor zonne- en/of windenergie en weer een ander voor een bepaalde mix. Deze vrijheid is onaantastbaar. Nadere bestudering van het plan voor een zonnepark laat zien dat er eenzijdig of teveel wordt ingezet op zonne-energie. Echter, het beleid is geënt op een mix van verschillende energiebronnen. Binnen het Rijksbeleid wordt zonne-energie als aanvullende oplossing beschouwd. Met andere woorden, het is en-en en geen of-of. Het temperen van windenergie beperkt de keuze voor een bepaalde groep energieconsumenten. Bijvoorbeeld, omdat zij wel groene stroom willen maar gezien hun woonsituatie geen zonne-energie kunnen installeren.
MIJN ENERGIETRANSITIE _
__
DEMOGRAFISCHE TRANSITIE In het licht van de Energietransitie zijn de demografische vooruitzichten gunstig en reden om daaraan vast te houden. Daarbij gaat het om twee bewegingen: een structurele ontwikkeling die om structureel beleid vraagt en een tijdelijke ontwikkeling die om tijdelijke maatregelen vraagt. Tijdelijke ontwikkeling Tot ongeveer 2040 verdwijnt de babyboomgeneratie. Dat is een relatieve snelle daling van het aantal inwoners van Nederland, zoals destijds ook de stijging snel was. Toen was er eerst tijdelijk extra onderwijscapaciteit nodig en vervolgens extra woonruimte. In de komende tijd hebben we te maken met een extra zorgvraag die vraagt om tijdelijk extra zorgcapaciteit. Gelijktijdig kan het aantal wooneenheden worden afgebouwd. Structurele ontwikkeling Na 2040 zal tot ruwweg 2070 de omvang van de bevolking stabiliseren, om daarna verder te dalen. Deze daling zal zeer geleidelijk van aard zijn. Dat laatste heeft te maken met een algehele demografische ontwikkeling vanaf de industriële revolutie. Immers toen is: de ontgroening al ingezet, Dat is niet van de laatste tijd. Het aantal geboortes per vrouw nam sindsdien langzaam maar zeker af. Omdat het aantal geboortes boven de 2,1 per vrouw lag, nam de omvang van de bevolking wel toe, maar het tempo daarbij nam af naarmate het aantal geboortes per vrouw afnam. Sindsdien daalt dit aantal meer en meer) onder deze grens van 2, 1. Bij 2,1 geboortes per vrouw stabiliseert de omvang van de bevolking, als het daaronder ligt, neemt deze omvang af. De bevolking vergrijst al geruime tijd. Door betere gezondheidszorg, betere werkomstandigheden en hygiëne, nam de gemiddelde leeftijd toe. Hierdoor nam ook de omvang van de bevolking toe en compenseerde de daling door ontgroening ruim.-
-
Deze structurele ontwikkeling vanaf die tijd is ook in deze eeuw blijvend Alleen was dit de afgelopen decennia 'onzichtbaar' door de effecten van de babyboom. De gevolgen van deze structurele ontwikkeling is geleidelijk van aard, zodat het maatschappelijk systeem die ongemerkt verwerkt en effecten niet merkbaar zijn. Dit in tegenstelling tot een tijdelijke demografische ontwikkeling. De aanpak van de gevolgen van de tijdelijke demografische ontwikkeling op de woningmarkt valt samen met het uitvoering geven aan de energietransitie. Om beide processen beheersbaar te houden, is een integrale aanpak nodig. Via het dossier Energietransitie zijn business-cases te realiseren om de aanpak op de woningmarkt mogelijk te maken. Door de energietransitie ontstond een bottom-up proces dat nodig bij deze aanpak op de woningmarkt. Hiervoor wordt verwezen naar de handreiking 'Beter met Minder', Aanpak Particulier Woningbezit in de Krimp', zoals dat onlangs beschikbaar is gesteld aan de minister, Tweede Kamer, lagere overheden en het werkveld. Burgers stimuleren om te investeren in deze zonneparken zorgt ervoor dat er niet geïnvesteerd wordt in woningbezit, terwijl investeren in het bezit meer beleidsrendement oplevert bij het dossier Energietransitie en tegelijk de aanpak op de woningmarkt betaalbaar houdt. Voorkomen moet worden dat er ad hoc wordt gewerkt en beleidsdossiers niet met elkaar verbonden zijn. Het algemeen maatschappelijk belang prevaleert boven het belang van politieke partijen. In het licht van de transitie op de woningmarkt kunnen woningen zowel worden verbeterd (en daarmee een hogere energielabel) als vervangen (door woningen met energielabel A). Energietransitie is gebaat bij kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad.
N ENERGIETRAN S ITIE REDUCTIE AANTAL WOONEENHEDEN Hierbij hoeft het niet altijd te gaan om sloop. Reductie van het aantal wooneenheden is te realiseren door een mix van handelingen, te weten: sloop en woonbestemming van het perceel halen twee woningen slopen en één terugbouwen twee woningen samenvoegen woning een andere bestemming geven -
-
-
-
Door middel van woningruil is te voorkomen dat kwalitatieve goede huurwoningen worden gesloopt en kwalitatief slechte koopwoningen blijven bestaan. Nar woningruil kunnen deze slechte koopwoningen worden gesloopt. Het is wenselijk dat het aantal koopwoningen toeneemt door enerzijds nieuwbouw in uitbreidingsplannen en anderzijds door woningen over te hevelen van de huur- naar de koopsector, tenzij dat aantal al is gecompenseerd door een grotere afname elders. In verband met doelmatigheid en maximaal beleidseffect van in te zetten publieke en private middelen is het raadzaam vooraf te weten waar investeringen in verband met energietransitie wel of niet kunnen plaatsvinden. Het heeft geen zin om duurzaamheidsleningen te verstrekken als de woning op termijn uit de markt wordt gehaald of wordt vervangen. Waar een gemeenschap een aanvraag wil indienen voor een zonnepark, moet dat gekoppeld zijn aan een plan van aan aanpak voor het krimpvraagstuk. De locatie hiervoor moet binnen de bebouwde kom vallen. De zwaarte van deze opgave wordt bepaald door hoe de vraag op de woningmarkt bevorderd wordt. En het succes daarvan, zoals: geen huurwoningen toevoegen aan de koopsector, tenzij dat elders binnen de koopsector wordt gecompenseerd huurders stimuleren een koopwoning te nemen (waarmee de Rijksoverheid al bezig is door heffingen). Dit wil zeggen, een bestaande koopwoning en niet meer een huurwoning tweede-woningbezit stimuleren (door de Rijksoverheid) en dat lokaal faciliteren (door de gemeente) door middel van planologie particulier woningverhuur binnen de koopsector stimuleren en daarmee de taak van se sociale huursector (deels) overnemen. Bijvoorbeeld, bij de groep die bewust kiezen voor huren, maar qua inkomen niet passen in een sociale huurwoning. -
-
-
-
Dit meerjarenproces vraagt om regie en afstemming door middel van inventariseren van de kwaliteit van de woningvoorraad en komen tot een nieuwe planologische opzet van buurten en dorpen. Dit moet gebeuren in samenspraak met de bewoners en woningeigenaren. Hiermee voorkom je dat een buurt of dorp planologisch gezien verandert in een gatenkaas. Dat binnen de huursector een forse sloopgave ligt door de demografische transitie heeft hier alles mee te maken. Het is zaak om te zorgen dat aaneengesloten kavels braak komen te liggen, die juist geschikt zijn voor kleine zonneparken, mocht hieraan nog behoefte bestaan. Nu zonneparken realiseren door een gemeenschap, laat toekomstige ontwikkelingen stranden, financieel en technisch. -
-
WONINGMARKT Impliciet ligt aan het alternatief om tot een zonnepark(en) te komen een vooronderstelling ten grondslag. Deze vooronderstelling is dat het probleem wordt opgelost door alle woningen snel nul-energie te maken. De werkelijkheid ligt genuanceerder vanwege de samenstelling van de woningvoorraad.
'MIJN ENERGIETRANSITIE Te realiseren bouw Bij de nog te bouwen woningen is het eenvoudig en relatief goedkoop om deze nul-energie te maken, door gebruik te maken van aardwarmte, zonne- en windenergie ter plekke. Bij deze categorie is de zwaarste definitie van nul-energie mogelijk. Het is raadzaam dat de Veenkoloniale gemeenten spoedig de bouwregelgeving aanpassen en alleen de bouw van nul-energie-woningen mogelijk maken bij nieuwbouw en vervangende bouw. Jonger dan 10 jaar Woningen die jonger zijn dan 10 jaar, voldoen kwalitatief al aan energielabel A. Relatief eenvoudig en met een betrekkelijk geringe investering zijn deze woningen nul-energie te maken volgens de definitie van de Rijksoverheid. Gemeenten kunnen hiermee in een korte klap al veel bereiken. Toe nu toe laten gemeenten deze kans liggen door deze woningeigenaren niet te stimuleren en te faciliteren met duurzaamheidsieningen. Bij deze woningen is geen noodzaak aanwezig voor een energiepark door middel van techniek aan huis. Hierdoor kunnen deze woningen in een relatief kort tijdsbestek voldoen aan een hogere definitie voor nul-energie. Namelijk, dat deze afgesloten kunnen worden van het openbaar gasnetwerk, maar niet daartoe worden verplicht: als back-up wanneer er een defect is aan de geplaatste installatie omdat deze installatie niet in de nachtelijke uren wordt gevoed, tenzij er sprake is van energieopslag aan huis -
-
Hierbij gaat het om het alsnog realiseren van een aardwarmte-installatie en zonnepanelen. Het energieverbruik voor verwarming van de woningen is al gering door de goede isolatie, daarom hoeft dit geen zware installatie en investering te zijn. Eigenaren zijn over de streep te trekken met leningen met een lage rente. Door als woningeigenaren collectief in te kopen, zijn de kosten te drukken en zijn er minder hoge leningen nodig. Woningeigenaren die al zonnepanelen hebben, kunnen deze investering met terugwerkende kracht in deze lening onderbrengen, ook omdat voor het voeden van een aardwarmte-installatie extra zonnepanelen nodig zijn. Naoorlogse bouw Relatief gezien is de bouw- en/of woontechnische kwaliteit van deze woningen matig. Bovendien zijn wijken ontstaan met een leefomgeving van matige kwaliteit. In deze wijken liggen kansen om de voorraad koopwoningen te reduceren en de kwaliteit van de woningen te verbeteren. Hiermee geef je ook invulling aan de energietransitie. Het is wenselijk dat deze woningeigenaren eerder daarin investeren dan in een energiepark en dat deze eigenaren gedegen financieel worden gefaciliteerd en de productie wordt gefaseerd in tijd. Het gaat in deze gevallen om forse investeringen per woning. Door middel van collectieve inkoop zijn de kosten te drukken, maar dan nog gaat het om een forse investering. Tegelijk, is deze aanpak een stevige impuls voor de bouwsector en de werkgelegenheid daar weer aantrekt, en dat gedurende meerdere jaren. Vooroorlogse bouw Vooralsnog is het financieel te hoog gegrepen om deze woningen te behouden en ook deze woningen nul-energie te maken. Dit neemt niet weg dat daar wel kansen zijn en benut kunnen worden, maar het resultaat moet dan zijn om de energierekening financieel neutraal krijgen, mits de omvang van de investering acceptabel is in de ogen van de woningeigenaar. Hells eerder raadzaam meerdere van deze woningen te slopen en nieuwbouwwoningen weer te bouwen, woningen die wel nul-energie zijn.
ENERGIETRANSITIE De regio Veenkoloniën kent een relatief grote omvang van deze categorie woningen. Binnen deze categorie liggen de meeste kansen om de voorraad koopwoningen de komende decennia stapsgewijs te laten afnemen. Deze aanpak is mogelijk door samen met de desbetreffende woningeigenaren een 'herontwikkelingsmaatschappij te vormen en daarbij met de gemeente en woningcorporatie samen te werken. Dit betekent dat deze woningeigenaren hun woning verkopen aan deze maatschappij en als aandeelhouder profiteren zij mee van de toekomstige stabilisatie en stijging van de woningwaarde op de woningmarkt. Daarom is het ook belangrijk dat in de komende tijd voortvarend wordt gewerkt om de woningvoorraad ook stevig te reduceren, waardoor burgers snel het gevoel krijgen dat het ingezet beleid ook een succes is en zij hiervan profiteren.
ENERGIEOPSLAG Technisch gezien zijn er al mogelijkheden veel mogelijkheden voor energieopslag. Echter, de daaraan verbonden kosten wegen (nog) niet op ten opzichte van de baten. Huishoudens zijn hiermee ook in de nachtelijke uren verzekerd van energielevering. Op die momenten is de energieprijs lager. Er zijn landen waar deze keuze niet bestaat omdat er domweg in de nacht geen elektriciteit is omdat mensen daar volledig afhankelijk zijn van zonnestroom. Energieopslag biedt aanvulling. Ten tweedeis de kwaliteit van het openbaar netwerk goed. Er zijn landen die overwegen om huishoudens te verplichten een individuele energieopslag te nemen als zij zelf energie opwekken en leveren. Het gaat dan om situaties waarbij dat openbare netwerk het verschil tussen vraag en aanbod bij energie niet (goed) kan balanceren. In Nederland is dat niet aan de orde, hooguit op termijn als de omvang van zonne- en windenergie blijft toenemen. Er is nu geen reden om dit te verplichten, ook niet door lokale overheden. Ten derde is het zaak om deze individuele opslag te voorkomen vanwege de kostbare, schaarse grondstoffen die hiervoor nodig zijn. De ecologische voetafdruk weegt niet op tegen milieuwinst door gebruik. Ten vierde wordt er al door middel van onderzoek en ontwikkeling gewerkt aan een betere milieuvriendelijke en goedkopere oplossingen, waarvan de eerste resultaten voor de markt beschikbaar gaan komen. Transitie wil zeggen dater sprake is van een geleidelijk proces waarmee geleidelijk de lat hoger wordt gelegd (zie definities voor nul-energie-woning). In afwachting van een betere en definitieve oplossing voor energieopslag is het raadzaam, dat lagere overheden in de komende tijd nog niet de zwaarste definities voor nul-energie-woning hanteren. Op lange termijn verandert dit. De opslag kan er dan eenvoudig 'bij gezet worden'. De huidige (dure) generatie opslagapparatuur behoeft dan niet vroegtijdig te worden afgeschreven. Hierdoor zijn nu geen leningen nodig, omdat het op termijn voor burgers mogelijk is om dit op eigen financiële kracht te doen. Bovendien blijven er nu middelen over voor het treffen van andere maatregelen aan en in huis, zowel op het niveau van de lagere overheid als op het niveau van de won ingeigenaar.
WARMTE Een belangrijk deel van de nutsrekening heeft te maken met verwarming van het huis en verwarming van tapwater. Het is raadzaam om hiermee genuanceerd om te gaan. In het algemeen geldt dat: 1. de voorkeur in de eerste plaats uitgaat naar aardwarmte en hergebruik van restwarmte van (industriële) installaties 2, in tweede plaats heeft een warmtepomp de voorkeur 3. een warmtekrachtkoppeling heeft in dit opzicht de laagste voorkeur Bovenstaande prioriteiten gelden om de volgende redenen: Ad. 1 Hiermee is een woning voldoende te verwarmen met in principe nul gasgebruik. De benodigde elektriciteit is ter plekke op te wekken met zon of wind. De investering is fors, zeker wanneer dit achteraf wordt gerealiseerd. In zijn algemeenheid geldt: hoe dieper de warmte gewonnen wordt, hoe duurder en hoe minder het gasverbruik kan zijn. Nul is haalbaar. Theoretisch kan hiermee de woning losgekoppeld worden van het openbaar gasnetwerk. Dat wordt ontraden omdat er een back-up nodig is, bijvoorbeeld bij defecten.
