Economie
Zahia Loukili Studentnummer: 518632 Amsterdam, 18 april 2011 Montessori College Oost
Inhoudsopgave 1. Samenvatting ....................................................................................................................................... 4 2. Inleiding ............................................................................................................................................... 5 3. Onderzoeksvragen ............................................................................................................................... 7 4.Theoretisch kader ................................................................................................................................. 8 4.1 Montessori ................................................................................................................................. 8 4.2 Rekenen op het MBO en VMBO en de referentiekader. .......................................................... 10 5.Onderzoeksopzet ............................................................................................................................... 12 6.Resultaten .......................................................................................................................................... 16 6.1.1 Resultaat Diagnostische toets VM4 ..................................................................................... 16 6.1.2 Groepsgesprekken ................................................................................................................ 18 6.1.3 Meervoudige intelligentie..................................................................................................... 19 6.2.1 Eindtermen ........................................................................................................................... 21 6.2.2 Economie methodes onderzoeken ........................................................................................ 21 6.3.1 Wat zit niet in de methode ................................................................................................... 23 6.4.1 Diagnostische toets eind ...................................................................................................... 24 6.4.2 Interviews ............................................................................................................................. 25 6.4.2 Groepsgesprekken ................................................................................................................ 26 6.4.3 Observatie ............................................................................................................................ 26 7. Samenvattingresultaten en conclusie ............................................................................................... 28 Conclusie ........................................................................................................................................... 29 Een kritische blik ................................................................................................................................ 30 Aanbevelingen ...................................................................................................................................... 31 8. Nawoord ............................................................................................................................................ 32 9.Literatuur ............................................................................................................................................ 33 Bijlage .................................................................................................................................................... 34 Resultaat Diagnostische toets VM4 .............................................................................................. 34 Uitslag Meervoudige Intelligentie test .......................................................................................... 44 Eindtermen van VMBO handel en administratie betreffend economie en rekenen .................... 48 Eindtermen MBO administratief medewerker betreffend bedrijfseconomie en rekenen: .......... 48 Wat zijn de eindtermen MBO detailhandel en administratief medewerker op gebied van rekenen: ........................................................................................................................................ 49 Eisen Raamwerk Rekenen: Niveau 2 ............................................................................................. 49 2
Resultaat Diagnostische toets 2 keer VM4 .................................................................................... 52 Syllabus Economie ......................................................................................................................... 62 Bijlage Syllabus .............................................................................................................................. 78
3
1. Samenvatting Mijn onderzoek gaat over het maken/aanpassen van een methode Economie in het VM2 traject. Mijn onderzoeksvraag is dan ook; kan een bestaande methode Economie op zodanige wijze aangepast worden dat deze de problemen die leerlingen uit het VM2 traject tegenkomen oplost op het gebied van economische kennis en rekenvaardigheden? Daarbij heb ik rekening gehouden met een aantal factoren die een rol spelen, namelijk dat het hier gaat om een montessorischool en het feit dat leerlingen uit het VM2 traject aan het einde van hun opleiding niveau 2F Rekenen moeten hebben.
4
2. Inleiding
Context van het onderzoek Op het Montessori College Oost wordt er momenteel gewerkt aan een experiment genaamd VM2. Het VM2 traject is een experiment in het kader van de leergang vmbo‐mbo2. In VM2 wordt de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo samengevoegd met een opleiding mbo‐niveau2. Momenteel gebruiken de leerlingen voor het vak economie de methode Pincode. In het VM2 traject is besloten om over te gaan naar een nieuwe methode voor het vak economie die beter aansluit bij de doelgroep.
Aanleiding Ik loop sinds september 2009 stage op het Montessori College Oost. Het MCO is dit jaar begonnen met het experiment VM2 waar ik ook voornamelijk werkzaam ben. Ik geef economie lessen en gebruik de methode Pincode. Dit is een vervolg methode van het derde jaar. Deze leerlingen zitten echter al in een traject voor vmbo‐mbo2 en hebben al gekozen voor de richting handel of administratie. Het niveau van de leerlingen voor het vak economie is zeer zwak. In een van mijn eerste lessen moest ik zelfs de procenten uitleggen. Terwijl dit vierde jaars leerlingen zijn. Rekenen in het algemeen vinden ze moeilijk en vooral realistisch rekenen. Het gemiddelde cijfer voor economie was op dat moment een 5. Daarnaast geven de leerlingen aan dat ze Pincode moeilijk te begrijpen vinden. Samen met de docenten van VM2 en de projectleider is er besproken dat het vak economie en rekenen moet worden aangescherpt. Er moet een andere, betere vorm gevonden worden om de economie lessen beter aan te sluiten op de leerlingen. Zodat ze minder moeite hebben met economie en rekenen. Als eerst moeten we dan kijken of de huidige methode die ze nu gebruiken wel goed aansluit bij de nieuwe doelgroep. Daarnaast ook kijken naar andere methodes algemeen economie voor BBL leerlingen die een VM2 opleiding volgen. Docenten van het VM2 traject en de projectleider hebben samen een aantal voorwaarden gesteld waar de nieuwe methode aan moet voldoen: ‐ ‐ ‐ ‐
Er zit net zoveel rekenen in als voor kaderleerlingen Er zit veel herhaling in Grondbeginselen worden uitgebreid uitgelegd Rekenen wordt binnen de context van het onderwerp geleerd Leidt tot niveau 2F van het Referentiekader Rekenen.
Mocht zo’n dergelijke methode niet bestaan; is er dan een methode die op een simpele manier aan te passen is. In overleg met docenten van VM2 en de projectleider heb ik mij in de eerste oriëntatie beziggehouden met het zoeken naar een methode die hieraan zou kunnen voldoen. Ik heb de 5
bestaande methodes bekeken om te kijken of zij voldeden aan bovengenoemde eisen en of zij bruikbaar zouden kunnen zijn voor de VM2 leerlingen. Ook wil ik als de methode niet bestaat om de meest geschikte methode aan te passen zodat het gebruikt kan worden in het VM2 project. Dan zal ik op de volgende punten letten: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Het moet leerlingen van Handel en Administratie aanspreken; Er moet rekenen binnen een context in zitten; Er zit herhaling in van de stof uit de modules; Er zitten samenwerkingsopdrachten in; Ze leveren een bijdrage aan hun vorderingen in de richting van niveau 2F
De gemaakte praktische opdrachten zal ik bespreken met mijn begeleider, vervolgens uitproberen en vervolgens evalueren en evt. bijstellen.
Probleemstelling Leerlingen van het VM2 traject hebben veel moeite met economie en rekenen. Door middel van een nieuwe methode en door eventuele aanvullingen moet dit beter aan gaan sluiten op de nieuwe doelgroep VM2 leerlingen.
Doelstelling van het onderzoek Het doel van mijn onderzoek is het vinden/ aanpassen van een geschikte methode die gebruikt kan worden in het project VM2.
Beoogde doelen van het ontwerp De praktische opdrachten moeten beantwoorden aan de volgende doelen: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Zij moeten leerlingen van Handel en Administratie aanspreken, Er moet rekenen binnen een context in zitten Er moet herhaling in zitten van de stof uit de modules Zij moeten samenwerkingsopdrachten bevatten Zij moeten een bijdrage leveren aan vorderingen van leerlingen in de richting van niveau 2F
6
3. Onderzoeksvragen
Hoofdvraag Hoofdvraag Kan een bestaande methode Economie op zodanige wijze aangepast worden dat deze de problemen die leerlingen uit het VM2 traject tegenkomen oplost op het gebied van economische kennis en rekenvaardigheden? Dit leidt tot de volgende deelvragen ‐ ‐ ‐ ‐
Deelvraag 1: Wat zijn de problemen van leerlingen uit VM2 met betrekking tot economische kennis en rekenvaardigheid? Deelvraag 2: Aan welke eisen moet de methode voldoen om hem te kunnen gebruiken in het VM2 project en zijn de onderzochte methodes geschikt voor VM2? Deelvraag 3: Wat moet er gebeuren om de meest geschikte methode aan te sluiten aan de eerder gestelde eisen? Deelvraag 4: Lost het ontwerp wat ik gemaakt heb daadwerkelijk de problemen van deze leerlingen op?
7
4.Theoretisch kader Mijn onderzoek gaat over het zoeken en evt. aanpassen van een methode economie die gebruikt kan worden in het VM2 traject. Hiervoor is het nodig dat ik rekening houdt met een groot aantal factoren om te weten hoe een optimaal ontwerp eruit zou moeten zien. Het gaat daarbij om zowel een ontwerp wat past binnen een Montessorischool als wat voldoet aan het referentiekader Rekenen van Meijerink niveau 2F1. 4.1 Montessori Allereerst ben ik werkzaam op een Montessori school waar ik ook mijn onderzoek zal verrichten. Naast dat de nieuwe methode moet passen in het VM2 traject is het natuurlijk ook belangrijk dat het aan de Montessori concept past. Vanuit de Nederlandse Montessori Vereniging zijn er 6 karakteristieken 2bepaald waaraan het onderwijs in scholen voor voortgezet montessorionderwijs zou moeten voldoen, namelijk: ‐
‐ ‐ ‐
‐
‐
Hoofd, hart en handen: Montessorionderwijs biedt een bredere vorming aan dan alleen gericht op cognitieve doelen en streeft naar verdieping van leren door integratie van hoofd, hart en handen Leren kiezen: het is een voorwaarde voor de ontwikkeling van de zelfstandigheid dat leerlingen leren om keuzes te maken. Reflecteren: reflectie op het leren vormt voor de leerkracht en leerlingen de basis om vast te stellen waar een leerling staat in zijn of haar ontwikkeling en daarnaar te handelen. Sociaal leren: leerlingen zijn in de leeftijdsfase van het voortgezet onderwijs erg gericht op het sociaal functioneren met leeftijdsgenoten. Het van en met elkaar leren is een belangrijke karakteristiek van vmo‐scholen. Samenhang in leerstof: de nota 'het Montessorionderwijs in de 21e eeuw' geeft aan dat leerlingen werkelijkheidsgebieden moeten onderzoeken. Daarmee worden de grenzen tussen de traditionele vakken overschreden. Binnen en buiten school: het leren van bekwaamheden en het verwerven van een maatschappelijke rol vindt in en buiten school plaats. Analoog aan de 'oefeningen voor het dagelijks leven' van de Montessori basisschool, schenken vmo‐scholen aandacht aan oefeningen voor het maatschappelijk leven Montessori basisschool, schenken vmo‐scholen aandacht aan oefeningen voor het maatschappelijk leven
Bij het maken van opdrachten zal ik mij vooral richten op de karakteristieken samenhang in leerstof en sociaal leren.
1
Ministerie van OCW 2009,Referentiekader taal en rekenen, Enschede. Uitgeverij Lulof. Bladzijde 5
2
Michaël Rubinstein (red) 2010, Karakteristieken van scholen voor voortgezet Montessori‐onderwijs. Geraadpleegd 6 mei
2010 http://www.montessori.nl/35/voortgezet‐onderwijs.html
8
Dat ik mij op deze twee karakteristieken richt heeft te maken met mijn visie op onderwijs. De maatschappij blijft snel veranderen, de leefwereld van leerlingen verschilt steeds meer van die in het schoolgebouw, werknemers moeten flexibel zijn, zelfstandig en reflectief, en kennis en vaardigheden kunnen opdoen en toepassen is net zo belangrijk als kennis hebben. Zo al vier redenen waarom het onderwijs er principieel anders moet uitzien. 3 Enkele richtingen:
De leerstof moet niet aangeboden worden in losse brokken maar in directe relatie tot een prestatie in het echte l,even: competentiegericht leren. De leerlingen moeten op school al leren samenwerken aan een taak of het opbouwen van een kennisgeheel: samenwerkend leren. De schoolse context is te kaal om echt te leren waar het om gaat, die moet verrijkt worden en meer gericht op de context waarvoor je leert: contextrijk leren. Leerlingen moeten niet leren omdat het van de meester moet of in het boek staat maar om een realistisch probleem op te lossen: probleemgestuurd onderwijs.
