Edelachtbaar College, )(
Namens belanghebbende, M H H H I , motiveren wij hierbij het met dagtekening 15 maart 2013 ingediende pro-formaberoep In cassatie tegen de uitspraak in verzet van de rechtbank Oost-Brabant (hierna te noemen: de rechtbank) met zaaknummer AWB 12/2841 VERZET, uitspraakdatum 1 februari 2013 en verzenddatum 5 februari 2013. Ontvankelijkheid Voor het verloop van het geding verwijzen wij naar de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank is gedagtekend 1 februari 2013. Voornoemde uitspraak Is verzonden op 5 februari 2013. Met 15 maart 2013 hebben wij pro-formaberoep in cassatie aangetekend. Met dagtekening 1 mei 2013 is het pro-formaberoep in cassatie nader gemotiveerd, waarmee de gebreken hersteld zijn en zowel verzonden per aangetekende post als per fax. De machtiging waaruit blijkt dat wij namens belanghebbende bevoegd zijn om beroep in cassatie aan te tekenen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank, hebben wij reeds in een eerder stadium aan u toegezonden. Hiermee is het beroep in cassatie onzes inziens ontvankelijk. Geschilomschrlivlng Voor de geschilomschrijving verwijs ik u naar de door ons aangedragen middelen in cassatie.
Ml y
Feiten Het namens belanghebbende door ons aangetekende beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de gemeente is door de rechtbank 's-Hertogenbosc kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig herstellen van het verzuim, bestaande uit het overleggen van een nieuwe machtiging, welke ondertekend is na de uitspraak op bezwaar. Het tegen voornoemde uitspraak gedane verzet is vervolgens ongegrond verklaard. Eerste middel Het eerste middel richt zich tegen het feit dat de rechtbank op het laatste bla< van haar uitspraak aangeeft dat er geen rechtsmiddel open staat tegen de uitspraak in verzet. Wij citeren; 'Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmidde open". Dit wordt, zo merken wij volledigheidshalve op, hoewel met andere woorden, overgenomen in de begeleidende brief, waarin staat, waarbij wij opnieuw citeren: "Er is geen hoger beroep mogelijk tegen de uitspraak van de rechtbank en ook niet tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank". Op grond van hetgeen gecodificeerd staat in artikel 30 lid 1 Wet WOZ juncto artikel 28 lid 2 Awr juncto artikel 8:55 lid 7 sub b Awb kan beroep in cassatie worden Ingesteld tegen een ongegrondverklaring van het verzet. Tweede middel Het tweede middel richt zich tegen hét opvragen van een nieuwe machtiging, wanneer er reeds een ondertekende, volledig dekkende, machtiging, dat wil zeggen een machtiging waarin het aantekenen van beroep is opgenomen, is overlegd. Onzes inziens is hier sprake van een schending van procesrecht. c
t
,li
% ' '"',4' : (
In dit kader willen wij allereerst verwijzen naar een door het gerechtshof 'sHertogenbosch op 11 februari 2003 gedane uitspraak met UN: AF8148, waarin het Hof in rechtsoverweging 4.3 het volgende stelt: "Uit de arresten van de Hoge Raad van 19 december 1984, nummer 22 679, gepubliceerd In BNB 1985/45, en 18 maart 1987, nummer 24 420, gepubliceerd In BNB 1987/175, blijkt dat een gerechtshof. Indien het reden heeft te twijfelen of iemand die een beroepschrift heeft ingediend, daarbij voor zichzelf heeft gehandeld dan wel namens een ander Is opgetreden, en of in het laatste geval die ander wel volmacht heeft gegeven, de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid moet stellen van zijn bevoegdheid alsnog te doen blijken". Uit deze passage blijkt dat enkel in het geval er twijfel bestaat of Indiener van het beroep voor zichzelf heeft gehandeld dan wel namens een ander is opgetreden en/of in het laatste geval die ander wel een volmacht heeft gegeven, de, in dit geval, rechtbank de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid moet stellen var zijn bevoegdheid alsnog te doen blijken. In onderhavige situatie blijkt duidelijk uit de op 10 september 2012 overlegde machtiging dat wij niet namens onszelf. 1
