7 - E-LEARNING IN DE LERARENOPLEIDING
E-learning in de lerarenopleiding (leerkracht lagere school)
Computers in de klas
Om te beginnen maar even alle onderwijs over dezelfde kam scheren. Wat zie je als je een klas binnenkomt? ... Een landschap waarin vaak eentonigheid en kaalheid troef zijn, zeker voor Kiezen we voor blitse alle onderwijs na de lagere school: een of eerder voor rijke leeromgevingen? bord, een tafel met stoel vooraan (als je erop zit kijk je weg van het bord) en nog een heleboel tafels en stoelen (ga Hertekenen en actualiseren van het landschap waarin hij zich daarop zitten en je kijkt wél in de richprofessioneel beweegt, een mens doet dat wel meer. Chirurgen ting van het bord). Verder meestal heel werken bijvoorbeeld tegenwoordig vaak laparoscopisch, in 't klein weinig andere opvullingen en inrichdus. De binnenkant van een operatiekwartier lijkt helemaal niet ting. In de lagere school oogt het allemeer op het uitzicht van pakweg 10 jaar geleden. In een garage maal wel wat gezelliger; vaak tabellen, wordt je defecte auto zo snel mogelijk aan een computer gehangen posters en rasters aan de muren en om de diagnose van het euvel niet amateuristisch te laten klinken kasten met kaften of boeken en steein de vehikels van vandaag huizen meer computers dan in de raket vast tussen de 0 en 3 computers die in die mensen naar de maan bracht. En net hetzelfde doet zich voor aan een vorig leven nog wel enige proceskassa's van banken en warenhuizen, bij de tandarts - nog even een sorsnelheid haalden, maar waarmee, fotootje van de hele mond nemen, spoelen en klaar is kees - of op het de uitzondering niet te na gesproken, politiebureau. eigenlijk niets meer mee valt aan te vangen. In het secundair zo mogelijk Gemeenschappelijk in al die nieuwe landschappen: de doorgedreven alles nog kaler: aan de muur een poselektronica; een heleboel kastjes met schermen controlelampjes en ter en een vergeeld krantenartikel en toetsenborden. Laat dat de vaststelling zijn: de laatste jaren hebben soms een kast. Gezellig en efficiënt? de landschappen waarin we werken een heel ander uitzicht gekregen. Ik zou durven spreken van een leerElektronica daarbij wegdenken is zonder meer onmogelijk woestijn! Onderwijs volgt de trend die Integendeel, de elektronica heeft zichzelf onmisbaar gemaakt. We ik in mijn inleiding schetste duidelijk leven en werken op basis van elektronische gegevens en die moeten niet. Minstens één werkplek van een doorlopend opgeslagen, verwerkt, berekend, versterkt en doorgeleerkracht, de klas, kan je haast eleksluisd worden. De elektronica optimaliseert onze aanpak ook. tronicaloos noemen. Het minste wat Toegegeven, een geslaagde heelkundige ingreep hangt erg af van je erover kan zeggen is dat ofwel die de chirurg die uitvoert, maar zijn taak en de kansen op een goede kaalheid een bijzonder leer- en deugdafloop worden mede gedragen door de nieuwste technologieën. zaam effect moet hebben (zoiets als: Mens en machine zijn blijkbaar een verbond aangegaan waarbij ‘in die Erschränkung erzeigt sich der de elektronica helpt om alles efficiënter en grootschaliger te laten Meister’); we veranderen er immers verlopen. "En ook menselijker?", kan men zich natuurlijk ook niets aan; werken al jaren zo! Ofwel afvragen. dat er geen geld is om instrumenten Voor we ingaan op de laatste vraag, even kijken hoe het eraan te kopen die het leren van leerlingen toegaat in het onderwijs. of studenten sneller en efficiënter kunnen laten verlopen. Of - nog een derde mogelijkheid - dat er op school misschien wel andere lokalen worden ingericht waar leren via ICT wel mogelijk wordt en heel veel scholen doen de laatste tijd veel inspanningen op dat vlak, maar waarom wordt er dan nog zo frequent aan het werken in het klaslokaal vastgehouden? En meer nog: willen we computers degelijk inzetten voor andere vakken dan informatiekunde, moeten we dan niet in Marc Stevens, elk lokaal een aantal computers ter beschikking hebben?