MIJN ENERGIETRANSITIE Ad. 2
Ad. 3
Deze installatie haalt de warmte bovengronds uit de omgeving en wordt als een goed alternatief gezien voor aardwarmte-installaties. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan opname uit de buitenlucht. Afname uit het oppervlakwater is mogelijk, maar wordt afgeraden vanwege neveneffecten op planten en dieren. De effectiviteit van deze installaties is de recente jaren toegenomen. Dit systeem is goedkoper, maar het energieverbruik neemt dermate sterk toe, dat dit samen met de benodigde elektriciteit voor het huishouden in veel gevallen niet allemaal ter plekke opgewerkt kan worden. Op het niveau van huishoudens gaat het om een mini-WKK, ook wel HRe genoemd. Deze oplossing staat voor het gelijktijdig opwekken van warmte en elektriciteit. De woning moet hierbij altijd aangesloten zijn op een openbaar gasnetwerk. De installatie zorgt niet alleen voor de verwarming, maar ook voor elektriciteit, al dan niet aanvullend op zonne- en windenergie ter plekke. Daarvan is dan minder nodig. Tot 2006 stimuleerde de overheid deze oplossing financieel en vanaf 2009 wordt dit gesubsidieerd. Deze benadering past binnen de definitie voor nul-energie-woning, zoals de Rijksoverheid deze hanteert.
Deze gradatie past binnen het groeimodel, zoals dat bij een geleidelijk proces plaatsvindt als het gaat om energietransitie. Per leeftijdscategorie woningen is een passende oplossing mogelijk in verband met de beheersbaarheid van de te maken kosten binnen de financiële mogelijkheid van de woningeigenaar. De overheid respecteert deze keuze. In principe is aardwarmte bij alle woningen toepasbaar, ongeacht de leeftijd. Daarom faciliteren gemeenten alleen deze investeringen financieel. Zijn deze financiële faciliteiten in de vorm van een lening niet voldoende, dan heeft de woningeigenaar de vrijheid om voor een van de andere opties te kiezen. Daarvoor gelden de gemeentelijke faciliteiten dan niet. Dit neemt niet weg dat hoe ruimer dit wordt gefaciliteerd, hoe meer woningen gasarm kunnen worden. Bij dit onderdeel van het beleid zou dan ook prioriteit kunnen liggen, omdat aanschaf van zonnepanelen al door de Rijksoverheid wordt gesubsidieerd en op de markt deze zonnepanelen al goedkoper zijn geworden. Hier ligt dan ook geen gemeentelijke taak meer in de vorm van faciliteiten, tenzij dit tegelijk plaatsvindt met het realiseren van een aardwarmte-installatie. PRIJSONTWIKKELING Punt van zorg is dat door bepaalde juridische constructies teveel energie wordt geproduceerd door zon en wind. Hierdoor komt de energieprijs op de energiemarkt onder druk te staan. Het hiermee treffen van bestaande energiecentrales is voor sommige groeperingen een doel op zich geworden. Dat klinkt door in de berekeningen die zijn aangetroffen bij het alternatief in de vorm van (een) zonnepark(en). Waaraan voorbij wordt gegaan, dat de exploitatie en beheer van andere energiebronnen, zoals door zon en wind, ook onder druk komen de staan en woningeigenaren terughoudend worden, de bestaande elektriciteitsvoorziening is dan financieel aantrekkelijker. Het is dan ook gewenst om overkill te voorkomen. Hierbij dient voorrang te worden geven aan een energiebron aan huis dan door middel van een zonneweide. In het uiterste geval kan ook een zonnepark, in de vorm van een bedrijf, uiteindelijk financieel technisch niet uit. Wanneer zulke bedrijfsactiviteiten worden gestaakt, zijn we als samenleving terug bij af. Daarom is een evenwichtige benadering een must. De drijfveer om tot een overkill te komen is gebaseerd op een aanname: dat door schaarste de fossiele brandstoffen alsmaar duurder worden, waardoor de prijs van zonne- en windenergie per definitie goed is en blijft. De economische theorie wordt zo echter op een te simpele wijze toegepast. Door overproductie van elektriciteit neemt de behoefte aan fossiele brandstoffen af, waardoor de natuurlijke voorraad minder snel afneemt en de prijs stabiliseert. Hierdoor nemen vervolgens de terugverdienperiodes van windmolens en zonnepanelen toe. In het licht hiervan zijn zeer recent de brochures aangepast waarmee burgers en bedrijven worden uitgenodigd om financieel te participeren in energieparken, zowel zon als wind.
k IN ENERGIETRANSITIE
--
Dit effect is inmiddels merkbaar nu de prijs per vat ruwe olie laag is. Dat werkt door in de waarde van zonne- en windenergie. Zo daalde in één jaar het aandeel per kWh van bestaande windmolens is in één jaar (periode 2013-2014) met ruwweg met 25%. Uiteraard is dit niet structureel, maar het geeft wel aan hoe kwetsbaar de financiële onderbouwing van plannen in wind- en zonne-energie kan zijn. Het tempo van implementeren van nieuwe opwekkingstechnieken gaat dan langzamer en dat zien we al bij bepaalde vormen van Hydro-energie. Door overkill te voorkomen blijft het proces bij energietransitie beheersbaar en wordt het succesvoller Dit neemt niet weg dat we het moeten doen met deze mogelijkheden vanwege de bereikbaarheid van natuurlijke voorraden grondstoffen om daarmee energie op te wekken. Bij een lage olieprijs moeten deze nieuwe vormen van energieopwekking verhoudingsgewijs meer gestimuleerd en gefaciliteerd worden. Bij een hogere prijs is er meer een marktprikkel om deze nieuwe bronnen op eigen kracht operationeel te maken. Dit vanzelfsprekend evenwicht maakt het proces beheersbaar. Energietransitie vindt plaats met gebruik van marktwerking. In de ogen van sommige groeperingen gaat dat te langzaam en een deel van deze groeperingen is los van deze transitie in het algemeen tegen marktwerking. -
-
Echter, binnen de aanpak bij de energietransitie wordt ieders keuze bij zijn of haar eigen energietransitie gerespecteerd. Er wordt geen sjabloon opgelegd. Daarom wordt er slechts een minimaal opgesteld vermogen aan windmolens opgesteld en op termijn bekeken of dat voldoende is. Daarom wordt aangestuurd op het benutten van zonne-energie op het dak en niet zozeer grootschalig op de grond. Een overkill schaadt de financiële positie van mensen en bedrijven die al stappen hebben genomen bij het vorm en betekenis geven aan hun eigen energietransitie met bijbehorend ambitieniveau. BELEIDSRISICO'S Bij de vraag of er beleidsrisico's zijn, wordt er vooral verwezen naar het gevaar van het wegspelen van de mogelijkheden bij de transitie op de woningmarkt. Daarnaast moet worden opgemerkt, dat zonnepanelen aan de grond, zeker in de vorm van een park, gevoelig zijn voor vandalisme en (vooral) diefstal, Dat leidt tot extra kosten, die in de aangetroffen berekeningen niet zijn meegenomen. De verzekeringswereld stelt nadere eisen aan de beveiliging om diefstal te voorkomen. Dit werkt kostenverhogend werkt. Vandalisme bij zonneparken vraagt om extra politie-inzet. De Rijksoverheid honoreert dit naar verwachting niet omdat het de lagere overheden en/of particulieren zelf waren die dit stimuleerden en realiseerden. Dit in tegenstelling tot windmolenparken. De eigenaren van een zonnepark zullen dan zelfde bewaking van het terrein op zicht moeten nemen door middel van vrijwilligers of door een bedrijf in te huren of eigen personeel aan te stellen. De kosten hiervan zijn niet meegenomen in de eerste presentatie van het plan voor één of meer zonneparken. Het break-even point om deze kosten in de loop der tijd te kunnen terugverdienen schuift hiermee verder naar de toekomst. In het uiterste geval valt dit punt buiten de levensduur van de zonnepanelen. Vanuit deze invalshoek adviseert ons centrum burgers om te kiezen voor zonne-energie op dak. Dat is goedkoper en veiliger. Bovendien ligt het break-even-point binnen de levensduur van de panelen en zijn deze zonnepanelen zeker inpasbaar, terwijl dit bij grondgebonden zonnepanelen nog maar de vraag is,
MIJN ENERGIETRANSITIE Kleine zonneparken zijn veelal uit het oog te plaatsen, maar niet altijd. Grotere zonneparken vallen door de omvang eerder in het gezichtsveld. Hierbij is dezelfde vraag te stellen als bij het opstellen van windmolens: wat kan dit betekenen voor de toeristische- recreatieve betekenis van een gebied. Er zijn dan ook twijfels bij zonneparken in de' zin dal deze ook de kwaliteit van het landschap aantasten, zeker als deze veel voorkomen in een gebied en te vaak zichtbaar zijn voor voorbijgangers. Vanuit de verantwoordelijkheid van de lokale overheid kunnen dan ook nadere eisen gesteld worden aan de inpasbaarheid van deze parken in de (bewoonde) omgeving, Dit door algemene regels te stellen om per initiatief tot maatwerk te komen. Vanuit die verantwoordelijkheid is te verwachten dat in zijn algemeenheid eerder aangestuurd wordt op dak-gebonden panelen. Met andere woorden, dat als voorrangsregel aangetoond moet worden dat het dakoppervlak voldoende is benut.
Als antwoord op zonneparken kunnen particulieren binnen een postcodegebied gaan samenwerken door gebruik te maken van de mogelijkheid van de Rijksoverheid dat particulieren door middel van het principe van een postcoderoos ver-en-weer zelfopgewekte energie kunnen leveren. Dit realiseren zij projectmatig, inclusief collectieve inkoop van zonnepanelen en verkoop van energie aan het openbaar netwerk. De postcoderoos is een belastingmaatregel voor particuliere huishoudens in Nederland die zelf in de nabijheid van hun woonomgeving duurzame energie willen opwekken. De term komt voort uit het in 2013 gesloten Energieakkoord voor duurzame groei tussen de Nederlandse sociale partners. Huishoudens krijgen per door hen opgewekte kWh stroom een korting op de energiebelasting. De productie-installatie moet echter geëxploiteerd worden door middel van een cooperatie of een vereniging van eigenaars (we). Deelnemers aan deze constructie moeten woonachtig zijn in hetzelfde viercijferige postcodegebied als de locatie van de productie-installatie of in een van de viercijferige postcodegebieden die hier omheen liggen, vandaar de naam postcoderoos. Hierdoor kunnen woningeigenaren met veel dak-ruimte energie leveren aan burgers die deze mogelijkheid niet of in onvoldoende mate hebben. Hierdoor kan elk geschikt dakvlak optimaal gebruikt worden.
Een andere, redelijk veel gebruikte mogelijkheid is dat burgers die geen, of onvoldoende mate mogelijkheden hebben zitten om in hun eigen energiebehoefte te voorzien, mede eigenaar worden van een windmolen elders. Hun aandeel wordt uitbetaald in elektriciteit aan huis, alsof ze het thuis hebben opgewekt. Deze burgers zijn zich bewust van het feit dat windmolens op verzet stuiten en zij zijn dan ook van mening dat hun windmolen zodanig gepositioneerd is, dat overlast tot het minimum wordt beperkt. Tot nu toe lukt dit, hoewel ook zij niet gelukkig zijn met hoe de overheid de windmolenparken wil realiseren.
LANDBOUW De aanzet tot een zonnepark in het gebied Veenkoloniën is ingegeven vanuit de perceptie van opschaling van landbouwbedrijven, maar weinig vraag naar gewassen uit dit gebied. Hierdoor zou de Veenkoloniale landbouwgrond overbodig zijn. Op microniveau is dit een begrijpelijke benadering. Op macroniveau is het gewenst om in eigen land te beschikken over een strategische voorraad landbouwgrond, mocht door internationale ontwikkelingen de behoefte ontstaan naar meer eigen productie. Zo lang deze strategische voorraad .nodig is voor directe voedselproductie, kan het uitstekend ingezet worden voor andere gewassen, bijvoorbeeld voor de productie van biobrandstof. Zodra deze voorraad (deels) nodig is voor productie van voedsel, kan direct (per seizoen) van gewas worden gewisseld. Dankzij strategische voedselvoorraden is hiervoor tijdsruimte aanwezig.
1jN ENERGIETRANSITIE In het licht van deze strategie is er terughoudendheid om de functie van landbouwgrond (grootschalig) te wijzigen. Dat geldt niet alleen voor gebruik voor grote zonneparken, maar ook voor natuurontwikkeling. Binnen EU-verband bestaat deze terughoudendheid al en het is niet uitgesloten dat dit ook in Nederland meer en meer gaat doorklinken. Het gaat hierbij om een politiek-bestuurlijke afweging die op landelijk niveau wordt gemaakt. Vooralsnog moet aangestuurd worden op 'zon op dak' en dan pas op 'zon op grond'. Dat laatste binnen de bebouwde kom of in combinatie met bestaande natuurgebieden.
VARIANTEN Wij houden ons als centrum primair bezig met de technische en financiële aspecten van energietransitie en minder met planologische aspecten. Daarom houden wij afstand van het maatschappelijk debat hoe windmolens planologisch ingepast moeten worden. Wel kunnen wij suggesties k geven hoe het zou kunnen. Inpassen van infrastructuur, zoals ten behoeve van de energiehuishouding, vraagt adaptief beleid (www.adaptiefbeleid.nl). Rijkswaterstaat heeft hiermee ruime ervaring en past dit succesvol toe. Deze aanpak is een deel van de corebusiness van deze dienst. Bij het Ministerie van Economische zaken is deze kennis en ervaring beperkt, ook omdat zij nauwelijks met dit soort ruimtelijke vraagstukken te maken heeft. De aanpak die zij beheerst, past bij het implementeren en bijsturen van economisch beleid.
Concreet betekent dit, dat er tracés zijn langs wegen in de provincies, ook binnen de Veenkoloniën die geschikt zijn, zoals: A28 meerdere tracés vanaf Meppel tot aan De Punt A7 meerdere tracés vanaf: Zuidbroek tot aan Scheemda Hoogkerk tot aan afslag Opende E233 meerdere tracés vanaf Hoogeveen tot aan de Duitse grens N34 meerdere tracés vanaf Emmen tot aan De Punt N33 meerdere tracés vanaf Appingedam tot aan Assen N366 meerdere tracés vanaf Veendam tot aan Ter Apel N385 meerdere tracés vanaf Hoogezand tot aan Wildervank N367 meerdere tracés vanaf Nieuwe Pekela tot aan Blijham N368 meerdere tracés vanaf Blijham tot aan Vlagtwedde N374 meerdere tracés vanaf Stadskanaal tot aan Hoogeveen N378 meerdere tracés vanaf Stadskanaal tot aan Gasselte N379 meerdere tracés vanaf Gasselternijveen tot aan Zwartemeer. N381 meerdere tracés vanaf Emmen tot aan de grens met Friesland N391 meerdere tracés vanaf De Maten tot aan Emmen Overige Parallel aan de spoordijk vanaf Wildervank tot Stadskanaal (mits zuidwaarts en stevig landinwaarts, gezien vanaf deze spoordijk) meerdere tracés langs het AG \Nildervanckkanaal meerdere tracés langs het Windschoterdiep meerdere tracés langs het Noord-Willemskanaal meerdere tracés langde de Duitse grens (vanaf De Dollard tot aan Coevorden) -
-
In het licht hiervan is het raadzaam om in één plan een alternatief te maken voor de beide windmolenparken in de Veenkoloniën, te weten in De Monden en nabij Meeden.