Hieronder wek ik deze twee karakteristieken verder uit: a. Samenwerken en samen leren (sociaal leren)? Er is een onderscheid tussen samenwerken en samen leren. In het eerste geval is de rol van de docent nog duidelijk aanwezig. De docent bepaalt het doel, de (meeste) activiteiten en (bijna) de hele evaluatie. Geleidelijk krijgt de groep meer verantwoording en dan spreken we meer van samen leren, waarbij de structuren dus wat verdwijnen want de groep zelf bepaalt steeds meer de manier waarop samengewerkt wordt. Deze worden hier complexe structuren genoemd omdat ze een zelfstandigere houding van de leerlingen vereisen en de docent meer terugtreedt. Als er sprake is van totale sturing vanuit de leerlingen/studenten noemen we dit samen reguleren 4.
docent sturing
gedeelde sturing leerling sturing
samen werken
samen leren
samen reguleren
Een van de manieren om leerlingen actiever bij het leerproces te betrekken is dus; samen werken. Dit is een gestructureerde vorm van werken in groepjes, dus zeer docent gestuurd (dit vereist klassenmanagement) maar geleidelijk verschuift de sturing van de docent naar de leerling. D.m.v. samenwerkingsstructuren worden bepaalde basisprincipes gewaarborgd. Een samenwerkingsstructuur staat los van de inhoud dus is toepasbaar in een les Engels, wiskunde, geschiedenis, gezondheidskunde, techniek etc. 5 Anders gezegd; een structuur gekoppeld aan een bepaalde inhoud is een activiteit. 3
Leermiddelen VO 2010, leermiddelen VO visie op het leren. Geraadpleegd 20 januari 2011 http://www.leermiddelenvo.nl/page/visie_leren_en_onderwijzen
4 5
Zuylen, J en Simons, R 1997, Leerproces Amsterdam. Uitgeverij Ebbens 2009, Samenwerkend leren, Arnhem Uitgeverij Noordhoff
9
b. Wat is contextrijk leren? De context waarin je leert (groep, school) maar ook voorkennis worden zoveel mogelijk benut om te leren wat je uiteindelijk in de context van (vervolg)opleiding of werk nodig hebt. Uitgangspunt is dat leren gebouwd wordt op samen ervaringen opdoen, vanuit wat je al weet, gekoppeld aan wat je ermee moet. (Ebbens, Effectief leren) 6
4.2 Rekenen op het MBO en VMBO en de referentiekader . Mijn onderzoek doe ik op een VMBO school waar ze schooljaar 2008‐2009 gestart zijn met een project genaamd VM2. Voor mij is het dan ook belangrijk om zowel voor VMBO en MBO de wijzigen wat betreft rekenen te kennen. Voor de deelnemers die op 1 augustus 2010 gestart zijn met hun opleiding geldt dat de eindtermen en het onderwijs in Nederlandse taal en wiskunde/rekenen aangepast zijn aan de referentieniveaus. In het middelbaar beroepsonderwijs wordt daarnaast toegewerkt naar een situatie van centrale examinering voor deze basisvaardigheden, voor mbo‐4 in studiejaar 2013/2014 en voor mbo‐2 en mbo‐3 in studiejaar 2014/2015. Over mbo‐1 wordt op een later tijdstip besloten. Maar wat zijn nou referentieniveaus? De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen zijn richtlijnen die de overheid heeft opgesteld voor het niveau van het taal‐ en rekenonderwijs. De referentieniveaus zijn ontwikkeld om de prestaties van leerlingen op het gebied van taal en rekenen te verbeteren. Ze omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op bepaalde momenten in hun schoolloopbaan, waardoor het makkelijker wordt leerlingen steeds verder te brengen. Alle richtlijnen samen vormen het referentiekader voor taal en rekenen. Dit referentiekader vormt sinds 1 augustus 2010 de basis voor het taal‐ en rekenonderwijs voor het basisonderwijs (bo), het voortgezet onderwijs (vo), het speciaal onderwijs (so) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Wat zijn de referentieniveaus rekenen? Met het formuleren van de referentieniveaus voor het domein rekenen is helder in kaart gebracht wat leerlingen in het po, so, vo en mbo moeten kennen en kunnen op het gebied van rekenen. Er zijn van elkaar te onderscheiden kwaliteiten beschreven. De fundamentele kwaliteiten richten zich op basale kennis en inzichten en zijn gericht op een meer toepassinggerichte benadering van rekenen. De streefkwaliteiten bereiden al voor op de meer abstracte wiskunde. Er zijn voor rekenen voor zowel de fundamentele als streefkwaliteit drie niveaus beschreven. Bij rekenen is er, in tegenstelling tot taal, geen invulling gegeven aan het vierde niveau omdat het dan om wiskunde gaat.
niveau 1F: einde van de basisschool; niveau 2F: einde van het vmbo (basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg) en einde mbo‐2 en mbo‐3; niveau 3F: einde van de havo en einde mbo‐4; niveau 4F: einde van het vwo.
6
Ministerie van OCW 2009,Referentiekader taal en rekenen, Enschede. Uitgeverij Lulof. Bladzijde 6, 21
10
Welke domeinen zijn er voor rekenen? Binnen het gebied van rekenen zijn er vier domeinen, die samen de relevante inhouden dekken: 1. 2. 3. 4.
Getallen Verhoudingen Meten en Meetkunde Verbanden
Elk domein is bij rekenen opgebouwd uit de onderdelen:
notatie, taal en betekenis, waarbij het gaat om de uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties en om het gebruik van wiskundetaal; met elkaar in verband brengen, waarbij het gaat om het verband tussen begrippen, notaties, getallen en dagelijks spraakgebruik; gebruiken, waarbij het gaat om rekenvaardigheden in te zetten bij het oplossen van problemen.
Elk van deze onderdelen is opgebouwd uit drie typen kennis en vaardigheden. Die zijn als volgt te karakteriseren:
paraat hebben: kennis van feiten en begrippen, reproduceren, routines, technieken; functioneel gebruiken: kennis van een goede probleemaanpak, het toepassen, het gebruiken binnen en buiten het schoolvak; weten waarom: begrijpen en verklaren van concepten en methoden, formaliseren, abstraheren en generaliseren, blijk geven van overzicht.
Samenvattend kan gezegd worden dat de methode en de aanpassingen die ik maak voor deze VM2 leerlingen moeten voldoen aan de eisen die hieraan gesteld worden in het Montessorionderwijs met betrekking tot sociaal leren en contextrijk leren. Daarnaast moet het ontwerp toe leiden naar niveau 2F van het referentieniveau.
11
5.Onderzoeksopzet ‐Onderzoeksmethode In de voorbereidingsfase heb ik gesprekken gevoerd met de projectleider van VM2 traject en met een docent economie van VM2 traject. Doel van deze gesprekken was om voor mij een beter beeld te krijgen van het VM2 traject en om te achterhalen welke eisen zij stellen aan de nieuwe methode. Na de gesprekken heb ik mijn onderzoeksvragen herschreven omdat het voor mij nu duidelijker is wat zij van mij verwachten.
Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is het vinden van een bestaande methode Algemene Economie voor leerlingen uit de basisgerichte leerweg die een VM2 opleiding volgen en dat die methode voldoet aan de eisen van het VM2 traject. Wanneer deze methode niet bestaat: de meest geschikte methode Economie op zodanige wijze aanpassen dat deze de problemen die leerlingen uit het VM2 traject tegenkomen op het gebied van economische kennis en rekenvaardigheden oplossen? Mijn hoofdvraag bestaat eigenlijk uit drie stukken: 1. Bestaat er een methode Algemene Economie voor leerlingen uit de basisgerichte leerweg die een VM2 opleiding volgen? 2. Sluit die methode aan bij de eisen van het VM2 traject op het MCO? 3. Bestaat er geen specifieke methode voor VM2, kan dan een methode op een simpele manier worden aangepast om het conform te maken? 4. Lost het ontwerp dat ik gemaakt heb deze problemen op? Ik wil een methode Algemene Economie vinden die speciaal gericht is op het VM2 project. Mocht dit niet bestaat (en ik acht de kans groot, omdat het VM2 nog een vrij nieuw project is), wil ik kijken of er een methode is die makkelijk aan te passen is om het te gebruiken in het VM2. Doelgroep Ik zal me bezighouden in het VM2 traject, dat betekent dat mijn doelgroep VM2 leerlingen zullen zijn. De leerlingen in het VM2 traject zijn tussen de 15 en 22 jaar en hebben verschillende nationaliteiten. Thuis spreken ze weinig Nederlands en zij vinden de Nederlandse taal lastig. Wat is het VM2 traject? In september 2009 is een experiment gestart op het MCO waarbij vmbo‐ leerlingen die naar het mbo willen niet over hoeven te stappen naar een andere school. Zij kunnen verder leren in hun vertrouwde omgeving. Dat gebeurt door het integreren van de bovenbouw in de vmbo‐ basisberoepsgerichte leerweg in het mbo‐niveau 2. Zo ontstaat één nieuwe, geïntegreerde beroepsopleiding. VM2 leerlingen krijgen op één locatie les, met één pedagogisch‐didactische 12
aanpak, met een zelfde team vmbo‐ en mbo‐docenten. Doel van dit experiment is dat meer leerlingen een startkwalificatie kunnen halen op mbo‐niveau 2. Het is voor een bepaalde groep leerlingen belangrijk dat zij onderwijs kunnen blijven volgen in een vertrouwde leeromgeving, met dezelfde docenten en dezelfde pedagogische aanpak. Hoe ga ik onderzoeken ‐ Deelvraag 1: Wat zijn de problemen van de leerlingen uit VM2 met betrekking tot economische kennis en rekenvaardigheid? Doelstelling van de deelvraag: Doormiddel van deelvraag 1, wil ik onderzoeken wat de problemen zijn op gebeid van economische kennis en rekenvaardigheid betreffend klas VM2. Wat ik beoog te bereiken met het beantwoorden van deze vraag is dat ik weet waar de problemen zich bevinden. Als een leerlingen problemen heeft met economie of met rekenen wil dat niet zeggen dat de leerling helemaal niets weet van economie of helemaal niet kan rekenen. D.m.v. deze vraag kan ik onderzoeken in welke categorieën de leerlingen het meest problemen hebben. Als ik dit weet kan ik verder gaan met stap 2. Dataverzameling: ‐ Hoe wil ik antwoord krijgen op mijn vraag en hoe ga ik dat verzamelen? Als eerste wil ik gebruik maken van een diagnostische toets. Diagnostische toetsen kunnen in een oriënteringsfase een belangrijke rol spelen bij het activeren van al bestaande kennis, het bewust maken van kennis en vaardigheden die nog aangeleerd moeten worden, het motiveren en kennisnemen van de leerstof. Een diagnostische toets geeft mij een goed overzicht van kennis en vaardigheden die leerlingen nog niet beheersen. Dit inzicht kan het leerproces optimaliseren. Ik zal een diagnostische toets maken met elementen van economie en rekenen. De rekenopdrachten die in de toets voorkomen zullen bestaan uit niveau 1F en 2F van het referentiekader.7 Leerlingen uit VM2 zullen deze toets maken en ik zal het beoordelen, dit zal ik d.m.v. grafieken uitleggen. Ten tweede zal ik groepsgesprekken houden met de leerlingen. Hier zal ik vragen wat ze moeilijk/lastig vinden. Ik zal een aantal voorbeelden opnoemen en leerlingen kunnen dan aangeven of ze het lastig of makkelijk vinden. Ik zal vooral luisteren en aantekeningen maken over wat de leerlingen zeggen. Waardoor begrijpen ze de onderdelen niet? Komt het door het boek, de uitleg of omdat de leerlingen zelf weinig hebben gedaan om de stof eigen te maken? Dit zal ik proberen te achterhalen tijdens de groepsgesprek. Ten derde wil ik dat alle leerlingen een meervoudige intelligentie test laten maken. Dit is voor mij als docent economie prettig want ik weet dan ongeveer hoe leerlingen leren. Deze theorie is ontwikkeld dat er vanuit gaat dat ieder persoon over acht verschillende intelligenties beschikt. De ene intelligentie zal bij de één sterker ontwikkeld zijn dan de ander, maar iedereen beschikt over alle acht intelligenties. Ik zal dit als verslag verwerken in het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag. 7. Ministerie van OCW 2009,Referentiekader taal en rekenen, Enschede. Uitgeverij Lulof. Bladzijde 6, 21
13
‐
Deelvraag 2: Aan welke eisen moet de methode voldoen om te kunnen gebruiken in het VM2 project en zijn de onderzochte methodes geschikt voor VM2.
Doelstelling van de vraag: Door middel van deelvraag 2, wil ik antwoord krijgen op de vraag aan welke eisen de methode moet voldoen om het te gebruiken in het VM2 project. Als ik weet wat de eisen zijn dan kan ik onderzoeken of er een methode is die er aan voldoet. Dataverzameling: ‐ Hoe wil ik antwoord krijgen op mijn vraag en hoe ga ik dat verzamelen? Als eerst zal ik moeten onderzoeken wat de algemene, economische en reken eisen zijn voor VM2. Ik zal de volgende onderzoeken: Wat zijn de eindtermen van VMBO handel en administratie; Wat zijn de eindtermen MBO administratief medewerker; Wat zijn de eindtermen MBO detailhandel; Wat zijn de eisen van het VM2 team. Als ik weet wat de algemene, economische en reken eisen zijn voor het project VM2 dan kan ik een lijst maken waar de methode aan moet voldoen. Deze lijst kan ik dan gebruiken om de juiste methode uit te kiezen. Ik zal de bibliotheek van de HvA gaan bezoeken en methodes lenen die worden gebruikt voor zowel VMBO en MBO op het gebied van economie. Ik zal rondkijken op mijn stageschool of ze daar ook boeken hebben op gebied van rekenen en economie voor VMBO en MBO. En natuurlijk zal ik gebruik maken van het internet. Ik zal een korte analyse maken van de onderzochte methodes. Ik zal ook gebruik maken van sterren om aan te geven hoever de methode geschikt is voor het VM2 project. De sterren geven dus aan hoe geschikt ze zijn, dit varieert tussen de 1 en 5 sterren, waarbij 5 sterren zeer goed te gebruiken is en 1 ster niet te gebruiken is voor het VM2 project. ‐ Deelvraag 3: Wat moet er gebeuren om de meest geschikte methode aan te sluiten aan de eerder gestelde eisen? Doelstelling van de vraag: Deelvraag 3 kan ik pas onderzoeken als ik antwoord heb op deelvraag 2. Bij het onderzoeken van deelvraag 2 wil ik antwoord krijgen op de vraag aan welke eisen de methode moet voldoen om het te gebruiken in het VM2 project. Als ik weet wat de eisen zijn dan kan ik onderzoeken of er een methode is die er aan voldoet. Mocht het zo zijn dat die methode niet bestaat wil ik een methode die het meest overeenkomt met de eisen van VM2 gebruiken. Doormiddel van deelvraag 3 wil ik de meest geschikte methode onderzoeken op de punten die niet aansluiten op het VM2 traject. En voor
14
die punten wil ik een syllabus maken als ondersteuning van de meest geschikte methode. Dan zal de methode en de syllabus helemaal geschikt zijn om het te gebruiken in het VM2 traject. Dataverzameling: ‐ Hoe wil ik antwoord krijgen op mijn vraag en hoe ga ik dat verzamelen? Ik zal gebruik maken van de analyse die ik heb gemaakt voor deelvraag2. In de analyse staat op welke punten de methode niet overeenkomen met de eisen van VM2. Ik wil verder gaan met de punten die niet in de meest geschikte methode zit. Hiervan zal ik een syllabus maken zodat het helemaal geschikt is voor VM2. Ik zal d.m.v. de analyse bekijken wat de meeste geschikte methode mist om te gebruiken in het VM2 traject. Van deze punten zal ik een korte beschrijving geven. ‐ Deelvraag 4: Lost het ontwerp wat ik gemaakt heb daadwerkelijk de problemen van deze leerlingen op? Doelstelling van de vraag: Doormiddel van deelvraag 4 wil ik weten of het ontwerp dat ik in deelvraag 3 heb ontworpen de problemen van leerlingen uit klas VM2 daadwerkelijk oplossen. Deelvraag 3 gaat over onderzoeken naar de meest geschikte methode die gebruik kan worden in het VM2 traject. Om dit helemaal aan te passen aan de eisen van het VM2 traject en de docenten van VM2, zal ik een ontwerp maken om het passend te maken. Wat ik met deelvraag 4 wil onderzoeken is of de ontwerp wat ik gemaakt heb daadwerkelijk de problemen van de leerlingen uit klas VM2 oplossen. Dit wil ik weten zodat ik het ontwerp eventueel kan aanpassen als dat nodig is. Dataverzameling: ‐ Hoe wil ik antwoord krijgen op mijn vraag en hoe ga ik dat verzamelen? Om antwoord te krijgen op deelvraag 4; lost het ontwerp wat ik gemaakt heb daadwerkelijk de problemen van deze leerlingen op? Wil ik doormiddel van interviews met leerlingen van klas VM2 nagaan of zij nu minder problemen ervaren als eerst. Begrijpen zij de stof nu beter? Zijn de problemen minder geworden? Vinden ze het ontwerp duidelijk genoeg? Tijdens de lessen economie zal ik leerlingen observeren die aan de slag gaan met het ontwerp. Hierover zal ik een kort verslag schrijven. Ook zal ik groepsgesprekken met de leerlingen houden. Ik wil erachter komen of ze de opdrachten van de syllabus begrijpen, wat ze nog moeilijk vinden en wat ze nog niet duidelijk genoeg vinden.