AUTEUR(S)
7
70
EHSAL lerarenopleiding lager onderwijs, Brussel
En hoe zit dat voor lerarenopleidingen? Graag beantwoord ik deze vraag vanuit mijn positie als docent Nederlandse didactiek en ICT in de lerarenopleiding voor leraren lager onderwijs van EHSAL te Brussel (campus Nieuwland). In de nu volgende overwegingen wil ik vertrekken vanuit de huidige situatie en even onderzoeken waar hogescholen nood aan hebben op het vlak van e-learning. Ik probeer dat te doen op een kritische manier, omdat ik ervan overtuigd ben dat de lerarenopleiding te allen tijde mensen wereldbeelden overdraagt, soms bewust, soms onbewust, waar studenten en wellicht ook hun pupillen straks (deels) zullen naar leven. Laten we ons bewust zijn dat we waarden en een visie doorgeven die onze maatschappij van over twintig of dertig jaar sterk zullen bepalen!
Een stand van zaken op het vlak van e-learning Een student ‘aanle/oggen aan een computer’ en hem zo instrueren of bevrijden van foutjes zoals de chirurg of garagist dat doen, is voor ons tot nader order onmogelijk. Zo drastisch en gericht kunnen lerarenopleiders niet omspringen met hun elektronische hulpmiddelen. Wat wij met lerenden doen, is subtieler, vraagt meer tijd en is complexer dan een doorsnee ziekenhuisbehandeling of autoherstelling (raar toch dat een docent niet meer verdient!). Bovendien moeten studenten in een lerarenopleiding met mensen leren omgaan. Het zou absurd zijn te denken dat je dat kan leren door uitsluitend met je computer te praten. Ik hecht daarom ontzettend veel belang aan het opzetten van rendementsvolle contacturen waarin ik studenten confronteer met allerlei aanpakken, werkvormen en leermiddelen. Die momenten zie ik dus veeleer als leerkernen waarin studenten allerlei ERVARINGEN opdoen die hen inzicht geven in wat leren is en op welke manier dat optimaal kan gebeuren. Het grootste probleem is dat zij manieren moeten verwerven om het leren bij de leerlingen te leggen. Voorwaar iets waar de computer weinig hulp kan bieden. We moeten dus goed onderzoeken welke elektronische hulpmiddelen het leren van studenten zinvol kunnen ondersteunen. Wat hou ik zelf over? Wat vind ik m.a.w. een verbetering, zowel voor lesgever als student, tegenover de leersituatie van pakweg twintig jaar geleden? Maar ook: waar zitten de addertjes onder het gras, en wat kunnen we in de opleiding maar beter vermijden?