ENERGIETRANSITIE Denktanks geven aan dat dit anders moet als het gaat om het realiseren van windmolenparken en zonneparken. Het parlement en het kabinet pikken deze signalen op. Formeel is er nog geen beleidsruimte voor provincies en gemeenten, informeel kunnen deze lagere overheden wel daarop voorsorteren door samen met belanghebbenden en initiatiefnemers te gaan werken aan alternatieven en vervolgens de Rijksoverheid hierbij uit te nodigen om aan de hand van deze alternatieven tot een eindplaatje te komen waaraan uitvoering wordt gegeven. Dat overleg is pas succesvol als iedereen ook andermans belangen erkent en alle belangen ook die van de Rijkoverheid meeneemt om tot een gemeenschappelijke oplossing te komen. -
-
De eerder meegegeven alternatieven haken al deels in op deze signalen vanuit de denktanks. Zo wordt ingezet op het zoveel mogelijk positioneren van de beoogde windmolens langs doorgaande wegen, liefst op voldoende afstand van de bebouwde kom. En soms aan beide zijden van de weg en met meer afstand tussen de molens, wat ten goede komt van het rendement van de molens. Door meerdere tracés te benutten, kunnen er meer molen worden geplaatst, maar minder hoog en wel met hetzelfde totaal opgesteld vermogen. Ook wordt eerst naar de Duitse grens, A-, E-wegen en waterwegen gekeken en dan pas (eventueel) naar de N-wegen en spoordijken. Deze aanpak is qua aanlegkosten duurder, maar kan gecompenseerd worden door paar molens meer te plaatsen. Het voordeel van deze aanpak is, dat bij een agrarisch bedrijf meerdere windmolens op het land kunnen komen, en dat hiervan meer agrarische bedrijven kunnen profiteren. Zo steunen de molens de agrarische sector over een vollere breedte. DRAAGVLAK Het draagvlak voor energietransitie ontstond de afgelopen decennia en mondde uit in een Nationaal Energie Akkoord. Hieraan wordt eendrachtig uitvoering gegeven. Dat proces voltrok zich in fases. Aanvankelijk lag het accent op milieuaspecten, wat later verschoof naar uitputting van natuurlijke voorraden. Het bedrijfsleven ontwikkelde nieuwe scenario's. Daarmee nam het draagvlak fors toe. Bovendien nam door internationale ontwikkelingen het belang van energietransitie verder toe. Binnen dit proces zijn er enerzijds person'en en groepen die scepsis hebben en anderzijds personen en groepen die vinden dat de lat niet hoog genoeg ligt en dat het allemaal te langzaam gaat. Door het nationaal akkoord zijn deze twee buitenspel gezet. Beide groepen strijden een achterhoedegevecht. Dit neemt niet weg dat hun geluiden blijven klinken. Dat geldt ook voor de dossiers die nu in de Veenkoloniën aan de orde zijn, te weten windmolenpark en de zonnepark. De verontrustende gevoelens worden gevoed door deze sceptici, de promotie van een zonnepark wordt gevoed door mensen die de lat hoger willen leggen en sneller willen. Deze beide geluiden versterken elkaar, waardoor een vertekend beeld ontstaat. Binnen deze constellatie is het raadzaam dat lokale volksvertegenwoordigers afstand houden, zich niet laten meeslepen en oog blijven houden voor de grote gemene deler in de samenleving. Het draagvlak voor het Nationaal Energie Akkoord is groot in de samenleving groot. Wel verschilt de intensiteit voor dat akkoord, evenals de intenties daarbij. Niets willen LM
Meerwillen
am Milo
1
— —
-
— — —
draagvlak Nationaal EnergieAIkoord
I
jN ENERGIETRANSITIE
—
Bij burgers bestaat het besef dat ook windmolens nodig zijn. Bijna de helft van de woningeigenaren heeft er begrip voor dat het niet te voorkomen is dat dit in de nabijheid van zijn woning kan gebeuren (waarmee hij dit nog niet gelijk toejuicht). tlIets willen
LM - ..§~
._.
-
I .
-draav1ak(grote) wirdrnolen
Meet willen
M
:J
Het draagvlak voor grote windmolens en windmolenparken nam af door de manier waarop de implementatie qua positionering. Burgers zijn niet tegen windmolens, wel tegen de wijze van implementeren. Het draagvlak blijft intact en kan zelfs toenemen door: te spreiden in minder bewoond gebied te plaatsen, dan wel zo ver mogelijk van de bewoonde wereld te plaatsen bij snelwegen, omdat het landschap daar toch al is aangetast minder hoge windmolens 'te plaatsen, ook al betekent dit meer windmolens. -
-
-
-
Het is verstandig om op basis van deze ingrediënten te komen tot een alternatief opstellingsplan voor windmolens op land. Binnen de provincies Drenthe en Groningen zijn hiervoor mogelijkheden, zodanig dat als gebaar richting de Rijksoverheid meer opgesteld vermogen te realiseren is, waardoor dit landsdeel het 'Texas van Nederland' blijft en past binnen een omgeving van rust en ruimte. Daarmee is het een good practice. -
-
TECHNISCHE ASPECTEN Het debat binnen de Veenkoloniën is nader geanalyseerd op basis van gebruikte technische argumenten. Sommige daarvan zijn te verklaren, andere vragen om nadere wetenschappelijke toetsing onzerzijds. Hierbij is het gebruikelijk om dat nader te laten toetsen door andere wetenschappers. Omtrent deze technische aspecten worden de gemeenten nader geïnformeerd, omdat deze kennis nu nog niet aanwezig is. Hoewel dit les staat van de beleidsaspecten kan onjuiste technische informatie doorklinken in de te maken beleidskeuzes.
INNOVATIES In de komende tijd worden gesprekken op gang gebracht via het Energiebureau binnen het regionaal programma Agenda voor de Veenkoloniën. Het doel daarbij is acquisitie en innovatietrajecten laten faciliteren, met het oog op nieuwe werkgelegenheid in het gebied.
FINANCIERING Door de demografische ontwikkeling staan de prijzen van woningen onder druk en zijn woningeigenaren 'onder water komen te staan'. De waarde van de woning is lager dart de openstaande schuld. Dat is een hindernis bij de Energietransitie, ook als het gaat om meedoen aan een zonnepark of een windmolen. En, bovenal, om te investeren in de eigen woning en ook energiezuiniger kan worden en/of voorzien wordt van een eigen energievoorziening. Steeds meer hypotheekverstrekkers financieren restschuld mee. Zo moet de restschuld na een bepaalde datum zijn ontstaan. Ook mag het bedrag niet hoger zijn dan een bepaald bedrag. En, de koper moet deze schuld binnen een bepaalde periode kunnen aflossen. De hypotheekverstrekker rekent dan met een regulier tarief zonder opslag.
MIJN ENERGIETRANSITIE Verder geldt dat het nieuwe hypotheekbedrag inclusief de restschuld niet hoger mag zijn dan 115 procent van de marktwaarde van de nieuwe woning (inclusief financiering. Het gaat om de verhouding tussen de hoogte van de lening en de waarde van het huis, de zogenoemde loan-to-value. Dat biedt perspectief om ook te investeren in een eigen energievoorziening, ook om dat deze voorziening leidt tot een betere marktwaarde van de woning. Dat proces wordt versterkt door in de regio voortvarend het aantal koopwoningen te reduceren en deze aanpak vertrouwen geniet binnen de financiële sector. Los hiervan is er ook een andere ontwikkeling, die nog onvoldoende bekend is bij woningeigenaren. Huizenkopers, die hun woning energiezuinig willen maken, kunnen hiervoor meer hypotheek krijgen dan volgens de NIBUD-normen is vastgesteld. Op 1januari 2015 zijn die bedragen zelfs verhoogd. Voor een energiezuinige woning (label A++) is er € 9.000 extra financieringsruimte en voor de aanschaf van een zogenoemde 'nul-op-de-meter-woning kan door de kopers zelfs € 25.000 extra worden geleend. Voor kopers van een nieuwbouw was het tot op heden een hele toer om van die extra leenmogelijkheden gebruik te kunnen maken. Minister Blok van Binnenlandse Zaken heeft nu bepaald dat een koper van een nieuwbouwwoning met een EPC van maximaal 0,6 automatisch € 9.000 extra aan hypotheek moet kunnen krijgen. Door niet alleen de omvang van de woningvoorraad te laten afnemen maar binnen deze voorraad met koopwoningen ook slechte woningen te vervangen door nieuwbouw, zijn dat 'twee vliegen in één klap'. Binnen de financiële sector is er wel terughoudendheid. Men is bevreesd voor overfinanciering bij woningconsumenten. Deze vrees is gegrond zolang er geen tekenen zijn dat de vraag en aanbod in evenwicht blijft. Op dit moment is nog geen sprake van voortvarendheid bij de aanpak van het krimpvraagstuk op de woningmarkt en in het bijzonder bij particulier woningbezit. Het is dan ook raadzaam dat de lokale overheid en woningeigenaren samen tot een plan van aanpak komen en hieraan voortvarend uitvoering wordt gegeven. En, in het kader daarvan ook vorm en betekenis 'geven aan de energietransitie. Het meefinancieren van maatregelen om tot een energiezuinige woning te komen en voorzien wordt van een eigen energievoorziening betekent, dat het hier gaat om woning-gebonden zaken. Met andere woorden, deelname aan een zonnepark of een windmolen, vallen daar buiten. Deelname hieraan is dan mogelijk door middel van eigen kapitaal of door een aparte lening, mits men voldoende kredietwaardig is. Voor een woningeigenaar is het financieel aantrekkelijk om deze investeringen mee te nemen in een hypotheek, dit in tegenstelling tot een aparte lening. In aanmerking komen voor een extra hypotheekruimte betekent een toetsing. Daarin wordt gekeken naar bestaande schulden en vermogen. Nu een lening aangaan voor deelname aan een zonnepark of aandelen in een windmolen, maakt deze hypoteekruimte kleiner, waardoor minder of niet geinvesteerd. wordt in de woning. En, daaraan Wordt juist prioriteit gegeven. Namelijk, eerste de energievraag verlagen en dan kijken naar een mogelijkheid om zelf energie op te wekken en hoe zwaar deze installatie moet zijn.
Een initiatief van Energietransitie. eu Secretariaat: Lichtboel 17 9501 KIK Stadskanaat Telefoon +31 -(0)599 - 860630 Telefax +31 (0)84 737 4809 E-mail: infoc8ienergietransltleeu Website: www.energietransltle.eu
Geachte heer/mevrouw, Op 6 maart ji. heeft uvntéraad via dit adres een schrijven van ons mogen ontvangen inclusief een bijgevoegd supplement op een eerder toegestuurde rapportage. Bij nadere controle is bij ons intern gebleken dat u hiervan de verkeerde versie heeft ontvangen, dat was nog de onschone versie. Wij verzoeken u dat bestand te vernietigen. Bijgevoegd het juiste bestand respectievelijke de schone versie van dat supplement. Bij voorbaat onze dank en ons excuus voor het ongemak. Met vriendelijke groeten,
Auke ten Hoeve, secretaris
Steun: MA
:Ö
Denk aan het milieu voor u besluit deze mall eniof bijlage(n) te printen Aan dit bericht, waaronder ook de eventuele bijlagen worden bedoeld, kunnen geen rechten worden ontleend. Dit e-mailbericht en enige bijlage is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde(s) en strikt vertrouwelijk of anderszins wettelijk beschermd. Indien u niet da geadresseerde bent, verzoek Ik dit bericht en enige bijlage daarbij aan de afzender terug te sturen en alle kopiehn ervan te wissen en te vernietigen. Auke ten Hoeve Is niet aansprakelijk voor virussen in dit e-rnallbertchl en/of enige bijlage. Ache ten Hoeve ken op geen enkele wijze verantwoordelijk of aansprakelijk worden gehouden voor en/of in Verband roet de gevolgen van en/of schade ontstaan door het onjuist, onvolledig en/of niet-tijdig versturen en ontvangen sari de Inhoud van dit bericht,
De Gemeenteraden en Colleges van Burgemeester en Wethouders van de Veenkoloniale gemeenten
Uw kenmerkt
Datum uw brief
Kenmerk 20150309.001
Datum 8 maart 2015
Betreft: energieparken
Weledelgestrenge heer/mevrouw, Onlangs bent u geïnformeerd over de mogelijkheden en varianten betreffende uw regio als energiepark. En, in het verlengde daarvan, over de mogelijkheden om deze regio een economische impuls te geven rondom de thema's Energietransitie en Voedselvoorziening. Immers, in uw gebied vallen deze twee ontwikkelingen samen. Inmiddels ben Ik bijgepraat door de ontwikkelaar van het agrarisch waterstofgebruik. In samenwerking met de Universiteit van Eindhoven wordt hieraan vorm gegeven in Zuid-Nederland. De komende tijd is er contact met de partij die zorg gaat dragen voor de uitrol van de benodigde infrastructuur. Wij vinden het wel van belang om u hierover in dit stadium te informeren. Dit vanwege de betekenis voor enerzijds het ontwikkelen van varianten van het beoogd energiepark en anderzijds vanwege mogelijke kansen om de werkgelegenheid in uw gebied te stimuleren. Kenniscentrum Mijn Energietransitie staat binnen haar netwerk In contact met meerdere relevante innovatieprojecten. Het Intensiveren van deze relaties voor uw gemeenschappelijk werkgebied is alleen mogelijk door middel van gezamenlijk commitment van uw gemeenten. Er is een tasktorce gevormd als gezamenlijk aanspreekpunt. Deze ondersteunt het proces van acquisitie actief, onder meer door het scheppen van goede condities voor mogelijk relevante partijen. Ook facititeert de taskforce deze partijen. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Uiteraard ben ik bereid een en ander toe te lichten,
T
JN ENERGIETRANSITIE Bijlage I
BEVINDINGEN Supplement
Energietransitie is meer dan alleen de vraag of en hoe elektriciteit uit het stopcontact komt, En daarmee meer dan alleen bezig zijn met zonne- en windenergie. Het gaat ook om het veiligstellen van economische processen en de voedselvoorziening. VOORGESCHIEDENIS De oliecrises in 1956, 1973 en 1979 maakten beleidsmakers en de agrarische sector ervan bewust dat de voedselvoorziening kwetsbaar is vanwege de directe afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Binnen de Energietransitie heeft dit een aparte prioriteit gekregen. TRANSITIE Hieruit mag worden opgemaakt dat energietransitie een langlopend traject is. Nu de resultaten meer en meer bekend worden en vooral worden geimplementeerd, wordt deze transitie tastbaar en de impact merkbaar. De eerste zonnepanelen werden al in de dertiger jaren in de vorige eeuw toegepast. Wind- en zonneenergie zijn oude technieken die door de eerder genoemde crises zijn doorontwikkeld. Deze kregen nieuw leven ingeblazen, waarmee ze kwalitatief naar een hoger plan zijn getild. Denk hierbij aan elektrisch rijden en de toepassing van waterstofgas. AGRARISCHE SECTOR Het afgelopen decennium is het concept uitgewerkt om de bedrijfskosten in de agrarische sector laag te houden door middel van energieopwekking uit zon, wind, vergisting en bio. Dit krijgt nu een vervolg door door landbouwvoertuigen te laten draaien op waterstofgas. Onderzoek en ontwikkeling hiervan vinden plaats in Zuid-Nederland. Concreet betekent dit de eerste stap op weg naar een heel nieuwe type landbouwtractor, die rijdt op waterstof. Da productie van hel benodigde waterstofgas vindt plaats bij da verbruiker zelf, door middel van zonne- on windenergie. Technisch kan het, hel door-ontwikkelen stagneert omdat de benodigde onderdelen nog duur zijn. Inmiddels Is wel een partij bezig met het treffen van voorbereiding voor de uitrol van Infrastructuur hiervoor, onder meer in Noord-Nederland. BETEKENIS De consequentie hiervan is wel dat agrarische objecten binnen de regio niet ingezet kunnen worden Ier compensatie van uitblijven van de beoogde windmolens. De volle Inzet van deze dak-gebonden zonnepanelen bij deze bedrijven (gemiddeld 10.000 stuks per bedrijf) is hoe dan ook nodig voor de productie van waterstofgas. Alleen zo is het mogelijk om over te gaan op nieuwe landbouwmachines die draaien op waterstofgas. Het Is niet uitgesloten dat er per bedrijf soms ook nog grondgebonden zonnepanelen bijgezet moeten worden. Met andere woorden, dat naast een eventueel zonnepark met een oppervlak van minimaal 284 hectare nog meer landbouwgrond nodig Is voor lokale waterstofproductie. Dit zou zonder meer een te groot beslag leggen op agrarische gronden in de regio.
1
bi ENERGJETRANS1TIE OVERIGE ASPECTEN Het wegvallen van zo veel agrarische gronden heeft bovendien bedrijfseconomische betekenis. Hiernaar is niet gekeken. De afname van landbouwgrond betekent wel verlies aan arbeidsplaatsen binnen de agrarische sector binnen het gebied, vooral bij loonbedrijven en transportbedrijven. De omvang hiervan is niet bekend.