15
6.Resultaten Tijdens mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden zoals observeren, beschrijven, vergelijken en groepsgesprekken. Het onderzoek is daarom ook breder geworden dan alleen puur antwoord te krijgen op mijn onderzoeksvragen. Antwoord op de onderzoeksvragen Ik zal nu per onderzoeksvraag proberen om antwoord te geven op de onderzoeksvragen. Vraag 1: Wat zijn de problemen van de leerlingen uit VM2 met betrekking tot economische kennis en rekenvaardigheid? Ik heb een diagnostische toets opgesteld aan de hand van economische en reken vragen. De diagnostische toets bestaat uit tien vragen die over algemene economie en rekenen gaan. Voordat ik de vragen heb opgesteld heb ik eerst gekeken naar de basiseconomie. Wat moet een gemiddelde VMBO leerling weten op het gebied van economie en rekenen die in het leerjaar 3 zit. Zo heb ik de methode die ze in leerjaar drie gebruiken bestudeerd. En ik heb een docent economie van leerjaar drie gevraagd wat ze moeten kennen. Hieruit kwam het volgende:
Leerjaar 3
Wat moet een gemiddelde VMBO BB leerling weten van economie en rekenen. Economie Rekenen/wiskunde Procenten kunnen uitrekenen Werken met verhoudingstabellen Algemene begrippen economie Breuken kunnen lezen en (zie bijlage begrippenlijst) schrijven Verandering in percentage uit Leerling moet kunnen afronden rekenen Winst uit kunnen rekenen Basis rekenen (optellen en aftrekken) Saldo per week, maand en jaar Met duizendtallen werken. uitrekenen Met komma’s werken
Nu weet ik wat een gemiddelde VMBO basis leerling moet weten betreffend economie en rekenen in leerjaar 3. Dit heeft mij geholpen tijdens het maken van de diagnostische toets. 6.1.1 Resultaat Diagnostische toets VM4 Ik heb ervoor gekozen om in de oriëntatiefase en eindfase een diagnostische toets te maken en deze af te nemen bij klas VM4 (dit is de VM2 klas). Van te voren heb ik me bedacht dat de diagnostische toets mij zou helpen bij het activeren van al bestaande kennis, het bewust maken van kennis en vaardigheden die nog aangeleerd moeten worden, het motiveren en kennisnemen van de leerstof. Kortom de uitslag van de diagnostische toets zou mij een overzicht geven van kennis en vaardigheden die leerlingen al beheersen of nog niet goed beheersen. Dit is belangrijk voor mijn 16
onderzoek omdat ik dan weet wat de leerlingen al of niet beheersen. Het gemiddelde cijfer voor economie van klas VM4 is voor dat ze de diagnostische toets hebben gemaakt is een onvoldoende (lager dan een 5). Vraag 1 Vraag 2 a Vraag 2 b Vraag 2 c Vraag 2 d Vraag 3 a Vraag 3 b Vraag 3 c Vraag 3 d Vraag 4 a Vraag 4 b Vraag 4 c Vraag 5 tussen 0 – 2 goed Vraag 5 tussen 2 – 4 goed Vraag 5 tussen 4 – 8 goed Vraag 5 alles goed Vraag 6 a Vraag 6 b Vraag 7 Vraag 8 (1) Vraag 8 (2) Vraag 8 (3) Vraag 8 (4) Vraag 8 (5) Vraag 8 (6) Vraag 9 Vraag 10 a Vraag 10 b Vraag 10 c Vraag 10 d Vraag 10 e
Resultaten percentage goed 55% 64% 72% 9,1% 0% 100% 100% 90,9% 18,2% 100% 90,9% 45,5% 54,5% 27,3% 18,2% ‐ 36,4% 35,4% 20% 72,7% 27,3% 27,3% 54,5% 100% 27,3% 0% 100% 81,8% 27,3% 36,4% 54,5%
Resultaten percentage fout 45% 36% 27% 90,9% 100% 0% 0% 9,1% 81,8% 0% 9,1% 54,5% 45,5% 72,7 81,8% ‐ 63,6% 63,6% 80% 27,3% 72,7% 72,7% 45,5% 0% 72,7% 100% 0% 18,2% 72,7% 63,6% 45,5%
De diagnostische toets en de uitslagen vindt u in de bijlage. De volgende punten vielen me op bij het nakijken van diagnostische toets in de oriëntatiefase: ‐
‐
Leerlingen weten niet hoe ze procenten moeten uitrekenen. Dit viel me ook al op in mijn eerste lessen economie aan deze VM2 klas. De vraag over het berekenen van de nieuwe prijs hadden slechts vier van de elf leerlingen goed. Dit is ook een vraag waar je procenten moet gebruiken en de leerlingen laten hier ook zien dat ze het niet goed beheersen; Leerlingen weten hoe ze een prijsverandering moeten berekenen maar deze uitdrukken in percentage lukte maar één leerlingen; 17
‐ ‐
‐ ‐
Leerlingen weten/kunnen niet werken met een verhoudingstabel, dit terwijl het al word uitgelegd in leerjaar 2, zowel bij wiskunde als bij algemene economie; Leerlingen uit klas VM2 zijn niet goed in afronden. Het leren van het afronden van getallen wordt al op de basisschool geleerd en als je de richting handel & administratie heb gekozen heb je er bijna elke lesdag mee te maken. Bij deze vraag hadden slechts drie leerlingen van de 11 het goed gemaakt; Leerlingen vinden breuken lastig; Leerlingen uit klas VM2 weten niet wanneer ze welke berekening moeten gebruiken. Dit is terug te zien bij vraag 9. Deze gaat over het berekenen van je minimumsaldo, iedereen had dit fout omdat ze niet de juiste berekening hadden gebruikt.
Wat heel sterk naar voren komt is dat leerlingen uit VM2 klas de basisvaardigheden van rekenen en algemene economie niet goed beheersen. Wanneer gebruik je nou een komma en een punt? Leerlingen uit klas VM2 vinden dit moeilijk en dit is te zien in de hele toets. 6.1.2 Groepsgesprekken Als tweede methode om antwoord op deelvraag 1 heb ik er voor gekozen om gebruik te maken van een groepsgesprekken met leerlingen van klas VM4 om antwoord te krijgen op deelvraag 1. Nadat de leerlingen de diagnostische toet hadden gemaakt heb ik de resultaten met ze doorgenomen en verder gevraagd wat ze moeilijk/lastig vinden. Wat sterk naar voren kwam was dat bijna alle leerlingen niet meer weten hoe ze procenten moeten uitrekenen. Van de groepsgesprekken heb ik een overzicht gemaakt waar leerlingen aangeven waar ze sterk/ zwak in zijn. 18
Groepsgesprek overzicht VM4: Onderdeel Procenten Economische begrippen Tijdsbalk tekenen en lezen Met een verhoudingstabel werken Stijging of daling in percentage uitdrukken Winst uitrekenen Schatten Verandering uitdrukking in percentage Afronden Eenvoudig optellen en aftrekken Breuken Berekening per maand uitrekenen Wanneer plaats je een komma Wanneer plaats je een punt
Sterk
Zwak
1 lln 2 lln 1 lln 0 lln
10 lln 9 lln 10 lln 11 lln
4 lln
7 lln
8 lln 11 lln 4 lln
3 lln 0 lln 7 lln
5 lln 11 lln
6 lln 0 lln
2 lln 0 lln
8 lln 11 lln
10 lln 4 lln
1 lln 7 lln
6.1.3 Meervoudige intelligentie Als laatste methode om antwoord te krijgen op deelvraag1 heb ik de leerlingen uit klas VM4 een meervoudige intelligentie test laten maken. Ik heb op internet gezocht naar een digitale versie van een meervoudige intelligentie test en kom op de site intelligentietest.nl uit8. De leerlingen hebben allemaal deze test op 19 januari 2010 gemaakt en de uitkomt hebben ze uitgeprint en hebben we besproken in de klas. Bij de meeste leerlingen kwam het overeen en een aantal leerlingen gaven aan dat ze het niet herkenen. Hieronder ziet u een tabel met daarin per leerling wat hij/zij heeft gescoord per intelligentie. Om de score per intelligentie aan te geven maak ik gebruik van het volgende: L= LAAG M=MIDDEN H=HOOG 8
Garnerd, H 1983. Intelligentietest, Geraadpleegd 10 december 2010, http://www.intelligentietest.nl/meervoudige‐intelligentie‐volgens‐howard‐gartner.html
19
Meervoudige intelligentie test uitslag: Joel Khalil Shanice Stefanie Vijay Fadime Archil Guoxin Ridvan Alicia Sulaica L M M M L M L M L M L verbaal/linguïstische intelligentie M M L M L H H H H L L logisch/mathematisc he intelligentie M M M M M M H M L L M visueel/ruimtelijke intelligentie H M M L M H M L M L lichamelijke/kinesthe M tische intelligentie H L H M H M M L L M H muzikaal/ritmische intelligentie H H H M H H H H M H M interpersoonlijke intelligentie H M M M H H M M M M H intrapersoonlijke intelligentie L L L L L L L L L L L natuurgerichte intelligentie Samenvattend kan er over deelvraag 1 gezegd worden dat leerlingen uit klas VM2 op de volgende intelligentie laag scoren: natuur, verbaal/linguïstische en logisch/mathematisch. Vooral intelligentie natuurgericht scoren alle leerlingen uit klas VM2 laag. Gemiddeld scoren de leerlingen hoog op interpersoonlijk en intrapersoonlijk intelligentie. Dit zie ik ook terug in de lessen. 20
Vraag 2 Aan welke eisen moet de methode voldoen om te kunnen gebruiken in het VM2 project en zijn de onderzochte methodes geschikt voor VM2. Om antwoord te krijgen op vraag 2 ben ik op zoek gegaan naar de eindtermen betreffend economie en rekenen voor de volgende opleidingen: VMBO handel en administratie9 MBO administratief medewerker10 MBO detailhandel11 Deze eindtermen vindt u terug in de bijlage. 6.2.1 Eindtermen Naast deze eindtermen zijn er ook eisen van het VM2 team op gebied waar de methode aan moet voldoen. Tijdens een gesprek met mv. E. Moens projectleider van VM2 en dhr. C. Clement docent economie VM2, hebben ze aangegeven dat de volgende eisen in de methode moet zitten: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Er zit net zoveel rekenen in als voor kaderleerlingen Er zit veel herhaling in Grondbeginselen worden uitgebreid uitgelegd Waar rekenen binnen de context van het onderwerp geleerd wordt Leidt tot de eisen van het Raamwerk Rekenen
Nu ik heb onderzocht wat de eindtermen zijn van de opleidingen en ik ook nu weet wat de eisen zijn van het VM2 team kan ik nu verder gaan met het zoeken naar de juiste methode. 6.2.2 Economie methodes onderzoeken Ik heb de bibliotheek van Hogeschool van Amsterdam bezocht en heb een aantal methodes onderzocht om te zien of ze aan de eisen voldoen. Daarnaast heb ik zowel op mijn stageschool als op het internet gezocht naar een passend methode. Dit heeft ertoe geleid dat ik een aantal methodes verder moet onderzoeken aan de hand van de eindtermen. Ik heb per methode een korte analyse gemaakt om te controleren of de methode voldoet. Daarnaast heb ik ook gebruik gemaakt van sterren om aan te geven in hoever de methode geschikt is voor het 9
Examenprogramma, 2010, Examenblad. Geraadpleegd 15 december 2010, http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57gltp77x8/vg76j9p20kqi 10 MBO programma, 2010, Kwalificatiedossier. Geraadpleegd 15 december 2010, http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Kwalificatiedossiers/ 11 MBO programma, 2010, Kwalificatiedossier. Geraadpleegd 15 december 2010, http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Kwalificatiedossiers
21
VM2 project. De sterren geven dus aan hoe geschikt ze zijn, dit varieert tussen de 1 en 5 sterren, waarbij 5 sterren zeer goed te gebruiken is en 1 ster niet te gebruiken is voor het VM2 project. Methode onderzoek
EISEN
Percent
Pincode
Effect
Praktische economie
er zit net zoveel rekenen als bij kader
Apart boek voor het Er is een apart boek Apart boek voor basis niveau. Zit voor basis het basis niveau. geen rekenen in op leerlingen. Er zit Zit geen rekenen in niveau van kader. geen verdieping op niveau van rekenen op kader kader niveau
veel herhaling grondbeginselen worden uitgebreid uitgelegd
Ja Bestaat uit een tekstboek en werkboek. In de tekstboek worden de onderwerpen duidelijk uitgelegd. Veel aandacht besteed aan rekenen. En past ook in de context van het onderwerp.