Communiceren met studenten Van handschrift naar tekstverwerking
Elke docent een eigen website? Een eerste alternatief om op afstand en buiten de uren te communiceren, bestaat erin dat ik er zelf een website op nahou en op de studentenplek van die website (taalleerkracht.be) antwoorden presenteer op de meest gestelde vragen. Studenten die eerst de site bezoeken kunnen een deel van hun problemen daar opgelost vinden. Het rare van zo’n site is dat het blijkbaar heel gemakkelijk is om hem te raadplegen, maar dat het opzetten van een eigen site door collega’s blijkbaar heel moeilijk is. Bij ons waagt zich daar slechts een fractie aan. Spijtig, want wat mij betreft gaat het hier om een zeer handige vorm van ondersteuning bij het leren (vragen oplossen, extra documenten doorspelen, afspraken aangeven, ...). Te meer omdat je vak en cursus van overal ter wereld toegankelijk zijn en je dus niet steeds met stapels papier onderweg hoeft te zijn. Je hoeft ook niet elk jaar een nieuwe cursus uit te geven: veranderingen zijn onmiddellijk en studenten kunnen van de site ‘plukken’ wat ze nodig hebben. Toch is het duidelijk dat je inzake elektronisch leren zowel bij student als lesgever moet spreken van twee snelheden. Sommige studenten kunnen thuis beschikken over zeer veel voorzieningen; anderen hebben niet die mogelijkheden. Ik krijg geregeld vragen van studenten over mijn evaluatienormen en of die bepaald worden door de inbreng via internet. En het breekpunt is echt wel de toegangsmogelijkheid van thuis uit (of de werkplek van de student). Onze hogeschool is goed uitgerust met computers, maar het even moeten aanschuiven tijdens de middag en het over de middag heen al hollend moeten uitvoeren van al de internettaken, frustreert studenten enorm. De student die ‘s avonds niet kan beschikken over een snelle toegangslijn tot het net, voelt zich snel achtergesteld! Maar hetzelfde kan gezegd worden van collega’s. Ook hier zien we enorme verschillen op het vlak van competentie én uitrustig. Want geef toe, een garagist of aan een ziekenhuis verbonden chirurg hoeven toch geen van beide de computers aan te schaffen waarmee zij hun werk kunnen uitvoeren. Maar net dat wordt wel min of meer verwacht van leerkrachten en docenten. Raar toch! En wellicht is het de reden dat het onderwijs niet voorop kan lopen op het vlak van elektronische ontwikkelingen. Een tip dus aangaande het beleid: zouden we niet beter eerst docenten goed uitrusten, om vervolgens te kiezen voor de rest van het veld?
Elektronische briefwisseling De meeste van mijn studenten hebben een eigen e-mailadres en zijn dus elektronisch bereikbaar. Waar ik vroeger problemen had met het opgeven van opdrachten en het maken van afspraken op korte termijn (voor morgen verandert er wat...) daar merk ik dat ik toch iedereen in de goede richting krijg door een groepsmail te verzenden. Prima. Daarnaast nemen studenten buiten de uren vaker contact met me op, wat voor hun leren positief is. Die vragen gaan meestal over praktijk, maar het is daar waar het schoentje
Het discussieforum Een tweede begeleidingsalternatief waar ik bijzonder achtersta na heel goede ervaringen, is het discussieforum. Zo’n forum maakt vaak de belangrijkste functie uit van een elektronisch leerplatform als ‘Bridged’ of ‘Blackboard’, maar op internet vind je ook een gratis aanbod van plekken die je zelf kan inrichten om zo’n ‘board’ op te starten. Het stelt studenten in staat vragen te stellen of vragen van hun peers te beantwoorden. Voor de begeleidende docent vraagt dat al iets
7
VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders jrg 24(3) 2003
Laat ons maar even met iets schijnbaar banaals beginnen. De meeste studenten beschikken thuis over een computer. Ze maken hun werkjes aan de hand van een tekstverwerker. Dat is een goede zaak. Verbeteren en snel presenteerbaar maken van opdrachten en oefeningen zijn voor iedereen haalbaar. Ik hoef bij het schriftelijke werk niet langer te noteren dat iemand beter voor geneesheer had gestudeerd dan voor leerkracht. Prima, maar toch niet vergeten dat leerkrachten netjes op bord moeten kunnen schrijven. Raar vind ik dat deze verandering quasi onopgemerkt in ons leven is binnengeslopen en zich bovendien op vrij korte termijn heeft doorgezet. Toch een verbetering.
al meteen knelt. Als lerarenopleider krijg ik een aantal uren voor begeleiding van studenten, maar nooit zoveel dat ik alle mails van studenten zinnig kan beantwoorden. Hier moeten alternatieven gezocht worden.