TOT SLOT Tot nu toe wordt gesproken over twee locaties om tot een oplossing te komen: het aangewezen gebied De Monden en een locatie langs N366 ten noorden van de plaats Stadskanaal, een suggestie vanuit de regio zelf. Een minder bekende variant is om locatie De Monden uit te bereiden richting Hoogezand. Door het beoogd aantal windmolens over een groter gebied te verspreiden wordt de dichtheid minder groot. m met eenzelfde dichtheid minder grote windmolens te plaatsen.
I
Ook bij deze optie geldt dat dit alleen voorgelegd kan worden aan de Rijksoverheid als dit een gemeenschappelijk initiatief is van gemeenten, provincies en de partijen die de molens gaan plaatsen. En als eventuele meerkosten in het plan zijn afgedekt.
NOTABENE Vanuit het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling ontstond de Ontwikkelgroep Aanpak Particuliere Woningsector in de Krimp. Deze groep bracht de afgelopen tijd een advies uit aan de minister, de Tweede Kamer én het werkveld, waaronder gemeenten. Daarin wordt aangegeven om dossiers te koppelen en geldstromen te bundelen om de koopwoningmarkt te balanceren vanwege de discrepantie tussen vraag en aanbod door het wegvallen van de babyboomgeneratie nu en in de nabije toekomst. Concreet betekent dit onder andere het combineren van de thema's demografische transitie en energietransitie. Door middel van energietransitie ken het mogelijk zijn om tot nieuwe verdienmodellen te komen die bijdragen aan aanpak van de woningmarkt vanwege de demografische transitie. Bij het verder uitwerken van een strategisch en tactisch plan betreffende de komst van een energiepark, in welke vorm dan ook, is het raadzaam met deze aanpak op de woningmarkt rekening te houden. En er hierbij vanuit te gaan dal in de regio Veenkoloniën de komende 30 jaar het aantal koopwoningen met ruwweg 10.000 eenheden (als voorlopig cijfer) moet afnemen. Door hierop nadrukkelijk in te zetten kan de waarde van de woningen stabiliseren en zelfs toenemen. Belangrijk is dat de vraag is groter is dan het aanbod. Dit zou mogelijk kunnen door de te verlenen Omgevingsvergunning voor een energiepark - met Windmolens of zonnepanelen - te belasten met een bijdrage aan een regionaal fonds voor de aanpak van da woningmarkt. Door woningen uit de markt te halen kun je schadeclaims vanwege de komst van de windmolenpark (voor de eigenaren van deze windmolens) voorkomen. Door te richten op waarde-behoud van woningen ontstaat er voor de burgers meer financiële ruimte om te investeren in persoonlijke energietransitie en daarbij hun eigen ambitie te formuleren en daaraan (stapsgewijs) vorm en betekenis te geven. Met andere woorden, hierdoor kan een energiepark meerwaarde hebben voor de woningeigenaren in de regio Veenkoloniën. Daar waar een gemeente werkt met duurzaamheidsieningen voor burgers, is het raadzaam vooraf na te gaan bij welke woning dit wel of niet van toepassing kan zijn. Dit om desinvesteringen te voorkomen en de effectiviteit van dat leningsbeleid niet aan te tasten.
......--[ Mat opmerkingen fJtl): deze opmerking begrijp ik nietJ
Geachte heer/mevrouw, Op 6 maart j.l. heeft uwIG:: ent= ie~me Paadvia dit adres een schrijven van ons mogen ontvangen inclusief een bijgevoegd rapportage. 95j-nadere controle is bij ons intern gebleken dat u hiervan de verkeerde versie heeft ontvangen, dat was nog de onschone versie. Wij verzoeken u dat bestand te vernietigen. Bijgevoegd het juiste bestand respectievelijke de schone versie. Bij voorbaat onze dank en ons excuus voor deze ongemak.
Met vriendelijke groeten,
Auke ten Hoeve, secretaris
Steun: MA
:O
Denk aan het milieu voor u besluit deze mail en/of bijlage(n) te printen Aan dit bertcht, waaronder ook de eventuele bijlagen worden bedoeld, kunnen geen rechten worden ontleend, Dit e-mailbericht en enige bijlage Is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde(n) en strikt vertrouwelijk of anderszins wettelijk beschermd. Indien u niet da geadresseerde bent, verzoek Ik dit bericht en enige bijlage daarbij aan de afzender terug te sturen er, alle kopieen ervan te winnen en te vernietigen. Auke ten Hoeve is niet aansprakelijk voor virussen In dit a-rnailbericht en/of enige bijlage. Auke ten Hoeve kan op gaan enkele wijze verantwoordelijk eI aansprakelijk worden gehouden voor en/of Ir, verband mei de gevolgen van enrol schade Ontstaan door het onjuist, onvolledig en/of niet-tijdig versturen en ontvangen van de Inhoud van dit bericht,
De Gemeenteraden en Colleges van Burgemeester en Wethouders van de Veenkoloniale gemeenten
Uw kenmerkt
Datum uw brief
Kenmerk
Datum
20150226.001
26 februari 2015
Betreft: energieparken
Weledelgestrenge heer/mevrouw, Door recente ontwikkelingen binnen de regio Veenkoloniën worden wij benaderd door burgers. Om herhaling in reacties te voorkomen of dat informatie niet goed door derden wordt verwoord, acht ik het van belang u collectief te informeren. VOORAF Wij zijn is onafhankelijk. Er is geen sprake van belangen in welke vorm dan ook. Met distantie kijken wij naar het vraagstuk van de energietransitie en geven wij gevraagd en ongevraagd advies aan overheid, bedrijven, organisaties en burgers. -
-
Op deze wijze kan een ieder zijn eigen ambitie vorm en betekenis geven, al dan niet stapsgewijs. Dat is mede mogelijk door kennis te hebben over de voortgang en resultaten binnen het proces van onderzoek en ontwikkeling. Hierdoor kan op een beheerste wijze uitvoering worden gegeven aan energietransitie, om tot gewenst resultaat te komen. De noodzaak van dit centrum komt voort uit het feit dat ten aanzien van het beleid in het algemeen en specifiek ten aanzien van bepaalde oplossingen de informatie niet altijd helemaal juist of volledig is, zowel van voor- als van tegenstaanders van dat beleid en/of van een specifieke oplossing. Dankzij onze volledige onafhankelijkheid vervullen wij een unieke en waardevolle rol. AANLEIDING De aanleiding dat het centrum wordt benaderd heeft te maken met uw voornemens om na te gaan of er een passend alternatief is voor de beoogde 50 windmolens in uw gebied, goed voor een opgesteld vermogen van 150 MW. Dat alternatief is een park met zonnepanelen. met hetzelfde opgesteld vermogen. REACTIE Naar aanleiding van vragen en opmerkingen kon slechts globaal naar deze twee initiatieven worden gekeken. De bevindingen zijn verwoord in bijlage 1. Daarin geven wij afsluitend suggesties om tot een andere aanpak te komen.
H
'1
J:N ENERGIETRANSITIE Ook in deze kwestie blijkt dat er kanttekeningen geplaatst kunnen worden bij de inbreng van zowel voorals tegenstaanders bij de verschillende mogelijkheden. Binnen de Sociaal Economische Raad (SER) zijn hierover verontrustende woorden uitgesproken en is in het kader van het Nationaal Energie Akkoord een feitencheck beschikbaar gesteld. Deze feiten zijn leidend voor alle overheidsorganisaties. AANBEVELING Het is raadzaam om tot een visie en strategie te komen voordat er keuzes worden gemaakt en om bij het maken van keuzes meerdere opties te overwegen. Immers, er zijn meer scenario's mogelijk, mede door andere technische concepten en door scenario's te combineren, VOORSTEL Het voorstel is, om binnen dit gebied een taskforce te vormen. Hierbij is het centrum bereid u met raad en daad bij te staan. UITNODIGING In de lijn van bedoeld alternatief worden in uw gebied de gemeenten, bedrijven, organisaties en burgers uitgenodigd om financiële middelen bijeen te brengen voor onderzoek en ontwikkeling (bijlage 2) en om via deze weg en binnen uw gebied de economie een impuls te geven en de werkgelegenheid te stimuleren. TOT SLOT Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Uiteraard ben Ik bereid één en ander toe te lichten.
PMI
V410 ENERGIETRANSITIE L Bij/age 1
BEVINDINGEN
Aan ons is informeel de optie voorgelegd om in de Veenkoloniën een park met zonnepanelen te realiseren met een opgesteld vermogen van totaal 50 MW, dit ter vervanging van beoogde 50 windmolens met hetzelfde vermogen.
INHOUD Deze notitie bestaat uit de volgende onderdelen: Afbakening Aanleiding Conclusie Reden Toelichting Resumerend Nadere beschouwing met varianten Afsluitend advies -
-
-
-
-
-
-
AFBAKENING I Het dossier, zoals dat aan ons is voorgelegd, noopt ons tot een vergelijking tussen alleen enerzijds een winmolenpark en anderzijds een zonnepark. Dat is een te beperkte benadering. Waar mogelijk benaderen wij het breder dan alleen deze twee opties.
2 CONCLUSIE Als het gaat om het thema Energie kunnen afwegingen alleen gemaakt worden vanuit een internationaal en nationaal perspectief. Lokale belangen zijn hieraan ondergeschikt. Wel zijn binnen deze context op lokaal- en regionaal niveau scenario's denkbaar. Om tot een weloverwogen aanpak te komen, is het wenselijk om meerdere scenario's te bekijken en desgewenst worden deze gecombineerd. De huidige benadering is beperkt van aard.
3 ADVIES De beide opties zonnepark en beoogd windmolenpark leiden tot bedenkingen. Daarom is ons advies om te kiezen voor een andere benadering. Nader onderzoek hoeft dan ook niet gericht te zijn op de haalbaarheid van deze twee opties. Dit onderzoek richt zich op andere varianten. Wij adviseren om hiervoor een begeleidingscommissie samen te stellen met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, belangenorganisaties en relevante marktpartijen en beleggers als het gaat om deze parken. Een gezamenlijk initiatief, waarbij financiële consequenties zijn afgedekt, heeft landelijk meer impact.
4 REDEN Aan deze conclusie ligt een aantal redenen aan ten grondslag.
:. -.
ENERGIETRANSITIE 4.1 Domeinen Binnen de politiek-maatschappelijk arena zijn de volgende domeinen speerpunten van het beleid: zorg (op gemeentelijke niveau) ruimte (op provinciaal niveau) energie en voedsel (op nationaal niveau) -
-
-
Voor het maken van keuzes bij nationale thema's zijn internationale en nationale ontwikkelingen en beleid bepalend.
4.2 Thema Energie De Rijksoverheid heeft redenen om de komende decennia een transitie te laten plaatsvinden. Dat proces is al begonnen. Dit is een open proces. Het is bekend dat de energiemarkt te maken krijgt met ingrijpende vraagstukken namelijk: hoe voldoen we aan de energievraag op termijn? Hierbij is de toekomst niet in detail voorspelbaar. Wel moeten we rekening houden met bepaalde gegevens. Gaandeweg geven we vorm en betekenis aan een nieuwe realiteit. De oplossingen die dan passend zijn, zijn oplossingen die we nu nog niet kunnen beseffen. Wel weten we dat dit open proces een stimulans is voor onderzoek en ontwikkeling om tot nieuwe oplossingen te komen. De resultaten daarvan zijn niet te plannen. Dat lukt wel door de urgentie hieraan te geven. Dat proces is in een stroomversnelling gekomen door maatschappelijke effecten bij winning van natuurlijke grond- en brandstoffen en door geopolitieke ontwikkelingen. Hierdoor is de marge afgenomen om lokaal (snel) tot maatwerkoplossingen te komen.
4.3 Thema Voedsel Door geopolitieke ontwikkelingen is de voedselvoorziening minder vanzelfsprekend dan gewenst en in actualiteit toegenomen. Hierdoor kan herwaardering plaatsvinden van de binnenlandse voedselvoorziening die in omvang toeneemt. Dit vraagt om terughoudendheid hij het herbestemmen van agrarische gronden. Dat vraagstuk heeft een extra dimensie gekregen vanwege de inzet van agrarische gronden bij het energievraagstuk. Hierdoor neemt de noodzaak verder af om deze gronden in te zetten voor doeleinden die minder passend zijn. .
4.4 Milieubalans Onder meer zonnepanelen en windmolens zijn waardevolle instrumenten om energie op te wekken. Maar om daartoe te komen, zijn handelingen nodig (net als bij andere goederen), waardoor de milieubalans bij aanvang niet positief is. Wel kan deze gaandeweg positief worden. Het steekt nauw om deze balans niet negatief te laten zijn en blijven.
5 TOELICHTING Deze redenen worden nader toegelicht. 5.1 Akemeen Aan de optie zonnepark ligt een bepaald concept ten grondslag dat niet nieuw is en in Zuidelijke landen wordt toegepast. Dit geldt ook voor het concept dat ten grondslag ligt aan winmolenparken, zowel in Zuidelijke als Noordelijke staten.
I4
IN ENERGIETRANSITIE De bedoelde projecten zijn inspirerend en leerzaam. Dat wil nog niet zeggen dat deze concepten 1-opI gekopieerd kunnen worden. Per situatie vraagt dit om nadere overwegingen. Immers, de klimatologische, geologische en geografische situatie is anders. De ervaringen tot nu toe in Nederland zijn dat zonneparken technisch goed functioneren, maar financieel onvoldoende rendabel zijn. Dit in tegenstelling tot windmolenparken. Hiermee kan (nog) geen uitspraak over de toekomst worden gegeven. Op dit moment kunnen we alleen besluiten nemen op basis van nu beschikbare techniek. Dit wil zeggen dat zonneparken in landen als Nederland alsnog aangevuld moeten worden met één of meer windmolens, afhankelijk van het opgesteld vermogen. Door de combinatie zijn deze parken alsnog rendabel. Wel zijn parken met alleen windmolens nog financieel rendabeler.
Thema Ener.gie 5.2 In de komende tijd ligt het accent op het ondervangen van het gasaandeel binnen het energiehuishouden (tabel 1). Daarna ligt de focus op het ondervangen van het aandeel olie en kolen. Immers, de natuurlijke voorraden zijn niet onuitputtelijk. Zo komt de komende tijd het einde in zicht van de Nederlandse gasvoorraad. Dat proces is in een hoger versnelling gekomen door: beperken en terugdringen van maatschappelijke effecten bij de winning van gas in Nederland geopolitieke ontwikkelingen -
-
Gas Kernenergie Overige (zonne-, wind-, hydro- en bio-energie)
44% 1% 4%
Olie Kolen
39% 12%
TOTAAL
100%
Tabel 1, Energie-aandeel (2013)'
5.2.1 Beleidsaanpak De beleidsaanpak op nationaal niveau is alleen leidend bij investeringskeuzes en —besluiten. Door middel van het Nationaal Energie Akkoord is er houvast om tot deze keuzes en besluiten te komen. Op basis van een lange-termijnaanpak is er sprake van consistentie. Zonder beleid scontinulteit is uitvoering geven aan beleid met private middelen niet mogelijk. Deze aanpak is gericht op het voldoen aan de energievraag. Deze vraag wordt alleen anders beantwoord. Dit door enerzijds de vraag te reduceren, wat mede mogelijk is door demografische ontwikkelingen en door middel van nieuwe en energiezuinige technologie en gedragsbeïnvloeding. Anderzijds wordt deze vraag beantwoord door nieuwe of andere energiebronnen aan te wenden en door met andere landen samen te werken. Een deel van de oplossing is elders te vinden en daar te benutten.