Nee Bestaat uit een tekstboek en werkboek. In de tekstboek worden de onderwerpen duidelijk uitgelegd. Niet veel rekenen maar wel in de context van het onderwerp.
Nee Bestaat uit 1 boek. De onderwerpen worden goed uitgelegd
Ja
Nee
Nee
Er zit veel rekenen in. Zij hebben ook een apart boek voor basis leerlingen. Maar kan worden uitgebreid tot de extra die in de boek zitten Ja Bestaat uit een tekstboek en werkboek. In de tekstboek worden de onderwerpen duidelijk uitgelegd. Veel aandacht voor rekenvaardigheid, oefenen, toepassen en herhalen binnen de context. Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
rekenen binnen de context van het onderwerp
leidt tot eisen raamwerk rekenen Eindtermen MBO opleiding Eindtermen VMBO Waardering
Niet veel rekenen maar wel binnen de context.
Samenvattend kan er over deelvraag 2 gezegd worden aan welke eisen de methode moet voldoen om deze te gebruiken in het VM2 project. Van alle methodes die ik heb gevonden heb ik er uiteindelijk vier gekozen die dicht bij het project staan. Van deze vier methodes heb ik een analyse gemaakt aan de hand van de eerder gestelde eisen. Daar kwam de methode Praktisch economie het 22
beste uit. Praktische economie bovenbouw sluit aan bij de belevingswereld van leerlingen. Met levendige teksten, gebaseerd op praktijksituaties die ze zullen herkennen. Aansluiting bij de belevingswereld van de leerlingen wordt vergroot door de anekdotische vertelwijze en verhalende tekstbenadering. Foto’s, tekstbronnen en tabellen verlevendigen de aangeboden leerstof nog meer. De methode is bedoeld voor VMBO BL bovenbouw en bestaat uit een werkboek en een handboek. Vraag 3 Wat moet er gebeuren om de meest geschikte methode aan te sluiten aan de eerder gestelde eisen? Praktische Economie activeert leerlingen op verschillende manieren. In de handboeken zien ze dat aan de praktische behandelwijze van de onderwerpen en de vele ‘leren denken’‐opdrachten. In het werkboek komt de activerende didactiek tot uitdrukking in afwisselende, prikkelende opdrachten die telkens anders geformuleerd worden. Praktische economie bestaat uit: Module 1 Consumeren 1 Module 2 Consumeren 2 Module 3 Productie en arbeid Module 4 Wereldhandel Module 5 Overheid In de bijlage vindt u een overzicht welke modules er worden behandeld in jaar 4 van het VM2 traject. 6.3.1 Wat zit niet in de methode Deze methode sluit niet helemaal aan bij de eisen. Met deelvraag 3 wil ik onderzoeken wat er moet gebeuren om deze methode helemaal aan te sluiten op de gestelde eisen. Uit de analyse is gebleken dat de methode niet voldoen aan het volgende: Eindtermen betreft economie richting MBO administratief medewerker en detailhandel Rekenen binnen de gekozen opleiding Wat de methode Praktische economie niet heeft zijn opdrachten die specifiek voor de richting administratief medewerker en detailhandel gaan daarnaast moeten deze opdrachten bestaan uit een deel rekenen. Als deze opdrachten erbij gevoegd kunnen worden zou dat betekenen dat de methode helemaal voldoet aan de eerder gestelde eisen en kan het gebruik worden in het VM2 project. Samenvattend kan er over deelvraag 3 gezegd worden wat er moet gebeuren om de meest geschikte methode aan te sluiten op de eerder gestelde eisen? Er moeten rekenopdrachten worden gemaakt specifiek voor de richting administratief medewerker en detailhandel met rekenen. Dit kan verwerkt worden in een syllabus die docenten kunnen gebruiken tijdens de lessen economie aan VM2. 23
Deelvraag 4: Lost het ontwerp wat ik gemaakt heb daadwerkelijk de problemen van deze leerlingen op? 6.4.1 Diagnostische toets eind
Resultaten toets begin Resultaten toets eind N=11 N=10 Percentage goed Percentage fout Percentage goed Percentage fout Vraag 1 55% 45% 100% ‐ Vraag 2 a 64% 36% 100% ‐ Vraag 2 b 72% 27% 100% ‐ Vraag 2 c 9,1% 90,9% 80% 20% Vraag 2 d 0% 100% 80% 20% Vraag 3 a 100% ‐ 100% ‐ Vraag 3 b 100% ‐ 100% ‐ Vraag 3 c 90,9% 9,1% 100% ‐ Vraag 3 d 18,2% 81,8% 100% ‐ Vraag 4 a 100% ‐ 100% ‐ Vraag 4 b 90,9% 9,1% 100% ‐ Vraag 4 c 45,5% 54,5% 100% ‐ Vraag 5 tussen 0 – 54,5% ‐ ‐ ‐ 2 goed Vraag 5 tussen 2 – 27,3% ‐ ‐ ‐ 4 goed Vraag 5 tussen 4 – 18,2% ‐ 20% ‐ 8 goed Vraag 5 alles goed ‐ ‐ 80% ‐ Vraag 6 a 36,4% 63,6% 100% ‐ Vraag 6 b 35,4% 63,6% 100% ‐ Vraag 7 20% 80% 100% ‐ Vraag 8 (1) 72,7% 27,3% 100% ‐ Vraag 8 (2) 27,3% 72,7% 80% 20% Vraag 8 (3) 27,3% 72,7% 100% ‐ Vraag 8 (4) 54,5% 45,5% 80% 20% Vraag 8 (5) 100% ‐ 100% ‐ Vraag 8 (6) 27,3% 72,7% 60% 40% Vraag 9 0% 100% 90% 10% Vraag 10 a 100% ‐ 100% ‐ Vraag 10 b 81,8% 18,2% 90% 10% Vraag 10 c 27,3% 72,7% 100% ‐ Vraag 10 d 36,4% 63,6% 90% 10% Vraag 10 e 54,5% 45,5% 80% 20% De resultaten van de diagnostische toets op het eind zijn zeer goed ten opzichte van de resultaten van de diagnostische toets in de oriëntatiefase. Ik heb gekozen om precies dezelfde toets te geven aan de leerlingen zodat ik het goed kon vergelijken. Tijdens het maken van de diagnostische toets in 24
de oriëntatiefase waren er 11 leerlingen. Tussentijd is er 1 leerlingen van het project VM2 uitgevallen, deze leerling is verhuisd naar Den Haag. Je ziet duidelijk dat toets 2 veel beter is gemaakt dan de eerste keer. De volgende punten vielen me op bij het nakijken van diagnostische toets: ‐
‐ ‐
Leerlingen hebben de vragen over procenten goed gemaakt. Iedereen heeft de vragen met procenten 100% gescoord, terwijl bij toets 1 er maar 30% van de leerlingen dit goed hadden gemaakt; Leerlingen laten in toets 2 zien dat 100% van de klas prijsverschillen in percentage kunnen berekenen, bij toets 1 had niemand dit goed; Leerlingen laten zien bij het onderwerp afronden dat ze 80% goed scoort, voorheen was dit 20%. Ik concludeer hieruit dat 80% van de leerlingen goed kan afronden; Leerlingen uit klas VM2 scoren 90% goed met rekenen d.m.v. een verhoudingstabel; Leerlingen kunnen nu meer breuken sommen oplossen dan voorheen; Leerlingen kunnen nu de juiste formule toepassen bij een berekening.
‐ ‐ ‐ De resultaten van diagnostische toets 2 zijn veel beter dan toets 1, dit komt door verschillende factoren. Er word nu gebruik gemaakt door leerlingen van het VM2 project de nieuwe economie methode ‘Praktische Economie’, werken leerlingen nu met de extra opdrachten in de syllabus, de leerlingen krijgen nu meer ondersteuning bij rekenopdrachten, diagnostische toets 1 en toets 2 zijn exact hetzelfde en de docent geeft gerichter les want de docent weet op welke punten de VM2 groep niet goed scoort. 6.4.2 Interviews
Uit de interviews met de leerlingen is gebleken dat meer dan de helft aangeeft dat ze de nieuwe methode Praktisch Economie de stof makkelijker kunnen begrijpen in vergelijking met de oude methode. Uit de interviews met de leerlingen bleek ook dat zij er heel positief over de syllabus waren. Zij zagen dat de opdrachten in de syllabus aansluiten op hun gekozen opleiding en dat er zowel economie als rekenen in voorkomt. Alle leerlingen die ik gesproken heb geven aan dat de oude methode ‘Pincode’, moeilijk word uitgelegd. Meer dan de helft van de leerlingen vindt de planning die voor in het hoofdstuk staat prettig en handig om in te vullen en om er mee te werken. Ze worden er door uitgedaagd om zelf te plannen en zelf te bepalen wanneer ze iets af hebben. Een aantal leerlingen vind dit minder leuk omdat het meer werk van ze word gevraagd en ze willen niet werken met een planning want ze voelen zich dan gebonden aan een planning. Bijna alle leerlingen geven aan dat ze genoeg tijd hebben gehad om de opdrachten te maken. Eén leerling gaf aan dat hij te weinig tijd had om de opdrachten te maken. Wat uit de interviews heel duidelijk naar voren kwam, is dat alle leerlingen de opdrachten uit de syllabus duidelijk en leuk vinden. Een aantal leerlingen noemde het zelfs verfrissend om niet altijd uit het boek werken maar een keer iets anders wat ook leuk is. Meer dan de helft van de leerlingen geeft aan dat de opdrachten uit de syllabus te begrijpen zonder uitleg van de docent. Er zijn vier leerlingen die aangeven die extra uitleg willen bij het maken van de syllabus.
25
6.4.2 Groepsgesprekken Tijdens de lessen economie heb ik een aantal keer groepsgesprekken gevoerd met de leerlingen om over de opdrachten te praten uit de syllabus en de nieuwe methode. Wat sterk naar voren kwam tijdens de groepsgesprekken, is dat leerlingen de nieuwe methode en de syllabus ‘leuk’ vinden omdat het voor hun is uitgekozen. Bijna alle leerlingen vinden het goed dat er speciaal voor hun een programma voor hen is ontwikkeld is. Twee leerlingen vinden dit ‘ok’, ze geven aan dat er voor hun geen speciaal programma moest komen. Vrijwel alle leerlingen vinden de opdrachten uit de syllabus goed om te maken omdat ze de kennis wat ze vanuit stage leren ook in de opdrachten kwijt kunnen. Verbeterpunten Toch waren er ook een paar onduidelijkheden in de opdrachten van de syllabus:
Een aantal leerlingen had moeite met het maken van een begroting in Excel. In een opdracht moeten ze een containerwoning inrichten met een aantal mogelijkheden om aan geld te komen. Ze moeten een begroting maken in Excel, sommige leerlingen zijn hier goed in. Maar er zijn ook een aantal leerlingen die dit nog niet goed beheersen. Zij weten dan ook niet goed hoe Excel werkt, sommige van hen die maken gebruik van een rekenmachine als ze in Excel werken. En dit terwijl Excel een grote rekenmachine is. In het programma van VM2 krijgen leerlingen nog een module Microsoft Office en daar zit ook Excel in. Het beste zou zijn dat de leerlingen deze opdracht pas maken nadat ze de module Excel hebben gehad. Nu heb ik het eerder gegeven maar de volgende keer moet dit dus na de module Excel plaats vinden De opdracht: ‘onderzoek werkloosheid jongeren’ vinden de leerlingen moeilijk. Dit omdat het een grote onderzoek is en waar ze afhankelijk zijn van de persoon met wie ze moeten samenwerken. Als je buddy ziek is of er gewoon niet op school is kan de andere persoon niet verder werken. Naast dat ze bij de opdracht veel moeten onderzoeken vonden ze het ook moeilijk. Dit moet ik dus anders aanpakken. Ik zal de opdracht iets makkelijk maken en minder groot. Daarnaast zal ik de opdracht zo maken als een van de duo er niet is de ander alsnog door kan werken.