71
minder energie, omdat hij studenten zelf vragen kan laten beantwoorden van hun collega’s. Onderstaand voorbeeld kan een en ander verduidelijken. Allereerst krijgt u een overzicht van de opbouw van mijn forum (de discussielijnen), daarna duiken we één discussielijn binnen (voor alle duidelijkheid: in die lijn staan oudere berichten achteraan. Deze discussie leest u dus best omgekeerd. Tot slot: namen van studenten verving ik door toevallig gekozen initialen). Discussielijn: Problemen met spellingsles
Gepost door: BS op 3 maart, 2003, 02:38:44 NM Ik moet een spellingsles geven over ei en ij. Het probleem hierbij is dat het woorden zijn die ze moeten onthouden.Daar is geen echte regel bij. Hoewel ik in een 2e leerjaar sta, wil ik het zo leuk mogelijk maken zodat ze de woorden toch onthouden. Ik gebruik al een verhaal met ei-woorden, maar vind dit niet genoeg. Wie kan mij helpen om leuke ideeën te vezamelen?
4
Gepost door: MY op 3 maart, 2003, 07:50:57 NM Je kan werken met tekeningen van woorden waarin ei en ij voorkomen, voorbeeld een tekening van een ei en een tekening van een ijsje. Zo zou je er een heleboel aan bord kunnen hangen en de kinderen deze laten sorteren in twee kolommen: woorden met ei en woorden met ij. Dat van die tekst vind ik ook wel leuk, dan kunnen ze zelf op zoek gaan naar
E-learning in de lerarenopleiding (leerkracht lagere school
7
72
Overzicht van een discussieweb
woorden met ei en ij. Er bestaat hiervoor geen echte regel, het is een kwestie van inoefenen en herhalen. Gepost door: BS op 3 maart, 2003, 10:20:08 NM Bedankt Yardena. Dit is toch al iets waar ik naar op zoek kan gaan. Veel succes nog met de stage en verzorg je goed Gepost door: sungirl op 3 maart, 2003, 10:30:54 NM Misschien kan je op het einde pictionary spelen? Een leerling komt dan vooraan op bord een woord tekenen waarin een ei/ij voorkomt. Jij geeft de leerling vooraan wel een kaartje waarop zo'n woord staat. Diegene die juist geraden heeft wat er wordt getekend, moet het woord nadien aan bord komen schrijven (eventueel in de kolommen). Zorg er wel voor dat de kinderen 'gericht' raden: het kunnen enkel woorden zijn waarin een ei/ij voorkomt! Groetjes K. Gepost door: RD op 4 maart, 2003, 11:13:37 VM He, dat is wel een leuk idee! Daar had ik nog nooit aan gedacht! R. Gepost door: BS op 4 maart, 2003, 05:20:19 NM Thanks. Dit helpt mij wel vooruit. Waar halen jullie die is inspiratie toch? Groetjes van S. Gepost door: MY op 4 maart, 2003, 05:41:54 NM Hé Sylvie, ik heb nog een ideetje om je les mee aan te vangen. Je kan een tekst voorlezen die volstaat
van met ei en ij woorden. Je leest die dan voor en dan vraag je aan de kinderen of hen iets opviel: de ij klank zullen ze dan zeggen. Dan kan je hen vragen of alle ij klanken hetzelfde geschreven worden en zo rol je dan in de rest van je les. Voorbeeld van zo een tekstje: er was eens een meisje en die at graag een ijsje, enz Gepost door: PI op 4 maart, 2003, 08:40:57 NM Dit zijn wel allemaal leuke ideeën! Vorig jaar had ik ook zo'n les om te geven, maar toen had ik nog niet die inspiratie. Maar nu, met zoveel mogelijkheden, kan je les niet meer stuk hoor denk ik Sylvie. Nog veel succes he!! Iedereen trouwens Groetjes I. Gepost door: BS op 8 maart, 2003, 11:20:18 NM Ja mijn les is al gemaakt en ik ben er wel fier op (ook al zijn het jullie ideeën). Tijdens de vorige stage had ik ook een viertal woorden op het bord geschreven waarvan de letters door elkaar waren. De leerlingen moesten de letters op de goede plaats zetten zodat ze het woord gevonden hadden (om ter eerst). Ze vonden het een leuk spelletje, maar het heeft heel lang geduurd omdat ze het moeilijk vonden. Ik heb constant tips moeten geven. En het waren dan nog woorden die ze al op bord en in hun werkboek opgeschreven hadden. Dus dat zag ik niet zitten in een 2e leerjaar! Veel geluk en moed tijdens de stage Groetjes S.