MIJN ENERGIETRANSITIE Voorbeelden van internationale samenwerking zijn vanuit Nederlands perspectief: het koppelen van nationale netwerken en uitbreiding van dat internationaal netwerk, waardoor over en weer overschotten en tekorten geslecht kunnen worden Europese afspraken over energieopwekking, waaronder waterkrachtenergie uit Noorwegen op lange termijn waterstofgas (als energiedrager en geproduceerd met behulp van zonneenergie en eventueel kernenergie) uit het nabije Oosten, Afrika en bij voorkeur uit ZuidEuropese landen -
-
-
-
-
Wanneer kernenergie wordt ingezet, kan de productie van waterstofgas meer in eigen huis plaatsvinden. Het schaalniveau hierbij is in Nederland te klein, waardoor kernenergie op termijn met name een rol krijgt voor de energielevering voor industriële activiteiten. Voor levering van waterstofgas zal Nederland in belangrijke mate gaan samenwerken met andere landen die daartoe beter uitgerust zijn en in andere omstandigheden verkeren 5.2.2 Economisch belang Landen die (ook) eigen bronnen hebben, hebben een minder zwakke economié. Het vervangen van het gasaandeel door andere energiebronnen is dan ook gericht op het zoveel mogelijk deze eigenstandigheid van het land te borgen en niet teveel afhankelijk te zijn en te worden van (paar) andere landen. Hierbij wordt opgemerkt dat Nederland een lange traditie heeft van het zoveel mogelijk in eigen energie te voorzien, zoals toentertijd turf, later kolen en recent aardolie en vooral aardgas. Door deze positie werd Nederland welvarend. Prioriteit is om deze welvaart te verankeren. Daaraan zijn lokale belangen ondergeschikt. De eerste stappen zijn gezet, Het effect daarvan is, dat anno 2015 5% van de energiebehoefte wordt gedekt door windenergie. De komende tijd neemt dat aandeel zonne-, wind- en hydro-energie verder toe. Hierdoor is er meer beleidsruimte om de gasproductie in eigen land neerwaarts bij te stellen vanwege maatschappelijke effecten van deze productie. Tegelijk is de noodzaak groot om door te gaan met gasproductie. Immers; door middel van een lagere gasproductie kan Nederland langer gebruik blijven maken van de nog beschikbare natuurlijke voorraad gas en dit meer doelgericht inzetten. 5.2.3 Speerpunt Bij de thema's Energie en Voedsel wordt er binnen de scenario's, waarmee investeerders, beleggers en nationale overheden wekken, rekening gehouden met twee ontwikkelingen respectievelijk onzekerheden. De eerste ontwikkeling is dat natuurlijke voorraden met brandstoffen voor de komende tijd theoretisch voldoende aanwezig zijn, maar geologisch niet goed te bereiken zijn. Winning brengt hoge bedrijfskosten en maatschappelijke kosten met zich mee. Met andere woorden, voorraden zijn om geopolitieke redenen niet of moeilijk te benaderen zijn. In de tweede plaats: Nederland exporteert, maar importeert ook voedsel. Door middel van samenwerking en handel zijn landen complementair in de voedselvoorziening en is er een gevarieerd aanbod. Echter, China kocht in andere landen waaronder in Oost-Europa akkerbouwland op om de voedselvoorziening in eigen land veilig te stellen. Hierdoor zijn deze landen niet of minder complementair. Dat raakt ook de voedselvoorziening in andere landen. Ook Nederland zal nagaan hoe eigen productie op peil blijft en voor binnenlands gebruik uitgebreid kan worden. In het licht hiervan ligt er ander accent bij natuurontwikkeling en bij bepaalde vormen van bio-energie. -
-
In het licht hiervan is voor de agri-foodsector een ander business-model ontwikkeld. Door middel van energieopwekking uit zon, wind en biomassa kunnen de bedrijfskosten binnen agrarische bedrijven sterk worden gereduceerd, met 50 tot 60%. Hierdoor behouden deze bedrijven internationaal gezien een goede concurrentiepositie en blijven tegelijk de voedselprijzen voor de consument in eigen land beheersbaar.
RIJN ENERGIETRANSITIE Er is momenteel onzekerheid omtrent deze aanpak binnen de Veenkoloniën. Het verdienmodel is verschillend bij of wind- of zonne-energie of een combinatie hiervan. Uit het oogpunt van investeerders en beleggers is het belangrijk dat het maximale wordt bereikt bij deze modellen. Een stijging van de voedselprijzen gaat ten koste van het besteedbaar inkomen van burgers en raakt de reële economie. 5.2.4 Voorwaarde In nationaal beleid wordt één voorwaarde absoluut voorop gesteld: dat op een minimaal niveau sprake is van 2417 stabiel aanbod van energie gelet op de energievraag. Bij die ene randvoorwaarde gaat het om het algemeen belang. De economie is daarbij gediend. Windmolens worden ingezet om daaraan te voldoen. Alternatieve plannen voor windmolens worden dan ook aan deze ene voorwaarde getoetst. Het vervangen van de beoogde windmolenpark door een zonnepark, maakt dat de Rijksoverheid genoodzaakt is om elders een oplossing te vinden voor een minimaal niveau van stabiel aanbod. Vooralsnog is dat niet aanwezig, tenzij dat binnen de desbetreffende regio wordt aangereikt door de lagere overheden (provincie en gemeenten) en niet tot vertraging leidt. 5.3 Eneriieøarken Zoals het dossier aan ons is voorgelegd, is het onontkoombaar om tot een vergelijking te komen. Dit om enig beeld te krijgen wat er gaande is. 5.3.1 Algemeen Initiatiefnemers kunnen geïnspireerd raken door voorbeelden in binnen- en buitenland. Het is raadzaam daarvan gedegen kennis te nemen. Immers, andere situaties kunnen niet zonder maar 1-op-1 worden gekopieerd. Immers, de context is overal weer anders. Zo hebben landen met een woestijn (zoals de VS) een betere uitgangspositie voor het realiseren van een park met zonnepanelen. Op plaatsen waar te weinig wind waait, is de noodzaak daartoe ook groter. In Nederland zijn de klimatologische en geografische omstandigheden anders, wat leidt tot andere afwegingen. In Europees verband wordt dit onderkend. De conclusie is, dat in Zuidelijke staten het accent komt te liggen op zonne-energie en Noordelijke staten op windenergie. Dit is niet meer dan een algemeen geformuleerde conclusie, het zijn geen afspraken of hard beleid. Immers, door middel van innovatie kunnen alsnog andere soorten oplossingen ontstaan. 5.3.2 Ruimtelijk aspecten Ook investeerders en beleggers zijn maatschappelijk gedreven rechtsvormen. En, dan is er voor hen een noodzaak om een nadere afweging te maken in verband met maatschappelijk- en milieurendement. Het gaat in onderhavig geval om een type windmolen met een opgesteld vermogen van 3 MW per stuk. Omdat te compenseren zijn er 17.777 zonnepanelen nodig. Al naar gelang de opstellingshoek van deze panelen is hiervoor ruwweg vijf hectare (50.000 m2) grondoppervlak nodig. Het kenniscentrum maakt gebruik van ervaringscijfers van bestaande projecten. Hierbij zijn de gegevens genomen van vergelijkbare projecten, maar daarmee nog niet van vergelijkbare omstandigheden. Bijvoorbeeld, de jaarproductie van Zonnepark Ouddorp aan Zee met 2.900 PV-panelen bedraagt afgerond 0,9 miljoen kWh. De jaarproductie van een 3 MW windturbine op Goeree-Overflakkee is 10 miljoen kWh. Ter vervanging van I windturbine zijn hier (10 10,9) x 2900 = 32.200 panelen nodig, een oppervlakte van 9 hectare. De hoeveelheid zonneschijn is in dit deel van Nederland het hoogst (bron: KNMI). In die zin zijn de berekening in deze notitie te optimistisch. Hierdoor kan er een verschil bestaan van factor 1,5 tot 2.
ENERGIETRANSITIE Om 50 van deze molens te vervangen is een totaal oppervlak nodig van 278 hectare, een equivalent van ruwweg 556 voetbalvelden, voor het plaatsen van van 888.850 panelen. De eerste 1,5 hectare is door middel van particulier initiatief gerealiseerd in 2e Exloërmond met een omvang van 4.700 panelen, een dekking van ongeveer 0,5%. Met andere woorden, voor dekking zijn nog 199 (200 min deze ene) van deze projecten nodig. Dat kan bijvoorbeeld op plaatsen met knooppunten van wegen. Een windmolen van 3 MW levert in het binnenland ruwweg 4 miljoen kWh per jaar. Een zonnepaneel levert gemiddeld 900 kWh per kWp per jaar. Een zonnepaneel heeft een gemiddelde waarde van 250 Wp. Per te vervangen windmolen zijn er 17.777 panelen nodig «4.000.000 .1. 900) .1. 250 Wp). Bij 50 windmolens van dit type is dat 888.850 panelen. Per kWp is tussen 10 en 15 m2 grond nodig (gemiddeld 12,5 m2 omdat de panelen op voldoende afstand van elkaar moeten worden opgesteld om slagschaduwte voorkomen en onderhoud gepleegd kan worden) al naar gelang de opstellingshoek. Ter vervanging van de 50 windmolens met elk een vermogen van 3 MW, is het benodigde grondoppervlak ongeveer 2.777.500 m2 ((50 * «4.000.000 ./. 900) .1. 250 Wp) * 12,5 m2) respectieveijk 278 hectare ten behoeve van 888.850 panelen. Het benodigde oppervlak voor een windmolen binnen een agrarische omgeving kan klein worden gehouden (ruim gemeten 900 m2), tot aan de voet van de windmolen zijn landbouwactiviteiten mogelijk. Hierdoor is 45.000 m2 (45 hectare) agrarisch grond nodig voor 50 windmolens. Bij kleinere windmolens (bijvoorbeeld 1 MW) kan dit minder zijn, bij grotere windmolens (bijvoorbeeld 6 MW) kan dit iets meer zijn. Wanneer deze panelen rechtop onder een hoek van 450 worden geplaats in een lint (bijvoorbeeld, langs de randen van bestaande akkers en op plaatsen waar geen sprake is van schaduw of die schaduwvrij gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld in combinatie met geluidswallen langs wegen) moet er een afstand overbrugd worden van 889 kilometer bij een afgeronde breedtemaat van 1 meter per paneel. De afstand Gieten-Emmen is 30 km. Dit betekent 30 keer een rij langs deze route. De afstand Emmen-Gieten-Veendam is 47 km. Dat betekent 19 keer een rij. En, bij de afstand Emmen-. Gieten-Veendam-Stadskanaal-Ter-Apel-Emmen (120) betekent dit 8 rijen. Wanneer het voorbeeld in 2e Exloërmond wordt gekopieerd, dan is er nog iets meer grondoppervlak nodig voor deze 888.850 panelen, te weten 284 hectare. Deze plus heeft te maken met de voorwaarden in de Omgevingsvergunning. Een perceel kan op basis van een Omgevingsvergunning in gebruik worden genomen voor een zonnepark of voor het plaatsen van een windmolen. Binnen de huidige provinciale regelingen in Nederland zijn windmolens tot een hoogte van 40 meter mogelijk. In verband met landschappelijke effecten is er terughoudend bij zowel windparken als zonneparken. Om het project in 2e Exloërmond is een traject van een jaar doorlopen om tot een Omgevingsvergunning te komen. Om medewerking te verkrijgen worden de panelen nagenoeg platgelegd en daarmee uit het zicht mede door middel van lage begroeiing rondom het veld met panelen. Door deze aanpak is 2 tot 3% meer grondoppervlak nodig. Kijkend naar het oppervlak van de gemeenten in de Veenkoloniën dan is een beperkt percentage van dat grondgebied nodig. Hierdoor zijn deze 200 projecten (cijfermatig) mogelijk. In werkelijkheid ligt dat percentage hoger, aangezien een groot deel van het gemeentelijke oppervlak al een bestemming heeft voor wonen, werken, natuur, agrarische doeleinden, verkeer en vervoer. De ruimte is te vinden door herbestemming van gronden met een agrarische bestemming.
'L
r4N
ENERGIETRANSITIE
In deze berekening is geen rekening gehouden met het beoogde windmolenpark nabij Veendam. Ook gaat het in dit dossier alleen om het Drentse deel van de Veenkoloniën. Dot vanwege het signaal van de provincie Groningen om terughoudend te zijn bij zonneparken binnen deze provincie. Gemeente Emmen Borger-Odoorn Aa en Hunze Pekela
Waar deze opwekking buiten het territorium van de agrarische bedrijven gaat plaatsvinden, is er wel een oplossing nodig waardoor deze bedrijven structureel de bedrijfskosten kunnen drukken zodat voedsel beschikbaar blijft tegen aanvaardbare prijzen. 5.3.3 Ecologische voetafdruk Bij het maken van een afweging gaat het ook om de ecologische voetafdruk. Bij een windmolen is,deze gunstig ten opzichte van zonnepanelen (uitgedrukt in massa per MW). Het gaat hier om het materiaalgebruik. Hierbij benadrukken wij dat deze massa bij zonnepanelen volledig vervangen moet worden na afloop van de technische levensduur van 25 jaar. Dit geldt niet voor windmolens. De tussentijdse investeringen zijn bij een windmolen gering, terwijl deze voor vele decennia geplaatst kan worden. In die zin is de levensduur van een windmolen in principe oneindig. Dit is een doorslaggevende reden bij een beleids- en investeringskeuze. De grootste windturbine, 6 MW van Siemens, weegt 360 ton voor de mast plus 25 ton per rotorblad, totaal 435 ton exclusief fundering. Een mast van 3MW komt uit op ongeveer 250 ton. Bij vervaging door 17.777 zonnepanelen (20 kg per paneel) komt de massa uit op minimaal 356 ton aan massa. Bij 50 windmolens is dat een besparing van minimaal 5.300 ton bij aanvang. Bij zonnepanelen moet deze massa opnieuw geproduceerd worden. Gedurende een periode van 45 jaar is het verschil qua ecologische voetafdruk significant en daarmee ook het financieel rendement. In werkelijkheid is de massa bij grondgebonden zonnepanelen groter. Zonnepanelen zijn uitstekend om aangebracht te worden op schuine daken. De massa van de bijkomende materialen is lager. Deze massa neemt toe wanneer de panelen schuin worden opgesteld op een plat dak en neemt verder toe als deze panelen schuin worden opgesteld op de grond. Hiertegenover staat dat de installatiekosten (per MW opgesteld vermogen) bij grondgebonden panelen lager is dan bij montage op een dak. Per 20 jaar wordt bij een windmolen de kop met de rotorbladen vervangen. Dit wil zeggen, de mast (250 ton) blijft bestaan. De kop en de bladen kunnen na een grote onderhoudsbeurt worden herplaatst waarmee deze molen ook weer up-to-date is qua techniek. Deze werkzaamheden kunnen veilig aan de grond plaatsvinden.
MIJN ENERGIETRANSITIE Onderdelen die vervangen worden en niet opnieuw gebruikt kunnen worden, worden gerecycled. Het verlies aan massa gedurende de levenscyclus van een windmolen is nihil. Ook dat is een doorslaggevend argument bij een beleids- en investeringskeuze. Zonnepanelen bevatten veel waardevolle materialen zoals aluminium, zilver en silicium. Door zonnepanelen te recyclen is het mogelijk om tot 90% van alle materialen terug te winnen en voor hergebruik geschikt te maken. Zonnepanelen komen volledig voor recycling in aanmerking als ze aan de eind van hun economische of technische levensduur zijn, na ongeveer 25 jaar. Een omvormer gaat ongeveer 10 jaar mee. Productie is niet proper, milieu-uitstoot is onvermijdelijk. Dat geldt ook voor windmolens en zonnepanelen. Bepalend is de milieubalans gedurende de levenscyclus van een product. Gelet op de omstandigheden in Nederland is het CO2-verlies bij een nieuwe windmolen na 6 tot 7 jaar terugverdiend. Daarna is deze balans alleen positief. Bij zonnepanelen is dit minder gunstig. Ook dat is een doorslaggevende reden bij een beleids- en investeringskeuze. Opgemerkt wordt, dat de milieubalans bij zonnepanelen in Zuidelijke landen gunstiger is dan in Noordelijke landen zoals Nederland. De meeste onderzoeken zijn gebaseerd op situaties in zuidelijke staten. In Nederland is per kWh meer vierkante meter zonnepaneel nodig waardoor de milieubalans minder gunstig is, terwijl de milieubalans bij zonnepanelen In het zuiden al ongunstig is ten opzichte van windmolens in Nederland. En daar komt de vervanging van zonnepanelen elke 25 jaar nog bij. De levensduur speelt een rol bij deze balans. Het verschil significant is gunstiger voor een windmolen, Immers, de grootste deel van de massa per MW (de mast) blijft jaar-in-jaar-uit onaangetast, slechts een klein deel (kop en bladen) worden verplaatst voor groot-onderhoud. Dat CO2-verlies is binnen 2 tot 3 jaar al weer hersteld op een doorlooptijd van 20 jaar. 5.3,4 Investeringen Een ruwe benadering laat zien dat het realiseren van energieparken op basis van de gegevens in dit dossier een forse investering is. Omdat zonneparken kleinschalig zijn en door verschillende initiatiefnemers op verschillende plaatsen tot stand komen, is er weinig zicht op het totaal van deze investeringen. Op basis van de 50 windmolens is elk met een opgesteld vermogen van 3 MW 17,777 panelen per windmolen, dan is het volgende indicatief aan te geven: kosten beoogd windmolenpark: circa € 200 miljoen (indicatief) kosten beoogd zonnepark(en): circa € 600 miljoen (indicatief) -
-
en op basis van
-
-
Wanneer de investeerders in de beoogde windmolens overstappen naar de bedoelde zonneparken, is er een tekort. Er zijn nog meer investeerders nodig. In elk geval mogen overheden deze rol niet op zich nemen. Een mogelijkheid is dat burgers en bedrijven in dit gebied medefinancier worden. Echter, daarmee worden uit deze huishoudens middelen onttrokken, middelen die dan niet meer beschikbaar zijn voor in de verduurzaming van hun woning of pand, terwijl de ecologische voetafdruk bij zonnepanelen op schuin dak kleiner is dan bij grondgebonden zonnepanelen. Het voorbeeld in 2e Exloërmond afgezet tegen de beoogde windmolens laat zien dat dergelijke projecten niet zonder investeerders mogelijk zijn. Bij deze investeerders is buitengewoon veel terughoudendheid waar expliciet landbouwgrond wordt ingezet. Dat dit in 2e Exloermond wel gebeurt, is eerder uitzondering dan regel. De betrokken investeerders zijn 'niet gelukkig met deze opzet'. Bij windmolens valt dat binnen de voor investeerders aanvaardbare normen, voor een zonnepark gaat de voorkeur uit naar gronden die de bestemming hebben van een bouwkavel of voor openbaar groen of kavels die braak komen te liggen door verwijdering van vastgoed.