6.4.3 Observatie Uit mijn observatie is gebleken dat bijna alle leerlingen de opdrachten uit de syllabus prettig vinden om mee te werken. Een aantal leerlingen gaven aan dat ze meer opdrachten zouden willen maken. Meer dan de helft vind de opdrachten waar rekenen extra uitgelegd word prettig. Ook vinden ze de bijlage met formules in de syllabus handig. Het is voor hen nu duidelijk wanneer je welke formule moet gebruiken. Een aantal leerlingen vind de extra opdrachten en de formules in de syllabus onnodig. Ze geven aan dat ze al genoeg rekenen krijgen bij wiskunde. Bijna alle leerlingen proberen elke week te werken aan de opdrachten in de syllabus. Dit proberen ze zo te plannen in hun planning. Ik heb gemerkt dat de leerlingen tijdens de economie lessen veel minder vragen stellen. Normaal vragen de leerlingen uit klas VM2 om de haverklap, bij elke opdracht van ‘juf, wat moet ik hier doen?’ Ik als docent heb nu meer tijd om leerlingen te helpen met verdiepen van hun antwoord en daarvoor had ik geen tijd omdat ze iedere keer met vragen naar me toe komen die ze zelf al weten. 26
Tijdens mijn observatie heb ik gemerkt dat de opdrachten die stapsgewijs worden uitgelegd in de syllabus beter worden begrepen door de leerlingen. Dit betekent echter dat ik twee opdrachten uit de syllabus moet aanpassen en die ook stapsgewijs moet maken. Samenvattend kan er over deelvraag 4 gezegd worden dat de problemen die de leerlingen aan het begin van het schooljaar hadden grotendeels is opgelost doormiddel van de nieuwe methode en de extra opdrachten in de syllabus. Dit blijkt uit de interviews en groepsgesprekken die ik met de leerlingen heb gehad. Daarnaast is dit ook te zijn aan de cijfers die de leerlingen van klas VM4 op dit moment halen. Er zijn twee verbeterpunten die moeten worden opgenomen in de syllabus.
27
7. Samenvatting en conclusie
Samenvatting Mijn onderzoek gaat over het maken/aanpassen van een methode Economie in het VM2 traject. Mijn onderzoeksvraag is dan ook; kan een bestaande methode Economie op zodanige wijze aangepast worden dat deze de problemen die leerlingen uit het VM2 traject tegenkomen oplost op het gebied van economische kennis en rekenvaardigheden? Daarbij heb ik rekening gehouden met een aantal factoren die een rol spelen, namelijk dat het hier gaat om een montessorischool en het feit dat leerlingen uit het VM2 traject aan het einde van hun opleiding niveau 2F Rekenen moeten hebben. Uit de karakteristieken van het voortgezet montessorionderwijs heb ik er twee gekozen; namelijk sociaal leren en samenhang in leerstof. In mijn vooronderzoek heb ik gekeken welke problemen leerlingen tegenkomen d.m.v. groepsgesprekken en een diagnostische toets. Daarnaast heb ik de leerlingen uit klas VM2 een meervoudige intelligentie test gemaakt zodat ik weet wat hun leerstijl is. Vervolgens heb ik een methode gekozen die hieraan zo goed mogelijk tegemoet kwam. Dit bleek de methode Praktische Economie te zijn. Bij deze methode heb ik praktisch materiaal gemaakt wat aansloot bij hun richting binnen het VM2 traject en uitgeprobeerd. Leerlingen waren van mening dat de nieuwe methode beter bij ze aansluit dat de vorige. Wel moet ik nog enkele zaken bijstellen, in de nieuwe methode ‘Praktisch Economie’ zit geen opdracht waarbij de student kan rekenen binnen gekozen opleiding in VM2. De methode voldoet ook niet helemaal aan de eindtermen betreft economie richting MBO administratief medewerker en Detailhandel. Dit heb ik aangevuld d.m.v. een syllabus waarbij deze punten wel in voor komen.
28
Conclusie Op mijn hoofdvraag; kan een bestaande methode Economie op zodanige wijze aangepast worden dat deze de problemen die leerlingen uit het VM2 traject tegenkomen oplost op het gebied van economische kennis en rekenvaardigheden? Kan ik antwoorden met een ja. Ik heb een bestaande methode gevonden die dicht bij het project VM2 staat. Om e.e.a. helemaal conform te maken met de eisen van VM2 traject en het VM2 team moesten er echter nog aanvullende opdrachten gemaakt worden. Dit heb ik gedaan in de vorm van een syllabus met extra opdrachten. Deze syllabus heb ik gemaakt en vervolgens uitgeprobeerd en bijgesteld. De syllabus bestaat uit extra uitleg wat betreft rekenen op punten die de leerlingen hebben aangegeven wat ze nog moeilijk vinden of nog niet goed beheersen. In de syllabus zitten vier praktische opdrachten, deze opdrachten bevatten eisen die niet terug komen in de nieuwe methode voor het vak economie. Tevens zijn de vier praktische opdrachten gelinkt aan de modules die de nieuwe methode ‘Praktische economie’ behandelen. Als bijlage in de syllabus heb ik een rijtje met bekende formules bijgevoegd die de leerlingen nodig hebben gedurende het schooljaar. Aan het einde van dit jaar en dit ontwerponderzoek is het volgende te constateren: ‐ Leerlingen uit de VM2 klas staan momenteel allemaal op een voldoende voor economie; ‐ De syllabus en de nieuwe methode ‘Praktische economie’ zijn geschikte methodes om te gebruiken in het VM2 traject; ‐ In de VM2 klas heerst een positieve houding ten opzichte van de nieuwe methode en syllabus; ‐ De nieuwe methode ‘Praktische economie’ en de syllabus voldoen redelijk aan alle eisen.
29
Een kritische blik Ik vond het erg leuk om dit onderzoek te doen. Dit mede door dat het VM2 traject helemaal nieuw voor me was. En omdat ik ook zelf economie lessen geef aan de VM2 groep. Ik zit er dus midden in en dat maakt het onderzoeken interessanter. Doordat ik onderzoek heb gedaan ben ik niet alleen meer te weten gekomen over VM2 maar ben ik nog veel meer te weten gekomen, o.a. dat er heel wat bij komt kijken als je een methode wilt kiezen voor een nieuwe groep. Ik heb genoeg tijd gehad voor mijn onderzoek. Zo was het in het beginfase dat ik de woensdagochtend aan me onderzoek kon wijden. Ik moest geen les geven en kon zo werken aan mijn onderzoek. Dit vond ik prettig maar soms ook minder. Ik had zo nu en dan momenten waarin ik niet verder kon werken of wilde werken. Ik heb alles kunnen doen wat ik gepland had, ik had dan ook genoeg tijd. Ik vond de interviews en groepsgesprekken met de leerlingen het leuks om te doen. De leerlingen zijn dan veel opener en durven eerder te zeggen wat ze niet begrijpen of moeilijk vinden. Het Montessori College Oost is een academische opleidingsschool, ik heb dan ook goed en genoeg begeleiding gehad met het onderzoek. Daarnaast heb ik begeleiding gehad van het HvA. Ik ben te vrede met mijn onderzoek maar zou wel de volgende keer andere scholen willen bezoeken die ook aan het zelfde project mee doen. Ik wil dan bekijken hoe zij dat aanpakken en wat voor methodes zij gebruiken. Want waarom zou je het wiel opnieuw willen uitvinden. Ik heb gedurende mijn onderzoek, de onderzoekvragen wel drie keer veranderd. De reden waarom ik het heb veranderd was omdat ik iedere keer het gevoel had dat het onderzoek niet klopte met mijn hoofdvraag. Als ik terugkijk op de onderzoekmethode ben ik gedeeltelijk tevreden. Ik heb zelf gekozen om verschillende vormen van onderzoeksmethode te gebruiken om zo betere resultaten te krijgen. Maar ik heb gemerkt dat dit niet erg efficiënt is. Ik zal de volgende keer niet zoveel verschillende onderzoeksvormen gebruiken per deelvraag. Verder ben ik voor het algemeen tevreden hoe ik mijn onderzoek heb verricht. Mijn doel voor dit onderzoek was het vinden van een geschikte methode die gebruikt kan worden in het project VM2. Ik heb een methode gevonden die aan de meeste eisen voldoet van het VM2 traject en doormiddel van de syllabus is het nu helemaal geschikt voor het VM2 traject. Heb ik mijn doel behaald? Daar kan ik met zekerheid ja op zeggen.
30
Aanbevelingen Aantal aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek:
Uit mijn onderzoek blijkt dat de methode ‘Praktische Economie’, het meest aan de eisen voldoet van het VM2 traject en VM2 team. Mijn aanbeveling is dan ook om deze nieuwe methode te gebruiken in het VM2 traject voor de lessen algemene economie; De syllabus economie dient als ondersteuning bij de nieuwe methode ‘Praktische Economie’ gebruik te worden; De opdrachten in de syllabus moeten iedere schooljaar bekeken worden door docent algemeen economie en deze eventueel aangepast; Iedere nieuwe groep van het VM2 traject moet een meervoudige intelligentie test maken en deze moet worden besproken met de leerlingen; De school zou moeten kijken wat de programma voor economie in het VM2 traject voor algemene economie moet worden. Er moet worden besproken wat we in leerjaar 5 moet worden behandelt betreft economie en welke methode we daar het best bij kunnen gebruiken; De leerlingen moeten goed uitleg worden gegeven omtrent het werken met de syllabus; De leerlingen moeten goed uitleg worden gegeven omtrent het gebruiken van de nieuwe methode ‘Praktische Economie’; Nieuwe praktische opdrachten die gemaakt worden voor in de syllabus moeten aansluiten, aan de opleidingen die het VM2 traject bied op het MCO; De praktische opdrachten zijn gelinkt aan de modules, zorg ervoor dat de leerlingen aan de juiste PO werken; De cijfers van economie moeten in leerjaar 3 voldoende zijn, mocht dit niet zo zijn dan moeten de leerlingen een diagnostische toets economie maken.
31
8. Nawoord Het doen van onderzoek heeft mij veel geleerd. Op de HvA heb ik al een paar keer eerder onderzoek gedaan maar daar was het niet zo groot als deze. En het voelde anders. Onderzoeken die je op school moet doen, zijn toch erg anders als de onderzoeken die je op stage/werk moet doen. Het is niet meer, dat alleen je docent het zal nakijken en een cijfer geeft, nu komt er zo veel meer bij kijken. Anderen verwachten iets van jou. Jij gaat onderzoek doen naar een aspect, dus dan ben jij ook gelijk de expert. En dat gevoel heb je niet op school als je daar onderzoek moet verrichten. Dit maakt het uitdagend maar ook ‘angstig’. Met angstig bedoel ik dat anderen iets van jouw verwachten en straks kan je het niet naleven. Ik had daar ook last van en zal dat denk altijd wel blijven houden. Het houd me scherp om beter me werk te doen. Ik vind het leuk om onderzoek te doen op een school. Ik wil niet voor niets docent worden, ik vind het erg leuk om met leerlingen te werken. En door midden van zo’n onderzoek leer je de leerlingen veel beter cognitief kennen. Dan gaat het niet alleen meer om een cijfer wat een leerling gehaald heeft voor een toets maar je praat met hem/haar over waar dat door komt. Tijdens mijn onderzoek heb ik hulp gekregen van mevrouw E. Moens, zij is onderzoekbegeleider en tevens projectbegeleider van het VM2 van Montessori College Oost. Zij heeft mij begeleid gedurende periode dat ik aan mijn onderzoek heb gewerkt. Mijn begeleider van de HvA is meneer J. Steins. Beiden heel erg bedankt voor jullie hulp.
32
9.Literatuur Boeken ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Van den Berg, J 2005, Rekenwijzer. Utrecht/Zutphen. Uitgeverij ThiemeMeulenhoff. Marzano, R 2008, Leren in vijf dimensies. Assen. Uitgeverij Van Gorcum. Harinck, F 2006, Basisprincipes praktijkonderzoek. Apeldoorn. Uitgeverij Garant. Hajer, M 2008, Handboek TaalerichtVakonderwijs. Amsterdam. Uitgeverij Couthino Ebbens, S 2009, Actief leren. Groningen. Uitgeverij Wolters Noordhoff Ebbens, S 2005, Effectief leren. Groningen. Uitgeverij Wolters Noordhoff Ebbens, S 2010, Samenwerkend lerend. Groningen. Uitgeverij Wolters Noordhoff Zuylen, J en Simons, R 1997, Leerproces. Amsterdam. Uitgeverij Couthino Ministerie van OCW 2009,Referentiekader taal en rekenen, Enschede. Uitgeverij Lulof Pincode, Oefenen rekenen bovenbouw, Uitgeverij Wolters Noordhoff Delta, Praktische Economie Tekstboek, Uitgeverij Malmberg Delta, Praktische Economie Werkboek, Uitgeverij Malmberg
Internet ‐
‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Michaël Rubinstein (red) 2010, Karakteristieken van scholen voor voortgezet Montessori‐ onderwijs. Geraadpleegd 6 mei 2010 http://www.montessori.nl/35/voortgezet‐ onderwijs.html Garnerd, H 1983. Intelligentietest, Geraadpleegd 10 december 2010, http://www.intelligentietest.nl/meervoudige‐intelligentie‐volgens‐howard‐gartner.html Leermiddelen VO 2010, leermiddelen VO visie op het leren. Geraadpleegd 20 januari 2011 http://www.leermiddelenvo.nl/page/visie_leren_en_onderwijzen Examenprogramma, 2010, Examenblad. Geraadpleegd 15 december 2010, http://www.examenblad.nl/9336000/1/j9vvhinitagymgn_m7mvh57gltp77x8/vg76j9p20kqi MBO programma, 2010, Kwalificatiedossier. Geraadpleegd 15 december 2010, http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Kwalificatiedossiers/ MBO programma, 2010, Kwalificatiedossier. Geraadpleegd 15 december 2010, http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Kwalificatiedossiers
33
Bijlage
Resultaat Diagnostische toets VM4 Vraag 1. Petra heeft €200 op haar spaarrekening staan. Van dat geld wil ze 25% besteden aan een mp3‐speler. Hoeveel euro wil Petra aan een mp3‐speler besteden?