Ook voor de docent die het moeilijk heeft om een eigen site op te zetten, kan een elektronisch leerplatform een handig alternatief vormen om het leren te ondersteunen. Het kan immers veel gemakkelijker ‘bestuurd en geactualiseerd’ worden. Je hoeft eigenlijk weinig van een computer te kennen om een elek-
Het elektronisch portfolio Net zoals rond de elektronische leerplatforms, is er nogal wat te doen rond programma’s die studenten in staat stellen hun werk op het net te zetten, of te presenteren aan hun docenten. Het gaat om zgn. portfolioprogramma’s of -services. De ontwikkelaars ervan maken zich sterk dat al het werk van studenten in een elektronisch formaat kan gestoken worden. Maar juist dat stoort me. Een elektronisch portfolio blijft min of meer virtueel in die zin dat de docent niet meer fysiek kan omgaan met het werk van de student. Corrigeren van bepaalde onderdelen is niet meer vanzelfsprekend, want wanneer ik op het scherm kijk en dan via een (andere?) computer correcties moet intypen, wordt het van het goede wat te veel. Laat je integendeel studenten zo’n platform gebruiken als een plek waarop ze hun leergeschiedenis presenteren, zodat alle leerkrachten zicht kunnen hebben op wie de student is en welke ontwikkelingen hij reeds doormaakte, dan praten we opnieuw over een meerwaarde. We blijven dus best op een gezonde manier denken over e-learning: we bepalen best eerst onze leerdoelen en kiezen dan middelen en instrumenten om die doelen te realiseren. Wanneer de elektronica ons daarbij kan helpen, is dat mooi meegenomen, maar wanneer we koste wat kost op elk moment en elke interventie moeten gaan kiezen voor de elektronica, dan denk ik dat een of andere lobby haar werk wat te goed aan het doen is en is ‘temporiseren’ en gezond verstand gebruiken echt wel aan de orde. Ook bij zoiets als het elektronische portfolio zijn nader onderzoek en een brede discussie met alle betrokkenen noodzakelijk.
Elektronische hulpmiddelen bij het leren Drink, maar drink met mate is een spreekwoord dat men in het achterhoofd moet houden wanneer men zich met de auto op de weg begeeft. Volgens mij en
7
VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders jrg 24(3) 2003
Ingrijpen van de docent is in zoverre nodig dat hij nu en dan een injectie moet geven om een forumonderwerp gestart te krijgen en dat hij bij blijvende problemen en fouten die studenten aan elkaar doorgeven toelichting moet geven, maar voor het overige mogen we echt geloven dat studenten veel kunnen leren van hun lotgenoten. En we kunnen nog beter. Een studente drong er op aan het forum ook open te stellen voor oud-studenten, zodat het blijvend bezocht kan worden en studenten in opleiding in communicatie kunnen treden met afgestudeerden, beginnende of wat meer ervaren leerkrachten. Bij het gebruik van zo’n forum mogen we in ieder geval één zaak zeker niet over het hoofd zien. Een forum dient om wat in contacturen op tafel komt, te nuanceren en te verfijnen door blijvende vragen openbaar te maken en over afstand met elkaar te discussiëren. Het vormt in ieder geval niet de kern van het leren. In elk leren zit een sociale factor: het met elkaar omgaan en zoeken naar oplossingen voor vragen en problemen; het afspreken waarover geleerd kan worden en het gebruiken van elkaars capaciteiten om ergens te geraken, zijn wat mij betreft essentieel. Zeker een leraar die straks in een team aan de slag moet om kinderen ‘wijs’ te maken, kan zijn job niet uitsluitend elektronisch leren.