• •
.
J;N ENERGIETRANSITIE Bij het project In 2e Exloërmond wordt de grond verhuurd aan een externe partij. Dit is eenzelfde situatie als bij een windmolen. Deze externe partij plaatst de zonnepanelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van SDE-subsidie zoals dat ook bij windmolens het geval is. Het project van deze partij wordt door beleggers gefinancierd. Gedurende 15 jaar is er sprake van een gegarandeerd financiële opbrengst, evenals bij windmolens. Investeerders en beleggers kijken ook naar rendement. Het rendement in dezen wordt uitgedrukt in opbrengst (uitgedrukt in kWh) per geïnvesteerd euro. En, dan blijkt, dat het rendement van een windmolen (significant) hoger ligt dan bij een zonnepaneel, ook als er meerdere panelen in serie zijn geschakeld. Dit hebben wij proefondervindelijk vastgesteld. Bovendien zijn soortgelijke ervaringen elders in Nederland te vinden. Mede bepalend is de omvang van de investering bij aanvang. Op basis van een gemiddeld energieverbruik per huishouden (3.000 kWh per jaar) is dat bij zonnepanelen ongeveer € 7.000 en bij een windmolen € 2.500 (op basis van winddelen). Dit staat los van een mini windmolen aan huis. Dit betekent (indicatief), dat bij een windmolen sprake is van een ratio van 1,2 (3.000 kWh .1. €2.500) zonnepanelen sprake is van een ratio van 0,4 (3.000 kWh .1. € 7.000) -
-
In Nederland heeft een windmolen een opbrengst van I .938kWhIkWp en zonnepanelen 890kWh/kWp. Dat inhoudt in dat een windmolen in technisch opzicht 218 keer zoveel energie produceert per geïnstalleerd vermogen en in financieel opzicht 3 keer zoveel. -
-
Vanuit deze ratio zijn er burgers die bewust niet kiezen voor zonnepanelen, ook al beschikken zij over het hiervoor benodigde dakoppervlak. Door middel van winddelen kunnen zij (indirect) zelfvoorzienend zijn. Voor burgers die helemaal of deels niet in staat zijn om voldoende zonnepanelen te plaatsen, is deze oplossing met windenergie dan ook een uitkomst. Hierdoor staan belangen van deze groep burgers tegenover die van omwonenden van windmolens. Daarbij kiest de Rijsoverheid nadrukkelijk voor de groep die zichzelf op deze wijze in energie wil voorzien vanuit het algemeen belang. Dat verschil is overigens beperkt van aard. Bijna de helft van de woningeigenaren heeft geen onoverkomelijke bezwaren bij de komst van een windmolen in de nabijheid (bron: Vereniging Eigen Huis). Dat beeld is niet veel anders in gebieden waar windmolenpken zijn geprojecteerd. Hierbij speelt mee dat zonnepanelen gaandeweg goedkoper worden en kwalitatief beter. Zeer recent kwam een goedkoop doe-het-zelfpakket op de markt met standaard twee zonnepanelen die op een plat dak of balkon geplaatst kunnen worden en eenvoudig op het stopcontact aan te sluiten zijn. Dit systeem kan eenvoudig en goed koop met meer panelen uitgebreid worden. Deze kunnen ook in de tuin op de grond worden geplaatst. Daarmee creëren burgers hun een eigen zonnepark.. Dat hierdoor het rendement (zoals bij zonneparken en windmolens) niet onder druk komt te staan, wordt veroorzaakt door de gegarandeerde prijs gedurende 15 jaar. Daarna ken door nieuwe technologische ontwikkelingen een financieel probleem ontstaan. Bij zonnepanelen is de marge smaller dan bij een windmolen. Het rendement is dan afhankelijk van de olieprijs. Wanneer deze laag is, is de energieprijs ook laag en is het inkomen bij een zonnepark of windmolen ook lager. De verwachting is, dat te zijner tijd de olieprijs stijgt. Het exacte scenario is niet met zekerheid te voorspellen.
MIJN ENERGIETRANSITIE Ten gevolge van SDE-subsidie is het rendement bij een zonnepark 5 tot 6% en bij een windmolen 6 tot 7% (in tegenstelling tot berichtgeving waarbij een hogere percentage wordt genoemd). Door de recente olieprijsdaling op de wereldmarkt, zijn aandelen in zonneparken en windmolens afgewaardeerd met soms 25% in één jaar. De nieuwe aandelen die momenteel worden aangeboden zijn naar ons oordeel daarentegen ondergewaardeerd (ruwweg 9%) ten opzichte van de reële marktprijs. -
-
RESUMEREND 6 Het nationaal beleid is een hard gegeven. Het algemeen belang' weegt zwaar. Stabiele energievoorziening is nodig. Stapsgewijs wordt daaraan vorm en betekenis gegeven. Daarbij gaat het om een mix van oplossingsmogelijkheden, maar de samenstelling van deze mix is niet vrijblijvend; het is geen kwestie van een 'legosteentje' inwisselen voor een andere. Nu staan er ongeveer tweeduizend windturbines op land die voorzien in 4% van de totale Nederlandse elektriciteitsbehoefte (diverse bronnen). De komende tijd worden meer windmolens gerealiseerd, zowel op land als op zee. Het huidige opgesteld vermogen van ongeveer 2.000 MW stijgt naar 6.000 MW in 2020. Daarbij gaat het om een minimum variant. Hierdoor is er geen ruimte om de omvang te verlagen. Wanneer eléktrische mobiliteit toeneemt, is deze minimumvariant mogelijk niet voldoende, ondanks toename van het aandeel groene energie, onder meer van windmolens, zonne-energie en hydroenergie. Vooralsnog is daarop nog geen voorschot te nemen, aangezien de uitkomsten van onderzoek en ontwikkeling nog niet bekend zijn en binnen denktanks verschillende oplossingsconcepten worden verkend. Ook al zou de wens van de regio worden gehonoreerd, dan is plaatsing van de molens op lange termijn nog steeds niet uitgesloten, maar ook niet zeker. In die zin heeft de regio belang bij het stimuleren van bepaalde innovaties. Dat de wens van de regio (nog) niet wordt gehonoreerd, heeft te maken dat daarmee het probleem wordt doorgeschoven naar andere regio's. Bovendien kunnen bewoners van regio's met beoogde windmolenparken dezelfde wens gaan uiten. Hierdoor strandt het Rijksbeleid, terwijl de beleids- en tijdsruimte hiervoor niet aanwezig is. Binnen de mix met verschillende oplossingsmogelijkheden zijn windenergie en zonne-energie niet (deels) uit te sluiten. Deze oplossingen zijn complementair, mits met een bepaalde verhouding ten opzichte van elkaar. In Noordelijke landen is deze verhouding anders dan in Zuidelijke landen, rekening houdend met de ecologische voetafdruk en spaarzaam omgaan met zeldzame grondstoffen, technisch en financieel rendement. Hierdoor kunnen ioorbeelden elders niet zomaar worden gekopieerd. In het licht hiervan ligt in landen als Nederland, binnen de mix zon en wind, het accent meer op windenergie. Zonne-energie is daarop aanvullend. In die zin bestaat terughoudendheid om alleen ruimte te geven aan een aanvullende voorziening, terwijl niets met de basisvoorziening wordt gedaan, ook omdat voor deze basisvoorziening nauwelijks alternatieven zijn.
Windenergie is een' containerbegrip, binnen deze categorie vallen verschillende oplossingsmogelijkheden, waaronder windmolens. Voor wat betreft deze windmolens hebben deze een sterke positie ten opzichte van zonne-energie. Grote technisch en financieel gezien windmolens hebben meer pluspunten dan kleine.
Windmolenpark 150 MW €200 miljoen 12.500 ton massa 45 ha per 20 jaar 6-7 jaar 1,2 1.938
Zonnepark 150 MW € 600 miljoen 17.800 ton massa 284 ha per 25 jaar 9-10 jaar 10,4 1890
Binnen deze mix is sprake van het zoveel mogelijk reduceren van de energievraag. Ook is sprake van een andere categorie oplossingen. Een aantal daarvan wordt regelmatig genoemd als 'vervanging' voor zonne-energie en met name windenergie (als het gaat om grote windmolens). 6.1 Bio-energie Ook dit is een containerbegrip en omvat verschillende oplossingsmogelijkheden, dit door verschillende innovaties en pragmatische keuzes door de energiesector. Door middel van monitoring van deze oplossingen in de harde praktijk, zijn ten aanzien van sommige van deze mogelijkheden stevige kanttekeningen geplaatst in de zin dat deze (structureel) een negatieve milieubalans hebben. Bij een aantal andere mogelijkheden is terughoudendheid ontstaan. Dat heeft niet met de meerwaarde van deze oplossing te maken in het kader van de energietransitie, maar met het feit dat dit het thema Voedselvoorziening (structureel) negatief raakt. Daarom vallen ook deze mogelijkheden weg. Dit leidt tot een lagere bijdrage van bio-energie binnen de energiemix. Dit moet opgevangen worden door oplossingen uit andere categorieën, zoals zonne- en windenergie. 6.2 Hydro-energie Ook hierbij gaat het om een categorie met verschillende oplossingsmogelijkheden, zoals waterkracht (stuwmeer), eb en vloed (zee) en waterstroming (beken en rivieren). In principe zijn die oude technische concepten die door middel van innovatie gemoderniseerd en daarmee verbeterd zijn. De inzet van deze technieken is binnen de Nederlandse context beperkt als het gaat om waterkracht door middel van stuwmeren. Wel maakt Nederland gebruik van stuwmeren in andere landen zoals België en Noorwegen, onder als buffer bij overtollige energie door het stuwmeer vol te pompen. Energie uit waterstroming is beperkt inzetbaar, maar wel te benutten. De stroming in de rivieren is sterk genoeg om daarvan gebruik te maken. Maar deze stroming is benedenloops onvoldoende krachtig om daarmee een groot aandeel te leveren aan het beantwoorden van de energievraag. Daarmee is deze oplossing onvoldoende (financieel) renderend. Er liggen wel waarschijnlijk kansen bij hydro-energie door middel van eb en vloed. Een eerste stap vindt plaats in de provincie Zeeland door middel van een getijdencentrale in de Brouwersdam. Overwogen wordt deze vorm van hydro-energie te combineren met windmolenparken op de Noordzee. Dit vraagt om nader onderzoek. Dat onderzoek kan pas van start gaan als deze windmolenparken (deels) zijn gerealiseerd. Want het plaatsen van windmolens op zee kan invloed hebben op de kracht van de bestaande stroming en daarmee op het effect van de te gebruiken turbines onder water, gemonteerd aan de voet van de windmolen. Onderzoek moet uitwijzen wat de bijdrage van deze energie kan zijn en met welke omvang in samenhang met de omvang van de investering.
ENERGIETRANSITIE In het kader van de discussie over nut en noodzaak van zonne-energie en met name windenergie als het gaat om grote windmolens is het opportuun om een voorschot te nemen op het uiteindelijk aandeel van hydro-energie binnen de totale energievoorziening. Deze vorm van energie wordt vooralsnog gezien als een aanvullende voorziening en niet als onderdeel van de basisvoorziening om ten minste een minimale basis te hebben voor een stabiel aanbod aan energie. -
6,3 Kernenergie Binnen deze categorie vallen meerdere technische oplossingen. Een aantal daarvan wordt wereldwijd afgeschaft (zoals recent in Duitsland) vanwege een hoog risicoprofiel en problemen met langdurige, veilige opslag van afval. Inmiddels is een concept ontwikkeld op basis van de stof thorium, waarbij het risicoprofiel binnen aanvaardbare maatschappelijke normen valt, ook als het gaat om het afval. Om tot deze nieuwe type reactoren te komen, is een onderzoeksprogramma gestart waaraan Nederland deelneemt, In het licht hiervan wordt een onderzoekscentrum in Petten opgezet. Op de achtergrond speelt mee dat 's wereld grootste natuurlijke voorraad thorium in Noorwegen te vinden is. Hierdoor is in Europees verband interesse voor dit type kernenergie. Hierdoor is Europa in staat minder afhankelijk te zijn van andere landen. Dit wil niet zeggen dat deze energiebron onuitputtelijk is, het is een voorraad waarmee spaarzaam wordt omgegaan. De energie wordt doelmatig ingezet. De suggestie dat daarom deze vorm van energie een groot deel van het energievraagstuk zal en kan oplossen is dan ook niet juist. Voor het bedienen van deze installaties is gekwalificeerd personeel nodig en dit is schaars. Organisatorisch gezien kan het aandeel binnen de energiehuishouding niet hoger worden dan 4,5%. Het aandeel kernenergie wereldwijd is dan ook deze 4,5%. Op dit moment is het aandeel in Nederland 1%, maar door deze nieuwe techniek kan dat alsnog doorgroeien, mede afhankelijk van maatschappelijk draagvlak hiervoor. Het niet accepteren van deze toename heeft nauwelijks betekenis binnen de energiemix, omdat dit aandeel klein is en door andere categorieën oplossingen opgevangen kan worden, zeker als deze technieken verder worden doorontwikkeld in de komende decennia. Het maken van deze afweging speelt op korte termijn niet. Het te verrichten onderzoek zal enige decennia gaan duren. Vanwege het geringe aandeel is er ook geen haast. Inmiddels zijn er in andere landen zoals India en China al concrete stappen gezet omdat het energievraagstuk in deze landen een andere dimensie heeft, Warmtepompen 6.4 Warmtepompen zijn zeker inzetbaar om de vraag naar gas sterk te reduceren. Daarmee is dit nog geen definitieve oplossing voor het vinden van een alternatief voor het gasaandeel. Wel kan Nederland het zo langer volhouden met de resterende voorraad gas en minder afhankelijk zijn van gasleveranties door andere landen. Hierbij speelt mee dat het technisch rendement van deze installaties toeneemt. Punt van zorg is wel, dat de vraag naar elektriciteit toeneemt. Hierin voorzien vraagt om meer inzet van andere energiebronnen. Daarbij gaat het met name om windenergie, zodat deze pompen 24/7 voorzien worden van energie.