Vraag 1
N=11
45% 55%
GOED FOUT
Conclusie: Vraag 1 is vrij simpel. Maar je moet echter wel weten hoe je procenten kunt uitrekenen. Er zijn in totaal 6 van de 11 leerlingen uit klas VM4 (de VM2 groep) die deze vraag goed hebben. En 5 leerlingen hebben deze vraag niet goed beantwoord. Dit baart mij wel zorgen omdat het een simpele vraag is en bijna de helft heeft dit fout. Wat dit betekent is dat leerlingen uit VM4 de basisrekenvaardigheden missen of niet goed beheersen. 34
Vraag 2 De prijs van en pakje sigaretten van €4,60 bestaat voor 45% uit accijns. Marieke wil wel eens weten hoeveel geld je per pakje aan accijns betaalt. a. Wat betekent accijns? b. Noem twee andere voorbeelden waar accijns op wordt geheven? c. Teken een balk van 100%. Vul de bekende gegevens in. Maak een schatting van het bedrag aan accijns dat je betaalt als je een pakje sigaretten koopt. d. Maak een verhoudingstabel en reken het accijnsbedrag precies uit.
Vraag 2
N=11 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 A 7 lln GOED
B 8 lln GOED
C 1 lln GOED
D 0 lln GOED
Conclusie: Vraag 2a luidt: wat betekent accijns? Hier hadden 7 van de 11 leerlingen goed beantwoord. Vraag 2b moeten leerlingen zelf voorbeelden opnoemen waar accijns wordt opgeheven dit viel ook mee 8 van de 11 hadden dit goed. Het verbaasde me zelf dat de leerlingen dit wisten. Vraag 2c moeten leerlingen een balk teken en schatten hoeveel accijns wordt geheven op een pakje sigaretten. Dit had op enkel één na iedereen fout. 5 leerlingen hebben deze vraag niet beantwoord. En de rest heeft een poging gedaan maar het was niet goed. Vraag 2d hebben 9 leerlingen niet gemaakt en 2 leerlingen hebben het fout. Ik heb de resultaten met de klas besproken en ook gevraagd waarom de meeste vraag 2c en d niet hebben gemaakt. Antwoord was dat ze niet begrepen wat ze moesten doen. Ze gaven aan nooit eerder te hebben gewerkt met een tijdsbalk of verhoudingstabel. 35
Vraag 3 Dit jaar zitten op het Nederstein College 1200 leerlingen. Vorig jaar waren dat nog 1040. a. Hoeveel leerlingen zitten nu op het Nederstein College? b. Hoeveel waren dat vorig jaar nog? c. Met hoeveel is het aantal gestegen? d. Bereken hoeveel de stijging in procenten is vergeleken met het oude aantal. N=11
Vraag 3
12 10 8 6 4 2 0 A 11 lln GOED
B 11 lln GOED
C 10 lln GOED
D 2 lln GOED
Conclusie: Je ziet goed bij deze vraag dat de leerlingen vraag 3 a t/m c goed kunnen maken. Dan moeten ze iets gaan uitrekenen in procenten en dan wordt het moeilijk. 2 van de 11 leerlingen hebben dit goed en de rest heeft dit fout. 9 leerlingen hebben vraag 3d fout, sommige leerlingen hebben berekeningen laten zien waar ik van denk ‘hoe kom je erop’. 36
Vraag 4 Een sportzaak koopt hardloopschoenen in voor €45 en verkoopt ze voor €120. a. Bereken de winst in euro’s en vergelijk die met de inkoopprijs. Wat valt je op? b. Maak een schatting van de winst in procenten van de inkoopprijs. c. Bereken de winst in procenten van de inkoopprijs.
Vraag 4
N=11 12 10 8 6 4 2 0 A 11 lln GOED
B 10 lln GOED
C 5 lln GOED
Conclusie: De leerlingen moesten bij vraag 4a de winst uitrekenen. Dit hadden alle leerlingen goed. Vraag 4b moesten de leerlingen een schatting maken van de percentage van de winst. 10 van de 11 leerlingen waren goed in de buurt met het schatten. 1 leerlingen heeft niks ingevuld. Winst uitrekenen en schatten kunnen deze leerlingen goed. Vraag 4c moesten de leerlingen de winst uitrekenen in percentage dit ging niet bij iedereen goed. Slechts 5 van de 11 hadden dit goed. 37
Vraag 5 Esther werkt in een supermarkt achter de kassa. Ze moet alle kassatotalen afronden op een veelvoud van vijf cent. Het afgelopen half uur heeft de kassa de volgende kassatotalen berekend. € 94,99 ‐ € 31,22 ‐ € 64,93 ‐ € 57,17 ‐ € 13,48 ‐ € 19,34 ‐ € 36,57 ‐ € 11,26 ‐ € 81,91 Rond deze kassatotalen af. N=11
Vraag 5
7 6 5 4 3 2 1 0 0 ‐ 2 (GOED)
2 ‐ 4 (GOED)
4 ‐ 8 (GOED)
Alles goed
Conclusie: Vraag 5 wordt gevraagd aan de leerlingen om af te ronden. Hierbij moeten ze afronden op een veelvoud van vijf cent. 4 leerlingen hebben 2 of minder goed, dat betekend dat ze de overige 7 kastotalen niet goed hebben af gerond. Tussen de 2 en de 4 hebben 4 leerlingen dit goed af gerond. 3 leerlingen hebben tussen de 4 en 8 goed afgerond. Het valt me eigenlijk tegen dat de leerlingen dit niet goed hebben gemaakt. De aantaal fouten is groter dan het aantal goed. Terwijl dit een vraag is wat je al op de basisschool leert. Dit vereist rekeninzicht van de leerlingen en ze laten hiermee zien dat ze dit nog niet goed beheersen. 38
Vraag 6 Als je werkt, verdien je geld . Stel; je verdiende eerst € 100,‐, nu verdien je € 110,‐ per maand. Je koopt van dat loon alleen cd’s. cd’s zijn 10 % procent duurder geworden. a. Hoeveel procent is je loon gestegen? b. Waarom kun je niet meer cd’s kopen?
Vraag 6
N=11 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 A (4 lln) GOED
B (4 lln) GOED
Conclusie:
Bij vraag 6a wordt gevraagd met hoeveel procent je loon is gestegen. 4 leerlingen van 11 hadden dit goed. De rest had dit fout en niet iedereen heeft deze vraag beantwoord omdat ze het niet konden uitrekenen. In vraag 6b moesten ze uitlegen waarom hij met de loonsverhoging niet meer cd’s kon kopen. De 4 leerlingen die vraag 6a goed hadden hebben dit ook goed gemaakt. De rest heeft iets opgeschreven wat niet klopt. 39
Vraag 7: Reken uit met behulp van een rekenmachine. 70 ‐ 28 + 41 ‐ 2 = 275 ‐ 46 + 97 – 1 = 593 – 68 =
318 + 498 = 987 + 399 – 97 = 182,78 + 791,99 ‐1,95 =
Vraag 7
N=11 12 10 8 6 4 2 0 0 ‐ 3 GOED
3 ‐ 6 GOED
Conclusie: Vraag 7 bestaat uit 6 optel‐ en aftreksommen. De leerlingen mochten gebruik maken van hun rekenmachine tijdens deze toets. Ondanks dat hebben ze het niet al te best gemaakt aangezien dit alleen optellen en aftrekken is. Wat me opgevallen is tijdens het nakijken is dat de leerlingen niet weten wanneer je nou een punt of een komma moet gebruiken. Daardoor hebben ze ook veel onnodige fouten gemaakt. 40
Vraag 8 Schrijf de leeftijden in jaren en maanden. (1) Omar 12 1/2 jaar
(2) Bas 15 2/3 jaar
(3) Karim 13 5/6
…………………………….
……………………………
………………………….
(4) Petra 9 1/6 jaar
(5) Abdel 16 7/12
(6) Olaf 11 1/3 jaar
…………………………..
……………………………
…………………………..
Vraag 8
N=11 12 10 8 6 4 2 0 1
2
3
4
5
6
Conclusie: Bij vraag 8 moesten leerlingen breuken uitschrijven in maanden. Slechts 3 leerlingen van de 11 heeft 3 of meer goed. Dit is ook zeer slecht gemaakt omdat dit basis rekenen van de basisschool is. Leerlingen moeten dit kunnen beheersen om veel complexer vragen m.b.t. tot economie te kunnen beantwoorden.
41
Vraag 9 Het minimumloon voor iemand van 23 jaar is € 7,30 per uur bij 36 uur per week. Bereken het minimumloon per maand. N=11
Vraag 9
0 lln GOED 11 lln FOUT
Conclusie: De leerlingen moesten bij deze vraag het minimum loon uitrekenen per maand. Wat de leerlingen hebben gedaan is € 7,60 x 36 x 4=. Zo reken je niet het minimum loon per maand uit maar je moet het vermenigvuldigen met het aantal weken in een jaar(52) en dan delen door 12. Dit heeft niemand gedaan en iedereen heeft het dus fout. 42
Vraag 10 Zet de komma op de juiste plaats: a. 4,6 + 1,525 = 6125 b. 23,8 + 3,152 = 26952 c. 3,465 + 2,7 = 6165 d. 30,950 + 4,07 = 3502 e. 15,85 + 7,091 = 22941
Vraag 10
N‐11 12 10 8 6 4 2 0 A
B
C
D
E
Conclusie: Bij vraag 10 moesten ze in de uitkomst van de optelling de komma juist plaatsen. In totaal hebben maar 3 leerlingen van de 11 3 tot 5 goed gemaakt. En de rest scoorde tussen de 0 en de 3. Dit is ook weer een bewijs dat de leerlingen niet weten wanneer je een komma plaats. En of je een komma of een punt moet plaatsen. 43
Uitslag Meervoudige Intelligentie test Klas: EVM4 Naam: Joel Baffour Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Khalil Bouyad Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Shanice Kappar Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie
Hoog
Hoog
Hoog
44
Klas: EVM4 Naam: Stefanie Gomez Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Vijay Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Fadime Kurnaz Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie
Hoog
Hoog
Hoog
45
Klas: EVM4 Naam: Sulaca Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Archil Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Guoxin Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie
Hoog
Hoog
Hoog
46
Klas: EVM4 Naam: Ridvan Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie Klas: EVM4 Naam: Alicia Zebade Laag Midden verbaal/linguïstische intelligentie logisch/mathematische intelligentie visueel/ruimtelijke intelligentie lichamelijke/kinesthetische intelligentie muzikaal/ritmische intelligentie interpersoonlijke intelligentie intrapersoonlijke intelligentie natuurgerichte intelligentie
Hoog
Hoog
47
Eindtermen van VMBO handel en administratie betreffend economie en rekenen Eindtermen VMBO Administratie Basis en Kader Bedrijfsrekenen De kandidaat kan (* = met behulp van geautomatiseerde systemen) 1. de samenhang tussen de begrippen met betrekking tot afschrijving op duurzame productiemiddelen omschrijven ‐ aanschafwaarde ‐ restwaarde ‐ technische en economische levensduur ‐ afschrijving per periode ‐ boekwaarde 2. afschrijvingsbedragen van de aanschafwaarde, afschrijvingsbedragen van de boekwaarde en de boekwaarde berekenen* ‐ per periode de afschrijving van de aanschafwaarde berekenen ‐ de jaarlijkse afschrijving met een vast percentage van de aanschafwaarde en met een vastpercentage van de boekwaarde berekenen ‐ de balanswaarde in verband met de afschrijving op duurzame productiemiddelen berekenen 3. het systeem van heffing omzetbelasting volgens de methode van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) omschrijven ‐ de samenhang tussen de begrippen: toegevoegde waarde, te ontvangen BTW, te betalen BTW, af te dragen BTW, Btw‐tarieven 4. de heffing omzetbelasting volgens de methode van de belasting over de toegevoegde waarde berekenen* ‐ over geleverde goederen en diensten ‐ over ontvangen goederen en diensten ‐ herberekenen van de BTW van een bedrag inclusief BTW bron: www.cfi.nl
Eindtermen MBO administratief medewerker betreffend bedrijfseconomie en rekenen: Bedrijfseconomie: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Gegevens invoeren in een geautomatiseerd systeem (getallenkennis); Debiteuren administratie invoeren; Boekhoudkundig verwerken van debiteuren administratie; Crediteuren administratie invoeren; Boekhoudkundig verwerken van crediteuren administratie; Boekhoudkundig verwerkingen giraal betalingsverkeer. Bron: www.slo.n l
48
Wat zijn de eindtermen MBO detailhandel en administratief medewerker op gebied van rekenen: Eisen Raamwerk Rekenen: Niveau 2
De eisen die het Raamwerk rekenen stellen aan mbo2 leerlingen: ‐ ‐
X1 getallen, ruimte en vorm, gegevensverwerking en verbanden X2 getallen en Gegevensverwerking Bron: www.raamwerkrekenen.nl
49
X1 Getallen hoeveelheden en maten
Is in bekende situaties in staat passende getallen, aantallen, hoeveelheden en maten te gebruiken, te vergelijken en te begrijpen. (Getallen) Rekent in bekende situaties met eenvoudige getallen en hoeveelheden met gebruikmaking van kennis van basisbewerkingen, kan dit schattend, uit het hoofd, op papier, of met de rekenmachine. (Getallen) Kan maten, in de veelvoorkomende maateenheden, aflezen op relevante meetinstrumenten (klok, weegschaal, liniaal, beroepsspecifieke instrumenten) en uit eenvoudige teksten en tabellen (verpakkingen, gebruiksaanwijzingen, recepten). ( Meten/meetkunde ) Kan in bekende situaties rekenen met tijd en geld. (Getallen) kan aan de hand van relevante referentiematen en ‐hoeveelheden(lichaamslengte, aantal inwoners, voetbalveld, pak melk) andere maten en hoeveelheden schattend bepalen. (Getallen) Kan omgaan met negatieve getallen binnen een context (tekort, temperatuur, schuld) (Getallen) Leest en begrijpt de meest voorkomende notaties van eenvoudige decimale getallen (geld, maten), kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10), ‐percentages (100%,50%,25%,10%) en verhoudingen, in praktische situaties en kent de bijbehorende 'taal'. (Verhoudingen)