ftf 1
Mm 1
Mm
Gerechtshof's-Hertogenbosch, 11 februari 2003, UN: AF8148, r.o. 4.3
3 maar namens belanghebbende optreden en blijkt tevens dat belanghebbende ons een volmacht heeft gegeven om beroep In te dienen. In het licht van de vorengaande alinea willen wij tevens verwijzen naar rechtsoverweging 4 van een door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht op 23 februari 2012 gedane uitspraak met UN: BV6301, waarin de rechtbank stelt: "Bij de machtiging van 26 februari 2011 heeft eiser ~) te [vestigingsplaats], werkzaam bij £ gemachtigd om bezwaar te maken en/of beroep aan te tekenen tegen zijn OZB aanslag en/of de Woz-beschikking, hem te vertegenwoordigen ter zitting en te verzoeken om een nieuwe Woz-beschikking uit te reiken in het jaar van eigendomverkrljging op basis van artikel 26 van de Wet Woz. Dit alles met het recht van substitutie. Naar het oordeel van de rechtbank is deze machtiging duidelijk en toereikend, omdat onder het Instellen van beroep tegen de Wozbeschikking ook het instellen van beroep tegen de bestreden uitspraak moet worden begrepen, waarin vergoeding van (een deel van) de met het bezwaar tegen die beschikking gemoeide proceskosten is afgewezen". De rechtbank heeft gesteld dat de machtiging "duidelijk en toereikend was". Wij zien geen reden, waarom dat in onderhavige situatie niet het geval zou zijn.
V
V
1
u
Meer specifiek merken wij het volgende op. De rechtbank stelt in haar uitspraak, waarbij wij citeren: "Voor zover opposant in zijn algemeenheid de bevoegdheid van de rechtbank tot het vragen van een machtiging heeft willen betwisten faalt dit betoog, waartoe de rechtbank tot het vragen van een machtiging heeft willen betwisten faalt dit betoog, waartoe de rechtbank wijst op artikel 8:24, tweede lid, van de Awb". Tevens stelt zij, waarbij wij opnieuw citeren: "Voor zover opposant heeft willen betogen dat het niet tijdig voldoen aan het verzoek een (adequate) schriftelijke machtiging over te leggen geen verzuim oplevert dat tot een niet-ontvankelijkverklaring leidt of kan leiden, faal dit betoog evenzeer (...)", waarna de rechtbank vervolgens verwijst naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (hierna te noemen: ABRvS).
*
(
h^<
f*
s
?4ï J$
\1
( » ; is v
\
Noch in ons verzetschrift noch ter zitting bij monde van ( 3 hebben wij gesteld dat de rechtbank geen machtiging van ons kan verlangen noch hebben wij gesteld dat het niet tijdig voldoen aan het verzoek een verzuin te herstellen over het algemeen tot een niet-ontvankelijkverklaring kan leiden. Wél hebben wij ter zitting gesteld dat er geen verzuim was om te herstellen; er was immers reeds een ondertekende machtiging overlegd, waarin het indienen van beroep namens belanghebbende was opgenomen. Een kopie van deze machtiging treft u als bijlage aan. Voorts blijkt ook uit diverse andere processtukken dat belanghebbende op de hoogte was van het feit dat wij namens hem beroep hadden aangetekend teger
1*1 1
Rechtbank Utrecht, 23 februari 2012, UN: BV603, r.o. 4
de uitspraak op bezwaar. In dit kader verwijzen wij allereerst naar het feit dat de uitspraak op bezwaar de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende was gehandhaafd, hetgeen betekent dat het doel van belanghebbende, zijnde een verlaging van de WOZ-waarde naar een reële waarde, niet was bereikt. Hieruit vloeit logischerwijs voort dat het de wens is van belanghebbende dat c uitspraak van de gemeente op juistheid wordt getoetst en dat beroep daartegen eventueel beroep wordt aangetekend, hetgeen ook is gebeurd. fit .