ENERGIETRANSITIE 6.5 Warmtekrachtkorelinci Inzet van warmtepompen is zeker verstandig. Deze installaties zijn vooralsnog wel afhankelijk van fossiele brandstof, energierendement ontstaat door de combinatie van stroom en warmte. Het wachten is op installaties die gebruikmaken van andere energiedragers. Op basis van uitkomsten van denktanks lijken hiervoor twee opties te bestaan, te weten waterstofgas en bio-brandstof door middel van algenkweek. Aan beide oplossingstypes wordt gewerkt. Het is prematuur om een voorschot te nemen op de uiteindelijke uitkomsten van deze ontwikkelingen. In 2015 plaats een tuindersbedrijf in Bleiswijk de eerste ~-installatie die functioneert op waterstofgas. Het opgesteld vermogen is 3 MW en daarmee gelijk aan één windmolen. De installatie is 108 m2 groot, het oppervlak van één zeecontainer. De installatie levert per jaar 25,500.000 kWh plus warmte tegen een investering van 2,4 miljoen euro. Hierdoor lijken deze installaties interessant (als basisvoorziening voor stabiele energielevering) mits er voldoende waterstofgas beschikbaar is. De huidige methode om waterstofgas als energiedrager te produceren is energie-technisch gezien niet efficiënt. Op een traditionele wijze waterstofgas produceren maakt de milieubalans bij deze installatie (structureel) negatief. Produceren van watergas door middel van zonne-energie is een optie. Hiervoor zijn forse installaties mogelijk, zoals deze in Zuidelijke landen mogelijk zijn, mede door de ruimtelijke aspecten. Zover is het nog niet, mede door geopolitieke ontwikkelingen in deze gebieden en het ontbreken van voldoende water. Deze gebieden zijn ook geschikt voor kweek van algen die op biologische wijze brandstof voortbrengen. Hiermee wordt het concept van WKK met behulp van waterstofgas op basis van de huidige inzichten losgelaten. 6.6 Enerqieorslaq Een veelgehoord argument is dat met energieopslag hét probleem is opgelost. Binnen onderhavig dossier wordt dit met name gekoppeld aan het realiseren van een zonnepark als alternatief voor een windmolenpark. Het vraagstuk van energieopslag speelt met name een rol bij zonne-energie. Uitgangspunt van het Rijksbeleid is een basisvoorziening voor een stabiel aanbod van energie op minimumniveau. Zonder een opslagmogelijkheid kan zonne-energie hieraan niet voldoen. Daarmee kan een zonnepark zonder energieopslag geen aanbod zijn richting Rijksoverheid. Bij windenergie is wel sprake van permanente aanvoer van energie. Wel kan binnen een bepaalde marge de omvang van deze aanvoer schommelen. Dat wordt opgelost door te balanceren via het netwerk. Op basis van weersvoorspellingen en bestaande kennis over gedrag van de energieconsument kunnen energiecentrales op tijd bijspringen. Inmiddels worden deze centrales hiervoor geschikt gemaakt. Eigenaren van deze centrales gaven onlangs aan dat windmolens leidend zijn en deze centrales aanvullend. De mate waarin deze centrales moeten bijspringen wordt ook getemperd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van mogelijkheden in België en Noorwegen. Hiervoor moet er een rechtstreekse kabelverbinding komen tussen Noord-Nederland en Zuid-Noorwegen. Via deze kabel wordt overbodige Nederlandse energie afgevoerd om water op te pompen naar bekkens of stuwmeren. Bij stroomtekort springen deze bekkens bij door middel van hydro-energie. De mate waarin dit kan gebeuren is beperkt, aangezien niet alleen Nederland hiervan gebruik maakt. Toename van het aandeel zonne-energie laat de behoefte aan balanceren verder toenemen.
MIJN ENERG IETRANSITIE Wereldwijd wordt daarom ingezet op nieuwe technologie. Daar komt nog bij dat er ook landen zijn die voornoemde mogelijkheid niet hebben. Of die zich de thans beschikbare technische oplossing financieel niet kunnen permitteren. Het komen tot betaalbare, eenvoudige en milieuvriendelijke oplossingen voor energieopslag wordt mede gefinancierd door onder andere het Bill Gates Fonds. Op dit moment bestaat er een technische oplossing op individueel niveau. In gebieden waar mensen louter afhankelijk zijn van zonne-energie onder meer inde VS, Spanje, Zuid-Frankrijk en Australië wordt deze oplossing ingezet voor de nachtelijke uren. Meer kan dit systeem niet aan. Het nadeel van deze aanpak is dat hiervoor zeldzame grondstoffen nodig zijn. Bij toename van gebruik van zonneenergie, is deze aanpak niet vol te houden. -
-
Er is een noodzaak om tot een andere aanpak te komen, die ook betaalbaar is voor arme landen. De combinatie zonne-energie en energieopslag is voor deze landen een uitkomst en biedt een economische impuls. Tegelijk profiteren alle landen hiervan om het probleem van energieopslag te kunnen oplossen. In sommige landen (zoals Duitsland) overweegt de overheid om op individueel niveau energieopslag te verplichten. Maar hieraan wordt nog geen vervolg gegeven, zolang er nog geen bruikbaar concept bestaat. Het ontbreken van een goede oplossing voor elektriciteitsopslag wordt ervaren als een bottleneck binnen de energietransitie. Dit betekent dat deze oplossing nu nog niet beschikbaar is, waardoor op Rijksniveau een zonnepark niet gezien wordt als een reëel alternatief voor het beoogde windmolenpark. Nederland is niet alleen exporteur van voornoemde systemen, maar behoort inmiddels ook tot de koplopers bij het ontwikkelen van een alternatief. Het gaat hierbij om energieopslag op basis van recyclebaar zeezout en grafiet. Binnenkort krijgt ons centrum vermoedelijk ook de beschikking over een demoversie van deze accu' om deze te testen. Het is opportuun om nu te stellen dat daarmee bedoeld vraagstuk definitief is opgelost.
De zogeheten zeezoutbatterij wordt eerst op kleine schaal ingezet. 0p basis van praktijkervaring stapje voor stapje worden opgeschaald. De inzet hierbij is dat het een tussenmedium wordt tussen energievraag en -aanbod. Het nationaal netwerk is vraag-gestuurd en op basis daarvan leveren centrales op tijd voldoende elektriciteit. Door de komst van zonne- en windenergie kunnen momenten ontstaan dat aanbod en vraag niet op elkaar aansluiten. Door op individueel niveau niet alleen de energie op te wekken maar ook te bufferen, kunnen aanbod en vraag wel (permanent) in evenwicht blijven. Het laden van elektrische auto's belast het netwerk, zeker als het aantal toeneemt. De eerste stap bij de uitrol van deze nieuwe batterij is om deze als buffer te plaatsen tussen netwerk en laadpaal. Overdag kan deze worden gevuld door zonne-energie (ter plekke) en de voorraad wordt aangesproken als de wagen geladen moet worden.
Er is nog een lange weg te gaan (ongeveer 20 jaar) voordat er duidelijkheid is of deze nieuwe aanpak ook grootschalig toepasbaar is. De volgende stap bij opschalen is, dat huishoudens en kleine bedrijven zelfvoorzienend worden met behulp van zonne- en windenergie plus energieopslag. Daarmee is een deel van de energiemarkt (de kleine energieverbruikers) afgedekt en kan het proces van energietransitie zich meer gaan richten op beantwoording van de energievraag van grootverbruikers.
-
5 1
E TRA NttIE NADERE BESCHOUWING MET VARIANTEN Binnen dit dossier zijn enerzijds twijfels bij een windmolenpark en anderzijds twijfels bij een zonnepark. Daarom staan wij hierbij nader stil om te kijken of er andere mogelijkheden zijn.
7.1 Windmolenpark Er is een aantal invalshoeken. Ten eerste ken het aantal windmolens over een groter gebied worden verspreid. Immers, de regio Veenkoloniën is meer dan alleen de beoogde locatie voor de geplande windmolenpark. Het gebied ten noorden van de plaats Stadskanaal langs de N366 (baanvak Stadskanaal-Pekela), met name aan de zuidkant van deze weg, is als optie te overwegen en is al door de gemeente Stadskanaal geopperd. Naast deze ruimtelijke variant, kan er ook gevarieerd worden met het aantal molens en de hoogte, dus het opgesteld vermogen. Hiermee dient wel het totaal geplande opgesteld vermogen van 150 MW behaald te worden.
Aantal molens 25 50 75 150
Opgesteld vermogen per molen 6 MW (maximaal beschikbaar) 3 M 2 M 1MW (minimaal vereist)
Hoogte 300 m 200 100 50 m
Bij grotere dichtheid neemt de hoogte af terwijl bij kleinere dichtheid de hoogte toeneemt. Deze dichtheid wordt anders als ook gebruik wordt gemaakt van de genoemde locatie ten noorden van de plaats Stadskanaal. Het is niet noodzakelijk om één type windmolen in te zetten. Op belde locaties kunnen verschillende types molens worden ingezet waarbij de bijdrage van de locaties verschillend is. Hierdoor ontstaat keuze uit meerdere variaties zodat het onderhevig gebied zoveel mogelijk ontzien kan worden. Ook kan (maatschappelijk gezien) een optimum bereikt worden door de molens zo dicht mogelijk langs N366 te plaatsen (eventueel waar mogelijk aan beide zijden van deze weg),
Variant 1 2 3 4 5 6 7 8
Locatie De Monden Aantal molens 50 50 50 36 24 25 25 12
Vermogen per molen 1 M 1 M 1 M 2 M 2 M 3 M 3 M 6 M
Vermogen per molen 6 M 3 M 2 M 6 M 6 M 6 M 3 M 6 M 16MW
Binnen de provinciale regels (in alle provincies) is een masthoogte van 40 meter zondermeer toegestaan. Daartoe zijn speciale windmolens ontwikkeld met een opgesteld vermogen van 0,9 MW. Wanneer daartoe wordt beperkt, zijn 167 molens nodig. De dichtheid hiervan is te groot, niet alleen maatschappelijk gezien maar ook technisch gezien omdat zij te dicht bij elkaar komen te staan.
ENERGIETRANSITIE Wel is het mogelijk dater 50 molens komen met deze beperkte hoogte en dat daarbij op de locatie N366 het maximaal aantal van 18 molens komt met elk een vermogen van 6 MW. Hierbij bestaan echter twijfels over realiseerbaarheid. Grotere windmolens kunnen verder van elkaar staan. De vraag is of de locatie N366 voldoen groot is voor dit aantal grote windmolens. De 6 MWmolens zijn met name ontwikkeld voor offshore windmolenparken, Bij plaatsing op land is de opbrengst minder, maar waarschijnlijk voldoende gelet op de doelstelling van de Rijksoverheid.
7.2 Zonnepark Er bestaan op macroniveau beleidsmatige en morele bezwaren tegen grootschalige inzet van agrarische gronden voor zonneparken. Los daarvan zijn er ook om esthetische redenen vraagtekens te plaatsen. Ook dit kan ervaren worden als aantasting van het landschap. Bovendien zijn de objecten gevoelig voor vandalisme.
Ontwikkelaars van zonneparken geven voorkeur aan een kleinschalige opzet binnen dorpen en buurten, Zij zien graag dat projecten worden gedragen door bewoners van dorp of buurt. Want hierdoor is er sociale controle. Bovendien zijn op privéterreinen gelegen zonneparken niet eenvoudig door derden te betreden. De ontwikkelaars werken het liefst samen met een collectief van bewoners binnen een dorp of buurt en faciliteert hen mede vanwege de hoge kosten van hun eigen (kleine) zonnepark. Punt van zorg bij deze ontwikkelaars is wel, dat deze collectieven vaak enthousiast beginnen, maar uiteenvallen als het zonnepark eenmaal gerealiseerd is. De animo voor het vervullen van deze vrijwilligersfuncties ebt dan weg. Dit neemt niet weg dat de bewoners zich wel verantwoordelijk blijven voelen voor hun eigen
Theoretisch is het realiséren van zonnepark(en) mogelijk, maar ruimtelijk en praktisch gezien schier onmogelijk. Dat heeft te maken met het vinden van voldoende ruimte binnen of naast bestaande bebouwing, zonder de natuur aan te tasten terwijl agrarische gronden worden ontzien. Waar mogelijk kan deze kans zeker benut worden. Het is dan ook raadzaam om te kijken of er ook andere haalbare oplossingen zijn. 7.2.1 Zon op dak De meest voor de hand liggende oplossing is kijken naar wooneenheden. Voorzichtigheidshalve wordt: daarvan 1/3-deel genomen (uitgaande van gunstig gesitueerde woningen met schuine daken) respectievelijk 1/2-deel (omdat het gebied relatief veel vrijstaande woningen kent) elke wooneenheid passend is voor gemiddeld 8 zonnepanelen. -
Uit deze benadering blijkt, dat het geplande aantal windmolens niet te compenseren is door woningen actief in te zetten voor plaatsing van zonnepanelen, ook omdat de ecologische voetdruk bij panelen op daken kleiner is dan op de grond. Andersom gerekend als de helft van de woningvoorraad wordt benut, dan zijn er per wooneenheid gemiddeld 16 panelen nodig, terwijl een beperkt deel van de woningvoorraad hiervoor ruimte biedt. Op dit moment werken particulieren nauwelijks samen. Hierdoor wordt het beschikbare en geschikte dakoppervlak van woningen nog onvoldoende benut. Bewoners kunnen elkaar (binnen een postcoderoos) ondersteunen door over en weer dakvlak beschikbaar te stellen om zelfvoorzienend te zijn. Dat is ook mogelijk door als bedrijven (zoals bij agrarische bedrijven) dakoppervlak te verhuren aan bewoners in de nabijheid die zelf onvoldoende dakoppervlak hebben. Hierdoor neemt het aantal wooneenheden toe die (indirect) van zonnepanelen zijn voorzien. Agrarische objecten kunnen soms voorzien worden van 11.000 panelen (terwijl dit nu vaak blijft steken op 250 stuks). Door uit te gaan van gemiddeld 8 panelen bij de helft van de wooneenheden, moet er voor 435.318 panelen een oplossingen gevonden worden. In principe is dit mogelijk door: met name gebruik te maken van dakoppervlak bij (agrarische) bedrijven en openbare gebouwen zondermeer de ruimte te benutten bij verkeersknooppunten te combineren met geluidwallen (indien aanwezig en daar waar mogelijk) (indien mogelijk en gewenst) openbaar groen en braakliggende (onverkoopbare) bouwkavels of vrijvallende percelen door woningen uit de markt te halen (vanwege het krimpvraagstuk) -
-
-
Met 10,000 panelen op het dak bij agrarische bedrijven zijn er 44 grote agrarische objecten nodig. Binnen de regio Veenkoloniën is dit in principe mogelijk en deze aanpak past binnen het nieuwe verdienmodel dat nodig is binnen de agrarische sector. Dit model is bovendien waardevol voor andere bedrijven. In principe kan dit ook ondersteund worden met SDE-subsidie. Gemeenten spelen hierin ook een rol door in de bestemmingsplannen vast te leggen dat deze objecten bij voorbaat gunstig opgesteld zijn ten opzichte van de zonnestand. In feite geldt dat ook bij bedrijven en woningen. 7.2,2 Wind op dak Een andere mogelijkheid is om gebruik te maken van de nieuwste type kleine windturbines als aanvulling op zonne-energie. Deze zijn geschikt om bij bedrijfsgebouwen en bij (vrijstaande) woningen te gebruiken. Hierdoor kunnen verschillende varianten ontstaan per postadres, te weten: alleen zonnepanelen alleen een mini-windmolen een combinatie hiervan -
-
-
Om deze optie te kunnen benutten, vraagt wel om een andere opstelling van gemeenten. Momenteel zijn zij (binnen de Veenkoloniën) terughoudend. Binnen de bouwregelgeving mogen deze systemen zeker tot maximaal 3 meter hoogte vergunning-vrij worden aangebracht. Zo hebben de molens echter weinig meerwaarde. Beter is om vrijstelling te verlenen tot 10 meter hoogte, waardoor deze systemen wel meerwaarde hebben. Nog beter is beleidsvrijheid, zodat iedereen deze systemen zonder meer op het dak mag plaatsen op voldoende hoogte om rendabel te zijn.