tronisch bord te beheren. Omdat dit medium makkelijk te bedienen is en veel mogelijkheden in zich draagt, stelt onze hogeschool een board ter beschikking van alle docenten. Maar echt massaal wordt dat nog niet gebruikt. Hier hoort dus een woordje van reserve: zolang niet de meerderheid van docenten dit elektronische communicatiekanaal inzet, kunnen we het niet als een formeel leermiddel gebruiken. Hetzelfde principe geldt voor studenten. Op het forum dat ik opzet voor discussie rond de cursus ‘didactiek van het Nederlands’, neemt 1/3 van de studenten regelmatig deel aan het forum. Nog 1/3 slaagt erin om het forum zo nu en dan met een bezoek te vereren, maar het rendement voor die studenten kan al in vraag gesteld worden. Het laatste derde geraakt ofwel niet ofwel met veel moeite op die werkplek, zodat van aanvullend leren geen sprake is. Al bij al is dat zeer betreurenswaardig, omdat de kwaliteit van de discussies soms groot is. En waar knelt de schoen? Bij het gebrek aan uitrusting van docent en student, of bij het gevoel dat een elektronisch leerplatform toch niet de kern van het leren kan uitmaken? Wellicht een vraag die om heel veel bezinning vraagt.
73
mijn collega’s geldt dat ook wanneer men gebruik maakt van elektronische (snel)wegen. Op de hogeschool zijn wij doorlopend op zoek naar efficiënt computergebruik. We gaan niet één, twee, drie in zee met elk nieuw elektronisch snufje, maar proberen heel overwogen keuzes te maken. En het liefst van al doen we dat vanuit noden van docenten en studenten. • Waar studenten zachtjes aan genoeg van krijgen zijn de Powerpointpresentaties waarmee men ze om de oren slaat. Een docent denkt “in” te zijn als hij de leerstof via spatiebalkgetoets kan introduceren bij zijn publiek. Ik meen evenwel dat we hier met serieuze computerinflatie te maken hebben. In een eenvoudige Powerpointpresentatie zit geen meerwaarde tegenover het werken met bord of overheadprojector, integendeel! Vaak wordt het verhaal heel lineair en gezien alles vooraf vaststaat, hebben studenten veel te weinig inbreng in het leerproces.
4
• Nee, dan zie ik studenten liever surfen op het web, op zoek naar materiaal voor vakken of hun stages. Het World Wide Web is zowat onuitputtelijk en heeft veel meer potentie en mogelijkheden dan een zoektochtje in de bibliotheek van onze school. Deze vorm van computergebruik en e-learning zou ik zonder meer een positieve evolutie willen noemen. Omdat wij op onze school sterk geloven in samenwerkend leren, dringen we er bij studenten op aan vaak ook samen achter de computer te gaan zitten. Het gesprek over hoe je met een programma werkt of over de resultaten is vaak leerzamer dan wanneer je op de computer enkel op zoek bent naar resultaten of een product. Onze school heeft de laatste tijd veel geïnvesteerd in informatisering en één van de sterke stukken hardware vind ik het draadloze netwerk waarop studenten met een draagbare computer snel en probleemloos kunnen inloggen. Op die manier kunnen computers ook in de klas ingezet worden zonder daarin te overdrijven: functioneel en gericht!