-
"I*
% . ; • :
Daarnaast verwijzen wij naar het bij de rechtbank overlegde taxatierapport, waarbij de woning van belanghebbende inpandig was opgenomen met als doe het bepalen van de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2012. Dit taxatierapport, waarvan de inpandige opname heeft plaatsgevonden na de uitspraak op bezwaar en dat dientengevolge ook na de uitspraak op bezwaar was opgesteld, was een van de bijlagen van het ingediende beroepschrift en derhalve kenbaar bij de rechtbank. Wij zijn van mening dat hieruit duidelijk blijkt dat belanghebbende op de hoogte was van het door ons namens hem ingestelde beroep en dat er derhalve geen reden was te twijfelen aan de ('juistheid', 'geldigheid' en/of 'toereikendheid'van de) machtiging. Verder merken wij op dat belanghebbende ter ondersteuning van het verzet een verklaring heeft ondertekend, waaruit zeer duidelijk blijkt dat hij op de hoogte was van het door ons ingestelde beroep tegen de WOZ-waarde alsmed dat het zijn wil was. Tevens wordt in de verklaring verwezen naar de reeds op 24 maart 2012 ondertekende machtiging en het doel waarmee belanghebbend deze machtiging heeft ondertekend. Om deze verklaring kracht bij te zetten, heeft belanghebbende zelfs nog een nieuwe machtiging ondertekend. Ook hieruit blijkt onzes inziens duidelijk dat er geen twijfel kon bestaan inzake de ('juistheid', 'geldigheid' en/of 'toereikendheid'van de) machtiging. Dat de verklaring en nieuwe machtiging na de aangevallen uitspraak zijn overlegd, doe onzes inziens niets aan dit feit af.
i
Voorts stelt de rechtbank In haar uitspraak op het door ons namens belanghebbende gedane verzet het volgende. Wij citeren: "De rechtbank wenst voorts dat deze machtiging betrekking heeft op het betreffende besluit en het daartegen ingesteld beroep, zodat wordt verzocht om een machtiging welke dateert van na het besluit waartegen beroep wordt ingesteld. Geen rechtsregel verzet zich hiertegen". De door ons op 10 september 2012 overlegde op 24 apri 2012 ondertekende machtiging had betrekking op het betreffende besluiten het daartegen ingestelde beroep. De artikelen la en 2 van de machtiging luiden, inclusief naam en woonplaats van belanghebbende, als volgt: X 2.
Naam. Woonplaats: machtigt de hieronder genoemde persoon:
la) om bezwaar te maken tegen de belastingaanslagen en/of de WOZbeschikking van belanghebbende; 2) om beroep in te dienen bij de rechtbank tegen de uitspraak/het besluit van de gemeente/het (belasting)samenwerkingsverband betreffende de in artikel 1 van deze machtiging genoemde procedures; Artikel 2 van de machtiging verwijst (onder andere) naar artikel l a van de machtiging, waarin het maken van bezwaar tegen de aan belanghebbende opgelegde belastingslagen en/of WOZ-beschikkingen is opgenomen. Het indienen van beroep bij de rechtbank, zoals omschreven in artikel 2 van de machtiging, heeft, gelet op de tekst van artikel 2, derhalve direct betrekking o| de door de gemeente gedane uitspraak op bezwaar. Ten slotte merken wij aangaande het tweede middel in het verlengde van hetgeen opgemerkt is In de tekst vanaf "Voorts stelt de rechtbank (...)" nog op dat ook uit de stukken, welke zijn overlegd door de gemeente op het moment dat wij beroep hebben aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar, blijkt dat de machtiging bij het indienen van beroep hetzelfde is als de machtiging gevoegd bij het ingediende bezwaarschrift, welke betrekking had op dezelfde vastgestelde WOZ-waarde; de door ons bij bezwaar overlegde machtiging maakt namelijk onderdeel uit van deze stukken. Uit het feit dat de machtiging hetzelfde is, kan de conclusie worden getrokken dat de door ons op 20 september 2012 overlegde machtiging specifiek betrekking heeft op het ingediende beroep tegen het ongegrond verklaren van het bezwaarschrift. Gelet op het onder middel twee aangevoerde is er, onzes inziens, dan ook duidelijk sprake van een schending van procesrecht; in casu was er, naar onze mening, geen enkele reden om te twijfelen aan de ('juistheid', 'geldigheid' en/< 'toereikendheid'van de) machtiging. Derde middel Het derde in cassatie richt zich tegen de motivering van de uitspraak van de rechtbank. Onzes inziens is de uitspraak onderhevig aan een tweetal motiveringsgebreken. Het eerste motiveringsgebrek Het eerste motiveringsgebrek ziet op het argument van de rechtbank inzake he overlegde taxatierapport. De rechtbank stelt in haar uitspraak dat "Uit het in verzet aangehaalde taxatierapport (...)" niet volgt "(...) dat opposant ^UrilP* w^^agMiiiBiatgaaïB heeft gemachtigd beroep in te stellen, zodat deze verwijzing opposant*niet kan baten". Wij merken in dezen op dat wij zowel in het verzetschrift als ter'zitting bij monde van W ^ ^ f l f l l t t ^ r f l ^ hebben aangegeven dat uit het taxatierapport blijkt dat belanghebbende op de hoogte was van het instellen van beroep, zodat er onzes inziens geen sprake kon zijn van twijfel aangaande de ('Juistheid', 'geldigheid' en/of 1
"Sä
Ac IK* *
È' r 'toereikendheid'van de) machtiging. WIJ hebben nimmer gesteld dat het taxatierapport als een machtiging voor het indienen van beroep dient te worden gezien. De rechtbank heeft haar uitspraak op dit punt dan ook onjuisl ot op zijn minst, onzorgvuldig gemotiveerd.