X1 Ruimte en vorming
Kan in bekende situaties (3D) plaatsbepalen en de weg vinden aan de hand van 2D representaties (plattegrond, situatietekening) en beschrijvingen waarin alledaagse meetkundige begrippen zijn gebruikt (links, rechts, loodrecht, halve draai, 3/4 rond, hoek, eenvoudige coördinaten). (Meten/meetkunde) Kent en begrijpt veelgebruikte meetkundige begrippen uit de alledaagse taal (rond, recht, vierkant, midden, loodrecht, horizontaal etc.) en kan situaties waarin deze begrippen gebruikt worden correct interpreteren. (Meten/meetkunde) Kan eenvoudige werk‐ en situatietekeningen lezen en gebruiken (aanzichten, monotekeningen, routes) ten behoeve van concrete eenduidige taken, gebruikt daarbij ruimtelijk inzicht. (Meten/meetkunde)
X1 Gegevensverwerking, onzekerheid
Leest basale getalsmatige informatie af uit eenvoudige relevante, schema’s en diagrammen (prijslijsten, dienstregelingen en –roosters, weerberichten, staafdiagram) en kan deze in concrete bekende situaties gebruiken. (Verbanden) Kan in eenvoudige geordende situaties nagaan hoeveel mogelijkheden er zijn. (Verbanden) Begrijpt begrippen als ‘gemiddelde’, ‘modaal’ en ‘uitschieters’ als ze gebruikt worden in de alledaagse betekenis in bekende relevante contexten. (Verbanden) Herkent dat in bepaalde situaties variatie en onzekerheid een rol spelen (weer, loterij, gezondheid…). (Verhoudingen)
50
X1 Verbanden, veranderingen, formules
Herkent en gebruikt eenvoudige patronen in (reeksen) getallen (huisnummers even‐oneven) en in tabellen in bekende situaties. (Verbanden) Herkent en gebruikt eenvoudige verbanden tussen grootheden binnen bekende situaties weergegeven in tekst, tabel, grafiek of in de vorm van een vuistregel (als de hoeveelheid toeneemt, dan neemt de prijs evenredig toe). (Verbanden) Kan uit een (globale) grafiek bij een concrete, vertrouwde situatie, opmaken of het verloop al dan niet regelmatig is en dit verloop in alledaagse termen beschrijven ('steeds sterkere groei'). (Verbanden) Kan uit een eenvoudige, bekende grafiek of tabel de voor een concrete taak benodigde waarden aflezen. (Verbanden)
X2 Getallen hoeveelheden en maten
Rekent in bekende, enigszins complexe situaties met hele getallen en met benoemde decimale getallen (lengte, geld) en kan bekende (eenvoudige) rekenprocedures toepassen, doet dit schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine. (Getallen) Rondt af op mooie getallen of hoeveelheden passend bij de situatie tbv het schatten van een uitkomst. (Getallen) Leest meetinstrumenten af, gebruikt daarbij het systeem van maateenheden, kan eenvoudig interpoleren en enkelvoudige berekeningen met maten uitvoeren. ( Meten/meetkunde ) Begrijpt en gebruikt de samenhang tussen eenvoudige stambreuken en percentages in bekende enigszins complexe situaties. (Verhoudingen) Voert in functionele situaties eenvoudige berekeningen uit met breuken, percentages en verhoudingen. (Verhoudingen) Kan binnen de situatie een resultaat controleren op juistheid (Getallen)
X2 Gegevensverwerking, onzekerheid
Leest numerieke informatie uit standaardformulieren, schema's en diagrammen af en gebruikt deze in bekende situaties, redeneert erover en kan eenvoudige conclusies trekken (Verbanden) Kan in een bekende situaties gegevens verzamelen (van 1 soort), ordenen en weergeven in een gegeven format (tabel, lijst, staafgrafiek,schema, rooster). Hoeft hiervoor geen of slechts eenvoudige bewerkingen op de gegevens uit te voeren. Verbanden) Kan eenvoudige informatie uit diverse bronnen (media, handboeken, gebruiksaanwijzingen, montagevoorschriften) binnen de situatie interpreteren en vergelijken. (Verbanden) Kan in bekende situaties eenvoudige kansen inschatten (kans op kruis bij tossen). (Verhoudingen) Kan gegevens uit een tabel aflezen en deze verwerken in een eenvoudige, deels gegeven grafiek en kan ook het omgekeerde. (Verbanden) 51
Resultaat Diagnostische toets 2 keer VM4 Vraag 1. Petra heeft €200 op haar spaarrekening staan. Van dat geld wil ze 25% besteden aan een mp3‐speler. Hoeveel euro wil Petra aan een mp3‐speler besteden? N=10
Vraag 1 0%
GOED FOUT
100%
Conclusie: Vraag 1 is een vrij simpele vraag alleen moet je wel weten hoe je procenten uit rekent. Alle leerlingen hebben deze vraag goed gemaakt.
52
Vraag 2 De prijs van en pakje sigaretten van €4,60 bestaat voor 45% uit accijns. Marieke wil wel eens weten hoeveel geld je per pakje aan accijns betaalt. e. Wat betekent accijns? f. Noem twee andere voorbeelden waar accijns op wordt geheven? g. Teken een balk van 100%. Vul de bekende gegevens in. Maak een schatting van het bedrag aan accijns dat je betaalt als je een pakje sigaretten koopt. h. Maak een verhoudingstabel en reken het accijnsbedrag precies uit.
Vraag 2
N=10 12 10 8
GOED
GOED
6
GOED
GOED
C
D
4 2 0 A
B
Conclusie: Op de vraag wat betekent accijns en geef twee voorbeelden, hebben alle leerlingen dit goed gedaan. Bij het maken van een tijdsbalk en rekenen met een verhoudingstabel hebben 8 van de 10 leerlingen dit goed gemaakt. 2 leerlingen hebben geen tijdsbalk getekend, en bij het uitrekenen van procenten met behulp van de verhoudingstabel ging het fout. 53
Vraag 3 Dit jaar zitten op het Nederstein College 1200 leerlingen. Vorig jaar waren dat nog 1040. e. Hoeveel leerlingen zitten nu op het Nederstein College? f. Hoeveel waren dat vorig jaar nog? g. Met hoeveel is het aantal gestegen? h. Bereken hoeveel de stijging in procenten is vergeleken met het oude aantal. N=10
Vraag 3
12 10 8
GOED
GOED
GOED
GOED
B
C
D
6 4 2 0 A
Conclusie: Alle leerlingen hebben heel vraag 3 goed. 54
Vraag 4 Een sportzaak koopt hardloopschoenen in voor €45 en verkoopt ze voor €120. d. Bereken de winst in euro’s en vergelijk die met de inkoopprijs. Wat valt je op? e. Maak een schatting van de winst in procenten van de inkoopprijs. f. Bereken de winst in procenten van de inkoopprijs.
Vraag 4
N=10 12 10 8
GOED
GOED
GOED
A
B
C
6 4 2 0
Conclusie: Alle leerlingen hebben heel vraag 4 goed.
55
Vraag 5 Esther werkt in een supermarkt achter de kassa. Ze moet alle kassatotalen afronden op een veelvoud van vijf cent. Het afgelopen half uur heeft de kassa de volgende kassatotalen berekend. € 94,99 ‐ € 31,22 ‐ € 64,93 ‐ € 57,17 ‐ € 13,48 ‐ € 19,34 ‐ € 36,57 ‐ € 11,26 ‐ € 81,91 Rond deze kassatotalen af. N=10
Vraag 5
12 10 8
GOED
GOED
6
GOED
GOED
4 ‐ 8
Alles goed
4 2 0 0 ‐ 2
2 ‐ 4
Conclusie: In vergelijking met toets 1 hebben leerlingen vraag 5 veel beter gemaakt. Er zijn 6 leerlingen die alles goed hebben. 56
Vraag 6 Als je werkt, verdien je geld . Stel; je verdiende eerst € 100,‐, nu verdien je € 110,‐ per maand. Je koopt van dat loon alleen cd’s. cd’s zijn 10 % procent duurder geworden. c. Hoeveel procent is je loon gestegen? d. Waarom kun je niet meer cd’s kopen?
Vraag 6
N=10 12 10 8
GOED
GOED
A
B
6 4 2 0
Conclusie:
Alle leerlingen hebben vraag 6 goed.
57
Vraag 7: Reken uit met behulp van een rekenmachine. 70 ‐ 28 + 41 ‐ 2 = 275 ‐ 46 + 97 – 1 = 593 – 68 =
318 + 498 = 987 + 399 – 97 = 182,78 + 791,99 ‐1,95 =
Vraag 7
N=10 12 10 8
GOED
GOED
0 ‐ 3
3 ‐ 6
6 4 2 0
Conclusie: Alle leerlingen hebben vraag 7 goed. 58
Vraag 8 Schrijf de leeftijden in jaren en maanden. (1) Omar 12 1/2 jaar
(2) Bas 15 2/3 jaar
(3) Karim 13 5/6
…………………………….
……………………………
………………………….
(4) Petra 9 1/6 jaar
(5) Abdel 16 7/12
(6) Olaf 11 1/3 jaar
…………………………..
……………………………
…………………………..
Vraag 8
N=10 12 10 8
GOED
GOED
GOED GOED
6
GOED GOED
4 2 0 1
2
3
4
5
6
Conclusie: Bij vraag 8 moesten leerlingen breuken uitschrijven in maanden. Een verbetering ten opzichte van toets 1. De laatste vraag Olaf hebben 6 leerlingen dit goed gemaakt. 59
Vraag 9 Het minimumloon voor iemand van 23 jaar is € 7,30 per uur bij 36 uur per week. Bereken het minimumloon per maand. N=10
Vraag 9
9 lln GOED 1 lln FOUT
Conclusie: Een grote verbetering. Bij toets 1 hadden alle leerlingen dit fout nu hebben 9 leerlingen het goed gemaakt en 1 heeft het niet goed gemaakt. 60
Vraag 10 Zet de komma op de juiste plaats: f. 4,6 + 1,525 = 6125 g. 23,8 + 3,152 = 26952 h. 3,465 + 2,7 = 6165 i. 30,950 + 4,07 = 3502 j. 15,85 + 7,091 = 22941
Vraag 10
N‐10 12 10 8 6 4 2 0 A
B
C
D
E
Conclusie: Bij vraag 10 moesten ze in de uitkomst van de optelling de komma juist plaatsen. Dit hebben de leerlingen goed gemaakt. 2 leerlingen hebben vraag B en D niet goed en bij vraag E, hebben 2 leerlingen dit fout.
61
Syllabus Economie
VM2 62
Inhoudsopgave Inleiding ........................................................................................................................................ 64 1.
Een getal berekenen met een percentage ................................................................................... 65
2.
Extra opdracht .............................................................................................................................. 67
3. PO woninginrichting .................................................................................................................... 69 4. PO: een scooter kopen .................................................................................................................. 71 5.
PO: Etalage opdracht .................................................................................................................... 74
6.
PO: Ontwikkelingslanden 1 .......................................................................................................... 75
7.
PO: Ontwikkelingslanden 2 .......................................................................................................... 76
8.
Beoordelingsformulier presentatie PO Ontwikkelingslanden en PO Etalage ............................ 77
Bijlage ............................................................................................................................................ 78
63
Inleiding Deze syllabus bevat:
Uitleg m.b.t. procenten Formules Extra opdrachten Po’s
De opdrachten en formules horen bij het vak economie ter ondersteuning van de methode Praktische Economie. Dit is een aanvulling op de opdachten die je moet maken in je werkboek. Je krijgt van je docent te horen wanneer je welke opdracht moet maken. De syllabus bevat ook extra uitleg m.b.t. procenten uitrekenen en in de bijlage vind je rijtjes met formules. Dit mag je raadplegen als het nodig is. De po’s zijn gelinkt aan de modules van de methode Praktische Economie, als je bezig bent een module dan maak je de po die daar bij hoort. BLAUW = MODULE 2 BRUIN = MODULE 3 ROZE = MODULE 4 PAARS = MODULE 5 64
1. Een getal berekenen met een percentage Uitleg 1. Petra heeft €200 op haar spaarrekening staan. Van dat geld wil ze 25% besteden aan een mp3‐speler. Hoeveel euro wil Petra aan een mp3‐speler besteden? Tip Het is belangrijk dat je eerst uit het verhaaltje de rekensom haalt. Schrijf de rekensom op. In dit geval : 25% van €200 = …… Als je met procenten rekent, maak je eerst een schatting van het antwoord. Voorbeeld Hoeveel is 6% van €140? Schat het antwoord. Vul de gegevens in op een balk van 100%. 100% = € 140. Deel je dat door 10, dan weet je: 10% = € 14. De helft daarvan, 5% = € 7. Dus 6% is iets meer, € 8 1% 6% 100% € … € 140 2. Voor een liter benzine betaal je € 1,35. Dat is niet alleen voor de brandstof. 57% van de prijs is namelijk accijns, een extra belasting. Schat het bedrag dat je aan accijns betaalt. Verhoudingstabel Met een verhoudingstabel kun je het antwoord precies berekenen. Schrijf op de ene regel de percentages, op de andere regel de bedragen. Om van 100% naar 57% te komen, deel je eerst door 100 en vermenigvuldig je daarna met 57.
: 100 100% € 1,35 : 100
% €
x 57 1% ….