E-learning in de lerarenopleiding (leerkracht lagere school
7
74
• Een ander voorbeeld van zinnig computergebruik maar dan aan de kant van de docent, is het gebruik van werkzame computerprogramma’s zoals ‘Parc’ dat is. Omdat een dergelijk programma niet bestond in het commerciële circuit beslisten we om het zelf te ontwikkelen. Parc is een programma dat de docent helpt om feedback te geven op prestaties, oefeningen of werk van studenten. Het is in het huidige hoger onderwijs in Vlaanderen geen vanzelfsprekendheid dat studenten concrete feedback krijgen voor vakgebonden prestaties of resultaten. Nochtans is het niet kwaad dat een student zo nu en dan wat feedback krijgt, zodat hij het studiewerk voor bepaalde vakken kan bijsturen en optimaliseren. Ook de algemene rapportering na een evaluatie- of deliberatievergadering is in hetzelfde bedje ziek. Toegegeven, de meeste studenten willen punten zien. Dat is de uitslag, zwart op wit, en die biedt duidelijkheid wat betreft slagen, niet slagen en herexamens. Maar als het op ‘leren voor later’ en dus remediëren en bijsturen van studenten aankomt, schiet zo'n rapportering faliekant tekort. Om zichzelf bij te sturen, heeft een student meer nodig, nl. commentaren die hem duwtjes in de juiste richting geven.
Deze overwegingen brachten ons ertoe om eens na te gaan of het geven van commentaar aan het adres van een student niet aan de hand van de computer kan verlopen, zodat een docent er ondanks het uitgebreide werk toch toe komt. Wat in onze speurtocht naar nieuwe mogelijkheden meteen opviel, was dat studenten vaak dezelfde fouten maken of dezelfde tekortkomingen vertonen. Van de kant van de docent betekent dat, dat hij vaak tegen dezelfde mensen dezelfde dingen moet zeggen. Studenten met dezelfde fouten samenzetten voor vakinhoudelijke begeleiding, rendeert dan weer niet, omdat studenten ook nog allerlei andere niet gemeenschappelijke fouten maken. Het commentaar geven in groepjes is dus geen oplossing. Zo te zien kan de computer hier inderdaad wel soelaas bieden. Wanneer een docent immers over een programma kan beschikken waarin hij vooraf een heleboel gedetailleerde commentaren heeft ondergebracht (in een bestandenreeks), dan kan hij bij de correctie van een examen, oefening of toets die commentaren (bij regelmatig opduikende fouten) oproepen en afdrukken op een voor elke student individueel gegenereerd rapport. Uiteraard is dit programma zo flexibel dat er tijdens de rapportering ook nog meteen individuele commentaren mee kunnen weergeven worden. De student van zijn kant krijgt een persoonlijk rapport, wat de motivatie op zijn beurt kan verhogen. En dit alles doet Parc. Het programma stelt de docent in staat allerlei commentaren uit een database op te halen en in een rapport te bundelen. Zelf gebruik ik het programma om feedback te geven bij examens en vooral om studenten uitgebreid commentaar te geven bij lesvoorbereidingen die ze maken voor hun stages. De reacties van studenten op deze vorm van rapportering is erg positief. Het uitgebreide karakter met nuanceringen krijgt veel waardering. • Een computer is een handig hulpmiddel om beelden te manipuleren en er een leeromgeving rond te creëren. Dat is ook de bedoeling van de makers van de ‘Mile’ programma’s. In Mile krijgen de studenten filmpjes voorgeschoteld die telkens een didactische situatie tonen, zoals een les of een activiteit met kinderen, en daar een commentaaromgeving rond creëren. De studenten kunnen wanneer ze bv. in duo’s met het programma werken, discussiëren over wat ze zien, maar ook commentaar opzoeken en theorieën raadplegen. Boeiend en interessant. Zowel voor wiskunde als voor taal kunnen we in onze school gebruik maken van Mile-modules. Waar we nog wel mee worstelen is de manier waarop we de programma’s aan studenten aanbieden. Wanneer dat niet sterk georganiseerd is, merken we dat studenten het toch nog moeilijk hebben om zelf de stap te zetten en aan de slag te gaan met het programma. • We kennen ze, de lerarenopleidingen waar alles met de computer gebeurt. Elke student loopt er doorlopend rond met zijn laptop, die hij omwille van het gewicht en verplichte gebruik allang beu is. In het leslokaal zitten studenten natuurlijk ook met een computer voor hun neus. Uiteraard is zoiets handig om ongemerkt in je neus te kunnen pulken, maar deze aanpak gaat volgens mij voorbij aan de essentie van
onderwijs. Het ter beschikking hebben van enkele computers per lokaal is daarentegen een oplossing die mij wel wat zegt. In onze hogeschool vinden we de meeste computers in aparte computerlokalen. Die zijn zeer geschikt om tijdens ICT-lessen het werken met de computer in de vingers te krijgen, maar op die manier geven we computers een vreemd statuut. Willen studenten de computer authentiek en geïntegreerd leren hanteren, dan moeten ze dat eigenlijk tijdens alle lesuren kunnen doen. Ik pleit dus voor het opstellen van enkele computers in alle klaslokalen. Op die manier vergroot de kans dat studenten dit instrument ook tussendoor en tijdens de lesuren kunnen gebruiken. Volgens mij moeten we de sleutel van zinvol elektronisch leren dan ook zoeken in het samengaan met andere vormen van leren.