r k »
Het tweede motiveringsgebrek Het tweede motiveringsgebrek ziet op de motivering van de rechtbank aangaande ons standpunt inzake de twijfel, waarvan onzes inziens geen sprak kon zijn, betreffende de ('juistheid', 'geldigheid' en/of 'toereikendheid'van de machtiging. De rechtbank is hier in haar uitspraak op bezwaar in zijn geheel a voorbij gegaan, hetgeen wij als volgt toelichten. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 23 november 2012 waarbij zij ons kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, onder verwijzing na twee door u gedane uitspraken, gesteld dat indien de rechter "reden heeft te twijfelen of Iemand die een beroepschrift heeft ingediend, daarbij voor zichzelf heeft gehandeld dan wel namens een ander is opgetreden, en of in het laatste geval die ander wel volmacht heeft gegeven, " zij "de indiener van het beroepschrift In de gelegenheid moet stellen van zijn bevoegdheid alsnog te doen blijken". Zij geeft hierbij aan dat zij om deze reden een machtiging ondertekend na de uitspraak op bezwaar wenste te ontvangen. Zij heeft echte nagelaten te motiveren, waaruit haar twijfel bestond. Dit motiveringsgebrek is onzes inziens één van de kernpunten in deze zaak - zonder twijfel was er geen reden een nieuwe machtiging op te vragen, hoefde er geen verzuim te worden hersteld en waren wij derhalve niet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard - en hebben wij dan ook zowel in ons verzetschrift aan de kaak gesteld middels de zinsnede "(...) redenen die overigens niet zijn benoemd in uw uitspraak (...)" en ter zitting bij monde van f ^ „ „ . wpiiriPt- vermeld en nader
& (?. s ' e
l
toegelicht. De rechtbank heeft hier echter niet over geoordeeld in haar uitspraak van 1 februari 2013.
L •-
^:•• . '
.KT «* -
'ff-
i I,
Vierde middel Het vierde middel in cassatie richt zich tot de stelling van de rechtbank waarin zij stelt dat het voor ons duidelijk was dat er een machtiging ondertekend na de uitspraak op bezwaar diende te worden overlegd. De rechtbank stelt dat het voor ons duidelijk was dat bedoeld werd dat er een machtiging ondertekend na de uitspraak op bezwaar diende te worden overlegde. Wij citeren: "De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat het voor opposant daadwerkelijk onduidelijk was wat de rechtbank in dit verband van opposant verlangde. Dit is Je meer het geval nu uit het verzetschrift volgt dat de gemachtigde van opposant vaker procedures bij deze rechtbank voert, waarbij kennelijk ook telkens door de rechtbank is verzocht om een machtiging toe te zenden die dateert van na het bestreden besluit" De rechtbank stelt dat wij in het verzetschrift hebben gesteld dat er "telkens" een nieuwe machtiging wordt opgevraagd door de rechtbank. Wij hebben echter gesteld dat er "vaker" wordt
gevraagd een nieuwe machtiging toe te zenden; een wezenlijk verschil. Daarbi komt dat, waarmee de rechtbank er eveneens geen rekening mee heeft -gehouden, dat het verzetschrift is geschreven op 19 december 2012 cn hot verzoek tot de rechtbank om een machtiging te overleggen is gedaan op 10 september 2012. Het verzetschrift is dus geschreven met de kennis op dat moment; kennis die mogelijk niet aanwezig was op 10 september 2012. In de periode tussen 10 september 2012 en 19 december 2012 hebben wij meerdere verzoeken tot het overleggen van een machtiging gehad, maar de gebruikte volzinnen waren anders. U treft twee voorbeelden hiervan aan als bijlagen. De eerste bijlage is een verzoek gedaan per brief van 30 november 2012, welke ook bij het verzetschrift was gevoegd. Hierin is de volzin "een