57% € ….?.... x 57
Dezelfde bewerking pas je toe op € 1,35. Reken in één keer door, zonder het tussenantwoord te noteren. 57% van € 1,35 = € 1,35 : 100 x 57 = € 0,77 65
3. De prijs van een pakje sigaretten van € 4,60 bestaat voor 45% uit accijns. Marieke wil wel eens weten hoeveel geld je per pakje aan accijns betaalt. Formule Een getal berekenen met een percentage: Aantal (of bedrag) : 100 x percentage 4. Een kledingzaak geeft in de uitverkoop op alle aankopen 35% korting. Sean ziet een shirt hangen dat normaal € 49 kost. Reken met bovenstaande formule het bedrag uit dat Sean aan korting krijgt. Je kunt van een percentage ook een kommagetal maken. Formule Een getal bereken met een percentage: Kommagetal (percentage : 100) x aantal (of bedrag) Voorbeeld Bij de Macro staat een printer te koop voor € 65. Daar komt nog 19% btw bij. Maak van het percentage een kommagetal en reken het bedrag aan btw uit. 1% = 1/100 deel = 0,01. Dus 19% = 19/100 = 0,19 19% van € 65 = 0,19 x € 65 = € 12,35
Stappenplan berekenen met percentage Stap 1 ‐
Schrijf kort de rekensom op, bijvoorbeeld 62% van 185 = …
Stap 2 ‐
Maak een schatting: hoeveel zal het antwoord ongeveer zijn
Stap 3 ‐
Kies zelf of je het antwoord wilt uitrekenen met een verhoudingstabel of met een formule
Stap 4 ‐
Reken het antwoord uit
Stap 5 ‐
Controleer of het antwoord klopt door het te vergelijken met je schatting
66
2. Extra opdracht Opdracht betalen Overschrijvingskaart invullen Rosalie wil aan haar neefje € 50 overmaken voor zijn verjaardag. Dit wilt ze doen doormiddel van een overschrijvingskaart. Rosalie vraagt aan jouw hulp bij het invullen van de overschrijvingskaart. Hieronder staan de gegeven die je nodig hebt om de overschrijvingskaart in te vullen: ‐ ‐ ‐ ‐
Lucas van der Hols Rekeningnummer: 37.66.90.234 Woonplaats in Drachten Rekeningnummer van Rosalie is 98.27.76.178
Acceptgirokaart invullen Rosalie van der Holst moet haar telefoonrekening betalen van € 49,95. Ze weet alleen niet hoe ze een acceptgirokaart moet invullen. Ze vraagt jouw hulp hierbij. Dit zijn de gegevens die je nodig hebt: ‐ ‐ ‐ ‐
Ze moet de rekening betalen aan T‐Mobile, rekeningnummer 98.09.10.198 T‐Mobile is gevestigd in Zutphen, adres Neringsweg 3, 8229 LM. Betalingskenmerk: 0968 6489 8709 6851 Rekeningnummer van Rosalie is 98.27.76.178
67
Overschrijvingskaart
Acceptgirokaart
68
3.PO woninginrichting: PO bestaat uit 2 onderdelen een Word document en een Excel document Woninginrichting 1) Word document
Bonnie gaat op kamers wonen ze heeft een leuk containerwoning gevonden waar ze in gaat wonen. Er staat in de woningkamer een keukenblok, wastafel, toilet en douche in. Verder is het helemaal leeg. Ze heeft een spaartegoed van €900,‐ die ze kan gebruiken voor het interieur. Ze heeft alleen geen tijd om het in te richten en ze vraagt jullie hulp. Let wel op het is een kleine kamerwoning dus geen grote spullen kopen. (Denk aan praktische spullen) Plattegrond van de containerwoning van Bonnie. Breedte 2.3 meter Hoogte 2.1 meter
Lengte 12.2 meter De vloer oppervlakte = L x B
Opdracht: 1. Open een Word document en sla het op onder je naam. 2. Bedenk wat je allemaal nodig hebt in een woning. Je hebt zeker de volgende goederen nodig: Bed Kast Koelkast Wasmachine Tv Tapijt (denk aan de afmeting) Gordijnen of lamellen Behang/verf (reken uit hoeveel je nodig hebt) 3. Dan ga je op internet kijken wat het allemaal kost; 4. In een Word document moeten de volgende punten staan: - Afbeelding van de spullen die je hebt gekocht; - De prijzen; - En waar je het heb gekocht. 69
Begroting 2) Excel Spreidsheet document Je hebt nu een lijst met spullen voor de containerwoning van Bonnie. Maar wat kost dat nou allemaal? Heeft ze wel genoeg geld? Bonnie is er niet zo zeker van of ze wel rond komt met haar spaartegoed van €900. Daarom vraagt ze aan jou om een begroting te maken. In een begroting zet je inkomsten en uitgaven naast elkaar. Zo zie je snel of je genoeg geld hebt. Hieronder zie je een voorbeeld van een begroting. Inkomsten/Spaargeld Spaargeld
€
Uitgaven
€
Koelkast T.V. Bed
Totaal per maand
1. 2. 3. 4.
Totaal per maand
Open een Excel document en sla het op onder je naam. Maak een begroting van al je kosten (In een schema in Excel alle kosten opsommen); Let op! Bonnie heeft maar €900,‐ te besteden; Stel dat Bonnie niet genoeg geld heeft voor het interieur dan kan ze een consumptief krediet aangaan. (= een vorm van krediet die word gebruikt bij aanschaf van goederen) Denk bijvoorbeeld aan: - Een tv kopen via krediet bij Mediamarkt; Let op: de krediet mag niet meer zijn dan €500.
Tips Ga niet gelijk dure spullen kopen maar zoek de goedkoopste mogelijkheid. Denk aan Marktplaats!!! 70
4.PO: een scooter kopen Elena is op 9 februari 2010, 14 jaar geworden. Ze wil op haar 16e verjaardag een scooter kopen. Ze begint met sparen op haar 14e verjaardag. Ze werkt in een donutwinkel als verkoper. Haar inkomsten zijn € 185,00 per maand. Elena wil iedere maand (op 9 februari) € 80,‐ op een spaarrekening zetten. Ze heeft alleen nog geen spaarrekening. Ze wil graag bij een bank worden aangesloten die haar het hoogste rentepercentage geeft over haar geld. Vraag 1: Ze wil aangesloten worden bij een van deze banken die een hoge rentepercentage hebben: Rabobank, Postbank, ABN AMRO Bank en SNS Bank. Zoek voor Elena uit welke bank het gunstigst voor haar is? Bank Rabobank Postbank ABN AMRO Bank SNS Bank Eigen bank keuze
Spaarrente percentage
Vraag 2: Bereken hoeveel geld Elena op haar spaarrekening heeft na 2 jaar. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Elena vindt het moeilijk om een scooter uit te kiezen. Op het internet staan er zoveel modellen dat ze door de bomen het bos niet meer ziet. Ze vraagt aan jou of je haar kan helpen met het uitzoeken van een leuke en veilige scooter. Vraag 3:
Zoek drie verschillende scooters op. Noteer het merk, type, prijs en extra informatie over de veiligheid. Merk en type Prijs Extra info.
71
Vraag 4:
Zoek drie verschillende sloten voor de scooter. Merk en type Prijs
Extra info.
Zoek drie verschillende helmen. Merk en type
Prijs
Extra info.
Vraag 5:
Vraag 6:
Zoek uit wat het kost om een brommercertificaat te halen: ze heeft een theorie‐ en een oefenboek nodig. En zoek ook uit wat het kost om een examen af te leggen bij het CBR. Tel dan alle kosten bij elkaar op en dan heb je de kosten voor een brommercertificaat.
Kosten brommercertificaat -
Theorieboek
-
Oefenboek
-
Examen
Totaal
Bedrag € € € €
72
Vraag 7:
Bereken de totale kosten van de drie combinaties (scooter 1 + slot 1 + helm 1 + brommercertificaat). Kies de beste combinatie voor Elena uit. Het moet wel een combinatie zijn die ze kan betalen.
Combinatie 1 Scooter …. Slot ….. Helm …. Brommercertificaat Totaal
€ € € € €
Combinatie 2 Scooter ….
€
Slot …..
€
Helm ….
€
Brommercertificaat
€
Totaal
€
Combinatie 3 Scooter ….
€
Slot …..
€
Helm ….
€
Brommercertificaat
€
Totaal
€
Links die je kunt gebruiken: www.scooter.nu www.sloten.nl www.cbr.nl www.bol.com 73
5. PO: Etalage opdracht Stap 1 ‐
Vorm een groep met 4 personen en meld dat bij je docent.
Stap 2 ‐
Lees de opdracht goed en bepaal hoe je de informatie gaat verzamelen. En wanneer je alles bij elkaar voegt.
Stap 3 ‐
Lever je etalage opdracht in bij de docent.
De opdracht Voor verschillende soorten winkels zijn verschillende soorten etalages nodig. Je zoekt 4 totaal verschillende winkels, bijvoorbeeld tassenwinkel en een supermarkt en dan nog twee die daarvan afwijken. Van elke winkel maak je een foto van de manier waarop zij hun goederen presenteren (Je kan een foto maken met je mobiel of een camera die iemand thuis heeft.) dat zijn dus niet alleen de etalages, maar ook eventueel displays in de winkel. Van elke soort display/etalage beschrijf je;
Waarom het volgens jou op deze manier is gepresenteerd. (gebruik daarbij ook de eigenschappen van het product, goedkoop, duur, kwalitatief etc.) Voor welke doelgroep is het volgens jou bedoeld. (als de doelgroep tienermeisjes zijn moet je daarbij ook nog een kenmerk opgeven.) Hoe zou het product volgens jou nog beter gepresenteerd kunnen worden. Tenslotte zijn er volgens jou fouten gemaakt in de presentatie, zo ja welke.
Als jullie de beschrijving af hebben, dan geeft iedere deelnemer van de groep zijn eigen mening over elke van de 4 displays/etalage en die zet je erbij. Succes!
74
6. PO: Ontwikkelingslanden 1 Je gaat op zoek naar nieuws over rampen in de wereld. Dat kan in kranten en tijdschriften en natuurlijk ook op internet. Wat moet je doen? Je gaat allerlei materiaal verzamelen om daar een poster van te maken met als doel om aandacht te vragen voor een bepaalde humanitaire ramp. Hoe ga je te werk? Stap 1 ‐
Maak een groepje van twee personen
Stap 2 ‐
Bespreek met elkaar over welke ramp je een poster gaat maken
Stap 3 ‐
Spreek met elkaar af wie waar artikelen gaat zoeken
Stap 4 ‐
Misschien kan het leiden tot een echte geldinzameling voor een bepaalde actie
Stap 5 ‐
Laat in de poster het land waar het zich afspeelt duidelijk naar voren komen
Stap 6 ‐
Overleg met elkaar hoe je de poster gaat indelen.
Wat is het resultaat? Een poster met daarin duidelijk het land waar de ramp zich afspeelt en natuurlijk de ramp zelf.
75
7. PO: Ontwikkelingslanden 2 Je gaat op onderzoek uit welke organisaties zich bezig houden met kinderen die slachtoffer zijn van armoede en hoe jij die kunt helpen. Wat moet je doen? Je gaat op internet onderzoeken in welke landen veel armoede is onder kinderen, welke organisaties daar iets aan willen doen en hoe ze dat doen. Hoe ga je te werk? Stap 1 ‐
Maak een groepje van twee personen.
Stap 2 ‐
Bedenk samen twee vragen die je over armoede onder kinderen wilt stellen. Zorg dat er drie verschillende vragen komen. Noteer de vragen in een document in Word.
Stap 3 ‐
Zoek op internet een antwoord op je vragen.
Stap 4 ‐
Noteer de informatie die je gevonden hebt. Schrijf ook op wat nog ontbreekt en bedenk hoe je die informatie kunt vinden.
Stap 5 ‐
Bekijk ten slotte nog eens de organisaties en kies één organisatie die jullie zouden willen helpen.
Stap 6 ‐
Zorg dat het er verzorgt uit ziet.
Wat is het resultaat? Je hebt nagedacht over hoe je iets kunt doen aan kinderarmoede in de ontwikkelingslanden. Vertel in een kort verslag van vijf minuten waarom jullie die gekozen organisatie wel willen steunen.
76
8. Beoordelingsformulier presentatie PO Ontwikkelingslanden en PO Etalage Naam lln presentatie: ……………………………………………………………………………………………………………. Naam beoordelaar: ………………………………………………………………………………………………………………. Beoordelingsformulier
Goed
Voldoende
Matig Onvoldoende
Pakkend begin Duidelijk verhaal en indeling Staat er goed bij, oogcontact en taalgebruik Tijdlijn is correct en overzichtelijk Informatie is correct gebruikt Presentatie is origineel Tijdsduur Afsluiting
77
Bijlage
Formule 1: winkelprijs – btw = opbrengst
Formule 2: afzet x opbrengst = omzet
Formule 3: omzet – inkoopwaarde verkopen = brutowinst Formule 4: brutowinst – bedrijfskosten = nettowinst
Formule 5: omzet – alle kosten = nettowinst 79
Omzet (inclusief btw) € Btw € ‐ Opbrengst € Inkoopwaarde € ‐ Brutowinst € (Overige) Bedrijfskosten € ‐ Nettowinst € 80
KOSTEN
VASTE KOSTEN
VARIABELEN KOSTEN
KOSTEN DIE NIET BEÏNVLOED WORDEN DOOR DE PRODUCTIE.
KOSTEN DIE WEL BEÏNVLOED WORDEN DOOR PRODUCTIE.
ZOALS: HUUR
ZOALS: GRONDSTOFFEN
KOSTPRIJS = KOSTEN OM ÉÉN PRODUCT T EPRODUCEREN EN TE VERKOPEN 81