Literatuur Artikels in: Klasse voor leerkrachten (1996-2003). Nr 69, november 1996 (themanummer rond Internet); nr.119, november 2001, 6-9; nr. 133, maart 2003, 8-9. Despiegelaere, Guido (2003). Op de drempel van de digitale tijd. Knack, 5 februari 2003, 12-15. Logt, Ad van der, ‘Het leesdossier in een elektronische leeromgeving’. In: Levende Talen, jg. 4 nr. 1, 2003, 27-35. Surf, Handboek Elektronisch Portfolio in het Hoger Onderwijs. Universiteiten Maastricht & Utrecht.
Tot slot Het is avond, om precies te zijn vrijdagavond, 16.45 uur. De laatste les is afgelopen. De studenten hebben zich snel uit de voeten gemaakt. Het weekend roept immers en de dag is al niet meer zo jong. De docent heeft zich even neergezet, want na dit lekker lopende maar ook wel hectische uurtje hoekenwerk (jawel, op hogeschoolniveau!) met als onderwerp ‘leesdidactiek’ is het prettig om even de stilte van het lokaal te proeven en te genieten van al het leren dat zich heeft voorgedaan. Het is een goed gevoel, wat hier in deze lege ruimte rondzweeft. Het is een gevoel van: verdorie, dat samen laten onderzoeken en bevragen van vijf invalshoeken met betrekking tot nieuwe leesdidactiek, da’s toch de moeite. Studenten gaan immers een interessante confrontatie aan met verscheidene nieuwe onderwerpen; ze discussiëren over standpunten en vragen die blijven hangen; erg interactief, intensief zelfs en vanuit een geboeidheid en met veel motivatie. Dit gevoel heeft de docent nooit wanneer hij zijn computer uitknipt voor het al te late slapengaan, maar wel na een geslaagde les! Er zijn dingen die computers heus niet kunnen!
VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders jrg 24(3) 2003
Geef computers en het elektronisch leren daarom de plaats die hen toekomt, zeg ik, nog steeds heel enthousiast om ermee te werken, want het is ook mijn hobby en een stukje verslaving, maar wel heel bewust dat in het onderwijs computers op de tweede plaats komen! Het hertekenen van de opleiding, uitsluitend in functie van de elektronica lijkt me wat overdreven. Er zouden belangrijke waarden verloren gaan. Wanneer collega’s over de nodige faciliteiten en financiën kunnen beschikken - we hopen erop dat Vlaamse hogescholen heel binnenkort hogere dotaties krijgen om niet hopeloos achterop te hinken - is het goed om met het team stil te staan bij welke taken en functies computers in de opleiding kunnen vervullen. De kaalheid van een lokaal heeft ook wel iets. Ze leidt tot een zekere ascese en vertelt studenten dat mensen belangrijk blijven, zelfs de belangrijkste schakel zijn wanneer we het over leren hebben. Wanneer ik de leeromgeving zelf gestalte mag geven, ga ik niet voor blits of hip, maar voor rijk en weloverwogen.
7
75