E
` M-~, ENERGIETRANSITIE
De verwachtingen bij mini windturbines vallen tegen. Wel dat er veel in ontwikkeling is om tot verbeteringen te komen. De concurrentie is groot. Voorzichtigheidshalve wordt een productie per molen aangehouden van 500 kWh (op 10 meter hoogte en gunstig geplaatst ten opzichte van het zuidwesten) bij een gemiddelde windsnelheid van 4,5 m/s. Wanneer 1/3-deel van de woonheden worden voorzien van een dergelijke turbine, dan compenseert dat 21.232 panelen ((500*37,794) .1. 890). Ook bij bedrijfspanden is zoiets mogelijk. Daar kunnen twee of meer van deze turbines mogelijk zijn. Dit betekent dat de bijdrage van kleine windturbines beperkt is, maar daarmee nog niet verwaarloosbaar. In gunstige omstandigheden kan een dergelijke turbine voorzien in 1.000 kWh per jaar en door deze hoger te plaatsen zou dit kunnen oplopen naar ruwweg 1.500 kWh per jaar, vergelijkbaar met bijna twee zonnepanelen. Gelet op de verhouding tussen enerzijds de aanschafprijs van de turbine en anderzijds de werving van zonnepanelen is de ratio tussen opbrengst, uitgedrukt in kWh per geïnvesteerde euro, de investering bij een zonnepaneel gunstiger dan bij deze turbines.' Het zijn vooral bedrijven en particulieren die vanuit een bepaalde imago (oowilIen kiezen voor een kleine windturbine. Warmtekrachtkoppeling (WKK) 7.3 Reeds eerder is de ~-installatie (3 MW) op waterstofgas genoemd. Het is de vraag of warmte van 50 van deze installaties nodig is bij bedrijven in de regio. Een beperkt aantal kan wellicht overwogen worden. In principe vervangt één zon installatie één windmolen. 7.4 Combi De kracht van de uiteindelijke oplossing zit in het combineren van verschillende mogelijkheden. Met andere woorden, door daken bij huishoudens en bedrijven te benutten voor zonnepalen en aanvullend hierop: kleine zonneparken in of bij de bebouwde kom zonder aantasting van natuur en met behoud van agrarische gronden enkele ~-installaties op waterstofgas kleine windturbines aan huis en bij bedrijven -
-
-
Hiermee kan mogelijk een alternatief gecreëerd worden zonder grondgebonden zonnepanelen op agrarisch grond.
8 AFSLUITEND ADVIES Een goede inventarisatie van alle woningen, panden en openbare ruimtes helpt om beter zicht te krijgen wat de potentie is binnen het gebied. Ook verdient het aanbeveling om in gesprek te gaan met de eigenaar en zijn omgeving. Om zover te komen vraagt dat om aanpassing van het gemeentelijk beleid binnen het onderhavig gebied en wel als volgt: het verstrekken van duurzame leningen aan burgers en bedrijven in de regio om zonnepanelen aan te brengen en warmtepompen te plaatsen hierbij het streven van nul-energie-woningen loslaten bij woningen, omdat deze drempel op dit moment te hoog ligt stapsgewijs vorm en betekenis geven aan energietransitie door pas op termijn te streven naar nul-energiewoningen, ook omdat er nu al landelijk een prikkel is om tot een energielabel A te komen, wat meer binnen handbereik ligt van woningeigenaren -
-
-
ENERGIETRANSITIE Op deze wijze worden de beschikbare middelen voor energietransitie met meer beleidseffect ingezet. Bovendien kan het inzetten van middelen, zoals leningen met lage rente, ook op indirecte wijze het gedrag van burgers beïnvloeden, terwijl dit voor de gemeente budget-neuraal kan plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld door de WOZ-belasting te verhogen, maar vervolgens voor woningen die de beschikbare dakoppervlak optimaal benutten voor energieopwekking voor zichzelf en anderen te belonen met een korting op het betalen WOZ-bedrag. Bovendien is een extra korting mogelijk als ook gebruik wordt gemaakt van een mini windturbine met een opgesteld vermogen van ten minste 1,5 kW. -
-
Bovenal is het zaak om te komen tot een alternatief plan dat is opgesteld in samenwerking tussen gemeenten, provincies en financiers van de beoogde windmolens. De minister zal nooit op aandringen van de gemeente het voornemen verlaten. Elke wijziging leidt tot meerkosten voor de partijen die deze molens gaan realiseren. Dat wordt anders als dat door middel van een gezamenlijk optreden is ondervangen en gezamenlijk aan de minister wordt voorgelegd, mits de landelijke doelstelling daarin is veiliggesteld in termen van opgesteld vermogen en 24/7 stabiele energieproductie. Hierbij moeten de gemeente zich realiseren dat de alternatieven tot meerkosten leiden, ook als er voor andere types windmolens wordt gekozen die op meerdere locaties worden opgesteld. De vraag is of de gemeenten bereid zijn dat te gaan dekken en, zo ja, in welke mate. Ook moet de vraag worden beantwoord wat dit financieel betekent voor de burgers. Dat vereist een transparant proces. Dit door belangengroepen bij dat proces te betrekken en hen hierin mee te nemen.
N ENERGIETRANSITIE Bijlage 2
ENERGIEKOLONIËN The new Texas of Holland
In het kader van de Agenda voor de Veenkoloniën krijgt door middel van een open proces het gebied met meerdere gemeenten een economische impuls. Komen tot een energiepark valt daarbij als een rijpe appel in de mand, deze ontwikkeling biedt het gebied kansen.
VERTREKPUNT Het is een kwestie van 'anders doen, anders denken!' Met andere woorden, door anders om te gaan met vraagstukken. Namelijk, niet denken in problemen, maar in oplossingen.
ESSENTIE De essentie is dat het gebied zich kan profileren als energie en voedselleverancier van en voor Nederland en rond dat thema meerdere activiteiten gaat ontplooien. Hiermee wordt tevens ingespeeld op een lijn uit de historie.
AMBITIE Toon ambitie en lefl Een thema heeft pas impact als het ambitieus is en deze ambitie ook vast gehouden wordt. Dat geldt nog meer bij dit thema. De lat ligt hoog of moet hoog gelegd worden, samen met alle burgers, organisaties en bedrijven binnen het gebied
BOULAVARD EN ETALAGE Dit betekent dat dit gebied zich nationaal en internationaal op de kaart zet als een gebied met Smart Solution Communities, waarbij het werken en leven in het teken staat van energie en voedsel voortbrengen en beheer en opslag met behulp van nieuwe concepten en technieken. Dat triggert en maakt mensen elders nieuwsgierig. De regio is een boulevard van etalages met daarin de nieuwste snufjes. Hier is de toekomst al begonnen.
UITINGEN Het gaat hierbij om een reeks uitingen rondom dat ene thema, waarmee dat thema wordt uitvergroot. Deze uitingen zijn onder andere: voedselproductie en voedseldistributie windenergie zonne-energie energieopslag andere concepten en systemen in de praktijk productie van systemen -
-
-
-
-
Maar ook: faciliteiten voor wetenschappelijk onderzoek, start-ups, onderzoek en ontwikkeling tentoonstelling van andere technieken en concepten die niet in deze regio toegepast kunnen worden -
Door de optelsom van al deze activiteiten kan de regio nieuwe economische activiteiten laten ontstaan en nieuwe werkgelegenheid scheppen.
MIJN ENERGIETRANSITIE UITHANGBORD Voor uitbaters van de regio begint dit met een ferm uithangbord waarop direct te zien en te ervaren is waar je bent en waarom. Watje zegt, moet je uitstralen. Dat geldt ook bij marketing van dit thema. Concreet betekent dit onder andere: dat alle daken maximaal zijn benut voor zonne-energie dat panden en woningen voorzien zijn van mini windturbines dat de beoogde windmolenpark wordt omarmd (los van de vraag hoe het ingepast wordt) dat er kleine zonneparken zijn bij kleine gemeenschappen (ondanks panelen op dak), inclusief een windturbine dat alle geluidswallen voorzien zijn van zonnepanelen en windturbines dat verkeersknooppunten zijn ingezet als zonneparken, inclusief kleine windturbines dat alle straatverlichting vervangen is doorled-verlichting en alleen aangaat als het nodig is dat bewegwijzering en straatlantaren) zijn voorzien van of een zonnepaneel of met name met een kleine windturbine (een aanpak waarmee al ervaring is binnen de provincie Drenthe) dat de wegen zijn voorzien van lichtgevend asfalt (wat overdag wordt opgeladen) dat bij toegangswegen van het gebied de bord staat met Welkom in de toekomst!' -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Met andere woorden, zodra je het gebied inrijdt, is het beeld significant anders. Maar wel met de opmeking dat deze investeringen terugverdiend kunnen worden, zowel door lokale en provinciale overheden, als door particulieren en bedrijven, mede door de opbrengst door overproductie (onder meer via een energiebedrijf nieuwe stijl). Ten eerste door de forse energiebesparing die hierdoor optreed en ten tweede door nieuwe economische activiteiten en bezoekers aan het gebied.
BELEVING Het gaat om een beleving (als onderdeel van de belevingseconomie) waarmee een nieuw toeristisch project in de markt wordt gezet. Hierbij worden oud en nieuw gecombineerd in een regio waar veel te bieden is voor bezoekers.
ORGANISATIE Het is zaak om spoedig deze ontwikkeling op gang te krijgen door het instellen van een taskforce.
ENERGIETRANSITIE KANSEN Er is reden om snel tot handelen over te gaan vanwege kansen en mogelijkheden die er zijn, zoals de volgende voorbeelden van projecten, van waaruit het kenniscentrum at contacten heeft met partijen die betrokken zijn bij deze ontwikkelingen. Hierbij geldt het adagium: 'nooit geschoten, nooit raak'. Deze taskforce kan ook gericht zoeken naar soortgelijke kansen, nationaal en internationaal. PROJECTEN Dit overzicht is een groeidocument, er kunnen nieuwe projecten aan toegevoegd worden. Vooralsnog kan met het volgende al worden begonnen. En, sommige zaken kunnen ook gecombineerd worden. Voorlichtingscentra Eén centrum met voorlichting over alles omtrent energietransitie, energie en energiemanagement en het waarom ervan, inclusief tastbare voorbeelden en werkende modellen op basis van concepten die wereldwijd bekend zijn. En één centrum met voorlichting over voedselproductie, -distributie en de samenhang tussen voedsel- en energieproductie. Voorbeelden Een park met voorbeelden van kleine windturbines (waar elk exemplaar voorzien is van een display met resultaten), zonnepanelen en zonnecollectoren. Deze collectie wordt continu vernieuwd met de nieuwste producten. Dit gebeurt in samenwerking met de desbetreffende fabrikanten en importeurs. Ook is hier een voorbeeld neer te zetten van een nul-energiewoning. -
Leeromgeving Laat kinderen en jongeren kennis maken met techniek door middel van projectonderwijs (waardoor samengewerkt wordt en sprake is van vak-integratie). Hiermee staat dit open voor alle scholen in het hele land en daar buiten als onderdeel van schooltrip en voor alle vormen van onderwijs, ook basisonderwijs. Entertainment Laat mensen ervaren. Dat kan op verschillende manieren, zoals: werkende modellen die mensen zelf kunnen bedienen het beklimmen van een (aangepast) klein formaat hoogspanningsmast (tevens uitkijktoren) een levensechte windmolen die plat op de grond ligt en waarbij mensen in de mast kunnen lopen en de techniek in de kop van dp molen kunnen bekijken een excursie langs voorbeelden, zoals bedrijven en musea in de regio o met behulp van enkele elektrische busjes (met een opvallende kleur) o elektrische fietsen of kleine elektrische auto's (met een opvallende kleur) beschikbaar stellen o beperkte excursies met een elektrische boot door het kanaal -
-
-
-
Musea Musea spelen hierop in, zeker musea die zijn gericht op de streekgeschiedenis. Dit omtrent het thema 'geschiedenis en toekomst van energie.' Ooit hout, later turf, kolen, gas en nu andere en nieuwere vormen van energie. En over wat dit toen voor mensen en omgeving betekende en nu betekent. Start-ups Door start-ups ontstaan nieuwe economische activiteiten en nieuwe werkgelegenheid in het gebied. Trek deze start-ups aan en geef ze letterlijk en figuurlijk de ruimte, met facilitering vanuit kennisinstituten. Het gaat dan om start-ups rondom het thema (in de breedste zin des woords). Door je als regio sterk te profileren als 'gebied met energie' is het ook aantrekkelijk om als start-up daarbij te horen en dat effect wordt versterkt door de komst van deze start-ups. Er ontstaat een vliegwieleffect. -
-
IJN ENERGIETRANSITIE Kennisinstituten In toenemende mate werken kennisinstituten decentraal en samen. Dat wordt succesvol in een locatie met alle benodigde faciliteiten, zoals voor laboratorium- en onderzoeksopstellingen, projectruimtes en studiehoeken en bovenal voorzien van goede internetverbindjngen (via glasvezel). Hierdoor dient dit als een uitvalsbasis voor start-ups. Hier komen start-ups naar toe met onderzoeksvragen. Tegelijk is deze faciliteit een middel om jonge, succesvolle mensen te binden aan de regio door zelf met een start-up te beginnen. Algenkweek Onder bepaalde condities kunnen algen gekweekt worden om daarmee bepaalde stoffen te winnen ter vervanging van soortgelijke stoffen uit fossiele grondstoffen. In de afgelopen decennia zijn met support van TNO algensoorten ontwikkeld die bij uitstek floreren onder Nederlandse omstandigheden. Inmiddels is er een onderneming die dit (met name in Noord-Nederland) grootschalig uitrolt is op het gebied van productie van bitumen. Deze productie-eenheden worden gepositioneerd op industrieterreinen naast bedrijven met restwarmte en CO2-overschot. Binnen de regio zijn situaties te vinden die voldoen aan deze vestigingsvereisten voor deze eenheden. Het is zaak om dit op korte termijn te faciliteren en hierbij te streven naar grote eenheden. Het voordeel van deze aanpak is dat bedrijven hun CO2-uitstoot kunnen verminderen en nieuw inkomen kunnen creëren door middel van restwarmte. Dit verstevigt de bestaande werkgelegenheid en schept tegelijk nieuwe arbeidsplaatsen. In samenspraak met TNO kan de regio kijken welke mogelijkheden er nog meer zijn en welke bedrijven daarbij betrokken zijn. Zo kunnen in kassengebieden zoals bij Emmen en Hoogezand ~-installaties (op waterstofgas) ingezet worden. Deze leveren energie en warmte voor de kassen en de restwarmte is bruikbaar voor algenkweek. Innovaties Vanuit het kenniscentrum zijn contacten met kennisinstituten over innovaties die bewezen zijn en nu productie-klaar gemaakt moeten worden. Hiervoor zijn middelen nodig. Door de regio hierbij te betrekken kan nieuwe werkgelegenheid worden geschapen. Het is dan wel zaak om snel hiermee te beginnen en deze middelen te genereren en opdracht daartoe te geven! Onderzoek Gelet op een van de vindingen kan naar aanleiding daarvan aanvullend onderzoek worden gestart hoe deze bedoelde oplossing op grote schaal ingezet kan worden bij zoutkoepels, waardoor deze koepels kunnen fungeren voor (grootschalige) energieopslag. Het is dan verstandig samen met deze onderzoekers (tevens patenthouders) in overleg te treden en dat onderzoek voor te bereiden en na te gaan wat de grootte moet zijn van het onderzoeksbudget, om vervolgens ook de volgende stappen te zetten. Woningmarkt In het kader van de demografische transitie vindt ook een heroverweging plaats ten aanzien van gestapelde woningbouw. De effecten van het krimpvraagstuk kunnen daar eerder merkbaar zijn. Het is niet uitgesloten dat deze gebouwen soms wel geschikt zijn om aangepast te worden, waarmee ze deels wooncomplex en deels windenergiecentrale worden. Het gaat hierbij om een bewezen concept in andere landen. Met de opbrengst van deze centrale kunnen de kosten van het krimpvraagstuk beperkt worden. Het gaat hier om een windturbine die in het gebouw zelf is geïntegreerd. Tegelijk is dit een voorbeeld om te tonen aan bezoekers om te laten zien wat mogelijk is en waarmee dit gebied voorloper is. Zo vervult de regio een voorbeeldfunctie.