schriftelijke machtiging toesturen waaruit blijkt dat u ge(vol)machtigd bent beroep in te stellen (die dateert na beslissing op bezwaar, niet ouder dan éen jaar)", opgenomen. De tweede bijlage betreft een verzoek gedaan per brief va 4 december 2012, weike niet bij het verzetschrift was gevoegd. Hierin is de volzin "een schriftelijke machtiging toesturen waaruit blijkt dat u ge(vol)machtigd bent beroep in te stellen (niet ouder dan éen jaar)" opgenomen. Dat de volzin van het verzoek tot het herstellen van het verzuim ir onderhavige zaak, welke luidde "Een schriftelijke machtiging toesturen na de beslissing op bezwaar waaruit blijkt dat u ge(vol)machtigd bent beroep in te stellen." (taaltechnisch) letterlijk door ons geïnterpreteerd is, is dan ook niet zo vreemd. In dit licht bezien, lag het onzes inziens ook niet op onze weg om contact op te nemen met de rechtbank inzake de juistheid van de zojuist geciteerde volzin. Volledigheidshalve merken wij op dat het onzes inziens op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel op He weg van de rechtèank lag om contact met ons op te nemen op het moment dat de, in de ogen van de rechtbank, 'ongeldige' machtiging werd toegezonden alsmede ons een tweede hersteltermijn te verstrekken, daar de rechtbank een foutieve volzin had opgenomen. Vijfde middel Het vijfde middel in cassatie richt zich tegen dat deel van de uitspraak waarin de rechtbank overweegt dat zij niet gebonden is aan beleid dat de gerechtshoven gezamenlijk, dan wel het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, hanteren alsmede de volgende uit de uitspraak geciteerde volzin "Voor zover opposant heeft willen betogen dat de rechtbank rechtens gehoudens is om een tweede gelegenheid tot herstel van een verzuim als het onderhavige te bieden, mist dit betoog een deugdelijke grondslag.", waarbij zij verwijst naar een uitspraak van de ABrvS van 20 mei 1997. Wij hebben betoogd dat wij het zeer vreemd vinden dat de rechtbank dusdanig afwijkt van het beleid van hun eigen gerechtshof; beleid dat in 2010 is vastgesteld en derhalve is vastgesteld na de uitspraak van de ABRvS die door de rechtbank wordt aangehaald. Dit klemt temeer daar de rechtbank zich
bijvoorbeeld wel conformeert aan de 'Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties', welke i -eerste Instantie is opgenomen In een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam en welke op 18 december 2012 is gepubliceerd In de Staatscourant . Nu realiseren wij op dat een rechtbank niet gebonden is aan een richtlijn, maar achten het wel wenselijk dat, op het moment dat zij dusdanig afwijkt als in onderhavige zaak, dat zij ten minste deugdelijk motivee waarom zij is afgeweken hiervan. 3
4
Volledigheidshalve merken wij op dat het gerechtshof's-Hertogenbosch ons nimmer om een nieuwe machtiging heeft verzocht wanneer niet ouder dan twee jaar was. Oe machtiging in onderhavige procedure was slechts zes maanden oud, zijnde een halfjaar en nagenoeg iedere rechtbank houdt een termijn van één jaar aan. Conclusie Op grond van bovenstaande criteria verzoeken wij u de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, ons ontvankelijk te verklaren in ons beroep en de rechtbank op te dragen de zaak voort te zetten in de stand waarii het zich bevond met inachtneming van uw uitspraak. In verband met de kosten van de procedure verzoeken wij u aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen ingevolge art. 8:7! Awb jo. Besluit proceskosten bestuursrecht. Hoogachtend,
3
4
Gerechtshof Amsterdam, 8 november 2012, UN: BY2756 Staatscourant nr. 26039,18 december 2012